Cemaleddin Hocaoglu (Kaplan) De Emir van de Gelovigen en de Kalief van de Moslems
DEISLAMITISCHE GRONDWET
De Kaliefaatstaat www.ilimdiyari.com
INHOUD Voorwoord 8 Voorwoord -29 Wat is de Islam en wat is het niet? 12 De Inhoud 13 De Staat 16 Is de Islam in harmonie met het seculiere regime? 24 De Islam verwerpt het seculiere regime! 26 De onscheidbaarheid van staat en godsdienst, volgens de Islam 27 De democratie, vanuit de islamitische visie 31 Geloven of ketterij! 33 Het zelf wetten maken, betekent oorlog tegen Allah! 36 De Soevereiniteit 46 De Islam en de regering 48 Antwoorden op sommige twijfels en beweringen 51 Het Ideaal Recht 68 Technische informatie over de Islamitische Grondwet 72
De Islamitische Grondwet 77 Deel 1: Algemene Bepalingen 78 Deel 2: De Grondrechten en Vrijheden 81 Deel 3: De Sociale Bepalingen 83 Deel 4: De Familie Voorschriften 85 Deel 5: De Economische Voorschriften 86 Deel 6: De Belastingen 91 Deel 7: Het opvoed en het onderwijs beleid 96 Deel 8: De Buitenlande Politiek 98 Deel 9: De Staatsorganen en Staatsleider 101 Deel 10: De Verkiezing van de Staatsleider 104 Deel 11: De Overlegsraad (Ahli Hall Wal Aqd) 105 Deel 12: Het Constitutioneel Hof 109 Deel 13: De Formatie van de Regering 110 Deel 14: De Mededelingsraad 112 Deel 15: De Massa Communicatiemiddelen 114
Het islamitisch besturingssysteem is de laatste halve eeuw, binnen de islamitische naties en staatsbesturen, overwegend afgeschaft en is deze goddelijke grondwet door grondwetten die door de mens zijn vervaardigd. Deze vervaardigingen zijn de laatste halve eeuw kladborden geworden, die in plaats van eenheid, onenigheid, in plaats van levendigheid, verwaarlozing, in plaats van vriendschap, vijandigheid en in plaats van rust, bloed met zich meegebracht... Doordat alle droevige resultaten bekend zijn, is deze islamitische Grondwet, met haar overwegingen aan de wereld-media en vooral aan de staatslieden van de moslim-naties opgedragen. Er kan absoluut beweerd worden dat er een grondwet is voorbereid die op de waarheden van de Islam in al haar aspecten weergeeft. Echter, getracht is een grondwet te publiceren die in grote lijnen de basisprincipes weergeeft, waarbij de texten voor de rekening van de woordbereiders zijn, die open staan voor kritiek, correctie en aanvullingen. Wij verkondigen, de hulp komt van de Almachtige, Allah.
Cemaleddin Hocaoålu (Kaplan) De Voorzitter van het Europees Islamitisch Centrum en de Voorbereidingscommissie Islamitische Grondwet
-2Twee soorten grondwetten: 1. Het product van het menselijk verstand! 2. De grondwet die berust op goddelijke ingeving! Wie is de mens?: De schepsel (de geschapene). Maar Allah is de Heer, de Schepper. Wie is er nu superieur? De Schepper of de schepselen? U zult natuurlijk „de Schepper“, zeggen. Echter, deze superioriteit blijft alleen bij woorden. In de praktijk wordt de Schepper. de superieure eigenschap ontnomen en bij de mens gelegd. Op deze wijze gaat de mens een concurrentie aan met Allah om wetten te maken. Hier begint de strijd juist. De strijd tussen het Goede en het Slechte... Het bestuur lijkt in tweeën gedeeld: die van de Hemelen en die van de aarde! Als ik het zo mag stellen: het bestuur in de Hemelen wordt aan Allah gegeven en op aarde aan de mens overgelaten. Echter: „En aan Allah behoort alles, wat in de Hemelen en alles wat op de aarde is en Allah omvat alle dingen.“ (An-Nisa, 126) In landen waar de bevolking moslim is en waar
de grondwetten van kracht zijn die van menselijke makelij zijn, bestaat er geen vrede en is er geen rust gebracht, is er geen wederzijdse liefde en respect, is er geen vertrouwen en vriendschap. Binnen deze wirwar wankelen ze voort... De mensheid is in een crisis geraakt en vraagt smekend of er niets bestaat dat hun uit deze ellende kan redden!.. Aan deze smeek heeft onze wijlen Khalief gehoor gegeven en heeft deze onfeilbare en niet falende bron van Allah, de islamitische grondwet voorbereid die rust en vrede kan brengen. Hij heeft deze islamitische grondwet gepubliceerd, ter kennisgeving aan de mensheid en in het bijzonder, als noodzaak, aan de staatslieden van moslimnaties en aan de professoren die deze grondwetten samenstellen. Deze islamitische grondwet bestaat uit twee delen: 1. De Preambule; 2. De islamitische grondwet. Als noodzaak herinneren we de moslims eraan om dit te lezen, te leren en na te leven. Dit is namelijk een plicht om moslim te kunnen zijn. Ter kennisgeving aan de mensen op aarde; aan de bestuurders en naties van de non-moslims, door middel van vertalingen! Opdat ze het lezen en de Islam en de visie van de Islam leren kennen. „De Islam is religie, is de staat. Is het gebed en de politiek!“
Opdat ze deze leus, deze formule uit hun hoofden leren en hierdoor overeenkomstig hun geloof/ overtuiging, de werkelijke moslims niet met vooroordelen bejegenen en geen vijanden worden van de oprechte moslims. O, staatslieden! O, rechtslieden! O, volkeren der aarde! De waarheden van de Islam en de Koran, zult u leren van onze wijlen Khalief, Cemaleddin Hocaoglu (Kaplan). Niet van iemand anders! Andere voorgangers prediken de Islam omslachtig. Ze vertellen niet alles en wat ze vertellen gaat over het geloof of het gebed, maar verzwijgen de handelingen en de straffen. Als u deze islamitische grondwet leest, zult u ons gelijk geven! De mens is de vijand, van wat die niet weet! De hele mensheid wordt de vijand van de Islam en de oprechte moslims, omdat ze de Islam niet goed kennen... Wij prediken, het is aan Allah om het juiste pad te laten zien en hopen op uw overgave! Gegroet zijn zij die in het Goede geloven!..
M. Metin Müftüoålu (Kaplan) De Emir van de Gelovigen en de Kalief van de Moslems
WAT IS DE ISLAM EN WAT IS HET NIET? De Islam is begonnen met de eerste mens, is gepredikt door alle profeten en is geperfectioneerd door de laatste Profeet, Mohammed (V.Z.M.H.). De Islam is het goddelijk systeem dat alle uitlatingen, handelingen en gedragingen sanctioneert en heeft voldoende inhoud om alle vragen van de mensheid te beantwoorden.
Een andere definitie: De Islam is de wet die door Allah is gezonden, die de bereidwilligen naar het eeuwige leven brengt.
Een derde definitie: De Islam is de goddelijke richtlijn die de mens, de dienende functie , als doel van de schepping onderwijst. Het woord „Sharia“ is in algemene zin een verheffende synoniem voor deze religie.
Historie: De geschiedenis van de Islam begon met de eerste mens en zal tot de Jongste Dag voortduren. Want, het leven en de schepping hebben maar één doel en dat is dat de mens, de Schepper dient en dat de mens zich geheel aan Hem onderwerpt. Met dit enige doel geschapen, had de mens een richtlijn nodig hoe die onderwerping vorm moest krijgen. Deze richtlijn is deze godsdienst.
Op deze wijze heeft de mens de hele geschiedenis zich aangesproken tot de religie.
DE INHOUD De inhoud van de Islam is groot en zeer omvattend, zodat geen enkele handeling buiten het kader van de godsdienst valt. Juist, de godsdienst is niet zoals sommigen denken alleen maar een gewetenszaak. De godsdienst is een gewetenszaak, maar zeker ook een zaak van handelingen en het leven. Het omvat alle uitlatingen, handelingen en gedragingen van de mens. De godsdienst neemt alle financiële en morele handelingen serieus en stelt iedere belaste persoon verantwoordelijk voor zijn handelingen. Dit is nou het punt waar sommigen zich over vergissen. Volgens hen omvat de godsdienst alleen maar sommige handelingen van de mens. Andere onderwerpen vallen dan buiten de godsdienst en hoort niet tot de context... Dit is een grove fout, dat wordt gemaakt. Deze fout is tegelijkertijd de bron van alle dwaling en onrust... De mens is een wezen dat gebruikt maakt van ontelbare geschenken van Allah en leeft in het Rijk van Allah. De mens is een wezen dat vele individuele relaties en sociale problemen heeft. Hij heeft problemen met zich zelf, zijn gezin, zijn buren, de samenleving, de staat en in het kort, met de materie. De vraag is, op welke manier en volgens welke maatstaven hij deze problemen zal oplossen. Natuurlijk zit het antwoord voor de mens, die gebruik maakt van de geschenken van Allah, in het systeem van Allah zelf.
Hierbij is het van belang te weten dat binnen het heelal de mens hoogste plaats en eer toekomt. De mens staat in rang hoger dan de engelen. De mens is de vertegenwoordiger (kalief); de vertegenwoordiger van Allah. De engelen hebben zijn superioriteit en meesterschap aanvaard en hebben zij de mens aanbeden door voor hem te knielen, (Al-Baqara: 30). Alles is in opdracht en in dienst van de mens. Allah, die de mens als Zijn vertegenwoordiger heeft geschapen, heeft hem in al zijn behoeften voorzien, (Al-Baqara: 29), (Ibrahim: 34), (Al-Djasiyah: 13) en heeft hem verkozen tot de mooiste, (Al-Tin: 4). Khalief betekent met andere woorden, ook plaatsvervanger, de vertegenwoordiger van Allah op aarde. Volgens deze is de mens geen verkozene, maar de vertegenwoordiger. Alle handelingen die hij doet, verricht hij niet voor eigen rekening, maar in de naam van Allah, volgens de richtlijnen en het systeem van Allah. Het uitspreken van de leus ter verering van Allah, is hier een goed voorbeeld van. Eens wordt de mens, die als plaatsvervanger en vertegenwoordiger is geschapen, ter verantwoording geroepen, op de Dag des Oordeels. Degenen die zich kunnen verantwoorden, zullen op de post van de khalief blijven, maar degenen die dat niet kunnen, zullen in de diepste put van de hel vallen. De inhoud van de godsdienst kan samengevat worden in 4 punten: 1. De geloofskwesties, 2. Het gebed, 3. De handelingen en, 4. De straffen.
De geloofskwesties: Dit deel van de godsdienst gaat over de geloofskwesties en geeft antwoord op de vraag waar de mens wel en niet in moet geloven. Dit regelt het geloofssysteem en de geloofsvorm en behoedt de mens van de innerlijke rebellie. De zes geloofsovertuigingen staan hier centraal. De boeken over de Geloofsbelijdenis en de Theologie gaan hierover.
Het gebed: Dit deel gaat uitzonderlijk over het gebed. Het regelt de directe relatie met de mens en Allah. In deze is er geen plaats voor twijfel en radeloosheid. De vijf zuilen van de Islam staan hier centraal en de boeken over de catechese schrijven hier over. Wij hebben hier het woord „gebed“ vet geschreven, omdat alle goede handelingen van de bewuste moslims tot het gebed behoren. Sommige handelingen zijn directe en andere indirecte gebeden.
De handelingen (Muamalaat): Muamalaat stamt van het woord mufa-ala en verklaart dit woord de onderlinge handelingen. Zoals eerder geschreven is, is de mens een veelzijdige en gecompliceerde wezen en staat in contact met alles en iedereen. Vragen die centraal staan zijn: welke materialen mag de mens wel of niet kopen, wat mag hij wel en wat mag hij niet eten, waarop mag hij wel en waarop niet bezuinigen? Welke rechten en plichten heeft hij tegenover zijn familie, met wie mag hij wel en met wie niet trouwen? Wat houdt het huwelijk in, hoe begint en hoe eindigt het huwelijk? Wat zijn de rechten en de verantwoordelijkheden tegenover de buren? Wat zijn, zijn maatschappelijke rechten en plichten?
Welke zijn rechten en verantwoordelijkheden tegenover de staat? Hoe wordt een staat gegrondvest, wie mag de staat leiden en volgens welke maatstaven? Hoe moet de Islamitische Staat zich opstellen tegenover andere staten en hoe moeten de onderlinge relaties worden geregeld? Al deze vragen worden tot op de kleinste detail beantwoord, binnen deze „Muamalaat.“ Dit deelt neemt een belangrijke plaats binnen de Fiqh en wordt ook wel het „Islamitisch Recht“ genoemd.
De straffen: Dit deel bestaat uit de straffen. Er zijn altijd mensen die geen genoegen nemen met wat hen toekomt, zij schenden de wetten (het recht), verstoren de openbare orde en voeren hun taken niet uit... Door zulke mensen te bestraffen, zullen de anderen hier lering uittrekken. De Islam heeft hierom sommige sancties en verboden opgelegd. Dit deel dat bestaat uit de straffen wordt de „Ukubaat“ genoemd en wordt in de“Strafwetgeving“ en in de Fiqh-leer tot op kleinste deeltjes beantwoord.
DE STAAT Zoals we hebben gezien staat de staat binnen de Islam en niet er buiten. De staat is een onderdeel van de Islam en het Islamitisch Recht. Zoals het gebed en het vasten geboden zijn van de Islam, zijn de zaken die de staat aangaan ook geboden en opdrachten. Zelfs op zo’n overtuigende manier, dat als de
geloofskwesties, het gebed en het vasten uitgevoerd moeten worden en geboden zijn, ook de zaken aangaande de staat geboden zijn die uitgevoerd moeten worden. Als resultaat dragen de moslims, volgens de regels en de normen van het Islamitisch Recht, de verantwoordelijkheid om een Islamitische Staat te stichten. Gezien het belang is er helderheid op deze zaak gebracht en is dit absoluut geworden, namelijk: 1. De Islam staat de onderwerping aan vreemde principes dan de eigen principes niet toe en verbiedt beslist alles tegen de algemene principes en de wetgevende ziel van de Islam. Allah laat ons twee wegen zien, geen drie... Of onderwerping aan de heerschappij van Allah en wat Zijn Profeet heeft gebracht, of onderwerping aan de wetten van de satan en zijn dienaren. Alle bevelen en bepalingen die niet van Allah komen, zijn afkomstig van de duivel en zijn dienaren. Sommige verzen die de absolute soevereiniteit van Allah verklaren: „Maar als zij u niet antwoorden, weet dan dat zij slechts hun eigen begeerten volgen. En wie dwaalt meer dan hij die zijn eigen neigingen volgt zonder de leiding van Allah.“ (Al-Qasas: 50) „Dan hebben wij U (o Mohammed) een duidelijke weg gewezen; volg die daarom, maar volg de begeerten der onwetenden niet.“ (Al-Djaasi’jah: 18) „Voorwaar, zij zullen u niets tegen Allah baten. En voorzeker, de onrechtvaardigen zijn vrienden onder elkander, maar Allah is de Vriend van de godvruchtigen.“ (Al-Djaasi’jah: 19) „Volgt hetgeen u van uw Heer is nedergezonden en volgt geen andere vrienden, dan Hem. Hoe gering is de lering die gij trekt?“ (Al-Aaraaf: 3)
Al deze verzen laten zien dat een moslim-natie voor zijn materiële, ideële en zijn wereldlijke en bovennatuurlijke vragen zich moet wenden tot de Koran. Alles buiten de orde van de Koran, is vergeefse moeite, betekent perversiteit en het aanhalen van vriendschapsbetrekkingen met de duivel en de onderdrukkers... 2. De werkelijkheid is tevens dat Allah Zijn dienaren niet toestaat, te regeren volgens de bepalingen en wetten die niet de Zijne zijn. Allah gebiedt de bepalingen en wetten die niet de Zijne zijn, te vervloeken en te verwerpen. Allah ziet de onderwerping en de tolerantie jegens andere regels en wetten als onrechtmatig en pervers en kwalificeert dit als de onderwerping aan de satan. Duidelijke verzen hierover: „Kent gij niet degenen, die beweren dat zij geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u is geopenbaard? Zij wensen recht te zoeken bij de opstandigen ofschoon het hun was geboden, dezen te verwerpen. En satan wenst hen ver van het rechte pad te doen dwalen.“ (An-Nisa: 60) 3. Wie niet regeert met wat Allah heeft nedergezonden en wat de Profeet heeft gebracht, zal regeren met de wetten van de duivel (Taghoet). „Taghoet“ is een term uit de Koran en wordt gebruikt voor wijsneuzen, die de wetten van de Koran overtreden. De Taghoet van een natie is degene die zich aanpast aan opdrachten die niet van Allah en de Profeet afkomstig zijn. Anders gezegd: Taghoet zijn degenen die anderen dan Allah dienen en andere -isten en -ismen nastreven. Iemand die in Allah gelooft, kan en mag niet iets anders geloven. Dit is één van de vereisten van de geloofskwestie en geeft aan dat de gelovige geen andere orde mag aanvaarden. Als die wel een andere orde zou aanvaarden, zou die zijn geloof
verliezen en een ongelovige worden. Er is hier geen andere uitleg of verklaring voor te bedenken. Verzen hierover: „En het betaamt een gelovige man of vrouw niet, wanneer Allah en Zijn Boodschapper over een zaak hebben beslist, dat er voor hen een keuze zou zijn in die zaak. En wie Allah en Zijn Boodschapper niet gehoorzaamt, is klaarblijkelijk afgedwaald.“ (Al-Ahzaap: 36) Uit deze vers blijkt duidelijk dat Allah geen enkele man of vrouw toestaat andere wegen te bewandelen. Degenen die wel andere wegen bewandelen worden perverser dan pervers beschouwd. 4. Allah gebiedt moslims regels te maken, conform de regels en de wetten van de Koran. Hij beschouwt degenen die niet conform de regels die Hij heeft nedergezonden regeren, despotisch, zondig en ongelovig. Hier volgen de verzen: „En wie niet rechtspreken volgens hetgeen Allah heeft nedergezonden, zij zijn ongelovigen.“ (Al-Maidah: 44) „En wie niet rechtspreken volgens hetgeen Allah heeft nedergezonden, zijn onrechtvaardigen.“ (Al-Maidah: 45) „En wie niet rechtspreken volgens hetgeen Allah heeft geopenbaard, zijn de overtreders.“ (Al-Maidah: 47) Allah laat duidelijk weten dat Hij, de moslims die zich niet van alle vuilheid hebben verschoond, zich niet met een zuiver hart aan de Profeet hebben verbonden, de Profeet niet als de rechter hebben aanvaard en zich niet hebben onderworpen aan de bepalingen die Hij heeft meegebracht, niet als gelovigen beschouwt. De bepalingen van de Koran: „Maar neen, bij uw Heer, zij zullen geen gelovigen zijn, voordat zij U (Profeet) tot rechter maken over al hun
geschillen en in hun hart geen aarzeling vinden aangaande hetgeen gij oordeelt en zij zich geheel en al onderwerpen.“ (An-Nisa: 65) 6. Alles wat niet conform de Sharia is, is verboden voor de moslim, niet uitmakende wie het opdraagt. Ookal zijn de gebieders de bestuurders van een land, dan nog is de opdracht niet geldig. Het recht van de leider om recht te spreken wordt, zoals eerder is aangegeven aanvaard als dit volgens de algemene principes van de Islam gebeurt en conform de wetgevende karakter is. Als de leider rechtspreekt buiten de lijnen van de Islam, hoeven de moslims zich er niet aan te houden. Ze moeten zich tegen het besluit keren , zich verzetten tegen de praktische toepassing en de ten uitvoerlegging en ze moeten de applicatie ervan bemoeilijken. Er bestaat geen onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de leider. Zo luiden de verzen van Allah: „O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn Boodschapper en degenen die onder u gezag hebben. En indien gij over iets twist, verwijst het naar Allah en Zijn Boodschapper, als gij gelooft in Allah en de laatste Dag. Dit is beter en uiteindelijk het beste.“ (An-Nisa: 59) „Indien gij over iets twist, laat het oordeel over aan Allah.“ (Asjsjoera: 10) De Profeet (V.Z.M.H.) stippelde in zijn uitspraken de lijnen uit van de gehoorzaamheid aan de gezaghebber, als volgt: „Geen gehoorzaamheid aan ongehoorzame schepsels.“ (Moslim) „Gehoorzaamheid alleen aan de regels van de Sharia.“ (Moslim in Djamius Saghier) „Weest gehoorzaam en luistert niet naar degenen die bevelen in opstand tegen Allah te komen.“ (Moslim) Islamitische juristen, de Koran-verklaarders, de volgelingen
van de Profeet zagen als voorwaarde van de gehoorzaamheid aan de gezaghebber, als die de wetten van Allah gehoorzamen en de wetten van de Sharia toepassen. Het niet toepassen van de Strafwetgeving die door Allah is opgelegd, het opheffen van de Sharia, het toegestane verbieden en het verbodene toestaan en allerlei goddeloze -ismen opvolgen is ketterij en verderf. Elke moslim is ritueel verplicht zich te verzetten tegen een gezaghebber die in zo’n kuil is gevallen. Het makkelijkste verzetsmiddel is door de gezaghebber niet te steunen bij de aangenomen wetten die niet islamitisch zijn, door zijn opdrachten en verboden te negeren en door de toepassing ervan te bemoeilijken. Anderszins is deze moslim netzo goed verantwoordelijk. 7. Zoals gezien, zijn de bepalingen en de wetten van de Islam absoluut ondeelbaar. Niemand mag naar willekeur, sommige wetten wel en sommige wetten niet accepteren. Degene die dit wel doet valt buiten het kader van de Islam. Daarom is het ook onmogelijk om de godsdienst van de staat en de staat van de godsdienst te scheiden. Dit punt is het enige en wezenlijke vergissing die de huidige mensen en ook moslims maken. Ze glijden zo uit, doordat ze de staat van de godsdienst en de godsdienst van de staat afzonderen... Laten we nu de onschendbaarheid onder de loep nemen: Zoals eerder is geconstateerd, is de staat een deel van de godsdienst. Ze zijn als het vlees en de botten, als de ziel en het lichaam dicht met elkaar verbonden, die zich vervolmaken. Het ene is het onderdeel van de andere. Net zoals we de geloofskwesties, de gebedskwesties als het gebed en het vasten niet van de godsdienst kunnen scheiden, kunnen we evenmin de staat van de godsdienst schei-
den. Net zoals niemand het recht en de vrijheid heeft om het gebed of het vasten van de godsdienst te scheiden, heeft zo ook niemand het recht en de vrijheid om de staat van de godsdienst te scheiden. Net zoals het opheffen of aan de kant zetten van de regels van de Islam en het geloof, het verzet tegen de religie betekent, betekent dit dat gepoogd wordt de religie af te schaffen, te ruïneren en een oorlog tegen Allah te ontketenen. Een moslim kan niet de brutaliteit hebben om met zoiets in te stemmen!.. Want het niet bidden, het niet vasten is iets anders dan het afschaffen van het gebed en het vasten. In het eerste geval is men zondig en in het tweede geval valt men in de ketterij. In het eerste gelooft men wel, breng men het niet in de praktijk, maar in het tweede geval is er zelfs geen sprake van geloof. De gedeeltelijke acceptatie van bepaalde delen van de godsdienst, is ketterij en is iets voor ketters. Wat hebben zij gedaan, die de godsdienst uit het bestuur van de staat hebben gezet? Zij hebben het gedeelte over de staat en het Islamitisch Recht hierover afgekeurd en niet aangenomen. Zij hebben de bepalingen en het systeem van Allah over de staats- en wereld orde niet aangenomen. Zij hebben wetten en systemen van menselijke makelij beter, geschikter en meer op zijn plaats bevonden, dan wat door Allah is nedergezonden. Menselijke opvattingen en gedachten werden, progressiever en beschaafder bevonden dan de wetenschap van Allah... Hoe hard dezen ook schreeuwen: „Wij zijn ook moslims!“, zijn zij volgens de bepalingen van Allah geen moslims. Want zij hebben zo onwetend gehandeld en Allah beschuldigd. Alsof Allah het niet geweten heeft en alsof Allah een fout heeft gemaakt. Met andere woorden kunnen wij stellen dat zij beweren: „Wij weten de staatszaken beter
te regeren dan Allah en wij weten meer dan Allah...“ Door zulke beweringen te uiten, beschouwen zij zich zelf superieur aan Allah. Dit kan toch niets anders dan polytheïsme zijn? De zaak vanuit een andere oogpunt bekeken, zien we dat hun mentaliteit an zienswijze in strijd is met de bepalingen van Allah, door ze te verwerpen. Allah zegt aldus: „En wie is een betere rechter dan Allah; andere wetten dan de mijne zijn onwetende wetten.“ (Al-Maidah: 50) „Is Allah niet de rechter, aller rechters?“ (Attien: 8) „Voorzeker, deze Koran voert tot datgene wat juist is; en geeft aan gelovigen die goede werken verrichtem de blijde tijding, dat zij een grote beloning zullen ontvangen.“ (Banie-Israa’iel: 9) „En dit is het rechte pad dat tot Mij leidt. Volgt het daarom...“ (Al-Anaam: 153) Wat doen zij die de staat en de godsdienst van elkaar scheiden? Zij beschuldigen en verloochenen Allah. Wat anders dan ketters, kunnen wij hen die Allah beschuldigen en verloochenen, noemen? Welke islamitische geleerde kan het tegenovergestelde beweren? Kunnen zij zeggen dat zij geen ketters genoemd kunnen worden? Een andere kwestie waar de moslims zich over vergissen, is de kwestie van de staat. Zij zeggen: „De staat is iets anders dan de godsdienst. Godsdienst is een gewetenszaak tussen de schepselen en Allah en heeft de godsdienst niets met de wereld en de staat te maken. Godsdienst is iets dat zich in de moskee afspeelt.“ Deze gedachte is tegen de ziel en de inhoud van de Islam. Geen enkele islamitische kan het tegenovergestelde beweren. Dit is een grove fout, begaan jegens de Islam. Ook niet-islamitische wetenschappers die de Islam hebben
onderzocht konden zich er niet van weerhouden, toe te geven dat: 1. „De Islam is niet alleen een godsdienst, maar is ook een politieke systeem.“ (Uit: Dr. V. Fitzgerald, Mohammedan Law, hoofdstuk I, p. 1) 2. „De Profeet Mohammed heeft in één keer de godsdienst en de staat gesticht. De grenzen van deze twee zijn in harmonie met elkaar.“ (C. A. Nallino, geciteerd door Sir T. Arnold uit: „The Caliphate, p.198“) 3. „De Islam vertegenwoordigd zowel de godsdienst als het politieke systeem. Samengevat omvat de Islam de religie is een immense schatkamer voor de wetenschap.“ (Uit: Dr. Schacht,“Encyclopedia of Social Sciences, Volume VIII, p. 333") 4. „Het is duidelijk dat de Islam de godsdienst en de politiek is. De stichter was Profeet en staatsman.“ (Uit: R. Strothmann,“The Caliphate, p. 350")
IS DE ISLAM IN HARMONIE MET HET SECULIERE REGIME? Eerst volgt een citaat uit het boek van Dr. M. Faruk en Nebhan, die vertaald is door Dr. Servet Arma an: „Als we de islamitische geschiedenis van het begin tot de moderne tijdig grondig onderzoeken, zien we dat de Islamitische Staat niet te scheiden was van de religie en zien we dat de godsdienst de basis vormde
van de staat... Islamitische geleerden hebben geen onderscheid gemaakt tussen religieuze en wereldse bepalingen en hebben die in het geheel, als de bepalingen van de Sharia“, genoemd. Er bestaat geen verschil tussen de bepalingen die eenzijdig betrekking hebben op religieuze, juridische en administratieve zaken. Al deze bepalingen worden door de individuen aanvaard als bepalingen die nooit en te nimmer veranderd kunnen worden. Mensen volgen de bepalingen uit eigen wil, want op deze wijze kunnen ze Allah tevreden stellen en voeren zij, Zijn opdrachten uit.“ Mahmut Sheltoet schrijft over de staat: „Islamitische bepalingen over het gebed, de handelingen, de samenleving en economie, administratie en politiek, vrede en oorlog laten zien dat onderwerping ritueel verplicht is en heeft het individu geen alternatief, deze bepalingen te verlaten. Overigens, de loyaliteit aan de islamitische politieke, maatschappelijke en economische bepalingen is veel sterker dan de loyaliteit aan de menselijke bepalingen. Alles dat alleen maar betrekking heeft op de religie en het gebed is een gedeelte van de godsdienst. De religieuze en gebedsvaktermen kunnen ook als islamitische politiek bestempeld worden. Alles wat betrekking heeft op de ethiek en de opvoeding is godsdienst, maar deze kunnen ook bestempeld worden als islamitische politiek. Op dezelfde manier kan alles wat betrekking heeft op de bescherming van de belangen van moslims, op het niveau van het staatsbestuur, als islamitische orde te noemen... Dus, binnen de Islam zijn de godsdienst en de staat nauw met elkaar verbonden. Dit is een fundamenteel
verbintenis, binnen het gebouw van de Islam. De godsdienst is de basis van de staat en het bestuur. Een godsdienstloze Islam, die ver van het bestuur en de administratie staat, is ondenkbaar, want dat zou betekenen dat de Islam niet bestaat.“ Daarom is de visie van de scheiding van de religie en de staat voor ons vreemd. Het is geïmporteerd uit Europa, net zoals de import van anderen produkten. Deze gedachte is in onze landen verspreid en hebben sommigen, zonder dit grondig bestudeerd te hebben, het laïsisme positief bejegend.
DE ISLAM VERWERPT HET SECULIERE REGIME! Boven alles, mogen wij iets niet uit het oog verliezen en dat is dat de Islam wereldomvattend is en boven de tijd en het leven staat. Kortom, de godsdienst is voor de hele wereld en omvat tot de Dag des Oordeels, alle generaties en eeuwen en is in staat, als godsdienst en als orde de problemen op te lossen. Evenmin, veronochtzaamt deze godsdienst in het leven geen enkele handeling en beweging en heeft deze van regels en sancties voorzien. Nog duidelijker gesteld: er is geen plaats voor het seculiere regime. De Islam vertelt de moslims: „Ik ben jouw staat en systeem. Ik ben voor jou gekomen; alles wat je zocht kan je in mij vinden. Als jij mij de rug toe keert in jouw staatsaangelegenheden, zal ik jouw verlaten.
Als je mij verlaat kan je geen moslim blijven, je wordt zo ongelovig! Allah die mij voor jouw geopenbaard, zal je ooit ter verantwoording roepen. Wat zal dan jouw antwoord zijn? Kan je nu al een antwoord bedenken?“ Aan de ene kant zeg je dat je moslim bent en aan de andere kant verwijder je mij uit het staatsbestuur?!. Het is toch niet waar, jij schijnheilige?!. O, geachte onderdaan. Dus je doet je voorkomen als een belijdende moslim en steun je en volg je vervolgens degenen die mij veroordelen en mij geen zeggenschap toekennen en zeg je dat je van ze houdt!? Het is toch niet waar, jij onrechtvaardige! Je scheert je dus aan de kant van degenen die mij minachten en mij vernederen! Hoe zal je je, morgen op de Dag van de Straffen toch verantwoorden?
DE ONSCHEIDBAARHEID VAN STAAT EN GODSDIENST VOLGENS DE ISLAM De Islam is de laatste volmaakte godsdienst en systeem die regels heeft opgesteld voor de staat en die niet toestaat dat een deel van de regels worden toegepast en dat een deel in de steek wordt gelaten. Het secularisme betekent het verbreken van de religieuze banden en betekent het verlaten van de godsdienst. De seculairen leggen het secularisme uit als „scheiding van kerk en staat.“ Volgens deze uitleg is de seculiere staat, de staat waar de godsdienst zich niet met de staat bemoeit, waarin
de staat is gescheiden van de godsdienst. Volgens hen horen de staat en de kerk gescheiden te zijn. Wij noemen het gescheiden zijn van de godsdienst en alles wat van de godsdienst gescheiden is, ver van de godsdienst staan, of tewel godsdienstloosheid. Als iemand opstaat en zegt: „Ik ben gescheiden van godsdienst, de godsdienst mag zich niet met mij bemoeien en ik bemoei mij ook niet met de godsdienst!“ Zo’n persoon kan toch als iemand gezien worden, die ver van de godsdienst leeft en dus godsdienstloos is?!. Juist, of een staat heeft een godsdienst en is deze staat religieus, of een staat heeft geen godsdienst en is deze staat seculier. Dit is de waarheid waar geen discussie over kan bestaan. Ondanks deze kennis beweren hoogstaande lui in hogere rangen, zelfs de mensen die een tulband dragen: „Het secularisme is geen godsdienstloosheid en kan (God behoede) samengaan met de islamitische visie.“ Moslims worden ook misleid met dit: „Ach waarom zou het secularisme, godsdienstloosheid betekenen? De moskeeën zijn open, jullie kunnen bidden, jullie kunnen vasten!..“ of met dit:“Het secularisme kan toch nooit godsdiensloosheid betekenen? Jullie worden misleid! Zijn al die ambtenaren die een overheidsbaan bezetten als militairen en andere arbeiders dan geen moslims?!.“ Er worden nog meer van deze slimheden gebruik gemaakt en worden grote delen van de bevolking voor de gek gehouden. Er wordt gezegd dat de bevolking is niet seculier, maar moslim en de staat is seculair en kan niet gehoorzamen aan de godsdienst. Laïsisme betekent in het duits: „Verbreken van alle banden van de godsdienst van het leven.“ Maar de Islam is nedergezonden door Allah, is perfect en is de Islam, het
systeem dat onverdeeld wilt blijven, ook met de bepalingen over de staat. Als we nu deze twee partijen tegenover elkaar zetten, dan: Kan de Islam in harmonie met het secularisme zijn? Kan dit? Welke wetenschapper, welke wijze persoon kan dit beweren?!. Vele billijk en redelijk denkende wetenschappers die over deze twee regimes wetenschappelijk onderzoek hebben verricht, spreken duidelijke taal. Hieronder volgen sommige uitspraken:
1. Çetin Özkek: „De politieke constructie van het nieuwe Turkije is in contradictie met de islamitisch politieke principes. De Islam, bundelt de politieke en de religieuze machten in één centrum en gebiedt dit als een functie van de religie. Het secularisme en het seculiere systeem is hierdoor in zijn geheel tegen de Islam, de Sharia en de godsdienst. De toepassing heeft in Turkije vooral het karakter gekregen van de verwezenlijking van de godsdienstloosheid.“ (Uit: Türkiye’de Laiklik, Geli im ve Koruyucu Ceza Hükümleri)
2. Prof. Dr. Osman Turan: Deze persoon schrijft in zijn boek: „Türkiye’de Manevi Buhran, Din ve Laiklik“, op pagina 63: „... Wetten moeten voortkomen uit de nationale normen en waarden. De letterlijke vertaling en aanname van het zwitsers Burgerlijk Wetboek is nu noodzakelijk toe aan een correctie. De totstandkoming van menige
Europese instanties, vanwege historische en maatschappelijke feiten en noodzakelijkheden, waaronder ook het secularisme, was er in Turkije, zoals is gebleken, geen juridische behoefte aan een godsdienst- en gewetensvrijheid. Immers, Engeland die het meest gebruik maakt van de godsdienstvrijheid heeft dit niet te danken aan een seculiere grondwet en zag ook geen noodzaak om juridische stappen te ondernemen om met hervormingen, een seculiere staat te vestigen.“
3. Nurettin Topçu: In zijn lesboek socilogie, voor het Lyceum, schrijft hij: „... Op dezelfde manier mag een staat die het secularisme toepast en de staat van de kerk scheidt, belet de orthodox gelovigen en hun religieuze mening niet. Zij dienen zeer tolerant te worden bejegend. Echter, de Islam heeft een bijzonderheid, die zich van het Christendom onderscheidt, waarbij de Islam wereldse regels omvat, die de moslims moeten toepassen op hun wereldse zaken...“ Wat Nurettin Topçu hier wil zeggen is dat het Christendom zich wel harmonieert met het Christendom, maar de Islam niet. Er is daar ook geen mogelijkheid voor.
DE DEMOCRATIE VANUIT DE ISLAMITISCHE VISIE De democratie is eigenlijk een staatsvorm die een dijk opzet tegen de dictatorschap van één persoon, een klasse of de overheersing van één familie. De democratie laat het volk of het grootse deel van de natie toe in het bestuur. Nog beter gezegd laat de democratie het bestuur over aan een groep vertegenwoordigers van het volk. Op deze wijze sluit de democratie de dictatuur uit. Tot nu toe, erg goed, echter, de democratie is van europese origine en komt voort uit de filosofie die de Islam niet kan accepteren. Deze filosofie is de kern van de democratie. Ja, in de democratie staat het individu centraal. De overheid beschermt het belang van het individu. Het individu bezit volledige vrijheid in al zijn besparingen, zowel economisch, als opvoedkundig, alswel mentaal. De staat doet daarom dan ook niets anders dan het regelen van deze vrijheden van individuen, om conflicten te vermijden. Deze filosofie staat mijlen ver van de islamitische visie en zienswijze. Daar deze filosofie, de kern van de democratie is, ziet deze op het intellectueel terrein geen verschil tussen het goede en het slechte en kent op moreel terrein geen grenzen. Deze filosofie beschouwt op economisch terrein het overdreven kapitalisme identiek aan het kapitaal dat door de maatschappij aan banden is gelegd. Beide tegengestelden worden met dezelfde tolerantie bejegend. De Islam, echter staat vrijheden die de godsdienstloosheid,
schandalen en onderdrukking met zich meebrengen absoluut niet toe. Verder onderwerpt de Islam deze tegenstrijdige tendensen niet aan de zelfde behandeling. Zo heeft de Islam, bijvoorbeeld, de rechtvaardigste economische visie. Immers, de Islam laat ten eerste niet toe dat net zoals in het kapitalistische systeem het geval is, de maatschappelijke belangen door één individu worden opgeslokt, of laat niet toe dat net zoals in het socialistische regime, de individuele rechten worden opgeslokt door de maatschappij. De individuele en de maatschappelijke belangen worden beschermd. Ten tweede is de democratie als regime van oorsprong in strijd met de Islam en is anti-islamitisch. De democratie zegt namelijk: „De schepsel stelt de wetten vast en voert ze uit!“ Dus de wetten vervaardigt de wetten en voert ze vervolgens uit. Het is dus zo dat het democratische regime de bevoegdheid om wetten te maken aan de mens gegeven. Deze bevoegdheid wordt dus aan de mens en niet aan Allah gegeven. Wat zegt de Islam? De Islam zegt dat het vervaardigen van wetten aan Allah toebehoort. De mens voert enkel en alleen dit goddelijk systeem uit, in de praktijk. Dus volgens de Islam behoort de bevoegdheid om wetten te vervaardigen aan Allah toe. Het is evident dat de democratie de soevereiniteit van Allah afwijst. Indien het boek van Allah niet als de bron van de wetgeving en niet als rechtspreker wordt aanvaard, dit betekent dat de soevereiniteit van Allah wordt afgewezen. Zo kan er niet gesproken worden van de soevereiniteit van Allah. Kortom het democratische regime is in beginsel, is van oorsprong en met de consequenties in strijd met de Islam en totaal tegenstrijdig. Een moslim die voor het ene kiest, wijst de andere af. Hij kan niet beide aannemen of van bei-
de een geheel maken. Immers, beiden zijn tegenstrijdig... Alles draait hierom... Het bovenbeschrevene is bekend bij vriend en de vijand. Dr. Fetra Cral zegt: „De Islam bevat niet alleen het gebed, maar is ook een bestuurssysteem.“ Dr. Schacht hierover: „De Islam vertegenwoordigt eerder juridische en bestuurstheoriën dan alleen het gebed.“ In essentie is de Islam een uitermate wetenschappelijke en een voortreffelijk systeem; het omhelst de godsdienst en de staat.
GELOVEN OF KETTERIJ! De staat is volgens de Islam ook een geloofskwestie. Een moslim moet, of kiezen voor de islamitische staat als het beste systeem der systemen, als de betrouwbaarste macht, door zijn wetten te aanvaarden, om zijn geloof te redden. Of hij moet de wetten van menselijke makelij prefereren en ongelovig worden. Er is geen ander alternatief!.. Er is hier namelijk sprake van een bevoorrechting van, wel of niet superieur achten, van wel of niet bevallen, van wel of niet treffend vinden, van wel of niet juist vinden, van wel of niet geschikt vinden en tenslotte van wel of niet accepteren. Een moslim mag het goddelijke systeem niet ondergeschikt vinden aan het menselijke; mocht die het wel doen, dan zou hij ongelovig worden. Hij mag het niet onjuist vinden; zo ja, dan zou hij ongelovig worden. Hij mag niet zeggen dat hij
het niet accepteert; zo ja, dan zou hij ongelovig worden... Als twee mensen niet bidden, zal de ene ongelovig worden en de andere zondaar. Waarom? De eerste bevalt het gebed namelijk niet en vindt het onjuist en accepteert het gebed niet. De tweede keurt het gebed niet af, vindt hij het juist, maar brengt het niet in de praktijk. Met andere woorden, de reden waarom eerste niet bidt, komt omdat hij het gebed niet nodig acht. Bij de tweede, kan men spreken van luiheid of is hij bezig met andere bezigheden.
Twee voorbeelden uit de geschiedenis: De ene is Adam, de profeet en de andere is de satan. Beiden hebben zich niet aan hun instructies gehouden, echter Adam was opstandig (zondaar) en de satan werd ongelovig. Waarom? Omdat, Adam, de opdracht van Allah wel juist en terecht en zag zich zelf fout en onrechtvaardig. De satan, echter vond dat hij zelf gelijk had en vond de opdracht van Allah niet op zijn plaats. Verzen in de Koran: „En toen Wij tot de engelen zeiden: „Onderwerpt u aan Adam“, onderwierpen zich allen, behalve satan. Hij weigerde, hij was hoogmoedig. Hij behoorde tot de ongelovigen.“ (Al-Baqarah: 34) „En Wij zeiden: „O Adam, verblijf gij met uw gade in de tuin en eet overvloedig, waar gij ook wilt, doch nader deze boom niet, anders zult gij tot de zondaren behoren.“ (Al-Baqarah: 35) „Zo aten beiden ervan, waardoor hun schaamte hun duidelijk werd en zij zich begonnen te bekleden met bladeren uit de tuin. En Adam was ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer, derhalve leed hij.“ (Taa’ha: 121)
„Zij antwoordden: „Onze Heer, wij hebben onszelf onrecht aangedaan en als Gij ons niet vergeeft en ons niet genadig zijt, zullen wij zeker tot de benadeelden behoren.“ (Al-Aa’raf: 23) Laten we nu eens kijken wat de staatsbestuurders hebben gedaan. Wat hebben zij gedaan? Zij hebben het goddelijk systeem en de Sharia van het staatsbestuur ontheven en hebben daarvoor in de plaats het product van de mens, het seculiere systeem in de plaats gebracht. Hebben dezen, met hun handelingen net als Adam gerebelleerd aan of zijn zij net als satan ongelovig geworden? Dezen geloven wel of niet in het goddelijk systeem. Als voor de eerste mogelijkheid van deze stelling wordt gekozen, dan moeten wij ze waanzinnigen noemen. Het is toch van den gekke om te kiezen voor de slechte, in plaats van de goede weg? Als je ze zou vragen of ze gek zijn, zouden ze dit absoluut van de hand wijzen. Op deze manier kunnen wij niet voor de eerste mogelijkheid kiezen, dus kiezen wij voor de tweede mogelijkheid. De reden van het afschaffen komt, omdat ze het goddelijk systeem onvoldoende en ongeschikt vonden. Derhalve zoeken zij de fout niet bij zich zelf, maar zoeken zij die in de bevelen van Allah. Indirect worden zij geen zondaren als Adam, worden ze ongelovig als de satan en verliezen hun geloof. Allah vroeg aan satan: „Wat heeft u verhinderd om te buigen voor hem“? (Saad: 75), antwoordde satan: „Ik ben beter dan hij.“ Dezelfde vraag aan de seculiere staatslieden: „Wat belet jullie om de Sharia toe te passen?“ Hun antwoord zou zijn: „Omdat het seculiere systeem superieur is aan de Sharia...“ Zij zullen kortom op de zelfde wijze antwoorden als satan. Wat is de positie van hen die deze seculiere of ongelovige
bestuurders liefhebben, of hen steunen met hun bezittingen, taal en stem? Hun handelwijze kan door de Sharia niet goedgekeurd worden en worden zij gezien als de knechten en de hulp van satan. Daar zij van de seculiere bestuurders houden, zullen zij in het Hiernamaals samen met hen zijn. Omdat zij deze bestuurders als hun leiders zien, zullen zij onder hun hoede vallen. Verzen en Overleveringen hierover: „Gedenk de dag dat Wij elk volk met zijn leider zullen vragen.“ (Banie-Israa’iel: 71) „En zij zullen zeggen: „Onze Heer, wij gehoorzaamden onze leiders en onze grote mannen, maar zij deden ons van de rechte weg afdwalen.“ (Al-Ahzaap: 67) Dan nu een uitspraak van de Profeet (V.Z.M.H.): „Ledereen zal met hen zijn, die zij lief hadden.“
HET ZELF WETTEN MAKEN, BETEKENT OORLOG TEGEN ALLAH! Degenen die proberen wetten te vervaardigen, hebben de concurrentie met Allah en Zijn Profeet aangegaan, om wetten te maken en om grenzen vast te stellen. Ze hebben een oorlog tegen Allah en Zijn Profeet aangevangen. Vers uit de Koran: „Degenen, die tegen Allah en Zijn Boodschapper ingaan, zullen zeker vernederd worden zoals degenen die hen vooraf gingen vernederd werden; want Wij
hebben reeds duidelijke tekenen nedergezonden. En de ongelovigen zullen een onterende straf ontvangen.“ (Al-Modjaadalah: 5) „Yuhad’-duneh“ is een conjugatie van mufaa’ala en het betekent net als modjaadalah, mosaraa’a, mosaabaqa, de concurrentie aangaan, strijd voeren, de ander overtreffen en overwinnen of met andere woorden: het declareren van hun superioriteit. Als we het woord „Yuhad-duneh“, in deze vers vrij vertalen, dan wordt de betekenis: „Zij gaan de concurrentie aan met Allah en de Profeet om wetten te maken, om zelf grenzen vast te stellen en zeggen dat zij net zo goed als Allah en de Profeet wetten en grenzen kunnen vaststellen. Wij vervaardigen onze eigen wetten en passen ze ook daadwerkelijk toe.“ Als er gekeken wordt naar degenen die de Sharia hebben afgeschaft en geprobeerd hebben het staatsbestuur met wetten van de mensen vorm te geven, dan kan er geconstateerd worden dat zij zich zelf of hun eigen soort op de troon van Allah hebben geplaatst en dat zij hoogmoedig zijn. Op deze wijze strijden zij, net als de Farao’s tegen Allah en proclameren zelf god te zijn. Worden zij op deze manier niet ongelovig? U mag zelf het antwoord geven, immers Beyzawi zegt:“Zij vervaardigen wetten of zien de eigen wetten superieur aan de wetten van Allah en Zijn Profeet.“ Laten we deze vers, na de uitleg, nog eens onder de loep nemen: „Echter, zij gaan de strijd aan met Allah en Zijn Profeet om wetten en grenzen vast te stellen en zeggen: „Als jullie je eigen wetten hebben, hebben wij die ook. Wij kunnen zelfs betere wetten maken!“ Farao’s die ook het zelfde verklaarden hebben verpletterd en met de
grond gelijk gemaakt, kunnen wij ook doen met hen. Zij hebben noch het recht, noch de kracht en noch is er de behoefte aan vervaardigingen van wetten. Echter, wij hebben over elk onderwerp duidelijke verzen, bepalingen en wetten nedergezonden. Degenen die ondanks dit, de brutaliteit hebben om de Sharia te verwerpen en zij zich zelf het recht vinden om zelf wetten te maken, hebben het geloof verlaten en zijn zij ongelovigen. Dus deze ongelovigen die het lef en de brutaliteit hadden om de concurrentie aan te gaan met Allah, wacht een vernederende, lage en onwaardige kwelling.“
En wat gebeurt er met hen die van dezen houden? Allah zegt over hen: „Mijn geliefde, bij hen die in Allah en in het Hiernamaals geloven kent gij niemand vinden die houden van hen die in strijd zijn met Allah en Zijn Profeet, eigen wetten vervaardigen en de brutaliteit hebben om grenzen te trekken, ook als zij hun vader, zoon, broer of van goede afkomst zijn. (Zij houden niet van hun en kunnen niet van hun houden...).“ Laten we de vers nader uitleggen: Zij die een oorlog hebben aangegaan met Allah en de Profeet, met andere woorden, degenen die houden van hen die de Sharia van het staatsbestuur hebben gehaald, eigen wetten naar eigen dunken hebben vaststellen, grondwetten samenstellen en hen steunen met hun stembiljet, hun pen en geld, zullen net zoals hen hun geloof verliezen ongelovig worden. Zij zullen zowel hier alswel in het Hiernamaals in het zelfde schuitje zitten.
Want: Zij die de Sharia afwijzen, zijn de vijanden van Allah en de Profeet. Onder hen die geloven in Allah en in het Hiernamaals zal er niemand zijn, die de vijanden van Allah en de Profeet lief hebben. Ookal zijn zij verre of naaste familie van elkaar. Als zij toch van hun zouden houden, dan zouden zij ook ongelovig worden. Want, het instemmen met ketterij betekent, acceptatie van ketterij. Als dit ketterij met zich meebrengt, zullen zij die de vijanden van Allah steunen met hun bezit, pen en stem, toch ook ongelovig worden? Wie kan hiertegen „Nee“, zeggen? Welke Hodja kan voor hen pleiten en voor hen opkomen? Dus, drie personen raken hun geloof kwijt, namelijk: 1. Zij die de concurrentie aangaan met Allah en de Profeet, om wetten te vervaardigen, 2. Zij die van hen houden en steunen met hun bezittingen en stem, 3. De Hodja’s die beweren dat zij (degenen die onder punt 1. en 2. zijn genoemd), hun geloof niet verliezen! Gezien het belang, zullen wij in het licht van de Soerah, Joesoef, verzen 38-40 en de Koran, proberen deze kwestie nader uit te leggen: „O medegevangenen, o vrienden! Wie is beter, de afgoden die door de mens zijn bedacht of Allah, die boven staat?“ Deze vraag raakt de natuurlijke aanleg en het gevoeligste plek van de mens. Waarom gelooft men toch in meerder goden? Allah moet aanbeden worden en de mensen moeten zich gehoorzamen aan Zijn bevelen en de Sharia, die Hij heeft geopenbaard. Allah is de Enige, de Almachtige!.. Het staat vast dat het heelal één Heerser, één Heer heeft en natuurlijk is alleen Allah, Heer en Heerser van de mensen,
die maar een kleinst deel uitmaken van het heelal. De mens die weet dat Allah almachtig is, kan niemand anders dan Allah aanbidden of zich aan onderwerpen, ookal is dit maar voor even. De Heerser en Heer van dit heelal is dan ook Allah. Een persoon of een onderwerp die gebrekkig is om de mensen te overheersen, kan geen Heerser zijn!.. Schepselen die veelgoderij bedrijven en zich zelf tot God bombarderen, kunnen met hun onwetendheid alleen maar hun eigen wensen bevredigen, omdat ze schepselen zijn. Deze valse goden, die zich zelf graag God laten noemen, zijn zelfs onkundig om te zien wat met de oog te zien is, op een kleine afstand. Het is beter om Allah, de Almachtige te aanbidden en zich aan Hem te onderwerpen, dan in mensen, die door schepselen tot God verheven zijn. De mensheid heeft altijd talrijke goden in het leven geroepen, zich hierachter gegroepeerd en strijd gevoerd, waardoor ongelukkige fouten zijn gemaakt. Deze trust op aarde, schrijven de eigenschappen van Allah over de alleenheerschappij op hun eigen lijf. Het volk moet dan soms noodgedwongen, door angst, waarschuwingen en propaganda, de grove fout maken om ze deze eigenschappen te geven. Deze fantasiegoden kunnen zich nooit van hun lusten en eerzucht bevrijden. Hun grootste wens is om deze koninkrijk voort te zetten. Zij zullen alles in de strijd gooien om hun koninkrijk voort te zetten en zelfs te versterken en zullen trachten alle gevaren die er zijn om hun koninkrijk te verstoren of de continuteit in gevaar te brengen, ongedaan te maken. Allah die boven alles staat is niet behoevend, van alle schepselen. Hij wil niets anders dan vroomheid, goedheid en goede daden, in de regel van wat hij heeft nedergezonden. Hij beschouwt alles, volgens Zijn regel dan ook als
godsverering. Wat Hij Zijn schepselen verplicht heeft, wilt Hij ook het hart en de gedachten vormgeven. Door deze verplichtingen naar behoren uit te voeren, zullen de mensen zowel op aarde als in het Hiernamaals het geluk beproeven. Immers, Allah heeft geen behoefte aan het gebed van Zijn schepselen. „O mensen, gij zijt behoeftig van Allah. Allah is niet behoevend van alles en iedereen en is verering waardig!“ Maakt u zelf het verschil in de verering van Allah die Almachtig is en mensen die door verheerlijking worden aanbeden!.. De profeet Joesoef gaat een stap verder om de onwetendheid van deze dogma’s en destructieve geloofsbelijdenis te bekritiseren: „Gij aanbidt naast Allah niets, dan ijdele namen die gij hebt uitgedacht, gij en uw vaderen; Allah heeft daar geen gezag voor nedergezonden.“ (Joesoef: 40) Al deze bedachte goden, mensen, zielen, duivels of engelen, of andere schepselen uit het koninkrijk van Allah, staan verre van de Alleenheerschappij. Alleen Allah is Alleenheerser. Hij, die alles heeft geschapen, staat natuurlijk boven Zijn schepselen. Echter, onwetende mensen van verschillende kleuren en gestalten hebben onder verschillende namen, sommige mensen sommige eigenschappen toegeschreven. Van deze eigenschappen staan de heerschappij en de soevereiniteit boven aan de lijst. Echter, Allah heeft hen geen soevereiniteit toegeschreven of de bevoegdheid gegeven. Joesoef brengt de laatste slag en laat zien wie de heerschappij en de soevereiniteit heeft en wie waardig is te worden aanbeden: „De beslissing berust bij Allah alleen. Hij heeft bevolen dat gij naast Hem niets zult aanbidden. Dit is de juiste godsdienst, maar de meeste mensen beseffen het niet.“ (Joesoef: 40)
Alleen Allah kan regels vast stellen. Godheid behoort alleen Hem toe en heeft Hij alleen het recht te heersen en soeverein te zijn. De heerschappij komt voort uit de eigenschap van Godheid. Lemand die meent recht te hebben op de heerschappij, gaat in de eerste eigenschap van Allah in strijd met Hem. Ookal is deze persoon of dit volk wereldgeliefd. Iemand die in strijd is gegaan met Allah over de eerste eigenschap van de soevereiniteit en zichzelf als soeverein ziet is een ketter en ongelovig. De ketterij van deze persoon wordt in de eerder door ons gegeven vertaling van de vers, die een absolute deel is van de wetten duidelijk aangegeven. Dit recht kan op verschillende manieren worden opgeëist. Elk manier is voldoende om het geloof te verliezen. Iemand die de soevereiniteit van Allah, de eerste eigenschap van Godheid van Allah, in twijfel trekt en aan zichzelf toeëigent en op deze wijze in strijd met Allah gaat, hoeft tegen het volk niet te zeggen: „Jullie hebben geen ander God dan mij“, of zoals de Farao’s zeiden: „Ik ben jullie Heer en Meester.“ Alleen al het ongeldig verklaren van de Sharia of door andere bronnen als wetten geldig verklaren of anderen dan Allah de soevereiniteit te verlenen en hem stemrecht te geven is voldoende... Juist, alleen dit al is voldoende om die persoon ongelovig te noemen. Er verandert hier niets aan, ookal betreft het een persoon of een volk of de hele mensheid, die menen het recht op soevereiniteit te hebben. In het islamitische systeem heeft de islamitische bevolking het recht om de eigen heerser te kiezen. Echter dit betekent geen eigen soevereiniteit. De soevereiniteit behoort alleen aan Allah! De opdracht die de heerser toekomt is om de soevereiniteit van Allah en Sharia in de praktijk te brengen en om diensten te verlenen. Onderzoekers, waaronder ook islamitische
vergissen zich in de soevereiniteit en de dienstverlening aan de soevereiniteit. Soevereiniteit behoort alleen aan Allah! Zelfs als alle mensen zich bij elkaar scharen, dan nog kunnen zij over deze eigenschap geen rechten aan ontlenen. Hun opdracht is het toepassen van de wetten van Allah en de Sharia. Bepalingen die niet door Allah zijn gezonden hebben noch rechtsgeldigheid noch religieuze geldigheid. Alleen wat Allah heeft nedergezonden hebben soevereiniteit en grondwettelijkheid... Toen Joesoef zei: „Hij heeft bevolen dat gij naast Hem niets zult aanbidden“, maakte hij de soevereiniteit van Allah bekend. Deze zin die door elke Arabier, die de Koranische taal kent, begrepen worden, maar om het goed te kunnen vatten, moet men ook het woord „ibadah“ goed begrijpen. Ibadah betekent in de taalwetenschap: gehoorzamen, zich onderwerpen en de acceptatie dat men zelf zeer klein is. In het begin van de islamitische historie werd dit woord ook alleen maar met deze betekenis gebruikt. In die tijd werd dit woord nog niet als vakterm gebruikt omdat er nog geen islamitische wetten waren die toegepast konden worden. Toen deze genoemde vers was geopenbaard waren er in ieder geval geen bepalingen ter hande voor de moslims om de vakterminologische betekenis te gebruiken. Later bevatte de vakterminologische betekenis ook de taalwetenschapskundige betekenis. De bedoelde betekenis in het woord: het aanbidden van enkel en alleen van Allah, allen onderwerping aan Allah en het volgen van Zijn bevelen. Het maakt verder niet uit of deze bevelen met het gebed, het fatsoen of de religieuze onderwerpen betreffen... Het gehele onderwerping aan Allah betekent het in de praktijk brengen van de „ibadah“, alleen aan Allah en niet aan Zijn schepsel. Nadat we de betekenis van het woord „ibadah“
hebben geleerd, kunnen wij begrijpen waarom Joesoef „ibadah“ verbindt met de soevereiniteit van Allah. Als namelijk de soevereiniteit aan iemand anders dan Allah gegeven zou worden, dan zou er geen sprake kunnen zijn van aanbidding, van onderwerping aan Allah en kan er geen sprake zijn van het opvolgen van Zijn directieven. Wederom verandert er niets aan de sanctie of deze soevereiniteit te maken heeft met de totale ten uitvoerlegging van de soevereiniteit door de mensen en alle andere wezens of met de religieuze praktijk, die te maken hebben met de eigen wil van de mensen. Laten we het nog een keer herhalen dat degene die zich de soevereiniteit op het lijf schrijft, heeft door deze handeling het geloof van Allah verlaten. Deze sanctie is een strenge maatregel van de godsdienst. Deze persoon heeft zich namelijk gedistantieerd van de onderwerping aan Allah en doet aan veelgoderij. Overigens, degenen die de bewering van soevereiniteit van sommigen accepteren bevinden zich verre van Allah en zijn ook ongelovig geworden. Dezen leggen de soevereiniteit van Allah bij anderen en verliezen hun geloof door zich te houden aan de regels van hen en door ze te erkennen in hun harten. Er is in de oordeel van Allah geen verschil tussen het opeisen van de soevereiniteit en veelgoderij. Joesoef verklaarde tevens dat de juiste weg, de soevereiniteit aan Allah toebehoorde en dat alleen Allah aanbeden moest worden: „Dit is de juiste godsdienst!..“ In deze zin schuilt een beperking. Namelijk dat dit de enige godsdienst is die de soevereiniteit en de totale onderwerping aan Allah geeft. Dit betekent dat er geen betere godsdienst bestaat. „Maar de meesten weten het niet!..“ Het feit dat ze deze godsdienst niet kennen, belet hun
belijdenis. Men kan van niemand verwachten iets te moeten accepteren, zonder er iets over te weten. Het zou niet denkbaar en rationeel zijn om van een volk die niet de oorsprong en het doel van een godsdienst kent, te verwachten dat die zich aan deze godsdienst kunnen conformeren. Hun onwetendheid over dit onderwerp is geen excuus om niet tot de Islam te treden. Hun ontbreken van godsdienstige kennis belemmert van het begin af aan hun bekering. De kennis over een geloof is een vereiste om er in te kunnen geloven. Dit is ook de logica van de ratio en de praktijk. Deze waarheid staat helder en ver van de ratio. Joesoef liet met de kort en bondige en kristalheldere zinnen de veelgoderij en de bron van de onwetendheid van zijn voetstuk schudden en maakte de waarheden van de Islam en de voormalige religies openbaar. Op aarde bestaan er vormen van aanbidding van de ene schepsel door de andere. Iemand die zich zelf laat idoliseren (verafgoden), zal eigenschappen van Allah aan zich zelf toeschrijven en zal menen recht te hebben op de allerhoogste eigenschap van Allah, de Godheid. Met andere woorden, zal deze persoon totale onderwerping en aanbidding eisen van het volk aan zijn opdrachten, principes, gedachten en eigen wetten. Juister geformuleerd, zien zij zich zelf het aanbeden worden waardig en verlangen dit ook van het volk. Deze wens hoeven ze niet expliciet naar voren te brengen. De letterlijke verwezenlijking van hun wensen spreekt meer voor zich dan hun verbale uitingen. Deze vormen van veelgoderij kunnen alleen gerealiseerd worden bij volkeren die niet de juiste godsdienst en de heldere geloof in hun harten hebben opgenomen. Zo kan er geprofiteerd worden van leegtes in de harten. Bij volkeren die in hun harten geloven in de soevereiniteit van Allah en die zich niet van deze geloof distantiëren hebben dit
probleem niet. Want, een volk die zich bewust is van het feit dat de soevereiniteit aan Allah toebehoort, weet ook dat de onderwerping aan de Heer, Hem aanbidden betekent en weet ook dat het aanbidden pas mogelijk is als de soevereiniteit is aanvaard.
De mensheid ontwaakt: Het wordt met de dag duidelijker dat de scheiding van de religie en de staat en vice versa, meer nadelen met zich heeft gebracht dan voordelen. Ooit komt er een tijd dat het afgod „secularisme“, dat haaks staat op de wetten van de schepping van de aardbodem zal verdwijnen op de vuilnisbelt van de geschiedenis. Immers, deze afbrokkeling is al aangevangen; zelfs in een zeer beschaafd land als Zwitserland, waar onlangs via een referendum een overweldigende meerderheid het seculiere regime afgeschaft heeft en aangaf dat de scheiding van de kerk en de staat meer kwaad zou brengen dan goed. Alle andere volken op deze aarde voeren dezelfde strijd. Wanneer krijgen onze dove apen, die naar alles met een westers bril kijken en bij elke gelegenheid kenbaar maken, een deel van het Westen te zijn, dit ook eens begrijpen. (Zie Tercüman van 4-3-1980 en de Milli-Gazete van 8-3-1980)
SOEVEREINITEIT De soevereiniteit kan verdeeld worden in 2 vormen: 1) Wetgevende soevereiniteit en 2) Uitvoerende soevereiniteit.
Wetgevende soevereiniteit betekent het opleggen van de Sharia en de bevoegdheid om wetten te maken en dit behoort Allah de Almachtige toe. Deze bevoegdheid heeft Hij aan niemand anders gegeven. Bij de uitvoerende soevereiniteit worden de geldige wetten ten uitvoer gelegd en voltrokken. Ook behoort dit van oorsprong aan Allah toe. Echter, Allah heeft deze uitvoerende macht aan de mens, die Hij als Zijn dienaar heeft geschapen, overgelaten en heeft aan de mens de bevoegdheid van het ten uitvoer legging en toe te passen. Met dit oogpunt, kunnen wij deze regel formuleren: „De mens is niet op aarde gezet om wetten te maken of wetten te bedenken, maar is op de aarde gezet om de islamitische wetten en de Sharia wetten toe te passen van Allah de Almachtige Schepper.“ Dientengevolge ontbreekt het de mens aan kracht om wetten en grondwetten te maken, noch bezit de mens de bevoegdheid daartoe. Rousseau, die misschien de belangrijkste aanhanger van de moderne democratie was, gaf de absolute soevereiniteit aan het volk. Echter, hij gaf niet aan hoe het volk deel moest nemen aan het bestuur. Toen hij over de wetgevende soevereiniteit sprak, gaf hij aan dat de wetsmakers met goede bedoelingen aan het werk moesten gaan en dat ze erg intellectueel moesten zijn. Gezien het feit dat hij zulke mensen niet kon vinden, zei hij daarom: „Mensen hebben goden nodig om wetten te kunnen maken.“ Zo gaf hij aan dat de mens eigenlijk niet in staat was om wetten vast te stellen. Met deze stelling komt hij ver in de richting van de visie van de Islam.
Uitvoerende soevereiniteit: Hoe gebruiken de moslims, deze uitvoerende soevereiniteit? Door met zijn allen bij elkaar te komen of
door de samenkomst van hun vertegenwoordigers. Omdat de eerste mogelijkheid niet werkte, heeft men gebruik gemaakt van de tweede mogelijkheid. Deze soevereiniteit die aan de moslims is gegeven is een recht, maar het is ook een opdracht. Zij dienen deze opdracht uit te voeren volgens de islamitische grondwet. Met andere woorden zijn moslims verplicht hun eigen staat te stichten en om hun leider te kiezen, die de wetten van Allah ten uitvoer kunnen brengen. Alle moslims zijn hier verantwoordelijk voor.
DE ISLAM EN DE REGERING Zoals we eerder hebben kunnen zien dat het niet mogelijk dat we de staat en de regering, die de uitvoerende orgaan van de staat is, te scheiden van de godsdienst. Het is de islamitische gemeenschap hierdoor verplicht om een staat te vestigen. Deze verplichting staat op velerlei manieren vast. Wij zullen hier alleen aandacht schenken aan een paar. a) Het beschermen van het geloof en de religieuze waarden, is mogelijk met de staat(smacht). De bescherming lijkt niet mogelijk zonder een staat. De beroerde situatie van de moslims vandaag de dag, is het gevolg van het verlies van hun staat. Immers, staat en godsdienst zijn tweelingen van elkaar. De godsdienst is het fundament en de staat is de bewaker. Een gebouw zonder fundamenten zal snel instorten en bezittingen zonder een bewaker gaan verloren. b) Imam Ghazali zegt: „Het religieuze systeem kan alleen bestaan als er een
staatssyteem bestaat. Dat systeem heeft een betrouwbare imam, een staatsleider nodig aan wie verantwoording wordt afgelegd...Bescherming van lijf en goed is alleen mogelijk met een staatsleider, waaraan verantwoording wordt afgelegd...“ (Al-Iktisad Fil-Itikad) c) Nesefi schrijft in Akaid het volgende: „Moslims hebben een Imam, (een staatsleider) nodig. Want hij moet de sancties van de Sharia uitvoeren, acute straffen verwezenlijken, beschermen van de grenzen, het leger uitrusten (bewapenen), de Zakah (aalmoezen) verzamelen en aan de rechthebbenden uitdelen, de tirannie en het banditisme bestrijden, de vrijdaggebeden en feestdaggebeden voorgaan, het oplossen van de conflicten en onenigheden in de islamitische samenleving, het huwen van wezen, het verdelen van de oorlogsbuit en hij moet diensten verlenen aan de samenleving.“ d) Sahib-i Mevakif zegt: „We weten heel erg zeker dat Allah de Almachtige, verplichtingen over handelingen, strijd, sancties enzovoort heeft opgelegd om financiële en morele voldoening te bereiken. Deze voldoening kan alleen bereikt worden als de staat wordt geleid door een Imam.“ e) Sarih Cürcani voegt hieraan toe: „Het benoemen van een Imam is het voornaamste doel van de godsdienst en is een vereiste middel om de rust en om voldoening te bereiken.“ f) Visie van Ibn Khaldun was als volgt samengevat worden: „De reden van de schepping is niet voor deze wereld. Op aarde schep je je leven in het Hiernamaals. Het echte leven begint daar. De wereldlijke zaken zullen
ingedeeld worden volgens het leven in het Hiernamaals. De maat hiervan kan niet door het brein of de politiek van de mens worden weergegeven. Het Goddelijke systeem kan alleen maar door profeten en hun opvolgers, de kaliefen worden gepredikt en verwezenlijkt.“ g) In de Islam is strijd voeren verplicht, is het verplicht om het goede aan te bevelen en het slechte te ontmoedigen, is het verplicht om de sancties uit te voeren, is het verplicht de grenzen te beschermen. Het is verplicht om de openbare orde te handhaven, een oorlogsapparaat/leger samen te stellen, die de niet moslim staten moet beangstigen, het is verplicht om rechtbanken op te zetten om recht te spreken... Juist al de genoemde kwesties zijn verplicht, het zijn de absolute directieven van Allah! Al deze verplichtingen kunnen met het bestaan van een staat, of een staatsapparaat worden verwezenlijkt. Hierom wordt de moslim opgedragen om een staat te stichten, om een staat te bezitten. Want, er bestaat de regel: „Het is opgedragen om een verplichting te verwezenlijken; daarom is dit ook een plicht.“ Er zijn talrijke verzen en uitspraken van de Profeet aanwezig, waaruit blijkt dat er een staat gevestigd moet worden. Voorbeelden hiervan: „En bestrijd hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met strijden ophouden), dan is er geen vijandelijkheid toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen.“ (AlBaqara: 193) „Vechten tegen de vijanden van de godsdienst, is u geboden ofschoon gij er afzijdig van zijt.“ (Al-Baqara: 216) „Toestemming is toegegeven aan de gelovigen tegen
wie onrecht is aangedaan...“ (Al-Hadj: 39) „O, gij die gelooft, gehoorzaamt Allah en Zijn Boodschapper en degenen, die onder u gezag hebben.“ (An-Nisa: 59)
ANTWOORD OP SOMMIGE TWIJFELS EN BEWERINGEN De grootste meerderheid van intellectuelen in de moslimwereld, zijn helaas degenen die met de westerse cultuur zijn opgevoed. Dezen, rechters, ingenieurs, artsen, advocaten, letterkundigen, onderwijzers en politici hebben hoog onderwijs genoten. Echter, het is helaas betreurenswaardig dat de meesten onder hen heel weinig over de Islam weten. Zij kennen de islamitische cultuur nauwelijks, wat zij wel weten zijn sommige geruchten, het zijn alles van horen zeggen. Ondanks het feit dat ze ver verwijderd staan van de islamitische cultuur en de Islam, overheersen zij helaas toch de islamitische wereld en hebben zij het bestuur in handen. Ook zij die het geloof in het buitenland verkondigen zijn het zelfde. Deze mensen, die met de westerse cultuur zijn opgevoed, hebben soms rare en soms komische beweringen. Bij elke gelegenheid herhalen ze hun beweringen. Hieronder volgen enkele beweringen: 1) „De Islam heeft niets met de staat te maken!..“ Zij, de halve intellectuelen, die onder de invloed zijn van de westerse cultuur staan, is de Islam ook alleen maar een religie!.. En de religie zou iets zijn tussen God en de mens
en zou niets te maken hebben met de staat!.. Nou kunt u hen vertellen, dat de Koran, het belangrijkste bron is van de Islam. Dientengevolge moet bij religieuze vraagstukken in de Koran gekeken worden. Kennen jullie 1 vers uit de Koran, of een uitspraak van de Profeet, die jullie bewering bevestigt? Zeg het dan alstublieft! Dezen zullen of stomverbaasd zwijgen, alsof ze hun tong hebben ingeslikt, of zullen ze flauwekul uitkramen. Ze zullen tevens zeggen: „Het westen heeft de kerk van de staat en de staat van de kerk gescheiden en dat hebben ze goed gedaan. Wat goed is voor Europa is ook goed voor andere volkeren.“ Zij hechten hierbij geen waarde aan de geschiedenis, aan de normen en waarden, de denkwijzen, de sociale constructies en het geestelijke leven van naties. Zij apen gewoon het westen na, zonder verder na te denken. Zij weten niet dat in de Islam geen sprake kan zijn van een scheiding van de godsdienst en de staat. Zij kunnen het ook niet weten. Deze, half intellectuelen zullen, als zij de Koran netzo goed als de westerse boeken bestuderen, te weten komen dat de Koran duidelijke sancties heeft bepaald voor moordenaars, dieven, muiters/opstandelingen, overspeligen en lasteraars. Wederom verzen: „O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag is u voorgeschreven.“ (Al-Baqara: 178) „Het betaamt een gelovige niet, een andere gelovige te doden, tenzij dit bij vergissing gebeurt. En wie een gelovige bij vergissing doodt moet een gelovige slaaf bevrijden en bloedgeld betalen ter overhandiging aan de erfgenamen, tenzij deze het uit liefdadigheid kwijtschelden.“ (An-Nisa: 92) „En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van Allah. Allah is Almachtig, Alwijs.“ (Al-Maidah: 38)
„De vergelding dergenen die oorlog tegen Allah en Zijn Boodschapper vieren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet. Dat zal voor hen een schande in deze wereld zijn en in het Hiernamaals zullen zij een grote straf ontvangen.“ (Al-Maidah: 33) „Geselt iedere echtbreker en echtbreekster met honderd slagen. En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.“ (Annoer: 2) „En zij, die kuise vrouwen beschuldigen en geen vier getuigen brengen- geselt hen met tachtig slagen en aanvaardt hun getuigenis nooit meer, want dezen zijn overtreders.“ (Annoer: 4) Uit de vertaling van de boven genoemde verzen blijkt duidelijk, dat de Islam bepaalde handelingen heeft verboden, voor sommige overtredingen sancties opgelegd en heeft opgedragen en verplicht, deze sancties uit te voeren. Het opleggen van verboden, opdrachten geven, sancties opleggen en dit alles ook ten uitvoer brengen is een functie van de staat. Kan een individu deze genoemde handelingen ook verwezenlijken? Heeft hij de kracht om het uit te voeren? Zijn deze handelingen ook een gewetenszaak? Is dit iets tussen God en het individu? Niemand kan op deze vragen „Ja“, zeggen. Dus al deze taken dienen door de staat te worden verwezenlijkt. Dientengevolge heeft de Islam een staat nodig. Zonder een staat zijn deze taken niet uit te voeren. Als moslims geen staat hebben, moeten zij die
stichten en over een eigen staat beschikken. Zo kunnen zij wetten en bevelen en directieven uitvoeren, volgens het islamitische systeem en islamitische grondwet. Er is geen andere oplossing! Iedere moslim is hier verantwoordelijk voor!.. De Islam heeft niet alleen wetten vastgesteld, maar heeft ook vele regels gemaakt voor de staat. Zo zijn bijvoorbeeld regels over de „Shura“, de overlegsraad vastgesteld en zijn er regels over de verkiezing van de staatsleider vastgesteld. In de Koran staat: „Hun onderlinge kwesties, worden in overleg opgelost.“ (Assjoera: 38) Het feit dat de Islam met de bovengenoemde en vele andere verzen een regering voorschrijft die in overeenstemming is met de keuze van de meerderheid, geeft aan dat de Islam de godsdienst en de staat bij elkaar wil houden. Als de Islam, de godsdienst en de staat wilde scheiden dan had ze geen regels hierover voorgeschreven. De Koran vermeldt tevens dat het bestuur vorm moet krijgen, conform de regels die zijn nedergezonden door Allah, dat het toevertrouwde aan de rechthebbende gegeven moet worden; degenen die anders handelen zijn onrechtvaardig, zondig en ongelovig: „Voorwaar, Allah gebiedt u het toevertrouwde over te geven aan hen die er recht op hebben en dat, wanneer gij tussen richt, gij rechtvaardig handelt.“ (An-Nisa: 58) „En spreek recht tussen hen naar het geen Allah u heeft geopenbaard...“ (Al-Maidah: 49) „En wie niet rechtspreken volgens hetgeen Allah heeft nedergezonden, zij zijn ongelovigen.“ (AlMaidah: 44) Het is echter de taak van de staat om de sancties op de mensen toe te passen. Als de Islam, de godsdienst van
de staat wilde scheiden dan had deze godsdienst deze sancties niet opgedragen. Verder heeft de Islam, het goede aanbevolen en het slechte ontraden. Het is niet aan individuen om personen die de bevelen niet nakomen te manen. Het individu mist de kracht hiervoor. Dit zijn staatszaken. Alleen de staat heeft de mogelijkheid om bevelen en sancties op te leggen en bezit de uitvoerende macht en kan dwangmaatregelen nemen. Weer een vers: „En laat er een groep onder u zijn die tot goedheid aanspoort en tot rechtvaardigheid maant en het kwade verbiedt; dezen zijn het die zullen slagen.“ (Ali-Imran: 104) Een groep die tot goedheid aanspoort en het kwade verbiedt, betekent dat er een staat moet zijn. Individuen kunnen immers niets afdwingen. Als de Islam de godsdienst van de staat wilde scheiden, dan had de Islam niet zulke bepalingen vastgesteld. Onze Profeet zegt hierover: „Er komt een dag dat deze godsdienst stukje bij stukje uit elkaar valt. Het eerste verval begint bij het staatsbestuur en het laatste bij het gebed.“ (Uit: Ahmed b. Hanbel, Müsned, deel 5, blz. 151) Deze uitspraak van de Profeet laat zien dat een staat zonder godsdienst niet levensvatbaar is. Als de staat, de godsdienst niet omhelst en de godsdienst uit het staatsbestuur haalt, dan zullen de religie en de religieuze bepalingen uit alle instellingen van de staat, uit de familiewaarden en uit het leven van individuen langzaamaan verdwijnen. Dan is de beurt aan het gebed; ook het gebed zal ooit langzaamaan worden opgeheven. Zo is de betreurenswaardige situatie te verklaren van staten, die vandaag de dag de Sharia uit het staatsbestuur hebben
gehaald en het secularisme hebben ingevoerd. De Profeet zeg het gevaar aankomen. De Islam heeft niet alleen de godsdienst met de staat en de staat met de godsdienst met elkaar verbonden, maar heeft ook aangegeven dat de te kiezen heersers van de staat in wording, volgens de Koran moesten leven. Vervolgens zegt de Koran: „Degenen die, indien Wij hen op aarde vestigen, het gebed verrichten en de Zakaat betalen en het goede bevelen en het kwade verbieden. En het eindbesluit in alles, berust bij Allah.“ (Al-Hadj: 41) Uit deze vers blijkt dat de executeurs, of met andere woorden de staatslieden, in een ideaal geregeerd land het gebed moeten verrichten, de Zakaat moeten betalen, moeten directieven van Allah opvolgen en zich houden aan de verboden en geven hun leven richting door hun individuele en politieke taken samen te laten vallen. De bepalingen, de geboden en de verboden van de Koran, betreffen niet alleen het leven in het Hiernamaals, maar betreffen merendeels wereldlijke issues. Bijvoorbeeld over interne onrust, conflicten tussen staten, oorlogen, vrede en verdragen en er bestaan verschillende bepalingen over maatschappelijke ontwikkelingen. De Koran zegt dat armen rechten hebben op de bezittingen van de rijken, tevens zegt de Koran in verschillende verzen dat de staat moet zorgen voor wezen, daklozen en radelozen. Kortom, de Koran heeft bepalingen voor deze wereld als bepalingen voor de volgende wereld vastgesteld en heeft maatschappelijke regels opgenomen in de religie en heeft religieuze regels opgedragen aan de maatschappij. Islam gebruikt de staat om de geboden ten uitvoer te laten brengen en gebruikt de religie om de stabiliteit en het succes van de staat te garanderen. Als de staat niet krachtig genoeg
is of niet opkomt voor het geloof, dan zal de godsdienst in verval geraken... Als we nadenken dan kunnen we stellen dat het verbond tussen de godsdienst en de staat, het beste op deze manier kan. Daarom is bijvoorbeeld de godsdienst en de staat als vlees en bot, als ziel en lijf, als onmisbare onderdelen van elkaar met elkaar verbonden. Deze bewering: „Islam gaat niet over de staat“, van hen die met de westerse cultuur zijn opgevoed, is tegen de ziel en de fundamenten van de religie, het is een grove fout en is een grote laster tegen de Islam!.. De tweede bewering van hen die met de westerse cultuur zijn opgegroeid luidt als volgt: „De Islam is niet meer van deze eeuw, zijn geldigheid is vervallen. We leven in de twintigste eeuw. We kunnen niet meer met dogma’s, staten leiden...“ Echter zij hebben geen enkele bewijs om hun bewering te onderbouwen en ze zullen ook nooit bewijs kunnen leveren. Wat zij zeggen zijn snelle uitspraken, waar niet over nagedacht is, het zijn valse beschuldigingen, enkel en alleen woorden en zijn onwetende en komische verdachtmakingen. De toepasselijkheid van systemen aan de samenleving berusten op de gezonde of valse principes van die systemen. Als we van deze vertrekpunt uitgaan, kunnen we geen enkele principe in de Islam vinden, die niet zou voldoen aan de vereisten van deze tijd. Als zij de Islam grondig hadden onderzocht, zouden ze zelf merken dat hun beweringen uit de lucht zijn gegrepen. Rationele samenlevingen van toen, van het heden en de toekomst zoeken 3 principes waaraan voldaan moet worden om van een gezonde samenleving te kunnen spreken. Deze zijn: Vrijheid, rechtvaardigheid en gelijkheid. De Islam heeft de mensheid, van de vrijheid, de
rechtvaardigheid en de gelijkheid het voortreffelijkste vorm aangeboden.
Vrijheidsprincipe: De mens wordt vrij geboren en zal vrij moeten leven. Hij heeft de vrijheid om te huwen, om zijn woonplaats uit te kiezen, om onderwijs te volgen, om een beroep te leren en om vrij te reizen. De Islam heeft zelfs vrijheid van meningsuiting gebracht. De Islam heeft zelfs de mogelijkheid gegeven om te debatteren over het wel of niet bestaan van Allah. De Islam heeft belang gehecht aan het verstand, aan gedachten en aan wetenschappelijk onderzoek aangemoedigd en geadviseerd. De Koran richt zich op meer dan 60 plaatsen aan het verstand, aan het gedachtengoed en aan de wetenschappers. De Koran bevat meer dan 700 verzen over natuurkunde, scheikunde en biologie. Uitspraken van de Profeet: „Zijn degenen die het weten gelijkwaardig aan de onwetenden?“ (Zumar, 9) „De wijsheid is het verloren goed van de moslim. Hij heeft meer dan ieder het recht om die wijsheid te vergaren.“ „Zoek de wijsheid van het wieg tot aan het graf.“ „Leer de wijsheid, ookal als het in China (vertaler: China werd genoemd, omdat China heel ver weg was) moet.“ Op deze wijze kent de Profeet geen beperkingen in tijd en plaats om de wetenschap te bedrijven. De eerste opdrachtszin in Koran luidt: „Lees!“ De rang van de getuigenverklaring van het bestaan en eenheid van Allah, komt na de engelen toe aan de wetenschappers. Kortom, de Islam heeft in brede zin vrijheid van
meningsuiting gebracht. De Islam kent niet de principe: „Geloof nu maar, zonder na te denken, anders verlies je je hoofd.“ De Islam kent de principe: „Vraag, onderzoek, toets en geloof daarna!..“ Over het waarom het volgende: De Islam heeft veel vertrouwen in zijn leer en systeem. Het is het systeem van Allah. De Islam kent in zijn geheel en tot in de kleinste detail geen gebreken en fouten. Kent absoluut geen fouten. Het voldoet met alles aan de wetenschap, verstand en logica. Het berust zich op de onfeilbare wetenschap en kracht van Allah. Daarom beroept het zich op de wetenschap en verstand van de mensen en daagt de mensen uit en spreekt tot de rationele mensen: „Kom maar op! Zoekt, onderzoekt, toetst! Zoekt, onderzoekt en toetst nogmaals en als jullie nog niet tevreden zijn herhaalt dit keer op keer! Maar aan het eind zullen jullie voor mij kiezen, zullen jullie van mij gaan houden en zullen jullie geen enkele beperkingen en tekortkomingen van mij vinden. Jullie zullen het voortreffelijkste in mij vinden, waar jullie op zoek naar zijn. Want ik ben de godsdienst die zijn kracht put uit de onuitputtelijke wijsheid en kracht van Allah!“
Rechtvaardigheidsprincipe: De Rechtvaardigheidsprincipe is een van de principes die door de Islam aan de mensheid is geschonken. Er zijn hierover ook heel veel verzen en uitspraken van de Profeet te vinden. Hieronder volgen er enkele: „Wanneer gij tussen de mensen richt, handelt dan rechtvaardig.“ (Annisa: 58) „O, gij die gelooft, weest oprecht voor Allah en getuigt met rechtvaardigheid. En laat de vijandschap van een
volk u niet aansporen, om onrechtvaardig te handelen. Weest rechtvaardig, dat is dichterbij de vroomheid en vreest Allah, voorzeker, Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet.“ (Al-Maidah: 8) „O, gij die gelooft, weest voorstanders der rechtvaardigheid, getuigen voor Allah, zelfs al was het tegen uzelf, of ouders en verwanten. Hetzij rijk of arm, Allah is beter dan beiden. Volgt niet de begeerten, opdat gij niet onrechtvaardig zult zijn.“ (Annisa: 135) Onze Profeet zei: „Een dag rechtvaardig regeren is beter dan zestig jaar extra gebed.“ (Uit: Djamius Saghier)
Gelijkheidsprincipe: In de Islam speelt de principe van de gelijkheid ook een belangrijk rol. De Islam heeft geen individu, klasse of een natie een bevoorrechte privileges gegeven en maakt ook geen onderscheid naar afkomst, kleur, taal en godsdienst. Het gewone volk, zelfs non-moslims die gelijkwaardig zijn, kunnen voor het gerecht hun recht halen, bij de heersers. Ook hierover zijn talloze verzen en uitspraken van de Profeet. Hier volgen enkele: „O mensdom! Wij hebben u uit man en vrouw geschapen en Wij hebben u tot volkeren en stammen gemaakt, opdat gij elkander moogt kennen. Voorzeker, de godvruchtigste onder u is de eerwaardigste bij Allah. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend.“ (AlHodjoraat: 13) „Zeg: „O, mensen van het Boek, komt tot één woord, waarin wij met elkander overeenstemmen: dat wij niemand dan Allah aanbidden en dat wij niets met Hem vereenzelvigen en dat sommigen onzer geen anderen tot goden nemen, buiten Allah.“ (Ali-Imran: 64)
Uitspraken van de Profeet: „Mensen zijn gelijkwaardig aan elkaar, als de tanden van een kam.“ (Tayalisi) „Geen Arabier is superieur aan een niet-Arabier en een niet-Arabier is niet superieur aan een Arabier.“ (Uit: Ahmed b. Hanbel, Müsned) Uit de verzen en de uitspraken van de Profeet blijkt dat alleen de Islam de echte gelijkheid heeft gebracht. Wat zegt de Islam? De Islam zegt dat alle mensen dezelfde afkomst hebben, dat ze dezelfde vader en dezelfde moeder hebben en zijn het product van de zelfde Schepper. Zij zijn gelijkwaardig aan elkaar als de tanden van een kam. Hun verschillen onderling worden veroorzaakt door de mate van hun gebed en vroomheid, van de mate van hun goede daden en diensten. Er bestaat verder helemaal geen verschil in hun afkomst en oorsprong. De Islam nodigt de mensen uit om zich rondom één centrum te verzamelen. Die centrum is het geloven in één God, Allah en zich gehoorzamen aan Hem. Om niet anderen te prijzen, dan Hem. Het slechtste wat een mens kan doen is het vereenzelvigen aan Allah of het verafgoden van één of meerdere personen en om die te gehoorzamen. De Islam heeft de mens van deze handelingen gered en hem zijn waardigheid en eer gegeven. Seculiere en democratische systemen van menselijke makelij heeft mensen andere mensen doen aanbidden. Met één vinger meer, met één stem meer worden gedachten aangenomen en worden sommigen sommige functies gegeven. Er worden bekwame mensen onder leiding van onbekwamen geplaatst. Niet de stem van 49 professoren, maar de mening van 51 leken wordt tot wet uitgeroepen. Dit is toch niets anders dan onwetendheid en is niets anders dan overheersing van de minderheid door de meerderheid?!. Is dit gelijkheid? Is dit rechtvaardigheid? Is dit het toevertrouwde aan de
rechthebbende geven?!. Tevens heeft de Islam, alcoholische dranken, gokspelen, elke vorm van prostitutie, alle vormen van leugens, omkoperijen en woeker, alle soorten van moord, egoïsme, gierigheid en geruchten verboden. De Islam heeft goede daden, hulp aan armen behoeftigen, in nood verkerende reizigers aanbevolen en accepteert het gebed van veertig dagen van moslims niet, wier buren honger hebben en zij zelf in overvloed leven. De Islam roept: „De heer van een volk is degene die diensten verleent.“ Zo zijn er meerdere principes en bepalingen waar de mensen over ideale situaties fantaseren, er naar op zoek zijn, maar het niet kunnen vinden. Het kan toch niet zo zijn dat dit systeem, waar de mensen van deze eeuw op zoek naar zijn als het ideale systeem, geen antwoorden heeft voor de problematiek van deze eeuw. Als de mensen nu eens de moeite zouden nemen om de individuele, maatschappelijke en juridische principes van deze eeuw grondig te onderzoeken, zullen zij het ideale vinden in de Sharia van de Islam, zullen zij spijt tonen voor hun fouten, zullen zij kiezen voor het Islamitisch Recht om zijn puurheid en zullen zij dat systeem in hun land toepassen. Op deze wijze hoeven zij niet te boeten voor de slechte daden en zullen de mensen die onder hun bewind vallen ook tevreden zijn. Samengevat kunnen wij zeer gemakkelijk zeggen, dat de bewering dat het Islamitisch Recht niet zou passen in deze eeuw, op niets anders dan geklets en stommiteiten berust. Eigenlijk geven hun eigen systemen, waar ze veel propaganda over voeren, als het socialisme, het kapitalisme, laïsisme en alle andere ismen geen antwoord op de behoeften van deze eeuw. Zij zijn niet in staat om antwoord
te geven en zullen zij ook nooit in staat zijn. Zo zit de wereld in elkaar!. Noch in het oosten, noch in het westen is er rust en confidentie. Zelfs,de zogenaamde super powers kunnen in hun eentje, hun toekomst niet garanderen. Daarom hebben ze allerlei blokken gevormd. Thans kunnen wij niet van vrijheid, rechtvaardigheid en gelijkheid spreken. Onderdrukking, pressie en uitbuiting zijn geen uitzonderingen in deze wereld. Terwijl de situatie is zoals geschetst proberen zij die met een buitenlands cultuur zijn opgegroeid en het bestuur in de moslim-landen in handen hebben, proberen hun leugens en valse systeem als het ideale systeem te laten overkomen en proberen hun tekortkomingen en eigenschappen toe te schrijven aan het islamitisch systeem...
Een derde bewering is dat sommige bepalingen van de Sharia provisorisch zou zijn! Deze semi-intellectuelen die blindelings het westen na apen, beweren: „Eigenlijk voldoet het Islamitisch Recht wel aan de behoeften van deze eeuw, maar sommige bepalingen mogen wel veranderd worden...“ Nog specifieker, bepalingen uit het Islamitisch Strafrecht kunnen en moeten veranderd worden. Stenigingen en het afhakken van handen moeten volgens hen veranderd worden. Echter, als je naar bewijzen zou vragen, kunnen ze geen enkele feit boven tafel leggen. Ze zullen alleen maar onzin uitkramen. Waarschijnlijk vergelijken deze heren het islamitisch systeem met het wereldlijk systeem en komen ze tot de conclusie dat aangezien het wereldlijk systeem vervangen, veranderd geannuleerd kan worden, ook het goddelijk systeem hieraan onderhevig kan zijn. Zo laten ze hun
naïviteit blijken, omdat ze het verschil tussen het wereldlijk en het goddelijk systeem niet weten.
Bepalingen kunnen toch niet veranderen omdat de tijden veranderen? Artikel 39 van het (Oude) Wetboek luidt als volgt: „Niet valt te ontkennen dat door de verandering van de tijden, ook de bepalingen veranderen.“ Sommigen hebben dit artikel om hun vinger gebonden en wijzen er steeds mee en zeggen: „De tijden zijn veranderd, vele eeuwen zijn verstreken, daarom moeten dus ook de regels van de Sharia veranderen!..“ Er is bij ons een lokale gezegde: „Hij heeft gehoord dat er in Horasan wordt tapijt geweven, maar heeft niet naar de lengte en de breedte gevraagd!..“ Zij hebben zo ook iets uit het Burgerlijk Wetboek gehoord, maar weten niets van het artikel af, ze weten niet welke onderwerpen dit artikel bestrijkt, ze hebben er niet naar gevraagd en dit zou hen overigens ook niet van pas komen. Deze lui zou gevraagd moeten worden: „De bepalingen van de Sharia zijn de wetten van Allah. Zij kunnen toch niet verouderen, doordat de tijden verstrijken? De wetten van Allah zijn geen domme en insolvente opvattingen van personen, zodat ze door de veranderingen van de tijden, ook mee moeten veranderen. Er kunnen geen fouten en onbekwaamheden aan het daglicht komen!.. Deze regels komen van de aloude en eeuwige wetenschap van Allah...
Laten we nu naar artikel 39 van het (Oude) Wetboek kijken: Juist, er bestaat wel een artikel dat door de verandering
van de tijden, ook de bepalingen veranderen. Echter, bij welke onderwerpen is dit mogelijk? Hier moeten we ons goed over buigen. Laten we proberen over dit onderwerp, het boek „Hukuk-i Islamiyyah wa Istilahat-i Fiqhiyyah“, van wijlen Ömer Nasuhi Bilmen eens onder de aandacht brengen. Hij schrijft: „Sommige bepalingen waarover geen verzen uit de Koran of uitspraken van de Profeet bestaan, kunnen aangepast worden aan de veranderingen door de tijd heen. Echter, bepalingen waar over wel verzen en uitspraken bestaan kunnen zich niet aan. Destijds toen er vele rechtschapen mensen waren, waren er geen getuigen nodig om het onschuld van mensen te bewijzen. Het aantal goede mensen verminderde echter, waardoor het onschuld door de getuigen bewezen moest worden. Evenzo zagen vroeger kamers van huizen allemaal het zelfde uit. Een klant hoefde maar één kamer te bekijken om een indruk van het huis te krijgen. Later is deze bouwstijl veranderd, waardoor de klant alle kamers moest bekijken.“ Laten we hieraan nog wat regels toevoegen: Het Islamitisch Recht heeft sommige kwesties overgelaten aan lokale zeden en gewoonten overgelaten. Door wijziging van deze zeden en gewoonten is het van zelfsprekend dat bepalingen die met deze zeden en gewoonten verbonden zijn, ook veranderen. Echter kwesties die met verzen en uitspraken staan vastgelegd of via jurisprudentie zijn vastgelegd, kunnen niet veranderd worden. Zo kunnen bijvoorbeeld het verbod op rente, verbod op huwelijken van naaste familieleden en de bepalingen over de sluier van de vrouw toch niet veranderd worden? Het afhakken van de arm van de dief, wedervergelding van moordenaars, tachtig
zweepslagen op lasteraars en alcoholgebruikers, kan toch niet veranderd worden?.. Als deze heren precies wisten wat het Islamitisch Recht was, hadden ze niet zo dom gepraat... Elke moslim moet weten en geloven dat de islamitische bepalingen niet provisorisch, maar eeuwig zijn. Deze zullen tot de Dag des Oordeels van kracht blijven. De voorstellers van deze bewering weten niet dat als een gedeelte van de Islam provisorisch is, alle bepalingen van de Islam provisorisch moet zijn. In dat geval zou dit het einde van de Islam betekenen.
Een vierde bewering is dat sommige bepalingen van de Islam niet toe te passen zijn: Degenen die deze bewering stellen, vinden in tegenstelling van de eerdere beweringen, dat de Islam niet provisorisch, maar eeuwig is. Ze beweren verder: „Echter, er zijn volgens hen bepalingen/regels die niet toe te passen zijn. Straffen als het afhakken van de hand en stenigingen kunnen volgens hen, niet toegepast worden! Dit is toch niet mogelijk?!. Want huidige islamitische landen zijn achtergebleven en als we deze straffen ook op minderheden toepassen, zullen grote mogendheden ons op de vingers tikken...“ Nu wordt pas duidelijk dat deze heren ergens bang voor zijn en dat ze daarom zulke beweringen uiten!.. Zulke beweringen zijn in principe tegen de Islam en kunnen niet gerijmd worden met het verstand en de logica. De Koran zegt hierover: „Vreest daarom de mensen niet, doch vreest Mij en ruilt Mijn tekenen niet in tegen het werelds. En wie niet rechtspreken volgens hetgeen Allah heeft nedergezonden, zij zijn ongelovigen.“ (Al-Maidah: 44)
Een andere bewering: Een vijfde bewering van deze heren is, dat het Islamitisch Recht en de Sharia het product is van islamitische Koranverklaarders! Ja, sommigen, die met de westerse cultuur zijn opgevoed zeggen: „Het Islamitisch Recht is geen wet van Allah en Zijn Profeet, maar is het product en opvatting van islamitische juristen... Deze bewering is een grote vergissing. O, mijn God! Wat laat onwetendheid de mens uitspreken en welke fouten kunnen mensen toch maken!.. Het is waar dat islamitische Koran-verklaarders en juristen zijn genieën. Dit wordt ook door westerse wetenschappers geaccepteerd. Deze uitverkoren heren hebben een juridisch systeem uitgegeven, hebben algemene regels gesteld en hebben oplossingen gebracht voor allerlei problemen en hebben alle bestaande en waarschijnlijk te verwachten gebeurtenissen afgehandeld... Toen ze hiermee bezig waren, hebben ze niets zelf verzonnen. Zij hebben geput uit de Koran en de Overleveringen van de Profeet. Ze hebben de moeite gedaan en hebben als het ware een haartje in veertig stukken gedeeld en zodoende alle verzen en uitspraken grondig onderzocht. In de lijn van de Koran en de uitspraken hebben ze uit de uitdrukkingen formuleringen, aanwijzingen, instructies en noodzakelijke bepalingen, principes en regels afgeleid en verborgenheden aan het daglicht gebracht. Alle wetenschappers van toen en tot de Dag des Oordeels zullen in bewondering blijven. Deze heren die alle huldigingen en felicitaties waard zijn, hebben Koranische bepalingen en bepalingen uit de uitspraken van de Profeet voor de wetenschappers, begrijpelijke wetten en bepalingen vastgesteld en uitgelegd.
Zodoende is het Islamitisch Recht niet het product van de ideeën en opvattingen van islamitische geestelijken en geleerden, zoals westers denkende en semiwetenschappers. Het is een juridisch systeem dat gebaseerd is op het Woord van Allah en op de uitspraken van de Profeet.
HET IDEAAL RECHT Het ideaal recht betekent dat het in harmonie moet zijn met het verstand en logica, het geweten voldoening moet geven, het moet zich richten tot het gezond verstand en rechtvaardigheid met zich brengen; het moet de betrekkingen tussen de individuen en de samenleving en tussen de staat en de burgers op een wijze manier regelen; het mag de natuurwetenschappen en positivistische wetenschappen niet weerspreken en het moet in overeenstemming met de natuurlijke aanleg van de mensen zijn. Tot slot is het een gewenst systeem waar men op zoek naar is. Wel zo’n rechtssysteem kan de mensheid alleen in de Islam en in het Islamitisch Recht vinden. Met andere woorden, het ideaal recht kent geen gebreken en talloze zwakke begeerten en zal niet onder de indruk zijn van allerlei reacties, als rechtssystemen van menselijke makelij. Het Islamitisch Recht beroept zich op Allah, die alwetend is, alles heeft geschapen, Zijn schepselen niet zonder leiding laat, die het heelal tot op de kleinste molecule in een systeem en orde heeft geplaatst, kent tevens het verleden, het heden en de toekomst van de mens tot op z’n kleinste detail. Het beroept zich op de aloude en eeuwige kennis. Het put kracht
uit de wijsheid van onze Schepper, die ons beter kent dan wij zelf en die dichter bij ons staat dan we zouden denken... Zoals Hij, de hemelen en de aarde in een mooie gedaante heeft geschapen, gewassen en dieren het leven heeft gegeven, ons twee handen, twee voeten, twee ogen, twee oren, twee wenkbrauwen, twee lippen heeft gegeven, onze ingewanden, organen, zintuigen en cellen op een verbazingwekkende manier, met elkaar in verbinding heeft gebracht en geperfectioneerd en heeft ten slotte alles zonder gebreken en tekortkomingen vormgegeven. Ook het ideaal recht is in zijn geheel perfect en kent geen tekortkomingen en gebreken. Het is in harmonie met de aard van de materie, de mens en de gemeenschap en het is in overeenstemming met de materiële en de morele creatie van de mens. Op alle punten is het gerechtelijke weegschaal in evenwicht. Als er iets op ene schaal gelegd zou worden of er zou iets van de schaal gehaald worden, dan zou die evenwicht verstoord worden. Want: Het is Islamitisch Recht is compleet en heeft alles volgens de eigen regels geregeld. Als jullie het Islamitisch Recht in zijn geheel als één systeem, met het gebed, de handelingen (wereldlijke en staatsaangelegenheden), zouden accepteren dan zal dit systeem zijn functie verrichten en jullie naar rust en welzijn leiden. Als jullie echter een enkel deel zouden verwaarlozen, dan zal het gaan sidderen als een fabriek, waarin de onderdelen niet op elkaar afgestemd zijn. Deze fabriek zou niet kunnen draaien en zouden jullie failliet gaan. Het Islamitisch Recht is door weldenkende wetenschappers en juristen gewaardeerd en geëerd. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
Sawa Pascha: Sawa Pascha schrijft in „Islam Hukuku Nazariyati“ op pagina 34 dat onze Profeet heeft gezegd: „O mensen! Luistert goed en neemt het goed op in uw geheugen. Ik verkondig u alles in opdracht van Allah weten. Ik laat u iets achter dat u zal beschermen van dwaling, als u zich er strict aan zult houden!“ Buhari geeft na de vertaling van de uitspraak van de Profeet uitleg: „In de Islam heeft alleen de godsdienst het recht. De godsdienst is een algemene uitdrukking van de betrekkingen tussen de mens en zijn Schepper, zijn staat en zijn betrekkingen met de maatschappij. Het maakt niet uit of dit de geloofskwesties betreft, of dit het gebed of het de wereldlijke zaken betreft...“
Professor Rogen hierover: „Het Islamitisch Recht heeft mij in verwondering gebracht. Dit blijkt de oceaan te zijn. Ik was liever tijdens mijn jeugd al geïnformeerd over deze materie. Dan had ik me zelf ermee gepersonifeerd.“ (Uit het voorwoord van de vertaling van Mr. Seniyyüddin)
Marmaduke Piktchall zei: „Het goddelijk en het wereldlijk recht is alleen door de Islam op een perfecte manier beschreven.“
Conclusie: Onze conclusie luidt daarom dan ook als volgt: Islam is voor de mens geopenbaard, om de mens te leiden, zodat ze als mens kunnen leven, heeft de mens gered van aanbidding van andere mensen, heeft de mensen van
afgoderij gered, om de mensen het geluk te laten beproeven op aarde en is de Islam geopenbaard om de mensen hier op aarde en in het Hiernamaals te leiden... De Islam is godsdienst en staat tegelijk. Het is het systeem van de heer en de gehoorzaming. Netzo als geboden over het gebed een deel zijn van de Islam, zijn ook het staatsbestuur een deel van de Islam. Ze kunnen niet van elkaar gescheiden worden. Als je ze wel zou scheiden, dan zou de staat godsdienstloos zijn! Elke moslim moet hierin geloven als een verplichting. Het is een geloofskwestie om respect te tonen aan de Sharia en om zijn wetten toe te passen in het staatsbestuur. Als ze afkeer hebben en de wetten uit het staatsbestuur haalt en wetten van het secularisme en de democratie prefereert boven Allah’s wetten en ze superieur acht, zal zijn geloof verliezen en ongelovig worden... In de Islam kan de godsdienst nooit van de staat gescheiden worden en het zal ook nooit gebeuren. De godsdienst bevat het wereldse en het Hiernamaalse. Er wordt geen verschil gemaakt tussen de moskee en het staatsapparaat. De kalief is staatsleider en voorganger tegelijk in de moskee...
TECHNISCHE BEPALINGEN OVER DE ISLAMITISCHE GRONDWET We mogen niet uit het oog verliezen dat hoe goed deze grondwet ook is samengesteld en superieur ten opzichte van grondwetten van menselijke makelij en er eigenlijk geen vergelijking tussen mogelijk is, is het toch erg moeilijk om de Islam en om de waarheid, de puurheid, wijsheid en de scherpzinnigheid van de Islam te verklaren of om er woorden voor te vinden om het te verklaren. Het zal erg moeilijk zijn om de juiste woorden te vinden om in de juiste volgorde in de zin te plaatsen, waardoor deze poging ver beneden de maat zal zijn. Deze poging zou wel eens gebrekkig kunnen zijn, omdat wij niet in staat zouden kunnen zijn, om de text en de inhoud goed samen te vatten en in de regel te vatten. Een grondwet betekent, het geven van een samenvatting van het geheel en een overzicht van alle onderdelen. Het is een moeilijke opgave om de wereldomvattende islamitische leer en ons boek de Koran in het kort weer te geven. Het zal erg moeilijk zijn om de Islam en de Koran in ongeveer honderd artikelen samen te vatten. Want: De Koran is als grondwet niet gericht tot één volk, een eeuw en één generatie. Het is een wereld en ruimteomvattende grondwet die zich richt tot alle volkeren, eeuwen en generaties. Het vergt een brede kennis, veel tijd en een
bovenmenselijke inspanning om zo’n grondwet in enige artikelen uit te drukken. Ook vertalers van de Koran zijn niet volledig in staat om te vertalen, om een interpretatie te geven en om de wijsheid en de scherpzinnigheid weer te geven. Deze opgave is netzo moeilijk. Echter, ondanks dit mag men de superieure islamitische grondwet niet met de gondwetten van menselijke productie vergelijken, wat betreft de wijsheid, de scherpzinnigheid, het ziel en de karakter van de mens... Zoals het bekend is, bestaan grondwetten hoofdzakelijk uit drie onderdelen, namelijk: Wetgeving, uitvoering en rechtspraak. Wetgeving betreft de macht om wetten te maken. Deze macht behoort toe aan Allah, de Grootste. Niemand mag zich met Zijn macht bemoeien om wetten te maken. In dit deel van de grondwet is dit duidelijk vastgesteld. Wat de uitvoering en de rechtspraak betreft: de bevoegdheid van de uitvoering en de executie komen de mensen toe. Met andere woorden, de wetten die door Allah zijn geopenbaard, kunnen door de mensen toegepast en geëxecuteerd worden in het staatsbestuur en de rechtbanken. Dezen betreffen echter procedurele en methodische onderwerpen. De onderwerpen gaan over hoe de uitvoerende orgaan en de rechtbanken gestalte moeten krijgen, hoe de rechters benoemd moeten worden, etcetera etcetera. De Islam heeft binnen deze onderdelen enige principes gesteld en heeft de details aan de tijd, de behoeften en de vereisten van de tijd en de Overlegsraad overgelaten. Zo is dit eerder ook toegepast. Zo is bijvoorbeeld ten tijde van de eerste vier Kaliefen, de verkiezing van de Kaliefen vond plaats door de gehoorzaamheid van de meerderheid, volgens benoemingen en overleg...
Besluiten van de staatsleider werden soms met een minderheid van stemmen, soms met een meerderheid van stemmen aangenomen en soms was het de wil van de Kalief. Waar hierom gaat is dat het recht zegeviert en er bevoegde mensen op hun posten worden geplaatst. De Islam heeft dit begrensd door één methode vast te stellen, maar heeft het overgelaten aan de behoeften en de vereisten van de tijd en overleg. Wijzer dan dit zou ook niets anders zijn. De reden waarom wij de procedure van de staatsleider en het overlegorgaan opnemen, is om die toe te passen op de islamitische staat in wording. Deze methode is de beste keuze uit de vele mogelijkheden. Ook andere mogelijkheden kunnen toegepast worden, mits die de islamitische denkwijze geen schade toebrengen!..
O wee, voor degenen die nietislamitische grondwetten steunen en prefereren!... Uit de eerder geschreven text moge het duidelijk zijn dat de Islam voor de mensen is geopenbaard en dat het een wereldsysteem en een universele wet is, die in overeenstemming is met de ziel en aard van de mens, omdat het bepalingen van Allah betreffen, dat dit een geloofskwestie is, waarin men moet geloven, dat dit een verplichting is voor de moslims en het moet duidelijk zijn dat degenen die niet hierin geloven, ongelovig en zondig zijn. Men kan geen enkele moslim voorstellen, die deze verzen en uitspraken zou kunnen ontkennen, die de wetten van Allah zou afschaffen en wetten zou invoeren die door de mensen bedacht zijn, die hij dan zou steunen, zou prefereren en waarop hij zou kunnen stemmen!.. Zie hier, dit zou een moslim die in Allah en Zijn Profeet gelooft niet kunnen bewerkstelligen...
Zijn godsdienst, zijn geloof en zijn religieuze huwelijk zullen dit weigeren. Een moslim kan als moslims deze misdrijf niet begaan, kan de verantwoordelijkheid hiervan niet op zich nemen en zal zich nooit verlagen tot zo iets!..
En als hij zich wel verlaagt? Als een moslim zich toch verlaagt, zijn stem uitbrengt op ongelovige grondwetten, zou zichzelf en alle anderen geweld aandoen, hij zou een misdrijf gepleegd hebben, hij zou zijn religie en geloof verliezen en zou zijn wettig huwelijk ongeldig worden en nog erger hij zou dan zondaar, gewelddoener en ongelovig worden. Hij zou dan zijn godsdienst en zijn staat van diensten te gronde richten en zijn wereld hier op aarde en ook in het Hiernamaals vernietigen. Tevens zal bij overtreding van de verboden (zoals het drinken van alcohol, gokspelen, overspel, ongesluierdheid van de vrouwen) en bij overtreding van de geboden (zoals het verlaten van het vrijdag en de feestdaggebeden, wanneer er niet meer wordt gevast) alle zonden begaan door de samenleving ook worden bijgeschreven in het zondenboekje van degenen die gestemd hebben op de seculiere grondwetten...
Alles wat we tot nu toe hebben geschreven waren uitnodigingen: Als moslim zijnde hebben wij deze uitnodiging aan alle moslim volkeren en moslim naties van de wereldbol gedaan, namelijk: „Dwaalt niet af van de Islam en wordt geen ongelovigen!.. Erkent, steunt en brengt geen stem uit op andere grondwetten dan de islamitische grondwet!..“ Ten eerste moeten voorgangers, predikanten en moefti’s en alle andere moslims deze uitnodiging verkondigen. Als
zij dit niet doen, zullen ze vervloekt zijn door Allah, door de engelen en door andere vervloekers. Hieronder volgen de verzen die dit illustreren: „Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aan tekenen en leiding hebben nedergezonden, verbergen, nadat Wij ze in het Boek aan de mensen duidelijk hebben gemaakt, zijn het, die Allah vervloekt en zij die het recht hebben te vervloeken, vervloeken hen ook.“ (Al-Baqarah: 159, zie ook de verzen 160, 161, 174, 175, en 176) Ik vraag meer bewustzijn, een vooruitziende blik en inzicht van Allah en verzoek Hem om ons te leiden naar het rechte pad, die ons laat gehoorzamen, die ons het goede en het kwade laat weten zodat we goede daden kunnen verrichten en ons van het kwade kunnen weren! (Amen!) NOOT: Dit boek is een uitnodiging aan alle mensen!
DE ISLAMITISCHE GRONDWET
Deel 1: De Algemene Bepalingen Art. 1 - De naam van de staat is „de Islamitische Staat.“ Art. 2 - De bestuursvorm van de staat is de Islam. Art. 3 - De staat put zijn kracht uit de Islam bij politieke, maatschappelijke, culturele, juridische, economische enzovoorts kwesties en alle andere instituties. Art. 4 - De absolute soevereiniteit behoort aan Allah. De staatsleider voert deze soevereiniteit uit, volgens de wetten van de Islam en in naam van Allah. Art. 5 - De dogma van de Islam vormt de basis van de staat. Zodanig dat niets dat de islamitische basis niet in acht neemt, nergens in de structuur, de instituties, de financiën enzovoorts aanzien zal verkrijgen. Art. 6 - Alle burgers van de Islamitische Staat kunnen gebruik maken van de wetten van de Sharia en zijn verantwoordelijk voor de verplichtingen. Art. 7 - Er mag in de Staatspolitiek geen onderscheid worden gemaakt naar ras, kleur, taal en godsdienst (met bepaalde uitzonderingen). De staat behandelt iedereen gelijk. Art. 8 - Het centrum van de staat is ........... Art. 9 - De staatstaal is..........., het geschrift is het Koranschrift. Het Arabisch is de taal van de Koran en de Overleveringen en zal daarom verplicht worden onderwezen op alle scholen. Art. 10 - De Staat volgt een politiek volgens de leer van de Ehli-Sunnah (vertaler: de soennitische school) en houdt alle andere scholen, die binnen de grenzen van de Islam vallen,
hun opvoeding, onderwijs en hun gebeden onder de controle van de Staat uitvoeren. Art. 11 - Aan alle burgers -moslims en non-moslims- wordt de Sharia ten uitvoer gebracht volgens de volgende punten: a) Van de uitvoer van de islamitische bepalingen worden voor moslims helemaal geen uitzonderingen gemaakt, b) De non-moslims zijn allen vrij om hun godsdienst te belijden, c) Degenen die zich van de Islam hebben afgekeerd zullen de regels voor de afvalligen worden toegepast, d) De non-moslims dienen zich ook te kleden volgens de regels van de Sharia, e) Huwelijken en echtscheidingen tussen non-moslims kunnen volgens hun eigen godsdienst worden voltrokken, als er een huwelijk tot stand is gebracht tussen een moslim en een non-moslim zal de Sharia van toepassing zijn, f) De staat mag bij de toepassing van de andere handelingen als de strafwetgeving, bij de bewijsoverlegging, bij de toepassing van de economische en bestuurswetten geen onderscheid maken tussen moslims en non-moslims. Art. 12 - Het is de opdracht van de staat om de islamitische kwestie te omhelzen. Art. 13 - De bronnen van de Sharia zijn: het Boek, de Overleveringen, de Jurisprudentie en de Analogie. Niets anders mag als bron gelden. Art. 14 - Eenieder is onschuldig mits dit bewezen is. Iemand kan alleen door de rechtbank worden bestraft. Niemand mag worden gemarteld. Degenen die wel martelen worden bestraft. Art. 15 - Bij daden en gedragingen moeten de bepalingen van de Sharia in acht worden genomen. Handelingen waarover niets bekend is binnen de Sharia dienen gelaten te worden. Ale er geen verboden bestaan, gaat men ervan
uit dat iets is toegestaan. Art. 16 - Alle handelingen waarover men beschikt, die binnen de onder genoemde punten vallen en iemand naar het verbod toe drijven, zijn verboden, namelijk: a) Als iets voor eens en altijd en absoluut naar een verbod wordt gedreven, b) Als de Sharia, deze daad/daden heeft verboden.
Deel 2: De Grondrechten en Vrijheden Art. 17 - De staat mag geen enkel individu, geen enkele groep, geen enkele klasse op geen enkele wijze, bevoorrechten; de staat dient, zonder enkele onderscheid te maken naar ras, kleur, taal en godsdienst, ieders rechten te behoeden en te beschermen. Art. 18 - Iedereen beschikt over dezelfde dringende individuele rechten en vrijheden. Art. 19 - Elke moslim maakt gebruik van de rechten en vrijheden die de Islam aan de moslims heeft toegekend en draagt ook alle verantwoordelijkheden. Art. 20 - Alle burgers beschikken over dezelfde rechten die de Islam hen heeft toegekend, namelijk: de bescherming van lijf, goed, en eer, de vrijheid van meningsuiting, gewetensvrijheid, de geloofsvrijheid, de vrijheid zich te verplaatsen, de vrijheid van vergadering, de ondernemingsvrijheid, de arbeidsvrijheid, de vrijheid om te profiteren van de diensten van maatschappelijke instituten en instellingen en gelijke kansen op onderwijs, opvoeding en ontplooiing, binnen het kader van de wet. Art. 21 - Niemand mag op geen enkele wijze, zonder goedkeuring van de Sharia de rechten worden ontnomen, beperkt en niemand mag bestraft worden zonder een wettelijke bepaling. Art. 22 - Het is de taak van de staat om verdragen die
getekend zijn met non-moslim burgers, ook na te komen. Art. 23 - De pers en de media opereren vrij binnen het kader van de wet. Art. 24 - Alle burgers zijn voor de wet gelijk. Art. 25 - Iedereen met een persoonlijkheid, begaafdheid en bekwaamheid heeft het recht om ambtenaar van de staat te worden. Art. 26 - Iedereen heeft het recht een eigen domicilie uit te kiezen; de staat heeft geen recht inbreuk in de privacy te plegen, mits de wet anders voorschrijft. Art. 27 - Alle burgers, zowel individueel als gezamenlijk beschikken over het recht om verzoekschriften of bezwaarschriften bij de betrokken instellingen en de overlegsraad in te dienen over onderwerpen die hen zelf of de gemeenschap aangaan.
Deel 3: De Sociale Bepalingen Art. 28 - Het gezin is de hoeksteen van de samenleving. De staat moet de vorming van het gezinsleven vergemakkelijken, moet maatregelen nemen die de heiligheid van het gezin behoeden en de familie betrekkingen beschermen. Art. 29 - De Islamitische Staat ziet alle moslims als broeders en zusters en beschouwt ze als een eenheid. Deze staat regelt zijn algemene politiek op grond van de vriendschap, de eenheid en de solidariteit tussen de moslim volkeren. De staat spant zich in voor de vorming van een politieke, economische, militaire en culturele verbond. Art. 30 - De staat en het volk hebben de opdracht om de eenheid en de onverdeeldheid van staat en natie en de onafhankelijkheid te verdedigen. Art. 31 - Het vervullen van de militaire dienst is een recht en plicht voor de moslim-burgers. Het is de taak van de veiligheidstroepen en het militair apparaat om de openbare orde binnen de grenzen en de buiten grenzen te beschermen. Elke burger heeft de plicht om deze krachten te assisteren. Art. 32 - Het onderwijs en de opvoeding zijn kosteloos. Het onderwijs en de opvoeding geschieden in overeenstemming met de geschiedenis en de cultuur, de normen en de waarden, religie en het geloof, het recht en de zeden. Het is de taak van de staat om generaties op te voeden die streng van zeden zijn, die deugdzaam, hoogst
beschaafd, ijverig en in staat zijn om de islamitische zaak te omarmen. Art. 33 - De staat schept de nodige voorwaarden en de vereiste instituties om de sociale, culturele, financiële en morele ontwikkeling van de burgers te bewerkstelligen. Art. 34 - De Islamitische Staat is een rechtvaardige en een sociale rechtstaat, die de onderdrukten in bescherming neemt en put inspiratie uit de moslim onderdanen. Art. 35 - De staat verwerpt elke vorm van onderdrukking en de juk van een vreemde mogendheid. Art. 36 - De staat zal in harmonie met het geloof en de vroomheid voorbereidingen treffen om de zeden en de zedelijkheid tot bloei te laten komen en zal strijden tegen alle vormen van oproer, overtredingen en anarchie. Art. 37 - De Islamitische Staat en de moslims zullen de non-moslim burgers met de islamitische zeden, islamitische rechtvaardigheid en oprechtheid behandelen en bejegenen en zullen hun menselijke rechten waarborgen. Art. 38 - De jaartelling van de Islamitische Staat begint met de emigratie van onze Profeet Mohammed (V.Z.M.H.). Deze lunaire jaartelling en de solaire jaartelling zullen beiden van kracht zijn. Alleen, binnen de staatsdiensten zal de solaire jaartelling gebruikt worden. Art. 39 - Vrijdag is de officiële rustdag in de week. Jaarlijks zijn er twee vrije dagen tijdens de Ramadan-feest en drie vrije dagen tijdens het Offer-feest.
Deel 4: De Familie Voorschriften Art. 40 - De vrouw is de moeder en de opvoeder in het huis, ze dient beschermd te worden; de vrouw is ons toevertrouwd en is onze eer. Art. 41 - Mannen en vrouwen dienen van elkaar gescheiden te worden. De vrouw mag, met uitzondering van de boodschappen en andere benodigdheden en de pelgrimstocht, binnen de voorschriften van de Sharia, niet met mannen vergaderen. Art. 42 - Alle rechten die mannen hebben, komen ook de vrouwen toe, met uitzondering van de rechten die, door de Sharia aan de vrouwen en aan mannen afzonderlijk is toegekend. De vrouw heeft ook het recht om zich met handel, landbouw en kunst bezig te houden en heeft het recht om deel te nemen aan de handelingen en om verdragen te sluiten. Individueel of door samenwerking met anderen kan ze haar bezit vergroten. Art. 43 - De vrouw wordt verboden, de zeden van de vrouw, de man en de maatschappij te vernietigen. Art. 44 - De man runt de zaken buitenshuis en de vrouw, voor zover ze kan het huishouden, binnenshuis. Art. 45 - Zaken tussen echtgenoten worden geregeld door de Sharia.
Deel 5: De Economische Voorschriften Art. 46 - Het economische politiek moet voorzien in de behoeften van de samenleving en moet de lange termijn belangen in het oog houden. Bij de voorziening van deze behoeften, moet met de situatie van de burgers rekening worden gehouden. Art. 47 - Alles behoort aan Allah. De mens is slechts een vertegenwoordiger van Allah en Allah heeft op deze wijze het recht op eigendom, aan de mens verleend. Zo heeft de mens de bevoegdheid van Allah gekregen om bezit te vergaren. Door deze speciale bevoegdheid kunnen de mensen bezittingen verwerven. Art. 48 - De staat zorgt voor de basis behoeften van elk individu en creëert supplementair een hogere graad van leefsomstandigheden, voor zover de middelen verstrekken. Art. 49- Om de economische toekomst van de maatschappij te waarborgen, om armoede en ontberingen af te schaffen, en om de maatschappelijke behoeftes van de mensen te bevredigen, laat de islamitische staat zijn economie op volgende principes baseren: a) Voorziening in de meest elementaire levensbehoeftes: woning, voedsel, kleding, geneeskundige behandeling, opvoeding en onderwijs, en aan iedereen wordt de mogelijkheid geboden een gezinsleven te stichten. b) Om een volledige baan mogelijk te maken, voor iedereen
arbeidsvoorwaarden en -mogelijkheden te creren. Aan degenen die kunnen werken, echter niet over de noodzakelijke middelen voor een werkgelegeheid beschikken, worden deze mogelijkheden door middel van wederzijdse hulpverlening gegarandeerd, ook wanneer dit in vorm van een renteloze lening of andere rechtmatige wijze nodig zou zijn. c) De staat waakt er over dat vermogens bij verkeerde personen of groepen terecht komen, die schadelijk zijn voor de samenleving. Ook mag de staat geen werkgever worden van een onderneming die grote verliezen teweeg brengen in de samenleving; d) De staat hoort naast controle op de economische planning, arbeidsdicipline, inhoud en werktijden, individuele werkgelegenheid ook oog te hebben voor de morele, economische, politieke, actieve deelname aan ‘s lands bestuur van de burgers, stimulering van de talenten en ondernemingszin om zich zelf te ontplooien; e) De staat moet de keuze van de professie aanvaarden en mag niemand in vastgestelde professies te werk stellen, verder mag de staat niemand in staat stellen, te profiteren van het werk van anderen; f) De staat verbiedt het toebrengen van schade aan anderen, het verwerven van monopolies, woeker, rente en alle andere onzedelijke koop en verkoop en verbiedt alle gokspelen; g) De staat legt een verbod op allerlei vormen van verkwisting en onnodige uitgaven, wat de economische activiteiten betreft, bij zowel de consumptie als bij de investeringen, productie logistieke werkzaamheden en bij maatschappelijke dienstverlening; h) De staat leidt vakbekwame arbeidskrachten op om te profiteren van de wetenschappelijke en technologische
vooruitgang en ontwikkeling van het land; i) De staat belemmert de overheersing van ‘s lands economie door buitenlands kapitaal; j) De staat versnelt de ontwikkeling van ‘s lands landbouw, veeteelt, zware industrie en alle andere industrieën teneinde te kunnen voorzien in de eigen behoeften, te zorgen voor autarkie van het land en het bewerkstelligen van volledige onafhankelijkheid van het buitenland. Art. 50 - Het economische structuur van de Islamitische Staat is een goed georganiseerde samenwerking tussen het publieke, dienstverlenende instellingen en de private sector en is dit gebaseerd op drie basis punten: a) Het publieke sector heeft de zorg over de zware industrie, de infra structuur van de industrie, buitenlandse handel, beheer over de mineralen, het bankwezen, de energie winning, de waterdammen en andere waterwerken, de radio en de televisie, de post, de telegrafie en de telefonie, het lucht en waterverkeer en andere collectieve dienstverlening, die niet door de private sector uitgevoerd kunnen worden; b) De dienstverlenende sector en de zuster instellingen zijn die instanties, die in dorpen en steden, in harmonie met de Islam zijn opgericht; c) De private sector completeert de economische landbouw-, veeteelt-, industriële- handels- en andere werkzaamheden, van de dienstverlenende sector en het publieke sector over. Het eigendomsrecht bij deze drie punten, wordt door de Islamitische Staat in bescherming genomen, mits deze niet buiten het kader van de islamitische wetten vallen, een bijdrage levert aan ‘s lands economische ontwikkeling en uitbreiding en de belangen van de maatschappij niet schaden. De gronden, de procedure, de grenzen en de voorwaarden
van deze drie punten worden bij de wet geregeld. Art. 51 - De oorlogsbuit, de braakliggende of verlaten terreinen, de mineralen, de zeeën, de meren, de rivieren en openbare wateren, de bergen, de beken, de bossen, de gebieden waar riet groeit, de beschermde gebieden, de niet bewoonde weiden, de erfenissen zonder erfgenamen, de bezittingen zonder wettelijke eigenaren en de in beslag genomen gemeenschapsgoederen, worden voor het gemeenschapsbelang aangewend en horen de staat toe. Art. 52 - Eenieder is eigenaar van de bezittingen die op een rechtmatige wijze en eigen werkzaamheden zijn verkregen. Niemand mag anderen van hun rechtmatige werkzaamheden weerhouden om daarvan zelf te profiteren. Art. 53 - De op rechtmatig wijze verkregen vermogen is heilig. De gronden en de procedure hierover, worden bij de wet geregeld. Art. 54 - Het is de taak van de staat om inkomsten uit de rente, de in beslagnemingen, de omkooppraktijken, de verduisteringen, de diefstal, de gokspelen, het onrechtmatige profijt uit stichtingen, de inkomsten uit veilingen en andere soorten verkopen, de inkomsten uit de verkoop van onbestemde terreinen en gemeenschapsgoederen, de verdiensten uit onzedelijke exploitaties en ander onrechtmatig verkregen verdiensten aan de rechtmatige eigenaar toe te kennen, tenzij die niet bekend is. In dat geval worden deze verdiensten aan ‘s lands schatkist overgedragen. Art. 55 - Economische en andere activiteiten die de gezondheid van de huidige en de toekomstige generaties in gevaar brengen of het milieu vervuilen of onherstelbaar verwoesten, zijn verboden. Art. 56 - De staat regelt de hoogte van de belastingen, bij de wet. Kwijtscheldingen van belasting, aanslagen en de
vermindering van de belastingen worden geregeld bij de wet. De jaarlijkse begroting van de staat, die geregeld is bij de wet, wordt voorbereid door de regering en voorgelegd aan de Overlegsraad. Een mogelijke verandering in de begrotingsposten gebeurt volgens de procedure die in de wet is genoemd. Art. 57 - Alle inkomsten van de staat worden in de staatskas verzameld en alle uitgaven worden volgens de bepalingen van de wet uitgevoerd. Art. 58 - De Rekenkamer van de staat onder de toezicht van de Overlegsraad. Art. 59 - De Rekenkamer is belast met de toezicht op de rekeningen van de ministeries, de staatsbedrijven en instanties en alle andere instellingen die begrotingtrekkers zijn, volgens de directieven en de procedure die bij de wet vastgelegd zijn. De Rekenkamer maakt verslag van alle oorkonden, akten en rekeningen van de jaarlijkse begroting klaar, volgens de lijnen van de wet, voegt de eigen bevindingen eraan toe en handigt dit over aan de Overlegsraad. Dit verslag dient ter kennisname aan de samenleving worden overlegd.
Deel 6: De Belastingen Art. 60 - De Zakaat wordt van de moslims gecollecteerd. De Zakaat wordt geheven als geld, enige handelswaar, vee en granen, volgens de regels van de Sharia. Art. 61 - Van de non-moslims wordt een hoofdelijke omslag geïnd, naar hun draagkracht, echter niet van de vrouwen, de kinderen en de invaliden (zwakkeren). Art. 62 - Er wordt pacht geïnd van de verpachte gronden, als er inkomsten zijn genoten en van de oogsten van de verbouwde landbouw wordt de Zakaat geïnd. Art. 63 - Van de moslims wordt belasting geïnd om de uitgaven van de staatskas te kunnen financieren, volgens de lijn van de Sharia. Belasting dient alleen geïnd te worden op de extra’s boven op de primaire behoeften en dient dit gebruikt te worden om de uitgaven van de staat te dekken. Van de non-moslims wordt geen belasting geïnd. Van hen wordt een hoofdelijke omslag geïnd en van hun gronden wordt er tribuut geheven. Art. 64 - De staat heeft het recht om bij gebrek aan middelen, de vermogende burgers aan te spreken, om de verplichtingen jegens de burgers na te kunnen komen. Art. 65 - De vaste inkomsten in het schatkist zijn: alle buit die zonder oorlog op de ongelovigen is buit gemaakt, hoofdelijke omslagen, tributen, inning van de tiende penning, een vijfde deel van gevonden schatten en de Zakaat. Of er wel of geen behoefte bestaat, de bovengenoemde belastingen worden altijd geheven.
Art. 66 - De Islamitische Staat heft belastingen om ‘s lands schatkist te vullen en heeft de volgende verplichtingen/ uitgaven: a) Hulp aan de armeren, de behoeftigen, de reizigers en heeft de verplichting om de uitgaven van de strijd (Jihad) te kunnen bekostigen; b) Verplichte vergoedingen aan de ambtenarij en de kosten van het leger; c) Noodzakelijke uitgaven in geval van een aardbeving, een overstroming, etcetera. Art. 67 - Bezittingen zonder erfgenamen en inkomsten uit de staats en gemeenschapsgoederen zijn inkomsten voor ‘s lands schatkist. Art. 68 - De uitgaven van de begroting zijn: a) Van de Zakaat inkomsten wordt er aan acht behoeftige groepen Zakaat uitbetaald; b) Mochten de Zakaat inkomsten niet voldoende zijn om de behoeftigen, de armen, de reizigers, de strijders en de schuldenaren te helpen zal de staatskas aangesproken worden. Indien hier ook niets te halen is, zal er geleend moeten worden of zullen er nieuwe belastingen op gelegd worden; c) De bestuurders, de militairen en ambtenaren, die de staat dienen, worden uit de staatskas betaald. Indien de middelen ontbreken of de staatskas niet toereikend is, zullen er nieuwe belastingen worden geheven. Als er haast bij gediend is, zal er onmiddellijk geleend moeten worden; d) De aanleg van wegen, bouw van scholen, moskeeën, ziekenhuizen, industriële ondernemingen en andere investeringen die de gemeenschapsbelangen dienen en waarvan individuen gebruik van zullen maken, worden uit de schatkist betaald; e) Noodzakelijke uitgaven in geval van natuurrampen, als
aardbevingen en overstromingen worden gedaan uit de schatkist, indien de middelen ontbreken, wordt er geld geleend en wordt later deze lening afgelost met de belasting opbrengsten. Art. 69 - De overeenkomsten tussen werknemers en werkgevers worden, volgens de islamitische wetten, op een rechtvaardige wijze geregeld. Als er geschillen tussen de werknemers en de werkgevers voorkomen, er overeenkomstig geld aangeboden worden. Als er op andere gebieden dan de financiën geschillen voorkomen, worden ze beslecht op grond van de bepalingen van de Sharia en het overeengekomen contract. Alle ondernemers en werknemers in dienst bij ondernemingen zijn equivalent aan de ambtenaren. Art. 70 - De staat garandeert werk voor alle burgers. Art. 71 - De staat heeft de zorg over alleenstaanden, werklozen en bezitlozen en garandeert hen een inkomen. De staat verleent onderdak aan zwakkeren en invaliden in de samenleving. Art. 72 - De staat moet de circulatie van het vermogen onder de burgers laten plaatsnemen en belemmert de circulatie tussen bepaalde klassen in de samenleving. Art. 73 - De staat verleent alle individuele burgers de mogelijkheid om te voorzien in hun secundaire voorzieningen en probeert de evenwicht in de samenleving te bewerkstelligen, op de volgende wijze: a) De staat geeft roerende en onroerende goederen en zonder oorlog buitgemaakte bezittingen op ongelovigen uit de schatkist en andere vergelijkbare bezittingen; b) De staat verleent hen die geen eigen stuk land hebben, vruchtbare staatsgrond en schept kansen voor degenen die geen landbouw mogelijkheden hebben; c) Uit de Zakaat-inkomsten en de buit dat zonder oorlog is
verkregen betaalt de staat, de schulden van schuldenaren die niet in staat blijken hun schulden af te lossen. Art. 74 - Als een onderdeel van de landbouwpolitiek, houdt de staat toezicht op landbouw werkzaamheden en de oogsten, om de inkomsten uit de landbouw te maximaliseren. Art. 75 - Het is het recht voor de burgers en een plicht voor de staat om laboratoria te stichten om allerlei ontwikkelingen te testen. Art. 76 - Noch de staat, noch de individuen hebben het recht om laboratoria te op te zetten die substanties produceren, die verboden zijn volgens de Sharia en die ongezond zijn voor de burgers. Art. 77 - Ledereen is tegen de ziektekosten kosteloos verzekerd, echter niemand mag weerhouden worden om een arts tegen betaling te consulteren en om geen medicijnen te verkopen. Art. 78 - Een non-moslim vreemdeling wordt geen concessies verleend en wordt de uitbuiting van een vreemd goed verhinderd. Art. 79 - De staat brengt eigen geld in de omloop en dit is geheel onafhankelijk van andere valuta. Art. 80 - Het geld is van goud en zilver. Er bestaan geen andere geldstukken. De staat kan andere muntstukken in de omloop brengen, mits de waarde in de schatkist wordt gedekt met goud en zilver. De staat kan op deze wijze geldstukken van koper, brons en bankbiljetten in de omloop brengen. Als er equivalente metalen aan goud en zilver bestaan, kan de staat ook geldstukken van deze metalen in de omloop brengen. Art. 81 - Het openen van banken is absoluut verboden. Er is alleen een staatsbank, die geen renten in rekening brengt. Deze bank zal werken als een onderdeel van de staatskas en kan leningen uitschrijven en zal het betalingsverkeer
vergemakkelijken, overeenkomstig de bepalingen van de Sharia. Art. 82 - Zowel de ruil met de eigen muntstukken, als wel de ruil met vreemde valuta is toegestaan. Dit wordt alleen toegestaan, overeenkomstig de bepalingen van de Islam.
Deel 7: Het opvoed en het onderwijs beleid Art. 83 - Bij het programma van de opvoed- en onderwijskunde wordt de dogma van de Islam gevolgd. Ook de inhoud van de lessen en de vorm van het onderwijs zijn overeenkomstig aan de Islam. Art. 84 - Het onderwijsbeleid moet de islamitische visie en ziel grondvesten. Al het onderwijs is gebaseerd op deze politiek. Art. 85 - Het doel van het onderwijs is om het individu islamitische persoonlijkheid bij te brengen en om mensen met de wetenschap en kennis op te leiden. De onderwijsmethodes die worden gevolgd, dienen dit doel voor ogen te hebben. Andere methodes in strijd met dit doel zijn verboden. Art. 86 - De culturele wetenschappen worden onderwezen, op een manier die niet in strijd is met de bepalingen en opvattingen van de Islam. Art. 87 - Op alle geledingen wordt de islamitische cultuur onderwezen. In het Hoger Onderwijs worden de medische wetenschappen, hogere technische wetenschappen, natuurkunde, andere wetenschappen en ook de islamitische wetenschappen onderwezen. Art. 88 - Ook de handelswetenschappen, de landbouwwetenschappen, de wetenschappen voor de zeevaart en natuurwetenschappen zullen worden
onderwezen. Art. 89 - Er is één onderwijs programma en dat is die van de staat. Art. 90 - De private scholen zijn verboden zolang ze niet overeenkomstig de islamitische cultuur onderwijs verlenen. Art. 91 - De staat verplicht zich om alle kennis die in het leven vereist is voor man en vrouw, te onderwijzen op de basis en het voortgezet onderwijs. De staat doet dit kosteloos. Art. 92 - Als de leerlingen de huwbare leeftijd hebben bereikt moeten ze van elkaar worden gescheiden en worden de meisjes door vrouwelijke leerkrachten onderwezen. Art. 93 - De staat maakt naast universiteiten en scholen ook bibliotheken, laboratoria, en andere faciliteiten, ten einde de studenten er gebruik van kunnen maken en onderzoek kunnen verrichten in het Islamitisch Recht, het procesrecht, de Overleveringen, de methoden van de bestudering van de Overleveringen, vertaling van de Koran, medicijnen, hogere technisch onderwijs, scheikunde en naar nieuwe ontdekkingen, zodat er onder de gelovigen ook vele uitvinders, ontwerpers en wetenschappers zullen zijn. Art. 94 - Elke individuele burger heeft het recht, om een politieke of geen politieke krant, een tijdschrift of een boek, zonder enige toestemming uitgeven, overeenkomstig de regels van de Islam. Degenen die allerlei staatsondermijnende texten drukken en uitgeven handelen tegen een verbod en zullen zij worden bestraft. Art. 95 - De voert strijd tegen de onwetendheid en probeert de onopgeleiden op te helderen.
Deel 8: De Buitenlandse Politiek Art. 96 - De politiek houdt zich bezig net de interne en de externe zaken van de ummah (moslim-gemeenschap). Dit gebeurt door de staat en de ummah gezamenlijk; de staat voert het beleid uit en de ummah controleert en beoordeelt de handelingen van de staat. Art. 97 - Geen enkele individu, groep, vereniging of een gemeenschap heeft het recht om betrekkingen aan te gaan met derde landen. Alleen de staat kan betrekkingen aangaan met derde landen. Art. 98 - De middelen heiligen het onrechtmatige doel niet. Met een overtreding van een verbod kan iets niet geschikt bevonden worden. De politieke aanleiding mag de politieke houding niet weerspreken. Art. 99 - In het buitenlandse beleid zijn politieke tactieken genoodzaakt. De kracht van deze politieke tactieken omvatten de onthullingen van handeling en het geheim houden van de doelen. Art. 100 - Het is norm en stijl van de staat om de misdrijven en de staatsvijandelijke verdorvenheden te ontdekken, de gevaren van onbetrouwbare politiek te onderscheppen en om onfatsoenlijke personen ten val te brengen. Art.101 - De acceptatie van de superioriteit van de islamitische opvattingen is de beste manier voor de individuen, de moslim-gemeenschap en de staat om vooruit te komen. Art. 102 - De politieke kwestie van de moslim-
gemeenschap, schuilt in de sterkte van de Islamitische Staat die zich sterk heeft geassimileerd met de Islam en de gepaste executie van de islamitische bepalingen doorvoert en de Islam blijft verkondigen. Art. 103 - De Islam draait als een spil rondom de buitenlandse politiek en de betrekkingen met derde staten wordt voltrokken volgens de islamitische fundamenten. Art. 104 - De betrekkingen van de staat met derde staten is op grond van de volgende vier punten blijvend: a) De staten binnen de moslim-wereld, worden als één staat beschouwd en komen niet in de rij van de betrekkingen met derde staten. De contacten met deze staten wordt niet voltrokken volgens de buitenlandse politiek. Het doel is om al deze staten onder één dak van de Islamitische Staat te brengen. De burgers van een islamitische staat worden niet als vreemdelingen gezien. Zij hebben de zelfde rechten als de eigen burgers; b) Derde staten waarmee handelsverdragen, goede buurschapsovereenkomsten en economische en technische samenwerkingsverdragen zijn getekend, zullen overeenkomstig deze verdragen bejegend worden. Als er nadere bepalingen zijn opgenomen in de verdragen over het vrij verkeer van personen, kunnen de burgers zonder paspoorten de grenzen overschrijden. Echter, deze bepaling moet wel wederzijds zijn. De economische en handelssamenwerkingen zijn begrensd, vastgesteld en moeten de eigen belangen dienen; c) Derde staten waar geen verdragen zijn afgesloten, de koloniserende staten en andere doornstaten zijn wij naar algemeen gebruik, in staat van oorlog. Tegen hen dienen alle voorzorgsmaatregelen getroffen te worden. Met hen worden geen enkele diplomatieke betrekkingen aangegaan. De burgers van deze staten kunnen alleen op vertoon van
paspoorten en visa onze grenzen binnenkomen; d) Met de staten waar wij in oorlog zijn, dient het oorlogsrecht toegepast te worden. Al hun burgers wordt verboden, ons land binnen te komen. Het doden van de non-moslims en hun bezit is ons toegestaan. Art. 105 - Het sluiten van militaire en soortgelijke verdragen, alliantieverdragen om gezamenlijk vliegvelden en het luchtruim te gebruiken en politieke verdragen, zijn verboden. Echter, het sluiten van goede buurschaps-, economische-, handels-, fiscale en technische overeenkomsten en wapenstilstandsverdragen zijn toegestaan. Art. 106 - Staten die geen oog hebben op onze staat, geen kolonies hebben en niet in oorlog met ons zijn, hebben het recht om in ons land ambassades te openen, mits zij de beperking van hun reisbevoegdheden en de toezicht erop en de politieke en culturele beperkingen aanvaarden. Art. 107 - Om de islamitische zaak te dienen, mag de Islamitische Staat ambassades openen in derde landen, waar geen oorlog mee wordt gevoerd. Het is de taak van deze ambassades om de islamitische zaak en de Islam te verkondigen. Art. 108 - De Islamitische Staat mag geen deelnemen in organisaties, waar het Islamitisch Recht en de fundamenten van de Islamitische Staat niet worden toegepast, zoals de Verenigde Naties, het Internationaal Gerechtshof, het Internationaal Monetair Fonds, etcetera.
Deel 9: De Organen en de Staatsleider van de Staat Art. 109 - De staatsleider staat aan het hoofd van de staat. De staatsleider wordt ook wel „IMAM (VOORGANGER), HALIFE (KALIEF) en AMIR AL MUMINIEN (LEIDER VAN DE MOSLIMS)“, genoemd. Art. 110 - De staatsleider moet een man, moslim, vrij, volwassen en verkozen zijn door de moslims tot hun vertegenwoordiger die de vroomste, de bekwaamste, de rechtvaardigste en het best opgeleide onder hen is. Art. 111 - De staatsleider is verantwoordelijk voor het beleid van de staat. Art. 112 - Het is de taak van de wetgevende, juridische en uitvoerende organen, om de continuïteit van de soevereiniteit van Allah te controleren. De staatsleider voert uit en houdt toezicht in de naam van Allah. Art. 113 - De staatsleider volgt bij de uitvoering de dogma van de soennitische leer/school. Art. 114 - De staatshoofd mag niet willekeurig of absolutistisch te werk gaan. Hij voert de staatszaken in overleg met de Overlegsraad. Art. 115 - De wettelijke kiezers van de staatsleider hebben tevens het recht om hem uit zijn functie te zetten, met een rechterlijk vonnis. Art. 116 - De staatsleider beschikt over dezelfde rechten in het Burgerlijk Wetboek, als alle andere moslims. Zijn
handelingen vallen niet buiten de wet. Art. 117 - De staatsleider staat aan het hoofd van het uitvoerend orgaan. Hij vertegenwoordigt intern en extern de eenheid en de solidariteit van de staat. Hij benoemt de plaatsvervangers, de ministers, de gouverneurs, de commandanten, de rechters. Art. 118 - Het is de taak van de staatsleider om de harmonie te bewaren tussen de wetgevenden, uitvoerende en juridische organen. Art. 119 - De staatsleider beschikt over volledige vrijheden, namelijk: a) Van de bepalingen van de Sharia neemt de staatsleider het geschikste, tussen bepalingen waarover onenigheid bestaat en waarover overeenkomst is bereikt en voert ze uit. Tegen zulke wetten, is gehoorzaamheid gepast en verzet ongepast; b) Hij is verantwoordelijk voor de binnenlandse en de buitenlandse politiek, voert het gezag over het leger, heeft het recht om de staat in staat van oorlog te verklaren en heeft de bevoegdheid om een wapenstilstand of vrede te sluiten; c) Hij heeft de bevoegdheid om buitenlandse ambassadeurs wel of niet te ontvangen; d) Bij afwezigheid of ziekte wordt de functie van de staatsleider overgenomen door de plaatsvervanger, de voorzitter van de Overlegsraad, de voorzitter van de Raad van State of de Raad, onder de naam: „Staatsvoorzitterschap Tijdelijke Overlegsraad.“ De voorzitter van deze Raad is de voorzitter van de Overlegsraad. Art. 120 - Om de burgers onder de toezicht te kunnen houden heeft de staatsleider de absolute dogmatische interpretatiebevoegdheid en heeft hij het recht op eigen opvattingen. Echter, opvattingen die weliswaar in het
voordeel van de maatschappij, maar tegen de bepalingen van de Sharia zijn, zijn niet toegestaan. Art. 121 - De staatsleider heeft geen vastgestelde zittingsperiode, zolang hij op bekwame wijze de staatszaken regelt, de wetten van de Sharia in ere houdt en uitvoert en er geen wijzigingen plaatsvinden die zijn positie aan het wankelen brengen. Anderszins dient hij zelf zijn ontslag in of wordt hij uit zijn functie gehaald. Art. 122 - Gebeurtenissen die de staatsleider van zijn functie doen terugtrekken: a) Als zijn verdragsartikelen niet meer geldig zijn, afvallig wordt, openlijk zondigt of krankzinnig is geworden of iets wat erop lijkt; b) Als hij op watvoor manier dan ook niet meer in staat lijkt om de staatszaken te leiden; c) Als hij een vergrijp begaat en niet in staat blijkt de zaken van de moslims overeenkomstig de Sharia te regelen. Dit kan op twee manieren, te weten: Eerste manier: Personen uit zijn naaste omgeving die hem storen en hem onder hun absolute macht houden. Als er hoop bestaat om van deze situatie af te komen, dan wordt de staatsleider een zekere periode gewaarschuwd. Als hij dan nog steeds onder de druk van zijn naaste omgeving blijft, wordt hij van zijn functie ontheven; Tweede manier: Doordat hij in gevangenschap of onder invloed, van een vijandelijke macht geraakt. In zo’n situatie wordt er gekeken of er de hoop bestaat dat hij zich hieruit bevrijdt, zo niet wordt hem een bepaalde termijn gegeven. Als er geen hoop meer bestaat, wordt hij onmiddellijk van zijn functie ontheven. Art. 123 - De Hoge Raad beslist of de staatsleider in zoverre veranderd is, zodat hij van zijn leiderschap wordt ontheven.
Deel 10: De Verkiezing van de Staatsleider Art. 124 - De kandidaten voor de staatsleiderschap, met de eerder genoemde vereisten, dienen voor de verkiezingen, hun kandidatuur duidelijk kenbaar maken. Art. 125 - Hoe de verkiezing van de staatsleider plaatsvindt, wordt bij de wet vastgesteld. Art. 126 - De geschikte kandidaten, die zich hebben aangemeld, worden eerst voorgedragen aan de bevoegde instantie, die hun kandidatuur aanvaardt en voorlegt aan de gehoorzaamheid van de moslim-gemeenschap. Art. 127 - Er wordt gekozen, met een meerderheid van stemmen. Als geen der kandidaten, de meerderheid van stemmen heeft gehaald, gaan de twee kandidaten met de meeste stemmen, de volgende vrijdag weer naar de stembus. Wie dan de meeste stemmen heeft gekregen, wordt staatsleider. Art. 128 - Het Constitutioneel Hof, houdt toezicht op de verkiezingen.
Deel 11: De Overlegsraad (Ahli Hall Wal Aqd) Art. 129 - De staatsleider die de meeste stemmen van de moslims heeft gekregen, raadpleegt de Overlegsraad. Een andere naam voor de Overlegsraad is: Ahli Hall Wal Aqd. Art. 130 - De Overlegsraad bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers, waarop openlijk of op een andere wijze is gestemd. De vereisten voor de kiezers en de vertegenwoordigers worden bij de Kieswet geregeld. Art. 131 - De leden van de Overlegsraad worden gekozen op de volgende manier: De verkiezingen beginnen in het dorp; de moskeegenootschap in de dorpen en in de districten kiezen bij geheime stemming en op grond van hun eigen vereisten, hun vertegenwoordigers van de moskeeën. De vertegenwoordigers van de moskeeën komen onder de voorzitterschap van de voorzitter van de grootste moskee van het district, in de provincie bijeen en kiezen bij geheime stemming de vertegenwoordigers van hun district. Dezen komen in de provincie en onder de voorzitterschap van de moefti bijeen en kiezen bij geheime stemming het vereiste aantal vertegenwoordigers voor hun provincie. De gekozen vertegenwoordigers worden geregistreerd en aan het Constitutioneel Hof voorgedragen. Enige opmerkingen: a) Het Constitutioneel Hof benoemt de voorzitters van het
kiesdistrict; b) De vereisten om gekozen te worden: De kandidaat moet een moslim zijn, moet onafhankelijk zijn, moet de huwbare leeftijd hebben bereikt, moet een man zijn, moet zich gespecialiseerd hebben in een hoofdvak van de wetenschap, moet vroom zijn, moet ervaring hebben met bestuursfuncties, moet vertrouwen en aanzien genieten van zijn naaste omgeving; c) Alle handelingen van de Overlegsraad zijn openbaar. Iedereen kan de eigen opvattingen, schriftelijk mededelen. Art. 132 - Het aantal leden van de Overlegsraad wordt naar behoefte vastgesteld. Art. 133 - Na de verkiezingen komt de Overlegsraad bijeen, met 2/3 meerderheid van de leden, tenzij in de Grondwet anders bepaald. De wetsvoorstellen en ontwerpen worden ingediend, overeenkomstig de statuten. De statuten worden met de instemming van 2/3 van de leden aanvaard. Art. 134 - De vaststelling van de voorzitter en de voorzitterschap van het Parlement, het aantal commissies en hun zittingsperiode, de beraadslagingen en de werkzaamheden en andere betrokken onderwerpen gebeuren overeenkomstig de Reglement van Orde van het Parlement. Art. 135 - In oorlogs- en bezettingstijden, worden de verkiezingen in de bezette gebieden, op voorstel van de staatsleider en bekrachtiging door de Overlegsraad, voor een bepaalde periode uitgesteld. Het oude Parlement kan haar functie blijven uitoefenen, zolang er geen nieuw Parlement is geformeerd. Art. 136 - De werkzaamheden van het Parlement zijn openbaar. De volledige verslagen van de besprekingen, worden openbaar gemaakt, via de radio en publicatie in de Staatscourant. Indien nodig, als de veiligheid van de staat
in het geding is of de staatsleider of een minister of minimaal tien volksvertegenwoordigers hierom vragen, wordt er een geheime zitting gehouden. Art. 137 - De staatsleider, de ministers hebben het recht om individueel of gezamenlijk de bijeenkomsten van het Parlement bij te wonen.
De taken en de bevoegdheden van de Overlegsraad: Art. 138 - De Overlegsraad opereert binnen het kader van de Grondwet. Art. 139 - De Overlegsraad neemt geen besluiten tegen de bepalingen en regels van de officiële soennitische geloofsleer van de staat en de Grondwet. Art. 140 - De Overlegsraad beschikt over de bevoegdheid om de wetten te becommentariëren en te interpreteren. De betekenis van deze artikel sluit de mening van de rechters niet uit, die de waarheid proberen te achterhalen. Art. 141 - De wetsontwerpen worden eerst in de Ministerraad aangenomen en voorgelegd aan het Parlement; ook de leden van de Overlegsraad kunnen wetsvoorstellen indienen. Art. 142 - De Overlegsraad heeft de bevoegdheid om toezicht te houden en om allerlei onderzoek te laten verrichten naar ‘s lands problemen. Art. 143 - Het verklaren van de in staat van beleg is verboden. In staat van oorlog of andere vergelijkbare situaties, kunnen de Overlegsraad en de regering in overleg, noodzakelijke beperkingen opleggen. Art. 144 - De ministers zijn verantwoordelijk tegenover de burgers en kunnen zij hun opvattingen over de binnenlandse en de buitenlandse politiek mededelen.
Art. 145 - Het ambt van de volksvertegenwoordiger is persoonsgebonden en is niet overdraagbaar. Art. 146 - De parlementsleden zijn in hun ambt vrij, hun opvattingen en overwegingen mede te delen. Art. 147 - De desbetreffende minister die iets wordt gevraagd door één van de volksvertegenwoordigers, over zijn taken als minister is verplicht om in het Parlement aanwezig te zijn en om de vragen te beantwoorden. Art. 148 - Elk parlementslid heeft het recht een motie in te dienen over de Ministerraad of over één van de ministers. Art. 149 - De burgers die niet tevreden zijn over het functioneren van de uitvoerende en de executerende organen, kunnen zij hun klaagschrift indienen bij de Overlegsraad. De Raad is verplicht om deze klaagschriften te onderzoeken en te beantwoorden.
Deel 12: Het Constitutioneel Hof Art. 150 - Het Constitutioneel Hof houdt toezicht op de besluiten van de Overlegsraad, opdat die niet in strijd zijn met de Grondwet en de bepalingen van de Islam. Hiervoor is een raad samengesteld; „Het Constitutioneel Hof.“ Art. 151 - Het benodigde aantal leden worden gekozen uit de rechtvaardige islamitische geestelijken en juristen, die besef hebben van de tijd en de problemen. De vereisten en de benoeming van dezen worden bij de wet geregeld. Art. 152 - De wetten die in de Overlegsraad zijn aangenomen, moeten ter beoordeling aan het Constitutioneel Hof worden gezonden. De Commissie binnen dit Constitutioneel Hof, beoordeelt deze wetten binnen tien dagen. Als deze wetten in strijd zijn met de Grondwet worden ze weer naar het Parlement teruggestuurd, voor nadere bespreking. Art. 153 - Mocht het Constitutioneel Hof, de ingezonden wetten niet binnen tien dagen niet kunnen beoordelen, dan zal het Hof het verzoek om een tweede termijn van tien dagen bij de Overlegsraad indienen. Art. 154 - Het Constitutioneel Hof houdt toezicht op de verkiezing van de staatsleider en de vorming van de Overlegsraad. Art. 155 - Het Constitutioneel houdt tevens toezicht op het beleid en de besluiten van de staatsleider; besluit of deze in strijd zijn met de bepalingen van de Islam en de Grondwet; als deze in strijd zijn, dan deelt het Hof dit, ter correctie aan de staatsleider.
Deel 13: De Formatie van de Regering Art. 156 - De regering wordt gevormd door het benodigd aantal vice-voorzitters en de ministers. De ministers worden door de staatsleider benoemd. Het aantal van de ministers en hun bevoegdheden worden bij de wet vastgesteld. Art. 157 - Naast de andere ministeries, bestaat ook het Ministerie van de Islamitische Ethiek en het Ambt van de Ethiek. Deze ambten houden toezicht op de islamitische wetenschap, bestuur en de verkondiging van de Islam. Art. 158 - De voorzitter is de voorzitter van de Ministerraad. Hij houdt toezicht op de activiteiten van de Ministerraad, treft de nodige voorzorgsmaatregelen, overeenkomstig de besluiten van de regering en voert deze uit. Art. 159 - De Ministerraad of één der minister hebben naast hun taak om de regels uit te voeren en te publiceren, ook het recht om bestuursfuncties te bekleden en om verordeningen en decreten uit te schrijven, teneinde de uitvoering van de wetten zeker te stellen en om de bestuursorganen te corrigeren. Ook, één der ministers heeft naast hun eigen taken als minister, ook de bevoegdheid om verordeningen en circulaires uit te schrijven. Echter deze verordeningen mogen niet tegenstrijdig zijn met de letter van de wet. Art. 160 - De beslechting van de geschillen tussen de gemeenschapsgoederen en de staatsgoederen, wordt besloten door de Ministerraad en medegedeeld aan het
Parlement. De instemming door het Parlement is ook vereist, als de eisers vreemdelingen zijn en dit de binnenlandse aangelegenheden betreft. De nog belangrijkere kwesties worden bij de wet geregeld. Art. 161 - Bij eventuele ordinaire misdrijven, begaan door de staatsleider, de plaatsvervangers of de ministers, worden de beschuldigingen, met medeweten van de Overlegsraad onderzocht, door de algemene rechtbanken.
Deel 14: De Mededelingsraad Art. 162 - De Mededelingsraad, deelt op executoriale wijze, de bepalingen van de Sharia mede. Deze houden in dat er wordt gekeken naar de conflicten tussen de burgers, dat dingen die de gemeenschapsrechten schaden weggenomen worden en dat de meningsverschillen tussen de burgers en de staat ongedaan worden gemaakt. Art. 163 - De onafhankelijke rechtbanken zijn belast met de rechtspraak. Art. 164 - De Hoge Raad bestaat uit tien uitblinkende juristen, vijf juristen van het Presidium en vijf geschikt bevonden juristen, uit de Overlegsraad. Deze rechtbank is overeenkomstig de wetten, belast met de werkzaamheden van de hogere functionarissen. Art. 165 - De oprichtingstaken van de rechtbanken, worden bij de wet vastgesteld. Art. 166 - De rechters zijn in hun besluiten zelfstandig en niemand kan zich hier in mengen en houden zij zich aan de wetten van de Sharia. Art. 167 - Geen enkele instantie kan de uitspraken van de rechtbanken, vervangen, veranderen, verdagen of kan de executie niet beletten. Art. 168 - Bij de wet worden de eigenschappen, de rechten, de taken, de honoraria en de toegezegde gelden, de benoeming, de overplaatsing, de promotie en het ontslag geregeld. Art. 169 - Rechters kunnen geen andere, dan in de wet
genoemde, algemene of private functies bekleden. Art. 170 - De zittingen op de rechtbanken vinden in het openbaar plaats. Echter, de rechtbank kan overeenkomstig de Wet op de Strafvordering besluiten om de zitting in het geheim te houden. Art. 171 - Ledereen is vrij zich, ter rechtszitting, met alle rechtsmiddelen te verdedigen. Art. 172 - Geen enkele bevoegde rechtbank kan zich weerhouden, recht te spreken. Zaken waar de rechtbank niet over bevoegd is, wordt met één besluit afwijzen. Art. 173 - Als een rechter merkt dat een wet, statuut of ambtelijke voorschrift in strijd is met de Sharia of de Grondwet, kan de eiser of de gedaagde een zaak openen, bij een bevoegde overheidsdienst. Als de annuleringszaak door de rechter wordt geopend, wordt de zitting verdaagd; als de zaak door anderen is ingediend, dan zal de zitting door gaan. Echter, als de annulering van de zaak wordt gerealiseerd, wordt de zaak nog eens bekeken. Art. 174 - De rechters die benoemd worden moeten, moslims, onafhankelijk, de huwbare leeftijd hebben bereikt, in staat zijn om de texten te interpreteren en moeten bekwaam zijn om de regels van de Sharia toe te passen.
Deel 15: De Massa Communicatiemiddelen Art. 175 - De massa communicatiemiddelen (de radio en de televisie) zenden programma’s uit, overeenkomstig de fundamenten van de Islam en voeren hun zendingsplicht uit. Deze middelen staan onder de toezicht van de rechtspraak (de Hoge Raad), wetgevende en de uitvoerende organen. Deze kwesties worden bij de wet vastgesteld.