Deze Jezus Ds. R. Kattenberg – Handelingen 1:10-11 (Hemelvaartsdag)
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 24: 4, 5 Handelingen 1: 1-12 Psalm 68: 9, 16 Psalm 7: 4 Psalm 8: 1
Gemeente, op deze Hemelvaartsdag willen we met ’s Heeren hulp het Woord van onze God overdenken, naar aanleiding van de tekst die u vindt in Handelingen 1 vers 10 en 11: En alzo zij hun ogen naar de hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, zie, twee mannen stonden bij hen in witte kleding, welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijk gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren. Gemeente, onze tekstwoorden spreken van: Deze Jezus. 1. Hij wordt in verbazing nagestaard door de discipelen 2. Hij wordt in heerlijkheid gepredikt door de engelen 1. Hij wordt in verbazing nagestaard door de discipelen De Heere Jezus heeft Zijn tijd hier op aarde vol gemaakt. De veertig dagen na Pasen zijn vervuld. U weet het, het getal veertig geeft in de Heilige Schrift zo vaak het begrip weer van de volheid. Dan is iets afgerond. Zo ook voor de Heere Jezus. De tijd is vol. En het ogenblik is daar, dat Hij heengaat, ten aanschouwen van Zijn jongeren, die tegelijkertijd ook Zijn broederen waren. Hij is heengegaan. Nee, niet in de dood; dat is verleden tijd, dat is volbracht. Toen was het: nedergedaald ter helle. Maar nu, op de dag van de hemelvaart is het: opgevaren ten hemel! Had Maria Magdalena de boodschap niet meegekregen: Ga heen tot Mijn broeders (de discipelen) en zeg hun: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God (Joh.20:17)? Welnu, dat is nu werkelijkheid geworden op deze doorluchte dag, de dag van Zijn hemelvaart. En als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg van hun ogen. Stel u eens even voor, gemeente, wat dat voor de discipelen geweest is. Dat is werkelijkheid geweest! Tegen alle wetten van de zwaartekracht in, die God naar Zijn macht en majesteit, naar Zijn believen, een ogenblik buiten werking stelt, gaat de Heere Jezus van de aarde heen naar het Vaderhuis met zijn vele woningen. Dat is werkelijkheid geweest voor de ogen van Zijn discipelen.
www.prekenweb.nl
1/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Kunnen we het ons voorstellen hoe ze daar als vastgenageld aan de grond hebben gestaan en gezegd hebben: ‘Wat gebeurt er nu toch? Wat is er nu toch aan de hand?’ Daar gaat Hij, jawel, Híj gaat heen, maar zíj blijven hier achter op deze aarde. Vol verbazing kijken ze hemelwaarts. Daar gaat Hij, hun lieve Meester, aan Wie ze zich verbonden weten met al de liefde van hun hart. U herinnert zich misschien wel wat er in vroeger dagen gebeurde als een vissersschip de haven verliet. Als er een jongen voor het eerst meeging uit varen, dan was vanzelf zijn moeder van de partij om hem uit te zwaaien. Welke moeder zal in zulke omstandigheden haar jongen niet een laatste vaarwel toeroepen? Het schip maakt zich los van de kade… er wordt gezwaaid… Die moeder zwaait en haar jongen zwaait… En als je dan lang genoeg bleef kijken, dan stond die moeder er nog als haar jongen al lang verdwenen was. Dan stond ze nog te turen naar dat plekje, waarvan ze wist: dáár, dáár is mijn jongen uit het gezicht verdwenen. Dan stond ze nog te turen om hem als het ware vast te houden. Daaraan moeten we denken als we lezen dat deze discipelen hun ogen naar de hemel hielden terwijl Hij heenvoer. Het is maar goed dat hun ogen niet kunnen dwingen. Want dan zouden ze hun lieve Meester dwingen om terug te keren. Gunnen ze Hem dan de heerlijkheid niet? Gunnen ze Hem de tegenwoordigheid van de hemel niet? En gunnen ze Hem niet het één zijn met Zijn Vader, nadat Hij alle gerechtigheid volbracht heeft? Gemeente, zeker wel! De discipelen hebben de Heere Jezus de heerlijkheid die Hij tegemoet gaat, niet misgund. Helemaal niet! Maar er is iets anders aan de hand. Wat dan? Wel, ze kunnen Hem niet missen! Wat voelen ze opeens een leegte in hun bestaan. En wat kijken ze Hem na, in verbazing, maar ook verweesd. Wie hebben ze nu, die voor hen zorgen moet? Wie zal het nu voor hen opnemen? Daar staan ze. Tenslotte kijken ze op tegen de wolk, die zich tussen de Heere Jezus en hen heeft ingeschoven; de wolk die Hem wegnam van hun ogen, die Hem verborgen heeft voor hun ogen. Daar staan ze nu. Hoe verder? Zal Petrus nu de richting aangeven? Zal hij zeggen: ‘Kom maar, ik ben al zo vaak de eerste geweest, ik zal het je wel vertellen’? Petrus weet het ook niet. Johannes dan, die zo bij uitstek de liefde van de Heere heeft mogen ervaren in zijn leven? Kom, Johannes, kunt u niet zeggen wat we doen moeten op deze dag? Nee, Johannes ook niet. En Thomas? Hij is wat later gekomen met zijn geloofsgetuigenis, maar het was er ook zoveel heerlijker om, op een dag na Pasen, toen hij gezegd heeft: Mijn Heere en mijn God! (Joh.21:28) Een verlaat Pasen, maar ook een verdiept Pasen voor Thomas. Weet híj het misschien? Nee! Nee, gemeente, zij weten allemaal niets. Hoe nu verder? Ach, al weten zij het niet, Gód weet het! Wacht maar, discipelen, God heeft engelen bij de hand! Engelen ontmoet je steeds weer op de snijpunten van het leven van de Heere Jezus. Let er maar eens op: als Christus geboren zal worden in de kerstnacht, dan hebben de engelen daar gezongen in het luchtruim. En dan is daar een engel geweest, die de herders de weg heeft gewezen. Weten jullie het niet, herders? Maar God weet het wel! En ik ben een bode van Hem. Gij zult het Kindeke vinden in doeken gewonden en liggende in de kribbe. (Luk.2:12) www.prekenweb.nl
2/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Engelen zijn er ook bij het geopende graf van de Heere Jezus. ‘Weten jullie het niet, vrouwen? Wat komen jullie hier toch eigenlijk doen? Hij is hier niet, Hij is opgestaan! Ziet, Hij gaat u voor naar Galilea. Volg Hem maar!’ En gemeente, hier bij de hemelvaart, weer zo’n snijpunt in het leven van de Heere Jezus, hier worden de engelen opnieuw ingeschakeld ten behoeve van de achtergebleven discipelen. Daar staan de discipelen en daar komen de engelen bij hen, plotseling, heel ongedacht en heel onverwacht. Ook dat is weer zo’n heel bijzondere ervaring geweest voor de jongeren van Christus. Als een bliksem uit de hemel, zo staan ze daar in een ogenblik, die engelen. In het lichte, het reine kleed van de hemel. Ja, de hemel was opengegaan om de Heere Jezus intocht te verlenen: ‘Verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning in moog’ rijden!’ En Hij ís ingegaan, want de deur was open. Maar - met eerbied gezegd - God heeft van die openstaande deur nóg een keer gebruik gemaakt. Niet alleen om Zijn Zoon binnen te laten komen, maar ook om de engelen uit te laten gaan. Eén komt er binnen; de Zoon van God, Die de gerechtigheid heeft vervuld. En anderen gaan er uit; namelijk de engelen, die in dienst staan van hun God en van hun Zender, door diezelfde geopende deur. Deze engelen hebben wat te zeggen hier op deze aarde, aan het adres van de discipelen. Daar zijn ze immers voor? Het woord ‘engel’ betekent immers: boodschapper, gezant. Wat is nu een boodschapper die geen boodschap bij zich heeft? Wat is een gezant die niet gezonden is? Wat zou een engel zijn als hij geen woord van God te brengen heeft? Een engel is een boodschapper van ’s hemelswege; hij heeft een woord bij zich uit de hemel, een woord uit de mond van God. En daarom gaat het om de boodschap; niet om de engelen allereerst, want zij gaan aanstonds weer terug naar de hemel. Wat zouden de discipelen moeten met de engelen, gemeente? Met een engel kom je ook in de wereld van vandaag uiteindelijk geen stap verder. Maar die engelen hebben een boodschap! En waar de engelen weer zijn heen gevaren naar de troon van God, daar is de boodschap die ze gebracht hebben, hier achtergebleven. Weet u hoe lang? Tot vandaag toe! Tot op vandaag staat de boodschap van de engelen zwart op wit in het Woord van God: Welke ook zeiden: Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Gij Galilese mannen! Wat een trefzekerheid, gemeente, wat een gerichtheid. Nee, niet zomaar: Gij mannen. Nee, Gij Galilese mannen. Ze weten dus kennelijk precies wie ze voor zich hebben. Maar hoe weten ze dat nu zo precies, want engelen zijn toch niet alwetend? Wat denkt u, zouden ze geen onderricht gehad hebben van Degene, Die hen gezonden heeft? Zou God hen niet geïnformeerd hebben en zou Hij hen niet gezegd hebben: ‘U zult daar mannen vinden en die moet u aanspreken met: Gij Galilese mannen’? Waarom nu juist zo? Wel, met deze woorden hebben de engelen gepoogd om geen afstand te scheppen tussen zichzelf en de discipelen. Die engelen komen wel uit de hoge, maar ze spreken niet uit de hoogte. Ze weten, vanuit de hemel, hoe die mannen hier staan. En nu proberen ze in hun woorden een zekere geruststelling aan te brengen. Gij Galilese mannen. Het mogen dan engelen zijn, en de discipelen mogen daarvan verschrikt en verbaasd zijn, maar ze spreken hen aan met de woorden die hen bekend voorkomen. Ze zijn blijkbaar bekend; ze staan bekend als Galilese mannen. Zo proberen de engelen de afstand te overbruggen en de discipelen gerust te stellen. De hemel ziet u, www.prekenweb.nl
3/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
mannen, want jullie zijn afkomstig uit Galilea. En de hemel leeft met u mee. God leeft met u mee, want in Zijn Naam komen wij. Hier zijn we als Zijn boodschappers. God kent u, Hij weet wie u bent! Wat trefzeker, gemeente, wat rijk is dat! En zo is het nog. Zoals het toen was, op de dag van de hemelvaart, zo is het vandaag nog. Als het Woord tot u komt, dan wordt u ook bij name genoemd. De Heere kent u, van buiten en van binnen. Hij kent uw nood. Hij weet van de ontreddering van uw leven. Hij weet van de vragen van uw hart. Ook vandaag! Hebt u vragen meegebracht naar de kerk op deze dag, op deze Hemelvaartsdag? Dat u misschien zegt: ‘O, God, hoe moet dat toch?’ Als je weet hebt van je eigen aardsgezindheid en van je zonden en van je niet-kunnen-bestaan voor God? Hoe zou God me aanspreken? Hij zou me van voor Zijn aangezicht moeten wegdoen. Hij zou moeten zeggen: Ik wil met u en Ik kan met u nooit meer te maken hebben. Maar gemeente, God zendt Zijn dienaren uit, Zijn boodschappers, om u aan te spreken! O, wat een rust gaat er uit van dat Woord, als we daarin lezen mogen dat de hemel van onze strijd en van onze vragen afweet. Dat de hemel er van afweet, wat wij nodig hebben. Dat weet de Heere precies. Gij Galilese mannen, wat staat gij en ziet op naar de hemel? Hoort u daarin ook niet een zacht verwijt? Wat staan jullie daar toch, mannen, en wat kijken jullie op naar de hemel? Wat hebben jullie toch slecht geluisterd naar de boodschap die Maria Magdalena jullie gebracht heeft. Want ze heeft het toch gezegd wat Jezus gesproken heeft: Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader en tot Mijn God en uw God. (Joh.20:17) En nu is Hij opgevaren en nu staat u maar naar boven te kijken. En de Heere Jezus heeft zo pas ook toch tegen u gezegd: Gij zult Mijn getuigen zijn, tot aan het uiterste der aarde? En u staat daar maar, net als die moeder, die zo gekeken heeft tot het scheepje waar haar jongen op zat, al lang uit het gezicht verdwenen was. Nee, discipelen, uw houding deugt niet! Een zacht verwijt, net als toen de vrouwen kwamen bij het geopende graf, weet u nog? Toen was daar ook dat zachte verwijt: Wat zoekt gij de Levende bij de doden? (Luk.24:5) Wat zoekt gij? En hier is het: Wat ziet gij, wat staat gij? Waarom kijkt u toch steeds maar naar boven, discipelen? Waarom kijkt u toch almaar naar de hemel, gij Galilese mannen? U vraagt misschien: is dat dan niet goed om op te zien naar de hemel? Moeten ze daarover nu zo’n zacht verwijt horen? Moeten ze daar nu over vermaand worden? Want dat ze daar maar staan te kijken is toch een bewijs dat ze de Heere Jezus liefhebben? Als de moeder zo naar die jongen staat te kijken, ook als niemand er meer iets van ziet, dan blijft ze kijken, omdat ze zo met heel haar hart aan haar kind verbonden is. Zo ook de discipelen; hoewel ze niets meer zien blijven ze kijken, omdat ze met heel hun hart aan hun Meester verbonden zijn, omdat ze Hem zo hartelijk liefhebben. Wat zijn ze met al de koorden van de liefde van hun hart verbonden aan hun Hemelkoning! Daarom kijken ze naar boven. Daar is Hij heengegaan. Waar zou je dan toch anders naar kijken dan naar boven? Heeft later een dichter het niet zo bezongen: ’t Hoofd omhoog, het hart naar boven! Hier beneden is het niet. ‘t Ware leven, lieven, loven, Is daar waar men Jezus ziet. www.prekenweb.nl
4/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Naar boven kijken, gemeente! God vraagt u vandaag: wanneer hebt u voor het laatst naar boven gekeken, naar de hemel? In liefde, of in betrokkenheid, of in verbondenheid, of in verwondering? Wanneer hebt u voor het laatst naar boven gekeken om te zeggen: Daar woont Hij nu, Die mijn ziel liefheeft? Wanneer hebt u voor het laatst omhoog gezien om het onder woorden te brengen: Daar woont Hij, zonder Wie ik voor God niet bestaan kan, zonder Wie het leven mij de dood is? Kent u de verbondenheid aan deze Heere en Koning, de geloofsverbondenheid? Of kijkt u nooit naar boven? Heb je nooit naar boven gekeken, meisjes en jongens? Nog nooit zo de hemel erop aangezien dat het een Vaderhuis is met vele woningen? Kijken we altijd nog naar deze aarde en zoeken we het altijd nog hier beneden? Gemeente, als u zo nog nooit in verbondenheid naar boven hebt gekeken, waar leeft u dan eigenlijk voor? Wat is deze dag, deze Hemelvaartsdag dan voor u, voor jou, als u maar altijd naar beneden loopt te kijken? Wat is hier beneden dan te zien? Alles wat we zien en wat we tasten kunnen is maar voor een ogenblik. Dat is een tijdelijke aangelegenheid. Want de dingen die we zien zijn tijdelijk, maar de dingen die we niet zien, die zijn eeuwig. Zullen we er aan denken in ons leven? Als u oud geworden bent, zult u er aan denken? U hebt nog maar een paar passen te gaan op het pad van dit leven, en dan? Nooit naar boven gekeken? Wat zal dan de werkelijkheid zijn, als zondaren, ongelovigen, die in hun ongeloof gestorven zijn, voor altijd moeten afdalen in die diepte van de put van de hel! Hemelvaart zegt: Mens, bekeert u! Zoek toch dringend de dingen die boven zijn. Daar, waar Christus is, zittende aan de rechterhand van God, Zijn Vader. Kijk daar toch heen! Vandaag nog! Maar ja, dan komen we wat in de klem. Want nu kijken die discipelen naar boven, nu staan ze daar te kijken, nu zoeken zij de dingen die boven zijn en dan zeggen die engelen: ‘Wat staat gij daar toch naar boven te kijken?’ Hoe is het nu? Moet je nu wél naar boven kijken of moet je het níet doen? Wel, het antwoord is niet zo moeilijk. De discipelen kijken naar boven, omdat ze het meer verwachten van de lichamelijke tegenwoordigheid van de Heere Jezus dan van Zijn geestelijke tegenwoordigheid. Als ze Jezus maar bij zich hadden, als Hij maar in hun nabijheid was. Maar nu is Hij heengegaan. Ja, discipelen, jullie zullen het nu moeten leren, dat de rechtvaardige uit het geloof leven zal. En dat, hoewel je Hem niet ziet, je Hem nochtans lief hebt, en dat je zó met Hem leeft in het spoor van het geloof. Want dat is het leven van de rechtvaardige. Hij zal niet uit het zíen leven, niet uit het gevoel, niet uit allerlei aandoeningen. Nee, hij zal uit het geloof leven. Thomas, je weet het toch, de Heere Jezus heeft het met name ook in uw leven gezegd: Zalig zijn zij die niet gezien hebben en nochtans zullen geloofd hebben. (Joh.20:29) En als u nu naar boven kijkt om te zeggen: ‘Was Hij maar hier’, dan moet dat bijgesteld worden vanuit de hemel in het leven van deze discipelen. Zo komen we, gemeente, tot ons tweede punt: 2. Hij wordt in heerlijkheid gepredikt door de engelen Het is vandaag een dag van goede boodschap! Net als in de kerstnacht hebben we ook vandaag een goede boodschap, een boodschap van vreugde. Het is vandaag geen dag www.prekenweb.nl
5/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
van verdriet, discipelen, of een dag van treuring en van tranen. Welnee, hoe komen jullie daarbij? Het is een dag van blijdschap en van verheuging. Want uw Heere en uw Koning is van u heengegaan tot uw nut. Hemelvaart is niet een stap terug. Je kunt niet zeggen: nu is de Kerk er minder op geworden. Nee, hemelvaart is de voortgang in het heilshandelen van God. En zoals die voortgang er is in het handelen van God in de weg van het heil, zo is die er ook in het leven van Zijn kinderen. Nu moet u er wel goed op letten; het is niet dat we dan spreken van vooruitgang. Wij willen allemaal graag vooruitgang maken, allemaal van die grote christenen worden, opgeblazen soms: ik heb dít meegemaakt en ik kan dáár wat van vertellen. Maar dat is het helemaal niet. In het leven van het geloof is er in dit verband geen vooruitgang. Wel vóórtgang; dat is wat anders. Je kunt voortgang maken door minder te worden. Dat is de weg! Hoor maar: Hij moet wassen, maar ik minder worden. (Joh.3:30) Zó heeft het heil ook zijn voortgang in het persoonlijke leven. Zo openbaart zich het heilshandelen van God vanuit dit woord. Hemelvaart, discipelen, is een dag van blijdschap, een dag van vreugde. Want luister eens, hoe zou nu één zondig mens, hij moge dan nog zo veel genade van God ontvangen hebben, kunnen binnengaan door de paarlen poorten om te wandelen op de straten van goud, als de Koning niet was binnengegaan? Dan was de deur toch dicht gebleven? Als Hij niet was ingegaan, zou nooit iemand hebben kunnen volgen. Meisjes en jongens, hoe kan God je vandaag tot bekering roepen, menselijk gesproken, als de hemel niet was opengegaan? Hoe kan de Heere de arbeid van Zijn hart aan jouw hart ten kosten leggen in liefde, in betrokkenheid, in de roepstem van het Evangelie: ‘Wend je naar Mij toe’, als de hemel dicht gebleven was? O, hemelvaart getuigt: zie, er is een plaats bij God. En de weg is in de Zoon van God. Gemeente, dat is het wonder van de hemelvaart. Dat is het Evangelie! Want wat hebben wij gedaan? Wij hebben de deur van het huis van God achter ons dichtgetrokken. Wat was het een harde slag voor God in het paradijs, toen we gezegd hebben: ‘God? Geen sprake van! God hoeven we niet meer…’ Zo is het toch tot op de dag van vandaag toe; de deur achter ons dichtgetrokken en we zijn onze eigen weg gegaan. Ziet u uzelf gaan vandaag, op uw eigen weg? Maar let eens op het eindpunt van die weg. Ja, zegt u, daar ben ik nog niet aan toe, dat weet ik nog niet. Nee, gemeente, dat weten we net niet. Maar daar kunnen we vandaag al aan toe zijn, aan dat eindpunt. Daarom: je moet weten waar die weg van u heengaat. Vanuit onszelf is het niet de weg naar Sion. Het is niet de weg naar God, niet de weg naar de gemeenschap met God. Nee, van ons uit loopt er geen weg naar God toe. Maar nu heeft de Heere het Kerstfeest laten worden. Hij heeft het Goede Vrijdag en Pasen laten worden. En Hij laat het hier Hemelvaartsdag worden. Zodat er nu tóch een weg terug is, zodat er nu tóch een deur geopend is. Maar dat is niet van u uit. Dat is niet vanuit de mens, want vanuit de mens loopt er geen weg naar God. Maar het is een weg van God uit. Vanuit Hem loopt er een weg naar deze verloren wereld; de mogelijkheid van de gemeenschap met God. Hoe dan, zegt u, want vlees en bloed zullen het Koninkrijk Gods niet beërven, vlees en bloed zullen het rijk der hemelen niet ingaan. Gemeente, hebt u daar ook zorgen over in uw leven? Zijn daar ook vragen over? Vlees en bloed, wie is dat? Dat ben ik! O, wat kan www.prekenweb.nl
6/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
dat een strijd geven in je leven, als de Heilige Geest het je leert, dat het nu eigen schuld is dat die deur naar God toe gesloten is van onze kant. Dat je jezelf ziet staan, zoals eeuwen geleden Adam stond: de deur dicht en weg bij God vandaan, voor eeuwig. Je hele leven een verzondigd leven. Gezeten onder de roepstemmen, de lokstem van het Evangelie. En dan ‘nee’ gezegd tegen God en tegen Zijn heilig Kind Jezus. ‘Aan de kennis van Uw wegen heb ik geen lust.’ Als we schuld met schuld vermeerderd hebben, hoe zullen we ooit deel hebben aan de gemeenschap met God? En de duivel zegt: ‘Daar zult u ook nooit in delen. Dacht u in de gemeenschap met God te kunnen komen?’ De duivel kan u, ouderen, en jullie, meisjes en jongens, vastzetten op je zonden. Dan zegt hij: ‘Laten we er eens even naar kijken. Ben je wel rijp voor de gemeenschap met God? Ben je wel rijp voor de hemel? Zie dan eens dit of dat in uw leven. Dat is toch ook op uw rekening geschreven?’ O, dan kun je zo vastgepind worden op je zonden, als satan je zegt: ‘Mens, het is toch volkomen onmogelijk om in te gaan! En er staat bovendien toch geschreven dat vlees en bloed niet zullen ingaan in het Koninkrijk der hemelen?’ De duivel kent de Bijbel beter dan we denken, hoor! Daar zit je dan, bij de puinhopen van je verloren bestaan. Want het is waar. Het kán ook niet. Het is onbestaanbaar. En het zou ook nooit gekund hebben, ware het niet dat het Hemelvaartsdag geworden is. Want zie nu, hiertoe is Jezus Christus juist geopenbaard, opdat u Hem door een geschonken geloof zou zien, als Hij ingaat. Hoe gaat Hij in? Hij neemt onze menselijke natuur mee. God uit God en Licht uit Licht was Hij. Hij heeft alle gerechtigheid volbracht hier op aarde, terwijl Hij ons vlees en bloed had aangenomen. Maar nu, nu alles vervuld is, gaat Hij in. Niet als een of andere geestverschijning. De Heere Jezus lost Zich niet op in het niets. De discipelen staan niet een vervluchtigd ideaal na te kijken en ook de engelen spreken daar niet van. Nee, Hij gaat met ons vlees en bloed de hemel in. Dat is de blijdschap. Dat is het Evangelie. Want vlees en bloed kunnen voor God niet bestaan. Het wordt in de hemel geweigerd. Maar zie nu, daar gaat vlees en bloed de hemel in, namelijk van de Middelaar Gods en der mensen! En gemeente, als je vandaag voor die vraag zit: ‘Hoe moet dat nu? Het kan niet!’ Dan antwoord ik: het is gebeurd. Nee, niet in de eerste plaats in mijn leven, maar in Zijn leven. Want dan is Hij ook hierin de Plaatsbekleder van heel Zijn Kerk. Dan is Hij ook hier het Hoofd van Zijn christelijke Kerk. Daar gaat Hij in! Hij neemt het pand mee, zo zegt onze catechismus, namelijk ons vlees en bloed. In Hem kan het, in Hem alleen! Zoek het dan niet in uzelf. U bent nooit waardig om te delen in de gemeenschap van God of om te staan in Zijn heilige tegenwoordigheid. Maar mét Hem, gemeente, dan kom je er! Paulus schrijft het: En heeft ons mede gezet in de hemel. (Ef.2:6) Maar buiten Christus is de hemel een gesloten hemel; alleen ín Hem is het een geopende hemel. In Hem is er een plaats bij God! Dat is dan ook het onderwerp van de prediking, zoals de engelen die brengen aan de discipelen, als ze zeggen: Deze Jezus… Hoort u wel: Deze Jezus. Ze wijzen Hem als het ware met de vinger aan. Discipelen, Die ken je toch? Die heb je toch lief met heel je hart? Aan Hem ben je toch verbonden en je weet je toch één met Hem? Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel. Weer een belangrijk woord dat hier staat: opgenomen. Er is zo-even gezegd dat Hij heenvoer. En nu staat er: opgenomen. www.prekenweb.nl
7/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Waar duidt dat op? Wel, gemeente, dat wijst op het werk van Zijn Vader. De Vader neemt Zijn Zoon op. Daaruit blijkt opnieuw hoezeer de Vader het werk van Zijn Zoon heeft aanvaard. Het welbehagen van de Vader licht op de dag van Hemelvaart nog heerlijker op dan op de dag van Pasen. Zeker, op de paasdag mocht de Zoon van God, nadat Hij alle gerechtigheid volbracht had, opstaan uit de doden. Maar op de dag van Hemelvaart licht het welbehagen des Heeren nog glanzender over Hem op, als de troon van God voor Hem wordt opengesteld. Deze Jezus, Die vlees is geworden, Die afgedaald is in onze schuld, in onze doem, in onze schande. Deze Jezus, Die geleden heeft aan het vloekhout der schande. Deze Jezus, zegt de Vader, is Mijn geliefde Zoon. Hij is opgenomen door een Ander, door de Vader. En daar is de Vader Die Zijn Kind thuishaalt en zegt: ‘Deze Jezus is nu Mijn geliefde Zoon. Die hoort bij Mij. Hij heeft aan ál de eisen van Mijn recht voldaan. Hij krijgt de plaats die Hem rechtens toekomt, de plaats aan Mijn rechterhand, de plaats der ere.’ God neemt Hem op in Zijn heerlijkheid. Al Gods welbehagen is in Zijn Zoon, gemeente. Nergens anders zult u dat welbehagen over uw leven vinden, dan in deze Jezus. Daarin is Gods welbehagen. Niet in uw tranen en niet in uw bevindingen en niet in uw gestalten. Niet in alles wat u denkt aan te kunnen brengen voor het aangezicht van de Heere. Want als het gaat om de gerechtigheid voor God, dan is het van nul en generlei waarde. Nee, ik zeg niet dat er geen tranen aan te pas komen in je leven en geen gestalten en geen aandoeningen. Maar als het gaat om de grond van de zaligheid, dan kunt u dit alles vergeten. Dan blijft alleen over wat hier staat: Deze Jezus. Daarom, u moet het niet zoeken in al die dingen die ik u opnoemde. Maar u moet het zoeken in deze Jezus. Kent u Hem? Gaat uw hart nu uit vanwege Zijn spreken? Zijn er banden gelegd in ons leven, vanuit de hemel naar deze wereld toe, in de bedding van het Woord van God, door de bediening van de Heilige Geest? Heb je al met God te doen gekregen, meisjes en jongens? Heb je al met je zonden te doen gekregen, met je verloren leven? Het kon nooit meer. Wat moet je dan? Dan moet je het hoofd maar op het blok leggen. Immers, als het nu niet meer kan, als ik geen rechten heb en God geen verplichtingen heeft, dan schrijf ik God recht en gerechtigheid toe. Het kan nooit. Als je aangeklaagd bent aan alle kanten. Als de wet je verdoemt tot in het binnenste van je bestaan. Als je niets hebt waarmee je in leven kunt blijven voor God. Als je moet afdalen in de diepten van de dood, dan is daar de hoonlach van de hel: ‘U ten hemel ingaan? Mens, de hel wacht je voor altijd en eeuwig…’ Maar nu weer het wonder! Hét wonder: deze Jezus, Die te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven is, Die Zijn hellegang gemaakt heeft, opdat Hij hellewichten zou zetten in de rij van de kinderen van God. O, wat valt daar Zijn dierbaarheid en gepastheid open! Voelt u, dit opgenomen in de hemel is ten nauwste verbonden met nedergedaald in de diepten van de hel. Dat is het werk van de Heilige Geest tot zaligheid van zondaren. Waar Zijn dierbaarheid open valt in Zijn Naam Jezus. Nee, ze spreken maar niet van ‘Deze’. Ze spreken van ‘deze Jezus’. Ze noemen Zijn Naam voluit, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Zijn werk heeft Hij op aarde voltooid, Zijn werk in de hemel nog niet. Daar spreken de engelen ook van als ze zeggen:
www.prekenweb.nl
8/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijk gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren. Gemeente, met een machtige armzwaai spannen de engelen met hun woorden de boog over alle tijden heen, tot op de dag van Jezus’ wederkomst. Dat is wat! De Kerk heeft het later ondergebracht in de belijdenis, in de twaalf artikelen des geloofs. Ze zeggen: ‘Vanwaar Hij komen zal, om te oordelen de levenden en de doden.’ Nu is Jezus net vertrokken en dan komen de engelen zeggen: ‘Hij komt weer.’ Hoort u, u moet maar bedenken dat u niet zoveel tijd hebt om te wachten tot Zijn wederkomst. Hier spannen de engelen de boog en die krimpt ineen tot op één ogenblik. Hij Die heengegaan is, Hij komt weer! Alle tijden worden in deze paar woorden omspannen. Tegelijkertijd, wat ligt er een rijke troost in. Nu wordt Zijn kruisgemeente hier getekend op haar pelgrimstocht onder die vastheid van het werk van deze ene Heere en deze enige Zaligmaker. Discipelen, Galilese mannen, Hij is van u heengegaan. Hij is opgenomen in heerlijkheid. Maar Hij is heengegaan om terug te komen. Hij komt weer. Hij, Diezelfde, deze Jezus! Zijn Zaligmakersnaam staat er borg voor. Hij komt niet alleen als Redder van Zijn Kerk, Hij zal ook komen als Rechter, om te oordelen de levenden en de doden. Hij komt, wél veranderd in gedaante. Hij komt niet meer als de Man van smarten, niet meer als Degene Die gekropen heeft als een worm en geen man in de hof van Gethsemané. Hij komt niet meer als de Uitgeworpene, niet meer als de Beschuldigde, als een veroordeelde Misdadiger. Nee, Hij komt nu in een andere gedaante; in heerlijkheid, in glorie, in macht en majesteit. Een andere gedaante, maar Hij komt wel met dezelfde Naam. Met de Naam die Hij Zich heeft laten geven, Zijn persoonsnaam: Jezus! Zo zeggen de engelen het. Een andere gedaante, maar diezelfde Naam. Zo heeft de Vader Hem laten noemen, toen Hij gelegd werd in de kribbe van Bethlehem. Zo heeft Hij deze Naam gedragen toen Hij was op deze aarde. Hij was Jezus van Nazareth. Hij was de Zoon van God. Met deze Naam is Hij kenbaar gemaakt. Met deze Naam is Hij door het leven gegaan. En zo zal Hij gepredikt zijn. We zullen Jezus prediken, gemeente, zoals de discipelen de opdracht hebben meegekregen en de dienaren van God ook vandaag in deze opdracht hebben te staan. In Zijn Naam zal gepredikt worden bekering en vergeving van zonden. Want onder deze Naam zal Hij weerkomen. Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijk gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren. En Hij is heengegaan, discipelen, niet om van u af te zijn, maar Hij is heengegaan om nooit meer van u af te raken! Dat is precies het omgekeerde. Niet om er van af te zijn, om te zeggen: ‘Dat is geweest.’ Zeker, de Zoon is hartelijk verblijd dat Hij Zijn plaats mag innemen op de troon van Zijn Vader. Maar toen heeft Hij niet gezegd: ‘Ik trek me niets meer aan van die discipelen.’ Nee, juist als Hij ingaat zegt Hij: ‘Discipelen, nu wil Ik nooit meer van jullie af. Nooit meer, want Ik heb u gekocht met Mijn bloed. U ligt vast, voor eeuwig, in Mijn doorboorde handen. Ik ben heengegaan als het Hoofd van Mijn Gemeente en als de Borg van Mijn Kerk, die Ik gekocht heb met Mijn dierbaar bloed. En Ik zal het waar maken voor allen die Mijn verschijning in
www.prekenweb.nl
9/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
onverderfelijkheid hebben lief gekregen: Waar Ik ben, aldaar zal ook Mijn dienaar zijn. (Joh.12.26)’ Daarom, deze Jezus Die heengegaan is, komt terug! Dan zal vervuld zijn wat we zingen uit Psalm 7 vers 4: Zo zullen zich gehele scharen Van volken om U heen vergâren; Beklim dan, boven dit gewoel, Uw hemeltroon, Uw rechterstoel. De HEER’ zal al de volken richten, En ’t onrecht voor het recht doen zwichten; Geef dan, o HEER’, dat voor elks oog Mijn recht en vroomheid blijken moog’. Gemeente, de engelen zeggen het: ’Deze Jezus zal wederkomen.’ Hoe dan? Wel, dat staat ook in onze tekst: Alzo. Zoals u Hem naar de hemel hebt zien heenvaren, zó zal Hij weerkomen. Dat is maar niet een stille wenk die de engelen hier geven. Nee, dat is een duidelijk signaal. Let erop: alzo zal Hij komen. Wannéér Hij komen zal? Nee, dat weten wij geen van allen. Maar we weten wel hóe Hij komen zal. Dat staat hier: alzo zal Hij komen. Dat is allereerst: plotseling. Zoals Hij plotseling is heengegaan, zo zal Hij ook plotseling komen. Hij werd weggenomen als in een ogenblik; zó zal Hij ook komen. Onberekenbaar, onnaspeurlijk; we behoeven echt geen berekeningen te maken. Meisjes en jongens, denk erom, in de wereld van vandaag zijn er heel wat van die rekenaars. Het past allemaal precies als een legpuzzel in elkaar. Kaarten erbij en boeken, zoals van Hal Lindsey enzovoorts. En als je soms zou zeggen: ‘Het klopt allemaal precies’, weet dan: het klopt niet met Gods Woord! Als men zegt: ‘Dan en dan zal het zijn’, dan zegt de Heere Jezus: ‘Juist dan níet hoor, uitgerekend dán niet! Want van die tijd en ure en die gelegenheid weet niemand, ook de Zoon niet, dan de Vader alleen.’ Dus Hij zal komen als een dief in de nacht. Hij zal wél precies op tijd zijn, net als hier. Hemelvaart was precies op tijd. Welke tijd was dat? Dat was de tijd van Zijn Vader. En zo zal ook de tijd zijn waarop Hij zal wederkomen: de tijd van Zijn Vader. Alzo zal Hij komen. Hij zal komen zoals Hij heengegaan is. Hoe? Dat is het tweede: Hij zal komen met de wolken. Een wolk heeft Hem weggenomen, maar ook een wolk zal Hem terugbrengen. Ziet Hem, Hij komt met de wolken in majesteit en heerlijkheid. Deze Jezus, Hij zal komen in glorie en in hoogheid, als Koning van alle koningen. Op de witte zegewagen van de wolken des hemels. Deze Jezus zal komen zoals Hij ging. Hij ging voor de ogen van Zijn jongeren. Mensen hebben het gezien, dat Hij heenvoer naar de gewesten van de hemel. Zó zal Hij komen; zichtbaar. Geen verschijning in de geest. Nee, het zal werkelijkheid zijn. Ogen zullen Hem zien. Welke ogen? Wel, uw ogen en jouw ogen! Alzo wil zeggen: Hij zal zichtbaar komen. Wij zullen Hem allemaal zien. Bent u een man of vrouw? U zult Hem zien. Ben je een meisje of jongen? Jij zult Hem zien. Niemand zal aan Hem voorbij kunnen. Want zo zegt de Schrift: Alle oog zal Hem zien, ook degenen die Hem doorstoken hebben. (Openb.1:7)
www.prekenweb.nl
10/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Dan zal Hij als een Herder de schapen van de bokken scheiden. Als een Landman zal Hij het koren van het kaf scheiden. En het koren zal bestemd zijn voor Zijn hemelse schuur, maar het kaf voor het helse vuur. Als Hij komen zal, zal er geroepen worden. Hoor maar: ‘Bergen, valt op ons! En heuvelen, bedekt ons voor het aangezicht van Hem, Die op de troon zit en van de toorn van het Lam.’ Zult u dat zijn? Zul jij dat zijn? Maar op die dag zal ook geroepen worden: Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht en Hij zal ons zalig maken. (…) Ja, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid. (Jes.25:9) Zult u dat roepen? Zullen jullie dat roepen? Deze Jezus, u zult Hem zien en u zult Hem ontmoeten. Maar wee hen, die Hem dan voor het eerst zullen zien. Als dan de ontmoeting voor het eerst zal plaatsvinden, dan is het te laat! Zondaar, waak toch op, op deze Hemelvaartsdag en hoor Zijn Naam: Jezus, Zaligmaker. U kunt bij Hem terecht, hoedanig u ook bent. Hij weet raad met uw nood. Hij weet raad met uw dood, met uw schuld, met uw onwil en met uw onmacht, met uw zonden en ongerechtigheden. Want deze Jezus is ook vandaag het Lam van God. Gemeente, Hij zou geen Jezus heten als het anders zou zijn. Meisjes en jongens, stel het je maar nadrukkelijk voor, dat Hij op deze Hemelvaartsdag vanuit de hemel naar beneden kijkt. En dat dóet Hij; het is naar Zijn Woord. En terwijl Hij je dan aankijkt, zegt Hij: ‘Mijn zoon, Mijn dochter, geef Mij je hart.’ Zul je nu eens naar boven kijken vandaag? Zul je nu eens weten dat er Eén is ingegaan? Hij zal niet alleen zijn en niet alleen blijven. Hij zal een menigte van verloste zondaren met Zich trekken tot in alle eeuwigheid. Zullen we er om denken vandaag, gemeente? Deze Hemelvaartskoning spreekt niet alleen de jongeren aan, maar ook de ouderen, als Hij zegt: Tot u, o mannen, roep Ik en Mijn stem is tot de mensenkinderen. (Spr.8:4) Hoort u wel, zo wijd als de wereld is Zijn nodiging van het Evangelie. Ziet toe dat gij Dien, Die spreekt, niet verwerpt. (Hebr.12:25) Want Hij is niet gekomen opdat u Hem verwerpen zou. Waartoe is Jezus dan gekomen? Laat het Hem Zelf zeggen: ‘Ik ben gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was.’ De Heilige Geest neemt het ook vandaag uit Christus om het ons te verkondigen. Er is doen aan bij God, voor de grootste der zondaren. In deze Jezus kunnen helwaardigen hemelgangers worden, achter deze Zaligmaker aan. Gaat het Gods heiligen dan om de hemel? Als de Heere die vraag vanmorgen aan uw hart legt, wat zegt uw hart daar dan op? Gaat het u om de hemel? Of gaat het u om de God van de hemel? Gaat het u om deze Jezus? Daar hangt er een te sterven aan het vloekhout der schande. Het is een van de moordenaars aan de zijde van de Heere Jezus. Hij doet belijdenis van zijn verzondigd leven als hij zegt: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardig; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. (Luk.23:40-41) En hij zegt tot Jezus: Gedenk mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. (Luk.23:42) Hoort u? Tot diezelfde Jezus, tot Hem richt hij het woord, tot deze Immanuël, God met ons, tot deze Zaligmaker van zondaren. En wat zegt Jezus? Hij zegt: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. (Luk.23:43) Daar hangt de moordenaar boven de duizelingwekkende afgronden van de hel. Maar deze
www.prekenweb.nl
11/12
Ds. R. Kattenberg – Deze Jezus
Jezus zet Zijn middelaarsarmen onder hem, om hem in te dragen in het Vaderhuis met zijn vele woningen. Ziet u, dat is nu de vastigheid van Gods Kerk. Ook vandaag de dag. Dan kunnen er wolken zijn die het zicht weer benemen, of zoveel andere dingen. Maar dan gaat het er niet om dat wij van de aarde naar boven ziende de zaligheid zullen ontvangen; dat is ons nu gebleken. Maar dan gaat het erom dat er iets is dat daar vér boven uitgaat. Want niet úw oog is uiteindelijk bepalend, maar Góds oog! Hij heeft het Zijn Kerk toegezegd, ook in de wereld van nu: Mijn oog zal op u zijn. (Ps.32:8) Dus niet uw oog op Hem allereerst, maar Zijn oog op u! Het ligt vast in Gods hand en vast in Gods hart. Vast ook in Gods welbehagen, in Zijn verkiezende liefde. Het ligt vast in deze Jezus, Die het gezegd heeft: Ik kom weder en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, waar Ik ben. (Joh.14:3) Amen.
Slotzang: Psalm 8: 1 HEER’, onze Heer’, grootmachtig Opperwezen, Hoe wordt Uw naam op aard’ alom geprezen! Gij, Die de glans van Uwe majesteit Hebt boven lucht en heem’len uitgebreid.
Deze preek is eerder gepubliceerd in de prekenserie ‘Een zaaier ging uit…’ (deel 3)
www.prekenweb.nl
12/12