De Zeven Hoofdzonden van de Banken http://dehoofdzondenvanbanken.eu Voor Nederland: Bas Eickhout, Europarlementariër GroenLinks Een initiatief van Philippe Lamberts, Europarlementariër voor Ecolo (België)
Voorwoord De financiële crisis waarin we ons nog altijd bevinden is ontstaan doordat banken hun kerntaak, het inschatten van risico’s, niet naar behoren hebben vervuld. Daardoor was massale steun nodig om banken overeind te houden, de daaropvolgende economische ontwrichting deed de inkomsten van de overheid dalen en de uitgaven stijgen en leidde zo tot de hoge overheidstekorten en staatsschuld die de eurolanden nu teisteren. Ook nu, vijf jaar na de start van de crisis, heeft de Nederlandse overheid weer een bank moeten redden waardoor de staatsschuld verder is opgelopen. Nu Europa lijdt onder de gevolgen van de financiële crisis hebben mensen het recht de werkelijke beweegredenen en activiteiten te kennen van de belangrijkste banken die actief zijn in Nederland en in de andere landen van de Europese Unie. Het doel van deze campagne rond de ‘Zeven Hoofdzonden van de Banken’ is om schadelijke bankpraktijken bloot te leggen. Het is belangrijk om het in een heldere en toegankelijke taal over banken te hebben en het onderwerp zo inzichtelijk te maken dat niet alleen ‘experts’ zich er over kunnen uitspreken. Om te zorgen dat iedereen zelf een oordeel kan vormen over deze vraagstukken, biedt deze website informatie over praktijken bij banken die hebben bijgedragen aan het ontstaan van de crisis. De hervormingen die nu op tafel liggen maken geen einde aan de praktijken die de huidige crisis hebben veroorzaakt. Het is daarom van groot belang geloofwaardige politieke alternatieven en concrete oplossingen te presenteren die de financiële sector wel weer in het gareel krijgen. In dit rapport staan alle teksten die op onze campagnesite http://dehoofdzondenvanbanken.eu worden gepresenteerd. Het rapport omvat de Zeven Hoofdzonden van de Nederlandse en Europese banken, geïllustreerd met kerncijfers om de omvang van de problemen inzichtelijk te maken. Het rapport geeft ook oplossingen om de bankensector weer stabiel en betrouwbaar te maken. Bas Eickhout Europarlementariër GroenLinks Brussel, 18 maart 2013
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 2
Inhoudsopgave Voorwoord....................................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave............................................................................................................................................... 3 1. Grootheidswaan......................................................................................................................................... 4 Kerncijfers.................................................................................................................................................. 5 De oplossing: reduceren van de omvang van banken ..........................................................................5 2. Verslaving.................................................................................................................................................... 7 Kerncijfers.................................................................................................................................................. 8 De oplossing: verbieden van speculatieve producten...........................................................................8 3. Onbetrouwbaarheid ................................................................................................................................ 10 Kerncijfers ............................................................................................................................................... 11 De oplossing: splitsen van onderdelen van het bankbedrijf ..............................................................12 4. Parasitisme ............................................................................................................................................... 13 Kerncijfers................................................................................................................................................ 14 De oplossing: beperken van de steun aan banken ..............................................................................16 5. Hebzucht .................................................................................................................................................. 17 Kerncijfers................................................................................................................................................ 19 De oplossing: verbieden van excessieve inkomsten............................................................................19 6. Bedrog........................................................................................................................................................ 21 Kerncijfers................................................................................................................................................ 22 De oplossing: verbieden van belastingparadijzen................................................................................23 7. Onvoorzichtigheid.................................................................................................................................... 24 Kerncijfers ............................................................................................................................................... 25 De oplossing: Afbouwen van de bankschulden....................................................................................25 Woordenlijst................................................................................................................................................. 27 Colofon.......................................................................................................................................................... 31
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 3
1. Grootheidswaan Alsmaar groter! Dit is het motto van de bankindustrie sinds de jaren tachtig en negentig. Hebzucht heeft daar alles mee te maken: door hun omvang te vergroten, konden de banken de concurrentie reduceren en dus hun winsten vermenigvuldigen. Maar een constant toenemende omvang heeft ook een prijs: de opeenstapeling van risico’s. En als het risico toeneemt, heeft de staat vaak geen andere keuze dan de instellingen te redden die ‘too big to fail’ zijn geworden. Grootheidswaan Met fusies en overnames zijn veel banken geleidelijk uitgegroeid tot Europese bankreuzen. Ze zijn zo groot geworden dat de omvang van hun activa* vaak het bruto binnenlands product (BBP*) van hun land van herkomst overschrijdt. In Nederland is dat het geval bij zowel ING als Rabobank. ING is zelfs de grootste bank van de westerse wereld afgezet tegen het nationaal inkomen van het thuisland. Een dergelijke concentratie in de banksector bevordert het ontstaan van zogenaamde ‘systeembanken’*, dat wil zeggen: banken waarvan het mogelijke faillissement ernstige gevolgen zou hebben voor het economische systeem als geheel vanwege hun omvang en onderlinge afhankelijkheid. Volgens de Financial Stability Board (FSB)* behoren bijna twaalf Europese banken tot deze categorie1. Grandeur en decadentie Het bestaan van systeembanken* genereert drie belangrijke perverse bijwerkingen. Ten eerste kunnen ze het zich veroorloven om roekeloze financiële risico's te nemen, omdat hun too big to fail-status ze de mogelijkheid biedt hun regeringen te dwingen hen te helpen als ze in financiële problemen terechtkomen. Met andere woorden, ervan uitgaande dat de belastingbetaler uiteindelijk de schade betaalt die zij veroorzaken, nemen de systeembanken* meer risico's en gaat wat in de economie moral hazard* wordt genoemd, een rol spelen. De feiten tonen dit aan: de 145 banken die in 2008 een totaal aan activa* van meer dan 100 miljard dollar hadden, hebben meer dan 90% van de overheidssteun opgeslorpt die hen als gevolg van de crisis 2 door de verschillende regeringen is verstrekt. Het bestaan van systeembanken* leidt daarnaast tot het overtreden van de meest elementaire concurrentieregels. Met de wetenschap in het achterhoofd dat ze door hun staat worden gered in geval van faillissement, kennen ratingbureaus* een lager wanbetalingsrisico toe aan systeembanken en kunnen ze dus goedkoper terecht op de financiële markten (zie Parasitisme) om zichzelf te financieren. Via deze omweg hebben ze een aanzienlijke concurrentievoorsprong op kleine en middelgrote banken die - zonder de bankstatus ‘too big to fail’ - tegen hogere tarieven De sterretjes* verwijzen naar de woordenlijst waarin een verklaring of een definitie van de woorden wordt gegeven. 1 De 12 door de CSF bedoelde systeembanken zijn: BNP Paribas, Deutsche Bank, HSBC, Barclays, Royal Bank of Scotland, ING Bank, Santander, Lloyds Banking Group, Société Générale, Commerzbank, Unicredit Group, en Nordea. 2 Haldane, Andrew G, 30 March 2010, “The 100 billion dollars question”, http://www.bis.org/review/r100406d.pdf *
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 4
moeten lenen. De Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) becijferde dit voordeel voor de vier grootste banken in Nederland voor 2011 tussen de 4 en 12 miljard euro, ofwel twee derde tot tweemaal hun winst in dat jaar. 3
Kerncijfers Bancaire activa als percentage van het bbp Bron: jaarverslagen van 2011
Toelichting De bovenstaande grafiek toont dat zowel ING als Rabobank een balans hebben die groter is dan het bruto binnenlands product van Nederland. ING is zelfs met afstand de grootste van de banken in de EU en VS. In internationaal perspectief is ook de omvang van ABN AMRO fors. Niet alleen zijn individuele banken in Nederland groot, dat is ook de sector als geheel. Hierdoor loopt de Nederlandse belastingbetaler een groot risico, omdat de ‘too big too fail’-status banken in staat stelt grote risico’s te nemen, zoals het aanhouden van weinig eigen vermogen (zie Onvoorzichtigheid). De Nederlandse consument wordt geconfronteerd met een markt waar enkele grote spelers de dienst uitmaken en heeft daardoor weinig keus.
De oplossing: reduceren van de omvang van banken In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is een grote omvang geen garantie voor efficiëntie in de banksector. Sterker, het meeste onderzoek toont aan dat de optimale schaal van een bank vele malen kleiner is dan de huidige omvang van de grote Nederlandse banken. De recente ervaring toont met name de noodzaak om een einde te maken aan het bestaan van financiële instellingen die ‘too big to fail’ zijn en zo staten dwingt hen te helpen als zij in de problemen komen. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit doel te bereiken. 1. Verkleinen van de ‘too big to fail’-banken Zoals Mervyn King, de voormalige gouverneur van de Bank of England terecht opmerkte, zijn “banken die te groot zijn om failliet te gaan ook te groot om te bestaan. 4 Voor de Europese Groenen is het van cruciaal belang om systeemrelevante financiële instellingen* te ontmantelen door hen te dwingen een deel van hun activa te verkopen zodat ze tot een kleinere omvang worden teruggebracht. Wat is echter de kritische drempel die niet overschreden mag worden? Volgens veel onderzoeken wordt de optimale omvang van een bank geschat op minder dan Van Tilburg, Rens, 22 november 2012 “Het Financiële Overgewicht van Nederland” http://somo.nl/publications-nl/Publication_3890-nl 4 STIGLITZ, J., 7 december 2009, “Trop gros pour vivre”, http://www.project-syndicate.org 3
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 5
100 miljard dollar (78 miljard euro)5. Ter vergelijking, de totale activa* van ING en Rabobank bedroeg in 2011 respectievelijk 961 en 731 miljard euro. Het verkleinen van systeembanken* sluit aan bij de aanpak die de Europese Commissie nu al hanteert als er sprake is van staatssteun. Sinds 2009 eist de Europese Commissie dat financiële instellingen die tijdens de crisis staatssteun hebben ontvangen, een deel van hun activiteiten verkopen. De Nederlandse groep ING is bijvoorbeeld gedwongen om in ruil voor overheidssteun zijn verzekerings-en vermogensbeheeractiviteiten af te splitsen. 2. Verhogen eigen kapitaal Een tweede mogelijke maatregel is om van systeemrelevante banken* extra eigen kapitaal* te eisen. Deze maatregel maakt echter geen einde aan hun bestaan en de daaraan verbonden perverse effecten. Het is daarom nodig om hiernaast ook andere maatregelen te treffen, zoals het opslitsen van banken (zie Onbetrouwbaarheid).
5
HALDANE, A. G., 30 maart 2010, op.cit.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 6
2. Verslaving Veel banken hebben in aanloop naar de crisis veel geld verdiend met de handel in zeer risicovolle financiële producten. Vaak zelfs nog meer dan met het verstrekken van leningen aan ondernemingen en particulieren. De hoge winsten behaald met risicovolle speculatie dompelde banken in een tijdelijke roes. De terugkeer naar de realiteit kan een uiterst pijnlijk proces zijn... Risicoverslaving De crisis van 2008 heeft aangetoond dat veel banken zeer happig zijn op complexe en risicovolle activa* als deze hoge rendementen opleveren (zoals derivaten*, financiële producten gedekt door schuldvorderingen (CDO)*, enz.). Fortis Bank bezat bijvoorbeeld eind juni 2008 (dus minder dan 3 maanden voor haar redding door de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse overheden) bijna 42 miljard complexe producten6. Daarnaast en onder het mom van financiële innovatie bedenken banken zelf veel speculatieve producten die ze aan investeerders verkopen, wat soms tot absurde situaties leidt. Zo ging Nederlands grootste woningbouwcorporatie Vestia ten onder aan een overdosis derivaten7. De Deutsche Bank ging zelfs zo ver om een fonds op te richten voor beleggers die rijk konden worden door weddenschappen af te sluiten op vroegtijdig overlijden. Speculatieve zeepbellen en overdosis Dergelijke overmatige koop- en verkoopactiviteiten van speculatieve producten zijn om meerdere redenen omstreden: ze hebben geen enkel sociaal nut en zorgen bovendien voor veel instabiliteit in het financiële systeem. Door massaal speculatieve effecten te kopen, dragen de grote Europese banken bij aan een kunstmatige verhoging van hun prijzen. De financiële zeepbellen* die daarvan het gevolg zijn, genereren op de korte termijn grote winsten. Maar als deze zeepbellen* uit elkaar spatten (zoals de internetzeepbel in 2000 of de zeepbel van de Amerikaanse hypotheekmarkt in 2007), leiden ze tot een forse waardedaling van de activa* van de banken en moeten ze vervolgens om staatssteun vragen om hun verliezen te dekken (zie Parasitisme). Volgens schattingen van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zou de totale waardevermindering van de activa* en van de voorzieningen die door de banken in de Eurozone tussen 2007 en 2010 is geregistreerd, bijna 665 miljard dollar bedragen (517 miljard euro) 8.
BNB, juni 2012, “Rapport intermédiaire: Réformes bancaires structurelles en Belgique”, http://www.nbb.be 7 De bruto derivatenpportefeuille van Vestia bedroeg in 2012 22 miljard euro, waarvan veel contracten een negatieve marktwaarde hadden. Het Financieele Dagblad, 9 februari 2012, "Vestia vergrootte haar derivatenportefeuille met nog 3,5 mrd" 8 IMF, oktober 2010, “Global Financial Stability Report”, http://www.imf.org 6
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 7
Kerncijfers Actieve derivaten (in miljoenen euro’s) Bron: Eigen uitwerking op basis van de jaarverslagen van 2011
Toelichting De omvang van de derivatenportefeuille* is een indicator van de mate waarin een bank zich bezondigt aan speculatieve activiteiten. Hoewel deze financiële instrumenten ook worden gebruikt om risico’s juist te verkleinen (‘hedging’) is er steeds meer mee gegokt. Bijvoorbeeld op toekomstige wijzigingen van de rentevoet, wisselkoersen, aandelenkoersen, grondstoffen, enz. Hoewel de Nederlandse banken zeggen geen handel voor eigen rekening te drijven hebben ze bij elkaar nog altijd meer dan 150 miljard euro aan derivaten op hun balans, ofwel 25% van het BBP. Ook zien we nog altijd grote verschillen in de mate waarin ze derivatenposities aanhouden. Zo is de derivatenportefeuille van Rabobank (8,1% van balans) relatief gezien tweemaal zo groot als die van ABN AMRO (4,1%). NIBC heeft met 13,8% weer bijna tweemaal zoveel derivaten als ING (7,1%), terwijl de andere kleine banken, van Lanschot en Triodos, hun risico’s kunnen afdekken met derivaten van 1,5% of minder van de balans.
De oplossing: verbieden van speculatieve producten Verschillende maatregelen kunnen worden overwogen om de mogelijkheden van banken om giftige financiële producten te maken of te kopen, in te perken: 1. Financiële producten onderwerpen aan een ‘handelsvergunning’ Volgens de Europese Groenen moet de regelgever in staat worden gesteld nieuwe financiële producten te beoordelen voordat ze op de markt komen (zoals bij medicijnen gebeurt) en ze te verbieden als ze te riskant zijn. Een reële maatregel: de Europese Unie heeft onlangs besloten ‘ongedekte CDS*’ op overheidsschulden van de lidstaten te verbieden. 2. Toezicht op de derivatenmarkten Omdat derivaten* steeds meer worden gebruikt voor speculatieve doeleinden, is het noodzakelijk om strikt toezicht te houden op de markten waarin ze worden verhandeld. Het is daarom nodig dat onderhandse transacties* tussen twee partijen die buiten het zicht van toezichthouders plaatsvinden, verplaatst worden naar georganiseerde markten. Op georganiseerde markten kan namelijk permanent in de gaten worden gehouden of partijen de financiële verplichtingen uit hun contracten ook daadwerkelijk kunnen nakomen 9. Deze markten beschikken over clearinginstellingen* die permanent de solvabiliteit van de stakeholders garanderen en elke stakeholder niet alleen vragen om een garantiebedrag te storten, 9
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 8
3. Beperken van de ‘securitisatie’ Banken gebruiken vaak securitisatie* om het financiële risico van de door hen verstrekte leningen over te dragen aan andere financiële spelers. De crisis van 2008 heeft aangetoond dat deze financiële techniek in feite bijdraagt tot verspreiding van de risico’s binnen het systeem, in plaats van te zorgen voor een betere risicospreiding tussen de verschillende categorieën economische spelers. Securitisatie* stimuleert banken die daar gebruik van maken om meer risicovolle leningen te verstrekken omdat ze niet langer verplicht zijn de gesecuritiseerde activa op hun balans* te houden. De effecten gedekt door de Amerikaanse subprime-hypotheken* zijn hiervan een bekend voorbeeld. Het is nodig om strikt toezicht op securitisatie* te houden, bijvoorbeeld door het gesecuritiseerde deel van de kredietportefeuilles van banken te beperken, of door de banken te dwingen een deel van het risico verbonden aan securitisatieleningen, op hun balans te houden.
maar ook om te reageren op marge-opvragingen*
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 9
3. Onbetrouwbaarheid Is het bankbedrijf onbetrouwbaar? Banken zouden zich moeten richten op het dienen van de reële economie door spaargelden te verzamelen en kredieten te verstrekken aan huishoudens en ondernemingen. Maar in de afgelopen decennia zijn veel banken het geld van de klant gaan gebruiken om … te speculeren! Takenverstrengeling Sinds het begin van de jaren tachtig is binnen de Europese Unie een proces van openstelling van de bankactiviteiten op gang gekomen. Met andere woorden: de beperkingen die tot die tijd golden voor retailbanken* (gespecialiseerd in het beheren van deposito's en leningen) zijn geleidelijk opgeheven, waardoor ze ook risicovollere investeringsbankactiviteiten* (gericht op marktactiviteiten*) konden gaan verrichten. De Europese banksector is na dit proces van openstelling* grondig gewijzigd. Ten eerste bevordert de verdwijning van bankspecialisaties het ontstaan van universele banken*, dat wil zeggen grote financiële conglomeraten (zie Grootheidswaan) waarin alle financiële producten en diensten (deposito, verzekeringen en marktactiviteiten*) zijn gebundeld. Bovendien worden door het proces van openstelling de banken gestimuleerd geleidelijk af te zien van financiering van de reële economie, ten gunste van marktactiviteiten* (aan- en verkoop van financiële producten als derivaten*, aandelen, schulden, enz.). In dit verband is de situatie van de tien grootste beursgenoteerde Europese banken bijzonder illustratief. Volgens schattingen van de NGO Finance Watch 10, vertegenwoordigt hun kredietportefeuille gemiddeld slechts 36% van hun activa* (cijfer 2010). Met andere woorden, een groot deel van hun activiteiten is louter van speculatieve aard. Indirecte schade De opheffing van de bankbarrières zorgt voor perverse bijwerkingen. Het stimuleert de oprichting van universele banken*, die de spaartegoeden van hun klanten gebruiken om hun speculatieve activiteiten te financieren. Daarnaast dragen universele banken schokken op de financiële markt eerder over op de reële economie. Als universele banken* zware verliezen lijden als gevolg van hun speculatieve activiteiten, zijn ze niet alleen geneigd minder leningen te verstrekken aan particulieren en ondernemingen, maar ook om de kosten die uit de verliezen voortvloeien door te rekenen naar hun divisie ‘retail banking*’. Tot slot stimuleert het afschaffen van specialisaties de banken om buitensporige risico’s te nemen. Omdat zij spaardeposito’s hebben, kunnen de universele banken* de staten immers dwingen hen te helpen als zij in financiële moeilijkheden verzeild raken.
FINANCE WATCH, 1 juni 2012, “Consultation by the High-level expert Group on reforming the structure of the EU banking sector”, http://www.finance-watch.org 10
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 10
Kerncijfers Aandeel van de leningen en financiële activa* in de totale activa* Bronnen: eigen uitwerking op basis van de jaarverslagen van 2011
Met ‘financiële vaste activa’ bedoelen we hier uitsluitend activa die voornamelijk zijn verworven met het doel om op korte termijn te worden verkocht of gekocht. Derivaten zijn ook opgenomen in deze categorie tenzij ze aangemerkt zijn als afdekkingsinstrumenten. Toelichting Hoe kunnen banken die de economie financieren, onderscheiden worden van banken die gokken? De bovenstaande tabel toont van alle geanalyseerde banken het gedeelte leningen (aan huishoudens en ondernemingen) en het gedeelte financiële activa die verworven zijn met het doel om op de korte termijn te worden verkocht. Volgens ons kan namelijk het vermogen van banken om hun klanten te bedienen worden afgemeten aan de omvang van hun kredietverleningsactiviteiten. En omgekeerd kan hun neiging om hun eigen belangen te dienen worden afgemeten aan de omvang van hun marktactiviteiten*. De kleine en middelgrote banken doen het aanzienlijk beter dan de grootste. SNS Bank reserveert zo’n driekwart van haar balans voor leningen aan huishoudens en ondernemingen. Dit geeft overigens wel ook meteen de beperking van deze indicator. De SNS Bank is onderuit gegaan op de verliezen van haar afdeling Property Finance die met een kleine 9 miljard euro goed was voor zo’n 14% van de leningen. Specifiek voor Nederland, waar de hypotheekschulden de afgelopen jaren sterk zijn gestegen waardoor deze nu tot de allerhoogste in de Europese Unie behoren, kan de vraag gesteld worden in hoeverre deze leningen nu werkelijk bijgedragen aan het welzijn van de bevolking. Voor een belangrijk deel hebben ze vooral geleid tot een stijging van de prijs van de bestaande huizenvoorraad. De kleine Triodos Bank blijft op deze indicator de grote jongens net voor. Tussen de top drie bestaan geen grote verschillen. Overigens doen zij het met zo’n twee derde van hun balans in internationaal perspectief goed. Dit percentage ligt bij een Deutsche Bank op minder dan 20%, en bij de grote Franse banken onder de 40%. Tussen de banken bestaan ook grote verschillen in de hoeveelheid bezittingen die zij op de balans hebben staan om mee te handelen. Triodos en SNS Bank hebben geen enkele handelsactiviteiten, terwijl NIBC daar juist heel groot in is. Van de drie grote banken valt op dat ING aanzienlijk meer bezittingen voor handel aanhoudt dan ABN AMRO en Rabobank. Voor zowel ING als ABN AMRO is de handelsportefeuille aanzienlijk lager dan deze voor de crisis was. In 2006 bestond bij beide banken ruim 20% van de balans uit handelsbezittingen.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 11
De oplossing: splitsen van onderdelen van het bankbedrijf Gezien de negatieve gevolgen van de opheffing van bankbarrières is het van cruciaal belang om in het bankbedrijf opnieuw een dubbele splitsing in te voeren: 1. Scheiden van retail banking en investeringsbanken Ten eerste zouden universele banken* (waarin alle financiële onderdelen zijn gegroepeerd) ontmanteld moeten worden en zouden ze gedwongen moeten worden om te kiezen voor de status van retailbank* of investeringsbank*. Alleen banken die over een ‘retail banking*’-vergunning beschikken mogen deposito's van spaarders verzamelen en indien nodig overheidssteun ontvangen (overheidsgarantie op spaartegoeden en toegang tot de liquiditeit van de Centrale Bank). Als tegenprestatie zouden ze zich moeten toeleggen op kredietverlening en slechts in beperkte mate effecten mogen bezitten. Omgekeerd zouden banken die kiezen voor de vergunning van ‘investeringsbank’ toestemming moeten krijgen van de klant om te speculeren op de financiële markt of dat voor eigen rekening moeten doen. Ze mogen geen deposito’s verzamelen, noch gebruik maken van de kredietmogelijkheden van retail banking*. Deze banken komen niet in aanmerking voor overheidssteun. In de Verenigde Staten is zo´n splitsing van bankenactiviteiten ingevoerd - als nasleep van de crisis van 1929 – via goedkeuring in 1933 van de Glass Steagall Act. Deze wet is formeel pas in 1999 afgeschaft. We hebben kunnen zien waar dat toe heeft geleid. We merken op dat na het uitbreken van de crisis van 2008 afgezwakte versies van het beginsel van scheiding van bankbedrijven zijn doorgevoerd in de Verenigde Staten (via de zogenaamde regelgeving ‘Volcker*’) en in Groot-Brittannië (via de zogenaamde regelgeving ‘Vickers*’). Onlangs adviseerde de commissie Liikanen de Europese Commissie om voor de EU wetgeving te maken die banken verplicht om grootschalige handelsactiviteiten in een aparte entiteit onder te brengen. Hoewel de grens nog niet is vastgesteld, lijken de meeste Nederlandse banken, wellicht met uitzondering van ING, hier onder te blijven. Het is zaak dat de uiteindelijke wetgeving een echte scheiding aanbrengt in de handelsactiviteiten en het beheren van spaartegoeden. 2. Afzonderlijke advies- en marktactiviteiten Volgens de econoom Eric de Keuleneer zouden banken die handelen voor eigen rekening hun klanten of investeerders niet meer mogen adviseren. Het is inderdaad vreemd dat banken risico's nemen door effecten te beleggen en tegelijkertijd hun klanten adviseren over de kwaliteit van dezelfde effecten, of dat zij in goud speculeren en tegelijkertijd hun klanten ‘belangeloos’ adviseren om goud te kopen. Een maatregel om dergelijke belangenconflicten, die nog steeds voorkomen in sommige Europese landen, te vermijden zou zijn om opnieuw echte effectenmakelaars* aan te stellen (zoals het geval was in de Verenigde Staten en Europa in de jaren 1980) en investeringsbanken* te verbieden adviezen tegen provisies te verstrekken.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 12
4. Parasitisme Aan de volgende waarheid willen banken niet teveel ruchtbaarheid gegeven: hun activiteiten worden zwaar gesubsidieerd door de samenleving. Het is voor niemand meer een geheim dat zij sinds de crisis van 2008 met grootschalige reddingsoperaties overeind worden gehouden. Toch krijgen de banken ook andere, minder bekende vormen van steun die bijdragen aan hun winst. Met andere woorden, ze zijn niet alleen meesters geworden in het afwentelen van hun verliezen op de samenleving, maar blinken ook uit in de kunst om zich te laten subsidiëren. Een hele sector aan het infuus De Europese banken - vooral de grootste banken komen in aanmerking voor drie belangrijke bronnen van directe en indirecte overheidssubsidies. De eerste mogelijkheid - die ook voor iedereen de meest voor de hand liggende is – is sinds 2008 de overheidssteun voor het redden van banken. Bij gebrek aan een Europees wettelijk kader voor het beheersen van een bankcrisis, moesten de lidstaten hun banken stabiliseren door hen te steunen met honderden miljarden euro’s. Volgens de Europese Commissie bedroeg de staatssteun* aan de financiële sector tussen oktober 2008 en december 2010 meer dan 1240 miljard euro, ofwel 10,5% van het BBP* van de Europese Unie. Bij deze overheidssteun kunnen de subsidies worden geteld die door de Europese Centrale Bank (ECB) zijn verstrekt via lange termijn herfinancieringstransacties*. Uit angst voor een kredietcrisis (zie Onvoorzichtigheid) heeft het instituut uit Frankfurt in juni 2009, december 2011 en februari 2012 meer dan 1460 miljard euro in de banksector geïnjecteerd in de vorm van leningen. Deze leningen werden tegen de zeer voordelige rente van 1% verstrekt (veel lager dan de marktrente). De banken hebben dus massaal geprofiteerd van een enorme subsidie van de ECB. Laten we als voorbeeld de Royal Bank of Scotland nemen: voor de € 6,3 miljard euro die ze van de ECB hebben geleend in december 2011, betaalt de Britse bank slechts € 63 miljoen euro per jaar aan rente, tegen € 270 miljoen als ze rechtstreeks op de financiële markt hadden moeten lenen 11. Deze operatie is bovendien nog voordeliger omdat de ECB in ruil voor deze goedkope leningen garanties van banken accepteert – zogenaamde ‘indirecte garanties’ - die vaak van slechte kwaliteit zijn. Daarnaast gebruiken sommige banken een deel van het geleende geld om het tegen een veel hogere rente weer uit te lenen aan overheden. Daarmee genereren ze enorme winsten. In augustus 2012 was de Italiaanse en Spaanse debetrentevoet voor tien jaar respectievelijk 5,8% en 6,4%. Banken die het van de ECB geleende geld aan deze landen leenden, maakten dus een flinke winst. Overigens heeft van de grotere Nederlandse banken alleen SNS Bank gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om geld aan te trekken van de ECB. Van de derde - meer indirecte - vorm van steun profiteren alleen grote banken. Vanwege hun status als ‘too big to fail’ -instelling (zie Grootheidswaan) ontvangen deze banken impliciet steun van de staat, wat hen in staat stelt om op de markt tegen veel aantrekkelijkere tarieven te lenen dan de tarieven die aan kleinere banken worden aangeboden. Hun schuldeisers weten dat ze niet zelf de kosten van een mogelijk faillissement hoeven te dragen omdat deze door de staat worden gedragen VAUGHAN, L., FINCH, G., Feb 13, 2012, “Draghi’s $158 Billion Free Lunch for European Banks Seen Boosting Profits”, http://www.bloomberg.com 11
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 13
en uiteindelijk door de belastingbetaler. De omvang van dit fenomeen is onderzocht door SOMO en voor de vier grootste banken van Nederland becijferd op tussen de 4 en 12 miljard euro, ofwel tweederde tot tweemaal hun jaarwinst in 2011. De andere kant van de steunmedaille Zo draagt de belastingbetaler de kosten van de fouten van de banken. De herkapitalisatieplannen van banken hebben tot veel schade geleid voor de overheidsfinanciën in Europa. Maar belangrijker nog, door de economische ontwrichting die volgde op de bankencrisis zien overheden de belastinginkomsten teruglopen en de uitgaven voor bijvoorbeeld werkloosheidsuitkeringen sterk stijgen. Tussen 2007 en 2010 zijn de overheidstekorten* van de landen van de eurozone explosief gestegen van -0,7% naar -6% van het BBP12*. Dit heeft geleid tot een sterke toename van hun overheidsschuld*: de schuld is van 66,2% gestegen naar 87,3% van het BBP 13. De massale leningen van de ECB hebben tevens gevolgen voor de Europese belastingbetaler. Ze leiden tot verslechtering van de kwaliteit van de balans van de centrale bank, wat op termijn de lidstaten zou kunnen dwingen om hun balans te herkapitaliseren (injecteren met overheidskapitaal). Het eindrisico van de ECB rust namelijk op de staatskassen van de lidstaten.
Kerncijfers Omvang en concentratie bankensector in de eurolanden, 2011 (procenten BBP)
Bron: DNB, 2012
Staatshulp aan de financiële sector, per bank Kapitaalsteun Terugbetaald Rendement ING SNS Reaal
10 mrd
7,7 mrd
16 %
750 mln
185 mln
8,5%
Bron: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kredietcrisis/aanpak-kredietcrisis-nederland-financiele-sector
EUROSTAT, 26 April 2011, “Provision of deficit and debt data for 2010 - first notification”, Eurostat Newsrelease euroindicators, http://epp.eurostat.ec.europa.eu 13 EUROSTAT, 22 October 2012, Provision of deficit and debt data for 2011 - second notification http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_PUBLIC/2-22102012-AP/EN/2-22102012-AP-EN.PDF 12
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 14
Risico voor de staat door interventies in financiële sector op 31-12-2011 (in miljoen euro) Geld Maximaal
Garanties
Resterend
Maximaal Resterend 950
Overname Fortis / ABN AMRO
67.681
31.705
Kapitaalverstrekkingsfaciliteit
13.750
13.750
Garantiefaciliteit bancaire leningen Voorfinanciering uitkering depositogarantiestelsel IJsland Back-upfaciliteit ING Totaal
1.236
992
15.857
10.264
98.524
42.961
47.101
33.175
47.101
34.125
Bron: Algemene Rekenkamer, 2012
Toelichting De Nederlandse staat heeft op meerdere manieren financieel moeten bijspringen om te voorkomen dat door het omvallen van een bank de economie tot stilstand zou komen. Fortis/ABN AMRO wordt in 2008 genationaliseerd, ING en SNS Reaal ontvangen kapitaalsteun en NIBC maakt gebruik van de garantiefaciliteit voor obligaties. Begin 2013 nationaliseert Nederland SNS Reaal. Rabobank, Van Lanschot, Triodos maken niet direct gebruik van de staatsinterventies. Al profiteren zij indirect wel van de steun aan hun sectorgenoten. Het totale risico dat de Nederlandse staat de afgelopen jaren heeft gelopen vanwege deze interventies bedroeg maximaal bijna 180 miljard euro. Daarvan resteerde eind 2011 nog zo’n 80 miljard euro (geld plus garanties). Daar komen de kosten van de nationalisatie van SNS Reaal nog bovenop. Deze kosten de Staat direct € 3,7 miljard. 14 Daarnaast verschaft de Staat € 1,1 miljard aan leningen en € 5 miljard aan garanties. Dit pakket aan maatregelen betekent een verslechtering van het overheidstekort (EMU-saldo) van 0,6% en een toename van de staatsschuld van 1,6%. Omdat we nog midden in de crisis zitten valt niet met zekerheid te zeggen wat de uiteindelijke kosten voor de Nederlandse schatkist zullen zijn van deze reddingsoperaties. ING heeft inmiddels het merendeel van de staatssteun terugbetaald, wat de schatkist een rendement van 16% heeft opgeleverd. Het redden van Fortis/ABN AMRO is tot nog toe verliesgevend en de beoogde beursgang is inmiddels vertraagd. Over de toekomst van SNS Reaal is nog niets bekend. Onlangs berichtte minister Dijsselbloem dat sinds 2012 de rentekosten die de staat moet maken voor de reddingsacties hoger zijn dan de inkomsten die daaruit voortvloeien. In 2012 bedroeg het verlies voor de miljardengaranties van de staat uit 2008 en 2009 193 miljoen euro. Vooral de dividendbetalingen van ABN AMRO en verzekeraar ASR zijn laag, en zullen dat volgens de minister de komende jaren blijven waardoor ook de komende jaren de crisismaatregelen nog ten koste zullen gaan van de overheidsbegroting. Internationaal gezien heeft Nederland relatief diep in de buidel moeten tasten. De kapitaalinjecties en kosten van nationalisatie in Nederland waren als percentage BBP hoger dan die in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, de VS en andere eurolanden. Daarvan waren de kosten alleen in Ierland fors hoger. Wel is in Nederland inmiddels een flink deel van de kapitaalinjectie terugbetaald. Overigens zijn de kosten van de bankencrisis voor de Nederlandse schatkist vooral gelegen in de kosten van de economische crisis die volgde op de bankencrisis en die nu voortduurt, ondermeer vanwege het wantrouwen dat nog altijd bestaat tegenover de Nederlandse banken.
14
Deze kosten zijn als volgt opgebouwd: • € 2,2 miljard nieuwe kapitaalinjecties; • € 0,8 miljard als afschrijving van de eerdere steun; en • € 0,7 miljard ten behoeve van het isoleren van de vastgoedportefeuille.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 15
De oplossing: beperken van de steun aan banken De crisis heeft aangetoond hoe banken hun verliezen op de samenleving hebben afgewenteld. Het is dus noodzakelijk om maatregelen te treffen waardoor bankfaillissementen de belastingbetaler zo min mogelijk kosten. 1. Verbeteren van de bijdrage van de particuliere sector bij het oplossen van bankcrises Een eerste maatregel is de banken te dwingen op hun balans een minimale hoeveelheid converteerbare obligaties te houden, dat wil zeggen: schuldbewijzen (uitgegeven door de bank aan particuliere beleggers) die kunnen worden omgezet in reguliere aandelen als het voortbestaan van een bank niet langer verantwoord is volgens de toezichthoudende autoriteit. Een dergelijke maatregel maakt het mogelijk de kosten van een eventueel faillissement voor de belastingplichtige aanzienlijk te reduceren en kan de particuliere belegger verplichten een belangrijk deel van de verliezen van de bank voor zijn rekening te nemen. 2. De banken verplichten om hun spaardeposito’s te dekken Een tweede maatregel - voorgesteld door de econoom Eric de Keuleneer 15 - is de banken die deposito's verzamelen te dwingen om ter dekking van hun spaardeposito’s gediversifieerde activa* van goede kwaliteit te verstrekken. In geval van een bankfaillissement zou de staat kunnen profiteren van deze garanties en dit zou de kosten van een mogelijk reddingsplan reduceren.Veel banken gebruiken hun beste activa* (leningen, staatsobligaties, effecten, enz.) momenteel als garantie (genoemd ‘zekerheidsgaranties’) voor andere banken en investeerders, die hun kredieten verstrekken of alternatieven voor derivaten. In geval van een bankfaillissement dienen de beste activa* dus op de eerste plaats als compensatie voor ‘gedekte’ schuldeisers en worden spaarders verbannen naar het niveau van ondergeschikte tweederangs geldlener. Dit voorstel is specifiek bedoeld om dit probleem op te lossen en dus ook inleggers te laten profiteren van ‘dekking’ door de bank. 3. Europees resolutiemechanisme Banken en overheden van de eurozone hebben elkaar meegesleurd in hun schuldenproblemen. Ondanks de mogelijkheden die de Interventiewet bood besloot minister Dijsselbloem op advies van DNB om niet ook de gewone obligatiehouders een verlies te laten nemen voor het overeind houden van SNS bank. De angst was dat dit zou leiden tot hogere kosten van financiering voor de overige banken. Als gevolg daarvan nam de Nederlandse staatsschuld toe. Dat geen land als eerste durft om alle schuldeisers te laten meebetalen aan de redding van een bank toont dat een Europese aanpak nodig is om deze neerwaartse spiraal te stoppen. Er moet daarom haast worden gemaakt met het opzetten van een Europees resolutiemechanisme: een Europese stroppenpot voor banken en Europese afspraken over het laten meebetalen aan een oplossing door alle schuldeisers. Deze stroppenpot moet goed gevuld worden met bijdragen van de banken zelf. Als een bank in de problemen komt en gered moet worden, wordt met deze stroppenpot voorkomen dat een euroland opnieuw in begrotingsproblemen komt. Er kan dan eindelijk economisch herstel plaatsvinden zonder dat het vertrouwen in de overheidsfinanciën van de eurolanden wordt aangetast bij iedere grote bank in nood.
De Keuleneer, E., 15 mars 2012, “Protéger les dépôts de la spéculation”, http://www.dekeuleneer.com 15
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 16
5. Hebzucht “Mijn trader. Je bent goud waard. Goud om mee te speculeren!" Dat de bestuurder van een bank deze aardige woorden eens in het oor van een van zijn traders* fluisterde, zal niemand verbazen. Als trouwe bondgenoten hebben deze twee belangrijkste spelers in de financiële wereld inderdaad een gemeenschappelijke roeping: de ongeremde zelfverrijking. Dit is niet alleen een treurige maar ook een destructieve passie voor de rest van de samenleving. Salarisontsporing Buitensporige beloningen zijn en blijven de norm in de bankensector, ongeacht de conjunctuur. De volgende cijfers tonen dit aan: In 2011 hebben 15 toonaangevende bankbestuurders in de Verenigde Staten en Europa elk gemiddeld 12,8 miljoen dollar (9,9 miljoen euro) verdiend, wat overeenkomt met een stijging van 11,9% ten opzichte van 201016. Een ander voorbeeld: ongeveer 9.000 traders* van de vier grootste Franse banken hebben in 2011 € 2,3 miljard onder elkaar verdeeld. Dat is gelijk aan 27% van de winst van hun werkgevers17. Deze astronomische beloningen zijn onaanvaardbaar omdat ze toegekend werden tijdens de bankencrisis. Sinds 2008 registreren de banken zowel een daling van hun inkomen als van hun beurswaarde. Bovendien ontvangen veel van deze banken staatssteun en impliciete overheidssubsidies (zie Parasitisme). Het argument van talent wordt gewoonlijk genoemd om in de bankindustrie de hoge salarissen van bankiers en traders* te rechtvaardigen. Toch is dit nog steeds misleidend en wel om drie redenen: ten eerste werken in andere sectoren even hooggekwalificeerde mensen, zonder loonstroken met zeven of acht cijfers. Ten tweede zouden bankbestuurders en traders* zonder de infrastructuur en het werkcollectief dat hen omringt, niet in staat zijn zoveel geld te verdienen. Ten derde, als talent wordt afgemeten aan het vermogen om waarde te genereren, tonen de recente gebeurtenissen hoezeer dit vermogen bij financiële managers ontbreekt. Volgens het onafhankelijke onderzoeksbureau AlphaValue hebben de Europese banken tussen 2007 en 2012 bijna 882 miljard euro aan waarde van de aandeelhouders vernietigd (instorting beurskapitalisatie en herkapitalisaties*)18. In feite zijn de inkomens van bestuurders en traders* geen afspiegeling van hun competentie, maar vooral van de onevenredige winsten van banken als gevolg van de zwakke regelgeving 19. Onderstaande figuur illustreert dit. Historisch gezien blijken de lonen in de financiële sector vooral af te hangen van de mate waarin de wet- en regelgeving toe- of afneemt.
SCHÄFER, D., juni 24, 2012, “No stop to bankers’ pay rises”, data reveal”, http://www.ft.com ALPHAVALUE, 7 juni 2012, “Libérons la banque!”, http://www.alphavalue.fr 18 Idem 19 JEANNEAU, Laurent, maart 2011, “Peut-on mettre fin au scandale des bonus ?”, Alternatives Economiques n° 300 16 17
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 17
Sterker nog, het ontbreken van normen om de financiële speculatie binnen de perken te houden, biedt de banksector de mogelijkheid om hoge winsten volledig los te koppelen van de economische realiteit en een groot deel daarvan te verstrekken aan haar traders* en bestuurders. De schadelijke gevolgen van hebzucht De huidige beloningspraktijken zijn uiterst schadelijk voor de samenleving als geheel. Ten eerste dragen ze significant bij aan de geconstateerde toegenomen loonongelijkheid in Europa sinds de jaren 1990, die in feite het gevolg is van de stijging van de zeer hoge salarissen, met name de salarissen van 0,01% van de bevolking. Een belangrijk deel van de gestegen hoogste beloningen wordt betaald aan werknemers in de financiële sector (70% en 50% in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk).20 Tweede pervers effect: de beloningsstructuren van de banken stimuleren hun bestuurders en traders* om te grote risico's te nemen. Het blijkt dat de winsten van banken toenemen naarmate hun bestuurders en traders meer risico’s nemen. En hoe hoger de winsten zijn, hoe hoger de aan hen verstrekte beloning is. Dit systeem is vooral pervers omdat zelfs als de banken verlies lijden, hun bestuurders niet worden gestraft. In het ergste geval worden ze met een gouden handdruk uitgezwaaid. Zo kreeg ABN Amro-bankier Peter Schmittmann aan het eind van 2008 een ontslagvergoeding van bijna acht miljoen euro mee. Doordat banken zulke hoge salarissen blijven betalen, ook in crisistijd, blijft er onvoldoende geld over om de balans te versterken en daarmee op de kredietverlening op peil te houden. De hoge salarissen maken het ook onaantrekkelijk voor bankiers om zich nuttig te maken in andere sectoren. Zo belemmeren hoge salarissen de noodzakelijke hervorming van de bankensector en de introductie van nieuwe soberder verdienmodellen waarbij niet de bankier maar de klant centraal staat. Ten slotte verleidt het vooruitzicht van een onfatsoenlijk hoge beloning bankiers en traders* tot overtreding van de wet. Om een salaris te kunnen ontvangen van € 11,6 miljoen euro in 2010, moedigde Bob Diamond - de voormalige CEO van Barclays - zijn bank aan om de Libor- en Euriborrentemanipulatie voort te zetten, waardoor er gerommeld werd met de rentepercentages die ten grondslag liggen aan de leningen van particulieren. Op 27 juni 2012 werd hij gedwongen af te treden
GODECHOT, O., 15-04-2011, “La finance, facteur d’inégalités”, http://www.laviedesidees.fr/Lafinance-facteur-d-inegalites.html 20
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 18
nadat Barclays door de Britse en Amerikaanse autoriteiten was veroordeeld tot betaling van een recordboete van 360 miljoen euro.
Kerncijfers Jaarlijkse beloning in duizenden euro’s voor de Chief Executive Officer (CEO) Bron: jaarverslagen van 2011
Omdat de Rabobank geen details heeft verstrekt over de bezoldiging van de CEO zijn we uitgegaan van het gemiddelde inkomen (vast salaris en variabele beloning) dat is verstrekt aan de zes leden van de Raad van Bestuur. Dit is vrijwel zeker een onderschatting, bij de andere banken lag het inkomen van de CEO tussen de 15 en 100 procent hoger dan dat van de overige leden van de Raad van Bestuur. Toelichting De CEO’s van de twee grootste banken verdienen duidelijk meer dan hun collega’s. Waarbij het salaris van de CEO van de staatsbank ABN AMRO lager is dan dat van de CEO van het veel kleinere NIBC. Overigens ziet ING af van bonussen zolang nog niet alle staatssteun is terugbetaald. Als dat wel gebeurt komt de CEO in aanmerking voor een variabele beloning van maximaal 100% van zijn vaste salaris. De salarissen aan de top zijn hiermee op dit moment aanzienlijk lager dan deze in 2006 waren, toen de CEO van ABN AMRO en het gemiddelde salaris van de Raad van Bestuur van ING 3,5 miljoen euro bedroeg. Echter, salarissen in de bankensector liggen ondanks de financiële crisis nog steeds significant hoger dan in andere sectoren. Verdiende een gemiddelde bankmedewerker in 1987 nog 17 procent meer dan de gemiddelde Nederlandse werknemer, in 2011 was dit verschil opgelopen tot 81 procent. Al is een belangrijk deel van dit verschil na 2001 het gevolg van zogenaamde structuureffecten, het feit dat de gemiddelde leeftijd en het gemiddelde opleidingsniveau sterk toenam.21 Echter, ook de voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Banken, Boele Staal, meldde dat de loonkosten bij banken vergeleken met andere bedrijfstakken ‘erg hoog’ zijn: ‘Een versobering van de arbeidsvoorwaarden bij banken is de komende jaren onontkoombaar.’ 22
De oplossing: verbieden van excessieve inkomsten Zoals we gezien hebben, genereert de torenhoge beloning van bankiers en traders* meerdere negatieve effecten, bijvoorbeeld de toename van loonongelijkheid, buitensporige risico's of Van Tilburg, Rens 22 november 2012 "Het Financiële Overgewicht van Nederland" http://somo.nl/publications-nl/Publication_3890-nl 22 Toespraak voorzitter Boele Staal bij Nieuwjaarsreceptie Nederlandse Vereniging van Banken, 14 januari 2013, http://www.nvb.nl/media/document/000688_nieuwjaarstoespraak-nvb-bstaal.pdf , 21
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 19
omzeiling van de wet. Het is daarom van cruciaal belang om de volgende twee maatregelen te nemen zodat de lonen in de financiële sector omlaag gaan: 1. Beloningen begrenzen De eerste maatregel is het begrenzen van de inkomens van het hoger management door bij banken de hoogste beloning (vast salaris en bonus) te begrenzen tot 10 keer het gemiddelde laagste salaris. We merken op dat het tegenwoordig niet ongebruikelijk is - in de financiële sector – als het hoogste salaris 200 keer hoger is dan het laagste salaris. Voor diegenen die de ratio 1 tot 10 te streng vinden, merken we op dat bij de bank Triodos de hoogste salarissen begrensd zijn tot 9,8 keer het gemiddelde laagste salaris. Daarnaast is deze Nederlandse bank niet van zins bonussen of optieregelingen aan het hoger management uit te keren. 2. Hoge inkomens belasten Het fiscale wapen is een andere manier om buitensporige inkomens te beperken. Dat was eerder ook het geval: in 1941 besloot de Amerikaanse president Franklin Roosevelt het federale belastingtarief op de destijds hoogste inkomens te verhogen naar 91%, dat wil zeggen naar meer dan 200 000 dollar (dus 1 miljoen dollar nu (783 000 euro). Dit belastingheffingsniveau is tot 1964 van toepassing geweest, daarna teruggebracht tot 77% en in 1970 tot 70%. Vanaf de jaren 30 tot aan 1980, dus gedurende bijna vijftig jaar is het hoogste tarief niet lager geweest dan 70% en lag het gemiddeld rond de 80%. Het zou dus van realisme getuigen om zeer hoge inkomens, bonussen en gouden handdrukken ook in Europa meer te belasten. Dat is geen bestraffing van het vakmanschap of ondernemingslust, maar veel meer van de hebzucht, het kortetermijndenken en het nemen van buitensporige risico's.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 20
6. Bedrog De kunstvorm waar banken nu in uitblinken is de kunst van het verhullen. Veel banken gebruiken talrijke uitvluchten om hun rekeningen aan het zicht te onttrekken en de regels voor verantwoord financieel beleid te omzeilen, of om de belastingen te ontduiken. In deze frauduleuze strategieën zijn belastingparadijzen* van essentieel belang. De geheime aanwezigheid van banken in belastingparadijzen speelt een grote rol bij de aanhoudende financiële instabiliteit. Normoverschrijding verheven tot norm Banken zijn veruit de belangrijkste gebruikers van belastingparadijzen*. Het gebrek aan transparantie van belastingparadijzen biedt de banken de mogelijkheid om van drie belangrijke voordelen te profiteren. Het eerste voordeel is van regelgevende aard: belastingparadijzen* geven banken de mogelijkheid speculatieve activiteiten uit te voeren zonder zich te houden aan de regels van verantwoord bankieren die in andere landen gelden. De banken houden bijvoorbeeld onderdelen van hun bedrijf buiten de balans* aan wie ze hun dubieuze vorderingen doorverkopen. Dergelijke ‘securitisatie’*-transacties stellen hen in staat leningen te onttrekken aan hun balans* en via deze omweg te ontkomen aan de eisen met betrekking tot het eigen vermogen*. Het tweede voordeel van belastingparadijzen* zijn de lage belastingen en soms het volledig ontbreken van belastingen, dit in combinatie met anonimiteit. De banken gebruiken belastingparadijzen* om minder belasting te betalen, discreet het erfgoed van hun vermogende klanten te laten aangroeien, de salarissen van hun managers met een hoog inkomen belastingvrij te beheren, of zelfs om multinationals belastingontwijking aan te bieden. In mei 2012 heeft het dagblad Libération23 bijvoorbeeld aangetoond hoe de bank BNP Paribas sinds 2005 gebruik maakt van de Luxemburgse wetgeving om voor haar welgestelde klanten naar Luxemburgs recht een deel van hun spaargeld aan de belasting te onttrekken. ING heeft tussen 2007 en 2010 bijna 30 miljoen euro aan Nederlandse btwafdrachten ontlopen door hun wereldwijde contracten voor telecom en automatiseringsdiensten via Zwitserland te laten lopen.24 Tot slot, geven offshore-centra* banken de ruimte om zelfs criminele activiteiten te faciliteren: de rechterlijke macht past in dergelijke gebieden minder strenge regels toe dan elders en weigert meestal mee te werken met de autoriteiten van andere landen. Een verslag van het Amerikaanse Senaat van juli 2012 laat zien hoe HSBC het witwassen van drugsgelden van de Mexicaanse kartels heeft vergemakkelijkt. De Mexicaanse tak van de Britse bank zou op de Kaaiman Eilanden bijna 50.000 rekeningen hebben geopend voor klanten die gelieerd waren aan de georganiseerde misdaad25.
CORI, N., 3 mei 2012,”Le parapluie fiscal bien caché de BNP Paribas”, http://www.liberation.fr "ING ontwijkt btw-afdracht", Financieel Dagblad, 22 maart 2010 25 RUSHE, D., 17 juli 2012, “HSBC failed to act on money laundering, says US Senate”, http://www.guardian.co.uk 23 24
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 21
Instabiliteit en gebrek aan transparantie: de twee kanten van dezelfde medaille Het gebrek aan transparantie in belastingparadijzen* is medeverantwoordelijk voor de voortdurende instabiliteit van het financiële systeem. Ten eerste stimuleert het de banken om hun buitensporige risico's in deze geheime rechtsgebieden te verbergen. Als deze risico’s echter werkelijkheid worden, vormen de verliezen soms een bedreiging voor het voortbestaan van deze banken en dwingt dit de autoriteiten om hen te steunen. De Britse bank Northern Rock is al in 2007 aan het begin van de crisis omgevallen. Zij was toen niet meer in staat de schuldenlast die was ondergebracht in dochteronderneming `Granite’ gevestigd op het eiland Jersey, te herfinancieren. De Amerikaanse zakenbank Bear Stearns is op haar beurt in maart 2008 failliet gegaan nadat ze zware verliezen had geleden op haar hedge funds, gevestigd op de Kaaiman Eilanden en in Ierland. Ten tweede versterkt de geheimhouding in de belastingparadijzen* het onderlinge wantrouwen tussen de banken. Elke bank vermoedt dat de andere bank via haar offshore*-activiteiten bepaalde risico's verbergt. In tijden van crisis ontaardt dit wederzijdse wantrouwen vaak in paniek. Dit is ook in 2008 gebeurd: de Europese banken waren terughoudend om elkaar geld te lenen waardoor de Europese Centrale Bank (ECB) grootschalig leningen moest verstrekken (zie Parasitisme).
Kerncijfers Aantal entiteiten in belastingparadijzen Bronnen: jaarverslagen van 2011 en
Financieel Dagblad, Deelnemingen in fiscaal vriendelijke oorden van Rabobank, ABN Amro en ING, 2012
Met ‘entiteiten’ bedoelen we alle dochterondernemingen, ad hoc entiteiten (‘Special Purpose Entities’ in het Engels), geassocieerde deelnemingen en andere ondernemingen die binnen de consolidatieperimeter * van banken zijn onderzocht. Belastingparadijzen op basis van de lijst van het Tax Justice Network (Nov. 2009)26. Toelichting Van de drie grootbanken hebben staatsbank ABN AMRO en ING de meeste vestigingen in belastingparadijzen. De overige banken hebben veel minder of geen vestigingen in belastingparadijzen. Daarbij moet wel bedacht worden dat bij hen enkel is gekeken naar vermelding hiervan in het jaarverslag terwijl voor de grootbanken gebruik is gemaakt van een meer diepgravend onderzoek van het Financieel Dagblad. ING vermeldt bijvoorbeeld in het jaarverslag slechts 3 van de 27 vestigingen.
26
CCFD-Terre Solidaire, 12 juli 2012, op. cit.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 22
Onze indicator is weliswaar enigszins frustrerend omdat het geen precieze informatie geeft over het exacte gebruik van deze offshore-entiteiten*. Toch is het een goede manier om het gebrek aan transparantie weer te geven van de specifieke financiële activiteiten van banken.
De oplossing: verbieden van belastingparadijzen Het is niet realistisch om te denken dat beter toezicht op banken werkt als er niet tegelijkertijd voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat dochterondernemingen zich in belastingparadijzen* vestigen. Hun verborgen aanwezigheid in deze rechtsgebieden stelt hen in staat de wet te omzeilen en minder belasting te betalen of met een totaal gebrek aan transparantie bepaalde risico's te nemen. Vandaar de noodzaak om eerst de volgende twee maatregelen te nemen: 1. Elke bank verplichten tot financiële transparantie Allereerst is het essentieel om de banken te verplichten in elk land een boekhouding bij te houden (in het Engels ‘Country-by-Country Reporting’) zodat in hun rekeningen de volgende onderdelen zichtbaar worden: de landen waar ze actief zijn, de namen waaronder zij in elk land opereren, alsook hun financiële resultaten per land. De toegang tot dergelijke boekhoudkundige informatie zou de toezichthouders de mogelijkheid bieden om overtredingen op te sporen en op mogelijke omzeiling te anticiperen. 2. De financiële stromen tussen de banken en belastingparadijzen beperken Op de tweede plaats moeten banken die banden hebben met belastingparadijzen* beboet worden. Mogelijke sancties zouden met name kunnen zijn intrekking van hun bankvergunning, een verbod om een beroep te doen op spaargelden van particulieren (dat wil zeggen het verzamelen van deposito’s), of het belasten van financiële stromen van of naar ondernemingen gevestigd in belastingparadijzen* of in financiële centra waar geen toezicht is 27. Wat dit laatste punt betreft zou een Nederlandse bank die bijvoorbeeld een investeringsvehikel buiten de balans houdt, in Nederland belast moeten worden over de winsten die daar worden gegenereerd. De belasting zou voldoende afschrikwekkend moeten zijn om banken te ontmoedigen dergelijke off-shore ondernemingen op te richten.
27
HUBERT, Olivier, 26 april 2009, “A crise systémique, réponse systémique”, http://web4.ecolo.be
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 23
7. Onvoorzichtigheid Meer schulden maken om meer te verdienen! Dit is de leer die tal van Europese banken hebben gevolgd. Door op de financiële markten voor korte duur te lenen hebben ze de mogelijkheid om tegen zeer lage kosten hun risicovolle activiteiten te financieren. Een strategie die voor winsten zorgt zolang er veel goedkoop krediet is, maar die hen aanzienlijk verzwakt als dit krediet opdroogt. Leven op krediet Veel banken nemen geen genoegen met alleen hun spaargelddeposito’s om hun uitleen- en marktactiviteiten te financieren. Ze lenen van andere banken (via de interbancaire markt*) of van investeerders (via de monetaire markt* of de obligatiemarkt*) om meer leningen te kunnen verstrekken aan particulieren en ondernemingen, of om meer te gokken. Een groot deel van deze schulden zijn kortlopende schulden: de geleende bedragen moeten worden terugbetaald binnen een termijn van soms niet meer dan 24 uur! Vandaar de noodzaak voor banken om hun schulden steeds met nieuwe leningen te herfinancieren. Door schulden te maken proberen banken hoge winsten te genereren met een beperkt startkapitaal (eigen vermogen*). Met andere woorden, ze proberen een, wat in financieel jargon ‘hefboomeffect’* wordt genoemd, te realiseren. Om dit te bereiken sluiten ze financiële transacties af met een hogere rentabiliteit dan de rente die zij moeten betalen voor het geleende bedrag. Een bank leent bijvoorbeeld tegen een zeer lage rente op de korte termijnmarkten en leent dat vervolgens uit aan de publieke sector tegen een hogere rente op de lange termijnmarkten. Het hefboomeffect was soms bijzonder groot in aanloop naar de crisis. In 2008 had ING een leverage ratio (hefboomratio*) van 4328. Met andere woorden met 1 euro eigen vermogen* leende ING ongeveer 43 euro uit. Een dergelijke verhouding tussen schuld en eigen kapitaal geleend geld genereert aanzienlijke risico's. Blind voor de rampzalige gevolgen In periodes van economische groei profiteren de banken van goedkope en vrijwel onbeperkte financieringsmogelijkheden, wat veel banken stimuleert om steeds meer risicovol geld te lenen en steeds meer risicovolle posities* in te nemen. Daarmee zijn ze medeverantwoordelijk voor het ontstaan van speculatiezeepbellen*. Dat was het geval op de Amerikaanse, Ierse en Spaanse huizenmarkt in de jaren 2000. De meeste banken die afhankelijk zijn van kortlopende financiering raken echter snel in de problemen als deze zeepbellen* uit elkaar spatten. Plotseling wordt getwijfeld aan hun terugbetalingsvermogen en hun voorwaarden voor het opnemen van leningen op de financiële markten verslechteren. Andere banken worden hierdoor terughoudend om hen geld te lenen en beleggers, (zoals pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen, beleggingsfondsen enz.) stoppen met financieren van de schulden van de banken. De bank blijft zitten met de schulden, die ze niet meer kunnen afbetalen met nieuwe leningen Dat dwingt vervolgens de meest kwetsbare banken om zo snel mogelijk hun activa* tegen gereduceerde prijzen te verkopen, met een snelle en scherpe prijsdaling van deze activa* als gevolg. 28
Jaarverslag ING Bank 2008
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 24
Andere banken worden hierdoor meegesleurd en raken in financiële problemen. Kortom, door de enorme kortlopende schulden van veel banken worden zij blootgesteld aan wat in jargon bekend staat als ernstige liquiditeits-* en herfinancieringsrisico’s*.
Kerncijfers Hefboomratio (Totaal van de activa minus immateriële vaste activa/ Kapitaaltotaal Tier 1) Bron: eigen uitwerking op basis van de jaarverslagen van 2011.
Toelichting De hefboomratio* laat zien met hoeveel vreemd vermogen, of schuld, de bank zijn werk doet. Hoe hoger de ratio is, hoe omvangrijker het aandeel is van de schuld in de financiering. En omgekeerd, hoe lager de ratio is, hoe groter het aandeel van het eigen kapitaal is in de financiering van de activa van de bank. De Triodos Bank beschikt relatief gezien over het meeste eigen vermogen, de SNS bank (die een jaar nadat deze cijfers werden gepresenteerd moest worden genationaliseerd) over het minste. Tegenover elke euro eigen vermogen stonden daar eind 2011 meer dan 30 geleende euro’s. Van de grootbanken valt op dat Rabobank aanzienlijk meer eigen vermogen heeft dan ING en ABN AMRO. Internationaal gezien hebben de Nederlandse banken een hoge schuldhefboom. Zij kunnen dit doen doordat zij hun bezittingen een relatief lage risicoweging geven. Naar hun eigen inschatting is het daarom verantwoord om relatief weinig eigen kapitaal aan te houden. Deze risicoweging van bezittingen door de banken zelf staat echter steeds meer ter discussie. Zo adviseerde de commissie Liikanen onlangs om de weging van vastgoed te verhogen. Nederlandse banken hebben relatief grote hypotheekportefeuilles, en veel commercieel vastgoed op de balans. De hefboomratio geeft inzicht in het niveau van de schuld van een bank, maar zegt niks over de aard van de schuld. Sommige financieringsbronnen zijn langer en stabieler dan andere. Dit is met name het geval bij deposito's van klanten of bij lange termijn schulden. Omgekeerd zijn kortlopende schulden* zeer instabiele geldstromen. Als we kijken naar de depositogelden* dan is ook hier Triodos Bank degene die het grootse deel van zijn verplichtingen via deposito’s financiert (87%). Ook bij van Lanschot (71%) is dit relatief veel, terwijl het bij NIBC beduidend minder is dan de andere banken (23%). ING, Rabobank, ABN AMRO en SNS Bank financieren allemaal ongeveer de helft van hun balans via deposito’s van klanten.
De oplossing: Afbouwen van de bankschulden Overmatig lenen door de banken, met name bij financieringsbronnen op de korte termijn, leidt tot aanzienlijke systeemrisico's. Daarom dient hun leencapaciteit ingeperkt te worden.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 25
1. Belasten van instabiele bronnen van financiering Een eerste eenvoudige en effectieve maatregel – ondermeer voorgesteld door het Internationaal Monetair Fonds29 - is het belasten van instabiele financieringsbronnen van de banken (zoals repotransacties*, kortlopende schulden*, enz.) om banken te stimuleren te kiezen voor stabiele lange termijn financieringsbronnen, bijvoorbeeld spaardeposito's. 2. Opleggen van een hefboomratio Een tweede maatregel is om aan banken een bindende hefboomratio* op te leggen. Dit soort wettelijk vastgestelde normen maken het mogelijk om het aandeel van de activa* te beperken dat met schulden wordt gefinancierd. Als de grootste Europese banken (zoals Deutsche Bank, BNP Paribas, ING of Société Générale) bijvoorbeeld zouden worden gedwongen een hefboomratio* van 15 te bereiken, zouden ze – met nu een ratio van 25 of hoger - het deel van hun activa* dat gefinancierd wordt met schulden met ten minste 40% moeten verminderen. Om dit te bereiken zouden ze het deel van hun activa* dat gefinancierd wordt door de aanbieders van kapitaal (dat wil zeggen aandeelhouders) substantieel moeten verhogen of ze zouden moeten overgaan tot verlaging van de omvang van hun balans door versnelde overdracht van hun financiële effecten.
IMF Interim Report for the G20, 4/16/2010, “A Fair and Substantial Contribution by the Financial Sector”, http://www.imf.org 29
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 26
Woordenlijst Activa: beleggingen (materieel of immaterieel) bedoeld om winst te genereren. Over het algemeen bestaan de activa van een bank uit leningen (die door de banken worden verstrekt aan particulieren en ondernemingen), bankschulden (leningen aan andere banken) en de financiële portefeuille (aandelen en effecten uitgegeven door andere ondernemingen en gekocht door de bank). Bad bank: financiële instelling opgericht om activa over te dragen die schadelijk kunnen zijn voor de duurzaamheid van een bank. Ook wel ‘liquidatie-instelling’ of 'residuele bank' genoemd. Balans: 'foto' aan het eind van het jaar van de activa (debetbezittingen van de onderneming) en van de passiva (wat de onderneming verschuldigd is). Met andere woorden, de activa op de balans geven informatie over het gebruik van de geldmiddelen verzameld door de onderneming. De passiva op de balans geven informatie over de herkomst van de verzamelde middelen. In het geval van een bankbalans zijn bij de passiva opgenomen: het kapitaal (de eigen aandelen),deposito's van klanten, reserves (niet uitgegeven vroegere winsten) en schulden (inclusief leningen van de bank bij andere instellingen). Bij de activa zijn de leningen van de bank opgenomen (leningen die door de bank zijn verstrekt aan privépersonen en ondernemingen), de leningen aan banken (leningen verstrekt aan andere banken) en de financiële portefeuille (aandelen, effecten uitgegeven door andere ondernemingen en gekocht door de bank). Belastingparadijs: grondgebied gekenmerkt door de volgende vijf criteria (niet-cumulatief): (a) niet transparant (door bankgeheim of door andere mechanismen als bijv. trusts); (b) zeer lage belasting of zelfs geen belasting voor niet-ingezetenen; (c) wettelijke faciliteiten waarmee het mogelijk is lege vennootschappen op te richten, waarbij niet –ingezetenen geen enkele verplichting hebben om daadwerkelijk een activiteit uit te oefenen op het grondgebied; (d) geen samenwerking met belasting- of douanedienst, en / of met rechterlijke instanties van andere landen; (e) zwak financieel toezicht of geen toezicht. Beleggingsfondsen (‘private equity funds’ in het Engels): fondsen die tot doel hebben te investeren in ondernemingen die volgens bepaalde criteria worden geselecteerd. Zij financieren hun aankopen grotendeels met schulden en geven er sterk de voorkeur aan de onderneming volledig onder controle te hebben. Bruto Binnenlands Product (BBP): indicator die de toegevoegde waarde van alle ondernemingen die actief zijn op het grondgebied, bij elkaar optelt. Hij registreert alle activiteiten die inkomsten genereren binnen een bepaald grondgebied, dus de totale monetaire rijkdom van een land. Clearing House: financiële instelling die tot doel heeft het tegenpartijrisico op de derivatenmarkten uit te bannen. Als enige tegenpartij van alle operators controleert een Clearing House alle posities en eist een zekerheidsstelling in haar boeken op de dag dat een overeenkomst wordt afgesloten. Als een speler in een positie van potentieel verlies verkeert, verricht het Clearing House een marge-opvraging door van de speler een verhoging van de zekerheidsstelling te eisen. Als geen gevolg wordt gegeven aan de marge-opvraging ontbindt een Clearing House ambtshalve de positie en zuivert de posities aan met een zekerheidsstelling. Collateralised debt obligation (CDO): deelgerechtigheid in bankleningportefeuilles of financiële instrumenten van verschillende soorten. Het mechanisme is als volgt: in plaats van een krediet te bewaren, verandert de bank het in een financieel effect dat verkocht wordt op de financiële markten (via een transactieprocedure genoemd securitisatie). Deze financiële producten worden vervolgens gegroepeerd in portefeuilles, de befaamde CDO’s. Daarna worden ze met een risiconiveau dat in overeenstemming is met de vergoeding in verschillende tranches aangeboden aan beleggers.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 27
Credit default swaps (CDS): verzekeringscontracten ter dekking van niet terugbetaalde schulden, uitgegeven door landen (staatsobligaties) of ondernemingen. De crisis in de eurozone heeft echter aangetoond dat sommige marktspelers (in het bijzonder speculatieve fondsen) ‘ongedekte’ schulden kopen – dat wil zeggen zonder eerst de staatsobligaties te houden die het risico dekken - en de schulden gebruiken om te gokken tegen de Lidstaten van de EU. Veel fondsen hebben Griekse CDS’en gekocht zonder evenwel Griekse staatsobligaties te kopen, wat hen in staat stelde om te gokken op het faillissement van Griekenland. Depositogelden: Tegoeden die door rekeninghouders in bewaring zijn gegeven aan een bank. Het geld kan in bewaring worden genomen door een bank voor bepaalde termijn, of op ieder moment door de rekeninghouder worden opgeroepen. Derivaat: financieel instrument dat oorspronkelijk werd gebruikt om beleggers te beschermen tegen onverwachte wijzigingen van de rentekoers, van de wisselkoers en van de prijs van een aandeel of van de grondstoffen, of tegen het risico van wanbetaling van een lening. Concreet geeft het kopen van een derivaat het recht (met opties) of de verplichting (met futures) om zogenaamd onderliggende activa te kopen of te verkopen (voorraad, valuta, olie, enz..) op een latere datum, maar tegen een vandaag vastgestelde prijs. Als voorbeeld kunnen we een onderneming nemen die van haar klanten 100 miljoen euro nog tegoed heeft over zes maanden. Omdat de onderneming blootgesteld is aan waardedaling van de dollar ten opzichte van de euro, zou een daling van 10% haar in die periode 10 miljoen euro kosten. Als zekerheid voor haar marge kan zij een ‘future’-verkoopovereenkomst afsluiten (dat wil zeggen een toekomstige datum vermeld in de overeenkomst), waarmee zij zich verbindt om 100 miljoen dollar over zes maanden te verkopen tegen een vandaag vastgestelde prijs. Dit houdt in dat zij een operator (genoemd ‘tegenpartij’) vindt die bereid is van haar 100 miljoen dollars te kopen over zes maanden. Laatstgenoemde neemt dus het risico dat op de vervaldatum van de overeenkomst de dollar ten opzichte van de euro is gedaald en hij de pineut is. Effectenmakelaar (of effectenmakelaardij): onderneming of persoon die als tussenpersoon optreedt voor een in de meeste gevallen financiële transactie tussen twee partijen. Eigen vermogen (of eigen kapitaal): hiermee wordt het vermogen aangeduid dat een bank niet leent en dat ze niet hoeft terug te betalen. Dit vermogen is afkomstig van aandeelhouders die dat vermogen hebben gestort om mede-eigenaar te worden (maatschappelijk kapitaal en eventuele uitgiftepremies), of winsten niet uitgekeerd aan aandeelhouders en verzameld door de bank (reserves, na aftrek van eventuele verliezen), of voorzieningen gereserveerd voor toekomstige kosten. Financierings- en investeringsbank: financiële instelling die actief is op de financiële markten en financiële transacties verzorgt als de uitgifte van obligatieleningen, inschrijvingen op aandelen, beursnoteringen, fusies en overnames etc. Bovendien voert een investeringsbank voor de klant of voor eigen rekening orders uit op de markten. Handelen voor eigen rekening: situatie waarin de prestatieplichtige voor eigen rekening financiële instrumenten koopt of verkoopt. Hefboom: het vermogen van banken om posities in te nemen die hun eigen vermogen overschrijden. Met andere woorden, het hefboomeffect houdt in dat schulden worden gebruikt om het rendement op het eigen vermogen te vergroten. Daarvoor moet het rendement van het project hoger zijn dan de rente die betaald moet worden voor het geleende geld. Een indicator voor de hefboom is de verhouding tussen de totale activa en het eigen vermogen van de bank (Totaal activa / Capital Tier 1). Herfinanciering van de schuld: het afsluiten van nieuwe leningen. Herfinancieringsrisico: situatie waarin de financiële instelling niet in staat is voor een acceptabele prijs voldoende geld op de markt te genereren voor de benodigde herfinanciering.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 28
Herkapitalisatie: term die de toevoeging van eigen vermogen duidt in de bank als het als onvoldoende wordt beschouwd in het licht van haar activiteiten en de risico's. Tijdens de crisis van 2008 waren veel banken niet in staat zelf te zorgen voor meer kapitaal om al hun schulden of een deel daarvan terug te betalen. Zij moesten dus een beroep doen op hun staat om te worden herkapitaliseerd. Kortlopende schuld: dit komt overeen met geld dat door een bank op de korte termijn wordt geleend (vaak korter dan 1 jaar) en verschuldigd blijft aan de kredietgever. Interbancaire markt: markt gereserveerd aan banken om onderling financiële activa te ruilen en op de korte termijn te lenen/uit te lenen. De Europese Centrale Bank (ECB) is ook actief op de interbancaire markt om contant geld in te brengen of terug te nemen (beheer van de geldhoeveelheid om de inflatie onder controle te houden). Liquiditeitsrisico: risico dat de financiële instelling niet voldoende geld heeft om aan haar betalingsverplichtingen te voldoen op het moment dat deze opeisbaar zijn. Marktactiviteiten: koop- en verkooptransacties van financiële producten (aandelen, futures, derivatenopties, warrants, enz.) uitgevoerd in de hoop winst te maken op de korte termijn. Monetaire markt: korte termijnmarkt waar afhankelijk van hun behoefte banken, verzekeringsmaatschappijen, ondernemingen en Staten (via de centrale banken en de staatskas) geld uitlenen en lenen. De belangrijke middelen zijn depositocertificaten, schatkistcertificaten, schatkistbewijzen, ‘witte’ interbancaire leningen, terugkoop, repo’s enz. Moral Hazard ('moreel risico'): verwijst naar gedragsveranderingen van een economische speler doordat bepaalde risico’s zijn afgedekt. Omdat hij zich a priori beschermd weet, heeft de economische speler de neiging meer risico's te nemen, waardoor de totale risico’s in het systeem toenemen. Niet in de balans opgenomen: verwijst naar een verplichting van een onderneming die niet voorkomt in de staat van haar erfgoed (de balans) maar waarschijnlijk in de toekomst kosten met zich mee zal brengen. Obligatiemarkt: markt waar kapitaal gesteund door obligaties wordt geleend/uitgeleend op de middellange en lange termijn. Ter herinnering, obligaties zijn uitgegeven aandelen voor leningen verstrekt door ondernemingen of Staten. Offshore (letterlijk ‘buitengaats’): term die gebruikt wordt om te verwijzen naar investeringskapitaal dat in het buitenland wordt geïnvesteerd, meestal in een belastingparadijs, om de eigen middelen te optimaliseren. ‘Onderhandse’ markten: ongeorganiseerde financiële markten (hoofdzakelijk derivaten) zonder clearing houses of bindende regels van een toezichthouder. Met andere woorden, de voorwaarden worden overgelaten aan vrije onderhandelingen tussen investeerders. Ontsluiting: term waarmee wordt verwezen naar het proces van afschaffing van bankspecialisaties of financiële specialisaties. Overheidsschuld: term waarmee de staatsschuld wordt bedoeld, dat wil zeggen alle leningen afgesloten door de staat (bijvoorbeeld obligaties of schatkistcertificaten) door lokale overheden en door instellingen voor sociale zekerheid. Overheidstekort: negatief jaarsaldo tussen inkomsten en uitgaven omdat de inkomsten lager zijn dan de uitgaven (bijvoorbeeld begrotingstekort of tekort van alle gouvernementele instellingen). Om dit tekort aan te vullen en alle begrote kosten te kunnen betalen, moet de staat geld lenen en dus schulden maken.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 29
Passiva: geeft informatie over de oorsprong van de middelen, dat wil zeggen van de fondsen verzameld door de bank. Meer in het bijzonder staan bij de passiva van een bank: het kapitaal (eigen aandelen), deposito's van klanten, reserves (niet-uitgegeven vroegere winsten) en schulden (leningen van de bank bij andere instellingen) Consolidatieperimeter: alle ondernemingen die in de geconsolideerde jaarrekening zijn opgenomen om de geconsolideerde jaarrekening op te stellen van de groep die door hen wordt gevormd. De consolidatieperimeter omvat meestal de moedermaatschappij en de vennootschappen waarin zij direct of indirect ten minste 20% stemrecht hebben. Positie: van een belegger wordt gezegd dat hij een positie heeft als hij op de markt effecten of aandelen heeft. Er zijn twee soorten posities. De eerste positie is die van koper ofwel de lange positie. In dat geval is de belegger in het bezit van een aantal aandelen of effecten en is hij er sterk van overtuigd dat de waarde van deze aandelen of effecten zal toenemen. De tweede positie is de korte positie of short-positie. In dat geval wordt de belegger beschouwd als een short seller omdat hij geneigd is te denken dat de waarde van zijn effecten of aandelen zal dalen, wat hem brengt in de positie van verkoper. Raad voor Financiële Stabiliteit (‘Financial Stability Board’ of FSB): informeel economische groep, opgericht in april 2009 tijdens de bijeenkomst van de G20 in Londen. Deze raad volgt het Financial Stability Forum op (‘Financiële Stability Forum’ of FSF) dat in 1999 is opgericht op initiatief van de G7. Het omvat 26 nationale financiële autoriteiten (centrale banken, ministeries van Financiën, enz.), verschillende internationale organisaties en groepen die normen opstellen op het gebied van de financiële stabiliteit. De doelstellingen zijn samenwerking op het gebied van toezicht en toezicht op financiële instellingen. Ratingbureau: een onderneming die als missie heeft bij te houden welke ondernemingen, banken of beleggers obligaties uitgeven. Het ratingbureau noteert de kredietwaardigheid van de emittent, dus het vermogen van de onderneming om al haar schulden te betalen op de vervaldatum. Elke emittent ontvangt een notatie, het verzoek kan al dan niet afkomstig zijn van de uitgevende instelling. Op dit moment zijn de grootste ratingbureaus: Standard & Poors’, Moody’s, Fitch, Dominion. De ratings gaan van AAA tot D. Regel ‘Vickers’: regel - vernoemd naar de voorzitter van de in juni 2010 opgerichte Onafhankelijke Commissie voor het Bankbedrijf – bedoeld om een waterdichte compartimentering aan te brengen tussen de retailbank en investeringsbank van een bankgroep. De retailbank - die deposito's beheert en zorgt voor de benodigde basisdiensten voor het dagelijks functioneren van de economie – zou wettelijk gescheiden moeten worden van de rest van de groep en een zeer strenge regelgeving moeten naleven. Deze strategie van compartimentering leidt niet tot verdwijning van het model van universele bank, maar is eerder bedoeld om de core-business (verzamelen van spaargeld en verstrekking van leningen) te isoleren van de casino-business (marktactiviteiten). Het doel is dus om in geval van faillissement van de investeringsbank besmetting te voorkomen door de retailbank. Regel ‘Volcker’: regel - verdedigd door Paul Volcker (voormalig president van de Federale Reserve van de Verenigde Staten) en geïntegreerd in de wet ‘Dodd-Franck’ die in juli 2010 is ondertekend door president Obama – inhoudend het beperken van de activiteiten van banken die deposito's verzamelen. Het is hen met name verboden om voor eigen rekening deel te nemen op de markt, beleggingen in hedge funds (zie woordenlijst) of in private equity (zie woordenlijst) zijn gemaximaliseerd. In tegenstelling tot het principe van compartimentatie dat door de Commissie Vickers in Groot-Brittannië werd verdedigd, is deze ‘Volcker-regel’ niet bedoeld om de retailbank te isoleren van de investeringsbank, maar meer om bepaalde activiteiten van de investeringsbank te scheiden van de retailbank. Retailbank (ook wel commerciële bank genoemd): financiële instelling die spaargelden verzamelt en leningen verstrekt aan personen of ondernemingen. Repo's (‘repo transactions’ in het Engels): transactie waarbij een rechtspersoon (bank, beleggingsfonds, etc.) aan een andere rechtspersoon - tegen betaling - effecten vervreemdt en
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 30
de verkrijger zowel als de vervreemder zich onherroepelijk verbinden, de eerste respectievelijk om de effecten terug te nemen, de tweede om ze opnieuw toe te wijzen, tegen een overeengekomen prijs en op een afgesproken datum. Securitisatie: financieringstechniek waarmee een financiële instelling het risico van niet terugbetaling van een lening overdraagt en het verandert in een complex financieel product dat op de markt wordt verhandeld. Speculatiefondsen (‘hedge funds’ in het Engels): niet beursgenoteerde beleggingsfondsen met een speculatieve opzet die een hoog rendement willen maken en uitgebreid gebruik maken van derivaten, met name opties. Zij maken gebruik van het hefboomeffect door posities in te nemen die ver boven hun eigen vermogen uitstijgen. Staatssteun (aan de financiële sector): steun in de vorm van herkapitalisatiemaatregelen (inbreng van overheidskapitaal bij in moeilijkheden verkerende banken), aankoopactiviteiten van twijfelachtige activa, verstrekking van kortlopende leningen en garanties. Systeemrelevante financiële instellingen (SIFI’s in het Engels): instellingen waarvan het eventuele falen ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor het financiële systeem en de reële economie, met name als gevolg van hun omvang, complexiteit en onderlinge afhankelijkheid (van andere financiële instellingen). Subprimes: risicohypotheek. Dit zijn met name onroerend goedhypotheken die aan Amerikaanse huishoudens zijn verstrekt die niet voldoende financiële middelen hadden om een normale lening of ‘premium’ te kopen. Trader: operator - bij een bank of beursonderneming - gespecialiseerd in financiële transacties (aan-en verkoop van effecten, valuta, derivaten). Universele bank: groot conglomeraat bestaand uit verschillende soorten retail banking, financierings- en investeringsbanken en vermogensbeheerbanken. Zeepbel: kan omschreven worden als kunstmatige verhoging van de prijzen ten gevolge van speculatie. Meer in het bijzonder verschijnt een financiële zeepbel als de koersstijging uitsluitend het gevolg is van anticiperen op voorzetting van de prijsstijging.
Colofon De basis van dit onderzoek is gelegd door collega-Europarlementariër Phillipe Lamberts van de Belgische Groenen (http://pechesbancaires.eu) in samenwerking met Gaspard Denis. SOMO (http://somo.nl) hielp bij de Nederlandse vertaling van de gegevens.
De Zeven Hoofdzonden van de Banken – GroenLinks Europa
Pagina 31