(Deel)saneringsplan Locatie Costerweg 9-13, 23, 25 Troelstraweg 2 (locatie Costerstaete) Wageningen Kadastraal gemeente Wageningen Sectie I, nrs. 2416, 2565, 2567, 3087 en 3088
Opdrachtgever
:
Zeven Sloten Beheer Hollandseweg 354 6705 BD Wageningen
Datum
:
17 maart 2008
Projectnummer
:
M07168; doc. 65
Opgesteld door
:
ir. F. Roell
Geautoriseerd
:
ing. E. A. van Dam
Projectleider
:
ing. T.C. de Gelder
Gezien
:
BOOT organiserend ingenieursburo Postbus 509 3900 AM Veenendaal Tel: 0318 - 52 76 00 Tel: 0318 - 51 05 60
Inhoudsopgave 1
INLEIDING _________________________________________________________________ 3 1.1 1.2 1.3 1.4
2
pagina
ALGEMEEN ______________________________________________________________ TYPE SANERING __________________________________________________________ DOEL SANERINGSPLAN _____________________________________________________ LEESWIJZER ______________________________________________________________
LOCATIEGEGEVENS _________________________________________________________ 5 2.1 ALGEMEEN ______________________________________________________________ 2.2 TERREINSITUATIE _________________________________________________________ 2.2.1 Historische informatie _________________________________________________ 2.2.2 Huidige inrichting_____________________________________________________ 2.3 VOORZIENE ONTWIKKELINGEN _______________________________________________ 2.3.1 Ontwikkelingen op de saneringslocatie ___________________________________ 2.3.2 Ontwikkelingen omgeving saneringslocatie________________________________ 2.4 BODEMOPBOUW EN (GEO)HYDROLOGIE _______________________________________ 2.4.1 Bodemopbouw _______________________________________________________ 2.4.2 (Geo)hydrologie ______________________________________________________ 2.5 VERONTREINIGINGSITUATIE _________________________________________________ 2.5.1 Oorzaak bodemverontreiniging _________________________________________ 2.5.2 Uitgevoerde onderzoeken naar verontreinigingsituatie ______________________ 2.5.3 Integrale beschrijving verontreinigingsituatie_______________________________
3
3 3 3 4
5 5 5 6 6 6 6 6 7 7 8 8 8 8
UITGANGSPUNTEN EN RANDVOORWAARDEN _______________________________ 11 3.1 UITGANGSPUNTEN _______________________________________________________ 3.1.1 Saneringslocatie en beschikking ________________________________________ 3.1.2 Verontreinigingsituatie, terreinsituatie en -inrichting________________________ 3.2 RANDVOORWAARDEN ____________________________________________________
11 11 11 12
4
SANERINGSDOEL, -AFWEGING EN –RESULTAAT_______________________________ 13
5
SANERINGSMAATREGELEN _________________________________________________ 18
6
SANERINGSUITVOERING EN ORGANISATIE TIJDENS DE UITVOERING ___________ 26 6.1 SANERINGSDUUR EN FASERING SANERING______________________________________ 6.2 INRICHTING SANERINGSLOCATIE _____________________________________________ 6.3 LOGISTIEKE ASPECTEN UITVOERING ___________________________________________ 6.4 MELDINGEN EN VERGUNNINGEN ____________________________________________ 6.5 VEILIGHEID BIJ WERKEN MET VERONTREINIGDE GROND OF GRONDWATER ______________ 6.6 ORGANISATORISCHE ASPECTEN _____________________________________________ 6.6.1 Betrokken partijen voorbereidingsfase ___________________________________ 6.6.2 Betrokken partijen op het werk in uitvoeringsfase__________________________ 6.7 DIRECTIEVOERING _______________________________________________________ 6.8 MILIEUKUNDIGE BEGELEIDING ______________________________________________ 6.8.1 Algemeen___________________________________________________________ 6.8.2 Evaluatieverslag______________________________________________________ 6.9 VEILIGHEIDSKUNDIGE BEGELEIDING __________________________________________ 6.10 COMMUNICATIE _________________________________________________________
7
26 26 26 26 26 27 27 27 27 27 27 28 28 28
MONITORING EN STURING SANERINGSUITVOERING _________________________ 29
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
1
8
ONZEKERHEDEN EN UITVOERINGSRISICO’S __________________________________ 34
9
FAALSCENARIO ___________________________________________________________ 37
10
GEBRUIKSBEPERKINGEN EN NAZORG _____________________________________ 39
11
KOSTENRAMING ________________________________________________________ 41
BIJLAGEN 1 2 3 4 5 6 7
Divers m.b.t. huidige situatie Kadastrale gegevens met tekening Divers m.b.t. saneringsmaatregelen Meldingen en vergunningen Berekeningen en uitwerkingen saneringsmaatregelen Geohydrologisch advies Bij de sanering betrokken partijen
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
2
Inleiding
1
1.1 Algemeen In opdracht van Zeven Sloten Beheer is door BOOT organiserend ingenieursburo een saneringsplan opgesteld voor de locatie Costerweg 9-13 te Wageningen. Op het terrein is een grond- en grondwaterverontreiniging aanwezig bestaande uit minerale olie en vluchtige aromaten en een verontreiniging van de bovengrond met PAK en zware metalen. De omvang van de mobiele verontreinigingen bedraagt naar verwachting 21.000 m3, wat betreft bodemvolume met verontreinigd grondwater en 2150 m3 grond. De omvang van de niet mobiele verontreiniging bedraagt naar verwachting 2000 m3. Het betreft twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging, die beiden gedeeltelijk perceelsoverschrijdend zijn. De immobiele verontreiniging komt eveneens op de buurpercelen voor, zodat voor deze componenten sprake is van een deelsanering. De aanleiding voor de sanering van de aanwezige bodemverontreiniging wordt gevormd door de geplande herinrichting van het terrein, waarbij de bestaande bedrijfsgebouwen worden gesloopt en woonappartementen worden gebouwd. Het één en ander wordt verder behandeld in § 2.3.
1.2
Type sanering De verontreinigingsituatie en het type sanering waarop dit saneringsplan betrekking heeft staat in onderstaande tabel 1.1. aangegeven. In hoofdstuk 4 wordt dit nader gespecificeerd. Tabel 1.1: Verontreinigingssituatie en type sanering Verontreinigingssituatie I-1 Immobiel M-2
Mobiel (grond en/of grondwater)
Type sanering Leeflaag; bij voorkeur volledig verwijderen tot niveau van de streef- of achtergrondwaarden op het perceel (Deelsanering) Verwijderen, stabiele eindsituatie met nog een kleine restverontreiniging
Aankruisen X X
1.3
Doel saneringsplan Het doel van het saneringsplan is meerledig. Het dient voor het verkrijgen van een instemmingbesluit van het bevoegd gezag over het saneringsdoel en daarop gebaseerd saneringsresultaat en de termijn waarbinnen deze moeten zijn bereikt. Het saneringsplan moet het Wbb-bevoegd gezag daarom voldoende informatie leveren om de haalbaarheid van het saneringsdoel en -resultaat te kunnen beoordelen. Verder moet het saneringsplan voldoende informatie bevatten, om op basis daarvan met succes de noodzakelijke vergunningen te kunnen aanvragen en/of meldingen te kunnen doen én voor het opstellen van een bestek inclusief de daarbij behorende besteksraming. Het saneringsplan moet leiden tot een haalbare en acceptabele aanpak van de aanwezige bodemverontreiniging in relatie tot de planvorming. Dit zowel in financiële, technische, bedrijfseconomische als milieuhygiënische zin. De aanpak van de bodemverontreiniging vindt plaats overeenkomstig het vigerende beleid en wet- en regelgeving.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
3
1.4 Leeswijzer Het voorliggende saneringsplan is opgesteld conform de indeling van het modelsaneringsplan van MOS (Modulaire Opzet Saneringen). Dit betekent dat gewerkt is met de standaard hoofdstuk- en paragraafindeling van het modelsaneringsplan en de daarin aangegeven standaardtabellen en –teksten. Op onderdelen zijn aanvullingen gedaan waar dit vanuit de specifieke omstandigheden noodzakelijk is. In het voorliggende saneringsplan komen achtereenvolgens de volgende onderdelen aan de orde. Tabel 1.2: Opbouw saneringsplan Hoofdstuk
Omschrijving
1
Inleiding op het saneringsplan
2
Overzicht van de beschikbare informatie van de locatie en de verontreinigingssituatie ter plaatse met een nadere uitwerking op relevante onderdelen in bijlage 3
3
Uitgangspunten en randvoorwaarden voor de sanering
4
Beschrijving van het saneringsdoel en onderbouwing van de gekozen saneringsmethode
5
Uitwerking van de belangrijkste elementen van de saneringsmaatregelen. Een meer gedetailleerde beschrijving van de maatregelen staat in een aparte Bijlage opgenomen
6
Beschrijving van de saneringsuitvoering en de organisatie tijdens de saneringsuitvoering
7
Monitoring tijdens de saneringsuitvoering, waarmee inzicht wordt gegegeven in het saneringsverloop en het uiteindelijke saneringsresultaat
8
Gegevens over de onzekerheden en de risico’s die aan de saneringuitvoering zijn verbonden ten aanzien van de haalbaarheid van het saneringsresultaat met een beschrijving van de wijze waarop hiermee zal worden omgegaan
9
Voor zover vanuit de risico-analyse noodzakelijk, een beschrijving van het faalscenario als alternatief voor de sanering waarmee de saneringsdoelstelling kan worden gerealiseerd.
10
Een beschrijving van de eventuele restverontreinigingen, die na de sanering op de saneringslocatie aanwezig blijven en de consequenties hiervan voor het gebruik van de locatie en de noodzaak tot nazorg gericht op het in standhouden van de maatregelen.
11
Een raming van de kosten van de sanering met een uitwerking ervan in een aparte bijlage
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
4
2
Locatiegegevens 2.1
Algemeen
De locatie heeft een oppervlakte van ca. 4325 m2. De topografische ligging van de locatie is weergegeven in bijlage 1.1. Een situatietekening van de locatie en een topografische ondergrond zijn opgenomen in bijlage 1.2 en 1.3. De kadastrale gegevens van de locatie staan, inclusief tekening, vermeld in bijlage 2. In tabel 2.1 zijn de belangrijkste gegevens ter plaatse van de saneringslocatie samengevat. Tabel 2.1: Samenvatting gegevens saneringslocatie Omschrijving
Locatiekenmerken
Naam (sanering)locatie
Costerstaete
Straat met huisnummer
Costerweg 9-13, 23, 25, Troelstraweg 2
Plaats/ gemeente
Wageningen
Terreineigenaar
Zeven Sloten Beheer
Telefoon/ fax
0317 - 415088
Code Wbb
GE02890044
Land en/of waterbodem
Landbodem
Topgrafie (midden op locatie)
X-coordinaat = 173.500 Y-coordinaat = 442.000
Kadastraal
Sectie I, nummers 2416, 2565, 2567, 3087 en 3088
Bedrijvigheid Installatie bedrijf
Start jaar: ca. 1960
Eind jaar: ca. 2000
Bijzonderheden: opslag materiaal
Metaalconstructiebedrijf
ca. 2000
2006
metaalbewerking
Huidige gebruik locatie
Verhuur bedrijfsmatig, zie § 2.2.1
Toekomstig gebruik locatie
woningbouw
Locatie in grondwaterbeschermingsgebied?
nee
Locatie in waterwingebied?
nee
Locatie in bodembeschermingsgebied? Locatie in Wm- vergunningplichtige inrichting ? Bevoegd gezag Wm
2.2 2.2.1
Opm./ verwijzingen
(bekend als Troelstraweg 2)
nee nee Gemeente Wageningen
Terreinsituatie Historische informatie
Aan de Costerweg, ter plekke van de oostgevel van de bedrijfshal, bevond zich een tankinstallatie, bestaande uit 2 ondergrondse benzine tanks en een afleverzuil, die de oorzaak vormt van de grond- en grondwaterverontreiniging met vluchtige aromaten en minerale olie. De tanks zijn in 1990 verwijderd en de verontreiniging is in 1997 gedeeltelijk gesaneerd. Verspreid over het terrein is de bovengrond verontreinigd met PAK en zware metalen als gevolg van ophoogmateriaal wat puin en kooldelen bevat. De huidige eigenaar van het terrein is omstreeks 1960 gestart met bedrijfsactiviteiten en na beëindiging daarvan is het terrein verhuurd aan andere metaalbewerkende bedrijven. Na de sanering en sloop van de bebouwing wordt het terrein verkocht ten behoeve van projectontwikkeling. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
5
2.2.2
Huidige inrichting De bestaande bebouwing en erfverharding wordt gedeeltelijk verwijderd. De sanering valt gedeeltelijk samen met de sloop van de aanwezige kelder. In bijlage I, blad 2 en bijlage 3, blad 4 is de huidige en toekomstige bebouwing met het kabels en leidingentracé weergegeven.
Tabel 2.2: Karakteristiek huidige inrichting Omgevingsfactoren op of nabij saneringslocatie
Aanwezig (ja/nee)
Bebouwing op saneringslocatie Verontreiniging onder bebouwing Fundering op palen bebouwing Kruipruimten aanwezig Kelders aanwezig Vloeistofdichte vloeren bebouwing Andere type vloeren Bebouwing nabij saneringslocatie Fundering op palen nabije bebouwing Verhardingen op saneringslocatie Verhardingen naast saneringslocatie Kabels/ leidingen op saneringslocatie Kabels/ leidingen naast saneringslocatie Ondergrondse tanks aanwezig Bovengrondse tanks aanwezig Puin/funderingsresten in de bodem Bomen op saneringslocatie Boomwortels, e.d. in de bodem Oppervlaktewater in directe omgeving Grondwateronttrekkingen in nabijheid
ja ja nee nee ja ja nee ja nee ja ja nee ja nee nee nee ja ja nee ja
2.3
Constructietype
Bijzonderheden grotendeels gesloopt
wordt gesloopt
Voorziene ontwikkelingen
2.3.1
Ontwikkelingen op de saneringslocatie Na de sanering worden een appartementencomplex en enkele vrijstaande woningen met tuin gebouwd. Onder het appartementencomplex is een kelder/parkeergarage gepland met een diepte van circa 2 m-mv.
2.3.2
Ontwikkelingen omgeving saneringslocatie De locatie maakt onderdeel uit van een (voormalig) bedrijventerrein, waarvan de functie recent is gewijzigd. Het gebied rond de Costerweg, Mennonietenweg, Troelstraweg is, of wordt opnieuw ingericht, waarbij de voormalige industriële bedrijvigheid plaatsmaakt voor woningbouw en kantoren.
2.4 Bodemopbouw en (geo)hydrologie De in deze paragraaf beschreven bodemopbouw en (geo)hydrologie is afkomstig van het Geohydrologisch advies sloop Costerweg/Troelstraweg, opgesteld door Koops en Romeijn (nr. 07.0861, 4 september 2007; zie bijlage 6).
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
6
2.4.1
Bodemopbouw
In onderstaande tabel 2.3 staan de belangrijkste gegevens over de bodemopbouw op en nabij de saneringslocatie samenvattend weergegeven. Tabel 2.3: Schematische bodemopbouw Laag
Globale diepte
Formatie
Bodemsamenstelling
1 2 3
Hoogte maaiveld NAP 9,0 m van NAP 9,0 m tot NAP 7,0 m van NAP 7,0 m tot NAP 5,5 m van NAP 5,5 m tot NAP -25 m
Twente Betuwe Kreftenheye
fijn zand klei grof zand
2.4.2
(Geo)hydrologie
Er is sprake van een fijnzandige deklaag, met daaronder een scheidende laag van klei en vanaf circa 3,5 m-mv het grofzandige eerste watervoerend pakket. Ter plekke van de kelder van de onderzoeklocatie is de scheidende laag naar verwachting niet (meer) aanwezig. In onderstaande tabel 2.4 staan de belangrijkste (geo)hydrologische kenmerken van de locatie samenvattend weergegeven. Tabel 2.4: (geo)Hydrologische kenmerken saneringslocatie Kenmerken
Waarden
Gemiddelde maaiveldhoogte
9,0 m t.o.v. NAP
Open waterpeil oppervlaktewater in omgeving
ca. 8,0 m t.o.v. NAP
Gemiddelde freatische grondwaterstand
6,5 m t.o.v. NAP
Gemiddelde gws 1e watervoerende laag
6,7 m t.o.v. NAP
Infiltratie/ kwel freatisch grondwater/ 1e watervoerende laag
kwel
Infiltratie/ kwel 1e versus 2e watervoerende laag
Infiltratie
Stromingsrichting freatisch grondwater
west-zuidwestelijk
Gemiddelde stroomsnelheid freatisch grondwater
0,2 m/dag
Hydraulische weerstand 1e kleitussenlaag
0-200 dagen
Gemiddelde verticale stroomsnelheid 1e kleitussenlaag
0,2 m/dag
e
Stromingsrichting grondwater 1 watervoerende laag
west-zuidwestelijk
Gemiddelde stroomsnelheid 1e watervoerende laag
0,2 m/dag
Aanwezigheid grondwateronttrekkingen
ja
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijzonderheden
Horizontaal
Horizontaal
7
2.5 2.5.1
Verontreinigingsituatie Oorzaak bodemverontreiniging
De immobiele verontreiniging (locatie 2) is waarschijnlijk het gevolg van ophoging met zogenaamd ‘oorlogspuin’, toegepast vanaf 1945. De mobiele verontreiniging (locatie 1) is ontstaan als gevolg van brandstofopslag en aflevering ter plekke van de tankinstallatie. Beide verontreinigingen zijn ontstaan voor 1987. Wat betreft de mobiele verontreiniging is de eigenaar tevens veroorzaker van de verontreiniging. De immobiele verontreiniging is waarschijnlijk ontstaan voor de aanleg van het bedrijfsterrein, zodat hierbij sprake is van een onschuldige eigenaar.
2.5.2
Uitgevoerde onderzoeken naar verontreinigingsituatie
Zowel in het verleden als recentelijk zijn (bodem)onderzoeken naar de verontreinigingsituatie uitgevoerd. Tevens zijn saneringsplannen en een saneringevaluatie opgesteld. De genoemde onderzoeken en plannen hebben enerzijds tot doel gehad het in voldoende mate in kaart brengen van de verontreinigingsituatie en anderzijds het verkrijgen van ontwerpgegevens voor het saneringsplan van de definitieve sanering. Een overzicht van de uitgevoerde onderzoeken staat in onderstaande tabel 2.5. Tevens zijn in de tabel de belangrijkste bronnen vermeld, die zijn geraadpleegd over o.a. relevante bedrijfs- en locatiegegevens.
Tabel 2.5: Overzicht uitgevoerde bodemonderzoeken en geraadpleegde bronnen Titel
Bureau
Kenmerk
Datum
Status
Deelsaneringsplan
T&A Milieuadvies
M95-06.12/SP
12-12-1995
definitief
Evaluatie grondsanering,
De Bondt
96.2782.01
24-12-1997
definitief
Nader bodemonderzoek
T&A Survey BV
1205-101
5-4-2007
Deelsaneringsplan restverontr.
T&A Survey BV
928-106
14-7-2005
definitief (niet uitgevoerd)
Nader bodemonderzoek
BOOT organiserend ingenieursburo
M07168-53
14-8-2007
Bodemonderzoeksrapporten:
Geraadpleegde bronnen: Archief bodem gemeente Wageningen Archief Zeven Sloten Beheer Archief Bodematlas+mondelinge informatie Provincie Gelderland
2.5.3
definitief
Juni 2007 Juni 2007 Juni 2007
Integrale beschrijving verontreinigingsituatie
Op basis van alle uitgevoerde bodemonderzoeken met betrekking tot de aanwezige verontreinigingsituatie wordt geconcludeerd dat sprake is van een combinatie van een mobiele en een immobiele verontreinigingsituatie. Er is nog geen beschikking afgegeven door het bevoegd gezag over de ernst en urgentie van de verontreiniging. De aanwezige en voor de sanering van belang zijnde verontreinigingen in de grond zijn minerale olie en vluchtige aromaten ter plekke van de voormalige tankinstallatie en lood en zink als gevolg van terreinophoging. In het grondwater gaat het voornamelijk om een verontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten. mobiele verontreiniging (locatie 1) In onderstaande tabellen 2.6 en 2.7 staat een specificatie van de verontreinigingsituatie per verontreinigingbron voor zowel grond als grondwater. Het gaat om de maximaal gemeten gehalten in geanalyseerde grond- en grondwatermonsters boven de interventiewaarden. Voor project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
8
een volledig overzicht van de waargenomen gehalten wordt verwezen naar het nader bodemonderzoek uitgevoerd door BOOT organiserend ingenieursburo (zie tabel 2.5). In de in bijlage 3.1 en 3.2 opgenomen tekeningen is de verontreinigingsituatie, inclusief contouren, grafisch weergegeven. Wat hieruit opvalt is de grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in zuidelijke, zuidoostelijke en noordwestelijke richting ook op de buurpercelen voorkomt. De bijbehorende grondverontreiniging is in het verleden gedeeltelijk gesaneerd in 1997 maar door herverontreiniging via het grondwater weer in omvang toegenomen. Deze verontreiniging bevindt zich gedeeltelijk onder de te slopen kelder en overige bebouwing en onder het kabels- en leidingentracé onder de Costerweg. De restverontreiniging onder het kabels- en leidingentracé en een deel van de bebouwing is ingepakt in folie. Tabel 2.6: Samenvatting mobiele verontreinigingsituatie grond (locatie 1) Locatie Bron (> I)
Oppervlakte (m2)
Volume*) (m3)
Diepte (in m – mv) van: tot:
445
505
2,0
5,0
Parameter
Gehalte**) (mg/kg)
Benzeen Minerale olie
253 320
Opmerking ***)
*) het betreft het bodemvolume, waarvan de grond is verontreinigd tot boven de interventiewaarde **) maximale concentratie zoals bekend uit voorgaand onderzoek > I-waarde ***) er is sprake van aanwezigheid van vast product (m.n. vluchtige aromaten; zie bijlage V)
Tabel 2.7: Samenvatting mobiele verontreinigingsituatie grondwater (locatie 1) Locatie Bron (> I)
Locatie Pluim (> S)
Oppervlakte (m2)
Volume*) (m3)
Diepte (in m – mv) van: tot:
1100
3300
2,0
Oppervlakte (m2)
Volume*) (m3)
Diepte (in m – mv) van: tot:
3000
21.000
2,0
Parameter
5,0
Gehalte**) (ug/l)
Opmerking
Benzeen 15.000 Minerale olie 7600
***)
Parameter
Opmerking
Gehalte**) (ug/l)
Benzeen 44 Minerale olie < 40
9,0
*) het betreft het bodemvolume, waarvan het grondwater is verontreinigd tot boven de interventiewaarde **) maximale concentratie zoals bekend uit voorgaand onderzoek > I-waarde ***) er is sprake van aanwezigheid van vast product (m.n. vluchtige aromaten; zie bijlage V)
De aanwezige verontreinigingsituatie is in voldoende mate afgeperkt om op betrouwbare wijze het saneringsplan op te kunnen stellen en de sanering te kunnen uitvoeren. Immobiele verontreiniging (locatie 2) Ten aanzien van de immobiele verontreinigingsituatie blijkt dat de grondverontreiniging met metalen (m.n. lood en zink) hoofdzakelijk in noordoostelijke richting perceeloverschrijdend is en zich waarschijnlijk, vanwege het heterogene karakter van de verontreiniging, tevens op buurpercelen bevindt. Een samenvatting van de op de saneringslocatie aanwezige immobiele verontreiniging- situatie staat weergegeven in tabel 2.8. Hierbij is in de laatste kolom aangegeven voor hoeveel stoffen de in de eerste kolom vermelde waarde wordt overschreden. Tabel 2.8: Samenvatting omvang immobiele verontreinigingsituatie in grond (mg/kg.ds) Locatie Nr. 2
Overschrijding
Oppervlakte (m2)
Volume (m3)
Diepte (in m – mv) van : tot :
> I-waarde
150
150
0
1,0
2
> S-waarde
1900
2000
0
1,5
7
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Aantal stoffen
9
Tabel 2.9 bevat een specificatie van de verontreinigingsituatie. In de tabel zijn voor verschillende diepteniveaus de gemiddelde en de maximale gehalten aan verontreinigende stoffen weergegeven, terwijl tevens voor het grondwater het maximum gemeten gehalte staat vermeld. Voor een volledig overzicht van de waargenomen gehalten wordt verwezen naar nader bodemonderzoek uitgevoerd door BOOT organiserend ingenieursburo (zie tabel 2.5). In de in bijlage 1.5 opgenomen tekeningen staat de verontreinigingsituatie voor de saneringslocatie gevisualiseerd weergegeven. Wat hieruit opvalt is dat de verontreiniging in zuidwestelijke en noordoostelijke richting de perceelsgrenzen overschrijdt. Mede op basis van verontreinigingen in de omgeving en de historische gegevens, wordt aangenomen dat deze verontreiniging deel uitmaakt van een groter geval van een heterogene verontreiniging als gevolg van terreinophoging. De verontreinigingcontouren van de immobiele en mobiele grondverontreiniging, alsmede van de (mobiele) grondwaterverontreiniging zijn weergegeven in bijlage 1.5 op respectievelijk blad 1, 2 en 3. Tabel 2.9: Specificatie immobiele verontreinigingsituatie Parameter
Grond (in mg/kg.ds)
Grondwater (in ug/l)
Gemiddeld gehalte
Maximum gehalte
PAK (0 tot 1,0 m diepte)
2,0
4,7
PAK (1,0 tot 2,0 m diepte)
0,5
2,2
PAK (dieper dan 2,0 m)
-
-
Zw. Metalen1 (0 tot 1,0 m)
300
830 > I
Zw. Metalen1 (1,0 tot 2,0 m)
50
230
Zw. Metalen (> 2,0 m)
-
-
Overige anorg. stoffen
-
-
Maximum gehalte n.o.
-
Minerale olie >I = verontreinigingen in concentraties boven de interventiewaarde (bij een organisch stofgehalte = 0,5 % en lutumgehalte = 5,5) (bron: nader bodemonderzoek BOOT en verkennend onderzoek T&A, zie tabel 2.5), 1 : lood (hoogste parameter), - = < detectielimiet, n.o. = niet onderzocht
Aanwezigheid asbest De bovengrond is op asbest onderzocht. Hieruit bleek dat er een zeer geringe hoeveelheid asbest is aangetroffen in een concentratie vele malen kleiner dan de interventiewaarde / restconcentratienorm. Overige onderzoeksgegevens In bijlage 3 is een hydrologisch advies met betrekking tot de sloop van de aanwezige kelder bijgevoegd.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
10
3
Uitgangspunten en randvoorwaarden 3.1
Uitgangspunten
3.1.1
Saneringslocatie en beschikking Locatie 1 is een grond- en grondwaterverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten, die zich op beperkte schaal op de omringende percelen heeft verspreid. Het betreft een bestaand geval van ernstige, spoedeisende bodemverontreiniging, ontstaan voor 1987, waarbij het gehele geval wordt gesaneerd. Locatie 2 is een verontreiniging met lood en zink in de bovengrond, die waarschijnlijk op meerdere buurpercelen ook voorkomt. Het betreft een geval van ernstige niet spoedeisende bodemverontreiniging. Er wordt een deelsanering uitgevoerd. De sanering van beide locaties wordt gecombineerd uitgevoerd, voorafgaand aan de nieuwbouw en in nauwe samenhang met de sloop van de bestaande bebouwing. In bijlage 1 zijn de saneringslocaties weergegeven. De belangrijkste uitgangspunten met betrekking tot de saneringslocatie en de beschikking staan in onderstaande tabel vermeld.
Tabel 3.1: Uitgangspunten voor sanering Omschrijving uitgangspunten Sanering betreft het hele geval?
Ja/nee nee
Nadere toelichting Verontreiniging t.p.v. locatie 1en 2 (mobiel en immobiel) is perceeloverschrijdend
Sanering betreft locatie?
ja
Locatie 1 en locatie 2 (mobiel en immobiel)
Sanering betreft een deelsanering?
ja
Voor locatie 2 (immobiel
Sanering gefaseerd voor het hele geval?
nee
Sanering gefaseerd voor de locatie?
nee
Beschikking ernst en spoed is verleend?
nee
Andere (deel)saneringen zijn op de locatie in voorbereiding
nee
Andere (deel)saneringen zijn op de locatie in uitvoering
nee
3.1.2
Verontreinigingsituatie, terreinsituatie en -inrichting Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken, inventarisatiegegevens en informatie van de eigenaar van de saneringslocatie is voor het opstellen van het saneringsplan, naast het gestelde in subparagraaf 3.1.1, nog een aantal uitgangspunten van belang. Meerdere van deze uitgangspunten kunnen van invloed zijn op de sanering, het saneringsverloop en/of de saneringskosten met name als het gaat om gedane aannamen. Bij de uitwerking van het saneringsplan staat aangegeven hoe met deze uitgangspunten en/of de daaraan verbonden onzekerheden is omgegaan. In hoofdstuk 8 worden de uitgangspunten geëvalueerd. De gehanteerde uitgangspunten staan in tabel 3.2 opgesomd.
de geschematiseerde bodemopbouw is voldoende representatief voor de situatie; de gehanteerde bodemparameters zijn voldoende representatief; de omvang van de verontreinigingsituatie zoals met het onderzoek vastgesteld komt overeen met de feitelijke situatie; de verontreinigingen bevinden zich gedeeltelijk onder het gebouw; gebouwen zijn gedeeltelijk gesloopt bij de start van de sanering; project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
11
ter plekke van de Costerweg bevindt zich een nutstracé in de ondergrond die de ontgraving bemoeilijkt; aanwezige verhardingen worden voor aanvang van de sanering verwijderd.
3.2 Randvoorwaarden Naast uitgangspunten geldt een aantal randvoorwaarden voor de sanering en/of de saneringsuitvoering. Deze randvoorwaarden zijn als hard te beschouwen en worden opgelegd vanuit de inrichting en het gebruik van de saneringslocatie, de omgevingsaspecten of door de eigenaar, c.q. de saneerder van het terrein. De randvoorwaarden staan in onderstaande tabel aangegeven.
Tabel 3.3: Overzicht randvoorwaarden Nr. Omschrijving randvoorwaarden 1
de grondwaterstandverlaging (buiten het terrein) mag niet leiden tot het significant verplaatsen van verontreiniging elders en geen schade berokkenen aan omliggende gebouwen
2
de saneringsactiviteiten, waaronder de installatie van de benodigde ondergrondse infrastructuur ten behoeve van de sanering (drains, beluchtingsbuizen, leidingen e.d.) mag geen belemmering opleveren voor de aanleg van de kelder en fundering van de toekomstige bebouwing
3
het saneringsplan moet ook dienen als detailontwerp ten behoeve van het bestek en moet daarvoor voldoende informatie bevatten;
4
op basis van het saneringsplan moeten de benodigde vergunningen kunnen worden aangevraagd
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
12
4
Saneringsdoel, -afweging en saneringsresultaat 4.1
Saneringsafweging algemeen
In paragraaf 4.1 en 4.2 zijn 3 saneringsvarianten voor mobiele verontreinigingen tegen elkaar afgewogen. Voor immobiele verontreinigingen vindt geen afweging van saneringsvarianten plaats.
4.2
Saneringsafweging mobiele verontreinigingen
In tabel 4.2. is schematisch per aspect aangegeven wat de baten en lasten van een saneringsvariant zijn. Navolgend is het één en ander nader toegelicht. Tabel 4.2 lasten en baten saneringvariant Saneringsvariant/ aspecten
Multifunctioneel (ontgraven/ grondwater onttrekken)
Functiegericht
Kosten
hoog (€ 1.000.000)
relatief laag (€ 350.000)
midden (€ 450.000)
Faalrisico’s
hoog
relatief laag
hoog i.v.m. aanleg kelder/ fundering en aanwezigheid leidingen e.d.
Uitvoerbaarheid
gecompliceerd
relatief eenvoudig
gecompliceerd
Gebruiks beperkingen
geen
kad. registratie restverontreiniging, beperking grondwateronttrekking
kad. registratie restverontreini- ging, beperking grondwateronttrekking
Kans op verspreiding geen verspreiding na sanering
gering
zeer gering
Saneringsduur en nazorg
ca. 2 jaar actief monitoring tot 2013
ca. 1,5 jaar actief monitoring tot 2013 1500 m3 30.000 m3 laag laag 0 laag laag
Gedeeltelijk ontgraven/grondwater onttrekken
In- situ (+ged. ontgraven/ grondwater onttrekken)
Lasten
ca. 1,5 jaar (incl omleggen nutstracé) geen nazorg
Belasting overige milieucompartimenten verlies grond verlies grondwater energiegebruik luchtverontreiniging opp. waterverontr. afvalvorming totaal
2500 m3 10.000 m3 laag laag 0 laag laag
1500 m3 40.000 m3 laag laag 0 laag laag
Risicoreductie
maximaal
voldoende/geschikt voor functie voldoende/geschikt v. functie
Pluimgedrag
verwijderd
afnemend in ca. 2 jaar
afnemend in ca. 5 jaar
Verwijderde vracht
100 %
ca. 80 %
ca. 80 % (20 % slecht mobiele fracties)
Afname aansprakelijkheid
geen aansprakelijkheid
beperkte aansprakelijkheid
beperkte aansprakelijkheid
Baten
Multifunctioneel Doel van een multifunctionele saneringsvariant is het herstellen van de multifunctionele eigenschappen van de bodem door verwijdering van alle verontreinigingen. De verontreinigingen worden middels ontgraving en grondwateronttrekking volledig verwijderd. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
13
De verontreinigingen dienen tot minimaal 5 m-mv te worden ontgraven. Ter vermijding van risico van verplaatsing van verontreiniging elders en schade aan omliggende bebouwing (randvoorwaarde 1 tabel 3.3) dient een damwand met bodemafdichting (verticale injectie van bijvoorbeeld waterglas op een diepte van enkele meters onder de verticale verontreinigingsgrens) te worden aangebracht waarna de verontreiniging kan worden ontgraven. Om alle verontreiniging te kunnen verwijderen binnen de damwand dient deze ruim geplaatst te worden, waardoor het naar verwachting noodzakelijk is dat de strook met kabels en leidingen vlak naast de aanwezige bebouwing onder de openbare weg verlegd dient te worden. Het één en ander dient afgestemd te worden met de gemeente (als grondeigenaar) en de nutsbedrijven, dit kan geruime tijd duren en vergt aanzienlijke kosten. Bij deze saneringsvorm bestaat er een hoog faalrisico (risico’s zijn bijvoorbeeld: foutief geplaatste damwand en bodemafdichting, stagnerende grondwatersanering, verplaatsing van verontreiniging in verticale richting a.g.v. injectie bodemafdichting). Functiegericht, gedeeltelijk ontgraven en grondwater onttrekken Het doel van een functiegerichte variant is het wegnemen van de risico’s (humaan ecologisch en verspreiding) als gevolg van bodemverontreiniging en het voorkomen van actieve nazorg na beëindiging van de sanering. Op basis van geohydrologisch onderzoek is een maximaal haalbare grondwaterstandsverlaging vastgesteld (zie bijl. 6). Hierbij kan middels een gefaseerde aanpak (verplaatsing bronbemaling) de aanwezige kelder gesloopt worden en de verontreinigde grond (per verontreinigde spot) worden ontgraven tot een maximale diepte van 4 m-mv (maximale diepte kleilaag). Naar verwachting blijft er een beperkte restverontreiniging achter in het onderliggende zandpakket (bodemlaag 4-5 m-mv). De achterblijvende restverontreiniging (+ 400 m3, waarvan 25 m3 sterk verontreinigde grond) wordt door sanering van het grondwater (middels grondwaterontrekking) verder terug gebracht, totdat een stabiele eindsituatie is ontstaan (zie bijlage 5 § 2 en 3). Een definitie van een stabiele eindsituatie is weergegeven in § 4.4. Functiegericht, In situ saneren + gedeeltelijk ontgraven en grondwater onttrekken Na de grondsanering zoals omschreven in de voorgaande saneringsvariant blijft in de grond een restverontreiniging, van circa 400 m3 (waarvan 25 m3 in een conc. > interventiewaarde)1 achter, waarschijnlijk bestaande uit hotspots ter plekke van de voormalige kelder en onder het kabels en leidingentracé. Deze verontreinigingen kunnen naast een aanvullende grondwatersanering (zie voorgaande variant) met een aantal maatregelen verder worden teruggebracht, er zijn 2 alternatieven: - chemische oxidatie - stimulering aerobe afbraak (m.b.v. toediening van zuurstof en andere electronendonoren) Een snelle in situ-variant middels chemische oxidatie van aanwezige hotspots is in principe mogelijk (zie bijlage 5, § 5). Echter deze techniek wordt over het algemeen gebruikt bij verwijdering van grotere verontreinigingskernen gecombineerd met biologische afbraak van de pluim. De aanzienlijke kosten voor aanleg en engineering van een dergelijk systeem wegen niet op tegen de relatief geringe extra verwijdering van verontreiniging. Daarnaast is er een risico van beschadiging van kabels en leidingen, als agressieve chemicaliën worden ingezet. Stimulering van aerobe afbraak is een alternatief. Deze mogelijkheid wordt in principe wel kosteneffectief geacht, omdat hiervan eenvoudige technieken op de markt zijn, gericht op verontreinigingen met een beperkte omvang (zie bijlage 5, § 4). Afwegingsaspecten Nazorg is bij een multifunctionele saneringsvariant niet nodig en zal bij de 2 laatst genoemde saneringsvarianten inhouden dat tot minimaal 5 jaar na de uitvoering van het voorlaatst uitgevoerde nader onderzoek (in april 2007; T&A Survey BV. Nr. 1205-101) bemonstering van de controlepeilbuizen dient plaats te vinden om de stabiele eindsituatie vast te stellen. Omdat 1
Kleine restverontreiniging conform Eindrapport project ‘Doorstart A5’
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
14
bij alle saneringsvarianten relatief beperkte grondwateronttrekking plaatsvindt, er geen grote verschillen zijn in af te voeren grond en bij alle saneringsvarianten het opgepompte grondwater in zeer beperkte mate hoeft te worden voorgezuiverd tijdens lozing op het vuilwaterriool, zijn er geen grote verschillen tussen de belasting van overige milieucompartimenten voor de onderzochte saneringsvarianten. Overige saneringsvarianten Een volledige in situ sanering is niet meegenomen in de afweging, omdat de locatie op korte termijn na de sanering wordt heringericht. Omdat de grond na de sanering wordt overgedragen, is een voorwaarde dat de toekomstige eigenaren niet langdurig geconfronteerd kunnen worden met ingrijpende saneringsactiviteiten. Daarnaast is (biologische) afbraak van de verontreiniging in de aanwezige kleibodem moeilijk te stimuleren. Vanwege dezelfde reden is een minimale saneringvariant (monitoring / beheersmaatregel) niet onderzocht, omdat hiervoor gedurende een lange periode nazorg noodzakelijk is.
4.3
Keuze saneringsvariant
Vergelijking saneringsvarianten Het meest in het oog springende verschil tussen één van de twee functiegerichte saneringsvarianten en een multifunctionele saneringsvariant zijn het grote verschil in kosten en faalrisico. Het kostenverschil kan verder oplopen indien (bij het niet bereiken van de saneringsdoelstelling) een faalscenario in gang gezet dient te worden om alsnog te trachten de saneringsdoelstelling te bereiken. Vanwege de relatief beperkte omvang van de restverontreiniging, wordt de saneringsvariant In situ saneren + gedeeltelijk ontgraven en grondwater onttrekken op voorhand niet het meest aantrekkelijk geacht, omdat een aanvullende grondwateronttrekking in principe voldoende en goedkoper is om de verontreinigingen effectief te verwijderen. Omdat uit de onderzoeksresultaten van het nader bodemonderzoek (zie § 2.5.2) blijkt, dat de hoogste concentraties in de bodemlaag 3-4 m-mv zijn aangetroffen, is het aannemelijk dat de achtergebleven restverontreiniging in het onderliggende zandpakket zodanig is, dat met aanvullende grondwateronttrekking voldoende resultaat kan worden geleverd (zie bijlage 5 § 2 en 3). De kosten voor een aanvullende grondwateronttrekking zijn verwaarloosbaar, terwijl voor stimulering van aerobe afbraak aanzienlijke kosten zijn gemoeid (zie kosten faalscenario hoofdstuk 11). Keuze saneringsvariant functiegericht, gedeeltelijk ontgraven en grondwater onttrekken Het ligt voor de hand de sanering te combineren met de sloop van de aanwezige kelder, waarbij een aanzienlijke hoeveelheid verontreinigd grondwater vrij komt. Derhalve heeft een functiegerichte saneringvariant middels gedeeltelijke ontgraving van de verontreinigde vaste bodem de voorkeur. De achterblijvende restverontreiniging wordt door een aanvullende grondwatersanering verder terug gebracht, totdat een stabiele eindsituatie is ontstaan (§ 4.4). Stimulering van aerobe afbraak wordt slechts ingezet als faalscenario (uitwerking zie hoofdstuk 8 en kosten hoofdstuk 11), indien tijdens de sanering blijkt dat de aard en omvang van de restverontreiniging groter is dan verwacht. Dit kan met name het geval zijn ter plekke van de aanwezige kelder en het kabels en leidingen tracé onder de Costerweg. Dit betekent dat de ondergrondse infrastructuur (leidingen, beluchtingsbuizen e.d.) wordt aangelegd tijdens de grondsanering, zodat, indien noodzakelijk, op korte termijn een in situ sanering kan worden opgestart.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
15
4.4
Saneringsdoelstelling
Mobiele verontreinigingen Als saneringsdoelstelling voor de aanwezige mobiele verontreiniging geldt het zoveel mogelijk verwijderen van de bron en de pluim van de mobiele verontreinigingen met gangbare en bewezen technieken. Het verwijderen is gericht op het realiseren van een zodanige eindsituatie dat een stabiele eindsituatie kan worden gegarandeerd waarbij geen, dan wel beperkte, nazorgverplichtingen gelden. Na de sanering zal nog een kleine restverontreiniging in de grond en/of het grondwater aanwezig zijn, zoals bedoeld in het rapport ‘Doorstart A5’, maar deze verspreiden zich niet naar de omgeving. Onder een stabiele eindsituatie wordt het volgende verstaan: - een stabiele eindsituatie wordt gezien als de situatie na een sanering die in evenwicht is met de omgeving; - er is sprake van gelijkblijvende gehalten voor zowel verontreinigingsparameters als afbraakparameters; - er vindt geen verspreiding van verontreiniging meer plaats buiten de streefwaardecontour die na saneren nog resteert; binnen de streefwaardecontour kan nog wel verplaatsing van verontreiniging optreden; - bij een stabiele eindsituatie heeft de bodem in het zogenaamde reactorvat buiten de oorspronkelijke verontreinigingvlek weer (nagenoeg) de kwaliteit van de beginsituatie; - er is geen sprake van risico's (uitdamping, bereiken bedreigde objecten, aantasting van belangen)2. Immobiele verontreinigingen De immobiele verontreiniging bevindt zich hoofdzakelijk in de bovengrond en kan naar verwachting op relatief eenvoudige wijze grotendeels worden verwijderd. Met het oog op het zoveel mogelijk beperken van eventuele belemmeringen of beperkingen van nog aanwezige verontreinigingen in de toekomst, wordt gestreefd naar het volledig verwijderen van de verontreinigingen. Indien tijdens het saneren nog een aanzienlijk deel van de verontreiniging in de ondergrond aanwezig is, wordt gekozen voor het creëren van een leeflaag van niet verontreinigde bovengrond met een minimale dikte van 1 meter.
4.5
Saneringsmethode en saneringsresultaat
Ondergrond mobiel (locatie 1) Middels ontgraving wordt de verontreinigde grond verwijderd en het verontreinigde grondwater opgepompt, gezuiverd en geloosd op het riool en oppervlaktewater. Tijdens de ontgraving wordt de grondverontreiniging tot circa 4 m-mv (gelijktijdig met de sloop van de kelder) ontgraven. In de bodemlaag 2-4 m-mv wordt als terugsaneerwaarde ¼(S+I)-waarde aangehouden. Er blijft aan de randen van de ontgraving restverontreiniging achter. Naar verwachting is de omvang van de restverontreiniging (op een diepte > 4 m-mv) met concentraties groter dan de interventiewaarde < 25 m3. De verontreiniging onder het kabels en leidingentracé onder de Costerweg wordt zo veel mogelijk ontgraven en opnieuw afgedekt. Eventuele (opnieuw ontstane) herverontreiniging wordt eveneens verwijderd. Omdat de aanwezige drijflaag apart wordt verwijderd en de aanwezige sterke grondverontreiniging naast en onder de bebouwing wordt ontgraven (alsmede het westelijk voormalig ontgravingtalud onder de kabels en leidingenstrook), wordt aangenomen dat afdekken van de verontreiniging in het kabel- en leidingentracé met nieuwe folie afdoende is om verdere verspreiding van de restverontreiniging te voorkomen. De grondwateronttrekking zal naar verwachting enkele maanden tot enkele jaren (6-24 maanden) in beslag nemen en worden beëindigd op het moment dat stabilisering van de grondwaterconcentraties is opgetreden. De concentraties in het grondwater kunnen naar 2
Beleidsnota bodemsanering, Provincie Gelderland, 2003
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
16
verwachting tot onder de ½ x T (tussenwaarde) worden teruggebracht. Vervolgens wordt een stabiele eindsituatie vastgesteld middels monitoring (zie § 10.3). Vanwege de beperkte concentraties verontreiniging op relatief grote diepte en de aanwezigheid van een vloeistofdichte kelder in de nieuwbouw, zijn humane risico’s naar verwachting niet meer aanwezig. Indien na ontgraving van de grondverontreiniging en verwijdering van de kelder meer restverontreiniging achterblijft dan was voorzien, treedt het faalscenario in werking. In eerste instantie kan de grondwatersanering enkele maanden langer worden doorgezet om alsnog stabilisering van de grondwaterconcentraties te bereiken. Indien dit niet voldoende is, of indien in een eerder stadium de aard en omvang van de restverontreiniging veel groter is dan verwacht, wordt middels in gebruik name van een (tijdens de grondsanering geïnstalleerd) in situ systeem van beluchtingsfilters ter plekke van de verontreinigingkern, de stabilisering van de grondwaterconcentraties (middels persluchtinjectie/stimulering aerobe afbraak) naar verwachting alsnog bereikt (zie § 5.5 en 5.6). In tabel 4.2 is een samenvatting van de te gebruiken saneringstechnieken weergegeven. Tabel 4.2 saneringstechnieken mobiele veronteinigingen Hoofdvariant: Aanvullende technieken
Bron
Pluim
Ontgraven bron- c.q. kerngebied tot + 4,0 m-mv
intensieve aanpak grondwaterverontreiniging
Onttrekken grondwater om een ontgraving in den droge mogelijk te maken; Plaatsen van een grondkerende voorziening ten behoeve van het ontgraven Smart pump & treat in niet bereikbare deel bron; Persluchtinjectie in niet bereikbare deel van de bron (faalscenario) Ontgraven en grondwater onttrekken in de kern van het verspreidings- gebied en eventueel in het niet bereikbare deel van bron
Na afloop van de sanering zal sprake zijn van enige nazorg in de vorm van periodieke bemonstering van enkele controlepeilbuizen. Bovengrond immobiel (locatie 2) De immobiele verontreiniging is waarschijnlijk eenvoudig te verwijderen. Het risico dat restverontreiniging in de taluds en in de ondergrond achterblijven is aanwezig (zie § 5.2).
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
17
5
Saneringsmaatregelen
5.1 Voorbereidende maatregelen en voorzieningen Alvorens met de sanering kan worden aangevangen, dient een aantal voorbereidende werkzaamheden te worden uitgevoerd. Het gaat hierbij zowel om meer procedurele werkzaamheden als om technisch inhoudelijk gerichte werkzaamheden. Voorbereidingen van procedurele aard: Het aanvragen van vergunningen en verrichten van noodzakelijke meldingen. Zie paragraaf 5.4; Opstellen van een V&G-plan Uitvoeringsfase. Zie paragrafen 6.5 en 6.10; Overleg met eigenaren van Costerweg 27 en Mennonietenweg 4 m.b.t. verwijderen van de verontreiniging bij de perceelgrenzen; Voorbereidingen van technisch inhoudelijke aard : Het afzetten en inrichten van het werkterrein. Hierbij wordt rekening gehouden met de veiligheidsvoorschriften en arbo-wetgeving voor grondwerk en bodemsanering (zie verder ook paragraaf 6.5). Bij de uitrit van de saneringslocatie zullen waarschuwingsborden worden geplaatst met daaronder vermeld: ‘uitrit bouwverkeer’. Tevens dient vermeld te worden dat het een bodemsanering betreft. Eventueel noodzakelijke verkeersmaatregelen zullen in overleg met de gemeente Wageningen worden vastgesteld en uitgevoerd. Opnemen van verhardingen en afvoeren. Aanleggen van tijdelijke (grond)depots ten behoeve van de zintuiglijk schone (boven-) grond en verzameling verontreinigde grond ten behoeve van afvoer. De depots dienen voorzien te zijn van een deugdelijke bovenafdichting (HDPE-folie) en contact met de onderliggende grond moet worden voorkomen (scheiding door bijvoorbeeld geotextiel). Voorafgaande aan de graafwerkzaamheden dient de exacte ligging van kabels en leidingen te worden bepaald door het graven van proefsleuven. Bijlage 1 geeft een tekening met de ligging van kabels en leidingen op basis van de KLIC-melding; Het slopen van de aanwezige bebouwing boven het maaiveld. Aanleg van een grondkerende constructie ter plekke van een deel van de kelder.
5.2
Grondsanering
De sanering wordt in nauwe samenhang met de sloopactiviteiten uitgevoerd. In het proces van slopen/saneren zijn een aantal fasen te onderscheiden: 1. Sloop van het merendeel van de aanwezige bebouwing boven maaiveld en sanering van de bovengrond met immobiele verontreinigingen. 2. Hersaneren van de in 1997 gesaneerde locatie, waarbij de omvang van de aanwezige restverontreiniging opnieuw wordt vastgelegd en vervolgens opnieuw wordt afgeschermd met PE-folie. 3. Aanbrengen grondkerende constructie. 4. Verwijderen eventueel aanwezige drijflaag/smeerlaag. 5. gedeeltelijk verwijderen resterende verontreiniging kabels en leidingentracé 6. Ontgraven verontreinigde grond onder de werkplaats en tussen de kelder en de Costerweg. tot circa 4 m-mv. 7. Sloop kelder. 8. Ontgraving verontreinigde grond onder kelder. 9. Aanbrengen grondwateronttrekkingsysteem en in situ-syteem. 10. Verwijderen van de bij het aanbrengen van de schroefmortelpalen (t.b.v. de nieuwbouw) vrijkomende verontreinigde grond. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
18
mobiele verontreiniging (locatie 1) Als uitgangspunt voor de grondsanering met mobiele verontreiniging geldt dat de verontreinigde grond zal worden ontgraven tot circa 4,0 m-mv. Uitgangspunt is dat in horizontale richting de verontreiniging in de kleiige bodemlaag 2-4 m-mv nagenoeg volledig zal worden verwijderd. De verontreiniging in het onderliggende zandpakket zal gedeeltelijk middels grondwateronttrekking en doorspoeling worden teruggebracht tot een zodanig niveau dat er geen verspreidingsrisico meer aanwezig is. Aangezien de kleihoudende grond naar verwachting geruime tijd voor nalevering van de verontreiniging zal zorgen, wordt voor de bodemlaag 2-4 m-mv als terugsaneerwaarde de ¼(S+I)-waarde gehanteerd. Op basis van het voorgaande is per locatie het oppervlak vastgesteld waarbinnen ontgravingwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd inclusief de naar verwachting maximale ontgravingdiepte. Deze gegevens staan per locatie in de volgende tabellen aangegeven met een nadere uitwerking op de tekening van Bijlage 3, blad 1. De verontreinigde grond wordt met behulp van een graafmachine selectief ontgraven volgens het ontgravingplan van paragraaf 6.6 en op aanwijzing van de milieukundige procesvoerder. De ontgraving wordt ‘in den droge’ uitgevoerd. Hiervoor dient de grondwaterstand zich op een gemiddeld niveau te bevinden van 0,10 m onder de maximale ontgravingdiepte. Voor verontreiniging ter plekke van de werkplaats en tussen de kelder en Costerweg (zie tekening bijlage 4.1) geldt een oppervlakte van 365 m2 en een naar verwachting maximum ontgravingdiepte tot 4,0 m beneden het maaiveld. Vervolgens wordt na sloop van de kelder over een oppervlak van 340 m2 de verontreiniging onder de keldervloer eveneens tot circa 4,0 m-mv ontgraven. Aangezien de gemiddelde freatische grondwaterstand is gelegen op 2,3 m beneden het maaiveld zal het grondwater gemiddeld 1,8 m moeten worden verlaagd om de sanering ‘in den droge’ te kunnen uitvoeren. Gelet op de voorziene ontgravingdiepte, de bodemsamenstelling en de ligging van de verontreinigingen ten opzichte van de aanwezige bebouwing is een open ontgraving wel mogelijk. Hierbij is een grondkerende constructie ter plekke van de Costerweg noodzakelijk ter bescherming van onder andere het nutstracé. Het met olieproducten verontreinigde puin wordt korte tijd in depot geplaatst (zie bijlage 1, blad 2) en vervolgens zo spoedig mogelijk afgevoerd naar een erkend verwerkingsbedrijf. Voordat wordt begonnen met grondwater onttrekken, wordt in de verontreinigingkern tot grondwaterniveau de grond ontgraven en het aanwezige grondwater met vast product opgepompt. Het verontreinigde water wordt direct per as afgevoerd of middels een zuivering geloosd op het riool. Voordat de ontgravingput wordt aangevuld zal door de milieukundige verificator een eindkeuring worden uitgevoerd, waarbij putwandmonsters zullen worden genomen en geanalyseerd overeenkomstig het VKB protocol 6001 (zie subpar. 6.10.3). Tevens wordt met behulp van enkele boringen en analyses de omvang van de restverontreiniging in de onderliggende bodem vastgesteld. De ontgraving kan vervolgens (uit veiligheidsoverwegingen) gedeeltelijk worden aangevuld met schoon zand. Omdat in de toekomstige situatie een nieuwe grotere kelder op het perceel is gepland, zal hooguit een deel van de ontgraving worden aangevuld. immobiele verontreiniging (locatie 2) Voor het verwijderen van de verontreiniging is het noodzakelijk het huidige maaiveld te ontgraven tot gemiddeld 1,0 m diepte. De verontreinigde grond wordt met behulp van een graafmachine selectief ontgraven ten behoeve van de verwerking ervan. De ontgraving wordt ‘in den droge’ uitgevoerd. Een grondwaterstandverlaging is niet noodzakelijk. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
19
Aan de noordwestzijde op de grens met Costerweg 27 kan de verontreiniging vermoedelijk geheel worden ontgraven, omdat daar ook herinrichting en sanering is gepland. Op de grens met Mennonietenweg 4 grenst de verontreiniging aan bebouwing met fundering. Deze bebouwing is van recenter datum als de ophoging met verontreinigd materiaal en is waarschijnlijk in een schoon zandcunet gebouwd. Door op deze plaats strooksgewijs te ontgraven is de verontreiniging naar verwachting nagenoeg geheel te verwijderen. Naar verwachting zal op slecht bereikbare hoeken in het ontgravingtalud een zeer geringe hoeveelheid restverontreiniging achter blijven. Indien blijkt dat een aanzienlijke verontreiniging met metalen zich op grote diepte bevindt (meer dan 1 meter minus toekomstig maaiveld), bestaat de mogelijkheid dat er restverontreiniging achter blijft, die wordt afgedekt met een leeflaag van schone grond. Bij het creeren van een schone leeflaag dient een signaallaag te worden aangebracht. Er wordt echter naar gestreefd de immobiele verontreiniging volledig te verwijderen. Het aanwezige kantoor (Costerweg 23-25) aan de noordzijde wordt enkele maanden later gesloopt. Onder het gebouw is een kruipruimte tot 1,0 m-mv aanwezig. De grond vanaf 1,0 mmv is niet verontreinigd. Het gebouw is gefundeerd op palen. Naar verwachting kan alle verontreinigde grond grenzend aan het gebouw (strooksgewijs) worden ontgraven. Indien tijdens de ontgraving en / of naar aanleiding van de eindbemonstering blijkt, dat er toch (rest)verontreiniging achter blijft onder of naast de bebouwing, wordt deze na de sloop van het gebouw (enkele maanden later) alsnog verwijderd. Controle van het saneringsresultaat geschiedt op identieke wijze als bij de mobiele verontreinigingen. De verontreinigde grond wordt op basis van zintuiglijke waarneming (mate van puin bijmenging) gescheiden in depot geplaatst en (zo mogelijk conform AP04) onderzocht. Afvoer en of verwerking van de verontreinigde grond geschied op basis van de gemeten concentraties. Er zijn 2 mogelijkheden: hergebruik buiten de locatie na AP04 onderzoek afvoer naar verwerkingsbedrijf Verontreiniging met asbest Naar verwachting is de verontreinigde grond niet asbesthoudend. Indien toch asbest wordt aangetroffen, wordt de sanering, voor zover asbesthoudende materialen worden verwacht, onder asbestcondities (zie § 6.5) voortgezet. Aanvullen ontgravingen locatie 1 en 2 Omdat er grond vrijkomt bij de toekomstige bouwactiviteiten en de exacte grondbalans nog niet bekend is, wordt een beperkte hoeveelheid aanvulgrond toegepast. Na de sanering is voorlopig sprake van aanvulling tot 3 peilen. Ter plekke van de toekomstige tuinen (locatie 2) en de perceelsgrenzen (ter stabilisatie van de taluds) wordt tot toekomstig maaiveld aangevuld. Ter plekke van de geplande toegangsweg (locatie 2) wordt aangevuld tot 1 meter minus toekomstig peil. Ter plekke van locatie 1 en de voormalige kelder wordt aangevuld tot grondwaterniveau (+ 2-3 m-mv), omdat ter plekke opnieuw een veel grotere kelder zal worden aangelegd. Tijdens de bouwactiviteiten zal het maaiveldpeil volledig worden hersteld. In tabel 5.1 is samenvattend het volgende beeld geschetst van locatie 1 en 2. Vrijkomende verontreinigde grond tijdens bouwfase Direct na de grondsanering wordt de nieuwbouw gestart. Eén van de eerste activiteiten zal het aanbrengen van schroefmortelpalen zijn ten behoeve van de aanleg van de fundering. Een aantal funderingspalen wordt aangelegd in de zone waar restveronteiniging in de ondergrond is achtergebleven. Bij het aanbrengen van de funderingspalen komt circa 20 m3 (met minerale olie en BTEX) verontreinigde grond vrij. De (verontreinigde) grond wordt opgeboord met behulp van project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
20
een avegaarboor en tijdelijk opgeslagen op de saneringlocatie. Bij het ophalen van de boor zullen de funderingspalen worden gestort. Het proces is zodanig dat verontreinigde grond wordt opgeboord en zich niet in neerwaartse richting zal verplaatsen. Opslag en afvoer van de vrijgekomen verontreinigde grond valt binnen de sanering. Tabel 5.1: Karakteristiek grondsanering (locatie 1 en 2) Sublocatie
Diepte (m-mv)
Hoeveelheid grond
Kwaliteit *)
Bestemming
Verwerking
**)
Omschrijving m3 Verharding
0-0,3
Locatie 2 (2000 m2) Laag 1 0-0,5
zand (kleiïg)
1000
verontreinigd
extern
Laag 2
klei (zandig)
1000
verontreinigd
extern
100
verontreinigd
0,5-1,0
Locatie 1, Grond t.p.v. Costerweg (130 m2) Laag 3 0-3,0 zand
Locatie 1, Grond onder werkplaats en tussen kelder en Costerweg (365 m2) Laag 4 1,0-2,0 klei 570 schoon Laag 5
2,0-4,0
klei en zand
Locatie 1, Grond onder kelder (340 m2) Laag 3 3,5-4,0 zand
afvoer
herschikken
730
verontreinigd
afvoer
170
verontreinigd
afvoer
afvoer
Locatie 1, Vrijkomende grond fundering Laag 6
4,0 -5,0
zand
20
verontreinigd
0-4,0
zand
400
schoon
taluds-tuinen 0-1,0 locatie 2 Bijkomende aspecten
zand
350
schoon
Ja/nee
Type maatregelen of voorzieningen indien noodzakelijk bronnering bij sloop kelder
Aanvulling taluds locatie 1
Sloop opstallen aan de orde voor ontgraving
ja
Omleggen kabels en leidingen aan de orde
nee
Ontgraven tot onder grondwaterstand
ja
Grondwaterstandverlaging noodzakelijk
ja
Open ontgraving mogelijk
ja
Ondersteunende voorzieningen noodzakelijk
ja
t.p.v. Costerweg
*) voor kwaliteitsaanduiding zie tabel 5.3 **) definitieve bestemming te bepalen na depotbemonstering indien sprake is van tijdelijke opslag in depot
Grondwateronttrekking locatie 1 Tabel 5.2 bevat per brongebied een overzicht van het aantal filters, de filterstellingen en de onttrekkinghoeveelheden die nodig zijn om voldoende drooglegging voor de ontgraving te creëren. De duur van de onttrekkingen is rechtstreeks gekoppeld aan de duur van de ontgravingen/activiteiten per sublocatie. Voor een overzicht van de plaats van de filters wordt verwezen naar bijlage 3.2.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
21
Tabel 5.2: Overzicht grondwateronttrekkingen Sublocatie*)
Dieptetraject (m- mv)
Bodemsamenstelling
Aantal filters (stuks)
Hoeveelheid (m3/uur)
Duur van onttrekking
1
5-9
zand
25
50
1 week
2
5-9
zand
25
50
2 weken
3
6-9
zand
15
40
1 week
50
4 weken
Totaal *) sublocatie 1 = Grond onder werkplaats en tussen kelder en Costerweg sublocatie 2 = Sloop kelder sublocatie 3 = Grond onder kelder zie bijlage 3.2
In tabel 5.3 wordt een samenvattend overzicht gegeven van de met de sanering samenhangende grondstromen, ingedeeld naar kwaliteitstype. Op basis van de verkregen informatie over de verontreinigingsituatie en de uitwerking daarvan in het onderhavige saneringsplan zal 3570 m3 grond (in profiel gemeten) van de saneringslocatie worden afgevoerd, waarvan een deel (2500 m3) zo spoedig mogelijk wordt afgevoerd naar een verwerkingsbedrijf. Tabel 5.3: Overzicht grondverzet (in m3 in profiel gemeten) Ontgraven
Afvoeren
Sterk verontreinigd
1000
1000
Matig verontreinigd
1500
1500
Licht verontreinigd
500
Schone grond
570
Totaal
3570
Herschikken
570 2500
Herkomst*)
Hergebruik**)
loc. 2 laag 2
500
loc. 1 laag 4
570
Aanvoeren
180 500
180
*) zie tabel 5.1 **) hergebruik buiten de saneringslocatie
In tabel 5.4 wordt een samenvattend overzicht gegeven van de totale hoeveelheden aanvulgrond, ingedeeld naar kwaliteitstype. Op basis van de informatie van de ontgravingprofielen zal 180 m3 grond (in profiel gemeten) van buiten de saneringslocatie moeten worden aangevoerd.
Tabel 5.4: Overzicht aanvulgrond (in m3 en in profiel gemeten) Kwaliteit
Herkomst*)
Soort
Functie
Hoeveelheid
Schoon (< s-waarde)
te bepalen
zand
aanvulling taluds locatie 1
180
Herschikgrond
locatie 1 laag 4
klei en zand
aanv. bovengrond loc. 2/taluds loc. 1
570
Totaal *)
180 zie tabel 5.1
5.3 Tijdelijke opslag van grond Er worden 3 depots ingericht voor schone, licht en sterk verontreinigde grond. Voor de immobiele verontreinigingen wordt geotextiel als onderafdichting gebruikt. De bovenzijde wordt (indien noodzakelijk) afgedekt met PE-folie. Drainerende voorzieningen zijn niet nodig, omdat de depots verlaagd ten opzichte van het maaiveld worden ingericht. Het vierde depot met licht (mobiel) verontreinigde grond wordt op en onder PE-folie opgeslagen en zal korte tijd aanwezig zijn, zodat de partij in zijn geheel kan worden getransporteerd naar een verwerker. De 3 depots met immobiele verontreinigingen worden elk met 2 x 50 grepen bemonsterd (2 mengmonsters) met analyse van twee mengmonsters op het NEN-pakket (Hoofdstuk 5.2, Beleidsnota bodemsanering Deel 2.). Bij geschiktheid worden één of meerdere depots project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
22
hergebruikt op locatie (herschikking). Indien ongeschikt maar licht verontreinigd volgt analyse conform AP04 of wordt de partij direct afgevoerd naar een erkende verwerker. Bij eventuele geschiktheid voor hergebruik worden de depots, voor zover het grond met puinbijmenging betreft, eveneens onderzocht op de aanwezigheid van asbest zoals beschreven in hoofdstuk 9 (partijkeuringen van depots) van de NEN 5707.
5.4 Verwerking verontreinigde grond De bij de sanering vrijkomende mobiele en immobiel verontreinigde grond zal gedeeltelijk rechtstreeks worden afgevoerd naar erkende verwerkers. De licht en sterk verontreinigde mobiele verontreiniging wordt (mogelijk na tijdelijke opslag in depots) zo snel mogelijk afgevoerd. Deze partij bestaat voor een groot deel uit zandig materiaal en is naar verwachting reinigbaar. De bovenliggende niet verontreinigde bodemlaag (klei) wordt bij geschiktheid op locatie hergebruikt (zie tabel 5.3). De ontgraven immobiele verontreiniging wordt na verwachting deels hergebruikt buiten de locatie en deels afgevoerd naar een einverwerker. De met metalen verontreinigde grond die wordt afgevoerd is naar verwachting eveneens reinigbaar.
Tabel 5.5: Afvoerbestemming verontreinigde grond Bestemming
Naam ontvanger verontreinigde grond
Hoeveelheid in m3
Reiniger
te bepalen in het werk
2500
4125
Toepassing elders
nader te bepalen
500
825
3000
4950
Totaal
Hoeveelheid in tonnen
5.5 Inzet in-situ technieken Tijdens de grondsanering bestaat de mogelijkheid dat ter plekke van de voormalige verontreinigingkern van de mobiele verontreiniging een in situ-systeem wordt geïnstalleerd, bestaande uit enkele beluchtinglansen en leidingwerk. Afhankelijk van de omvang van de achtergebleven restverontreiniging en de resultaten van de grondwatersanering zal het systeem daadwerkelijk worden ingezet ten behoeve van een faalscenario met als doel het bereiken van een stabiele eindsituatie. In bijlage 5 en hoofdstuk 9 is het faalscenario verder uitgewerkt.
5.6 Grondwatersanering Naar verwachting is een deel van de verontreinigingvracht in het grondwater reeds gesaneerd tijdens de grondwateronttrekking ten behoeve van de grondsanering. Omdat de aanwezige restverontreiniging voor nalevering zorgt, wordt na de grondsanering gedurende een aantal maanden grondwater onttrokken middels een klein debiet. Tijdens de graafwerkzaamheden van de grondsanering wordt een drainagesysteem geïnstalleerd bestaande uit 2 pompputten met daarop aangesloten horizontale drains op circa 0,5-1,0 m minus grondwater stroomop- en stroomafwaarts van de verontreiniging en op de bodem van de ontgraving ter plekke van de verontreinigingkern. Afhankelijk van het resultaten van de controlebemonsteringen van het grondwater kan door middel van onttrekking uit afzonderlijke drains het niveau van de grondwatersanering worden aangepast. Het vrijkomende onttrekkingwater (in totaal maximaal 5 m3 per uur) wordt geloosd op het vuilwaterriool. Uitgangspunt is dat de verwachte gemiddelde concentraties met verontreiniging zonder voorzuivering zodanig zijn dat kan worden geloosd op het vuilwaterriool. Indien ten behoeve van de realisatie van de nieuwbouw funderingspalen worden aangebracht, dient bij het ontwerp en het aanbrengen rekening gehouden te worden met de aanwezigheid project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
23
van het aanwezige drainagesysteem. De drains worden na installatie ingemeten. De pompputten dienen buiten de nieuwbouwcontouren te worden geplaatst. Na het beëindigen van de grondsanering wordt de kwaliteit van het grondwater bepaald middels monitoring (zie hoofstuk 7). Indien blijkt dat de concentraties minerale olie en vluchtige aromaten zich ruimschoots onder de tussenwaarde bevinden volgt een tweede monitoringsronde. Indien de gemeten concentraties in geringe mate afwijken van de concentraties tijdens de voorgaande bemonstering, wordt de actieve grondwatersanering als beëindigd beschouwd en volgt eindmonitoring (zie § 10.3). Ter controle van het saneringsresultaat worden enkele bestaande en nieuw te plaatsen peilbuizen gebruikt ter bemonstering van het grondwater. De nieuwe peilbuizen met verschillende filtertrajecten, worden zo mogelijk geplaatst tijdens het aanvullen van de ontgraving. Indien na de grondsanering sprake lijkt te zijn van een aanzienlijke nalevering en op korte termijn geen stabilisering van de grondwaterconcentraties is te verwachten, wordt de grondwatersanering (opnieuw) opgestart middels beperkte grondwateronttrekking met 2 drains totdat stabilisering van de grondwaterconcentraties wordt bereikt. Een aanwijzing voor het bereiken van een stabilisering van de grondwaterconcentraties is een constant lage effluent concentratie. Tevens worden enkele controlepeilbuizen maandelijks bemonsterd. Indien de gemeten concentraties na enkele metingen geringe afwijkingen vertonen ten opzicht van de voorgaande meting worden de pompen stilgezet en na een wachttijd volgt bemonstering van de controlepeilbuizen. Als uitgangspunt voor het behalen van het saneringresultaat voor het grondwater geldt dat de grondwaterconcentraties in de controle peilbuizen zich beneden de ½ x tussenwaarde bevinden en de laatste meting op een vergelijkbaar niveau ligt als de voorlaatste meting. Indien het saneringsresultaat na 2 maanden wordt herbevestigd, wordt de sanering beëindigd. Indien de gemeten concentraties groter zijn dan de interventiewaarden wordt de grondwatersanering voortgezet en wordt boven genoemde procedure herhaald. Bij concentraties lager dan de interventiewaarden kunnen aanvullende monitoringsrondes volgen zonder de grondwatersanering voort te zetten. De grondwatermonsters worden geanalyseerd op minerale olie en BTEXN. De exacte procedure is weergegeven in § 7.5, figuur 7.1.
5.7
Verwerking verontreinigd grondwater
5.7.1
Noodzakelijke voorzuivering
5.7.2 Lozingen Lozing van het bemalingswater tijdens de grondontgraving (zie paragraaf 5.2) vindt plaats op het dichtstbijzijnde vuilwaterriool. Het te lozen grondwater zal voor wat betreft de milieuhygiënische kwaliteit alsmede het debiet moeten voldoen aan de eisen die door de waterkwaliteitsbeheerder worden opgelegd. Verwacht wordt dat het onttrokken grondwater voor lozing niet voorgezuiverd hoeft te worden. Het effluent wordt gecontroleerd door voorafgaand aan de ontrekking een proefbronnering te doen. Indien noodzakelijk wordt alsnog een zuiveringinstallatie, zandvang en / of een ontijzeringsinstallatie geplaatst. De effluentleiding van de bronbemaling dient te zijn voorzien van een geijkte debietmeter en een monsternamekraan. In tabel 5.6 zijn de lozingseisen weergegeven die normaliter door het Waterschap Vallei en Eem worden gesteld aan het te lozen grondwater. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
24
Tabel 5.6 Lozingseisen WVO (bij lozing op riolering) parameter
eenheid
concentratie
Chroom, koper, lood, nikkel, zink, tin (individueel) BTEX, som Naftaleen Perchlooretheen Trichlooretheen Minerale olie Onopgeloste bestandsdelen
µg/l
500
µg/l
100 40 10 10 10.000 30
µg/l µg/l µg/l µg/l mg/l
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
25
6
Saneringsuitvoering en organisatie tijdens de uitvoering 6.1
Saneringsduur en fasering sanering De sanering van de vaste bodem zal gecombineerd met de ondergrondse sloopwerkzaamheden en aanleg van funderingspalen circa 5 tot 7 weken in beslag nemen. De daarop volgende grondwatersanering duurt naar verwachting circa 6 -24 maanden.
6.2 Inrichting saneringslocatie In bijlage 3.2 is de inrichting van het saneringsterrein weergegeven. Het terrein zal worden afgezet met bouwhekken, die globaal de terreingrens volgen. Tevens is de ligging van de depots voor verontreinigde grond aangegeven. Wat betreft overige zaken dient de inrichting te voeldoen aan de CROW publicatie 132. 6.3
Logistieke aspecten uitvoering De sanering wordt in combinatie met de sloop van een deel van de bebouwing in een aantal stappen uitgevoerd (zie § 5.2).
6.4
Meldingen en vergunningen Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden dient een aantal vergunningen te worden aangevraagd en/of meldingen te worden gedaan. In bijlage 4 staat een overzicht opgenomen van alle voor de sanering relevante vergunningen en meldingen. Naast de wettelijk verplichte meldingen en/of vergunningen, dient ook een KLIC-melding te worden gedaan bij het Kabels- en leidingeninformatiecentrum. De KLIC-melding zal worden verzorgd door de aannemer.
6.5
Veiligheid bij werken met verontreinigde grond of grondwater Op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens is de voorlopige veiligheidsklasse voor de mobiele en immobiele verontreiniging vastgesteld op respectievelijk 3T/2F en 0T/0F. Bij het aantreffen van asbest zal de veiligheidsklasse ook bij immobiele verontreiniging worden aangepast tot 3T/0F. De definitieve veiligheidsklasse dient door de veiligheidsdeskundige van de aannemer te worden vastgesteld voor aanvang van de saneringsuitvoering. Op basis van de vastgestelde veiligheidsklasse conform beleidsregel 4.2-2 (“Wijze van beoordelen van blootstelling aan toxische stoffen bij werken in of met verontreinigde grond of verontreinigd grondwater”) wordt het werkterrein ingericht conform beleidsregel 4.9-4 (“Doeltreffende beheersing van de blootstelling aan toxische stoffen bij werken in of met verontreinigde grond of verontreinigd grondwater”). De bovengenoemde beleidsregels vinden hun vertaalslag in de CROW-publicatie 132 (“Werken in of met verontreinigde grond en verontreinigd (grond)water”) en worden nader uitgewerkt in het V&G-plan Uitvoeringsfase. Dit plan wordt voor aanvang van de saneringswerkzaamheden door de aannemer opgesteld en bevat een beschrijving van de veiligheidsvoorzieningen, -maatregelen en -procedures die tijdens de uitvoering in acht zullen worden genomen.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
26
6.6
Organisatorische aspecten
6.6.1
Betrokken partijen voorbereidingsfase Belangrijke partijen in het hele saneringsproces zijn de opdrachtgever met zijn adviseur, het wettelijk bevoegde gezag, de saneringsaannemer en de milieukundige begeleiding tijdens de feitelijke uitvoering van de sanering. Een overzicht van de belangrijkste partijen die al in de voorbereidingsfase van de sanering een belangrijke rol vervullen staat in bijlage 7 weergegeven inclusief hun functie.
6.6.2
Betrokken partijen op het werk in uitvoeringsfase Bij de feitelijke uitvoering van de sanering spelen met name de saneringsaannemer en het uitvoeringsbegeleidingsteam voor de sanering een belangrijke rol, met daarnaast de opdrachtgever en de genoemde vergunningverlenende instanties in het kader van de handhaving. In bijlage 7 staat een overzicht opgenomen van de voor de saneringsuitvoering belangrijkste partijen. De partijen die in een later stadium bij de sanering betrokken zullen raken, maar nog niet bij naam bekend zijn, worden kort weergegeven
Tot het begeleidingsteam worden gerekend de directievoerder en de milieukundig begeleiders. De directievoerder ziet toe op een correcte naleving van alle facetten van het contract tussen de opdrachtgever en de aannemer. Aan de rol van de directievoerder wordt in paragraaf 6.8 expliciet aandacht besteed.
6.7
Directievoering De directievoering op het werk zal worden verzorgd door BOOT organiserend ingenieursburo. De directievoerder heeft op hoofdlijnen de volgende taken en verantwoordelijkheden: de algemene coördinatie van de saneringsuitvoering; het verzorgen van het toezicht bij de uitvoering op belangrijke momenten; het leiden van de bouwvergaderingen; het behandelen van bestekswijzigingen; het afhandelen van financiële aspecten; het verzorgen van de opneming, goedkeuring en oplevering; het rapporteren aan de opdrachtgever. De directievoerder zal voorafgaand aan de werkzaamheden het V&G-plan van de aannemer beoordelen en daaraan goedkeuring verlenen indien inhoudelijk akkoord. Tevens is de directievoerder bevoegd om het werk af te keuren of het werk stop te zetten. Voor een omschrijving van de voorwaarden die aan de activiteiten van de directievoerder worden gesteld, wordt verwezen naar de Uniforme Administratieve Voorwaarden (U.A.V.) 1989.
6.8
Milieukundige begeleiding
6.8.1
Algemeen De milieukundige begeleiding van de sanering wordt uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit uitvoeringskwaliteit bodembeheer, of daarvoor in de plaatstredende regelgeving, beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. Dit houdt onder andere ook in dat de sanering plaatsvindt conform het gestelde hierover in de Beoordelingsrichtlijn Milieukundige begeleiding van (water)bodemsaneringen en nazorg (BRL SIKB 6000) en de daaronder vallende relevante protocollen Milieukundige begeleiding en evaluatie e.a. (VKB-protocollen 6001 t/m 6004).
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
27
6.8.2
Evaluatieverslag Na afronding van de sanering in een aantal fasen (zie § 7.6) zal binnen de daarvoor geldende wettelijke termijn een verslag van de sanering worden opgesteld en ter goedkeuring aan het bevoegde gezag worden voorgelegd. De verslaglegging geschiedt conform de voorwaarden van bovengenoemde protocollen.
6.9
Veiligheidskundige begeleiding De veiligheidskundige houdt, indien noodzakelijk, tijdens de uitvoering toezicht op de werkwijze van de aannemer en andere betrokkenen op het werk met betrekking tot de veiligheid (conform publicatie CROW 132). De werkzaamheden bestaan uit het: informeren van de werknemers en bezoekers over de te verwachten risico’s met betrekking tot het betreden van de locatie; eventueel informeren van omwonenden over de eventuele risico’s; toezien op het volgen van de procedures zoals deze zijn omschreven in het V&G-plan en het adviseren hierover aan de opdrachtgever; bijhouden en eventueel aanpassen van het V&G-plan; inspecteren van de beschermingsapparatuur; onderhouden van contacten met betrokkenen; beoordelen van het werkplan van de aannemer; opstellen van werkinstructies; instrueren van werknemers over de werkwijze en procedures; toezien op het werken met de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen; aangeven van, en toezien op de werk- en rusttijden; beoordelen van het logboek van de aannemer.
6.10 Communicatie Communicatie met het bevoegd gezag (Provincie Gelderland, onderafdeling bodembeheer) zal plaats vinden (en indien noodzakelijk tijdens) na (en indien noodzakelijk tijdens) de grondsanering en tijdens en / of na de grondwatersanering (zie ook § 7.6). Indien noodzakelijk wordt tijdens de uitvoering tevens overlegd met overige betrokken partijen (aannemer, opdrachtgever, gemeente Wageningen, Waterschap) omtrent eventuele aanpassingen of wijzingen.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
28
7
Monitoring en sturing saneringsuitvoering
7.1 Doelstelling monitoring en monitoringstrategie Het doel van de monitoring van de grondwatersanering is het in kaart brengen van de afname en stabilisatie van de concentratie van de restverontreiniging in de kern en in de pluim. De effluentconcentratie is een indicatie voor de afname van de concentratie. Daarnaast dient te worden gecontroleerd of verontreiniging van andere bronnen wordt aangetrokken. Er worden stroompopwaarts en stroomafwaarts van de verontreinigingkern peilbuizen geplaatst met filterstelling snijdend met het grondwater en op grotere diepte.
Tabel 7.1: Monitoring strategie
Spoelen met grondwater (mobiele stoffen) Parameters
fase
frequentie
meetmethode
Doel
Stijghoogtemetingen
grondwater
1 x maand
Divers
Effectiviteit proces
Effluentconcentratie
grondwater
2 x maand
Olie/BTEXN
Effectiviteit proces
Controlepeilbuizen
grondwater
1 x maand/ 1 x 2 maanden
Olie/BTEXN
Afname concentraties/aantrekken andere bron
Onttrekkingdebiet
grondwater
2 x maand
Debietmeter
Effectiviteit proces
Proces :
7.2 Prognose saneringsverloop en monitoringprogramma Uit berekeningen (zie bijlage 5) blijkt dat na circa 6 maanden pompen een doorspoelfactor van 3,7 is bereikt, waarna bij het aanwezige bodemtype (fijn tot grof zand) de concentraties met minerale olie en vluchtige aromaten zijn gestabiliseerd tot op een niveau lager dan de tussenwaarde. In de bronzone en de pluim wordt op kritieke punten maandelijks de concentratie bepaald en in de omgeving minder frequent. Tevens wordt gecontroleerd of verontreiniging vanuit het centrum van Wageningen (pb 1101-2) en van de dichtstbijzijnde vlek stroomopwaarts (Costerweg 27; pb 1105) wordt aangetrokken. In tabel 7.2 en bijlage 3 zijn de controlepeilbuizen weergegeven. Tabel 7.2: Monitoringprogramma Zone/ bodemlaag
Diepte filters (m – mv)
Bronzone
2,0 tot 4,0 m
1 (C5)
min. olie/BTEXN
1 x maand
Bronzone
4,0 tot 5,0 m
1 (C6)
min. olie/BTEXN
1 x maand
Bronzone / omgeving
6,0 tot 7,0 m
1 (1101-2)
min. olie/BTEXN/ VOCL
1 x 2 maanden
Pluim centraal
Aantal filters (nrs)
Parameters
Bemonsteringsfrequentie
2,0 tot 4,0 m
2 (C1, C2)
min. olie/BTEXN
1 x maand
2,0 tot 4,0 m
2 (1121, 1123)
min. olie/BTEXN
1 x 2 maanden
Pluim lateraal
2,0 tot 4,0 m
2 (C3, C4)
min. olie/BTEXN
1 x 2 maanden
Omgeving
3,0 tot 4,0 m
1 (1105)
BTEXN/VOCL
1 x 2 maanden
7.3 IJkmomenten en meetwaarden Indien de signaalwaarden (zie tabel 7.3 en 7.4) worden overschreden, wordt de monitoring op het betreffende punt geïntensiveerd (indien 1 x per maand naar 2 x per maand en indien 1 x per 2 maanden naar 1 x per maand). Bij het overschrijden van de actiewaarde in twee of meerdere filters van de bron- of pluimzone treedt het faalscenario in werking.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
29
Tabel 7.3: Monitoringprogramma bronzone Monitoring moment na voorgaande To (2 weken na
Aantal filters
Gehalten volgens prognose
Signaalwaarden
Actiewaarden
3
>I
2xI
3xI
2 maand
2
>T
2xI
3xI
1 maand
3
>S
I
2xI
1 maand
2
>S
I
2xI
1 maand
3
>S
I
2xI
1 maand
2
>S
½(I+T)
I
1 maand
3
> S < T stabiel
T
½(I+T)
Aantal filters
Gehalten volgens prognose
Signaalwaarden
Actiewaarden
6
>T
I
2xI
1 maand
2
>T
½(I+T)
I
1 maand
6
>S
½(I+T)
I
1 maand
2
>S
½(I+T)
I
1 maand
6
>S
½(I+T)
I
1 maand
2
> S < T stabiel
T
½(I+T)
1 maand
6
> S < T stabiel
0,8 x T
T
Aantal filters
Gehalten volgens prognose
Signaalwaarden
Actiewaarden
2
>S
T
½(I+T)
2 maanden
2
>S
T
½(I+T)
2 maanden
2
>S
T
½(I+T)
2 maanden
2
>S
T
½(I+T)
grondsanering)
T1 T2 T3 T4 T5 TE
Tabel 7.4: Monitoringprogramma pluimzone Monitoringperiode To (2 weken na grondsanering)
T1 T2 T3 T4 T5 TE
Tabel 7.4: Monitoringprogramma omgeving Monitoringperiode To (2 weken na grondsanering)
T1 T2 TE
7.4 Mogelijkheden voor (bij)sturing Het faalscenario heeft betrekking op 3 onderdelen: overschrijding van de actiewaarde in de bronzone overschrijding van de actiewaarde in de pluimzone overschrijding van de actiewaarde in de omgeving Bij een overschrijding van de actiewaarde in de bron- of pluimzone is er sprake van een stagnerende afname van concentraties. Dit kan het gevolg zijn van een grotere restverontreiniging in de bronzone of verhoogde nalevering naar het grondwater. Bij een grotere restverontreiniging zal met name in het brongebied het concentratieniveau van aanvang af hoog zijn en in geringe mate afnemen. Het faalscenario richt zich op de bronzone. In eerste instantie zal (met verhoogd debiet) intermitterend grondwater worden onttrokken. Indien de concentraties in het grondwater niet voldoende afnemen, wordt de in situ sanering opgestart. Bij verhoogde nalevering zal de concentratie met name in het puimgebied gelijk blijven of toenemen na enkele maanden grondwater onttrekken. Er zal (met verhoogd debiet) intermitterend grondwater worden onttrokken in het pluimgebied. Bij onvoldoende resultaat zal de onttrekking langer worden doorgezet. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
30
Bij overschrijding van de actiewaarden in de omgeving, wordt de sanering tijdelijk stopgezet en onderzocht welke verontreiniging wordt aangetrokken. Zonodig worden extra peilbuizen bemonsterd en / of geplaatst. In overleg met het bevoegd gezag worden vervolgstappen genomen. Te denken valt aan onttrekking met een lager debiet of installatie van extra bemaling ter bescherming van de aangetrokken verontreiniging (retour-, scherm- of beheersbemaling).
7.5 Beëindiging sanering De actieve grondwatersanering wordt beëindigd op het moment dat er stabilisering van de grondwaterconcentraties is aangetoond. Bij een beperkte restverontreiniging (sterk verontreinigd grondvolume < 25 m3 en bodemvolume met verontreinigd grondwater < 500 m3 met concentratie < ½ x T-waarde) wordt naar verwachting een eindconcentratie < ½ x T-waarde (tussenwaarde) bereikt. Na het stopzetten van de pomp volgt na 1 maand bemonstering van alle controlepeilbuizen. Indien de gemeten concentratie minerale olie en vluchtige aromaten kleiner is dan ½ x T-waarde, wordt na 2 maanden een tweede bemonstering van alle controlepeilbuizen verricht. Indien de gemeten concentratie minerale olie en vluchtige aromaten kleiner is dan ½ x T-waarde, wordt de sanering beëindigd. Bij een beperkte restverontreiniging (sterk verontreinigd grondvolume < 25 m3), maar een sterkere nalevering dan verwacht, wordt naar verwachting als eindconcentratie de tussenwaarde (T-waarde) bereikt. Na het stopzetten van de pompen volgt na 1 maand bemonstering van alle controle peilbuizen. Indien de gemeten concentratie minerale olie en vluchtige aromaten kleiner is dan T-waarde, wordt na 2 maanden een tweede bemonstering en vervolgens na 4 maanden een derde bemonstering van alle controlepeilbuizen verricht. Indien de gemeten concentraties minerale olie en vluchtige aromaten minder dan 20 % afwijken van de voorgaande metingen, wordt de actieve grondwatersanering beëindigd. Indien het voorgaande de eindconcentratie groter is dan de tussenwaarde maar kleiner dan de interventiewaarde (I), volgt voor de derde maal een peilbuisbemonstering na 6 maanden. Indien de gemeten concentraties minerale olie en vluchtige aromaten minder dan 20 % afwijken van de 2 voorgaande metingen, wordt de actieve grondwatersanering beëindigd. Indien de eindconcentratie in één der controlepeilbuizen groter is dan de interventiewaarde wordt de sanering voortgezet. In eerste instantie door aanvullende grondwateronttrekking en bij onvoldoende resultaat via een in situ sanering. In figuur 7.1 is schematisch uitgewerkt welke stappen worden genomen om tot beëindiging van de actieve grondwatersanering te komen. Definitieve beëindiging van de sanering vindt plaats na vaststelling van de stabiele eindsituatie in 2013 of later, waarbij enkele controlepeilbuizen jaarlijks worden bemonsterd tot minimaal 2013. Indien de gemeten concentraties minerale olie en vluchtige aromaten in 2013 minder dan 20 % afwijken van de voorgaande metingen, wordt de sanering beëindigd, zo niet dan wordt de jaarlijkse bemonstering voortgezet (zie § 10.3).
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
31
Figuur 7.1: Toetsschema bereiken saneringsdoelstelling
Controle (5 maal)
Voorlaatste controle
1
Voortzetten 2 sanering
C<0,2dC nee ja
Stopzetten sanering Controle na maand rust
ja C
C
C<½T nee
nee
ja
ja
Stopzetten actieve sanering Controle na 2 maanden rust
ja
ja
Stopzetten actieve sanering 2 x Controle per 2 maanden
Stopzetten actieve sanering 3 x Controle per 2 maanden
rust
rust ja
C<½T
ja
C<0,2dC<0,2dC
C<0,2dC< 0,2dC
ja
ja
ja
actieve sanering afgerond sanering afgerond (nee, zie § 10.3)
ja
C<0,2dC
ja ja
jaarlijks monitoren tot vaststellen stabiele eindsituatie in 2013
1
C = concentratie controlepeilbuis, T = tussenwaarde, I = interventiewaarde: dC = afwijking concentratie voorgaande meting
2
: bij sterk verhoogde concentraties, wordt in situ sanering opgestart
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
32
7.6 Rapportage en (tussen)overleg Er zijn naar verwachting 3 momenten, waarop het verloop van de sanering kan worden beoordeeld en, zonodig worden bijgestuurd: 1. Tussenevaluatie grondsanering. Na beëindiging van de grondsanering wordt duidelijk hoeveel restverontreiniging achterblijft en of een aanvullende (in situ) sanering noodzakelijk is. 2. Tussenevaluatie grondwatersanering. Na circa 6 maanden grondwatersanering wordt de actieve grondwatersanering beëindigd. 3. Eindevaluatie grond- en grondwatersanering. Na het behalen van stabilisering van de grondwaterconcentraties en de daarbij behorende eindconcentraties in het grondwater wordt bepaald welke nazorg noodzakelijk is. Dit houdt in dat tot minimaal april 2012 bemonstering van de controlepeilbuizen dient plaats te vinden om de stabiele eindsituatie vast te stellen. De drie bovengenoemde evaluaties zullen met de opdrachtgever en zo nodig overige betrokken partijen worden besproken en ter beoordeling aan het bevoegd gezag (Provincie Gelderland, onderafdeling bodembeheer) worden voorgelegd. Indien noodzakelijk, wordt bij het bevoegd gezag gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het aanvragen van een gefaseerde beschikking.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
33
8
Onzekerheden en uitvoeringsrisico’s
8.1 Inleiding In de uitvoeringspraktijk van bodemsanering blijkt dat er vaak onzekerheden zijn als het gaat om het bereiken van de saneringsdoelstelling en het daarvan afgeleide saneringsresultaat. Deze onzekerheden worden in algemene zin bepaald door de bodemopbouw en (geo)hydrologie, de aanwezige verontreinigingsituatie, de gekozen saneringstechniek(en) en de omgevingsfactoren. Van invloed hierop zijn ook de gehanteerde uitgangspunten en gedane aannamen over de betreffende onderdelen. Voor de onderhavige sanering geldt de in hoofdstuk 4 geformuleerde en nader toegelichte saneringsdoelstelling en het daaraan gekoppelde saneringsresultaat, terwijl de uitgangspunten voor de sanering in hoofdstuk 3 staan weergegeven. Paragraaf 8.2 bevat een overzicht van de geïnventariseerde onzekerheden en van de mogelijk optredende uitvoeringsrisico’s. Het gaat met name om de onzekerheden en uitvoeringsrisico’s die van invloed kunnen zijn op het al dan niet halen van de saneringsdoelstelling en het daarvan afgeleide saneringsresultaat. De risicofactoren hebben een directe relatie met de geformuleerde saneringsdoelstelling voor de onderhavige situatie en de vier genoemde elementen die de onzekerheden bepalen, inclusief de gehanteerde uitgangspunten en/of aannamen hieromtrent. Na de inventarisatie en beoordeling van de risicofactoren zijn de meest belangrijke geselecteerd voor een nadere beschouwing over de wijze waarop hiermee kan/zal worden omgegaan ter beheersing van de risico’s. In dit kader worden ook maatregelen voorgesteld om alsnog de saneringsdoelstelling te bereiken, respectievelijk om schade te voorkomen.
8.2 Inventarisatie risicofactoren Onderstaand zijn per onzekerheidscategorie kritische risicofactoren weergegeven. Bodemopbouw / geohydrologie: grotere grondwaterstroming dan verwacht, aantrekken aanzienlijke verontreiniging uit de omgeving verontreinigde klei en / of humeuse bodemlagen op grotere diepte (> 4 m-mv) waardoor meer nalevering dan verwacht natuurlijke afbraak minder dan verwacht, waardoor minder snel een stabiele eindsituatie wordt bereikt doorlatendheid bodem is groter en / of grondwaterstand is hoger dan verwacht, waardoor het waterbezwaar bij ontgraving groter is Verontreinigingsituatie: de omvang van de verontreiniging op groter diepte (> 4 m-mv) is groter dan verwacht Er blijft (immobiele) restverontreiniging in de bovengrond achter onder bestaande bebouwing Techniek: capaciteit van de drains is niet voldoende, waardoor te weinig verontreinigd grondwater toestroomt de grondkerende constructie is niet toereikend, zodat door inzakken schade aan kabels en leidingen en bestaande bebouwing dreigt
In tabel 8.1 is een overzicht gegeven van de belangrijkste onzekerheden en uitvoeringsrisico’s, mede voortvloeiend uit de gehanteerde uitgangspunten en aannames.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
34
Tabel 8.1: Inventarisatie risicofactoren Kritische activiteit
Risicofactoren
Ontgravingwerkzaamheden
1. ontgraving op diepte 2. voorkomen inzakken taluds bebouwing 3. noodzaak ondersteuning kabels en leidingen 4. (immobiele) restverontreiniging in de bovengrond blijft achter onder bestaande bebouwing
Grondwateronttrekking
1. onvoldoende toestroming uit verontreinigde zone 2. hogere nalevering dan verwacht na grondsanering 3. minder natuurlijke afbraak dan verwacht 4. aantrekken verontreiniging van elders
8.3 Analyse en beoordeling en voorstel voor omgaan met kritische risico’s In tabel 8.2 zijn de eventuele risico’s bij uitvoering van de sanering ten opzichte van elkaar gewogen op basis van de te verwachten effecten op het saneringsresultaat en de maatregelen die kunnen worden getroffen om de genoemde effecten teniet te doen.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
35
Achterblijven immobiele restverontreiniging onder gebouw
Moeizaam bereiken stabiele eindsituatie
aantrekken verontreiniging van elders
3
4
5
onvoldoende toestroming uit verontreinigde zone; hogere nalevering dan verwacht na grondsanering; minder natuurlijke afbraak dan verwacht
Omvang onder kantoor bleek niet adequaat
Omvang onder kelder is vooraf niet bepaald/omvang onder kabels en leidingentracé is groter dan verwacht
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
*) **)
Achterblijven aanzienlijke mobiele restverontreiniging (> 25 m3)
2
Onvoldoende grondkerende constructie / te diepe ontgraving
Oorzaak fout
Extra inspanning noodzakelijk om saneringresultaat te behalen
Extra inspanning noodzakelijk om saneringresultaat te behalen
Extra inspanning noodzakelijk om saneringresultaat te behalen
Schade aan kabels leidingen/ bebouwing
Effect, c.q. gevolg
Aard en omvang van verontreiniging niet Extra inspanning noodzakelijk bekend; geohydrologische parameters niet verontreiniging niet te verplaatsen correct kansen en effecten uitdrukken op driepuntenschaal (klein, gemiddeld en groot) risico als product van kans maal effect uitdrukken op vijfpuntenschaal (zeer klein, klein, gemiddeld, groot, zeer groot)
Instabiele taluds
1
Mogelijke fout
Tabel 8.2.: Analyse en beoordeling kritische risico’s
klein
klein
klein
groot
klein
Kans *)
gemiddeld
groot
klein
klein
groot
Ernst *)
gemiddeld
gemiddeld
klein
gemiddeld
gemiddeld
Risico **)
Minder grondwater onttrekken / Aanvullende scherm-, retour, beheersbemaling
Langer doorgaan met grondwatersanering
Extra sanering na sloop kantoor
Aanvullende in situ sanering (zie Hoofdstuk 9)
Aanbrengen (aanvullende) grondkerende constructie
Maatregelen
36
9
Faalscenario
9.1 Doelstelling faalscenario Met faalscenario wordt een scenario bedoeld, waarbij als gevolg van het falen van de gekozen saneringsvariant wordt teruggevallen op een alternatieve saneringsoplossing of waarbij de saneringsvariant wezenlijk moet worden bijgesteld of uitgebreid. De doelstelling van het faalscenario is om door middel van een alternatieve saneringsaanpak alsnog de voorgenomen saneringsdoelstelling en het daarbij gedefinieerde saneringsresultaat zoals aangegeven in hoofdstuk 4 te kunnen halen. De aanleiding voor het ontwikkelen van een faalscenario vloeit voort uit de bepalingen van art. 39 van de Wbb. Hierin is bepaald dat, indien de verontreiniging zich kan verspreiden en de saneringsmaatregelen zich uitstrekken over een periode van drie jaar of meer in het saneringsplan moet zijn opgenomen: - een overzicht van de tussentijds beoogde effecten, en de tijdstippen waarop het bevoegde gezag schriftelijk wordt geïnformeerd omtrent de effecten van de getroffen maatregelen en in hoeverre deze overeenstemmen met de beoogde effecten; - een beschrijving van een andere methode dan in het saneringsplan opgenomen om het beoogde saneringsdoel te bereiken, voor het geval de in het saneringsplan opgenomen methode niet tot die effecten zou leiden. Met deze ‘andere methode’ wordt bedoeld het faalscenario. Ook zonder deze wettelijke verplichting is het gewenst om over een faalscenario te beschikken. Hierbij spelen de onzekerheden met betrekking tot de omvang van de mobiele verontreiniging onder de aanwezige kelder een rol. 9.2 Inhoudelijke beschrijving van het faalscenario en kosten Op twee momenten tijdens de sanering kan het faalscenario in werking treden: 1. na verwijdering van de grondverontreiniging als blijkt dat de omvang van de restverontreiniging (met concentratie groter dan de interventiewaarde) veel groter is dan 25 m3. 2. Indien de nalevering van de restverontreiniging in de ondergrond naar het grondwater zo hoog is dat op een redelijke termijn geen stabiele eindsituatie is te verwachten. In beide gevallen wordt in eerste instantie getracht met een langer doorgezette grondwatersanering een stabiele eindsituatie te bereiken. In eerste instantie zal (met verhoogd debiet) intermitterend grondwater worden onttrokken in de bronzone of de pluimzone, afhankelijk waar de hoogste concentraties worden aangetroffen. Indien het resultaat niet voldoende is wordt de in situ sanering opgestart. Indien een grondwatersanering op redelijke termijn (ca. 1-2 jaar) niet tot resultaat leidt, wordt middels een vooraf geïnstalleerd in situ systeem, bestaande uit enkele beluchtinglansen en infiltratiefilters voor voedingstoffen de restverontreiniging verder verwijderd. Het in situ systeem wordt zodanig geïnstalleerd dat het de bouwactiviteiten en de daarop volgende bewoning nagenoeg niet hindert. In bijlage 5 is het faalscenario verder uitgewerkt en in hoofdstuk 11 zijn de kosten gespecificeerd. Bij verhoogde actiewaarden in de omgeving, wordt de sanering tijdelijk stopgezet en onderzocht welke verontreiniging wordt aangetrokken. Zonodig worden extra peilbuizen bemonsterd en / of geplaatst. In overleg met het bevoegd gezag worden vervolgstappen genomen. Te denken valt aan onttrekking met een lager debiet of installatie van extra bemaling ter bescherming van de aangetrokken verontreiniging (retour-, scherm- of beheersbemaling). 9.3 Besluit over de inzet van het faalscenario In hoofdstuk 7 is uitgewerkt welke ijkpunten zijn opgenomen voor het in werking laten treden van het faalscenario ten tijde van de grondwatersanering. Het eerste ijkpunt is de omvang van de restverontreiniging. Indien sprake is van een aanzienlijke omvang (volume sterk verontreinigd significant meer dan 25 m3) treedt het project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
37
faalscenario in werking. Tijdens de grondwatersanering zijn de ijkmomenten tijdens de controle bemonsteringen. De verwachting is dat de concentratie gedurende 6 maanden grondwater onttrekken gestaag terugloopt van de interventiewaarde (I) tot onder de tussenwaarde (T). Het faalscenario treedt in werking op het moment dat de concentratie niet voldoende afneemt of juist toeneemt (actiewaarde ½[I+T]). 9.4 Rapportage en overleg Tijdens de tussenrapportage grondsanering of grondwatersanering (zie § 7.6) wordt aangegeven of en hoe het faalscenario in werking treedt.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
38
10 Gebruiksbeperkingen en nazorg 10.1 Beschrijving restverontreinigingen In de bodem blijft naar verwachting de in tabel 10a en 10b genoemde) restverontreiniging achter. Dit houdt in dat naar verwachting in een tijdbestek van enkele jaren (uiterlijk april 2013) een stabiele eindsituatie kan worden vastgesteld, zodat actieve nazorg beperkt is. Tabel 10.1a: Overzicht restverontreinigingen grond locatie
Type verontr.
Dieptetraject >S (m-mv)
Omvang >S (m2)
Diepte > I (m-mv)
Omvang > I (m2)
Volume > I (m3)
2
aromaten
4,0 - 5,0
100
4,0 - 4,5
40
20
olie
4,0 - 5,0
80
-
-
-
Tabel 10.1b: Overzicht restverontreinigingen grondwater locatie
Type verontr.
Dieptetraject >S (m-mv)
Omvang >S (m2)
Diepte > I (m-mv)
Omvang > I (m2)
Volume > I (m3)
2
aromaten
2-5
150
-
-
-
olie
2-5
150
-
-
-
10.2 Beschrijving gebruiksbeperkingen Na de sanering zijn gebruiksbeperkingen op het perceel van toepassing, die het gevolg zijn van restverontreiniging met minerale olie en vluchtige aromaten in de grond en het grondwater en zo mogelijk van metalen in de ondergrond. Dit behelst het volgende: Er wordt een kadastrale aantekening gemaakt ten aan zien van de perceelnummers waar restverontreiniging achterblijft in de grond in een concentratie groter dan de interventiewaarde. Er mag geen grondwater worden onttrokken op het perceel zonder toestemming van het bevoegd gezag. Er mogen geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd in de ondergrond in de directe omgeving van de restverontreiniging zonder toestemming van het bevoegd gezag. De kwaliteit van de leeflaag dient periodiek te worden gecontroleerd (e.e.a uitgewerkt in een nazorgplan). Omdat de restverontreinigingen zich in de ondergrond zullen bevinden, zijn humane risico’s bij normaal gebruik niet te verwachten. Deze kunnen wel aanwezig zijn bij bovengenoemde activiteiten. 10.3 Nazorgnoodzaak Tot minimaal 5 jaar na het definieren van de verontreinigingsomvang tijdens nader onderzoek uitgevoerd door (T&A Survey BV., Nr. 1205-101; in april 2007) wordt middels aanvullende monitoring vastgesteld of een stabiele eindsituatie daadwerkelijk is opgetreden. Na beëindiging van de actieve grondwatersanering kan na bemonstering van de controle peilbuizen (zie tabel 2 en bijlage 3, blad 3) de streefwaardecontour opnieuw worden vastgesteld voor het verontreinigde grondwater. Vervolgens wordt met behulp van circa 4 controlepeilbuizen (afhankelijk van de omvang van de streefwaardecontour) uit tabel 7.2 in en stroomafwaarts van de dan aanwezige streefwaardecontour jaarlijks een bemonstering uitgevoerd tot 1 april 2012. Indien de gemeten concentratie met minerale olie of BTEXN in één van de bemonsterde peilbuizen 20 % hoger is dan die tijdens de voorgaande meting wordt de jaarlijkse bemonstering voortgezet. Indien in april 2012 of daarop volgende jaren de gemeten concentratie minder dan 20 % afwijkt van de voorgaande meting, wordt de sanering beëindigd. Indien in één der peilbuizen een concentratie groter dan tussenwaarde wordt gemeten, volgt nader onderzoek en wordt in overleg met het bevoegd gezag beoordeeld of de sanering opnieuw moet worden opgestart.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
39
Indien de omvang van de mobiele restverontreiniging groter is dan verwacht of indien een aanzienlijke immobiele verontreiniging in de ondergrond achter blijft, kan in de saneringsevaluatie het nazorgdoel verder uitgewerkt worden en dient een nazorgplan te worden opgesteld. Tot slot dient de opdrachtgever middels een schrijven aan de (toekomstige) eigenaren duidelijk te maken wat de gebruiksbeperkingen (zie § 10.2) van de locatie zijn.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
40
11 Kostenraming Sanering AANNEMERSKOSTEN Voorbereidende werkzaamheden
€
1.500,00
Sanering immobiele verontreiniging
€
110.200,00
Bronbemaling t.b.v. ontgraving
€
13.000,00
Sanering grond mobiele verontreiniging (ca. 4,0 m-mv)
€
57.050,00
Grondwatersanering
€
12.400,00
Uitvoering
€
3.600,00
Herstel werkzaamheden
€
770,00
Staartkosten
€
23.822,40
Subtotaal aannemerskosten
€
222.342,40
Milieukundige begeleiding grondsanering
€
25.024,00
Milieukundige begeleiding grondwatersanering
€
57.016,00
Vaststellen stabiele eindsituatie
€
11.000,00
Subtotaal advieskosten
€
93.040,00
Subtotaal project
€
315.382,40
€
31.538,24
€
346.920,64
ADVISEURSKOSTEN (excl. voorbereiding)
Onvoorzien
10%
TOTALE KOSTEN Sanering excl. BTW
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
41
Faalscenario AANNEMERSKOSTEN Voorbereiding/engeneering
€
5.000,00
Aanleg beluchtingsbuizen en leidingen
€
7.500,00
Installatie/verwijdering beluchtingsunit
€
5.000,00
huur beluchtingsunit
€
20.000,00
In stand houden beluchtingsunit en energiekosten (52 weken)
€
5.000,00
Staartkosten
€
3.000,00
Subtotaal aannemerskosten faalscenario
€
45.500,00
Milieukundige begeleiding
€
16.000,00
Controlebemonstering/analysekosten
€
20.000,00
Evaluatie/overleg en advies
€
5.000,00
Subtotaal advieskosten
€
41.000,00
Subtotaal project
€
86.500,00
€
8.650,00
€
95.150,00
ADVISEURSKOSTEN (excl. voorbereiding)
Onvoorzien
10%
TOTALE KOSTEN faalscenario excl. BTW
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
42
Bijlage 1:
Bijlage 1.1: Bijlage 1.2:
Tekeningen
Ligging locatie (1: 1000) Kabels- en leidingenkaart en terreininrichting
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijlage 2:
Kadastrale gegevens met tekening
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 13 maart 2008
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: m07168/wfl
27
Co g
rwe
ste
2643
ste
Co g
rwe
2567
25 21
2565
23
2416 2 13
3231 3087
3647
9
9 7 2
3088
3024 0m
12345 25
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer Huisnummer Kadastrale grens Bebouwing Overige topografie
Voor een eensluidend uittreksel, ARNHEM, 3 juli 2007 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
WAGENINGEN I 2416
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Bijlage 2: Kadastrale gegevens ------------------------------------------------------------------------------------------------------------Voor de saneringslocatie zijn onderstaande kadastrale gegevens van belang: Gemeente
Sectie
Nummer
Oppervlakte kadastraal perceel (m2)
Oppervlakte sanering- locatie op perceel (m2)
Geheel/ gedeeltelijk
Wageningen
I
2416
476
45
geheel
I
2565
178
0
geheel
I
3088
341
0
geheel
I
2567
513
0
geheel
I
3087
3040
2940+70
geheel
Een uittreksel van de kadastrale gegevens inclusief een kadastrale kaart zijn aansluitend aan deze pagina toegevoegd. Op bijgevoegde kadastrale kaart staat de huidige kadastrale situatie weergegeven en is het geval van ernstige verontreiniging ingetekend (contouren voor grond en grondwater, waarbinnen de interventiewaarden worden overschreden). De bijgevoegde kadastrale kaart dateert van juni 2007 en is daarmee voldoende recent.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 13 maart 2008
Bijlage 3:
Bijlage 3.1: Bijlage 3.2 Bijlage 3.3: Bijlage 3.4:
Tekeningen saneringsmaatregelen
Overzichtstekening saneringsmaatregelen (1: 1000) Ontgravings- en grondwateronttrekkingtekeningen Situatietekening grondwatersanering met controle peilbuizen Situatietekening herinrichting gebied
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijlage 4:
Meldingen en vergunningen
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijlage 4: Overzicht vergunningen en meldingen ------------------------------------------------------------------------------------------------------------In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de vergunningen die in het kader van de sanering moeten worden aangevraagd en meldingen die moeten worden gedaan. Tabel Bijlage 6.1: Overzicht vergunningen en meldingen Vergunningen
Bevoegd gezag:
Aanvraag door:
Melding i.h.k.v. art. 28 van de Wbb indienen van het saneringsplan Onttrekkingvergunning/melding in het kader van de Grondwaterwet in verband met het voornemen grondwater te onttrekken Melding voor lozing van verontreinigd grondwater op de gemeentelijke riolering i.h.k.v. Lozingenbesluit WVO bodemsanering Rioolaansluiting lozingspunt
Melden bij provincie Gelderland Onderafdeling bodembeheer Melden bij provincie Gelderland Onderafdeling grondwaterbeheer
BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo
Melden bij Waterschap Vallei en Eem
BOOT organiserend ingenieursburo
Melden bij gemeente Wageningen..
Kapvergunning
Aanvragen bij gemeente Wageningen
Bouwvergunning/ sloopvergunning (ten behoeve van sanering) Vergunning/ melding voor het houden van een inrichting (waterzuiveringsinstallatie/ tijdelijke depots) i.h.k.v. de Wm KLIC-melding
Aanvragen bij gemeente Wageningen
BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo
Verkeersmaatregelen Melding start sanering Toepassen bouwstof conform bouwstoffenbesluit Melding einde sanering
Aanvragen bij gemeente Wageningen
Kabels- en leidingen-informatiecentrum (KLIC) Melden bij gemeente Wageningen.. Melden bij provincie Gelderland Onderafdeling bodembeheer Gemeente Wageningen Melden bij provincie Gelderland Onderafdeling bodembeheer
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
aannemer aannemer BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo BOOT organiserend ingenieursburo
Bijlage 5:
Berekeningen en uitwerkingen saneringsmaatregelen
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Sanering bodemverontreiniging ter plaatse van Costerweg 9-13 te Wageningen. Aanpak watervoerende laag 1
Inleiding
De bodemopbouw bestaat uit een deklaag van circa 3 meter dikte en daaronder een watervoerend pakket van circa 25 meter dikte, opgebouwd uit grof zand met grindlagen. De deklaag is zeer heterogeen van opbouw. Plaatselijk is alleen klei of alleen zand aanwezig, of zijn zowel zand- als kleilagen aanwezig. De sanering van de deklaag vindt plaats door middel van ontgraving. Ten behoeve van de sloop van de kelder op de locatie zal er grondwater worden onttrokken. Gedurende een periode van 4 weken zal met een debiet van 50 m3/uur worden onttrokken. Voordat met schone grond wordt aangevuld, worden 2 drains aangelegd. Hieruit zal grondwater met een debiet van 5 m3/h worden onttrokken. Tevens wordt een in situ systeem geïnstalleerd als blijkt dat via ontgraving de verontreiniging niet voldoende wordt verwijderd. In voorliggende notitie wordt nagegaan of met deze maatregelen verwacht mag worden, dat een stabiele eindsituatie wordt bereikt en in welke situatie aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Om het effect van de saneringsmaatregelen te kunnen beoordelen wordt eerst nagegaan op welke wijze de verontreinigingen in de grond aanwezig zijn.
2
Het voorkomen van verontreinigingen in het watervoerende pakket
De hoogste concentraties die in het watervoerende pakket worden aangetroffen, zijn op locatie 305 van 3,50 – 4,00 m –mv: benzeen 253 mg/kg tolueen 170 mg/kg ethylbenzeen 82 mg/kg xylenen 470 mg/kg minerale olie 320 mg/kg De grondsanering is erop gericht dergelijke hotspots te ontgraven. Het kan echter niet worden uitgesloten, dat enkele hotspots zo diep liggen dat ze niet kunnen worden ontgraven. Daarom is voor bovenstaand voorbeeld de verdeling in de bodem onderzocht. Xyleen komt in de hoogste concentratie voor. Bovendien is van deze stof de oplosbaarheid het laagst (van minerale olie is de oplosbaarheid mogelijk lager maar hiervan zijn de componenten niet bekend). Daarom is van xyleen nagegaan hoe het in de bodem voorkomt. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Uit het organische stofgehalte van de grond en de adsorptiecoëfficiënt kan een schatting worden gemaakt van de verhouding tussen het geadsorbeerde deel en het opgeloste deel van het xyleen. Het organische stofgehalte van het watervoerende zand/grindpakket wordt geschat op circa 0,2 %. Dit komt overeen met een organisch koolstofgehalte van 0,1 %. De adsorptiecoëfficiënt (de concentratie aan de vaste fase in mg/kg gedeeld door de concentratie in het grondwater in mg/liter) van xyleen aan organisch koolstof is 316 liter/ kg. Voor grond met een organisch koolstofgehalte van 0,1 % is de adsorptiecoëfficiënt 0,001 * 316 = 0.3 liter/kg. De maximale oplosbaarheid van xyleen is 175 mg/l. Berekend kan worden dat bij een concentratie van 175 mg/l in de oplossing, er 52 mg/kg aan de vaste fase is geadsorbeerd. Inclusief het aangehangen water bedraagt in dat geval het aangetroffen gehalte maximaal 86 mg/kg. Een aangetroffen gehalte van 470 mg/kg betekent dat naast opgelost en geadsorbeerd xyleen het grootste deel van het xyleen in de pure fase aanwezig is. Gezien de hoeveelheid is deze pure fase als druppels tussen de korrels aanwezig. (Bij een mobiele drijflaag gaat het om concentraties met een ordegrootte van 10.000 mg/kg.)
3
Sanering van het watervoerende pakket door middel van “pump and treat”
Doorspoelfactor voor het verwijderen van de verontreinigingen Bij sanering door middel van pump and treat dient het verontreinigde pakket zo vaak te worden doorspoeld, dat behalve de opgeloste verontreiniging ook de geadsorbeerde verontreiniging en de pure fase van de verontreinigingen uit de bodem worden verwijderd. Bij het doorspoelen van grond waarin zich pure fase bevindt, is de concentratie in de oplossing theoretisch gelijk aan de maximale oplosbaarheid. In het geval de concentratie xyleen 470 mg/kg bedraagt, is berekend dat 384 mg/kg als pure fase aanwezig is. De doorspoelfactor kan als volgt worden berekend: In 1 m3 bevindt zich circa 1700 kg droge grond en 1700 * 384 = 652800 mg xyleen. In 1 m3 grondwater kan maximaal 175000 mg xyleen oplossen. De doorspoelfactor is dan 3,7. In de praktijk zal de doorspoelfactor voor een dergelijke xyleenconcentratie aanzienlijk groter zijn omdat: er geen evenwicht tussen de pure en de opgeloste fase zal ontstaan, de grond heterogeen van opbouw is, waardoor het veel langer duurt om de verontreinigingen uit de minder doorlatende lagen te verwijderen. De doorspoelfactor voor puur product is evenredig met de hoeveelheid. Het verwijderen van de geadsorbeerde verontreiniging wordt bepaald door retardatie. De retardatie geeft verhouding aan tussen de grondwatersnelheid en de snelheid van het verontreinigingsfront en is onafhankelijk van de geadsorbeerde hoeveelheid. Met de adsorptiecoëfficiënt (Kd) van de grond kan de retardatiefactor (R) worden berekend met:
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
R = 1+ (bulkdichtheid/porositeit)*Kd Voor xyleen met een Kd van 0,3 liter/kg kan een retardatiefactor worden berekend: R = 1+ (1,6/0,4) *0,3 = 2,2 De grond dient dus minimaal 2,2 maal te worden doorspoeld om het xyleen uit de grond te verwijderen. Ook hiervoor geldt dat in de praktijk de doorspoelfactor aanzienlijk groter zal zijn omdat: er geen evenwicht tussen de pure en de opgeloste fase zal ontstaan, de grond heterogeen van opbouw is waardoor het veel langer duurt om de verontreinigingen uit minder de doorlatende lagen te verwijderen. De doorspoelfactor voor het geadsorbeerde product is onafhankelijk van de hoeveelheid.
Onttrekking van grondwater De totale hoeveelheid verontreinigd grondwater is (21.000*0,3=) 7000 m3. Ten behoeve van de sloop van de aanwezige kelder zal gedurende 4 weken met een debiet van 50 m3/uur worden onttrokken. Hierbij wordt in de directe omgeving van de filters de grond intensief doorstroomd. Op enige afstand van de putten is de doorstroming beperkt omdat de stroming zich door het gehele 25 m dikke pakket verdeeld. Op basis van berekeningen wordt geschat dat op een afstand van circa 10 meter buiten de filters de grond gemiddeld 5 maal wordt doorspoeld en op een afstand van circa 5 meter buiten de filters de grond gemiddeld 15 maal. Na de grondwateronttrekking ten behoeve de aanleg blijft naar verwachting een deel van het verontreinigde grondwater in de bodem achter. Totdat gebleken is dat zich een stabiele eindsituatie heeft ingesteld zal met een drainagesysteem met debiet van circa 5 m3/h grondwater worden onttrokken. Hiermee wordt de verspreiding tegengegaan en wordt de concentratie in het grondwater verder verlaagd. Het is echter mogelijk dat er hot spots achterblijven op grote diepte (> 4 m-mv) die niet ontgraven kunnen worden. Dit zou bijvoorbeeld kunnen blijken na het slopen van de aanwezige kelder. Op grond van voorgaande berekeningen blijkt dat er in dat geval van zeer lange nalevering sprake kan zijn. Daarom wordt ernaar gestreefd deze hot spots (indien aanwezig) op een andere wijze te verwijderen. In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de in situ verwijdering van deze hot spots. De lage concentraties geadsorbeerde verontreinigingen zullen naar verwachting op den duur verwijderd worden door natuurlijke afbraak. Aanwijzingen voor natuurlijke afbraak geven de analyses van de macroparameters. In onderstaande tabel zijn de concentraties macroparameters in het bron- en pluimgebied vergeleken. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Peilbuis filterstelling (m-mv) Zuurstof (mg/l) Nitraat (mg/l) Sulfaat (mg/l) Methaan (mg/l)
Pluimgebied 110 1,8-3,8 0,5 0,92 23 0,95
1114 3,0-4,0 0,1 <0,44 <3 14
Brongebied 202-1 3,0-4,0 0,1 <0,44 4,3 21
Het is duidelijk dat zuurstof en de stoffen die elektronen kunnen binden (nitraat en sulfaat) in het brongebied veel lager zijn dan in het pluimgebied. Tevens is in het brongebied de concentratie van methaan veel hoger. Dit duidt op biologische omzetting van koolwaterstoffen. De verwachting is dat op den duur de onttrekking kan worden beëindigd omdat ten gevolge van natuurlijke afbraak er geen verdere verspreiding meer optreedt.
4
Aanpak van hotspots die niet ontgraven kunnen worden (faalscenario).
Keuze van de techniek Voor het aanpakken van de hotspots wordt gekozen voor het stimuleren van aërobe afbraak op het moment dat traditionele methodes (ontgraven en grondwater onttrekken) niet voldoende resultaat opleveren. Op grond van de hiervoor beschreven analyseresultaten van macroparameters wordt verwacht dat, met het stimuleren van de afbraak, de verontreinigingen grotendeels kunnen worden verwijderd. Op slecht bereikbare plaatsen, (verdichte bodem, kabels en leidingentracé) zal een geringe restverontreiniging achterblijven, voornamelijk bestaande uit minder mobiele fracties, waardoor nalevering op zeer geringe schaal het gevolg kan zijn. In situ sanering door middel van vervluchtiging wordt in dit geval niet overwogen, omdat behalve een aantal uitvoeringstechnische bezwaren, vervluchtiging van xyleen en van minerale olie traag verloopt. Gekozen wordt voor het stimuleren van de afbraak met het toedienen van zuurstof. Zuurstof is een effectievere elektronacceptor dan nitraat of sulfaat. De snelheid van aërobe omzetting (met zuurstof) van koolwaterstoffen ligt tussen de 0 en 5 mg/kg grond per dag [In situ air sparging, a technical guide, 95-1-13, februari 2000, NOBIS]. Als voor de berekeningen wordt uitgegaan van een verwijderingssnelheid van 2,5 mg/kg grond per dag en een hoeveelheid in het watervoerende pakket van 1000 mg/kg, kan een saneringsduur van ruim 1 jaar worden berekend. De zuurstof kan op verschillende manieren aan de grond worden toegevoerd. project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
-
via injectie van lucht in de grond via dosering van zuivere zuurstof aan het grondwater via een oxiderende oplossing (bijvoorbeeld peroxide)
Met de eerste methode is de meeste ervaring. Toepassing van zuivere zuurstof heeft als nadeel dat naast een injectiesysteem ook een spoelsysteem moet worden aangelegd om het zuurstofhoudende water door de verontreinigde zone te laten stromen. Bij injectie van lucht wordt (intermitterend) zoveel lucht ingebracht dat om het injectiepunt een invloedsstraal van enkele meters ontstaat. De lucht kan ontsnappen langs de wand van de aan te leggen nieuwe kelder. Om te voorkomen dat limitatie van nutriënten optreedt wordt in het brongebied nitraat en fosfaat toegevoegd.
Inrichting van het systeem Op de plaatsen waar hotspots worden aangetroffen wordt per 12,5 m2 verontreinigd terreinoppervlak (invloedsstraal circa 2 m), een filter geplaatst. Dit is voldoende om aërobe omstandigheden in de bodem te creëren. [In situ air sparging, a technical guide, 95-1-13, februari 2000, NOBIS]. De filterdiepte is van 6 - 8 m –mv. Aan de stijgbuis van het filter wordt met een luchtdichte verbinding een slang met een inwendige diameter van minimaal 12 mm gekoppeld, die naar de container wordt gevoerd. Voor de dosering van nutriënten worden ter plaatse van de hotspot kunstmestkorrels (NP 23+23) aangebracht. Per vierkante meter terreinoppervlak worden 3 kg kunstmestkorrels aangebracht. In een geluidsdichte container wordt een blower geplaatst. Een aandachtspunt hierbij is de ventilatie. Voorkomen moet worden dat de temperatuur in de container te hoog oploopt. De capaciteit van de blower is 15 m3/h bij een overdruk van 1 bar (per 6 aangesloten filters). Op de blower wordt een regelkraan, een drukmeter, een rotameter en een manifold aangesloten. Op het manifold zijn de afzonderlijke slangen gekoppeld die naar de filters voeren. In de toevoer naar een filter is een magneetklep aangebracht die kan worden geopend en gesloten. Verder is iedere slang voorzien van een regelkraan. Voor het openen en sluiten van de magneetkleppen en het in- en uitschakelen van de blower wordt een tijdregelsysteem geïnstalleerd dat handmatig kan worden ingesteld.
Bedrijfsvoering en monitoring. Na installatie wordt het systeem ingeregeld. Voor ieder filter wordt een beluchtingsregime ingesteld van 0,5 uur aan en 2,5 uur uit. Vervolgens wordt de werking van het systeem maandelijks gecontroleerd. Na een half jaar wordt de beluchting gedurende 1 maand gestopt. Daarna in de container de slang naar het filter losgekoppeld en wordt uit ieder filter met een vacuümpomp een monster genomen. Deze monsters worden geanalyseerd op vluchtige aromaten en minerale olie. In die filters waar hoge concentraties verontreinigingen worden aangetroffen wordt de beluchting project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
voortgezet. Deze procedure wordt na enkele maanden herhaald totdat in geen van de filters meer hoge concentraties verontreinigingen worden aangetroffen.
5. Chemische oxidatie hotspots (‘snelle’ in situ-saneringvariant) Voor een snelle aanpak van de hotspots kan chemische oxidatie worden ingezet. Middels een infiltratiesysteem wordt een oplossing met een sterk oxiderend middel (permanganaat, fentons reagens) gecombineerd met hulpstoffen in de bodem geïnjecteerd, waarna middels monitoring (van injectiefilters middels luchtmetingen of grondwatermonsters) het saneringsresultaat wordt gecontroleerd. Afhankelijk hiervan dient aanvullende infiltratie plaats te vinden. In enkele weken kan een aanzienlijke reductie in concentratie worden bereikt en omdat tijdelijk veel zuurstof in de grond wordt gebracht kan de techniek worden gecombineerd met stimulering van biologische afbraak. Op basis van veldproeven en laboratoriumonderzoek dient een optimale techniek te worden bepaald. De kosten voor uitvoering en voorbereiding zijn relatief hoog, derhalve is de techniek rendabel bij grote verontreinigingen. Er zijn alternatieve reagentia voor handen, zoals fluoride, Ozon of waterrstofperoxide. Deze stoffen zijn vanwege giftigheid (fluoride) of beperkte afbraakcapaciteit (Ozon, waterrstofperoxide) niet toereikend. De techniek is gevoelig voor verschillen in doorlatendheid van de bodem. In de ondergrond van de saneringslocatie zijn grindlagen aangetroffen. Dit kan tot gevolg hebben dat voorkeurstroming optreed en het oxidatiemiddel de verontreinigde spots slecht kan bereiken.
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijlage 6:
Geohydrologisch advies
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008
Bijlage 7: Bij de sanering betrokken partijen ------------------------------------------------------------------------------------------------------------In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van bij de sanering betrokken partijen. Tabel Bijlage 7.1: Overzicht vergunningen en meldingen Functie
Partij
Adresgegevens
Opdrachtgever/saneerder
Zeven Sloten Beheer
Directievoering, Milieukundige begeleiding
BOOT organiserend ingenieursburo
Hoofdaannemer Sloop/bodemsanering
Pongers Groep B.V.
Hoofdaannemer nieuwbouw
Roelofs & Haase
Hollandseweg 354, 6705 BD Wageningen Tel./fax 0317 - 415088 e-mail
[email protected] Postbus 509, 3900 AM Veenendaal Tel./fax 0318-527600/ 0318-510560 e-mail
[email protected] Postbus 285, 7460 AG, RIJSSEN Tel./fax 0548-540404/ 0548-540405 e-mail
[email protected] Postbus 216, 7460 AE, RIJSSEN Tel./fax 0548-537373 / 0548-540111 e-mail
[email protected]
project : Wageningen Costerweg, Costerstaete (deel)saneringsplan documentnummer : M07168. doc 65 - Rapportage revisiedatum : 17 maart 2008