Deltaprogramma verkenning IJsselVechtdelta
Fase I jan2010 – feb2011
Definitief 28 februari 2011
Inhoud 0. Bestuurlijke samenvatting............................................................................................................................................... 3 1. Inleiding ........................................................................................................................................................................................ 6 1.1 Achtergrond...................................................................................................................................................... 6 1.2 Doel en gedachtenlijn verkenning............................................................................................................. 6 1.3 Gebied ................................................................................................................................................................. 7 1.4 Deelnemende partijen................................................................................................................................... 7 1.5 Samenwerking Provincie Flevoland ......................................................................................................... 7 2. Aanpak conform handreiking IJsselmeergebied......................................................................................................... 8 2.1 Beschrijving aanpak ...................................................................................................................................... 8 2.2 Gegevens verzameling (basisinformatie) ............................................................................................... 8 2.2.1 Stap 1a: Waterhuishoudkundige informatie ............................................................................................... 8 2.2.2 Stap 1b: Ruimtelijke basisinformatie.......................................................................................................... 9 2.2.3 Stap 2: Validatie en verrijking basisinformatie ........................................................................................... 9 2.2.4 Stap 3: Confrontatie waterhuishoudkundige gevolgen met gebruiksfuncties ............................................... 9 2.2.5 Stap 4: Maatregelen................................................................................................................................. 10
2.3 Werksessies ....................................................................................................................................................10 2.3.1 Thema’s .................................................................................................................................................. 10 2.3.2 Conclusies algemeen ............................................................................................................................... 11
B i j l a g e n .................................................................................................................................................................................... 13 Bijlage 1 Samenvatting waterhuishoudkundige analyse IJssel-Vechtdelta Bijlage 2 Rode draad gebiedsverkenningen IJsselmeergebied Bijlage 3 Verslagen werksessies IJssel-Vechtdelta
Naast dit rapport zijn in fase 1 de volgende inhoudelijke rapporten geproduceerd: Rapport waterschappen (Arcadis) Rapport grondwater Kampen en Zwolle (Tauw) Beeldverslag Water en Ruimte Atelier Zwolle Voorliggend rapport is, behalve op werkateliers, ook gebaseerd op deze rapporten.
2
0. Bestuurlijke samenvatting Aanleiding Het Deltaprogramma is het uitvoeringsprogramma horende bij het Nationaal Waterplan. Het Deelprogramma IJsselmeergebied (fase I) is aanleiding geweest om in de IJssel‐Vechtdelta een verkenning uit te voeren naar de gevolgen van mogelijk veranderend peilbeheer van het hoofdwatersysteem van het IJsselmeer. Deze veranderende waterstanden zijn noodzakelijk als gevolg van klimaatverandering en de daarmee samenhangende zeespiegelstijging, zoetwatervraag en veranderende afvoer van de IJssel. Het doel van de uitgevoerde verkenning is inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van veranderende waterstanden op de waterveiligheid van het gebied en de grondgebruiksfuncties in de IJssel‐Vechtdelta. Samenwerking De begrenzing van het gebied IJssel‐Vechtdelta is bepaald door de maximale doorwerking van 1,5 meter peilverhoging op het IJsselmeer in te schatten. Overheden en belangenpartijen in dit gebied (rechts weergegeven) zijn in een vroeg stadium betrokken bij de verkenning. De provincie Overijssel heeft hierbij de regierol op zich genomen. Uit pragmatische overwegingen is in de werksessies samengewerkt met de provincie Flevoland en zijn de Flevolandse partijen betrokken. Waterschap Groot Salland heeft, in afstemming met de waterschappen Reest en Wieden, Zuiderzeeland en Veluwe, de waterhuishoudkundige basisinformatie verzorgt. De gemeenten hebben belangrijke kennis en capaciteit ter beschikking gesteld. De gemeente Zwolle heeft aanvullend een werkatelier Water en Ruimte georganiseerd. Belangenpartijen van Natuur (Natuurmonumenten en Natuur en Milieu Overijssel), landbouw (LTO‐Noord) en bedrijfsleven hebben een belangrijke bijdrage geleverd in de werkateliers. Ook andere partijen en organisaties als Zwolle‐Kampen Netwerkstad (ZKN), de Waterdienst, Vereniging Schuttevaer, het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), Ruimte voor de Vecht, Regio Stedendriehoek, Vitens, Veiligheidsregio IJsselland en natuurlijk het projectbureau van het deelprogramma IJsselmeergebied zelf hebben een belangrijke bijdrage geleverd. Deze samenwerking biedt een stevige basis om gezamenlijk verder te gaan in fase II. Resultaat verkenning fase I Op basis van het plan van aanpak voor fase I van het deelprogramma IJsselmeergebied is hard gewerkt om de benodigde informatie te verzamelen en te analyseren. Ten behoeve van de gebiedsverkenningen hebben de acht waterschappen rondom het IJsselmeer gezamenlijk een verkennende studie uitgevoerd naar de waterhuishoudkundige effecten van peilveranderingen. Hierbij is gekeken naar effecten op waterkeringen, grondwater en buitendijks gebied in zowel het stedelijk gebied als het landelijk gebied. In de werkateliers is met de betrokken partijen verkend welk effect dergelijke veranderingen hebben op het gebied. Waterschap Groot Salland heeft in samenwerking met de gemeenten Kampen en Zwolle aanvullende analyses gedaan naar de effecten op grondwater in stedelijk gebied. Uit de verkenning komt naar voren dat de IJssel‐Vechtdelta een kwetsbaar en waardevol gebied is waar volop ontwikkelingen plaatsvinden. Waardevol in sociaal–economisch opzicht (groeiregio Zwolle– Kampen), cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol (nationaal landschap) en voor landbouw en natuur (Natura 2000‐gebieden). Veranderingen in het peilbeheer van het IJsselmeer werken door de open verbinding door in het gebied, grofweg begrensd door Meppel (N), Dalfsen (O) en Zwolle (Z). De kwetsbaarheid uit zich in negatieve effecten van peilverhoging/verlaging op stedelijk gebied, natuur en landbouw. De negatieve effecten beginnen bij een beperkte peilstijging van circa 10 cm (stedelijk gebied). Vanaf ongeveer 30 cm peilstijging beginnen in het gehele gebied problemen te ontstaan die bij verdere stijging van de waterstanden in omvang toenemen. Negatieve effecten zijn toe te schrijven aan een verlaging van de veiligheid en verandering van grondwaterstanden die effect hebben op de ruimtelijke functies in het gebied.
3
Veiligheid Uit de analyses blijkt dat in de IJssel‐Vechtdelta ca. 10 steden of dorpen direct aan een waterkering liggen. Bij een winterpeilverhoging van het IJsselmeer van 60 cm of meer zal op vrijwel alle locaties verhoging en/of versterking van de waterkering noodzakelijk zijn. Bij een peilverhoging wordt ca. 200 km primaire waterkering , ca. 100 km regionale waterkering en ca. 60 grotere kunstwerken, zoals inlaten, schutsluizen, gemalen en keersluizen zwaarder belast. Uit verkennende studies blijkt dat bij een peilverhoging van 60 cm de huidige hoogte en/of stabiliteit van deze waterkeringen en kunstwerken in de meeste gevallen onvoldoende is. Nader onderzoek moet uitwijzen in hoeverre bij minder grote peilverhogingen problemen onstaan. Voorbeeld KampenMidden en Zwolsedijk De Waterkering KampenMidden (afbeelding rechts) bestaat o.a. uit 84 beweegbare keringelementen. De lengte van de waterkering KampenMidden is ruim 1800 meter. Het waterpeil op de IJssel bij Kampen staat onder directe invloed van het IJsselmeer. Uit de analyse op hoogte blijkt dat de waterkering in Kampen onvoldoende hoog is bij een winterpeilverhoging van 60 cm. Naar verwachting voldoet de kering niet meer bij een peilverhoging van 30 cm tot 50 cm. De Zwolsedijk (foto links) is een eeuwenoude dijk die tussen Hasselt en Zwolle ligt. Deze historische dijk is onmiskenbaar verbonden aan de landschappelijke waarden van het rivierengebied. In de IJssel‐Vechtdelta ligt langs/in alle steden en dorpen buitendijkse bebouwing. Het gaat om: haven‐ en industrieterreinen, jachthavens, recreatiewoningen en oude binnensteden zoals de binnenstad van Zwolle en een deel van de IJsselkade in Kampen. De buitendijkse gebieden in het landelijk gebied van de IJssel‐ Vechtdelta omvatten grotendeels de uiterwaarden. De gebieden zijn in gebruik als grasland of hebben de functie beschermde natuur (N2000). Gemiddeld inunderen de lage delen van de uiterwaarden gedurende enkele weken per jaar. Door een peilverhoging zal dit vaker en langer gebeuren. Uit verkennende berekeningen blijkt dat bij een peilverhoging van 60 cm de overstromingskans van de buitendijkse gebieden met ca. een factor 10 toeneemt. Grondwaterstandsverandering Een peilverandering op het IJsselmeer werkt via de IJssel, de Vecht en de regionale wateren door tot aan Deventer, Wijhe, Dalfsen, Meppel en Vollenhove. Door een peilverhoging van het oppervlaktewater ontstaat meer kwel en dit resulteert in hogere grondwaterstanden (figuren volgende pagina). Uit de berekeningen blijkt dat in het stedelijk gebied de grondwaterstanden tot enkele kilometers landinwaarts beïnvloed worden door een IJsselmeerpeilverandering. Een beperkte verhoging of verlaging van de grondwaterstand kan negatieve gevolgen hebben voor kelders, stedelijk groen, functionering riolering, bevaarbaarheid, archeologie en houtenpaalfunderingen. Verhoging van de grondwaterstand kan als effect hebben dat woningen vochtiger worden. Indirect kan dit gevolgen hebben voor de volksgezondheid. In het landelijk gebied worden de grondwaterstanden tot enkele kilometers landinwaarts beïnvloed door een IJsselmeerpeilverandering. De landbouwgebieden aangrenzend aan de IJssel en de Vecht zullen hierdoor naar verwachting een lagere opbrengst opleveren. Naast een grondwaterstandsverandering neemt de kwelafvoer toe.
4
Het uitzakken van het IJsselmeerpeil door het gebruik van water in de zomerperiode wordt over het algemeen als ongewenst ervaren. Een langdurig laag peil kan leiden tot verdroging, zetting en klink met bijbehorende schades, instabiliteit van waterkeringen en paalrot van houten funderingspalen.
Verandering grondwaterstand in meters bij 1 meter verhoging winterpeil IJsselmeer
Vervolg De IJssel‐Vechtdelta heeft te maken met opgaven vanuit verschillende deelprogramma’s van het Deltaprogramma. In deelprogramma IJsselmeergebied worden verschillende peilscenario’s voor het IJsselmeer nader verkend in 2011. In het deelprogramma Rivieren wordt gekeken naar maatregelen in en om de IJssel vanuit het perspectief van waterveiligheid, waarbij de IJssel in uit te werken scenario’s te maken krijgt met meer waterafvoer. In een gebiedsproces moeten deze opgaven gekoppeld worden aan een breed ruimtelijk ontwikkelingsperspectief in de IJssel‐Vechtdelta zodat mogelijkheden en wensen vanuit het gebied in beeld zijn en gecombineerd kunnen worden met de aanstaande deltabeslissingen. Deze deltabeslissingen hebben de volgende planing: Ontwikkeling Fase Periode I Voorjaar 2010 – Voorjaar 2011 Verkennen speelveld door regio II Voorjaar 2011 – Voorjaar 2012 Opstellen potentiële voorkeursstrategieën vanuit regio III Voorjaar 2012 – Voorjaar 2013 Selecteren voorkeursstrategie IV 2014 Besluit Kabinet Lange Termijn Strategie
5
1. Inleiding 1.1 Achtergrond Het Deltaprogramma is het uitvoeringsprogramma horende bij het Nationaal Waterplan 1 . Het Deltaprogramma is opgedeeld in deelprogramma’s. Het Deelprogramma IJsselmeergebied is aanleiding geweest om in het gebied van de IJssel‐Vechtdelta een verkenning uit te voeren naar de gevolgen van veranderend peilbeheer op het hoofdwatersysteem 2 . De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn de verandering van het Peil op het IJsselmeer en de mogelijke gevolgen hiervan op de functies in de IJssel‐ Vechtdelta. Binnen het Deltaprogramma zijn ook deelprogramma Rivieren en de drie generieke deelprogramma’s (Veiligheid, Nieuwbouw & Herstructurering, Zoetwatervoorziening) relevant voor de IJssel‐Vechtdelta. Deelprogramma Rivieren loopt in de planning wat achter bij deelprogramma IJsselmeergebied. De informatie uitwisseling met de generieke deelprogramma’s verloopt voor een belangrijk deel via de gebiedsgerichte programma’s als Rivieren en IJsselmeergebied. In de gebiedsverkenning IJssel‐Vechtdelta is geprobeerd om zoveel mogelijk informatie te verzamelen welke bruikbaar is voor alle deelprogramma’s. Door het ontbreken of zeer laat beschikbaar komen van werkplannen, c.q. de informatiebehoefte uit deze deelprogramma’s, is in de werksessies voor de gebiedsverkenning vooral geconcentreerd op de informatiebehoefte van deelprogramma IJsselmeergebied.
1.2 Doel en gedachtenlijn verkenning Het doel van de uitgevoerde verkenning is inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van veranderende waterstanden op de (gebruiks)functies en ontwikkelingen in de IJssel‐Vechtdelta. De verandering van waterstanden kan Figuur 1 Globale gebiedsbegrenzing IJsselVechtdelta ondermeer een gevolg zijn van klimaatinvloeden en/of verandering van het beheer van het hoofdwatersysteem in reactie op klimaatverandering. In de verkenning is een eerste poging gedaan om grip te krijgen op de keten oorzaken – effecten – gevolgen. Hierbij zijn de oorzaken als min of meer vaststaand aangenomen, te weten klimaatverandering en de noodzaak om het waterbeheer hierop aan te passen. Voor de regio is de oorzaak van verandering dan een veranderend waterpeil op het hoofdwatersysteem (bestaande uit de IJssel, de Sallandse Weteringen, het IJsselmeer, het Zwarte Meer, het Meppelerdiep en het Zwarte Water en de Vecht). In de verkenning is vooral ingegaan op de te verwachten effecten van veranderend waterpeil op het hoofdwatersysteem en de effecten hiervan op waterveiligheid en grondwaterstanden. De verandering in veiligheid en grondwatersituatie is in werksessies, met behulp van gebiedskennis, doorvertaald naar te verwachten effecten op het gebruik, c.q. de gebruiksfuncties in het gebied. 1 In 2009 door kabinet vastgesteld rijksplan voor het waterbeleid. Controversieel verklaard na val van kabinet BalkenendeIV. 2 Netwerk van belangrijkste oppervlaktewateren
6
1.3 Gebied De begrenzing van het gebied IJssel‐Vechtdelta is bepaald door de maximale doorwerking van 1,5 meter peilverhoging op het IJsselmeer in te schatten. Daarnaast is gekeken naar het gebied waar mogelijke maatregelen plaats zouden kunnen vinden. Dit mede op basis van inzichten die verkregen zijn uit de studie naar de toekomstvastheid van de Bypass Kampen (quickscan) 3 . Het gebied wordt begrensd door: Ketelbrug in het Westen, Meppel in het Noorden, Ommen/Dalfsen in het oosten en Deventer in het Zuiden (figuur 1).
1.4 Deelnemende partijen Bij het opzetten van de gebiedsverkenning is ernaar gestreefd zoveel mogelijk partijen te laten aanhaken. De provincie Overijssel heeft hierbij een regiserende en coördinerende rol op zich genomen. Overheden en niet‐overheden zijn in een vroeg stadium, namelijk bij het schrijven van het plan van aanpak, uitgenodigd om mee te denken en inbreng te leveren. Waterschap Groot Salland heeft, in afstemming met de waterschappen Reest en Wieden, Zuiderzeeland en Veluwe de waterhuishoudkundige basisinformatie verzorgt. Daarnaast heeft waterschap Groot Salland, gezamenlijk met de gemeenten Kampen en Zwolle, analyses uitgevoerd naar de effecten op grondwater in het stedelijk gebied. De gemeenten zijn betrokken bij het opstellen van het plan van aanpak en hebben kennis en capaciteit ter beschikking gesteld. De gemeente Zwolle heeft, samen met het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering, een werkatelier gehouden. Overige partijen in het gebeid zijn geconsulteerd bij het opstellen van het plan van aanpak. In de werksessies zijn veel, maar vooral veel verschillende maatschappelijke organisaties aangehaakt. Zo hebben LTO‐Noord, Vereniging Natuurmonumenten, Natuur en Milieu Overijssel en Vereniging Schuttevaer waardevolle informatie ingebracht. Overige partijen die een actieve inbreng hebben gehad in de werksessies zijn: het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB), Zwolle‐Kampen Netwerkstad (ZKN), Ruimte voor de Vecht, Regio Stedendriehoek, Vitens, Veiligheidsregio IJsselland en natuurlijk het programmabureau van het Deltaprogramma IJsselmeer zelf.
1.5 Samenwerking Provincie Flevoland Uit pragmatische overwegingen is in de werksessies samengewerkt met de provincie Flevoland. Het bleek dat er een grote overlap bestond in de uitnodigingen aan gebiedspartijen in de IJssel‐Vechtdelta en de Flevolandse IJsselmeerkust. Het gaat hierbij om LTO, terreinbeheerders, gemeenten en waterschappen. Om onnodige agendadruk bij de deelnemers aan de werksessies te voorkomen, is ervoor gekozen om de werksessie voor de IJssel‐Vechtdelta en de Flevolandse IJsselmeerkust gezamenlijk uit te voeren. De provincie Flevoland heeft zich aangesloten bij de aanpak zoals deze door de provincie Overijssel is voorgesteld.
3 De hoogwatergeul die ten zuiden van Kampen de IJssel met de randmeren moet verbinden. De quickscan is uitgevoerd
om in beeld te krijgen in hoeverre deze Bypass functioneel blijft in de toekomst.
7
2. Aanpak conform handreiking IJsselmeergebied 2.1 Beschrijving aanpak De regioverkenningen zijn gericht op het verzamelen van basisinformatie, de validatie van deze informatie en het confronteren van waterhuishoudkundige gevolgen van Figuur 2 Procesbeschrijving informatieverzameling veranderend peilbeheer op de gebiedsverkenningen gebruiksfuncties in de regio. Waar mogelijk zijn maatregelen geformuleerd. DPIJ en de provincies hebben gezamenlijk een handreiking opgesteld voor het proces van de gebiedsverkenningen (figuur 2). De gebiedsverkenningen zijn vooral bedoeld om een eerste indruk te krijgen van de te verwachten gevolgen van veranderend peilbeheer op het IJsselmeer voor de regio. Om aansluiting te houden bij de provinciale Omgevingsvisie is ervoor gekozen de werksessies thematisch in te richten. Per thema/werksessie is geprobeerd om het schema uit figuur 2 zo veel mogelijk te doorlopen.
2.2 Gegevens verzameling (basisinformatie) 2.2.1 Stap 1a: Waterhuishoudkundige informatie Ten behoeve van de gebiedsverkenningen hebben de acht waterschappen rondom het IJsselmeer gezamenlijk de waterhuishoudkundige effecten in beeld gebracht. Gezien de aard van de huidige fase (verkenning) en het tijdspad waarin de analyses hebben plaatsgevonden, hebben de waterhuishoudkundige analyses het karakter van de een quickscan. De volgende thema’s en effecten zijn onderzocht: • Buitendijkse gebieden • Primaire keringen/veiligheid • Kunstwerken • Binnendijks/grondwater De analyses voor de eerste drie thema’s maken gebruik van de Deltares‐basisstudie. De punten zijn vertaald naar vlakken met behulp van lineaire interpolatie. De betrokken waterschappen hebben aanvullende informatie voor het thema ‘kunstwerken’ en ‘binnendijks/grondwater’ geleverd. De analyses voor thema ‘binnendijks/grondwater’ maken gebruik van NHI‐runs. Zowel de basisstudie als het NHI leveren een aantal discussiepunten voor de waterschappen die nader onderzoek vragen, zoals: • De gebiedsdekking komt niet helemaal overeen met het gebied dat van belang wordt geacht door de waterschappen.• De onderzochte peilvarianten geven niet voor alle gebieden realistische uitkomsten. • Uitgangspunten van studie en model hebben beperkingen. Naast het onderzoek van de IJsselmeergroep heeft het waterschap Groot Salland, gezamenlijk met de gemeenten Kampen en Zwolle, onderzoek gedaan naar de gevolgen van een peilverandering voor de grondwaterstand en kwel in het bebouwde gebied van Kampen, IJsselmuiden en Zwolle. De effecten op de grondwaterstand zijn bepaald bij verschillende peilvarianten. Aanvullend is voor de gemeente Zwartewaterland, met indicatieve berekeningen, het effect van een peilverhoging van 100 cm op het stedelijk grondwater in beeld gebracht. In bijlage I is een weergave gegeven van de waterhuishoudkundige analyse per thema:
8
Stedelijk gebied: 1) Waterkeringen 2) Grondwater 3) Buitendijks Landelijk gebied: 1) Waterkeringen 2) Grondwater 3) Buitendijks 2.2.2 Stap 1b: Ruimtelijke basisinformatie De provincie Overijssel heeft de beschikbare ruimtelijke basisinformatie aangeleverd aan DPIJ, bestaande uit voornamelijk GIS‐bestanden, zoals beschikbaar bij de provincie. Onduidelijk is in hoeverre gemeenten informatie hebben aangeleverd. Over het algemeen was de inschatting dat informatie op gemeentelijk schaalniveau te gedetailleerd was voor de eerste verkenning. Uitzondering hierop is de gemeente Zwolle, die gedetailleerder materiaal heeft gebruikt bij het Water en Ruimte Atelier. Werksessie Water en Ruimte Atelier In samenwerking met een aantal ministeries en het waterschap Groot Salland heeft de gemeente Zwolle een Water en Ruimte Atelier georganiseerd. Aan het atelier is tevens deelgenomen door de gemeenten Kampen en Zwartewaterland. Binnen het Water en Ruimte Atelier werd ontwerpend onderzoek ingezet, waarbij opgaven vanuit water en ruimte aan elkaar worden gekoppeld. Het atelier kan worden gezien als een vertaling van waterhuishoudkundige effecten naar ruimte en maatschappij. De belangrijkste algemene conclusies: • • • • • • •
Regio samen optrekken. Omslagpunten zijn niet eenduidig te benoemen, per effect verschillen per wijk. Centrale stad inclusief binnenstad vrijwaren van permanente peilverandering, wel dynamiek behouden. Opvangen van piekafvoer (regenafvoer rivieren en weteringen) > buffergebieden. Peilmaatwerk, in en om de stad. Richten op duurzame ruimtelijke inrichting (o.a. 2de laag waterveiligheid), zowel voor nieuwbouw als herstructurering. Water biedt kansen voor ruimtelijke kwaliteit en identiteit.
Binnen het Water en Ruimte Atelier zijn varianten van maatregelen onderzocht waarbij water werd geweerd of water werd toegelaten. Bij "water weren" komen technische oplossingsrichtingen naar voren en zijn normen bepalend. Bij "water toelaten" komen flexibele oplossingen met marge in systemen en tijd naar voren. 2.2.3 Stap 2: Validatie en verrijking basisinformatie In de werksessie is de beschikbare ruimtelijke basisinformatie gepresenteerd in de vorm van kaartbeelden. Opvallend is dat in de werksessie weinig “fouten” in de kaarten benoemd zijn. Dit geeft vertrouwen in het gebruikte materiaal. Wel moet hierbij worden opgemerkt dat de kaarten grootschalig waren en dat onjuiste details daarom niet zichtbaar waren. 2.2.4 Stap 3: Confrontatie waterhuishoudkundige gevolgen met gebruiksfuncties Bij de confrontatie van de waterhuishoudkundige gevolgen met de gebruiksfuncties zijn de volgende zaken opgevallen:
9
‐
‐
‐
‐
Er wordt een groot gebied beïnvloed. Dit heeft te maken met de open verbinding tussen het IJsselmeer en het gebied van Meppel tot Zwolle. Een peilverandering op het IJsselmeer werkt vrijwel 1 op 1 door in dit gebied. De grondwatereffecten in poldergebieden lijken beheersbaar te zijn. Wel is er bij peilverhoging sprake van een toename van het te verpompen volume water door een toename van de hoeveelheid kwel 4 . Stedelijk gebied blijkt kwetsbaar te zijn. Zowel voor veranderingen in grondwater als verandering in oppervlaktewaterstanden. Door de hoge waarde van het stedelijk gebied zijn zowel de optredende schades als de investeringen die nodig zijn groot te noemen. De confrontatie op het aspect waterveiligheid is moeilijk gebleken. Dit heeft vooral te maken met het ontbreken van de nieuwe normen voor waterveiligheid. In de werksessie is uitgegaan van de huidige normstelling en is een inschatting gemaakt van gevolgen op basis van expertkennis. Er is een verkenning gedaan naar de gevolgen voor waterveiligheid op basis van de huidige normering.
2.2.5 Stap 4: Maatregelen Het formuleren van maatregelen is moeilijk gebleken, doordat deze erg afhangen van de keuzes die uiteindelijk worden gemaakt. De beschikbare informatie en de zekerheid waarmee uitspraken gedaan kunnen worden over de gevolgen voor de gebruiksfuncties geven onvoldoende houvast om concrete maatregelen te benoemen. Een verdiepings‐ en verfijningsslag is hiervoor nodig. Het benoemen van maatregelen verdient aandacht, pas als de maatregelen in beeld zijn is het mogelijk om een inschatting te maken van de benodigde investeringen.
2.3 Werksessies De werksessies zijn thematisch ingestoken. Een belangrijke reden hiervoor is de herkenbaarheid van de thema’s in relatie tot het provinciaal beleid, zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie 5 . Een andere reden is meer praktisch. Voor gegevensvalidatie en de confrontatie van gebruiksfuncties met waterhuishoudkundige functies is inhoudelijke kennis nodig. Een thematische aanpak maakt het mogelijk om de specialisten van de betrokken organisaties gericht in te zetten op hun eigen expertise. Dit voorkomt grote groepen. De kruisbestuiving tussen de verschillende kennisvelden is geborgd door de eerste en de laatste werksessie een integraal karakter te geven. 2.3.1 Thema’s De namen van de thema’s spreken voor zich. Dit verslag beperkt zich tot de belangrijkste conclusies uit de werksessies. Als bijlage zijn de verslagen van de werksessies opgenomen. Voor een nadere onderbouwing van de keuze voor de thema’s en verdere beschrijving van de relatie van de thema’s met het Deltaprogramma wordt verwezen naar het plan van aanpak “Uitwerking Deltaprogramma IJssel‐ Vechtdelta fase 1” 6 . Werksessie 1 Ambities • Ambities zijn vastgelegd in plannen, beleid en een visie. De horizon hiervan reikt over het algemeen niet verder dan 2040. • Doorkijken naar 2100 is vrijwel onmogelijk op basis van de beschikbare informatie. Onzekerheden in ontwikkeling van klimaat, sociale‐economie en RO zijn te groot. Werksessie 2 Economie • Buitendijkse bedrijvigheid wordt direct negatief beïnvloed. • Economische ontwikkeling concentreert zich in steden. Doorwerking van peilverandering in het stedelijk gebied zet in Zwolle een aantal ontwikkelingen onder druk (waaronder "Spoorzone"). 4 Grondwater dat uittreedt, bijvoorbeeld aan de binnenzijde van een dijk, als gevolg van hoogteverschil tussen binnen en
buitenwaterstand. 5 Integrale visie voor de fysieke leefomgeving, vastgesteld door PS van Overijssel in juli 2009. 6 Het plan van aanpak van fase I van deze gebiedsverkenning, zoals opgesteld door Johan Kabout, in overleg met de
regionale partners.
10
Werksessie 3 Stedelijk Gebied • Het stedelijk gebied dat in open verbinding staat met het IJselmeer (Zwolle, maar ook een kern als Zwartsluis), wordt direct beïnvloed door peilverandering. Negatieve effecten waarvoor maatregelen noodzakelijk zijn ontwikkelen zich al bij 10 cm peilstijging. Hoe verder het peil stijgt, des te omvangrijker de effecten en benodigde maatregelen zijn. • De poldergebieden lijken minder kwetsbaar te zijn. Peilverhoging leidt vooral tot toenemende uittreding van grondwater en daarmee tot een groter bemalingsvolume 7 . • Stedelijke gebieden met een relatief groot oppervlak open water zijn minder kwetsbaar voor grondwatereffecten dan gebieden met weinig tot geen open water. Werksessie 4 Landbouw, natuur, landschap en cultuurhistorie • Peilverandering kan negatieve gevolgen hebben voor natuurdoelstellingen. Er ontstaan echter ook ontwikkelingskansen. De vraag is of de ontwikkelingen de verliezen kunnen compenseren. • Landbouw is gebaat bij een goede ontwatering van de landbouwgronden. Hogere grondwaterstanden en toename van zoute kwel hebben een negatief effect op de landbouw. • Het landschap zal veranderen door de ingrepen die nodig zijn. Hiermee kan een deel van de karakteristiek verloren gaan. • Cultuurhistorische waarden kunnen verloren gaan door veranderingen in waterpeil. Het historische stadsfront van Kampen komt bij een peilstijging van circa 30 cm onder druk, omdat de beweegbare waterkering begint te falen. • Archeologische waarden kunnen gebaat zijn bij hogere grondwaterstanden, als dit het behoud van deze waarden ondersteund. Werksessie 5 Integratie • We hebben te maken met een regionale en integrale opgave. • Er is behoefte aan concrete scenario’s voor veranderend peilbeheer om zinnige uitspraken te kunnen doen over haalbaarheid en wenselijkheid. • De koppeling van regionale opgaven aan het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport) biedt kansen voor ontwikkeling en adaptatie. • Concrete maatregelen kunnen voor een belangrijk deel pas worden geformuleerd als er betere inzichten zijn in de peilstrategieën en de effecten van deze strategieën op het gebied en de functies. 2.3.2 Conclusies algemeen •
•
•
•
Gebleken is dat er een groot verschil is tussen de zekerheid waarmee uitspraken gedaan kunnen worden voor de korte termijn, ongeveer de komende 30 jaar, en de lange termijn (2040 en verder). Voor de korte termijn is veel bekend en ligt veel beleidsmatig vast. Voor de lange termijn zijn eigenlijk geen harde uitspraken te doen. Het opvallende is dat er eigenlijk geen sprake is van een middellange termijn. De waterhuishoudkundige basisinformatie is essentieel gebleken voor de gebiedsverkenningen. Het ontbreken van deze basisinformatie in de eerste twee werksessies maakte het zeer moeilijk om uitspraken te doen over effecten op gebiedsfuncties. Bij het beschikbaar komen van de basisinformatie vanaf werksessie 3 werd het mogelijk om het effect – gevolg keten te bespreken. De IJssel‐Vechtdelta is een waardevol gebied waar volop ontwikkelingen plaatsvinden. Waardevol in sociaaleconomisch opzicht (groeiregio Zwolle–Kampen), cultuurhistorisch en landschappelijk waardevol (nationaal landschap) en voor natuur en landbouw (N2000 gebieden). De IJssel‐Vechtdelta is kwetsbaar. Veranderingen in het peilbeheer op het IJsselmeer werken door de open verbinding door in het gebied, grofweg begrensd door Meppel (N), Dalfsen (O) en Zwolle (Z). De kwetsbaarheid uit zich in negatieve effecten van peilverhoging en ‐verlaging op stedelijk gebied, natuur en landbouw. De negatieve effecten beginnen bij een beperkte peilstijging van circa 10 cm (stedelijk gebied). Vanaf ongeveer 30 cm peilstijging beginnen in het gehele gebied problemen te ontstaan die bij verdere stijging van de waterstanden in omvang toenemen.
7 Hoeveelheid uit te malen water vanuit een gebied naar het buitenwater.
11
•
•
• •
•
•
Negatieve effecten zijn toe te delen aan een verlaging van de veiligheid (tegen overstromen c.q. wateroverlast) en verandering van grondwaterstanden en –stroming (waterschade, toenemende hoeveelheid kwel). Tot circa 2040 zijn de gewenste ontwikkelingen voor de IJssel‐Vechtdelta in meer of mindere mate in beeld. Deze ontwikkelingen zijn vastgelegd in (uitvoerings)plannen, visies en het beleid van de verschillende overheden. Na 2040 is er weinig vastgelegd voor de regio. Dit bemoeilijkt het vooruitkijken tot 2100, maar aan de andere kant biedt dit ook kansen voor ontwikkeling en adaptatie. De aanpassing van het IJsselmeerpeil werkt zover door dat de deelnemers aan de werksessies uitgesproken hebben dat dit een regionale en vooral gezamenlijke opgave betreft. Door het ontbreken van de nieuwe waterveiligheidsnormering is het moeilijk de consequenties voor waterveiligheid te benoemen. In het algemeen geldt dat verhoging van het IJsselmeerpeil de veiligheid tegen overstromen negatief beïnvloed in het gebied IJssel (monding tot voorbij Zwolle), Vecht (tot Dalfsen), Zwarte Meer (tot en met Meppel en Vollenhove), Sallandse Weteringen en Meppelerdiep. Het uitzakken van het IJsselmeerpeil (door het gebruik van water in de zomerperiode) wordt over het algemeen als ongewenst ervaren. Een langdurig laag peil kan leiden tot verdroging, zetting en klink met bijbehorende schades, instabiliteit van waterkeringen en paalrot van houten funderingspalen. Er zijn een aantal leemten in kennis, het gaat hierbij vooral om de veiligheid en de nieuwe normering, de behoefte aan zoetwater in tijden van droogte en een meer gedetailleerde uitwerking van effecten van peilverandering. Dit laatste is nodig om concrete maatregelen te formuleren en vooral voor de kostenraming van de maatregelen.
12
B i j l a g e n
13
Bijlage 1 Samenvatting waterhuishoudkundige analyse IJssel-Vechtdelta Achtereenvolgend wordt een weergave gegeven van de verkennende analyse per onderstaand thema met daarbij een voorbeeld: Stedelijk gebied: 1) Waterkeringen 2) Grondwater 3) Buitendijks Landelijk gebied: 1) Waterkeringen 2) Grondwater 3) Buitendijks
14
Stedelijk gebied Stedelijk gebied: Waterkeringen In de IJssel-Vechtdelta liggen ca.10 steden of dorpen direct aan een waterkering. Bij een winterpeilverhoging van 60 cm of meer van het IJsselmeer zal op vrijwel alle locaties verhoging en/of versterking van de waterkering noodzakelijk zijn.
Voorbeeld Kampen-Midden De waterkering Kampen-Midden bestaat uit o.a. 84 beweegbare keringelementen. De kering volgt grotendeels de historische stadsmuur en is volledig geïntegreerd in de historische binnenstad. Zo zijn van een aantal woningen de gevels, raampartijen en kozijnen waterkerend gemaakt. De lengte van de waterkering Kampen-Midden is ruim 1800 meter. Het waterpeil op de IJssel bij Kampen staat onder directe invloed van het IJsselmeer. Maatgevende waterstanden worden veroorzaakt door opstuwing van IJsselmeerwater tijdens storm. Uit de analyse op hoogte blijkt dat de waterkering in Kampen onvoldoende hoog is bij een winterpeilverhoging van 60cm 8 . Naar verwachting voldoet de kering niet meer bij een peilverhoging van dan 30 cm tot 50 cm. Bij een geringere peilverhoging moet nog wel een nadere analyse naar de sterkte van de kering uitgevoerd worden. Blokzijl
Meppel
Vollenhove Zwartsluis
Genemuiden Hasselt IJsselmuiden Kampen
Zwolle
Hattem
8
Memo nadere analyse kunstwerken waterschap Groot Salland, Arcadis 16 november 2010.
15
Stedelijk gebied: Grondwater Een peilverandering op het IJsselmeer werkt via de IJssel en de Vecht door tot aan Deventer, Dalfsen, Wijhe (voorbij Zwolle). Door een peilverhoging van het oppervlaktewater ontstaat meer kwel en dit resulteert in hogere grondwaterstanden (zie onderstaand figuur). Uit de verkennende berekeningen blijkt dat in het stedelijk gebied de grondwaterstanden tot enkele kilometers landinwaarts beïnvloed worden door een IJsselmeerpeilverandering. Opvallend is dat de invloedszone veelal groter in het stedelijk gebied dan het omliggende landelijke gebied. Een verklaring is in het stedelijk gebied dat de dichtheid van waterlopen en ontwateringssloten kleiner is. Het stedelijk gebied is ingericht op de heersende grond- en oppervlaktewaterpeilen en hierdoor kwetsbaar voor peilveranderingen. Een verhoging of verlaging van deze peilen kan daarom negatieve gevolgen hebben voor kelders, stedelijk groen, functionering riolering, bevaarbaarheid, archeologie en houtenpaalfunderingen.
Voorbeeld Zwolle Van het stedelijk gebied in de IJssel-Vechtdelta is het grondwatersysteem van Zwolle het meest gevoelig voor een verandering van het IJsselmeerpeil. Zwolle ligt ingeklemd tussen de IJssel, de stadsgrachten en de Vecht en de bodem bestaat veelal uit goed doorlatend zand. Bij een peilverhoging van 0,5 m is de invloedszone circa 4 km breed en treden in een groot deel van het bebouwde gebied grondwaterstandveranderingen op van 10 cm of meer. De binnenstad van Zwolle en enkele direct aangrenzende wijken zijn het meest kwetsbaar voor peilverandering. Bij een grondwaterstandsverandering van enkele centimeters kunnen al problemen ontstaan met o.a. waterdichtheid van kelders en wortelrot van historische bomen.
16
Stedelijk gebied: Buitendijks In de IJssel-Vechtdelta ligt langs alle steden en dorpen buitendijkse bebouwing. Het gaat om: havenen industrieterreinen, jachthavens, recreatiewoningen en delen van oude binnensteden zoals een deel van de IJsselkade in Kampen. Uit verkennende berekeningen blijkt dat bij een peilverhoging van 60cm de overstromingskans met ca. een factor 10 toeneemt.
Voorbeeld Hasselt Voor het haven- en industrieterrein in Hasselt is de overstromingskans berekend voor verschillende scenario’s. De overstromingskans neemt met gemiddeld een factor 10 toe bij een peilopzet van 60cm, (figuren onder).
17
Landelijk gebied Landelijk gebied: Waterkeringen In de IJssel-Vechtdelta bepalen verschillende factoren de toekomstige opgave voor waterveiligheid. Naast een mogelijke verandering van het IJsselmeerpeil speelt een toename van de afvoer van de IJssel en de Vecht en de aanscherping van het beschermingsniveau tegen overstromingen (nieuwe normering). Bij de berekeningen zijn verschillende combinaties van deze ontwikkelingen verkend. Een IJsselmeerpeilverhoging van 60 cm beïnvloedt ongeveer tot aan Zwolle de veiligheidsopgave. Bij een grotere peilstijging is dit invloedsgebied groter. Bij een peilverhoging van 60 cm wordt ca. 200 km primaire waterkering zwaarder belast (zie onderstaande figuur). Daarnaast worden ca. 60 grotere kunstwerken, zoals inlaten, schutsluizen, gemalen en keersluizen, en ca. 100 km regionale waterkering zwaarder belast. Bij een peilverhoging van 60 cm is de huidige hoogte en/of stabiliteit van de waterkeringen en kunstwerken in de meeste gevallen onvoldoende.
Voorbeeld Zwolsedijk: cultuurhistorie, landschap en dijken De Zwolsedijk is een eeuwenoude dijk die tussen Hasselt en Zwolle ligt. Deze historische dijk is onmiskenbaar verbonden aan de landschappelijke waarden van het rivierengebied. Naarmate de veiligheidseisen en belastingen op de dijken in de toekomst toenemen, zal het een steeds complexere opgave worden om de cultuurhistorische waarde van de dijk te behouden.
18
Landelijk gebied: Grondwater Uit de verkennende berekeningen blijkt dat in het landelijke gebied de grondwaterstanden tot enkele kilometers landinwaarts beïnvloed worden door een IJsselmeerpeilverandering van 60 cm. De landbouwgebieden aangrenzend aan de IJssel en Vecht zullen hierdoor naar verwachting een lagere opbrengst opleveren. Door een grotere dichtheid van waterlopen en ontwateringssloten is de grondwaterstandsverandering in het landelijk gebied wel kleiner dan in het stedelijke gebied. Naast een grondwaterstandsverandering neemt de kwelafvoer toe bij een peilverhoging van het IJsselmeer. Hierdoor zullen de gemalen meer draaiuren moeten maken. Bij een peilverhoging van 50 cm neemt de gemiddelde afvoer van de polders tot ca. 50% toe. Dit getal varieert sterk per polder. In de Noordoostpolder is bovendien sprake van een toename van zoute kwel.
Voorbeeld de Weerribben – Wieden De Weerribben – Wieden is een Natura 2000 gebied. De natuurwaarden in het gebied zijn gebaat bij zo veel mogelijk gebiedseigen water. Door een peilverhoging op het IJsselmeer neemt de wegzijging vanuit het gebied af. Hierdoor wordt het gebiedseigen water beter behouden.
19
Landelijk gebied: Buitendijks De buitendijkse gebieden in de IJssel-Vechtdelta omvatten grotendeels de uiterwaarden. De gebieden zijn in gebruik als grasland of hebben de functie beschermde natuur (N2000). Gemiddeld inunderen de lage delen van de uiterwaarden gedurende een periode van enkele weken per jaar. Door een peilverhoging zal dit vaker en langer gebeuren. Bij een peilverhoging kunnen in het Vechtdal de huidige N2000 doelstellingen waarschijnlijk niet worden gehandhaafd. De omstandigheden voor bijvoorbeeld de Kievitsbloem komen onder zware druk te staan
Voorbeeld Vollenhover uiterwaarden De Vollenhoveruiterwaarden zijn aangewezen als N2000 gebied en liggen langs het Vollenhovermeer. Het watersysteem kan door middel van de kadoelerkeersluis afgesloten worden van het IJsselmeer. Onder dagelijkse omstandigheden staat het gebied in open verbinding met het IJsselmeer. Zodoende kan het afvoerwater van o.a. gemaal Stroink onder vrij verval afwateren. De huidige N2000 natuurwaarden zijn kwetsbaar voor peilveranderingen.
20
Bijlage 2 Rode draad gebiedsverkenningen IJsselmeergebied Inleiding Het Deltaprogramma IJsselmeergebied is in de eerste fase opgedeeld in verschillende gebiedsverkenningen. Per gebiedsverkenning zijn gebiedsprocessen opgestart om met alle betrokken partners de benodigde basisinformatie op tafel te krijgen.
De eerste fase van het Deltaprogramma IJsselmeergebied resulteert in een aantal mogelijke strategieën voor het lange termijn peilbeheer in het IJsselmeergebied. De resultaten uit de gebiedsverkenningen vormen hiervoor de basis. De rode draad is bedoeld om een brug te slaan tussen de rapportages van de gebiedsverkenningen en de strategieontwikkeling. Dit document gaat over de lange termijn. Tijdens de gebiedsverkenningen bleek het lastig om verder te kijken dan 30 à 40 jaar. Wanneer het verder kijken in het vervolgtraject wel aan de orde komt (bijvoorbeeld met scenario’s), is de confrontatie met deze rode draad van belang. Deze rode draad is een zeer beknopte weergave van alle gegevens die in de gebiedsverkenningen verzameld zijn. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar alle onderliggende verslagen en factsheets. Op basis van de verslagen en de factsheets zijn door de provincies per deelgebied rapportages gemaakt. Algemene bevindingen Peilverhoging leidt tot verdere beperking van doorvaarthoogtes van bruggen enerzijds, maar is anderzijds wel bevorderlijk voor de mogelijke diepgang in het gebied. Voor peilverlaging geldt het tegenovergestelde. Voor zowel peilverhoging als peilverlaging geldt dat in ieder geval de aspecten natuur (versterking bij peilopzet, verlies bij uitzakken), waterveiligheid (dijkstabiliteit) en de invloed op de regionale waterhuishouding met de daarbij optredende effecten op het stedelijk gebied nader onderzocht moeten worden. Cultuurhistorie (ook funderingen) en buitendijkse ontwikkelingen zijn ook belangrijke centrale thema’s. Als kans wordt in het algemeen benoemd om maatregelen in het kader van veiligheid te combineren met natuur en recreatie (oeverdijken). Grote vraag is de opgave: in welke mate wordt het IJsselmeergebied op termijn ingezet voor de zoetwatervoorziening? Deze zoetwaterstrategie wordt uitgewerkt in het deelprogramma Zoetwater. Kennis over de zoetwatervraag is noodzakelijk om vanuit deze rode draad te komen tot keuzes voor strategieën.
21
Het IJsselmeersysteem
Knikpunten waterpeil (uitgangspunten bij de rode draad): Uit de gebiedsverkenningen volgt dat de systeemgrenzen grotendeels zijn opgevuld. Het eerste knikpunt ligt bij ca. 10 cm boven het huidige zomerpeil; dan ontstaan de eerste problemen, bv. in het stedelijk gebied in Overijssel. Bij ca. 30-50 cm boven het huidige zomerpeil ontstaan forse problemen in het gehele gebied. Het huidige winterpeil wordt als ondergrens gezien. Het uitzakken van het peil levert in het hele gebied problemen op. Het buitendijks gebied en het gebied dat (via rivieren) in open verbinding staat met het IJsselmeer is hydrologisch kwetsbaar en weinig flexibel. De IJssel-Vechtdelta in het bijzonder: dat is een complex, dynamisch en kwetsbaar gebied. Het bedijkte gebied is op een andere manier kwetsbaar: dijken kunnen worden aangepast. Het gaat daarbij om forse lengtes (orde 400 km) en bij hoog opzetten om enorme ingrepen. De binnendijkse impact (kwel) is sterk afhankelijk van de inrichting en de mogelijkheden om deze tegen te gaan. Bij ingrepen rond dijken speelt ook nadrukkelijk het onderwerp ruimtelijke kwaliteit. Verwacht wordt dat peilverandering negatieve invloed heeft op de functies recreatie, toerisme (zowel buitendijks als gerelateerd aan havens en cultuurhistorische steden) en landbouw en daarmee op de economische en sociale ontwikkeling. Kansen worden met name gezien op het vlak van natuur (ook de verbinding binnendijks-buitendijks; vernatting kan een impuls betekenen voor de ontwikkeling van natuur) en voor stedelijke ontwikkeling (Lelystad, Zwolle-Kampen Netwerkstad). De Zuyderzeerand komt in beeld bij het wegleiden van de afvoer van de Vecht bij hoge waterstanden en stormcondities. Dit is dan ook een kans voor de ontwikkeling van het gebied. Het ontkoppelde gebied (Markermeer, IJmeer, randmeren) Knikpunten waterpeil (uitgangspunten bij de rode draad): Uit de gebiedsverkenningen lijkt een bovengrens van ca. 30 cm boven het huidige zomerpeil zichtbaar te worden. Dit moet nader onderzocht worden, o.a. vanwege de kwetsbaarheid van het Amsterdams watersysteem. De ondergrens ligt bij het huidige winterpeil. Het uitzakken van het peil levert in het hele gebied problemen op. Voor de randmeren, het IJmeer en het Markermeer gelden natuurontwikkeling, woningbouw buitendijks, waterkwaliteit en recreatie als centrale thema’s. Bij de Veluwerandmeren gaat het om gebiedscomplementariteit en integrale duurzaamheid aan weerszijden van de meren: met name het evenwicht tussen recreatie en natuur. Ook in de zuidelijke randmeren wordt gezocht naar de mogelijkheden voor waterkwaliteitsverbetering. Dit als voorwaarde voor versterken van recreatie en natuur. Voor Markermeer/IJmeer geldt aanvullend nog de ontwikkeling van Lelystad, o.a. in combinatie met de versterking van de Houtribdijk. Ditzelfde geldt voor Enkhuizen.
22
Tabel rode draad: weergave op basis van bovengenoemde knikpunten en de gebieden in onderlinge verhouding IJmeer/Markermeer
Zuidelijke Randmeren
Veluwerandmeren
IJssel-Vechtdelta
+
Flevolandse
Friese IJsselmeerkust
Noord-Hollandse IJsselmeerkust
Ambitie/kans
Ambitie/kans
IJsselmeerkust Stedelijk gebied
Ambitie/kans
Bedreiging
Ambitie/kans
Bedreiging
Ontwikkeling
Amsterdam
Ambitie/kans
Bedreiging
Ambitie/kans
Bedreiging
- Ontwikkeling Lelystad
vanwege open
Bedreiging Buitendijks
Lelystad en
(nader
- duurzaam nieuw rood
verbinding en
(oa. Lemmer
Enkhuizen
onderzoek)
(ZKN)
opgevulde
en Makkum).
Bedreiging Stadjes en havens
systeemgrenzen:
(Houtribdijk)
kwetsbaarheid Ov. steden oude land en buitendijkse gebieden Cultuurhistorie
archeologie
oa. Kampen,
Karakter
Karakter
Zwolle, Urk,
Zuiderzeestadj
Zuiderzeestadjes
Zwartsluis en
es
Hasselt Landschap
Eemdelta
dijken en open
Kliffen
Natuur naast
ruimte ikv nat.
(onderzoek)
landbouw
Landschap Natuur binnendijks
Natuur buitendijks
Versterking TBES
Sulfaat: afbraak
Arkemheense
veen
polder
N2000 wetgeving
Onderzoek
N2000 wetgeving
(onderzoek) Economie
(Water)recreatie
- verbindingen buitendijks - evenwicht met recreatie - Waterkwaliteit - Evenwicht met recreatie - recreatie - bereikbaarheid
- verbindingen buitendijks - natuurcompensatie Zuyderzeerand N2000
Onderzoek
onderzoek
Westvaarders plassen
N2000 wetgeving
Onderzoek
wetgeving
N2000
Onderzoek
N2000 wetgeving
wetgeving Zuyderzeerand
havens en
havens en
Impuls
Teruggang
overslag/bedrijven-
overslag-/
binnenvaart
toerisme
terreinen
bedrijventerrei Zoetwatervoor-
Kwel/verzilting
nen Landbouw
Kwel/verzilting
Onderzoek
Kwel/verzilting
aanpassingsmogelijk-
Zoetwatervoor-
Vernatting
ziening
ziening
heden Waterkwaliteit
Opzetten
Slib
Onderzoek
Slib
Inlaat
vermindert
drinkwatervoor-
slibproblematiek
ziening
Veiligheid
Buitendijks
Zuyderzeerand (afvoer)
Doorwerking
Eemgebied, met
stroomopwaarts
name Amersfoort
(220 km dijken),
en Noordschil
dijkstabiliteit en
Baarn
ruimte voor de rivier-projecten (incl bypass)
Recreatie
Grotere
Buitendijkse
vaardiepte
recreatie minder aantrekkelijk of
waterkwaliteit
Strandjes,
Buitendijkse
Buitendijkse
Grotere
Buitendijkse
vaardiepte,
haven/recreatiege-
haven/recrea-
vaardiepte
haven/recreatie-
doorvaarthoogte
bieden
tiegebieden
Ontwikkeling
Zuyderzeerand
gebieden/zeilsport
verdwijnt Belangrijkste kans als gevolg van het
Versterking TBES
Waterkwaliteitsverbetering
Ontwikkelen recreatie en
Ontwikkeling bij Kampen-Zwolle, Lelystad en
natuur
Zuyderzeerand
Deltaprogramma
23
Natuurontwikkeling
Natuurontwikkeling
Vertaling in kaartbeeld: Laag 1: STAD Stedelijke gebieden, onderscheid in voor en na de afsluitdijk, en in binnendijks en buitendijks Laag 2: GEVOELIGHEID Mede op basis van waterdieptes en hoogteligging oevers: de thema’s natuur, waterkwaliteit en recreatie Laag 3: BINNENDIJKS Gevolgen landbouw, op basis van inzijging/kwel kaarten (en zout grondwater) uit de waterhuishoudkundige verkenning Laag 4: NATUUR (wellicht samenvoegen met laag 2) Overal: gevolgen N2000 Ontkoppelde gebied: ambities waterkwaliteit Gekoppelde gebied: ambities binnen-buitendijkse natuurontwikkeling
Bijlage 3 Verslagen werksessies IJssel-Vechtdelta
VERSLAG DHV B.V. Vergadering Datum vergadering Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp Ons kenmerk Datum Aanwezig
: : : : : : :
1e werksessie IJssel‐Vechtdelta en Flevolandse IJsselmeerkust 13 oktober 2010 Zwolle Rijkswaterstaat Waterdienst Deltaprogramma IJsselmeergebied BA1468‐100‐100 Ambities
: ‐ : 20 oktober 2010 : Bastiaan Tiegelaar, DPIJ Johan Kabout, Provincie Overijssel (facillitator) Hanneke Busscher, DHV (rapporteur) Robert Mater, Provincie Overijssel Peter van Wijk Provincie Overijssel Martin Griffioen, Provincie Flevoland Angelica van der Heijden, Provincie Flevoland Hendrik Havinga, Deltaprogramma Rivieren Christine Oosterhof, DLG Margo Meijerink, LTO Noord Jan Koornberg, Waterschap Veluwe Anton Koot, Waterschap Veluwe Barry Ros, Waterschap Groot Zande Jan van de Berg, Gemeente Kampen Reneé Barbilion, Gemeente Steenwijkerland Wim van de Griend, Projectleider IJsseldelta Zuid
Opening en voorstelronde Johan Kabout heet iedereen welkom. De aanwezigen stellen zich voor en spreken hun verwachtingen uit. Over het algemeen verwacht men dat men tijdens de sessies kan meedenken over een landelijke opgave. Men is benieuwd hoe de opgaven voor Deltaprogramma IJsselmeergebied (DPIJ) doorwerken in de regio en welke beleidsdoelen er voor hen uit voort komen. Ook is men benieuwd naar de gevolgen voor het watersysteem. Presentatie: nadruk op “verkennen van ambities” Johan legt aan de hand van een presentatie uit dat het gehele proces van het DPIJ een trechteringsproces is waarbij we gaan werken van grof naar fijn. Voor de eerste vijf sessies ligt de nadruk op “verkennen”. We gaan nog geen voorkeuren uitspreken. Deze eerste 5 sessies resulteren in de eerste IJsselmeerweek. Het uiteindelijke doel is om in april 2011 meerdere strategieën te
25
hebben die een advies zijn aan het Rijk. Tijdens de werksessies voeden wij het proces waarbij we draagvlak voor dit advies in de regio genereren. Tijdens deze eerste sessie gaan we de ruimtelijke basis informatie en de ambities (RO en plannen) in het gebied verkennen. We gaan de vraag “waar willen we naar toe?” beantwoorden. Ook kunnen hier kansen en bedreigingen aan worden gekoppeld. Er ontstaat een discussie over het hanteren van drie termijnen (ambities op korte, middellange en lange termijn). De aanwezigen vragen zich af of het niet makkelijker en realistischer is om met twee termijnen te werken. Men is het er allemaal over eens dat de lange termijn in ieder geval in beeld moet blijven omdat men dan goed in “scenario’s” kan denken. Bovendien is de investeringstermijn van bijvoorbeeld een dijk al 50 jaar. Er wordt afgesproken dat alle termijnen voor de komende sessies in beeld blijven. In deze sessie gaan we ambities voor de korte en de lange termijn verzamelen. De aanwezigen maken kenbaar dat zij voorzien dat er heel veel ambities/plannen zullen missen omdat diverse gemeenten niet aanwezig zijn. Johan antwoordt dat het inderdaad jammer is dat een aantal gemeenten er niet is. Zij kunnen een belangrijke input leveren. Het is echter uitgesloten dat we tijdens deze sessies compleet zullen zijn. We moeten het doen met de mensen die er zijn. De werkgroepen: ambities op verschillende niveaus In twee groepen worden op factsheets en kaarten ambities ingetekend/opgeschreven. Allereerst wordt dit gedaan voor de korte termijn (2015 ‐ 2035). Hierna voor de lange termijn (2035 ‐ 2100). De aanwezigen geven aan dat zij het moeilijk vinden om ambities voor een lange termijn te koppelen aan een locatie op de kaart. Men heeft meer behoefte aan het prioriteren van de gevonden ambities op korte termijn. De twee kaarten uit de eerste ronde (korte termijn) worden daarom naast elkaar gelegd om te kunnen benoemen welke ambities/plannen vermoedelijk een belangrijke rol gaan spelen. Uiteindelijk zijn er twee kaarten met ambities gemaakt en zijn er 18 + 33 factsheets verzameld met ambities voor de korte termijn. De factsheets en de kaarten zullen te zijner tijd terug te vinden op de projectwebsite. De ambities die zijn ingebracht zijn verschillend van aard en omvang. De ambities verschillen qua: • Schaalniveau (ambitie voor regio, voor gemeente of voor functie/element); • Beleidsniveau (landelijk, regionaal); • Ambitieniveau (belangrijkheid/prioriteit van de ambitie); Aandachtspunten hierbij zijn: • Het onderscheid tussen een randvoorwaarde stellende ambities (eis/noodzaak/probleem oplossend) of een volgende ambities (wens); • Ambities kunnen overlappend zijn. Een ambitie kan een uitwerking van een overkoepelende ambitie (hoger schaal‐ en/of beleidsniveau) zijn. Er ontstaat een discussie over welke ambities daadwerkelijk waargemaakt kunnen worden en met welke middelen de ambities waargemaakt kunnen worden. Is het zo dat alle ambities waargemaakt kunnen worden als er maar voldoende geld beschikbaar is? Men komt tot de conclusie dat bijvoorbeeld natuurwaarden en historische waarden moeilijk of niet vervangbaar zijn en dus niet
26
automatisch met geld kunnen worden vervangen of worden gecreëerd. Het is daarom van belang dat ambities die te maken hebben met natuurwaarden en cultuurhistorisch waarden prioriteit krijgen. De volgende prioritering is aangeven door de aanwezigen: 1. Behouden van bestaand rood (steden en dorpen), in het bijzonder bestaand rood met cultuurhistorische waarden. Bijvoorbeeld: a. Binnenstad van Kampen b. Binnenstad Zwolle 2. Creëren nieuw rood. Bijvoorbeeld: a. Netwerkstad Zwolle‐ Kampen b. Hattem 3. Behoud van natuurwaarden. Bijvoorbeeld: a. N2000 gebieden (IJsselmeergebied, Weerribben) b. Ecologische verbindingen (Hattemse Poort) 4. Duurzaam waterbeheer/regulatie. Bijvoorbeeld: a. Zomerbedverdieping IJssel b. Ruimte voor Vecht c. Hoogwatergeul Veessen‐ Wapenveld d. Integrale gebiedsvisie Kamperveen/Hattem/Oosterwolde 5. Behoud van landbouw. (Al dan niet in dezelfde vorm. De confrontatie is op dit gebied moeilijk aan te geven omdat de ervaring leert dat de landbouw zich zal gaan aanpassen aan een nieuwe situatie en zal transformeren). De overall conclusie van de prioriteringsdiscussie is hoe meer peilverhoging hoe moeilijker het behoud van bestaande waarden zal zijn, hoe duurder de oplossingen zullen zijn. Voorop staat dat de veiligheid altijd prioriteit heeft. Veel van de genoemde ambities kunnen in samenhang worden opgepakt. Men kan werk met werk maken en integrale gebiedsontwikkelingen op gang zetten. Zoals al eerder vermeld zal het overzicht niet compleet zijn (het is een weergave van de inbreng van de aanwezigen) en verschillen de ambities qua niveau. Bij het formuleren van de ambities en het prioriteren ervan worden de basisgegevens gemist door de aanwezigen. Men vraagt zich bijvoorbeeld af wat nu eigenlijk het probleem is en wat de gevolgen van een peilverandering zullen zijn. Zo is er in de Noordoostpolder bijvoorbeeld nu al een probleem (verzilting). Hoe zal dit er over 50 jaar uitzien? Het is bijvoorbeeld ook de vraag welke normen er over x aantal jaar gehanteerd zullen worden. Vervolg Alle ingebrachte ambities worden in factsheets en op GIS kaarten verwerkt en geordend. Het complete overzicht van alle gegenereerde ambities in volgende sessies worden meegenomen. Ook zal de informatie te zijner tijd te vinden zijn op een gezamenlijke website. De volgende werksessie is op 27 oktober, van 13.00 – 17.00 in het Provinciehuis Zwolle, zaal BC 1.8. Deze werksessie heeft het thema “Economie”. NoLogo
27
VERSLAG DHV B.V. Vergadering Datum vergadering Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp Datum Aanwezig
: : : : : : :
2e werksessie IJssel‐Vechtdelta en Flevolandse IJsselmeerkust 27 oktober 2010 Zwolle provincie Overijssel Deltaprogramma IJsselmeergebied BA1468 Economie
: 31 oktober 2010 : Provincie Flevoland Angélica van de Heijden Frits Kroese Gemeente Zwolle Jeroen IJsveld Gemeente Steenwijkerland Reneé Barbilion Natuur en Milieu federatie Flevoland Robert Atkins HX Gerard Hendrix Provincie Overijssel Johan Kabout (facilitator) DHV B.V.: Dana Kooistra (rapporteur)
: DPIJ Bastiaan Tiegelaar Kopie Opening en voorstelronde Johan heet iedereen welkom. Het aantal aanwezigen is beperkt, dit hangt waarschijnlijk deels samen met het onderwerp van de bijeenkomst, de economische aspecten die een rol spelen bij peilverandering van het IJsselmeer en de herfstvakantie. Door de aanwezigen wordt de zorg uitgesproken of urgentie en belang wel voldoende doordringen bij belanghebbende partijen. Ook binnen de eigen organisaties van de aanwezigen merkt men dat de aandacht te beperkt is, o.a. gebrek budget, gebrek aan prioriteit en de dagelijkse zaken, het korte termijn denken. De persoonlijke betrokkenheid en eigen ‘sense of urgenty’ maken dat aanwezigen wel aanwezig zijn. De zorg betreft ook het signaal dat hiermee vanuit de regio’s naar DPIJ/overheid uitgezonden wordt: vindt de regio het wel belangrijk genoeg? Johan geeft aan dat hij deze zorg deelt, maar het is ook te verwachten dat tijdens de IJsselmeerweek in december en tijdens de bestuurlijke conferentie maart / april 2011 het belang ook bij bestuurders door gaat dringen. Tevens geeft de tijdige opstart van DPIJ ook ruimte voor dit proces van gaandeweg aanhaken van partijen. Betrokkenheid van Gerard Hendrix volgt uit zijn werkzaamheden binnen de stedendriehoek Deventer, Zutphen, Apeldoorn en zijn betrokkenheid bij de dorpse ontwikkelingsplannen langs de IJssel en de identiteitsfabriek IJsselvallei (identiteitsfabriekijsselvallei.nl) Presentatie: nadruk op “economische aspecten” door Johan Kabout Deze bijeenkomst is de tweede in een serie van vijf bijeenkomsten waarin een ‘verkennen’ centraal staat. Wat ziet de regio aan kansen en mogelijkheden, wat zijn wensen en wat zijn bedreigingen. De resultaten uit de vijf sessies zijn input voor de IJsselmeerweek die van 6 t/m 10 december plaatsvindt.
28
Johan presenteert conclusies uit de in juni 2010 uitgekomen studie van het CPB: “The Netherlands in 2040”. Het volledige rapport is op de site van het CPB te downloaden (www.cpb.nl). Daarin zijn vier mogelijke ontwikkelingen uitgewerkt ten aanzien van de vraag hoe wij ons geld verdienen in 2040. Presentatie Zwolle door Frits Kroese Zwolle wordt in Nederland te weinig gekend Æ Zwolle bestaat! De gemeente werkt aan een inhaalslag om Zwolle in Den Haag op de kaart te zetten, bezig met profilering. Sterke punten van Zwolle: sterke lokale economie, ‘mini’ Utrecht, vervoersknooppunt, verbinding Noord Nederland met Zuid. Nodig zijn investeringen in infrastructuur, tot nu toe geteerd op bestaande infrastructuur. Tot 2040 vindt autonome groei plaats van Zwolle, krimp in de kleine gemeenten. Bedreiging van het water niet zozeer vanuit de IJssel als wel vanuit IJsselmeer en Vecht. Juist ook vrees voor droogte en extreem weer voor de bomen en bloemen eigen aan Zwolle en omgeving. Zwolle gaat niet akkoord met 30 centimeter peilverhoging op de korte termijn, wanneer de plannen voor de lange termijn ongunstig zijn voor de gemeente. Zwolle heeft een aantal investeringsplannen liggen, waaronder aanpak van de binnenstad en stationslocatie. Hiermee alleen is al 200 mln euro gemoeid. Extra maatregelen in geval van peilverhoging zijn door Zwolle niet te betalen (o.a. meerkosten ter afronding van de wijk Stadshagen). Hiermee zijn argumenten gevonden om bij de uitwerking voor het deelprogramma IJsselmeergebied ook de locale economische effecten in de beschouwingen mee te nemen. In Zwolle blijken substantiële bedragen over tafel te gaan die onder druk komen te staan bij veranderingen in peilhoogte in het IJsselmeer. De boodschap is dat bij toevoeging van een wateropgave veel geplande projecten economisch niet meer haalbaar zijn voor de gemeente. Anderzijds is er ook het besef dat de wateropgave een kans is om gewenste ontwikkelingen in Den Haag geagendeerd te krijgen. Het NWP stelt dat vrij verval van IJsselmeer naar Waddenzee het meest duurzaam is. Robert Atkins stelt hierbij de vraag of dat inderdaad zo is, gezien alle lokale ingrepen die nodig zijn. Johan benoemt het alternatief van het installeren van een gemaal op de afsluitdijk, wat economisch gezien wellicht beter uitkan dan alle investeringen op lokaal niveau (zie ook de quickscan kosten van waterbeheersvarianten voor het IJsselmeergebied, Ecorys januari 2008). Echter, een gemaal geeft wel jaarlijks enorme energievraag en heeft een capaciteit nodig die ongekend is. Daarbij speelt een veiligheidsvraagstuk. De vraag is of een centraal gemaal dezelfde mate van bescherming kan bieden als een verzameling van regionale maatregelen (centraal versus decentraal). Actieve discussie staande bij de kaart van het gebied: Op Europees niveau vindt discussie plaatst ten aanzien van behoud en versterking van ecologische waarden. Het gaat hierbij om de insteek op gebied of soortbescherming. Momenteel neigt de discussie naar gebiedsbescherming, in afwijking van de wijze waarop veel KRW en N2000 doelen zijn vastgelegd. centrale vraag: Wat zijn economische kansen en bedreigingen in het gebied IJssel – Vechtdelta en de Flevolandse IJsselmeerkust. Op de kaart en in bijhorend overzicht (memo inventarisatie 271010.doc) zijn de kansen en bedreigingen benoemt. Hieronder zijn interessante passages uit de begeleidende discussies opgenomen.
29
NoLogo
Renée: adaptatievermogen van de landbouw is groot, die past zich wel aan, voor steden is dat lastiger. Robert: voor de natuur geldt ook een hoog adaptatievermogen. Gerard: Hoe omgaan van het type bedrijven in het gebied? Aanbeveling om het gebied aantrekkelijk te maken voor flexibele bedrijfsvormen die niet direct gebonden zijn aan de locatie. Æ Johan stelt de vraag of behoefte bestaat aan nader onderzoek ten aanzien van vestigingsvoorwaarden. Geen eenduidig antwoord. Jeroen: Profilering van het gebied is nodig, samenwerking. Geen beeld bij wat de economische impact is van verandering van peilbeheer, weinig directe invloed zichtbaar. Angélica: Het huidige huishoudboekje is nog leidend, dat is niet realistisch. Zie de parallel met kleding en voedsel, die worden nu ook te goedkoop aangeboden ten opzichte van de werkelijke maatschappelijke kosten. Frits benoemt de lagenstructuur die hij hoort in de discussie, van meest robuust naar meest kwetsbaar: 1. natuur 2. landbouw 3. stedelijkheid 4. infrastructuur (vaarwegen, rijwegen, vastgoed mileu’s) Op de vierde laag zit de meeste bedreiging. Wat gebeurt er als de vastgoed infrastructuur instort? Daarnaast constateert Frits dat de investeringsactiviteiten vanwege de crisis nu op laag pitje staan, met de wateropgave erbij gaat het nog langer duren voordat de beweging weer ingezet wordt. Vraag: Wat is het verschil tussen de huidige beheerkosten en de nieuwe kosten als gevolg van peilverandering? Let op dat de regio wel economisch gezond blijft, laat het geen economisch probleemgebied worden, dat brengt meer kosten op rijksniveau met zich mee dan de extra beheerkosten ten gevolge van de wateropgave te betalen. Robert: In Nederland zijn we gewend dat alle functies in heel Nederland kunnen plaatsvinden. Daar moeten we vanaf. Het is niet meer de opgave van het waterschap om het water zo te reguleren dat alle gewenste activiteiten kunnen plaatsvinden. De opgave is andersom, dat wij ons aanpassen aan de realiteit van de omgeving. Dit vraagt om een gebiedsopgave die op hoger niveau bekeken wordt, en niet op gemeentelijk niveau kan plaatsvinden. Renée bevestigt dit met de opmerking dat de dynamiek in een gemeente gericht is op maximaal 15 tot 20 jaar vooruit kijken. Lange termijn opgaven vragen om bekeken te worden vanuit een overkoepelende visie.
30
VERSLAG DHV B.V. Vergadering Datum vergadering Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp Ons kenmerk Datum Aanwezig
: : : : : : :
3e werksessie IJssel‐Vechtdelta en Flevolandse IJsselmeerkust 10 november 2010 Zwolle Rijkswaterstaat Waterdienst Deltaprogramma IJsselmeergebied BA1468‐100‐100 Stedelijk gebied
: ‐ : 15 november 2010 : Bastiaan Tiegelaar, DPIJ Judith Litjens, DPIJ Johan Kabout, Provincie Overijssel (facillitator) Hanneke Busscher, DHV (rapporteur) Martin Griffioen, Provincie Flevoland Jeroen Doornekamp, Provincie Flevoland Harro Pruijssen, DLG Lisette van den Bos, Waterschap Veluwe Rob Nieuwenhuis, Waterschap Zuiderzeeland Wilgert Veldman, Waterschap Groot Salland Hugo van Dijk, Waterschap Groot Salland Barry Ros, Waterschap Groot Zande Mark Heideveld, Gemeente Zwolle Jan van de Berg, Gemeente Kampen Dick van der Snee, Gemeente Urk Bert Rozendaal, Gemeente Dalfsen Peter Musters, Gemeente Noordoostpolder
Opening Johan Kabout heet iedereen welkom en vertelt dat we vandaag in twee ronden het stedelijk gebied gaan bespreken: 1) Het benoemen van problemen die zich voor gaan doen in het stedelijk gebied nav peilstijging op het IJsselmeer (intekenen op kaart). 2) Doorkijken naar maatregelen (plenair). Inmiddels is er (meer) hydrologische basisinformatie beschikbaar. Barry Ros en Rob Nieuwenhuis geven een presentatie hierover. Johan geeft een korte presentatie over DPIJ in het algemeen. Belangrijke opmerkingen/discussies nav de presentatie: Het hele Deltaprogramma (inclusief de werksessies in alle regio’s) is een trechteringsproces. 1 december proberen wij voor de werksessies IJssel‐ Vechtdelta en Flevoland alle eerdere sessies samen te vatten en terug te kijken. We proberen 1 kaartbeeld te maken. In mei volgend jaar is er een
31
bestuurlijke conferentie. Hier worden verschillende strategieën gepresenteerd. We werken uiteindelijk toe naar een voorkeursstrategie. Men vraagt zich af of er een lijst is met de aangeleverde basisinformatie. Aan de hand van die lijst kan men namelijk checken of alle informatie al is aangeleverd. Er is al een dergelijke lijst bij DHV. Bastiaan zal afstemmen met DHV hoe deze lijst voor iedereen zichtbaar kan worden gemaakt. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat we werken aan een strategie voor de lange termijn. We moeten dus denken op een abstract niveau. Het gaat bijvoorbeeld niet over één riooloverstort. Het gaat over problemen en maatregelen die over 100 jaar ook nog functioneren. Presentaties: gevolgen van peilstijging in IJsselmeer Zie ook presentaties. Vragen en opmerkingen nav de presentatie van Barry: Het is belangrijk om de overstromingskansen (wanneer deze gepresenteerd worden aan bestuurders) te koppelen aan bedragen in euro’s. Bastiaan antwoordt dat dat in deze fase niet meer gaat lukken maar dat het wel op de agenda staat voor de volgende fase. In Fase 4 wordt bovendien een MKBA (Maatschappelijke Kosten Baten Analyse) uitgevoerd. Er wordt opgemerkt dat er veel aannamen worden gedaan (bv keringen moeten 1 meter omhoog naar aanleiding van peilstijging). Wanneer staan deze aannamen niet meer ter discussie? Dit hangt sterk af van diverse politieke beslissingen. Voor nu moeten we werken met de informatie die er beschikbaar is. Het valt ook niet te verwachten dat als we nu uit gaan van het ophogen van de keringen met 1 meter dat het significant meer wordt. Er zit een marge in de cijfers die gepresenteerd worden. In deze sessie proberen we te kijken naar het “knikpunt”: wanneer zorgt de waterpeilstijging voor problemen (bijvoorbeeld functieverlies, schade)? Het knikpunt hangt af van de mate van schade en is per gebied verschillend. Ondanks dat we dus kijken naar de hele regio is het ook van belang om de lokale problemen in beeld te brengen. Vaak zijn lokale problemen namelijk het gevolg van één overkoepelend, regionaal of landelijk probleem. Het is goed mogelijk dat de schade op een bepaalde locatie uiteindelijk (als er één strategie wordt ontwikkeld) wel weg kan worden gestreept ten opzichte van een veel grotere schade op een andere locatie. Vragen en opmerkingen naar aanleiding van de presentatie van Rob; Rob meldt dat de resultaten in zijn presentatie nog concept zijn. De beelden die worden getoond zijn dus Indicatief. Er wordt gekeken naar de effecten (voor de provincie Flevoland) bij een peilstijging van 1 meter op het IJsselmeer. Op de kaarten zijn geen gevolgen voor het stedelijk gebied in de Noordoost Polder (NOP) te zien (witte vlekken). Rob meldt dat hier inderdaad geen effecten optreden omdat het een geregeld systeem betreft. Bovendien is het een dik kleipakket. Het valt wel te verwachten dat er meer brak water de polder in komt. Barry vult aan dat de “witte vlekken” wel gevaarlijk zijn. Het valt namelijk niet uit te sluiten dat er helemaal geen effecten zullen optreden. We tonen nu de tussenresultaten die gebaseerd zijn op aannamen. De informatie is nog niet gedetailleerd genoeg. We moeten er dus niet van uitgaan dat er in het stedelijk gebied in de NOP niets gebeurd.
32
Twee werkgroepen: problemen die ontstaan in het stedelijk gebied De resultaten van de inventarisatie in de twee groepen is te zijner tijd terug te vinden op de gezamelijke website. Algemeen Over het algemeen vindt men het moeilijk om te bepalen tot welk detailniveau de problemen moeten worden weergegeven. Ook vindt men het moeilijk om in te schatten welke omvang de problemen zullen aannemen. Men kan bijvoorbeeld aangeven dat het water in parkeergarages zal komen te staan. Hoe snel het water hier zal komen en hoe hoog het zal komen te staan is moeilijk aan te geven. Terugkoppeling (plenair) vanuit de twee groepen Groep Hanneke: Mark Heideveld vat de resultaten van Zwolle samen. Deze punten zijn ook van toepassing in andere stedelijke gebieden. De volgende problemen ten gevolge van de peilstijging zijn aangedragen: • Oude binnenstad Zwolle: Panden met onderkeldering structureel water in de kelders. Waterveiligheid binnenstad/gehele stedelijk gebied: niet overstromen; • Kruipruimten (waar nu al soms water in staat): komt water in; • (Historische) bomen (vooral rond centrum): zakken uit, gaan dood. Grondwater mag fluctueren. Maar waar structurele verlaging/verhoging? Vooral Eiken en Beuken kunnen niet tegen water. Bomen/groen aantrekkelijk voor woonmilieu, ze hebben dus ook emotionele waarde. Denk ook aan economische schade als bomen vervangen moeten worden; • Riooloverstorten: water op straat zal toenemen; • Verandering grondwaterstand (zie kaart presentatie Barry): ook 10‐20 centimeter stijging van belang; • Doorvaarthoogte bij bruggen. Denk ook aan stremming van verkeer en gevolgen voor economie. Belangrijkste bij rijkswegen/grotere, drukke wegen; • Met uitzakken van peil ontstaat gevaar voor zettingen (oude panden met houten paalfundering komen misschien droog te staan). Over het uitzakken van het peil is nog weinig bekend. Dit moet wel worden uitgezocht; • Archeologie: bodemschatten die verloren gaan als gevolg van uitzakken IJsselmeerpeil; • Meer grondwater ontrekken aan stedelijk gebied met rioolvervanging. Vraag: We praten alleen over bedreigingen. Kunnen we ook kansen signaleren? Bijvoorbeeld: waterwonen, waterrecreatie enz enz. Er wordt geantwoord dat er inderdaad best kansen kunnen worden geformuleerd. Het is echter de vraag hoe de kansen staan in verhouding tot de bedreigingen. Er zijn veel minder kansen dan dat er bedreigingen zijn. Een kans ontstaat vaak als er letterlijk fysieke ruimte is. Wij moeten nu effecten signaleren en niet in oplossingen denken. Opmerking: we moeten ons realiseren dat dit meer is dan een alleen een wateropgave. Het is ook een ruimtelijke opgave. Er moet dus wel worden gedacht vanuit een visie. Antwoord: we kijken nu eerst naar de effecten zodat we gevoel krijgen voor het probleem. Hierna gaan we vooruit kijken en gaan we maatregelen en kansen formuleren. Het is belangrijk om de problemen eerst in beeld te krijgen zodat gemeenten wakker worden geschud en aan gaan haken. Opmerking: het is belangrijk dat bestuurders gezamenlijk “naar buiten treden”. Gemeenten moeten bijvoorbeeld niet op een “eigen eiland” blijven zitten. Het vergt een “open houding” van bestuurders en we moeten elkaar dingen gunnen voor het grotere geheel. Vraag: hoe gaan we dit regelen: welk platform gebruiken we hiervoor?
33
Groep Johan: Johan vat de resultaten van Flevoland samen. Johan merkt op dat zijn groep op een ander schaalniveau heeft gewerkt. Eigenlijk zijn de problemen die genoemd zijn voor Zwolle ook van toepassing voor Urk. Wat er rond Lelystad gebeurd is nog niet bekend. De volgende problemen ten gevolge van de peilstijging zijn aangedragen: • Archeologische waarden schokland: bij uitzakken van het waterpeil komt er zuurstof bij de resten. We weten nog niet of en hoe dit schade gaat veroorzaken; de kennis op dit gebied is te beperkt; • Keringen: wat gebeurd er met kernen als de keringen veranderen? En wat gebeurt er als je bijvoorbeeld 1 meter zakt? Dit zijn leemten in kennis; • Bodemdaling in het landelijk gebied: kansen voor innovatief wonen. Alle informatie die vergaard is in de werkgroepen (problemen ingetekend op kaarten + factsheets met omschrijving van probleem), is te zijner tijd te zien op de gezamenlijke website. Maatregelen Er wordt kort gebrainstormd over maatregelen die genomen kunnen worden. Er wordt gedacht op verschillende niveaus. Het niveau bepaald veelal de duurzaamheid van de maatregel (hoe groter het schaalniveau hoe duurzamer de maatregel). • Infiltratie riolen onder water (draineren ipv infiltreren) • Technische maatregelen: vijvers en watergangen aanleggen bij nieuwbouw‐ projecten/herstructurering. Dempt de effecten. • Bouwtechnische maatregelen: kelders waterdicht maken, parkeerga rages waterdicht maken enz enz. • Heel Zwolle hydrologische isoleren? Rivier om Zwolle heen leggen? • Gemaal bij Ketelbrug? Er wordt gesproken over de lagenbenadering. Men vraagt zich af welke laag leidend is. Johan antwoordt dat de lagenbenadering juist uit gaat van het principe dat ALLE lagen moeten worden meegenomen en in samenhang moeten worden bekeken. Het is dus niet zo dat een maatregel/strategie binnen de ene laag automatisch belangrijker is dan een maatregel/strategie binnen de andere laag. Johan vraagt aan de groep wat zij nodig hebben om hierover verder na te denken en hoe we dit naar buiten moeten brengen/moeten presenteren. Ten eerste wordt benadrukt dat de basisinformatie (hydrologische informatie) allemaal beschikbaar moet zijn. Het is in ieder gaval voor onze sessies belangrijk dat we blijven kijken naar het geheel (integraal denken) en blijven kijken naar de volle breedte. Het is nog te vroeg om te prioriteren. Het is belangrijk om zowel regionale als lokale belangen mee te nemen. We denken vanuit het grote geheel maar nemen ook de lokale problemen mee. Het is hierbij van belang om te werken met scenario’s/pilots. De scenario’s/pilots moeten niet teveel informatie bevatten en vooral veel BEELDEN. Het gevaar is dat mensen/gemeenten (op lokaal niveau) zich gepasseerd gaan voelen als hun informatie niet in beeld is gebracht. Het is daarom de kunst om het grotere geheel te laten zien en dit te illustreren met voorbeelden op lokaal niveau. De nuances van de regionale maatregel worden zichtbaar op lokaal niveau. Er worden voorbeelden aangedragen voor het visualiseren van de scenario’s. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om (met behulp van Google Earth) 3 dimensionale animaties te maken waarbij bijvoorbeeld een vogelvlucht over de IJssel wordt getoond. Laat (letterlijk) zien wat er gebeurd!
34
In deze fase van het project is het te vroeg om met deze visualisaties te werken. Het is wel denkbaar dat de strategieën op deze manier worden gepresenteerd. Het zal een hele uitdaging zijn om alle informatie voor dit project te bundelen. Het gaat namelijk niet alleen om het weergeven van de feiten maar ook om het vertellen van het verhaal erachter! Vervolg In de sessie op 1 december worden alle resultaten gebundeld en is er ruimte om creatieve ideeën, bijvoorbeeld met betrekking tot het presenteren van de informatie, in te brengen. De volgende sessie, op woensdag 24 november, heeft als thema “Landbouw, Natuur, Landschap en Cultuurhistorie”.
35
NoLogo
VERSLAG DHV B.V. Vergadering Datum vergadering Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp Ons kenmerk Datum Aanwezig
: : : : : : :
4e werksessie IJssel‐Vechtdelta en Flevolandse IJsselmeerkust 24 november 2010 Zwolle Rijkswaterstaat Waterdienst Deltaprogramma IJsselmeergebied BA1468‐100‐100 Landschap, cultuurhistorie, landbouw, natuur
: ‐ : 25 november 2010 : Bastiaan Tiegelaar, DPIJ Johan Kabout, Provincie Overijssel (facillitator) Hanneke Busscher, DHV (rapporteur) Rob Nieuwenhuis, Waterschap Zuiderzeeland Barry Ros, Waterschap Groot Zande Andries Liemburg, Provincie Flevoland Angelica vd Heijden, Provincie Flevoland Annemiek Oosterwegel, Gemeente Deventer Antoon Kanis, LTO Noord (West Overijssel) Arnold Michielsen, LTO Noord (Flevoland) Bert Hendriks, Waterschap Reest en Wieden Christina Oosterhoff, DLG Dominique Bokeloh, Natuurmonumenten Geert de Groot, DLG Harry Stoffer, Provincie Overijssel Heike van Blom, Gemeente Zwartewaterland Herman Menkveld, LTO Noord (Salland) Ineke Cornelissen, Gemeente Noordoostpolder Jan Dunnink, LTO Noord Jan Koornberg, Waterschap Veluwe Klaas Mulder, LTO Noord (Staphost) Lieuwe Dijkstra, Gemeente Zwolle Margo Meijerink, LTO Noord Martin de Jonge, Provincie Flevoland Paul Rigter, RVOB Roelof Steenbeek, LTO Noord (Overijssel) Stephan Rientjes, LTO Noord (Salland) Warner Poortman, Gemeente Kampen
36
Opening Johan Kabout opent de vergadering en heet iedereen welkom. Hij legt uit wat het programma is: • Opening/introductie door hemzelf • Presentatie Barry Ros • Uiteen in twee werkgroepen: bepalen van effecten • Terugkoppeling • Sluiting/vervolg Presentaties Zie ook presentaties. Presentatie Johan: vandaag verkennen van gevolgen Er wordt opgemerkt dat het belangrijk is om de ontwikkelingen en trends in de landbouwsector mee te nemen binnen dit project. Presentatie Barry: toekomstverkenning waterhuishouding Barry vertelt dat de waterschappen een toekomstverkenning maken van de waterhuishoudkundige basisinformatie. De scenario’s die worden gepresenteerd zijn niet de waarheid! Er wordt geprobeerd om bandbreedtes aan te geven en te kijken naar de extreme situaties. Wij bekijken de gevolgen van een peilstijging van 1 meter op het IJsselmeer. De stadsgrachten van Zwolle stijgen bijvoorbeeld 1 meter mee. Er wordt gevraagd of er ook effecten (opbolling grondwaterstand en kwel) optreden in de Noordoostpolder (op de kaart die wordt gepresenteerd zijn namelijk geen effecten te zien). Barry antwoordt dat het niet is uit te sluiten dat hier ook effecten optreden. De effecten zijn alleen anders van aard en omvang. De grondwaterstanden zullen niet stijgen (is namelijk een geregeld systeem). Er zullen wel effecten optreden met betrekking tot de kwel (meer en brakker). Op de tekeningen die worden gepresenteerd is geen Bypass ingetekend. Is deze wel genomen in de scenario’s? Barry antwoordt dat ook de zomerbedverlaging niet is ingetekend. Zowel de Bypass als de zomerbedverlaging zijn niet meegenomen in deze berekeningen. Er zijn modellen (ingezoomd, alleen voor Kampen) waar de Bypass wel is meegenomen. In dit model blijkt het effect van de Bypass mee te vallen (omdat de Bypass op een dik kleipakket ligt). Er wordt gevraagd of de scenario’s uitgaan van meer inspanning van de waterschappen. Er wordt geantwoord dat dit niet het geval is en dat de huidige situatie en de huidige maatregelen worden gehanteerd. Er wordt wel uitgegaan van een zelfde peilbeheer. Wanneer hetzelfde peil gehanteerd moet worden, moet er dus wel meer gepompt worden. Naar aanleiding van de presentatie ontstaat een discussie over de waterveiligheid. Men kan zich afvragen hoe veilig we het willen hebben? Moeten we met de veranderde peilen dezelfde normen hanteren of is het bijvoorbeeld voor sommige gebieden helemaal niet erg om vaker te overstromen? Er wordt gevraagd of het uitzakken van het peil gevolgen heeft voor de bodemdaling. Er wordt geantwoord dat dit nog niet is verwerkt in de modellen/berekeningen maar dat het te verwachten is dat dit wel het geval is. De bodemdaling zal versnellen. Dit proces gaat wel heel geleidelijk en over een beperkte periode (einde van de zomer).
37
Eerste reacties Johan vraagt de aanwezigen om een eerste reactie naar aanleiding van de presentaties. De volgende opmerkingen worden gemaakt: • De presentaties waren zeer informatief. De gevolgen zijn indrukwekkend en de effecten lijken redelijk extreem; • Sommige effecten lijken ook wat onwerkelijk. Er worden voornamelijk globale effecten gepresenteerd. Wat zijn de lokale effecten en hoe ziet het eruit als we maatwerk gaan leveren? Sommige lokale problemen kunnen ook op regionale/landelijke schaal worden opgelost. We moeten “groot” blijven denken; • Alleen het handhaven van de huidige situatie lijkt al heel veel inspanning te vergen, laat staan het realiseren van de plannen van Veerman; • Er zijn veel gevolgen voor de landbouw. Voornamelijk bedreigingen en weinig kansen; • De waterkwaliteit in Flevoland is een punt van zorg. Hier zijn namelijk veel hoogwaaardige gewassen te vinden die gevoelig zijn voor veranderingen (verzilting); • Er moet onderscheid gemaakt worden tussen wat er van nature gaat gebeuren (klimaatverandering) en wat voor keuzes wij zelf maken; • Het valt op dat er nog veel onzekerheden (leemten in kennis) zijn. Hoe gaan we hiermee om? • Er moet rekening worden gehouden met de N2000 instandhoudingsdoelen. De effecten voor de natuur zijn altijd moeilijk in te schatten dus er zal veel extra onderzoek noodzakelijk zijn; • De opgave waar we voor staan is niet alleen een wateropgave maar ook een ruimtelijke ordeningsopgave; • De gepresenteerde scenario’s lijken de meest negatieve scenario’s. Er is bijvoorbeeld niet gekeken naar tussenoplossingen zoals compartimentering. Deze studie lijkt nog maar het begin en er moet nog veel verder worden uitgewerkt; • We moeten goed in het achterhoofd houden dat we bezig zijn met de lange termijn. Daarom werken we met de meest extreme scenario’s; • De informatie die we verzamelen in deze werksessie is weer input voor de berekeningen/verkenningen van de waterschappen; • Dit is zo’n grote opgave dat we het gezamenlijk moeten blijven aanpakken; • Voor natuur is er al redelijk snel een omslagpunt bereikt. Natuur kan best een beetje natter worden maar al snel wordt het té nat; • Hoe ver ga je met het nemen van technische maatregelen om functies in stand te houden? Hoe ver wil je gaan om dingen te behouden? Wellicht biedt het vervallen van een bepaalde functie ook wel kansen voor een andere functie; • Denken we niet te klein? Zijn bijvoorbeeld aanpassingen aan de afsluitdijk niet de oplossing? Naar aanleiding van de reacties meldt Barry dat hij de volgende keer ook aandacht zal besteden aan de tussenoplossingen en de minder extreme scenario’s. Twee werkgroepen: gevolgen voor landschap, cultuurhistorie, landbouw, natuur Plenair worden de resultaten van de twee groepen teruggekoppeld. Groep Hanneke/Johan: Hanneke vat de resultaten van de groep samen: • Heb aandacht voor kansen: “de een zijn dood is de ander zijn brood”. Zo kan men bijvoorbeeld op plekken waar akkerbouw bemoeilijkt wordt door bodemdaling, natuur gaan vestigen. De begrazing naast N2000 gebied zorgt voor te veel stikstof in de grond. De begrazing kan worden verplaatst naar de plekken waar akkerbouw niet langer mogelijk is; • Aantasting archeologie en ecologie Schokland;
38
• • • • • • • • •
Aanpassing/aantasting habitat van flora en/of fauna: bijvoorbeeld Wieden en Weerribben, Voorsterbos en Waterloopbos, Kuinderbos; Kansen om Zuiderzeerand te transformeren naar recreatie/natuurgebied; Vang effecten klimaatverandering op in stroomgebied zelf: afvoer Vecht en IJssel opvangen; Gevolgen voor ruimtelijke kwaliteit IJsseldelta (incl Kampen): oplossing: begrens IJsselmeer bij Ketelbrug door middel van kering (in combinatie met andere maatregelen); Waterveiligheid buitenpolders; Zwolle krijgt natte voeten bij grotere afvoeren. Hiermee stijgt ook het waterpeil van het achterland; Uiterwaarden Vecht en Zwarte water (N2000 status): toename dynamiek geen probleem (tot +0,4 m). Hogere voorjaarsstanden zijn wel een probleem; Cultuurhistorische waarden binnenstad Zwolle; Kampereiland en Polder Mastenbroek: kernkwaliteiten en cultuurhistorische waarden zijn van oudsher op waterdynamiek afgetemd. Dit krijgt nu een functionele betekenis die leidend kan zijn voor toekomstige ontwikkelingen. Dit is een positief effect; Urk: ernstige nadelige effecten op cultuurhistorische en toeristische waarden.
• Groep Bastiaan: De groep van Bastiaan heeft de gevolgen per thema behandeld en per thema ingetekend op de kaarten. Bastiaan vat de resultaten van Flevoland samen: Landbouw: • Flevopolders zijn kapitaal gevoelig: nauwe marges omdat er specialistisch en kwetsbare gewassen voorkomen; • In Polder Mastenbroek komen alle problemen samen: laag gelegen, delta, nu vooral veeteelt; • Gevolgen voor het kassengebied zijn groot; • Langs rivieren: water de baas. Dit houdt in dat de landbouw zich daar al heeft aangepast aan de rivierdynamiek. Natuur: Er is een onderscheid gemaakt tussen gebieden die kwel gestuurd worden en die rivier gestuurd worden. In de kwel gestuurde gebieden zullen de effecten niet erg extreem zijn. In de rivier gestuurde gebieden zullen de effecten extremer zijn. Landschap en cultuurhistorie: • Schokland, Swifterband gevoelige gebieden: veel cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Daarom gevoelig voor met name bodemdaling; • Rietlanden (aan de rand van randmeren) gevoelig voor verandering. Wanneer rietlanden verdwijnen (een ander gewas in de plaats komt) hele andere beleving van landschap. Alle informatie die vergaard is in de werkgroepen (de gevolgen ingetekend op kaarten + factsheets met omschrijving van probleem), is te zijner tijd te zien op de gezamenlijke website. Sluiting/ vervolg Johan evalueert de terugkoppeling uit de groepen. Hij concludeert dat we niet te klein moeten denken. Er wordt ook opgemerkt dat we genoeg aandacht moeten schenken aan de Vecht. Het lijkt er namelijk op dat men het vooral over de IJssel heeft als het gaat om gevolgen etc. De benedenloop van de IJssel wordt wel onderbelicht terwijl men daar wel problemen verwacht (die ook de nodige aandacht behoeven).
39
Bastiaan vertelt dat deIJsselmeerweek zal plaatsvinden van 6 t/m 10 december. Hij nodigt iedereen uit om daarbij aanwezig te zijn. Met name maandagochtend 6 december en vrijdag ochtend 10 december zijn interessant. Op maandag maken we een start met de vraag “wat hebben we allemaal al gedaan?” Vrijdag sluiten we af door te kijken naar de toekomst en te kijken naar de acties die nog moeten worden gedaan. De volgende werksessie voor IJssel‐ Vechtdelta en Flevoland wordt gehouden op 1 december. In deze sessie gaan we alles bundelen wat we de afgelopen 4 sessies hebben gedaan. Het resultaat van deze sessie zal worden ingebracht in de IJsselmeerweek. Angelica sluit af door te melden dat er vandaag een goede oogst is gedaan. Het is fijn dat er nu waterhuishoudkundige informatie is. Zij roept iedereen op om de komende tijd in gesprek te blijven met elkaar. Het is zo’n grote en complexe opgave dat we het gezamenlijk moeten blijven aanpakken.
40
VERSLAG DHV B.V. Vergadering Datum vergadering Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp Ons kenmerk Datum
: : : : : : :
5e werksessie IJssel‐Vechtdelta en Flevolandse IJsselmeerkust 1 december 2010 Zwolle Rijkswaterstaat Waterdienst Deltaprogramma IJsselmeergebied BA1468‐100‐100 Integratie
: ‐ : 2 december 2010
Aanwezig : Angelica van der Heijden, Provincie Flevoland (facilitator) Johan Kabout, Provincie Overijssel (facilitator, presentatie) Andreas van Rooijen, gemeente Zwolle (presentatie) Barry Ros, Waterschap Groot Salland (presentatie) Dana Kooistra, DHV (rapporteur) Martin Griffioen, Provincie Flevoland Martin de Jonge, Provincie Flevoland Bart Beukema, Provincie Overijssel Peter van Wijk, Provincie Overijssel Renée Barbillion, gemeente Steenwijkerland Christophe Meijer, gemeente Zwartewaterland Peter Musters, gemeente Noordoostpolder Judy Jansen, Waterschap Zuiderzeeland Anton Koot, Waterschap Veluwe Toin Lambrechts, Waterschap Reest en Wieden Wilgert Veldman, Waterschap Groot Salland Paul Rigter, RVOB Antoon Kanis, LTO Noord Dominique Bokeloh, Natuurmonumenten Margriet Beek, DPIJ Harm Veuger, KSV Schuttevaer Philip Scheepers, Staatsbosbeheer Opening Opening door Angelica, provincie Flevoland. Zij zet het doel voor de bijeenkomst neer: de integratie van de afgelopen vier sessies: 13 oktober, thema ambities 27 oktober, thema economie 10 november, thema stedelijk gebied 24 november, thema landschap, cultuurhistorie, landbouw, natuur Presentatie Johan Kabout, trekker gebiedssessies vanuit provincie Overijssel Korte introductie op de aanleiding en de voorgaande vier sessies. De presentatie en een link naar de website met de handreiking IJsselmeergebied wordt met het verslag meegestuurd. Vraag wordt gesteld hoe om wordt gegaan met het ver vooruit kijken dat hier gevraagd wordt en maar beperkt uitgevoerd kan worden. Hiertoe is een strategiegroep opgezet, waarin experts en
41
strategisch denkers zitting in hebben. Zij hebben de taak met alle input uit de gebiedssessies en themasessies, de verre lange termijn in beeld te brengen. Dit gaat op hoofdlijnen, dus niveau Almere, maar niet wijkniveau. Presentatie Barry Ros, waterschap Groot Salland Waterschap Groot Salland heeft voor meerdere varianten doorgerekend wat de effecten zijn in het watersysteem regio Zwolle. In de presentatie met name de effecten van peilverhogen toegelicht, in het onderzoek zijn echter ook de effecten van verlaging doorgerekend. De definitieve rapportage met veel kaartmateriaal is beschikbaar tijdens de IJsselmeerweek. Aspecten die tijdens de presentatie aan de orde komen: ‐ Wisselingen in het peil zijn binnen enkele dagen merkbaar in de grondwaterstanden in de stedelijke gebieden, aangezien het gebouwde gebied zich merendeel op zandgronden bevindt. ‐ Peilverhoging niet constant maar sinus vorm: in winter hoger peil dan in zomer. ‐ Uitgangspunt bij onderzoek: sloten blijven door bemaling op huidige peil. Hiermee zijn gevolgen voor landelijk gebied beperkt. Wel: sterke toename kwel, wat in aantal gebieden ook zoute kwel is. Vraag: is rekening gehouden met de toename van de druk op de slootbodems, risico van opbreken. effect op inklinking: onomkeerbaar proces ‐ Door de afsluitdijk zijn andere functies in het gebied mogelijk geworden én in gebruik genomen (voorbeeld van appartement in souterrain), gevolg is grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid van technische kunstwerken. Gevoel leeft dat ruimte/veerkracht van het gebied voor aanpassingen al zeer beperkt is door huidige gebruik van de ruimte. In plaats van nog meer inleveren op marges in veerkracht is ‘omdenken’ nodig: loslaten huidige situatie. Presentatie Andreas van Rooijen, gemeente Zwolle Gemeente Zwolle benadrukt dat zij een van de weinige regio’s in NL zijn met een groeiverwachting (economisch en bevolking) voor de komende 20 tot 30 jaar. Zwolle is de grootste stad in het effectgebied bij peilverandering van het IJsselmeer. Benadrukt wordt het belang en de kracht van regionale samenwerking, het gaat niet alleen om Zwolle maar om het hele gebied. Zwolle heeft een intensief 2‐daags werkatelier gehouden waarbij mogelijkheden voor Zwolle en omgeving geïdentificeerd zijn. Naast de aanleiding vanuit het IJsselmeer, geeft ook de klimaatverandering noodzaak tot actie. In augustus 2010 zat het watersysteem aan de rand van de capaciteit. Meerdere scenario’s zijn bekeken, waaruit blijkt dat vooral de binnenstad van Zwolle kwetsbaar is voor langdurige peilwisselingen. Idee: water bufferen voor en na de stad, peil in de stad controleren. Dit geeft ruimte in het watersysteem en is een oplossing voor peilwisselingen tussen de ‐1 meter en + 1 meter. Een van de resultaten van deze 2‐daagse is dat ‘de stedenbouwers’ al enthousiaster worden over kansen en mogelijkheden. Vraag naar verhouding problematiek dit deelgebied t.o.v. andere deelgebieden? In Friesland spelen grote belangen, in Noord Holland wordt al gewerkt aan het Wieringermeer. Belangrijk verschil met regio Zwolle is de situatie met water van 2 kanten: IJsselmeer en de rivieren. Er wordt veel gesproken over knikpunten, wanneer gaat het ‘fout’? Dit beperkt zich tot een focus op de veerkracht van het systeem, hoeveel willen en kunnen we daar nog op inleveren? Liever focus op duurzaam aanpassen van het gebied, rigoureuze keuzes zijn nodig. Wat missen we? ‐ weinig gehoord over Natura2000, hoe belangrijk is het behoud hiervan? natuur niet heilig, ander systeem denken nodig wat voor alle functies in het gebied geldt (Peter M). natuurwaarden op zich behouden, maar de plaatsgebondenheid loslaten, aandacht is nodig voor het aanpassingsvermogen van het gebied (Dominique) sommige natuurtypen makkelijk verplaatsbaar, andere kritisch t.o.v. bepaalde omstandigheden. Differentiatie is nodig (Dominique) ‐ inzicht in gevolgen voor de waterkwaliteit, in relatie tot KRW
42
‐ Paradoxaal: Het uitzakken van het peil voor voldoende zoetwatervoorraad werkt verdrogend in dit gebied. Wat zijn (irreversibele) effecten op het watersysteem in dit gebied? reactie vanuit DPIJ: samenhang is belangrijk, dit soort verbanden wordt zeker meegenomen. ws Veluwe spreekt zorg uit naar aanleiding van de ervaringen vanuit Ruimte voor de Rivieren waarbij weinig aandacht aan de effecten van lage standen is gegeven. Discussie, vragen en opmerkingen: ‐ Wat is leidend? Vroeger was dat het watersysteem, nu meer de integraliteit. ‐ Door groei bevolking en economie extra druk op de ruimte, laat de keuzes t.a.v. water geen belemmering vormen voor de groei. ‘2100’ denken: stimuleren economie in andere regio’s dan het westen (Peter M) vanuit commissie Veerman echter gesteld: bij doortrekken ontwikkelingen blijft kapitaal voornamelijk in het westen van het land. Keus om dat kapitaal niet te vernietigen. uitgangspunt: we gaan geen stedelijk gebied vernietigen plus: in hoeverre zijn processen te sturen? Je kunt mensen niet verplichten in een nieuwe wijk in de polder te gaan wonen Niet op postzegels kijken, als een gemeente geofferd moet worden, dan is dat zo kijk op totaal pakket (Zwartewaterland) ‐ Wat past waar: onderzoek de ondergrond op regionaal niveau (Dominique) ‐ Hoe dan ook: rigoureuze keuzes zijn nodig (Martin) beseffen bestuurders dat ook? regionale verantwoordelijkheid ‐ Welk geluid geven we als regio af, wat vinden we? (Johan) ‐ Voorstel: regionale visie/advies aan DPIJ/rijk leveren (Johan) let wel: dit vraagt uren, bereidheid daartoe nodig om dit bod te kunnen doen naast overheden ook veel particulieren en private organisaties betrokken. Hoe neem je deze mee? optie: opschalen naar koepel en belangenorganisaties ‐ Bij gemeenten leeft de trend: niet over de schutting gooien, maar integraal denken en verantwoordelijkheid nemen. In geval van DPIJ dit ook doen. (Peter M) ‐ op inhoud akkoord: als regio gezamenlijk optrekken, op organisatie de vraag hoe dit te organiseren. ‐ gevoel van urgentie onvoldoende aanwezig, 1e taak is communiceren van belangen, dat hier echt iets moet gebeuren, dat rigoureuze keuzes voor de deur staan (Renée) regionaal overlegorgaan IJsselmeer betrekken (Martin) op de agenda zetten bij regionale bestuurlijke overleggen (Peter M.) ook de burger hierin meenemen: van ontzorgen naar acceptatie van risico’s. Landelijke campagne (Zwartewaterland) ‐ inzicht in de gevolgen geeft gevoel van urgentie (LTO) ‐ denk in gezamenlijk optrekken en kansen zien, niet in grenzen en bedreigingen (Bart) Boodschap IJsselmeerweek: “Als je het doet, doe het dan goed”. Niet in postzegels denken, maar overkoepelend en lange termijn. We zitten aan de grenzen van het systeem: anders denken is nodig, accepteren rigoureuze keuzes
43