Factsheet Pensioen: Waarom en hoe herziening Sw-pensioenregeling? oktober 2012 Deze factsheet gaat over het waarom en hoe van de herziening van de pensioenregeling in de Swsector. Waarom pensioenregeling herzien? De pensioenregeling van de Sociale Werkvoorziening (sw) is extreem duur. Op dit moment wordt een premie betaald van ongeveer 30% van het pensioengevend inkomen (17,1% van het salaris). Als we niets doen, stijgt de premie in 2013 tot 40% van het pensioengevend inkomen (ongeveer 20% van het salaris). In veel andere sectoren met vergelijkbare beroepsgroepen ligt de premie fors lager: rond de 20% van het pensioengevend inkomen. Zo bedraagt de premie in de schoonmaaksector 21,9% en in het hoveniersbedrijf 19,5%. Dit betekent dat een werknemer in de sw ongeveer 1 dag per week werkt voor zijn pensioen. Daarnaast werkt hij ook nog ongeveer een halve dag voor zijn AOW. In totaal werkt hij dus anderhalve dag per week voor zijn oude dag. In veel andere sectoren is dat een stuk minder. Daar werkt men ongeveer een halve dag voor het pensioen en een halve dag voor de AOW. In totaal dus slechts één dag per week.
Deze scheefgroei is mede een gevolg van de hoge pensioenuitkeringen. In vrijwel alle sectoren in Nederland gaat men uit van een pensioenuitkering van 70% van het (gemiddelde) salaris. In de sociale werkvoorziening hebben mensen na hun pensionering vaak een hoger inkomen dan toen zij nog werkten. Meer dan 100% van het (gemiddelde) salaris dus. Een hoge pensioenuitkering betekent dat werknemers in de sw een hoge pensioenpremie moeten betalen, terwijl de meeste mensen in de sociale werkvoorziening een laag inkomen hebben. Daar komt bij dat de mensen in de sociale werkvoorziening minder kans kans hebben om daadwerkelijk van het pensioen te kunnen genieten. Zij hebben een veel grotere kans op vroegtijdig overlijden dan de gemiddelde Nederlander. Daardoor is de kans dat zij de pensioengerechtigde leeftijd niet halen groter, waardoor zij niet kunnen genieten van hun pensioen. Het is dan wrang dat juist deze groep zoveel moet betalen voor zijn pensioen.
Ondanks de hoge premie die betaald moet worden lukt het door de slechte financiële situatie van het pensioenfonds, niet om de pensioenen waardevast te maken (indexeren). Pensioenen in de Sw lopen dan ook al jaren achter op de loon- en prijsontwikkeling.
Het pensioenfonds heeft in haar herstelplan een prognose gemaakt voor de toekomst tot en met 2023. Daaruit blijkt dat er in deze hele periode nog geen sprake zal zijn van volledige indexatie. Kortom, de huidige pensioenregeling is duur, wekt grote verwachtingen bij de deelnemers maar maakt deze niet waar. De Kamer Gesubsidieerde Arbeid van de VNG (KGA), de werkgeversvertegenwoordiging van de sw-sector, heeft zich de vorige Cao-onderhandelingen sterk gemaakt voor een pensioenregeling die minder verwachtingen wekt en daardoor goedkoper is, maar daardoor ook de mogelijkheid biedt om die verwachtingen beter waar te maken. Met de bonden is destijds afgesproken de regeling te herzien. Contouren van de nieuwe regeling De KGA wil tegemoet komen aan de wens van de bonden om eerder te kunnen stoppen met werken mogelijk te maken. Iemand met een standaardarbeidsverleden van 40 jaar moet twee jaar vóór de AOW-leeftijd uit kunnen treden. Omdat in de sector sprake is van lage inkomens vindt de KGA een grote inkomenterugval ongewenst. De KGA wil daarom een pensioenhoogte realiseren van ongeveer 80% (refertegroep: alleenstaanden, zij zijn de grootste groep binnen de sw) bij uittreden 2 jaar voor de AOW-leeftijd. Dit leidt dan tot een netto-uitkering van ruim 90%. De deelnemer kan zelf kiezen om eventueel langer door te werken of om eerder te stoppen. Zijn pensioen wordt dan navenant hoger of lager. Het ingangsmoment van pensioen gaat meebewegen met de levensverwachting. Als de levensverwachting stijgt zal de medewerker later met pensioen gaan. Maar ook dan blijft de keuze mogelijk om eerder te stoppen met werken tegen een lagere uitkering. Het nabestaandenpensioen wil de KGA aanpassen. Veel Sw-ers zijn alleenstaand. Voor hen is een nabestaandenpensioen niet nodig. Maar voor de Sw-ers met partner wil de KGA het nabestaandenpensioen behouden. Een andere aanpassing die de KGA wil doorvoeren is dat bij arbeidsongeschiktheid nog voor de helft pensioen wordt opgebouwd. Dit is heel gebruikelijk bij andere fondsen. Bovenstaande wijzigingen leiden nog steeds tot een goed pensioen en een betere kans op indexatie. Het voorstel van de KGA leidt tot de volgende inkomenssituatie voor een alleenstaande met een inkomen van 120% van het minimumloon (WML) De KGA vindt dat ze daarmee een goed en sociaal verantwoord voorstel doet.
Pensioenvoorstel KGA en effect voor alleenstaand met inkomen van 120% van WML e In de periode 63 tot 65 jaar ontvangt hij bruto 78%, vanaf zijn 65 ontvangt hij 80% van zijn laatste e salaris. Netto betekent dat dat hij in de periode 63 tot 65 91% ontvangt en vanaf zijn 65 94%. In de bijlage vindt u meer voorbeelden Het voorstel leidt tot een fors lagere premie. Berekeningen door de actuaris van het fonds laten zien dat bij deze regeling een premie hoort van ongeveer 9,85% van het salaris of wel ongeveer 20% van het pensioengevend inkomen. Mensen in de sociale werkvoorziening hebben dan een goede regeling die net zoveel kost als die van andere mensen. Werknemers plukken daar direct de vruchten van in de vorm van een hoger netto inkomen. Voor zover de premie onder de 16% komt, wil de KGA ook het werkgeversdeel beschikbaar houden voor arbeidsvoorwaarden, zoals dat in de vorige Cao is afgesproken. CAO partijen aan het stuur van de pensioenregeling De afgelopen jaren zijn de kosten van de pensioenregeling fors gestegen, zonder dat sociale partners daarop enige invloed hadden. De KGA vindt het belangrijk dat sociale partners weer aan het roer komen en zelf afspraken maken over de besteding van de arbeidsvoorwaardenruimte. De kosten van de pensioenregeling moeten daarom ook in de toekomst beheerst worden. Wij willen daarom, in lijn met het pensioenakkoord, een maximum premie afspreken. Dit zorgt er voor dat werkgevers en werknemers elke keer bewuste afwegingen kunnen maken over de bestemming van arbeidsvoorwaardenruimte, tussen loon en pensioen. Wat betekent dit alles voor de werknemer? De KGA heeft een viertal berekeningen gemaakt zodat mensen inzicht krijgen in hun inkomenssituatie. De eerste twee berekeningen geven inzicht in de huidige rechten, als iemand nu met pensioen gaat 2 jaar voorafgaand aan de AOW op basis van de huidige pensioenregeling. De derde en vierde berekening geven inzicht in de rechten op basis van het voorstel van de KGA, van mensen die in dienst komen nadat de nieuwe regeling is ingegaan. Het is belangrijk om op te merken dat het voorstel van de KGA geen terugwerkende kracht heeft. Dit betekent dat alle al opgebouwde rechten van werknemers in stand blijven. Alleen nieuwe aanspraken worden opgebouwd volgens de nieuwe regeling. Dit betekent dat alleen mensen die nieuw in dienst komen, helemaal te maken krijgen met de herziene regeling. Mensen die al langere tijd in de sociale werkvoorziening werken en vlak voor hun pensioen zitten, zullen veel minder van de herziening merken. Hun pensioen zal nog vrijwel geheel en al gebaseerd zijn op hun oude rechten. Hun inkomenssituatie zal dus heel veel lijken op die zoals weergegeven in de voorbeelden 1) en 2). Hoe langer men nog werkt onder de nieuwe, herziene regeling, hoe meer de inkomenssituatie gaat lijken op de situatie als weergegeven in de voorbeelden 3) en 4).
bijlage HUIDIGE SITUATIE Voorbeeld 1: Inkomen voor pensionering: 100% WML Uitreedleeftijd: 63 jaar (2 jaar voorafgaand aan AOW) Hieronder worden de inkomens weergegeven als percentage van het inkomen (bruto en netto): tijdens het werk, voor pensionering (blauw); tijdens prepensioen (rood); tijdens de AOW-periode (groen); en voor verschillende leefsituaties: Alleenstaand; Samenwonend/gehuwd: tweeverdiener; Samenwonend/gehuwd: alleenstaande.
[1] De gegevens inzake het bruto-inkomens, zoals die in deze tabellen zijn opgenomen, zijn rechtstreeks afkomstig uit de bijlage bij de brief van het bestuur van het pensioenfonds, PWRI, aan sociale partners van 3 maart 2011 en van SVB. De netto-inkomens zijn berekend met behulp van www.loonwijzer.nl Bij uittreden op een eerder of later moment krijgt de deelnemer een lagere of hogere pensioenuitkering. [2] Waar één inkomen uit arbeid in een leefsituatie is, dus bij alleenstaanden en kostwinners, is de inkomenssituatie per leefeenheid/huishouden voor en na pensionering weergegeven. Echter, bij tweeverdieners is het inkomen van de partner (AOW en pensioen) buiten beschouwing gelaten wegens gebrek aan gegevens inzake het pensioen van het tweede inkomen in het huishouden. [3] Het percentage geldt hier alleen voor de deelnemer. Het inkomen en pensioen van de partner zijn buiten beschouwing gelaten, waardoor voor deze groep een geheel ander beeld ontstaat.
HUIDIGE SITUATIE Voorbeeld 2: Inkomen voor pensionering: 120% WML Uitreedleeftijd: 63 jaar (2 jaar voorafgaand aan AOW)
Hieronder worden de inkomens weergegeven als percentage van het inkomen (bruto en netto): tijdens het werk, voor pensionering (blauw); tijdens prepensioen (rood); tijdens de AOW-periode (groen); en voor verschillende leefsituaties: alleenstaand; samenwonend/gehuwd: tweeverdiener; samenwonend/gehuwd: alleenstaande.
[1] De gegevens inzake het bruto-inkomens, zoals die in deze tabellen zijn opgenomen, zijn rechtstreeks afkomstig uit de bijlage bij de brief van het bestuur van het pensioenfonds, PWRI, aan sociale partners van 3 maart 2011 en van SVB. De netto-inkomens zijn berekend met behulp van www.loonwijzer.nl Bij uittreden op een eerder of later moment krijgt de deelnemer een lagere of hogere pensioenuitkering. [2] Waar één inkomen uit arbeid in een leefsituatie is, dus bij alleenstaanden en kostwinners, is de inkomenssituatie per leefeenheid/huishouden voor en na pensionering weergegeven. Echter, bij tweeverdieners is het inkomen van de partner (AOW en pensioen) buiten beschouwing gelaten wegens gebrek aan gegevens inzake het pensioen van het tweede inkomen in het huishouden. [3] Het percentage geldt hier alleen voor de deelnemer. Het inkomen en pensioen van de partner zijn buiten beschouwing gelaten, waardoor voor deze groep een geheel ander beeld ontstaat.
VOORSTEL KGA Voorbeeld 3: Inkomen voor pensionering: 100% WML Uitreedleeftijd: 63 jaar (2 jaar voorafgaand aan AOW) Hieronder worden de inkomens weergegeven als percentage van het inkomen (bruto en netto): tijdens het werk, voor pensionering (blauw); tijdens prepensioen (rood); tijdens de AOW-periode (groen); en voor verschillende leefsituaties: alleenstaand; samenwonend/gehuwd: tweeverdiener; samenwonend/gehuwd: alleenstaande.
[1] De gegevens inzake het bruto-inkomens, zoals die in deze tabellen zijn opgenomen, zijn rechtstreeks afkomstig uit de bijlage bij de brief van het bestuur van het pensioenfonds, PWRI, aan sociale partners van 3 maart 2011 en van SVB. De netto-inkomens zijn berekend met behulp van www.loonwijzer.nl Bij uittreden op een eerder of later moment krijgt de deelnemer een lagere of hogere pensioenuitkering. [2] Waar één inkomen uit arbeid in een leefsituatie is, dus bij alleenstaanden en kostwinners, is de inkomenssituatie per leefeenheid/huishouden voor en na pensionering weergegeven. Echter, bij tweeverdieners is het inkomen van de partner (AOW en pensioen) buiten beschouwing gelaten wegens gebrek aan gegevens inzake het pensioen van het tweede inkomen in het huishouden. [3] Het percentage geldt hier alleen voor de deelnemer. Het inkomen en pensioen van de partner zijn buiten beschouwing, waardoor voor deze groep een geheel ander beeld ontstaat.
VOORSTEL KGA
Voorbeeld : Inkomen voor pensionering: Uitreedleeftijd:
120% WML 63 jaar (2 jaar voorafgaand aan AOW)
Hieronder worden de inkomens weergegeven als percentage van het inkomen (bruto en netto): tijdens het werk, voor pensionering (blauw); tijdens prepensioen (rood); tijdens de AOW-periode (groen); en voor verschillende leefsituaties: alleenstaand; samenwonend/gehuwd: tweeverdiener; samenwonend/gehuwd: alleenstaande.
[1] De gegevens inzake het bruto-inkomens, zoals die in deze tabellen zijn opgenomen, zijn rechtstreeks afkomstig uit de bijlage bij de brief van het bestuur van het pensioenfonds, PWRI, aan sociale partners van 3 maart 2011 en van SVB. De netto-inkomens zijn berekend met behulp van www.loonwijzer.nl Bij uittreden op een eerder of later moment krijgt de deelnemer een lagere of hogere pensioenuitkering. [2] Waar één inkomen uit arbeid in een leefsituatie is, dus bij alleenstaanden en kostwinners, is de inkomenssituatie per leefeenheid/huishouden voor en na pensionering weergegeven. Echter, bij tweeverdieners is het inkomen van de partner (AOW en pensioen) buiten beschouwing gelaten wegens gebrek aan gegevens inzake het pensioen van het tweede inkomen in het huishouden. [3] Het percentage geldt hier alleen voor de deelnemer. Het inkomen en pensioen van de partner zijn buiten beschouwing gelaten, waardoor voor deze groep een geheel ander beeld ontstaat.