De Wonderlijke Hel van Wim Helsen Een lacaniaanse analyse van het personage Wim Helsen
Promotor: Prof. Dr. Jürgen Pieters Verhandeling voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het verkrijgen van de graad van Master in de vergelijkende moderne letterkunde, door Katrien Wemel mei 2008
2
0. Voorwoord Graag wil ik voor deze scriptie allereerst dokter Jan Vandenbergen bedanken die mij zijn doctoraatsverhandeling toevertrouwde en me in de vele mailgesprekken op het juiste spoor hield. Ik ben hem dankbaar voor de geschonken tijd en wens hem nog veel succes in zijn psychoanalytisch onderzoek naar CVS. Uiteraard is ook mijn promotor, professor dr. Jürgen Pieters, een grote steun geweest. Op gezette tijden zat hij me achter de veren of sprak me bemoedigend toe. Ik hoop hem in ruil voor de vele leesuren toch enigszins te hebben kunnen boeien. Ook zijn pupil, dr. Kris Pint, wil ik graag bedanken omdat hij me liet kennismaken met Lacan. Verder wil ik ook mijn ouders lof en dank toewuiven. Ik heb hen vele weekends in de steek gelaten om van de Gentse stilte te kunnen profiteren. Ze hebben daar alle begrip voor getoond en waren erg geïnteresseerd in mijn vorderingen. Zodoende werd ik dan ook moreel verplicht om stevig door te werken. Waarvoor dank. Ook mijn vrienden wil ik verbale bloemen toewerpen voor het geduld en de luisterbereidheid op volgeladen Gentse terrasjes en de nobele pogingen mij op te peppen met getrakteerde consumpties. Ik maak het tijdens de Gentse feesten allemaal goed, Jordi, Sara, Tafkab, Eveline, Gunther, Ludo, Pieter, Griet, Freek, Sophie, Fabrice en Pascal. Beloofd. Bijzondere dank ook aan mijn steun en toeverlaat Geert, die als geen ander vanop afstand digitale steun weet te bieden in amper 160 tekens. Dank ook aan Wim Helsen zelf voor de intrigerende teksten, de gesprekken en de kansen die ik aangeboden kreeg. Heden Soup! en Bij Mij Zijt Ge Veilig zijn een verrijking voor het Vlaamse cabaretwereldje. Ik wens Wim een even succesvol Uur van de Prutser toe. De laatste, maar zeker niet de minste die ik wil bedanken, is Maarten Carlier, mijn schat, die mij ten gepaste tijden een portie ontspanning of een goed gesprek aanbood. Hij combineerde schijnbaar moeiteloos een schouder om op uit te huilen, een hand om in te knijpen, een kritisch oog en een eindeloos geduld. Dank.
3 Inhoudstabel 0. Voorwoord .......................................................................................................... 2 1. Inleiding ............................................................................................................... 5 2.1. Openbare Carrière ................................................................................... 7 2.2. Biografie ...................................................................................................... 9 2.3. Korte inhoud van de cabaretvoorstellingen .............................. 10 2.4. Pers............................................................................................................... 11 2.5. Motivatie .................................................................................................... 14 3. Het Personage .................................................................................................. 19 3.1. Inleiding ..................................................................................................... 19 3.2. De symptomen - Cleckley.................................................................... 20 3.2.1. Superficial charm and good “intelligence” ......................................... 21 3.2.2. Absence of delusions and other signs of irrational thinking ........... 23 3.2.3. Absence of “nervousness” or psychoneurotic manifestations ........ 23 3.2.4. Unreliability ........................................................................................... 26 3.2.5. Untruthfulness and insincerity............................................................ 26 3.2.6. Lack of remorse or shame .................................................................... 27 3.2.7. Inadequately motivated antisocial behavior...................................... 28 3.2.8. Poor judgement and failure to learn by experience ......................... 29 3.2.9. Pathologic egocentricity and incapacity for love .............................. 31 3.2.10. General poverty in major affective reactions................................... 32 3.2.11. Specific loss of insight ......................................................................... 33 3.2.12. Unresponsiveness in general interpersonal relations .................... 35 3.2.13. Fantastic and uninviting behavior with drink and sometimes without ............................................................................................................... 36 3.2.14. Suicide rarely carried out ................................................................... 37 3.2.15. Sex life impersonal, trivial, and poorly integrated .......................... 38 3.2.16. Failure to follow any life plan ............................................................ 40
4 3.2.17. Voorlopige conclusie ........................................................................... 40 3.2.18. Borderline ............................................................................................. 41 3.3. Psychoanalyse - Lacan ........................................................................ 45 3.3.1. Inleiding op Lacan ................................................................................ 45 3.3.2. Lacan: de taal verdeelt de mens .......................................................... 47 3.3.2.1. Heiligheid is veiligheid .................................................................. 49 3.3.2.2. De Symbolische Orde gebruikt .................................................... 52 3.3.2.3. Het publiek bespeeld ..................................................................... 55 3.3.3. Het Oedipuscomplex............................................................................. 56 3.3.3.1. Fase 1: de fallus zijn ....................................................................... 59 3.3.3.2. Fase 2: de fallus hebben................................................................ 62 3.3.3.3. De ondergang van het complex ................................................... 67 3.3.3.4. Het publiek gebruikt...................................................................... 69 3.3.4. Het fantasma van de vernedering ....................................................... 70 3.3.4.1. Ik word vernederd ......................................................................... 73 3.3.4.2. Ik verneder...................................................................................... 76 3.3.4.3. Ik zie hoe iemand vernederd wordt ............................................ 79 3.3.4.4. Het publiek als therapeut ............................................................. 81 4. Conclusie ........................................................................................................... 85 5. Bibliografie ....................................................................................................... 89
5
1. Inleiding Het verband tussen genialiteit en krankzinnigheid en de fascinatie van de mens daarvoor is zo oud als de kunst zelf. Wanneer we Wim Helsen op een podium zien staan en zien opgaan in zijn verhaal, vragen we ons ongewild af of dit een gevaarlijke gek is of een gedreven genie met veel talent. Wat probeert hij nu eigenlijk te vertellen en wil ik het wel horen? Zijn chaotisch geordende plotlijn zal het gemiddelde petje te boven gaan, hoewel na een tweede – of derde – lezing alles op het einde feilloos in elkaar blijkt te passen. De schijnbaar willekeurig meegegeven brokjes informatie vloeien samen tot één groter geheel. Een verhaaltje, zo u wil. Met veel humor, hallucinante beelden, torenhoge ego‟s, maar vooral een onderliggende zoektocht naar tederheid, naar liefde, naar zichzelf. Meer dan wat waanzinnig gewauwel, zoveel is duidelijk. In deze scriptie wil ik in de eerste plaats op zoek gaan naar de mechanismen die Wim Helsen gebruikt om de waanzin – en meer bepaald de figuur van de psychopaat – te theatraliseren. Hiervoor val ik terug op het wetenschappelijk werk van Doctor Hervey Cleckley, die „personen met psychopathisch syndroom‟ gedetailleerd weergeeft. Het label dat ik zal gebruiken, „de psychopaat‟, is niet stigmatiserend bedoeld, maar komt de beknoptheid van mijn scriptie ten goede. Bovendien gaat het hier over een fictief persoon, het personage dat Wim Helsen ten tonele voert. Ik wil dit personage ook geenszins vereenzelvigen met de artiest. Alles buiten het eerste hoofdstuk gaat over het personage, dat ik wel benoem als „Wim Helsen‟, zoals hij dat in zijn voorstellingen zelf doet, waarmee ik „de gespeelde Wim Helsen‟, het personage zelf, bedoel. In het eerste deel van de analyse wil ik via Cleckley aantonen dat de waanzin wel degelijk aanwezig is in Wim Helsens werk en wil ik al een eerste voorzichtige logica trachten te schetsen. Ik wil zeker niet gezegd hebben dat psychopathie het „correcte‟ label is voor Wim Helsens personage, maar hoop met deze scriptie aan te tonen dat de theorie een volwaardige, mogelijke
6 invalshoek biedt om hem beter te begrijpen. Ik hoop hiermee dan ook een alternatief te voorzien voor de vage noemer „absurdist‟ die Wim Helsen gemakkelijkheidshalve wordt toebedeeld. Volgend op deze eerste analyse laat ik me leiden door psychoanalyticus Jacques Lacan, wiens theorie me verder helpt om ook de achterliggende psychologie te verklaren. Via psychoanalytische geestesconstructies brengt Wim Helsen een figuur naar voren waar we afstand van nemen, maar ons tegelijk mee verbonden voelen. Hij ontwricht een aantal basisvoorwaarden voor een lacaniaanse „gezonde geest‟ en doet ons twijfelen over normaliteit. Bewust of onbewust gebruikt hij Lacan om het publiek te raken. De basisbegrippen uit Lacans theorie zijn: de Symbolische Orde, het oedipuscomplex en het fantasma. Wie deze drie begrippen kent, ziet algauw dat de zo vaak in de pers beschreven „absurdistische logica‟ er een is die naast de onze kan staan en er handig op inspeelt. Wim Helsen breit verder op onze manier van denken, hij vervormt en gebruikt bepaalde aspecten. Het resultaat is een volwaardige, doch „andere‟ manier van denken. Wim Helsen is niet zomaar een wauwelaar. Hij probeert ons iets duidelijk te maken. Hiervoor gebruikt hij redeneringen die op het eerste gezicht onbegrijpelijk zijn. Met deze scriptie hoop ik hier „een tweede gezicht‟ aan te kunnen toevoegen. Via de externe kenmerken van de psychopathie beschreven door H. Cleckley en de interne, universele1 mechanismen van J. Lacan hoop ik de enigmatische, ongrijpbare Wim Helsen een plaats te kunnen geven in onze neurotische manier van denken. Dit alles zal ik toepassen op de twee avondvullende voorstellingen die uitgeverij Meulenhoff/Manteau bundelde in het boek Heden Soup!/Bij Mij Zijt Ge Veilig. Ik zal naast het boek ook de DVD-versies van beide voorstellingen bekijken om te zien op welke tekstfragmenten Wim Helsen zelf de nadruk legt. Aan de hand van die fragmenten zal ik de verwrongen logica van Wim Helsen trachten te verklaren.
1
Voor zover men binnen dezelfde (westerse) traditie van universaliteit kan spreken.
7
2. De ‘echte’ Wim Helsen In dit hoofdstuk wil ik nagaan waar en wanneer Wim Helsen zijn personage gebruikt en of hij ook buiten deze figuur publiekelijk kan of wil bestaan. Het is het enige hoofdstuk waarin ik met de naam Wim Helsen niet het personage, maar de persoon Wim Helsen zelf aanduid. Wim Helsen, zoals het op zijn identiteitskaart staat, niet zoals hij zichzelf op het podium noemt. De Wim Helsen die reeds bestond lang voor er sprake was van zijn naamgenoot op het podium. Ik zal trachten een beeld te schetsen van de man van vlees en bloed. Een korte voorstelling van het werkmateriaal, om het oneerbiedig uit te drukken. 2.1. Openbare Carrière Voor wie de laatste jaren op Mars verbleef en de naam Wim Helsen nog nooit heeft gehoord, zendt Canvas nu Het Programma van Wim Helsen (2008) uit. In dit programma gaat Wim Helsen als zijn zogenaamde zelf een praatje maken met vijf onbekende mensen, ieder opgesloten in een eigen kamer. Zijn zogenaamde zelf, want algauw blijkt dat de Wim Helsen die de kijker te zien krijgt erg lijkt op de Wim Helsen op het podium. De Wim Helsen op televisie is veel uitbundiger en perverser dan de Wim Helsen met wie je in alle rust en privacy een gesprek kunt hebben. De private Wim Helsen is beheerst, belezen, nieuwsgierig en geduldig. De Wim Helsen op televisie schoffeert, beledigt, gaat op in kinderachtig gedrag, is extravert en heeft altijd een kwinkslag klaar. Het personage dat de cabaretier vormgaf in Heden Soup! (2002) en verder uitwerkte in Bij Mij Zijt Ge Veilig (2005) is gaandeweg de publieke Wim Helsen geworden. In Heden Soup! krijgt het publiek een vreemd figuur voorgeschoteld die zijn ongenoegen schreeuwt, scheldt en vuilbekt. Zijn kronkelende verhaallijn is moeilijk te volgen en het publiek vraagt zich bij wijlen af wat het daar in godsnaam zit te doen. In Bij Mij Zijt Ge Veilig is deze figuur wat meer
8 beheerst en lijkt hij zichzelf en de situatie onder controle te hebben. De man op scène spreekt het publiek aan, nu eens met een beleefd verzoek, dan weer met een vernederend verwijt. Hij is rustiger, weet zich beter uit te drukken en schreeuwt en briest minder. De onwelvoeglijke uitspraken, de heftige reacties tot het publiek en de onmogelijkheid tot echte, liefdevolle emoties blijven bestaan. Op televisie is Wim Helsens personage iets subtieler, maar daarom niet minder duidelijk aanwezig. In Vrienden van de Poëzie (2006-2007), de toenmalige afsluiter van Man Bijt Hond, laat hij zijn literaire kant spreken en draagt gedichten voor op een onnavolgbare manier. Hij doet dit stuntelig, naïef, soms kinderlijk mooi. Ook is merkbaar dat het personage met liefdespoëzie geen raad weet en dan maar onzin begint uit te kramen, al dan niet vulgair. Het personage gebruikt humor om te verbergen dat hij dit soort gevoelens niet kan of wil begrijpen. Eerder had hij al in Nederland met De Generaal, een vaste rubriek in het programma Vara Laat (2004), Generaal Maurice uitgewerkt. Deze bizarre generaal sluit aan bij het personage uit Bij Mij Zijt Ge Veilig, minder explosief dan dat van Heden Soup! Het asociale gedrag, de oppervlakkige intelligentie en het subversieve gedachtegoed blijven echter even duidelijk. Dit is tot nu toe wel de enige keer dat Wim Helsen zich een andere naam aanmat. Zelfs wanneer hij Jommeke voorlas in De Lustige Lezers (2007-2008), een andere afsluiter van Man Bijt Hond, kwamen de karaktertrekken van het personage Wim Helsen nog naar voren, vooral wanneer hij begon te speculeren over wat er nog zou kunnen gebeuren met de striphelden. Scenario's die Jef Nys nooit uit zijn pen zou gekregen hebben, kletteren bij Wim Helsen vrolijk in het rond. Acteur Bruno Vanden Broecke stuurde hem op 10 januari 2008 de laan uit omdat hij te ver ging. Dit incident lokte groot protest uit, vooral bij de jonge kijkers. Lezersbrieven en reacties op fora bleven niet lang uit. Vanden Broecke en Helsen lachten in hun vuistje bij deze scheldtirades, want uiteraard was het gebeuren in scène gezet. Intussen heeft Wim Helsen opnieuw zijn vaste plaats in het leesteam ingenomen.
9 Het spelen met de dunne grens tussen fictie en realiteit is een onderdeel van het personage Wim Helsen. Wie op filmpjeswebsite Youtube hoopvol de zoekterm „Lien Van de Kelder‟ combineert met „naakt‟ vindt een filmpje van Humo‟s Pop Poll Deluxe 2008. In het filmpje is te zien hoe Wim Helsen de studentenkamer van het meisje binnentreedt, haar beveelt haar badjas uit te doen en haar dan op en neer laat springen. In dit geheel worden schunnige woorden niet geschuwd. Uiteraard weet de goede verstaander dat dit geacteerd is. Zowel voor de kijker als voor Wim Helsen is er niets te zien. Heftige reacties laten niet lang op zich wachten. Op hetzelfde evenement in 2007 had Wim Helsen reeds de homogemeenschap en in het bijzonder Tom Lanoye beledigd. Uiteraard was het filmpje opgenomen in samenspraak met Lanoye, die het zelf bijzonder geestig vond. Toch lokte ook deze grap verbouwereerde reacties uit. Voor- en tegenstanders verwijderen zich steeds verder van elkaar, haast niemand blijft onberoerd. Helsen wordt stilaan Vlaanderens eigen Andy Kauffman. Net zoals Andy Kauffman niet mag vereenzelvigd worden met het boksende typetje, wil ik in deze scriptie geenszins het personage Wim Helsen en de échte Wim Helsen gelijkstellen. Het gaat hier om een fictief persoon, die wel dezelfde naam draagt als zijn geestelijke vader, maar er niet mee samenvalt. Ik wil met dit hoofdstuk aantonen dat er achter het personage Wim Helsen een logica schuilt. Een rationeel denken dat de persoon Wim Helsen zelf vrijspreekt van alle verdenkingen die hem richting een of andere instelling leiden. De biografische gegevens die volgen plaatsen Wim Helsens werk in een context. 2.2. Biografie In de media lijkt Wim Helsen pas te bestaan sinds hij in 2002 het Leids Cabaret Festival won. Anderhalf jaar later ging Heden Soup! in première en sindsdien zijn de lovende recensies niet meer te overzien. Hier en daar vermeldt een enkeling dat Wim Helsen voor zijn solocarrière deel uitmaakte van het duo Vrolijk België, samen met zijn kompaan Randall Caesar, die hem
10 nu nog steeds coacht. Wikipedia weet ons plompverloren te vertellen dat hij in zijn jeugd scoutsleider was van Scouts 144 te Mortsel, maar veel verder brengen de verschillende media ons niet. Ook zelf doet Wim Helsen nogal vaag over zijn vroegere bestaan. Twaalf stielen, maar zonder dertien ongelukken, zo verwoordt hij het zelf. Na zijn studies Germaanse Talen in Gent heeft hij een tijdje lesgegeven aan anderstalige volwassenen en verkocht hij ook Tupperware op homeparties. Verder maakte hij intussen ook radio, was een tijdje docent taal- en letterkunde in Gent en Antwerpen en werkte zelfs een paar maanden als sociaal assistent. Algauw bleek echter dat hij in geen van de twaalf stielen zijn ei kwijt kon. Vrolijk België kabbelde rustig verder met vrolijke en/of gewaagde experimenten. Tot Randall Caesar besloot het podium aan Helsen alleen over te laten. Sindsdien gaat het Helsen voor de wind; zijn professionele toekomst ziet er behoorlijk rooskleurig uit. In november 2008 komt A Dirty Mind in de zalen, een langspeelfilm van Pieter Van Hees, waarin Helsen de hoofdrol zal spelen. Of Vlaanderen dan eindelijk een antwoord zal kennen op de vraag of Helsen een goed acteur is of écht een beetje gestoord, blijft twijfelachtig. Hoe weinig we ook over zijn privé-leven weten, over Helsens publieke leven bestaat een heus persarchief waarin hij dubieuze uitspraken doet over het zijn of niet zijn van zijn personage. 2.3. Korte inhoud van de cabaretvoorstellingen In Heden Soup! krijgt het publiek een figuur te zien in maatpak, maar met sportschoenen aan en een muts op. De figuur, Wim Helsen, begint meteen te briesen en vertelt verhalen over Jezus en Fabiola. Beetje bij beetje begint het publiek te begrijpen dat er iets gebeurd is. Wim Helsen vertelt over zijn hobby. Elke dag maakt hij verse soep, die hij afwerkt met gehaktlettertjes. Die lettertjes vormen een tekst. Met de soep gaat Wim Helsen naar een willekeurig bushok, waar hij die soep aan mevrouwen wil geven. Als een
11 mevrouw de lettertjes in de juiste volgorde naar binnen speelt, zal zij van binnenuit heel veel van hem gaan houden. Een hele dikke mevrouw eet zijn soep helemaal op, maar het loopt niet zoals Wim Helsen het had gewild. Bij Mij Zijt Ge Veilig heeft een strakkere verhaallijn en is minder expressief. De man in pak heeft het mutsje achterwege gelaten en vertelt over zijn vrouw, die zich uit liefde voor hem op een mes liet vallen. Dan verhuist hij naar de Walabiwoestijn in Australië, alwaar een bosjesman een salamander plattrapt en beregend wordt door een boosaardige wolk. De bosjesman verandert in een salamander en het wolkje trekt over de rest van de wereld. De hele wereld verandert in salamanders, behalve de zaal waar Wim Helsen die avond optreedt. Hij stelt zichzelf aan als nieuwe leider, een man op de eerste rij wordt minister en hij verzoekt de zaal zich te wapenen tegen de Luxemburgers. Want ook in Luxemburg kan een zaal gespaard gebleven zijn. Een grotere zaal misschien. Wim Helsens volk is moedwillig, maar niemand durft uiteindelijk de stoelen uit elkaar halen om wapens te maken. Wim Helsen doet verwoede pogingen om zijn volk terug onder controle te krijgen, dreigt met massamoord, maar moet dan opgeven. Hij bekent dat zijn vrouw niet dood is. Ze pleegde geen zelfmoord en hij heeft haar ook niet vermoord. Ze is ervandoor met een ander. Hij heeft de bosjesman, de wolk en het hele salamanderverhaal verzonnen. Als afsluiter zingt hij Ne me quitte pas. 2.4. Pers De geschreven pers is het er unaniem over eens: het typetje dat Helsen op een podium zet, is geloofwaardig gebracht, maar het blijft in de eerste plaats een act. Het is toneel en heeft niets met Wim Helsen zelf te maken. Over zijn televisieoptredens wordt er meer gespeculeerd. Jan „Jakke‟ Eelen (regisseur van Het Programma van Wim Helsen) relativeert in De Morgen:
12 Het publiek kan mij nog altijd verbazen. Hoeveel mensen niet dachten dat Adriaan Van den Hoof en Wim elkaar echt niet konden luchten nadat ze samen in de striprubriek van Man bijt hond hadden gezeten. Of dat Wim echt dat vieze ventje is uit het filmpje met Lien Van de Kelder op Humo's Pop Poll. Daarom ben ik wel blij dat we een interactieve website zullen hebben. Op die manier blijven we heel dicht bij ons publiek. 2
Diezelfde Eelen kondigt in datzelfde artikel met veel bravoure aan dat zijn kompaan eindelijk het masker zal laten vallen. Helsen zelf bevestigt dit. "Het publiek krijgt eens de echte Wim Helsen te zien. Omdat er publiek bij zit, zal het sowieso een energiekere en ietwat onnozelere versie zijn van mezelf, maar ik ga inderdaad geen typetje spelen", zegt de comedian. "Tot nog toe sloot de figuur van Vrienden van de poëzie wellicht het best aan bij wie ik echt ben. Met de personages uit mijn voorstellingen ligt dat wel anders. Als ik een van hen op mijn gesprekspartners zou loslaten, zou ik na twee weken al geen gasten meer hebben (lacht)." 3
Toch schoffeert Helsen in de eerste aflevering de Poolse gemeenschap en ook de stervensbegeleider die te gast is, kan maar moeilijk om met Helsens geforceerde grapjes op een ernstig moment. Het kinderachtige duwen van een stel bejaarden in de tweede aflevering was bij vele kijkers en copresentatrice Sien Eggers een brug te ver. Collega en vriend Adriaan Van den Hoof had er ons in kwaliteitsblad Knack al subtiel voor gewaarschuwd: Mijn moeder zegt dat ook vaak: ik ben altijd aan het spelen geweest, van toen ik heel klein was. Onlangs heb ik daar met Wim Helsen een lang gesprek over gehad, over het feit dat wij niet zonder spelen kunnen. Dat wij echt de hele tijd onnozel moeten doen. 4
Een echte Wim Helsen dus, die het ook op televisie niet kan laten af en toe eens heerlijk door het lint te gaan. Die het niet kan laten om te spelen. Wim Helsen is de wereld voortdurend aan het testen. Hij daagt uit, hij onderzoekt en hij wil zich vooral amuseren. Filip Rogiers en Yves Desmet van De Morgen vroegen hem hoe ver dat spelen in het echte leven doordringt: In Heden Soup! en Bij Mij Zijt Ge Veilig zette u tragische figuren neer. Gevaarlijke mannen ook, met al hun frustraties en hun onblusbare behoefte om mensen te dwingen hen graag te zien. Wordt het soms niet akelig in uw hoofd als u zich zo overtuigend in die personages inleeft?
2
Sarah Theerlynck, ‘wij weten het maximum wel uit elkaar te halen’, De Morgen, 12 maart 2008. Sarah Theerlynck, ‘wij weten het maximum wel uit elkaar te halen’, De Morgen, 12 maart 2008, p. 99. 4 Stefaan Werbrouck, Charlie De Keersmaecker, ‘ik ben altijd aan het spelen’, Knack/Focus Knack, 19 maart 2008, p. 24. 3
13 "Dat is dubbel. Aan de ene kant vertegenwoordigen die personages zowat alles wat ik verafschuw, al zijn het daarbuiten ook maar mensen. Aan de andere kant geeft het een fantastisch gevoel als je er een zaal mee kunt doen lachen en bang maken. Dat lukt het best als ze zich veilig en op hun gemak voelen. Soms voel ik dat vooraan op het podium, dat de mensen eerst zitten te lachen maar dan ineens denken: 'Wat krijgt die nu plots?' Zalig gevoel is dat. Op dat moment is het nooit akelig." 5
Rogiers en Desmet informeerden via het verwrongen vrouwbeeld in Bij Mij Zijt Ge Veilig ook even naar de afstand die Wim Helsen tot zijn personage neemt. Een écht antwoord krijgen ze andermaal niet. We kennen geen enkele andere man die publiekelijk zou mogen zeggen dat vrouwen deemoedig moeten kijken tijdens het pijpen. Eender wie dat zegt wordt door de vrouwen gekielhaald. "Ha! Dat is toch het ultieme machtsbeeld van de man: deemoedig gepijpt worden door een vrouw? Nog zo'n kenmerk van al die dictators: die hebben allemaal een kromme verhouding met vrouwen. Dat is natuurlijk omdat vrouwen zo'n macht hebben over de man. De man probeert dat dan op zoveel mogelijk manieren te neutraliseren. Vrouwen klein houden, vernederen, is er één van. Vrouwen verdelen in hoeren en madonna's ook. Het is al gebeurd dat vrouwen in het publiek mij na de voorstelling om uitleg kwamen vragen." En dan maakt u er zich met een uitgestreken gezicht van af: 'Mevrouw, dat was niet ik, maar mijn personage'? "Nee, dan zeg ik: 'Maar mevrouw, u ziet op het einde toch ook dat die figuur een onwaarschijnlijke loser is?' Het is zijn enige manier om met vrouwen om te gaan, omdat hij bij hen eigenlijk onderligt. De vrouwen die er mij op aanspreken, zijn overigens geen dogmatische feministes. Er was er een bij die nog vijf keer is komen kijken. (lacht) En achteraf legde ze het per mail in mijn plaats uit aan andere vrouwen." Houden uw geliefden de mens Wim Helsen en het personage wat uit elkaar? Op Het Andere Boek zat uw dochter van negen in de zaal. Dat het niet over mama ging, sprak u haar rechtstreeks aan, toen uw personage zijn beruchte 'gedichtencyclus' voordroeg: 'ik zou graag op u kloppen/ en stampen in uw maag/ maar eerst om u te foppen/ zeg ik: 'ik zie u graag''. "Ik wil niet dat mijn kinderen komen kijken. Het Andere Boek was een uitzondering. Ze zijn negen en vier en dat vind ik iets te jong om dit te snappen." 6
In de vele persartikels is geen sluitend antwoord te vinden op de vraag in welke mate Wim Helsen en zijn personage op elkaar lijken. Wim Helsen
5
Filip Rogiers, Yves Desmet, ‘wat is er heerlijker dan ongecensureerd onnozel kunnen doen?’, De Morgen, 22 december 2007, p. 50. 6 Filip Rogiers, Yves Desmet, ‘wat is er heerlijker dan ongecensureerd onnozel kunnen doen?’, De Morgen, 22 december 2007, p. 50.
14 houdt van spelen met de grens tussen fictie en realiteit, tussen zin en waanzin. Of dat nu op een podium is, of op televisie of gewoon in de bus. Zelf op onderzoek uitgaan leek me de enige optie om de enigmatische Helsen te ontmaskeren. 2.5. Motivatie Zelf had ik de eer om Wim Helsen in levende lijve te mogen spreken. Ik was erg benieuwd naar zijn beweegredenen. In Ekeren ontmoetten we elkaar na de voorstelling Bij Mij Zijt Ge Veilig op 6 november 2006 voor een gemoedelijk gesprek. In dit stuk zal ik Wim Helsen vooral zelf aan het woord laten. Verder in deze scriptie wordt hij namelijk monddood gemaakt door zijn eigen personage en mijn analyse. Hier wil ik vooral aantonen dat Wim Helsen zeer goed blijkt te weten waar hij mee bezig is. De redenen om het op deze manier te doen, zijn begrijpelijk. Hij noemt zijn aanpak niet eens zo verwonderlijk. Uiteindelijk denk ik dat dat niet zo vreemd is, mensen die zich verliezen in een idee of een stel ideeën samen die losstaan van de realiteit. Eigenlijk doet iedereen dat in meer of mindere mate. Mensen die psychologisch gezond functioneren corrigeren zichzelf de hele tijd. Je hebt ideeën over de wereld, over relaties, over andere mensen, over jezelf… Die ideeën maken het ons makkelijk om het overzicht te bewaren. Het geeft een veilig gevoel dat alles netjes geordend is. Maar eigenlijk weten we nooit zeker of die ideeën kloppen. We twijfelen de hele tijd, hoewel we het systeem wel blijven gebruiken. Waanzin is net het niet meer twijfelen en je eigen ideeën zo onvoorwaardelijk voor waarheid aannemen, dat je er enorm ver in durft gaan. Dat is volgens mij ook waar dictators zich in verliezen. Ik heb heel veel gelezen over Hitler en over Mao. Allebei compleet losgeslagen van de wereld en levend in overtuigingen die hen blind maakten voor de rest van de wereld. Hitler geloofde echt dat hij een genie was en de wereld zou redden. Hij geloofde het niet alleen zelf, hij kon ook een massa andere mensen overtuigen van dit idee. Even waanzinnig als gelijk welke gek uit een inrichting.
Een logische redenering die van gezond verstand getuigt. Wim Helsen wil ons denksysteem doorlichten door de twijfel eruit weg te halen. Hij wil aantonen hoe wankel onze ideeën zijn door iemand op te voeren die zichzelf niet meer corrigeert. Door iemand ten toon te stellen die te ver gaat. Net één stap verder dan ons.
15 Vooral in Bij Mij Zijt Ge Veilig werkt Wim Helsen dit „type‟ op een zeer nauwkeurige manier uit. De manier om alles op scène te zetten vond hij onder andere bij Hitler. Ik heb ooit een documentairereeks gezien, waarin mensen getuigenissen aflegden over Hitler. Zo was er een man die naar een toespraak van de Führer was gaan luisteren en hij en zijn gezelschap waren compleet opgedweept naar huis gegaan. Toen hij de volgende dag die redevoering in de krant las, bleef er geen vonk meer over en begreep hij niet waarom hij de dag ervoor het gevoel had gehad het licht te hebben gezien.
Het personage is dus niet zomaar uit de lucht komen vallen. Het is geruststellend te horen dat het een oorsprong heeft, een methode en een boodschap. Een boodschap die niets te maken heeft met het nazistisch gedachtegoed, maar er ons voor waarschuwt. Helsen gebruikt dezelfde wapens, maar net om ons voor dergelijke aanvallen te waarschuwen. Sowieso als mensen iets maken is dat gedeeltelijk uitingsdrang, maar altijd hangt daar toch een engagement aan vast. Ik heb een absolute hekel aan de manier waarop bijvoorbeeld het Vlaams Belang het volk manipuleert. Ik heb daar zelf al van afgezien, van andere mensen die met zo‟n vuur in hun ogen spreken. Ik ben daar ook vatbaar voor. De enige manier om daarmee om te gaan is die methodes zien en herkennen. Iedereen heeft al eens gelogen en bedrogen of zichzelf opgesloten in een slachtofferrol. Wat zij op groter niveau doen, doen wij op microniveau – binnen relaties bijvoorbeeld. Dat houdt me bezig. Maar als ik op een podium klim en letterlijk ga zeggen hoe ik daarover denk, zou dat niet werken. Ten eerste zeg ik niets nieuws en ten tweede is dat theatraal niet boeiend genoeg. Mijn manier om het volk wakker te schudden is zo‟n figuur te kijk te stellen in de hoop dat dat helpt in de bewustwording van mensen. Door de kenmerken uit te vergroten, blijft het beter hangen bij mensen en zullen ze ze makkelijker herkennen.
Een duidelijke waarschuwing tegen de onbewuste mechanismen die je keuzes beïnvloeden. Een waarschuwing zonder vingerwijzen wel. Want hoewel Helsen graag zijn publiek aan het denken zet, is het geen vereiste om met diepfilosofische gedachten de zaal te verlaten. Hij wil niet dat zijn publiek doodvermoeid en de les gespeld naar buiten gaat. Als ze niets geleerd hebben, is het ook goed. Als er mensen zijn die naar buiten gaan met het gevoel gewoon een fijne avond gehad te hebben en eens goed gelachen hebben, is dat ook prima. Het is wel leuk als die verschillende niveaus verenigd zitten in hetzelfde publiek. Ik speel graag met die lagen. Ik heb ooit eens een exemplarische voorstelling gehad waarna twee jongetjes me kwamen uitvragen voor hun studentenblad. Zij hadden het over de grappen – hoewel ik niet echt grappen bedenk – en over timing en woordspelingen. Even later stappen mensen van de plaatselijke Lion‟s Club op mij af en komen filosoferen over De Boodschap en mijn figuur als Zwerver. Nog andere mensen zagen er een hele religieuze tirade in en voelden zich bevrijd. Dat is allemaal mooi. Als je op een
16 podium kruipt, wil je iets doen gebeuren. Liefst waar die mens op dat moment nood aan heeft. Is dat aan een avond lachen, dan is dat prima. Heeft iemand anders een soort zingeving nodig, is dat ook prima.
Om de humor wat kracht bij te zetten, wisselt Wim zware toespraken af met de nodige portie naïviteit. Ik hou ook van achterlijk doen, zoals kinderen achterlijk doen. Volkomen ongeremd. Dit kan fantastisch werken en overslaan, maar kan ook op veel weerstand stuiten. Bij vele mensen zit dit veilig weggestopt achter „normaal‟ gedrag en komt het pas naar buiten als ze teveel gedronken hebben. Volgens mij is het echter gezonder om dit te cultiveren en te gebruiken. Ik denk dat ik psychisch extreem gezond ben net omdat ik de mogelijkheid tot dat soort gedachten toelaat. Ik kan alle woede en waanzin kwijt op het podium - en krijg er bovendien nog eens applaus voor - wat het mij een heel stuk makkelijker maakt naast de scène gelukkig te zijn.
Hiermee wil hij de mensen tijdelijk een nieuwe manier van denken voorschotelen. Door een dergelijke figuur neer te zetten, schopt hij tegen de zorgvuldig uitgebouwde systemen die wij opgelegd krijgen door de maatschappij of door onszelf. Hij stuurt een vernieuwende wind door onze geijkte denksystemen. Kunst als antidotum tegen de wenkende onverschilligheid dus. Sommige mensen uit het publiek durven hier niet in mee te gaan, anderen wel. Een enkeling komt Wim Helsen achteraf wel eens bedanken en dat vindt de artiest heerlijk. Het applaus na elke voorstelling is een heuse ontlading. Na een voorstelling ben ik vermoeid en fris tegelijk. Soms ook kwaad op mijn technicus of op mezelf. Soms ben ik best tevreden over de voorstelling en is er tijdens het spelen zoveel woede en verwarring vrijgekomen, dat ik ontroerd word door het applaus. Dat voelt dan zo liefdevol aan dat ik al een paar keer achter de coulissen ben gaan uithuilen. De laatste tijd gebeurt dat minder, maar er blijft wel veel loskomen in mezelf. En bij het publiek, merk ik vaak.
Het vraagt veel energie om een paar uur door te brengen in het hoofd van een psychopaat. Het is balanceren tussen gevoel en verstand. Dat hij dat laatste ook bezit, bewijst Wim Helsen meermaals, op het pedante af soms strooit hij citaten of verwijzingen in het rond. In het dagelijkse leven, maar ook in zijn voorstellingen. Zo verwerkt hij in Bij Mij Zijt Ge Veilig een citaat uit Keefman van Jan Arends, die zelf natuurlijk meteen aan de waanzin kan gelinkt worden. Het citaat is aangepast naar Wim Helsen, in plaats van de ik-persoon bij Arends.
17 Ja, het is waar, het gerucht dat ge hebt gehoord. Ja, Wim Helsen is een koning.
Ja, Wim Helsen strekt zijn armen over de mensen. Ja, Wim Helsen geneest van het onzichtbare lijden. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 46)
Wim Helsen is licentiaat in de Germaanse Talen en dat wil hij graag laten merken. Hij is belezen en citeert proza, poëzie en zelfs columns. Herman Brusselmans mag bijvoorbeeld door een citaat uit een van zijn columns één procent van de auteursrechten van Bij Mij Zijt Ge Veilig tot de zijne maken. Als u wil, mag u mij naar het eind van de wereld sturen, via een omweg, ik zal mij haasten om terug te zijn en u te bedanken dat u op mij hebt gewacht. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 41)
Hoewel de formule een succes genoemd mag worden, zegt Wim Helsen toch voor een volgend project een andere figuur te zoeken. Nu, jaren later, herkent de oplettende kijker toch nog steeds hetzelfde bizarre karakter. Angst om met zijn figuur vereenzelvigd te worden speelt daar niet echt een rol in. Helsen noemt mensen die daar niet kunnen doorzien idioten. And that which can be made explicit to the idiot, is not worth my care, citeert hij Blake anno 1799. Als een tafelgenoot echter vraagt naar het voorval beschreven in het tijdschrift Humo, windt hij zich toch even op. Een journalist had het verhaal uitgebracht dat Wim Helsen in Nederland de weg naar de theaterzaal wilde vragen en daar door een stelletje betweters zo onheus behandeld werd dat hij hun auto beschadigde. Dit zet het beeld van de agressieveling op scène natuurlijk kracht bij voor enkelingen die contexten bijzaak vinden. Zijn entourage is het er echter over eens: Wim Helsen is een hele lieve en zachtaardige mens. Technicus Serge voegt eraan toe dat zijn zeer fijne werkgever over de gave beschikt dieper in te gaan op het vreemde, het bizarre dat mensen vaak onbewust vertellen. Wim Helsen wil er ons op wijzen dat hetgene wat wij als „normaal‟ beschouwen helemaal niet zo vanzelfsprekend is. Vele van die beschouwingen zijn ons opgelegd door de maatschappij. In zijn Bij Mij Zijt Ge Veilig somt hij de dingen op die wij dagdagelijks moeten doen, willen we een “normaal” leven leiden. Hij laat iemand uit het publiek vragen of hij dit van Wim ook zou moeten. De Wim op het podium schudt het hoofd en roept de vraagsteller op
18 het podium voor een knuffel. Waanzin als ultieme vrijheid. Bevrijd van het opgelegde denkkader, de psychoanalytische norm. Al beseft Wim Helsen wel dat dit in het dagelijkse leven niet vol te houden is – en ook niet aan te raden. We hebben nu eenmaal zekerheden en raakpunten nodig. Maar dat betekent niet dat we er niet aan mogen twijfelen. Een rationeel woordje uitleg bij alle acties dus, zo lijkt het. Toch blijft de mist rond Wim Helsen zweven. Er zijn speculaties. Het programma van Wim Helsen zou geacteerd zijn. De bejaarden zijn allerbestebeste vrienden. Wim Helsen zou een gevaarlijke gek zijn. Die lithium moet slikken. Uiteraard laat ik mij met dit soort koffiedikkijken niet in. In de hoop een beeld te hebben geschetst van de ongrijpbare persoon die Wim Helsen is, zal ik in het volgende hoofdstukken zijn personage en diens eigenzinnige logica trachten te vatten.
19
3. Het Personage 3.1. Inleiding In dit meest omvangrijke deel van de scriptie, zal ik het personage van Wim Helsen verder belichten vanuit een theoretisch kader. Ik zal mij hiervoor beperken tot het personage zoals dat wordt opgevoerd in de twee avondvullende voorstellingen Heden Soup! en Bij Mij Zijt Ge Veilig. Beide voorstellingen werden gebundeld in een boek dat in 2007 uitgegeven werd door Meulenhoff/Manteau. Ik zal me beperken tot de tekst in het boek en op beide dvd‟s, zonder rekening te houden met theatertechnische aspecten als belichting, decor, kostumering, etc. Ik zal echter niet uit het oog verliezen dat het hier om een theatertekst gaat, die bedoeld is om opgevoerd te worden. De neventekst, regie-aanwijzingen van Wim Helsen zelf, wordt ook tot de te bestuderen stof gerekend. Ik zal het personage Wim Helsen uitspitten met de hulp van twee grootmeesters uit de psychologie. De eerste bron die ik zal gebruiken is het magnum opus van M.D. Hervey Cleckley; het wetenschappelijke werk The Mask of Sanity; an attempt to clarify some issues about the so-called psychopatic personality, vijfde editie, bewerkt door Emily S. Cleckley in 1988. Deze turf is de eerste uitgebreide beschrijving van mensen met het psychopathologisch syndroom, of kortweg: de psychopaat. In dit werk geeft Cleckley een uitgebreide beschrijving weer van de psychopaat. Het boek was een eerste, voorzichtige stap op dit onontgonnen terrein van de menselijke psyche en is dus ook toegankelijk voor leken. In het afsluitende hoofdstuk vat Cleckley de psychopaat bijvoorbeeld duidelijk samen aan de hand van zestien kenmerken. Deze zestien kenmerken zal ik toepassen op de teksten van Wim Helsen, om aan te tonen dat hij een
20 figuur op scène brengt die nauw aansluit bij de psychopaat. Ik zal dit echter nuanceren door ook het aspect borderline even te belichten. De tweede theorie die ik zal gebruiken is die van Jacques Lacan, een psychoanalyticus die zich baseerde op de bevindingen van Freud. De zestien kenmerken die Cleckley ons serveert zijn bevindingen, axioma‟s gebaseerd op observatie. Cleckley was een behaviorist en geen psychoanalyticus. Dit wil zeggen dat hij beschreef wat hij zag, zonder naar onderliggende mechanismen te gaan spitten. Lacan deed dit wel. Via de seminaries van Lacan zal ik een oorzaak trachten te geven voor de waarnemingen van Cleckley. De uiterlijke kenmerken die hij beschrijft zal ik groeperen en verklaren aan de hand van drie innerlijke mechanismen die zowat de basis vormen voor Lacans theorie over neurose en psychose: het belang van de taal in de menselijke psyche, het moderne oedipuscomplex en het fantasma. Ik zal als het ware Wim Helsen op de sofa leggen en aantonen hoe hij ons manipuleert door dagelijkse onbewuste systemen bloot te leggen en uit te vergroten. Ik zal hierbij theorie en praktijk zoveel mogelijk in elkaar laten overvloeien om een zo duidelijk mogelijk beeld te scheppen van de logica van het personage. 3.2. De symptomen - Cleckley In dit stuk wil ik uitzoeken in hoeverre de figuur die Wim Helsen neerzet de psychopaat waarheidsgetrouw weergeeft. Psychopathie blijft een vaag en ongedefinieerd begrip. Enig opzoekwerk leerde me dat de verschillende bronnen het er wel over eens zijn dat een psychopaat iemand is met een afwijkend wereldbeeld, een denkkader dat niet het onze is en zich niet aan onze sociale afspraken en ethische waarden houdt. Die beschrijving lijkt op het eerste gezicht toepasbaar op Wim Helsen, maar een handige checklist met symptomen van psychopathie is onvindbaar. Het is tevergeefs zoeken naar een handleiding.
21 The Mask of Sanity kwam het dichtst in de buurt. M.D. Hervey Cleckley, de auteur van het boek, geeft zestien kenmerken van de psychopathie mee. Op sommige kenmerken kan ik niet echt ingaan, omdat we slechts over een beperkte kennis beschikken. We kennen het personage enkel als de man die een paar uur op scène staat uit te leggen wat er precies aan de hand is – of toch een nobele poging doet. Of hij verder nog familie heeft, of hij werkt en wat hij thuis doet, laat Wim Helsen buiten beschouwing. Ik zal de structuur van het boek volgen, de kenmerken één voor één overlopen en een woordje uitleg verlenen. Via voorbeelden uit Wim Helsens werk zal ik aantonen dat deze kenmerken toepasbaar zijn op zijn personage. 3.2.1. Superficial charm and good “intelligence” Het beeld dat Kevin Spacey ons in Seven (1995) voorschotelde klopt met wat Cleckley over de psychopaat vertelt. Hij beschrijft de hoge intelligentie van personen met een psychopathisch syndroom. Ze zijn alert en vriendelijk, makkelijk om mee te praten en beschikken over een breed spectrum aan interesses. (Cleckley 1988: 339) Je kunt ze vergelijken met vertegenwoordigers. Ze zijn er niet meteen op uit je iets aan te smeren, ze willen in de eerste plaats zichzelf verkopen, je nieuwe beste vriend worden. In tegenstelling tot de meeste vertegenwoordigers heeft de psychopaat echter geen badge op en is dus moeilijker te ontmaskeren. Zijn motieven lijken oprecht. He looks the real thing. (Cleckley 1988: 339) Psychopaten zullen bij sollicitatiegesprekken zelden ongeschikt lijken. In het echte leven zijn ze dan ook vaak zeer succesvolle mensen die graag geziene gasten zijn op feestjes. Ze kunnen over alles meepraten en hebben nooit last van dipjes, verlegenheid of nervositeit. Bovendien lijkt de psychopaat geen last te hebben van zijn superieure intelligentie. Hij is gevrijwaard gebleven van de ongemakken die het succes met zich meebrengen. Hij kent geen schuldgevoel, noch voelt hij de nood met zijn succes uit te pakken. Dat het personage Wim Helsen over een goede portie intelligentie beschikt, zal niemand verbazen. Hij gebruikt die intelligentie om mensen een rad voor de ogen te draaien. Hij houdt
22 razendsnelle betogen die op het eerste gezicht getuigen van een enorme taalvaardigheid en gezond verstand. In Heden Soup! heeft hij het bijvoorbeeld over ABBA. Want ik heb nog respect voor de romantiek! Ik heb nog respect voor oude waarden en traditie! Ik heb nog respect voor ABBA! Ik heb altijd respect voor ABBA, ze mogen zeggen wat ze willen! Maar die heten niet echt ABBA, hé. Dat is de naam van de groep, dat is niet die hun familienaam, dat zijn geen vier ABBA‟s hé. Halo-o? Hun echte namen zijn Agneta, Bjorn, Benny en Frida. Dat zou dus eigenlijke ABBF moeten zijn. Of FBAB Of BBAF Of BABF Of NONI - als ze de derde letter van hun naam hadden gekozen, of OINN, of INNO, of als ze een combinatie van de tweede en derde letter hadden genomen dan was het misschien wel GJOERNIN geweest. Met zo‟n naam hadden ze het Eurosongfestival nooit gewonnen. (Helsen 2002, Heden Soup!: 31)
De “intelligence” staat bij Cleckley tussen aanhalingstekens. Fans van ABBA weten namelijk dat deze tirade nergens op slaat aangezien Frida eigenlijk Anni-Frid heet. De vurig opgeblazen ballon wordt doorprikt zodra iemand de tijd neemt er dieper over na te denken. Wim Helsen geeft je daar in de zaal zelf echter geen tijd voor. En dat beseft de man op scène. Hij misbruikt zijn radde tong en mooipraterij om het publiek dom te houden. Hij weet uit ervaring dat dit werkt. Een psychopaat is een observator, hij kent de mensen door en door, weet perfect hoe hen te bespelen. Complimentjes zijn daarin niet zeldzaam. Ironisch genoeg zijn psychopaten vaak de meest charmante mensen die men zich kan voorstellen. Toch zit er aan de complimenten die Wim Helsen zijn publiek toewerpt een bittere nasmaak. Hij zet zijn publiek op een voetstuk, enkel en alleen om zichzelf daarna nog een trapje hoger te plaatsen. Met een paar rake zinnen zet hij de marionetten op hun plaats. Herhaling speelt hierbij een belangrijke rol. Om het publiek dubbel te bevestigen in hun uitverkoren plaats, zegt Wim Helsen het simpelweg tweemaal. De tweede zin bevestigt de eerste en dus is het dubbel zo waar. Opnieuw zit aan het einde van de toespraak een vreemde uitspraak, die aan vele luisteraars voorbij zal gaan.
23 Maar gij hebt de belangrijkste keuze gemaakt die ge ooit in uw leven zult maken – al wist ge ‟t zelf niet – gij hebt de belangrijkste keuze gemaakt die ge ooit in uw leven zult maken – al wist ge ‟t zelf niet – dan weet ge ‟t nu, want ik zeg het u – twee keer. Boem shackalackalacka boem boem boem! Lof en dank aan u, van mij, vanuit de grond van mijn bodemloos hartje. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 19)
Zijn charmes bewijst hij door midden in de voorstelling Heden Soup! plots te onderbreken en zich te richten tot een mevrouw op de eerste rij. Pardon. Zo kan ik niet vertellen (Ge stopt, kunt niet verder want een mevrouw op de eerste rij eist plots uw aandacht op, ge kunt u er niet van losmaken. Zij lokt u met haar ogen, ge gaat er gehurkt voor zitten, dichtbij, ge praat ertegen en ge laat haar ogen niet los. Zij de uwe ook niet, dat durft ze niet.) Ik moet eerst iets zeggen, mevrouw. Aan u, enfin, aan iedereen, over u. (Helsen 2002, Heden Soup!: 26)
De dame in kwestie schikt zich wat netter op haar stoeltje en luistert aandachtig naar het compliment dat ongetwijfeld komen zal. In de plaats daarvan krijgt ze echter een eigenaardige boodschap te horen. Wim Helsen hemelt haar op en vernedert haar tegelijk. Daarover vertel ik graag meer in het hoofdstuk over Lacan; Het fantasma van de vernedering. 3.2.2. Absence of delusions and other signs of irrational thinking 3.2.3. Absence of “nervousness” or psychoneurotic manifestations Het klinkt wat vreemd om kenmerken te noemen die net niet aanwezig zijn, maar dat is het binnen de logica van de psychopathologie allerminst. Het betekent dat ze onder de oppervlakte liggen en naar buiten kunnen komen onder druk. Bij de psychopaat bijvoorbeeld door hem op te sluiten. Hij ziet geen reden voor deze opsluiting en komt onder stress te staan door al het onbegrip ten aanzien van zijn persoonlijkheid. Dit is ook zo wanneer Wim Helsen op een podium komt staan. In Heden Soup! vertelt hij zelf hoe hij na een hele reeks incidenten op het podium gegooid werd, alsof iemand hem gedwongen heeft zijn verhaal te doen. Dit kan men vergelijken met wat er in psychiatrische instellingen gebeurt. Ook daar wordt de patiënt opgesloten en op de sofa gelegd tot hij alles heeft verteld. De druk wordt te groot en de verborgen kenmerken komen naar boven. Ook in Bij Mij Zijt Ge Veilig komt de opdracht op het podium te kruipen van hogerhand. Wim Helsen moet en zal de wereld redden.
24 De reden waarom deze twee kenmerken onder normale omstandigheden niet losbreken uit zijn gedachten is omdat de psychopaat zeer goed kan inschatten wat de gevolgen hiervan zouden zijn. Cleckley gebruikt deze theorie in zijn werk om een psychopaat van iemand met een psychose te kunnen onderscheiden. Waar bij een psychose deze kenmerken veruitwendigd worden, slaagt een psychopaat erin deze eigenschappen te onderdrukken, te maskeren, hoewel ze zeker aanwezig zijn. Psychopaten zijn psychoten met een masker. Om de waanzin kracht bij te zetten, theatraliseert Wim Helsen deze aspecten. Hij brengt ze naar buiten voor het publiek. Een echte psychopaat gedraagt zich op deze vlakken immers als een doodnormaal persoon. Het publiek heeft daar echter weinig boodschap aan. Zoals ook de literatuur vaak de innerlijke wereld van een personage weergeeft, doet Wim Helsen dat op scène. Hij gebruikt de taal om deze innerlijke kenmerken naar buiten te brengen. Hij snijdt niemand de keel over en geeft zijn personage geen tics mee. Hij praat gewoon. Op een toon die geen waanzin doet vermoeden. Het zijn woorden. Woorden waar hij afstand van genomen heeft, waar hij rustig mee kan omgaan. Zo vertelt hij over zijn irrationele angsten. Het is een korte bekentenis aan het publiek, Wim Helsen laat het voorbijgaan als iets triviaals. Soms, dan ben ik bang van een schaap. Maar dan kijk ik rond en dan is er geen schaap. Dan heb ik geluk gehad. (Helsen 2002, Heden Soup!: 50)
Er zijn wel degelijk irrationele gedachten en misplaatste, uitbundige emotionele reacties. Zo vertelt hij een reeks moppen zonder pointe waarmee hij alleen kan lachen. Woorden zonder logica. Een psychopaat heeft het erg moeilijk met het aspect humor. De moppen uit de Druivelaarkalender zijn binnen zijn logica ontzettend absurd en helemaal niet grappig. Wim Helsen probeert tijdens Heden Soup! moppen te vertellen, maar dit lukt hem niet. Hij neemt wat hij zegt te serieus en vindt een beeld waar de meeste mensen even bij glimlachen hilarisch. Johan Museeuw gaat trainen maar hij valt in de gracht. En in die gracht ligt toevallig ook een koe en die koe zegt tegen Johan Museeuw: “Ssst, stil, ik heb mij hier verstopt want ze willen mij slachten.” Maar dat is zo‟n kei-ondiepe gracht! En dus zien ze die
25 koe al van kilometers ver liggen! Haha! Dan slachten ze die toch, hé! [lacht] (Helsen 2002, Heden Soup!: 59-60)
Deze „afwijking‟ benadrukt de eenzaamheid van zijn personage. Een echte psychopaat zou zich niet aan humor wagen, tenzij gebroken door gevangenschap. Het is wel de humor die zich in zijn hoofd afspeelt, maar meestal wreedaardiger. Wim Helsen brengt dit naar buiten om het sociale isolement van zijn personage duidelijk te maken. Als nota aan zichzelf geeft hij mee in de tekst: (Ge gaat grappen vertellen zonder pointe, maar wel met het anticiperend plezier van iemand die zijn grappen enorm grappig vindt, en de pointes hilarisch. Als de mensen meelachen is het goed, als ze niet lachen is het gênant en dus pijnlijk dat is ook goed zo staat ge daar nog eenzamer.) (Helsen 2002, Heden Soup!: 58-59)
De echte psychopaat veruitwendigt dit niet en is dus enkel eenzaam in zijn hoofd. Op scène is dit echter zeer moeilijk uit te beelden. Wim Helsen verkiest de theatrale, verbale oplossing. Bij deze twee punten valt het masker van de psychopaat even weg en komt de psychose duidelijk naar voren. De relatie tussen beide psychopathologische labels zou zijn dat de psychopaat, net als de psychoot een verstoorde realiteitsbeleving kent, maar deze eerste zichzelf heeft aangeleerd een schijn van normaliteit op te houden. Dat maakt hem gevaarlijker dan een psychoot, omdat hij zijn koelbloedigheid kan bewaren en zijn waan kan doseren. A very convincing mask of sanity, zoals Cleckley het noemt. (Cleckley 1988: 368) Toneeltechnisch gezien is het uiteraard niet interessant dit verbergende masker voortdurend op te houden. In Heden Soup! laat Wim Helsen het zo goed als volledig vallen, in Bij Mij Zijt Ge Veilig slaagt hij er vrij goed in de schone schijn hoog te houden, maar dit wordt – zeker naar het einde van de voorstelling toe – regelmatig doorprikt wanneer zijn leugens stilaan worden ontmaskerd en de grote leider op het podium slechts een zielig figuur blijkt te zijn.
26 3.2.4. Unreliability 3.2.5. Untruthfulness and insincerity De psychopaat heeft reeds op jonge leeftijd ondervonden dat het zo belangrijke nestgevoel slechts een vals gevoel van veiligheid is. Hij weet als geen ander wat je met dit gevoel kan bereiken. Hij werd er het slachtoffer van, maar kreeg het onder de knie en speelt er nu mee als een volleerd goochelaar. Hij liegt en bedriegt omdat hij het gevoel heeft dat zijn leven ervan afhangt. Hij kan niet anders. The psychopath shows a remarkable disregard for truth. (Cleckley 1988: 341) Hij zegt en beweert maar wat hem het beste uitkomt. Hoewel hij zeer betrouwbaar lijkt en zorgvuldig de periodes uitkiest waarin hij wel elke afspraak zal nakomen, heeft hij geen enkel gevoel voor verantwoordelijkheid. Ook niet tegenover zijn dierbaren. Wanneer hij geïrriteerd wordt, zal de psychopaat niet zelden overdreven reageren. Wim Helsen schreeuwt en briest in beide stukken soms op onverwachte momenten. Wanneer het volk in Bij Mij Zijt Ge Veilig zijn bevelen niet wil uitvoeren, probeert hij het publiek collectief zelfmoord te laten plegen. Niemand uit het publiek denkt eraan er een einde aan te maken, maar de leider heeft er anders over beslist. In Bij Mij Zijt Ge Veilig weet het kleinste kind dat de rest van de wereld helemaal niet in salamanders veranderd is. Toch houdt Wim Helsen dit hardnekkig vol. Hij dreigt iedereen die hiertegen ingaat te laten liquideren. De titel van de voorstelling valt op z‟n minst ironisch te noemen. Ook in de eerste voorstelling Heden Soup! krijgt het publiek hints over de onbetrouwbaarheid van de man met de muts op scène. Uiteraard benadrukt Wim Helsen hier veel meer dan een echte psychopaat zijn leugenachtigheid. Hij vliegt uit, schreeuwt moord en brand, briest als een op hol geslagen paard en beëindigt de schreeuwpartij met: Rustig! Ik ben rustig. Ik wel. En ik ben rustig en redelijk en beheerst, ik ben niet agressief, dat is niet waar dat ik agressief ben. Ik heb nog nooit een vlieg kwaad gedaan, of een ander klein dier, ik heb nooit een kleine hond geslagen met een plank met nagels daardoor (van je pampampam!), ik had met die affaire niets te maken. En daarbij, poedels zijn geen echte honden. Dat zijn homofiele mini-lama‟s. Dus dat zijn sowieso losers. (Helsen 2002, Heden Soup!: 19-20)
27
Wim Helsen tilt dit spel nog een niveau hoger. In Bij Mij Zijt Ge Veilig vertelt hij herhaaldelijk dat hij zijn vrouw niet in zeven stukken heeft gesneden en in een kist gestopt. Het publiek kent Wim Helsen intussen en denkt nu net dat hij dit wèl gedaan heeft. Wim Helsen op zijn beurt kent zijn mensen en wil net dat ze dat geloven. Moeten toegeven dat zijn vrouw hem gewoon heeft verlaten is te pijnlijk. Liever dan zijn gekwetste ego te laten zien, omhult hij zich met leugens en stoere verhalen, als een echte psychopaat. 3.2.6. Lack of remorse or shame Aangezien de psychopaat geen verantwoordelijkheidsbesef heeft, kent hij ook geen schuldgevoel of schaamte. Hij aanvaardt simpelweg geen schuld voor zijn daden of die van anderen. Als hem iets overkomt, is dat gewoon pech gehad. Ook bij anderen is dat zo. Wim Helsen illustreert dit wanneer hij over zijn vroegere vriendinnetje praat. Mijn allereerste lief ooit, die heette ook Anja. Die hebben ze de keel overgesneden en laten rotten in de brousse. In de Kongo. Ja, ç‟est la vie. Een spijtigheid. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 48)
Schaamtegevoel of spijt is iets wat het personage Wim Helsen niet kent. Gêne wanneer het gaat om brutaal geweld, uitwerpselen en zeker seks, is hem totaal vreemd. Dit wordt het duidelijkst geïllustreerd door „gedichtjes – ik zou u gaarne‟ waarmee hij op het Leids cabaretfestival opviel en zijn solocarrière van start ging. Eerder had hij deze gedichten al gebracht met Vrolijk België. Hij verwerkte dit stukje poëzie in Heden Soup! Graag geef ik het integraal mee, niet geschikt voor gevoelige lezers. Ik zou u gaarne vragen of gij mij kust misschien als gij mij kunt verdragen zal ik u gaarne zien
Ik zou u gaarne melken de sappen uit uw lijf en drinken van uw kelken mijn koe mijn moederwijf
Ik zou graag aan uw ogen zuigen met mijn mond ik zal ze niet inslikken neenee ik spuug ze op de grond
Ik zou u gaarne stelen zodat ik u bezit en ik u kan bevelen apporte! en lig! en zit!
Ik zou u gaarne strelen met mijn fluwelen hand uw armen en uw benen en ook uw binnenkant
Ik zou u gaarne riposteren tot gij uw takken slijpt uw messen en uw peren geen mens die mij begrijpt
28
Ik zou graag op schapenvellen en bij een vuur van hout u stillekes vertellen hoeveel ik van u houd Ik zou u gaarne neuken met mijne grote paal ik zou nogal eens beuken mijn paal die is van staal Ik zou nog graag eens vlammen aan driehonderd per uur in uw foef en in uw prammen ik ram u in de muur
Ik zou graag op u kloppen en stampen in uw maag maar eerst om u te foppen zeg ik: 'ik zie u graag' Ik zou graag op u pissen 't is triestig maar 't is waar mijn straal zal u niet missen gij wordt mijn urinoir Ik zou u gaarne missen verlaat mij dus maar nu en nix geen compromissen de kind'ren zijn voor u (Helsen 2002, Heden Soup!: 47-49)
Ik zou u gaarne beffen mijn bakkes in uw trommel gij zult nogal eens keffen ik bef u leeg verdommel
Liefde en schaamteloos geweld plaats Wim Helsen op één lijn. Ook is volgens de psychopaat een diepgewortelde haat en verachting onafwendbaar in een liefdesrelatie. Geen schaamte, geen spijt. Het is nu eenmaal zo. Hij geniet van het spel van ophemelen en vernederen. Een spel dat onlosmakelijk verbonden is met elke relatie die hij ooit zal hebben. 3.2.7. Inadequately motivated antisocial behavior De psychopaat doorbreekt bewust de sociale codes. Op zich is dat niet zo erg, dat doen we allemaal wel eens bij een leugentje om bestwil, bijvoorbeeld. Bij de psychopaat ontbreekt die „om bestwil‟ echter. Hij steelt, fraudeert, bedriegt of valt mensen lichamelijk aan zonder daar zelf beter van te worden. Hij doorbreekt de schijn van normaliteit om een doel te bereiken dat zo nooit bereikt kan worden. Soms ontbreekt zelfs elk duidelijk doel. In Bij Mij Zijt Ge Veilig wil Wim Helsen een president worden, maar de premisse daarvoor – dat de hele wereld in salamanders verandert – is op zich al gelogen. Hij liegt en dreigt en zal zo onmogelijk zijn doel bereiken. In Heden Soup! heeft Wim Helsen ook een doel; een mevrouw leren kennen, maar dit zal hij onmogelijk bereiken door haar soep te geven. In die soep zitten zelfgesneden gehaktlettertjes die – in de juiste volgorde gelegd – een boodschap vormen.
29 Wim Helsen gelooft dat als een mevrouw die lettertjes in de juiste volgorde opeet, ze van binnenuit enorm van hem zal houden. Het ontbreekt hem duidelijk aan een realistisch beeld over relatievorming. Hij wil een relatie, maar een onmogelijke. Wat hij van een vrouw vraagt, zal zij hem nooit willen of kunnen geven. Dit is voor Wim Helsen onbegrijpelijk. Hij is immers het allerbelangrijkste op aarde, ook voor haar. Volgens hem eist hij niet meer dan dat datgene wat hem toekomt: onvoorwaardelijke liefde en trouw. Hier lijkt Wim Helsen dan ook in de fout te gaan, als we zijn personage als een realistische, zij het theatrale psychopaat bekijken. Een echt psychopaat leeft immers vooral in zijn eigen hoofd en is ervan overtuigd dat langdurige sociale banden overbodig zijn. Hij verkeert ook in de onmogelijkheid ze aan te leggen en in stand te houden. Echt antisociaal kun je het personage van Wim Helsen niet noemen. Hij lijkt integendeel erg op zoek naar liefde en lijdt aan verlatingsangst. Meer daarover geef ik mee onder de hoofding borderline. 3.2.8. Poor judgement and failure to learn by experience Cleckley pleit ervoor de psychopaat niet langer te bestraffen; het haalt toch niets uit. Het is de ergste nachtmerrie van de psychopaat dat hij in een gevangenis of instelling zal terechtkomen waar zijn doen, denken en laten dag en nacht gecontroleerd wordt. Toch zijn er weinig die na hun eventuele vrijlating niet hervallen. De vrijlating wordt vaak besloten aan de hand van enkele theoretische tests. Door de hoge intelligentie van de psychopaat, wéét hij echter wat de psycholoog van hem verwacht. Hij weet perfect wat hij zou moeten doen in situatie X of Y. Als hij echter opnieuw in die situatie verzeilt, hervalt hij in zijn oude gedrag. (Cleckley 1988: 346) De psychopaat is verstoken van zelfreflectie. Daardoor kan hij zichzelf ook niet corrigeren. Hij ziet de wereld vanuit zichzelf en het zijn dan ook de anderen die bijgestuurd moeten worden. Hij zal leren hun gedrag na te apen, maar zal nooit écht veranderen. Wat er ook gebeurt, Wim Helsen blijft proberen. Vele vrouwen zijn al weggelopen als hij zijn soep aanbood, maar toch blijft hij koppig gehaktlettertjes maken en nieuwe slachtoffers zoeken, met keer op keer dezelfde
30 hoopvolle verwachtingen. Dat zijn methode wel eens niet de juiste zou kunnen zijn, stelt hij in geen van beide voorstellingen in vraag. Dit is ook het element bij uitstek dat de psychopaat aan het kind linkt. Psychopathie en vooral borderline zijn vaak symptomen van een dieperliggende ontwikkelingsstoornis, veroorzaakt door een trauma uit de kindertijd waar de patiënt niet over heen kan. Verwaarlozing in de kindertijd is hier vaak de boosdoener. Wim Helsen heeft geen normale kindertijd gehad en dit traumatiseerde hem. Sommige elementen van zijn persoonlijkheid – een persoonlijkheid die trouwens fragmentarischer is dan die van een psychisch gezond persoon – zijn dan ook blijven steken in die kindertijd. Zij hebben zich niet verder ontwikkeld. (Herman 1993: 54) Wim Helsen wil zijn kindertijd wanhopig opnieuw beleven en het deze keer wel „goed‟ doen. Wat er ook gebeurd is, het kind heeft instinctief het gevoel dat het zijn schuld is. Hij probeert de verloren tijd, zijn „fouten‟ goed te maken door op te gaan in kinderachtig gedrag. Tegelijk blokkeert hij alle schuldgevoel ten opzichte van het heden en het recente verleden. Wim Helsen heeft een erg levendige fantasie en stelt zich fictieve situaties tot in het absurde voor. Als het over seks gaat, of dingen die slecht zijn en waar men niet over spreekt, voegt hij er vaak aan toe „ik ken zelfs die woorden niet‟ en beschuldigt prompt iemand anders van de net uitgesproken gedachte. Degene met de perverse gedachten wordt genadeloos afgestraft. Dit voorbeeld illustreert ook de overdreven hevige reacties zoals besproken onder 3.2.5. […] zo staat ze daar te zingen in de mist met haar schaamlippen flapperend in de wind (van flipflap) Nietwaar, pardon, tis niet waar, er is geen sprake van schaamlippen, ze heeft geen schaamlippen. Jawel ze heeft wel schaamlippen, maar we zitten er niet naar te kijken daarbij we kunnen ze niet zien want er staat een hond voor. En het is die hond die naar die schaamlippen staat te kijken. Hij is de seksmaniak. Met zijn vuile kop. Geile smeerlap! Rotbeest. En dan stampen ze zijn tanden kapot, ze trekken hem een poot uit en ze smijten die weg hup! Daar! Ga je poot maar zoeken geile rothond! (Helsen 2002, Heden Soup!: 33-34)
Net zoals een kind heeft Wim er eigenlijk geen idee van waar de wereld echt om draait. Liefde heeft te maken met soep geven. Seks met geweld. Heiligdom met niet aan seks denken. Cleckley zegt hierover:
31 Let us then assume, as a hypothesis, that the psychopath's disorder, or defect, or his difference from the whole or normal or integrated personality consists of an unawareness and a persistent lack of ability to become aware of what the most important experiences of life mean to others. (Cleckley 1988: 371)
Hij heeft die belangrijke zaken nooit geleerd en dus kan hij er ook moeilijk over praten, laat staan ze ervaren. Wim Helsen gebruikt het humoristische aspect hiervan. Zijn personage lijkt soms wat naïef en onschuldig, maar heeft een heel eigen idee van wat het leven betekent. 3.2.9. Pathologic egocentricity and incapacity for love Op zich getuigt mensen laten betalen om twee uur lang stil te zitten en naar jou te luisteren al van een behoorlijk ego. Wim Helsen doet er nog een schepje bovenop en maakt van zijn verteller een God in het „niet eens zo diepst‟ van zijn gedachten. In Heden Soup! een veeleisende, zielige freak, in Bij Mij Zijt Ge Veilig een regelrechte tiran. Wim Helsen uit dit fenomeen door in beide voorstellingen de figuur een enorme grootheidswaan mee te geven. Hij zal de wereld veranderen, hij is belangrijk, alles draait om hem. Hij waant zich Jezus, hij voelt zich een dictator. De tekst die de gehaktlettertjes in zijn soep vormen, is hier een voorbeeld van. Proficiat mevrouw, het lot heeft ons nu samen gebracht en samen zullen wij blijven. Ik zal u goed behandelen zolang gij u een brave, deugdzame, gehoorzame vrouw toont. Anders zwaait er wat. (Helsen 2002, Heden Soup!: 29)
De mevrouw in kwestie hoort hierbij geen mening te hebben. Dat Wim Helsen wel eens niet het allerbelangrijkste in haar leven zou kunnen zijn, is uitgesloten. Een psychopaat is in staat tot oppervlakkige relaties. Hij kan het gevoel van verliefdheid hebben, kan iemand graag hebben of niet en kan zich opgewonden voelen. Vele psychopaten zijn erg bedreven in het doen alsof ze echt van iemand houden of simuleren ouderlijke liefde voor hun kinderen. Wat de psychopaat eigenlijk echt wil is zelf geliefd zijn. Als een fantastische vrouw van hem houdt, dan moet hij toch wel dubbel zo fantastisch zijn als zij. Hij zoekt iemand die hem bevestigt in zijn eigenliefde. Hij zal die persoon echter gauw laten vallen wanneer zich een nieuwe mogelijkheid tot bevestiging aanbiedt.
32 Aangezien het voor Wim Helsen onmogelijk is op een normale manier liefde te verwerven, dwingt hij mensen van hem te houden. Het publiek moet scanderen. Moeffi moeffi in Heden Soup!, Boem Shackalackalacka boem boem boem voor Wim Helsen in Bij Mij Zijt Ge Veilig. De hunker naar liefde en het egocentrisme vormen centrale thema‟s binnen het werk van Wim Helsen. De oorzaak daarvan zal ik trachten uit de doeken te doen in het hoofdstuk over Lacan, aan de hand van een trauma uit de vroege kindertijd. 3.2.10. General poverty in major affective reactions Hoewel psychopaten vaak hevig reageren, zijn ze niet in staat tot echte diepe gevoelens. Cleckley wijst erop dat het niet is omdat de psychopaat emoties hevig uitdrukt dat hij ze even hevig voelt. Although it is true that he sometimes becomes excited and shouts as if in rage or seems to exult in enthusiasm and again weeps in what appear to be bitter tears or speaks eloquent and mournful words about his misfortunes or his follies, the conviction dawns on those who observe him carefully that here we deal with a readiness of expression rather than a strength of feeling. Vexation, spite, quick and labile flashes of quasi-affection, peevish resentment, shallow moods of self-pity, puerile attitudes of vanity, and absurd and showy poses of indignation are all within his emotional scale and are freely sounded as the circumstances of life play upon him. But mature, wholehearted anger, true or consistent indignation, honest, solid grief, sustaining pride, deep joy, and genuine despair are reactions not likely to be found within this scale. (Cleckley 1988: 348)
Zoals ik al uitlegde is ook humor hen vreemd, omdat ze niet kunnen inspelen op verwachtingen en verrassing. Meer dan het gevoel echt te kennen, bootst de psychopaat het na, als een kind dat zijn ouders kopieert. Wim Helsen geeft hier een mooi voorbeeld van in verband met liefde en romantiek. Hij vertelt wat er zou gebeuren als hij dan uiteindelijk toch een vrouw heeft weten te verleiden met zijn soep. En dat heeft niets met seks te maken! Nee, dat gaat over tederheid en intimiteit en kameraadschap en godsvrucht en naastenliefde en romantiek. Daarover gaat dat! Over romantiek! En dan zullen wij samen romantische dingen doen, ik en die mevrouw. Dan gaan we wandelen aan het strand, en dan hangt de zon rood en laag boven de horizon, en de zee klotst af en aan met al zijn water en zijn vissen daarin, er trippelt een hond, en dàn pak ik de hand van die mevrouw en dan zwier ik met haar hand en dan is het romantisch! En dan zijn er vogelen en dan zeg ik van elke vogel welke soort het is: meeuw meeuw meeuw meeuw meeuw meeuw meeuw! (Helsen 2002, Heden Soup!: 30-31)
33 Cleckley voegt eraan toe dat dit kinderlijk gedrag en infantiele visie over dingen voor velen als humoristisch kan overkomen. When the normal man makes a gay or ironic quip on the subject of his own adversity, we may justifiably applaud it as humor. If the quip concerns an adversity which scarcely touches the maker, it is as empty of humor as the empty boldness of a daredevil who wagers his fortune in a dice game where no one is playing for keeps. (Cleckley 1988: 349)
Dit heeft Wim Helsen zeer goed begrepen. Het publiek vindt het ook enkel grappig als men beseft dat de man op het podium de dingen niet meent zoals hij ze zegt. Het is een stand up comedian die een rol speelt. Vanuit die veilige positie kunnen we ons permitteren te lachen. Wanneer morgen zou blijken dat Wim Helsen een zware misdaad heeft begaan, zou het lachen iedereen algauw vergaan. Gelukkig wijst Wim Helsen ons regelmatig op het feit dat het slechts fictie is. Zo laat hij honden in stukken braken, achtervolgingen inzetten vanop een schaap en fictieve figuren op het dak van een bus verschijnen. 3.2.11. Specific loss of insight Hoe verbazend het inzicht van de psychopaat in de buitenwereld ook is, er blijkt een blinde vlek in te zitten die hemzelf volledig bedekt. Voor de psychopaat is het onmogelijk zichzelf te zien zoals anderen hem zien. Een schizofreen kan beweren in Tibet te zitten en de Dalai Lama te zijn, maar de psychopaat weet op elk moment waar hij zit en waar hij mee bezig is. De reden waarom hij zichzelf niet kan bijsturen en niet leert uit fouten of bestraffingen is omdat elke vorm van zelfevaluatie ontbreekt. It is perhaps more accurate to say that he has no ability to know how others feel when they see him. (Cleckley 1988: 350) Het is verbazend hoe de psychopaat op zeldzame momenten in staat is zichzelf te analyseren, haast als een psychiater. Daarbij schuwen ze meestal zelfs het label „psychopaat‟ niet. Toch leidt deze informatie nooit tot een inzicht. De psychopaat projecteert, geeft anderen de schuld van zijn problemen, lost ze op door een kromme redenering en gaat na de zelfsessie gewoon op hetzelfde élan verder. Hij heeft de woorden uitgesproken, ze in de juiste context gebruikt, vaak veel informatie opgezocht over zijn aandoening, maar lijkt toch niet te begrijpen wat die grote woorden concreet betekenen. Hij gedraagt zich als een snob in een
34 museum die weet welke kernwoorden bij Caravaggio passen, maar niet weet wat die dure woorden precies betekenen. Wim Helsen is er rotsvast van overtuigd een Messias te zijn die de wereld gaat redden. Hij lijkt een moment uit zijn rol te vallen wanneer hij in Heden Soup! na de dans even onderbreekt voor een moment van „zelfreflectie‟. De goede verstaander begrijpt echter algauw dat hij gewoon zijn publiek wat wil sussen. Hij projecteert gedachten op het publiek, probeert te anticiperen op hun twijfels. Hij lost zijn vreemd gedrag ook op in een handomdraai. Zijn conclusie laat weinig inzicht blijken. Wat dacht u eigenlijk? Van mij? In het begin? Hé? Wat dacht u. Ik durf wedden dat er hier en daar mensen waren die dachten: jaa die man, die „Wim Helsen‟ die is toch wel wat een euhm een rare man „t Is waar hé? Jajaja. Allez, wie doet dat nu: soep maken, en dan die soep in een thermos doen, en dan met die thermos langs bushaltes gaan naar mevrouwen, en in die thermos zitten dan nog eens lettertjes, en als zo‟n mevrouw die lettertjes dan in de juiste volgorde naar binnen heeft, één kans op een miljoen, dan, dan zal er iets gebeuren. Ja, dat lijkt raar, akkoord. (Helsen 2002, Heden Soup!: 42)
Dan volgt er een stilte en Wim besluit zijn betoogje met: Maar wat doen andere heiligen? Aha! (Helsen 2002, Heden Soup!: 43)
Een simpele verklaring die niets met al het voorgaande te maken heeft. Alsof daarmee alles is opgelost, gaat Wim Helsen verder en vertelt dat elke heilige – en dus ook hij – een keuze heeft gemaakt. En daarmee is alles gezegd. In Bij Mij Zijt Ge Veilig verloopt het iets anders. Aan het einde geeft Wim Helsen toe alles verzonnen te hebben om de liefde van het publiek te winnen. Zijn vrouw is ervandoor en hij kan daar niet mee om, zo simpel is het. Hoe het afloopt met deze Wim Helsen weet niemand, want na deze bekentenis volgt enkel een lied. Dan is de voorstelling afgelopen. Wim Helsen heeft besloten niet meer te bestaan zodra alle leugens ontmaskerd zijn. De volgende dag probeert hij in een ander cultureel centrum wel opnieuw. In ieder geval heeft hij begrepen dat de voorstelling bij dit inzicht moet stoppen. Hij laat open of de psychopaat zijn pad verderzet en nieuwe dingen verzint alsof er niets is gebeurd, of of hij hiermee een symbolische zelfmoord ondergaat.
35 3.2.12. Unresponsiveness in general interpersonal relations Voor een psychopaat is het onmogelijk gevoelens van dankbaarheid te ervaren. Wanneer hij toch een dankjewel over zijn lippen krijgt, weet hij dat hij daarmee nog meer van jou zal kunnen bereiken. Dit dankjewel lijkt moeiteloos en oprecht, maar dat laatste is het nooit. Hij zegt het omdat hij weet dat het van hem verwacht wordt. Such gestures are exhibited most frequently when he feels they will facilitate some personal aim. (Cleckley 1988: 354) De gemompelde „merci‟ na het moeffimoeffimoment in Heden Soup! is daar een voorbeeld van. In Bij Mij Zijt Ge Veilig kan er nog geen hoofdknikje af na de aanstelling als president. De herhaalde frase „lof en dank aan‟ heeft telkens een ironische bijsmaak. Een psychopaat wenst van zijn medemens ook veel te krijgen, zonder daar zelf iets voor te moeten afstaan. Hij beseft niet hoeveel hij van zijn omgeving vraagt en schat zijn eigen daden veel hoger in dan die van een ander. Zo geeft Wim soep met lettertjes in ruil voor liefde en deugdzaamheid. In Bij Mij Zijt Ge Veilig zal hij het publiek beschermen in ruil voor eeuwige trouw. De vrouwen mogen zich gelukkig prijzen dat ze hem seksuele gunsten mógen verlenen. Wanneer de psychopaat geen zin heeft om te antwoorden, zal hij dat ook niet doen. In relaties zet hij zichzelf op de eerste plaats. Hij zal zijn geliefde op gezette tijden verrassen met bloemen, complimentjes of gespeelde tederheid, maar als hij daar geen zin in heeft of het niet nodig vindt, kan hij zeer bot zijn. Soms op zeer cruciale momenten. Wim Helsen geeft in Bij Mij Zijt Ge Veilig een mooi voorbeeld hiervan. Zijn vrouw stelt een vraag waar ze onmiddellijk een antwoord op verwacht. Wim Helsen heeft echter geen tijd of zin om op die moeilijke vraag te antwoorden. Dat was verschrikkelijk, die dag, toen mijn vrouw stierf, dat was een verschrikkelijke pechdag. Een zondag, ik zat buiten in de tuin een boek te lezen, de Bijbel, en mijn vrouw was taart gaan halen om ons tienjarig samenzijn te vieren [...] en toen is het gebeurd, toén vroeg zij aan mij: „Wim – want ze mag mij Wim noemen – op zondagen – Wim, houdt gij nog altijd zielsveel van mij?‟ En ik dacht: ik lees eerst mijn boek uit, dan heb ik tijd om na te denken. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 24)
Het feit dat Wim Helsen niet meteen antwoordt, kwetst haar zo diep dat ze zogenaamd zelfmoord pleegt. In feite gaat ze er op dat moment vandoor met
36 iemand anders. Wim Helsen laat een steek vallen. Psychopaten maken dergelijke fouten alleen in hechte relaties, die voor hen vaak verstikkend overkomen. Het gevoel is vergelijkbaar met dat wat ze in gevangenschap ervaren. Heel af en toe laten ze dan uit puur egocentrisme hun masker vallen. Zoals gezegd zullen ze deze fouten nooit toegeven. Wim Helsen zal nooit toegeven dat zijn gedrag zijn vrouw heeft weggejaagd, ook niet aan zichzelf. 3.2.13. Fantastic and uninviting behavior with drink and sometimes without Vele psychopaten drinken nooit of zelden. Ze weten immers wat er dan zal gebeuren: hun masker valt af en hun excentriek gedrag komt naar buiten. Anderen drinken vaak om te verdoven, te vergeten. Ze maskeren hun innerlijke pijn met plezier, komen los van zichzelf, maar zijn zich de volgende ochtend pijnlijk bewust van de realiteit. Als een psychopaat drinkt, komt de innerlijke pijn zonder remmingen naar buiten en zal hij zich verlaten in irrationeel, wansmakelijk gedrag. The alcohol merely facilitates expression by narcotizing inhibitory processes. (Cleckley 1988: 356) Alcohol is echter niet het enige middel om het masker tijdelijk te doen afbrokkelen. Drank laat de psychopaat zich bevrijd voelen, maar dat gevoel kent hij evenzeer wanneer alle blikken op hem gericht zijn, wanneer zijn egocentrisme zo gestreeld wordt dat hij in een delirium terechtkomt. In de voorstellingen van Wim Helsen komen geen schranspartijen of bacchanalen voor. Wel heeft hij de volle aandacht van het publiek. Ze juichen hem toe, lachen naar hem, applaudisseren ter aanmoediging. In zijn hoofd aanbidden ze hem. Hij voelt zich dus vrij genoeg om zich – vooral naar vrouwen toe – even vrijpostig te gedragen als iemand die te veel gedronken heeft. Zo stelt hij in de tweede voorstelling de vrouwen voor om hem „deemoedig te pijpen‟ en daarna „sereen te slikken‟. Er zijn erg weinig dames geneigd om op dat voorstel in te gaan. Toch gelooft Wim Helsen dat ze door te blijven zitten stilzwijgend toestemmen. Ook de dansen die hij in het midden van elke voorstelling inlast – om het publiek wat afwisseling te geven – zijn hier een symbool van. Zo gaat hij in Bij Mij Zijt Ge Veilig op een kist staan en maakt insinuerende dansbewegingen met een duidelijke climax op het einde. Wim Helsen legde me uit dat hij zich op het
37 einde van die dans zogezegd door zijn nieuwverworven volk laat pijpen als teken van aanvaarding. Het delirium na een orgasme kan vaak sterker ervaren worden dan dat na het consumeren van alcohol. Vanaf dat moment loopt het dan ook helemaal fout met de Wim Helsen op het podium. De „echte‟ Wim Helsen vertelde me ook dat hij op het podium de remmen losgooit op een manier die de meeste mensen alleen kennen als ze echt te veel gedronken hebben. 3.2.14. Suicide rarely carried out Aangezien de psychopaat altijd wel een valse belofte van beterschap – aan zichzelf of aan anderen – klaarliggen heeft en hij zichzelf onmogelijk kan zien zoals anderen zich zien, is er volgens hem nooit iets ergs aan de hand met hem. De omgeving moet zich beter aanpassen en wat hij ook belooft, de psychopaat zelf zal nooit een stap opzij zetten. Laat staan een waarmee hij zijn leven beëindigt. Over dit thema kan ik weinig zeggen. Wim Helsen heeft het er nooit over en de kans dat we zijn personage morgen bengelend aan een boomtak vinden, schat ik klein in. Het is dan ook een fictieve persoonlijkheid die slechts door zijn maker vermoord kan worden en niet over de kracht beschikt zelf over zijn bestaan te beslissen. Zijn maker kan beslissen ermee op te houden, dat is alles. Wim Helsen vertoont wel degelijk destructieve trekjes, maar als het op zijn eigen dierbare lijf en leden aankomt, blijven die trekken behoorlijk kleinschalig. In Bij Mij Zijt Ge Veilig zit een fragment dat heel even naar zelfdestructie neigt. Na een ingebeelde opstand van het publiek dreigt Wim Helsen ermee zichzelf iets aan te doen. Hij zal het publiek straffen door hun meeste geliefde mens op aarde pijn te doen. Ver durft hij hierin echter niet gaan. Stop daarmee! Stop of ik doe iets. Ik meen het hé! Ik trek aan mijn eigen haar hé. Ik durf dat! (ge trekt uzelf aan uw eigen haar naar beneden.) Aaw! Aaaagh! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 75)
38 Van zelfmoord is nergens sprake. Daarvoor ziet de psychopaat zichzelf veel te graag en denkt hij dat anderen hem net zo graag zien als hij zichzelf. Er valt nog te veel te rapen in deze wereld om naar een andere over te stappen. 3.2.15. Sex life impersonal, trivial, and poorly integrated Als we al weten dat een psychopaat egocentrisch is, niet in staat is tot diepere gevoelens en helemaal geen schaamte kent, behoeft het misschien weinig extra woorden om uit te leggen dat seks met een psychopaat niet echt aanlokkelijk lijkt. In tegenstelling tot wat kranten ons willen doen geloven, zijn zware seksuele afwijkingen bij psychopaten eerder zeldzaam. De meesten slagen erin hun masker ook tijdens de seksuele daad op te houden en niet helemaal toe te geven aan hun driften. Hoewel psychopaten niet veel nodig hebben om opgewonden te worden, zullen ze nooit echt kunnen genieten van seksuele activiteiten. De aanloop ernaartoe is vaak interessanter dan de daad zelf. Seks is iets triviaals. Wanneer psychopaten echter – al dan niet tegen betaling – een partner hebben gevonden die tot alles bereid is, kan het spel van vernederen en vernederd worden beginnen. Hiervan heb ik al meerdere voorbeelden gegeven. Wim Helsen maakt de koppeling seks-liefde op geen enkel moment. Ook is „gewone‟7, heteroseksuele liefde niet voldoende. Vaak gaan psychopaten op zoek naar iets spannenders. Zo hebben vele psychopathische mannen relaties met andere mannen, maar staan weigerachtig tegenover het woord homoseksueel. Ook Wim Helsen beschrijft naast de vernederende relaties die hij met vrouwen wil aangaan, waarbij ze hem al pijpend moeten overtuigen van hun complete acceptatie, andere bizarre seksuele scenario‟s waar hij duidelijk stiekem van geniet. Alles wat te maken heeft met obsceniteit is interessant. Hij voelt zich wel betrapt eens het publiek dat doorheeft. In Bij Mij Zijt Ge Veilig houdt een vosje dat drie jaar geleden gijzelaar was van bosjesman Rudi, Rudi nu zelf gegijzeld. Rudi – die intussen in een salamander is veranderd – heeft het vosje drie jaar geleden laten ontsnappen, een fatale fout volgens Wim Helsen. Rudi moet dan ook gestraft worden. 7
Cleckley beschrijft heteroseksuele liefde als de enige ‘normale’. Zo zegt hij bijvoorbeeld: ‘homosexual and other types of abnormal relations’ (Cleckley 1988: 360)
39 Wim Helsen wil Rudi een lesje leren op een wel heel perverse manier. Terwijl het publiek collectief één wenkbrauw optrekt, is er bij de man op het podium overduidelijk sprake van opwinding. En wat moet ge doen met de vijand? De vijand moet ge ...? Doodbijten! Kapotmaken! Vernederen! Verkrachten! Verkrachten! De vos moet de salamander verkrachten verkrachten verkrachten! [beeldt uit hoe dat dan in zijn werk zou gaan, maar merkt plots dat hij er al te hevig in opgaat] Afin, ik weet niet hoe dat gaat. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 65)
Wim Helsen heeft het wel vaak over „tederheid‟, maar dit blijft eerder een vaag begrip. Hij herhaalt tijdens zijn eerste voorstelling regelmatig expliciet dat het niet over seks gaat, maar over tederheid en intimiteit. Alle gedachten die met seks te maken hebben, duwt hij – zodra ze uitgesproken zijn – meteen weer weg. In Bij Mij Zijt Ge Veilig is hij opener over seks dan in Heden Soup!. Veel heeft te maken met de omstandigheden. Waar hij in Heden Soup! tegen zijn zin het podium werd opgeduwd, weet hij in de tweede voorstelling dat het publiek daar speciaal voor hem zit, dat is een comfortabeler situatie om het over bepaalde onderwerpen te hebben. In Heden Soup! beseft hij dat hij minder krediet heeft. Andermaal projecteert hij zijn eigen zwakheden op anderen. Het zijn andere mannen die aan seks denken. Tot tweemaal toe verzekert hij het publiek ervan dat hij van de mevrouw in het bushokje geen seks wil. En dat heeft ook niets met seks te maken, nee. Dat heeft echt niets met seks te maken als ik een mevrouw op straat vraag of ze wat van mijn soep wil. Dat is alleen een vraag een soepvraag. Daarbij ik denk niet aan seks. Andere mannen, dat zijn de vetzakken. Ik ben zuiver op de graat, zoals Fabiola. (Helsen 2002, Heden Soup!: 22) En dat heeft niets met seks te maken! Nee, dat gaat over tederheid en intimiteit en kameraadschap en godsvrucht en naastenliefde en romantiek. Ja! (Helsen 2002, Heden Soup!: 30)
Wanneer het wel over seks gaat, is die onverbiddelijk goor en plat, zoals zijn gedichtenreeks duidelijk aantoont. „Tederheid en intimiteit‟ is wat Wim Helsen zegt te willen, maar daar komt hij nooit toe, behalve met de moederfiguur die op het einde van Heden Soup! tevoorschijn komt. Ook in dit stuk blijven de tedere gebaren echter vaag en ongewoon, op het dierlijke af. Zo haalt de moederfiguur aan het einde de dieren uit Wim Helsens haar en belooft ze dat ze eindelijk naar hem zal luisteren.
40 3.2.16. Failure to follow any life plan Psychopaten zijn gauw afgeleid. Ze springen van de hak op de tak zodra iets bij hen opkomt dat hen op dat moment interessanter lijkt dan wat ze aan het doen waren. Wim Helsen springt in zijn verhaallijn van het ene onderwerp naar het andere. Hij lijkt er maar niet in te slagen een rechtlijnig verhaal te vertellen. Toch eindigt alles netjes samengebonden. Het doel dat hij voor ogen stelde aan het begin is echter nooit bereikt. Cleckley wijst erop dat het levensplan realistisch moet zijn. Uiteraard hebben psychopaten ook doelen voor ogen, maar die liggen vaak niet in de lijn van het mogelijke. Zo wil Wim Helsen in de eerste show een vrouw voor hem winnen door middel van gehaktlettertjes en in de tweede waant hij zich dictator, in staat om de aanvallende Luxemburgers te verslaan. Beide plannen eindigen in totale mislukking, maar Wim Helsens manier van aanpakken is dan ook volledig onrealistisch. Bovendien laat hij zich makkelijk afleiden door ingebeeld gefluister, een mevrouw op de eerste rij, een microfoonstandaard of nevenverhalen. Het lijkt wel alsof hij wil dat zijn plannen mislukken. He seems to go out of his way to make a failure of life. (Cleckley 1988: 364) Bij elke stap die hem dichter bij zijn doel brengt, wordt de drang naar andere kicks sterker en sterker. In de zoektocht naar bevrediging gaat de psychopaat steeds verder. Geduld om ergens naar op te bouwen heeft hij echter niet. Hij wil alles. Hier en nu. Cleckley noemt de psychopaat dan ook the product of true madness. (Cleckley 1988: 365) 3.2.17. Voorlopige conclusie Wim Helsen zet de psychopaat op een erg realistische en gedetailleerde manier op scène. De belangrijkste conclusie van The Mask Of Sanity is echter dat de psychopaat boven al deze symptomen een masker aantrekt. A very convincing mask of sanity (Cleckley). Het grootste probleem bij psychopaten is dat ze zich niet gedragen zoals ze zich vanbinnen voelen. Het is dus erg moeilijk om ze te ontmaskeren. Wim Helsen doet dit voor ons. Hij trekt het masker van zijn psychopaat-personage af en laat zien wat er zich binnenin zou afspelen. Dit is wat hem onderscheidt van de reële psychopaat.
41 Toch kunnen we Wim Helsens personage niet alleen definiëren met de titel „psychopaat‟. Wat Wim Helsen ons laat zien, is meer dan dat. De figuur vertoont immers nog kenmerken van een ander psychopathologisch label. 3.2.18. Borderline Onder de ruwe bolster van de psychopaat lijkt meer te zitten. De zoektocht naar tederheid en (moeder)liefde in beide stukken valt niet te negeren. Vooral naar het einde toe van beide voorstellingen, laat Wim Helsen de gevoelige kant van zijn personage zien. De drang naar externe zelfbevestiging en het thema van de verlatingsangst spelen een prominente rol in het slotstuk van beide monologen. In Heden Soup! duikt dé vrouw uit Wim Helsens leven op. Zijn moeder staat op uit de dood en spreekt hem toe. Ik zie wit licht en nevelslierten ……. een figuur…. Het is mijn moeder ze zit daar met armen wijdopen, ik ren naar haar toe zij roept van ver: kom maar hier kleine jongen! leg je hoofd maar in mijn schoot ik zal de dieren uit je haren halen ik zal pleisters plakken waar je gesneden bent dan doe ik dat dan leg ik mijn hoofd in haar schoot En zij zegt mij dat ik rust mag zijn dat alles goed is dat ik niet meer moet hopen dat ik niet meer moet proberen want het zal toch niet helpen ge zijt helemaal alleen zoals iedereen altijd en overal alleen is in alle talen ge zijt bloot en weerloos ge zijt gemaakt van dun papier één windvlaag en ge ligt omver het is niet dat de anderen u niet willen verstaan het is dat zelf van dun papier gemaakt zijn één scheurtje en ze scheuren en ge kijkt naar mij maar ge ziet uzelf staan ge zegt tegen uzelf wat ge al altijd geweten hebt dat uw pijn voor u alleen is niemand anders kan eraan niemand heeft er weet van en dat is goed zo zo zijn we vrienden dat soort vrienden zijn we we proberen niet we hopen niet we zien we kijken elkaar in de ogen we zeggen
42 kom leg uw pijn maar hier bij mij het zal geen grammetje helpen leg uw hoofd maar in mijn schoot dat ik u zeg dat ge alleen zijt dat ik u aai dat ik u zeg dat er geen hoop is dat ge van geluk moogt spreken dat ge niets betekent kom dichterbij kom ik heb u niks te bieden kom hier vertel uw verhaal ik beloof ik zal het niet begrijpen kom leg u in een bolleke aan mijn voeten ik zal voor u een lied zingen over nix (Helsen 2002, Heden Soup!: 66-68)
Uiteraard is een rasechte psychopaat niet in staat tot zulke gevoelens, laat staan ze op een dergelijke poëtische manier uit te drukken. In Bij Mij Zijt Ge Veilig licht Wim een tipje van de sluier op over hoe hij zo verbitterd is geworden. Tijdens de voorstelling begrijpt het publiek dat hij zijn vrouw heeft vermoord. Subtiel laat hij doorschemeren dat zij hem meermaals bedrogen heeft en hij dit niet langer kon dragen. Uiteindelijk blijkt er van moord geen sprake. Ze ging ervandoor met haar minnaar en liet hem verward achter, waarna hij door het lint ging, maar niemand had om het op uit te werken. Dus werd hij maar dictator. Wim Helsen is een hele lieve mens. Maar ge moogt mij geen pijn doen. Ge moogt niet liegen tegen mij. Ge moogt niet weggaan van mij. Mag niet! Weet ge wat er dan gebeurt, als ge mij pijn doet? (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 26)
Dan zingt hij. Eerst droevig en onverstaanbaar, maar dan teder en met kristallen stembanden. Heden Soup! eindigt met een eigenzinnige versie van Fernando van ABBA. In zijn tweede show zingt hij Ne Me Quitte Pas van Jacques Brel. Beide momenten zijn om stil van te worden. Geen eenzijdige gevaarlijke gek aan het woord dus, maar een mens van vlees en bloed, met een onstilbare honger naar bevestiging en liefde. Zoals het woord het zelf zegt, slaat „borderline‟ op mensen die op de rand leven. Niet echt psychisch ziek zijn, maar erg gevoelig, erg wisselvallig in hun stemmingen. Ze zijn impulsief en verward. Lange tijd werd borderline niet als een ziekte gezien. Volgens de attachmenttheorie van Fonagy (2001), waarin de
43 moederfiguur centraal staat, hechten kinderen zich veilig in een gezonde gezinsstructuur. Afwijkende of onveilige hechtingen zijn dan angstige vermijdende en afhankelijke hechtingen. De meest extreme onveilige hechting is de zogenaamde „chaotische hechting‟ zoals ze zich bij de borderline voordoet. Oorzaak zou een vroegkinderlijk trauma zijn. (Fonagy 2001) De meeste psychologen ondersteunen nog steeds de theorie dat we allemaal een beetje borderliners zijn. Dit wordt versterkt door de moeilijke omstandigheden waarin we leven. Het is de ziekte van de tijd, de Melancholie van de Romantiek, het „levensgevoel van troosteloosheid‟. Het is tegenwoordig compleet uit den boze om iemand „normaal‟ te noemen. Slechts wanneer de symptomen onze levenskwaliteit echter aanzienlijk aantasten, spreekt men van „borderline‟. De website van het Trimbosinstituut stelt het zo: Vaak hebben mensen met borderline een onbehaaglijk gevoel over zichzelf en weinig eigenwaarde. Zij zijn bang om in de steek gelaten te worden, of voelen zich eenzaam. Ook zijn ze vaak bang dat anderen hen niet accepteren of zullen afwijzen. Terwijl de buitenwereld daar meestal niets van merkt, kunnen zij zich van binnen leeg voelen. (www.trimbos.nl)
Op het eerste zicht lijken beide „types‟, de psychopaat en de borderliner, moeilijk verenigbaar. De geneeskundecursus Psychiatrie voor niet-psychiaters van Dr. G. Buyse maakt echter de intrigerende opmerking dat borderline een aanzet kan zijn tot psychopathie. (Buyse 1981) Psychopathie kan gezien worden als een extreme vorm van borderline, waarbij de bange verwarde borderliner zich uit zelfbehoud helemaal afsluit van de buitenwereld en enkel nog zijn of haar eigen gedachten gelooft. Een dramatisering van borderline geeft dus psychopathie, maar een theatralisering van de laatste grijpt weer terug naar de basis om het publiek niet al te hardhandig af te stoten. Een psychopaat zou het zich niet verwaardigen contact te zoeken met zijn publiek, laat staan hun liefde af te smeken. Wim Helsen voegt dit sociale aspect toe. Hij laat het masker vallen en toont bewust wat erachter schuilt. Hierdoor stelt hij zich kwetsbaar op en verzacht de harde psychopaat tot een mens van vlees en bloed. Met angsten en verlangens.
44 Ook die angsten en verlangens vergroot hij uit, waardoor het element borderline opnieuw „spreekrecht‟ krijgt in zijn monologen. En gelukkig maar, twee uur lang naar hermetisch gewauwel zitten luisteren, houdt geen normaal mens vol. De vertolking van Wim Helsen ligt dus ergens op de verbindingslijn tussen borderline en psychopathie. Dit leiden we af van de symptomen. Hoe dat precies in zijn werk gaat, waar die symptomen vandaan komen – gesteld dat het personage op het podium realistisch uitgewerkt is, een verleden en toekomst heeft – zoek ik uit in het volgende hoofdstuk. Hiervoor zal ik psychoanalyticus Jacques Lacan onder de arm nemen. Ik zal via hem ook de rol van het publiek en de mechanismen die Wim Helsen gebruikt om dit publiek te bespelen verder toelichten.
45 3.3. Psychoanalyse - Lacan 3.3.1. Inleiding op Lacan 8 Jacques Lacan (1901 – 1981) combineerde de psychoanalyse van Freud met de structuralistische taalkunde van de Saussure tot een unieke theorie. Net als Freud vertrekt Lacan van het Subject, een gevoelswezen met een Onbewuste dat zijn ratio tracht uit te drukken. Het middel waarmee het Subject zich uitdrukt, de taal, is voor Freud niet veel meer dan een voetnoot. Zelf staat hij stil bij woorden en uitdrukkingen. De taal zelf is door Freud nooit echt ontgonnen. Lacan doet dit wel. Meer nog, hij beweert dat de taal en het Onbewuste een gelijkende structuur bevatten. In een brief van Freud aan Abraham leest Lacan de aanzet tot zijn eigen theorie. Het Onbewuste is de som van alle libidineuze objectbindingen. Het Bewuste bewerkstelligt het koppelen van deze onbewuste ideeën aan woordbegrippen: dit schept de mogelijkheid dat iets bewust wordt. (Freud 1914-1915) 9
Lacan zal hierop zijn theorie over de Symbolische Orde baseren. Hij gelooft namelijk dat het Subject gedreven wordt door een Verlangen om de Leegte (het tekort dat hij/zij onvermijdelijk voelt) op te vullen. Dit verlangen kan nooit verwoord worden. Daardoor krijgt de taal iets dubieus: het is de enige mogelijkheid om dicht bij het Verlangen te komen, maar de taal blijft er ook altijd rondcirkelen zonder het Verlangen ooit te kunnen raken. Een poging dit Verlangen te volbrengen is het najagen van een gemis. Er is ons iets ontvallen en dat gaan we opnieuw zoeken. Freud zelf beschreef de mysterieuze glimlach in het werk van Leonardo Da Vinci als het zoeken naar de verloren gelaatstrekken van zijn moeder van wie hij veel te jong gescheiden was. Lacan nam deze studie over en benoemde die glimlach voor Da Vinci als Object a: het Object van Verlangen. (Geerardyn 2005: 29-49) Niet zelden heeft Object a iets te maken met de kindertijd. Wanneer Object a een grote rol gaat spelen in het onbewuste, zoekt het Subject een manier om hiermee om te gaan. Er zijn drie invullingen om het tekort 8
Hiervoor baseer ik me op verschillende bronnen: Geerardyn 2005, Vandenbergen 2008, Jones 1965 en Schokker 2000. 9 E. Jones (1965), Het leven en werk van Sigmund Freud deel 2, C. De Boer – P. Brand Hilversum, p. 103.
46 te weigeren. (Harrari 2000) In het gangbare hysterische discours ontstaat een Fantasma. Dit cirkelt net als de taal rond ons object van verlangen. Het Fantasma bestaat uit drie delen, maar deze hoeven niet allemaal zichtbaar te zijn. Het is een gelijkzijdige driehoek met Object a in het midden. Het fantasma omsluiert het verlangen en behoedt het Subject zo voor een traumatische ervaring. Object a kan zich ook uiten als partieel object. Dit betekent dat het Subject zich vastpint op een bepaald lichaamsdeel of voorwerp en zo een fetisj ontwikkelt. Het verlangen wordt gericht op iets concreets, iets tastbaars. Een andere mogelijkheid om weerstand te bieden tegen de leegte is het weigeren van de castratie. Dat betekent dat het Subject geen plaats zoekt in onze cultuur, maar erbuiten gaat staan. (Vandenbergen 2008: HS2) Dit laatste is wat Wim Helsen grotendeels doet: hij stelt zich boven onze Symbolische Orde en neemt dus geen deel aan het alledaags, neurotisch discours. Bijna altijd heeft het Verlangen te maken met iets menselijks. Het Subject verlangt naar een medemens, door Lacan de Ander genoemd. Meer specifiek wil het Subject het Verlangen worden van de Ander. Hoe die Ander in ons leven komt en wie de Symbolische Orde introduceert, verklaart Lacan in het haast mythisch geworden Oedipuscomplex. Ook hier baseert hij zich weer op de theorie van Freud, maar hij werkt de eerste levensjaren van het kind uit en haalt het perverse randje weg. De beruchte Fallus wordt symbool voor het Verlangen van de moeder. In dit hoofdstuk zal ik de theorie van Lacan toepassen op Wim Helsen. Ik zal trachten aan te tonen dat Wim Helsen niet enkel met de theorie speelt om zijn personage vorm te geven, maar ook via de onbewuste mechanismen die Lacan beschreef het publiek in een bepaalde rol kan dwingen. Onbewust herkennen we allemaal het verdriet van de man op het podium. Onbewust weten we ook hoe we Wim Helsen kunnen troosten en wat we beter niet zouden doen. Hij dwingt ons een bepaald standpunt in te nemen. Ik zal hiervoor de drie hoofdbegrippen van Lacan verder uitwerken: de Symbolische Orde, het Oedipuscomplex en het Fantasma.
47 3.3.2. Lacan: de taal verdeelt de mens De basis voor Lacans theorie is de innerlijke verdeeldheid van de mens. Er is een verschil tussen de realiteit zoals wij die ervaren en wat Lacan het Reële noemt. Het Reële bevat de driften, de verlangens van de mens. Het Reële is voor de pasgeboren baby de enige gewaarwording. Het kind heeft honger, is onderhevig aan prikkels en gevoelens waarmee het niet overweg kan. Naarmate het opgroeit, leert het zijn basisprikkels te beheersen en dringt de echte wereld tot hem door. Het verschil tussen het Reële en wat wij realiteit noemen, is de leegte waar Lacan over spreekt. Zowel de kloof als de brug tussen deze twee „werelden‟ is de taal. Via taal proberen we in contact te komen met het essentiële, maar bij elke poging verwijdert dit zich verder van ons. De intrede in de talige wereld is dan ook niet vanzelfsprekend. Volgens Lacan wordt het Subject een tweede keer geboren wanneer het kennis maakt met de Symbolische Orde, in casu de taal. Net zoals Derrida ziet Lacan de taal als een keten van betekenaars, voorstellingsrepresentanten of akoestische beelden. Betekenaars vormen een systeem van verschillen, waarbij het belangrijkste verschil zich bevindt tussen betekenaar en betekenis. Het kind groeit op en leert gaandeweg zijn driften te benoemen, het kan erover praten, het wordt een être parlant. (Van Heusden 2001: 162) De Symbolische Orde bepaalt de mens en aanvankelijk is dit een geruststelling; wat je kunt benoemen, kun je controleren. Na enige tijd beseft het denkende wezen dat deze geruststelling slechts een illusie is. Het gezegde valt niet samen met het bedoelde. Het Symbolische doet altijd onrecht aan het Reële. Er is altijd een tekort in het Symbolische. Object a valt altijd buiten het gezegde. Niet de mens spreekt de taal, maar de taal spreekt de mens, heeft Lacan herhaaldelijk gezegd. Het Subject controleert de taal niet, de taal verdeelt het, legt het wetten op. Wat het Subject ook wil verwoorden, hij/zij zal nooit de essentie kunnen weergeven, precies zoals hij/zij het bedoelt. De taal biedt troost, maar wekt tegelijk frustraties op. Het leren van de symbolische codes is een ingrijpend en soms pijnlijk proces, waarbij het kind enerzijds macht verwerft, maar anderzijds ook veel van het eigene moet opgeven ten gunste van wat al vastligt en niet meer gekozen, laat staan gemaakt kan worden. (Van Heusden 2001: 162)
48
Gaandeweg zal blijken dat Wim Helsen een ambigue relatie heeft met deze symbolische codes. Wim Helsen staat op een podium en vertelt een verhaal. Lacan toonde aan dat de mens door zijn verhaal geconstitueerd is. Het verhaal is steeds geselecteerd, het bevat narcistische inhouden en het bevat valkuilen. (Mooij 1975: 92-93) Wim Helsen gebruikt deze valkuilen om zijn publiek te vangen, maar trapt er vaak ook zelf in. Achter het verhaal schuilt het belangrijkste: dat wat niet gezegd wordt. In dit deel van mijn scriptie ga ik vooral op zoek naar datgene wat niet gezegd wordt. Meer nog dan gewone neuroten is de psychotische Wim Helsen verdeeld door de taal. Met Cleckley toonde ik reeds aan dat Wim Helsens persoonlijkheid gefragmenteerder is dan de onze. Net als wij is Wim Helsen geroepen om de taal te bewonen, maar nog meer dan ons blijft hij erbuiten staan. (Vandenbergen 2008: HS2) Dit uit hij in versprekingen, stotteren, absurde verwoordingen en nonsensikale slogans. Reeds in de eerste scène van Heden Soup! brengt Wim Helsen de problematiek van de (non-)communicatie op een originele manier naar voren. De onmogelijkheid om te communiceren is bij Wim Helsen een recurrent thema. In Heden Soup! stormt hij het podium op en brengt a capella een lied. Het duurt een hele tijd eer het publiek begrijpt om welk nummer het gaat, want Wim heeft de woorden vervormd, als had hij een zwaar spraakgebrek. „Listen to the beat beat beat of the song song buzzin in my head head like a bum dum‟ wordt „Lissan ua beat a beat of asawsaw abuzzin in a head a head aik a baw baw‟. Hij zingt het introliedje van zijn voorstelling na, vol verachting. Alsof hij wil vragen of het dit is dat het publiek wil. Het leidt tot onbegrip van beide kanten en hij stapt woedend de coulissen terug in, nadat hij zijn toeschouwers heeft uitgescholden voor smeerlappen. Even later rent hij terug naar het midden van de scène, schreeuwend en briesend. RRRRecept! / euh percept / euh pester / specter / spectrum / spekster / Respect! Respect! Bedoel ik! (Helsen 2002, Heden Soup!: 16-17)
Af en toe keert het wapen, de taal, zich tegen hem. Het laat hem in de steek. Het stottert of blokkeert net wanneer hij de trekker wil overhalen en iets belangrijks wil meedelen. Telkens wanneer dit gebeurt, vlucht Helsen gauw in
49 een verklaring de logica van de psychopaat waardig. Zo grijpt hij vaak terug naar de spraakverwarring zelf. In Bij Mij Zijt Ge Veilig heeft hij geleerd om die wartaal zelf te gebruiken als een emotioneel chantagemiddel. Hij beseft dat hij verstrikt in de taal zijn eigen – gespeelde – wanhoop ten toon kan spreiden. De controle over de taal verliezen is het ergste wat hem kan overkomen en iedereen houdt van hem. Logischerwijs is het ergste dat de anderen kan overkomen dan ook de psychoot zijn taal zien verliezen. Dit doet hij bewust. Als een kind dat zich in de supermarkt huilend op de grond werpt om de onrechtvaardigheid van zijn moeder kenbaar te maken. Kijk toch wat je met mij doet. Wanneer zijn vrouw dreigt bij hem weg te gaan, kan hij onmogelijk op een volwassen manier reageren. Hij gaat over tot kinderachtige chantage (Ge kruipt op de kist en doet een waanzinnig-verneukte-diepmelancholieke en kwade, nauwelijks te verstane versie van een strofe uit Ne me quitte pas. In uw versie klinkt het als Oy quitte pa! Daarna springt ge weer van de kist, wandelt wat heen en weer) Ge moogt mij geen pijn doen. Of ik ga nog veel langer op die manier op de kist zitten zingen. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 26-27)
3.3.2.1. Heiligheid is veiligheid Freud heeft het in zijn neergeschreven analyses vaak over het verkeerd begrijpen van woorden en dat dit een enorme invloed kan hebben op iemands leven. In zijn brieven aan Fliess verhaalt Sigmund Freud over „E‟, een man die op tienjarige leeftijd een paniekaanval had tijdens het vangen van een kever. De jongen was tweetalig Frans-Duits, zoals de meeste Zwitsers. Freud kwam erachter dat de jongen voor zijn tiende verjaardag een gesprek had opgevangen waarbij hij zijn moeder radeloos „Käfer‟ (kever) had horen zeggen. De moeder had in feite „que faire‟ gezegd. Vanaf dat moment stond een kever symbool voor de radeloosheid van zijn moeder en dus ook van E zelf. (Freud 1897) Freud haalt daarna nog talloze voorbeelden aan van het mechanisme van de verdringing; de metafoor en metonymie zoals in het voorbeeld van Käfer. Woorden die op elkaar lijken kunnen door neurotici met elkaar verward worden, maar kunnen bij psychoten zelfs samenvallen, door de „holofrase‟ of het samenklitten van betekenaars. E wilde niet dat zijn moeder niet meer wist wat gedaan en hield dus
50 vast aan „Käfer‟ in plaats van het veel moeilijker te verwerken „que faire‟. (Jonckheere 2003: 11-12) Er zijn „falsche Freunde‟ die regelmatig terugkomen. Een voorbeeld is dat van het onlosmakelijke duo heiligheid – veiligheid. Beide woorden betekenen zoveel als „beschermd‟. Vele psychoten geloven een heilige te zijn of gezien te hebben. Het clichébeeld van de man die gelooft dat hij Jezus is, komt wel degelijk ergens vandaan. Die heiligheid is voor psychoten echter geen doel op zich. Heiligheid valt samen met het gelijkende veiligheid. De status van een heilige (als vriend of identiteit) biedt hun een plaats in de maatschappij, evenals de mogelijkheid een eigen Symbolische Orde te creëren. Wim Helsen speelt hiermee. In Heden Soup! vereenzelvigt hij zich met Jezus, beweert dat hij een heilige is en de enige die Jezus begrijpt. En van de tweede koning krijgt hij ook nog eens een lekkere klomp goud. Dat is net wat hij nodig had. En ondanks alles blijft Jezus positief en respectvol, hij knikt met een glimlachje van dank u want zo zijn wij – mensen zoals Jezus en ik. (Helsen 2002, Heden Soup!: 26) Ik weet hoe het voelt om zo geboren te worden. Ik begrijp hem wel, de kleine Jezus. (Helsen 2002, Heden Soup!: 28) En wat doen andere heiligen? (Helsen 2002, Heden Soup!: 43)
Als mensen in een bus niet meteen reageren wanneer Wim binnenvalt en koppig blijven doen alsof er niets aan de hand is, ontsnapt hem deze frase. Oké, ik kan nog begrijpen dat ze niet weten wie ik b…, dat ze niet ten volle beséffen wie ik… denk dat ik ben. Oké. (Helsen 2002, Heden Soup!: 20)
Hier geeft hij het publiek even een cadeautje mee. Hij wijst hen aan dat de godsdienstpsychose gespeeld is. Naar het einde toe ontkracht hij dit echter weer door zich helemaal met Jezus te laten samenvallen. De aandachtige kijker/lezer merkt een klein detail op: de eerste volzin die Wim Helsen uitspreekt is Sorry hé, maar Jezus zit daar dus met zijn been vast in dat dakraam, dat doet heel veel pijn en toch trekken ze hem naar binnen en er is niemand die zijn voeten kust (Helsen 2002, Heden Soup!: 17)
Wie erin slaagt deze zin tot het einde van de voorstelling te onthouden, weet dat daar helemaal geen sprake meer is van Jezus, maar het Wim zelf is, die geklemd zit in het dakraam van een bus.
51 Het geloof is een vluchtweg voor Wim Helsen. Wanneer het hem te heet wordt onder de voeten, beroept hij zich op de religie. In Bij Mij Zijt Ge Veilig zit Wim Helsen niet toevallig de Bijbel te lezen wanneer zijn vrouw hem vraagt of hij nog altijd zielsveel van haar houdt. Hij besluit eerst zijn boek uit te lezen, dan heeft hij wat tijd om na te denken. Zijn vrouw stort zich op een in de grond geplant mes en hoewel Wim Helsen beseft „dat ze iets ongezonds aan het doen is‟, leest hij toch eerst snel zijn Bijbel uit. Het geloof biedt zekerheid. Terwijl hij daarmee bezig is, hoeft hij niet aan iets anders te denken. Even verder in het stuk maakt hij wel duidelijk dat deze vluchtheuvel niet voldoende bescherming biedt. Toch niet voor iemand anders. Boosaardige wolken trekken over de aardbol en veranderen alles en iedereen in salamanders. In de Ardennen stoppen ze echter plots. Want In de ardennen is er een grot. En in die grot zit een meisje een klein tenger bleek bijna doorzichtig meisje nog geen tien jaar oud, en het meisje zit in die grot in vrome devotie te bidden. Met een mariabeeld. Het meisje voelt iets ze voelt gebeuren wat iedereen voelt gebeuren haar handjes veranderen in salamanderpoten haar lijf wordt schubbig en dor ze voelt een staart groeien ze schiet in paniek en pakt het beeld van Maria en drukt het tegen zich aan en het moment dat ze Maria tegen zich aandrukt, voelt ze haar handen – terug handen worden en ze voelt haar vel terug meisjesvel worden en ze voelt die staart krimpen. Ze drukt het beeld van Maria nog dichter tegen zich aan ze drukt het bijna dwars door haar eigen teer tenger jong lichaam door, en dan! – verandert ze toch in een salamander Pech voor het meisje. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 37)
Bij Mij Zijt Ge Veilig gaat over een kleine boze regenwolk die alle mensen op de wereld in salamanders heeft veranderd die alleen maar „nondedju‟ kunnen zeggen. Ook auto‟s en trams en alles wat beweegt, maar geen paarden. Enkel de zaal waar Wim die avond toevallig optreedt, is gespaard gebleven van de ramp. Wim Helsen stelt voor om een nieuwe bevolking te beginnen en kroont zichzelf tot hun leider. Van dan af is alles wat hij doet gerechtvaardigd, want hij is de almachtige heer en meester, hij is God. Alles wijst er immers op dat het publiek hem vrijwillig aanbidt. Hij is dan ook de enige die het leiderschap op zich kan nemen, zijn deze mensen immers niet speciaal voor hem naar deze zaal gekomen? Wie meegaat in het verhaal, begrijpt wat hij wil. Voor de anderen is het klinkklare onzin.
52 3.3.2.2. De Symbolische Orde gebruikt Die klinkklare onzin wordt kracht bijgezet door de „jabbertalk‟ die hij het publiek laat uitspreken als teken van trouw of liefde aan de man op het podium. Op het moment dat hij leider van de ministaat is, moet het publiek herhaaldelijk de slagzin „boem shackalackalacka boem boem boem voor Wim Helsen!‟ uitschreeuwen, terwijl men in de eerste voorstelling met zo veel mogelijk liefde „Moefi moefi‟ moet zeggen tegen hem, anders legt hij de voorstelling stil. Wim Helsen zoekt zelfbevestiging van buitenaf, heeft anderen nodig omdat hij niet op zichzelf kan vertrouwen. Hij wil via taal zichzelf opnieuw uitvinden, de wereld controleren. Simpel gesteld zijn er twee manieren om met de Symbolische Orde om te gaan: of je aanvaardt het opgelegde discours en neemt je plaats erin in, of je stelt je erbuiten. Bij deze laatste optie kan de psychopaat zich boven de Symbolische Orde stellen, ze naar zijn hand zetten. Hij hoeft niet te gehoorzamen, hij is immers zelf heer en meester van deze Orde. Hij bepaalt de regels en wie wat wanneer zegt. En wat uitgesproken is, is per definitie de waarheid. De psychopaat gebruikt de taal om de wereld naar zijn hand te zetten. Hij beroept zich op het gezagsargument van de Symbolische Orde, maar stelt er zichzelf buiten of zelfs boven. In Bij Mij Zijt Ge Veilig roept Wim Helsen een Chinese vrijwilliger het podium op, die een soort beleidsverklaring in de microfoon ten beste moet geven. Het slachtoffer krijgt een brief in zijn handen die hij hardop moet voorlezen. Wim Helsen voelt zich vanaf dan aangesteld als leider. Dat hijzelf deze woorden heeft geschreven, lijkt van geen belang. De woorden zijn er. Het woord is feit. Zowel in Heden Soup! als in Bij Mij Zijt Ge Veilig speelt hij hiermee. Misschien roep ik graag, misschien is dat een hobby van mij. Hobby hobby hobby! Voilà. Da‟s het bewijs. Bewijs bewijs! Dubbel bewijs. Ik roep graag, ik maak graag lawaai, mag het nog? Boem knal pistolet tomatensoep brakend wijf afgekapte hondekop! Voilà! (Helsen 2002, Heden Soup!: 18)
53 In Bij Mij Zijt Ge Veilig schakelt hij zelfs de hulp in van andere talen. Een statement wint aan kracht als het ook nog eens in een andere taal bevestigd wordt. Ook al heeft de spreker die taal niet zo onder de knie. Vier keer in het Nederlands kan onvoldoende zijn om zijn punt duidelijk te maken. Wim Helsen brengt het belangrijkste onderwerp in zijn voorstelling naar voren met de nodige zwaarwichtigheid. Als iets in drie talen uitgesproken wordt, moet het wel zeker waar zijn. Er is een salamander Er is een salamander Er is een salamander Er is een salamander Il y a un salamandre There is – a salamainder! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 30)
Door iets uit te spreken, bestaat het ook. Het woord is wat het is. Betekenaar en betekenis kunnen bij psychoten samenvallen. (Dierinck 2005: 288) Een kever kan symbool worden voor wanhoop. Omgekeerd noemt Wim Helsen zijn vrouw „schatkist‟ omdat ze een verpakking is met daarin te ontdekken juwelen en goudstukken. De Symbolische Orde haalt zichzelf onderuit. Elk woord wordt doorgedacht. Elke lettergreep wordt binnenstebuiten gekeerd. Zo geraakt de psychoot vaak op een verkeerd spoor, waar hij dan aan een sneltreinvaart verder op redeneert. Homoniemen bestaan niet meer, het verschil tussen letterlijk en figuurlijk wordt opgeheven. Kapot! Ik ging daaraan kapot. Kapotkapot kapotkapot. Letterlijk: kapot. Letter per letter – nee niet letterlijk, niet echt letterlijk in de zin van in letterlijk 7 stukken gesneden en dan in vuilniszakken in een bos gedumpt, natuurlijk niet – wat een ziek idee. Dat zou trouwens niet gaan ook niet. Hoe zoudt ge dat doen, uzelf in zeven stukken in een bos dumpen? Een bos binnenwandelen en beginnen met een arm, dat gaat nog, in een zak steken en wegsmijten, dan naar een andere plaats daar een been afsnijden, ook in een zak steken en wegwerpen, en dan, verder hinkelen, én nog een been eraf. Maar dan? Dan wordt het al moeilijk, hé. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 14-15) Ja, Wim Helsen doet het koren rijpen! Ja! Ja! Oah, ik ben geil! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 46) Wie is die vlag, die onversaagde, ontzagwekkend adembenemend flapperende vlag? Gij Wim! Gij! Gij! Gij! En wie is de lading? Wij! Het volk! En wat doet de vlag met de lading? Dekken! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 56)
54 De kloof tussen het Reële en de werkelijkheid houdt even op te bestaan; de droom van de psychopaat. De Symbolische Orde vervangen door zichzelf. Hij ìs de nieuwe Symbolische Orde. 10 Ook is alles wat gezegd wordt per definitie „waar‟. Betekenaar en betekenis vallen immers samen (holofrase). Een psychoot begrijpt dan ook geen ironie of humor. Als cabaretier geeft Wim Helsen dit element wel een kwinkslag mee, want binnen de voorstelling is humor natuurlijk een zeer belangrijk element. Toch heeft die humor telkens iets tragisch en onbedoelds over zich. Enfin, ik hield van mijn vrouw, dat weet ik zeker, want dat heeft ze mij verteld. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 15)
Het eerste kenmerk van psychopathie dat Cleckley beschrijft is oppervlakkige charme en intelligentie. Deze uit zich in bij Wim Helsen in woorden. Hij werpt zijn publiek geen bloemen toe, maar woorden en zinnen en uitdrukkingen. Hierin is hij erg creatief. Wim Helsen gebruikt de taal om zijn personage vorm te geven en de aandacht van het publiek vast te houden. Daarvoor vindt hij onder andere zelf woorden uit. Voor dingen die hij moeilijk te benoemen vindt, bedacht hij zijn eigen jargon of zoekt woorden die reeds lang geen omgangstaal meer zijn. Hij probeert de dingen te herbenoemen om ze los te maken van het taboe, om er greep op te krijgen. Heel wat patiënten krijgen van hun dokter de raad hun kanker een naam te geven. Wim Helsen benoemt een penis als biegel, een sukkelaar wordt een linkmiegel, een vagina is een vagijn. 11 De taal helpt hem zijn angsten te overwinnen. De taal helpt hem de controle over de situatie en zichzelf te behouden. Als hij het kan benoemen en dan dat woord kan vervormen tot iets minder angstaanjagends, zoals de jongen uit het Käfer-verhaal deed, is er geen reden meer tot paniek. Dan is alles onder controle, zowel het woord als waar het voor staat. Wij zijn niet bang van salamanders, nee, we lachen ze weg, we maken er moppen over! Wacht, ik heb er één. Het is een amfibie maar konijnen eten het graag. Een slalamander. Hahahahaaa dat is hier crazy hé mannekes! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 71) Een verklaring in verband met het verzet tegen de Symbolische Orde zou ons op dit punt te ver afleiden. Graag verwijs ik de lezer door naar de volgende bladzijden, die handelen over het Oedipuscomplex (3.3.3. Het Oedipuscomplex) 11 Deze woorden gebruikt hij ook buiten de beide voorstellingen. 10
55
Door zichzelf boven de Symbolische Orde te stellen en regels en bevelen uit te delen, zet Wim Helsen zijn publiek op een ingenieuze manier vast. Tegelijkertijd bevestigen zij hem in zijn rol door hun positie. Vooral in Bij Mij Zijt Ge Veilig komt deze Symbolische machtstrijd naar voren. 3.3.2.3. Het publiek bespeeld Om psychoanalytische interactie te laten werken, is er een dynamiek nodig. Deze dynamiek definieerde Freud als „de overdracht‟. Het principe van de overdracht leert hij kennen uit zijn persoonlijke relatie met een Berlijnse arts Wilhelm Fliess. Uit de intensieve briefwisseling die beide heren tussen 1887 en 1902 voeren kunnen we afleiden dat zij een intense, zelfs intieme relatie hadden. Fliess wordt Freuds luisterend oor, iemand op wie hij zijn theorieën kan loslaten. De band tussen beide heren wordt echter niet alleen in stand gehouden door de verhouding van beide mannen tot een zeker weten, doch werkelijk door een band die gekenmerkt wordt door liefde. (André 1994) Aanvankelijk lijkt Fliess een goede leerling, maar later zal blijken dat hij van Freuds principes niets begrepen heeft. Freud ziet Fliess als een soort Messias, zegt Serge André. Zelf verzint Fliess een fantasierijke theorie over het samenvallen van de neus en het vrouwelijke geslachtsorgaan. Op het eerste gezicht ziet zijn essay er behoorlijk wetenschappelijk onderbouwd uit. André definieert Fliess echter als een fantast en een psychoot die zijn geestesziekte via de theorie ombuigt tot paranoïa. (Vandenbergen 2008: HS 2.3) Wie immers verder kijkt, ziet in Fliess‟ theorie een onderliggende paranoïde gedachte: overal liggen clitorissen, vagina‟s en menstruatie (bloedneuzen) op de loer. Overal wordt de man er openlijk mee geconfronteerd en hij moet een manier trachten te zoeken om met de opgewekte lust om te gaan. Grootmeester Freud zelf gaat lange tijd mee in deze waan, tot hij in 1898 door een droom tot inzicht komt. Hij voelt zich gebruikt en bedrogen. Wanneer hij echter jaren later een van zijn meest briljante leerlingen, Karll Abraham, voor Fliess waarschuwt, trapt ook deze toch in de val. Het lijkt onvermijdelijk.
56 Wat Fliess met Freud deed is exact wat Wim Helsen met ons doet in Bij Mij Zijt Ge Veilig. De paranoia is in handen van de charismatische leider, in casu Wim Helsen. Hij legt ze ons op en hoe sterk we mentaal ook denken te zijn, het is moeilijk om er ons tegen te verzetten. Dat Wim Helsen zich hiervoor op Hitler baseerde, hoeft nu niet meer te verwonderen. Wim Helsen gebruikt het principe van Hegel over de dynamiek tussen de Meester en de Slaaf. (Lacan 2004) Freud begreep uit zijn relatie met Fliess dat de meester slechts meester kan zijn als hij een slaaf heeft. De slaaf stelt hem als het ware aan. Lacan giet deze theorie in een eenvoudige zin: u bent mijn meester, dus ik ben uw slaaf. Deze kan uiteraard ook verwoord worden als: ik ben uw slaaf, want u bent mijn meester. In beide formuleringen is het zeer belangrijk dat de dynamiek uitgaat van de ondergeschikte. De Symbolische Erkenning is wel wederzijds: beide partijen weten dat ze een pact gesloten hebben. Het publiek bevestigt Wim Helsen in zijn leidersrol en versterkt daarmee ook de eigen ondergeschikte positie. Een positie die vrijwillig gekozen is, want zij zijn naar hem gekomen en niet omgekeerd. Wim Helsen integreert de reële situatie in zijn fictieve wereld, waardoor het publiek niet enkel bestaansrecht krijgt, maar ook een hoofdrol. Dit maakt Wim Helsen oppermachtig. Hij verknecht zijn publiek en de Symbolische Orde. Op de vraag waarom hij dit doet, ga ik op de volgende bladzijden in. Zoals het in een psychoanalyse hoort, neem ik u mee naar de donkere grotten van Wim Helsens prille kindertijd. 3.3.3. Het Oedipuscomplex Wat voor de een het stokpaardje is, is voor de ander klinkklare onzin verzonnen door een Weense jood met ambitieuze plannen. Het Oedipuscomplex is voor de meeste leken een obscuur gegeven en ook psychoanalysten lijken nog steeds in het duister te tasten. Hoewel we de Victoriaanse schaamte reeds lang voorbij zijn, komt de theorie nog steeds vergezocht en pervers over. Toch kunnen we het belang van de vaderfiguur ook in deze moderne tijden niet ontkennen. Vooral in afwezigheid valt hij op. Van Jezus tot Spiderman, telkens weer zorgt een getroebleerde relatie met de vader voor een verrassend resultaat. De impact van
57 de verlating door de vader is zelden zonder gevolgen. Hoe zeer tegenstanders van de psychoanalyse dit ook wensen, we kunnen de vader niet zomaar wegdenken uit onze opvoeding. De manier waarop hij aan- of afwezig is, laat wel degelijk zijn sporen na. Jacques Lacan zag in dat Sigmund Freud met deze bedenking een slagader van de menselijke gedachtestroom had geraakt. Hij blies de sigarenrook weg, ontstofte en onthulde de ware gedaante van de haast mystiek geworden fallus. Niet langer een fysiek object, maar veeleer een symbool voor het verlangen, in dit geval het verlangen van de moeder. Lacan herlas Freud met De Saussure in het achterhoofd, waardoor bijvoorbeeld het begrip „de fallus‟ niet langer naar een werkelijk object verwees, maar een symbolische waarde kreeg; op de eerste plaats verbeeldde de fallus het verlangen van de moeder, niet langer de lijfelijk aanwezige penis van de vader. (Schokker 2000: 37) Dit maakte de theorie aanvaardbaarder en breder toepasbaar, bijvoorbeeld ook op holebi‟s en meisjes. Het Oedipuscomplex verloopt bij dochters anders dan bij zonen. Ik zal mij tot de laatste beperken, aangezien mijn studieobject van het mannelijke geslacht is. Mijn studieobject vertoont, zoals aangetoond, vele symptomen van psychopathie. Zijn taalspelletjes en het feit dat hij zich heer en meester waant
12
heb ik reeds Lacaniaans proberen te verklaren. Waarom hij echter de Symbolische Orde wil overnemen, onbetrouwbaar is, niet leert uit zijn fouten en moeite heeft met echte emoties 13, zal ik via het Oedipuscomplex verder trachten uit te leggen. Wim Helsen toont ons een glimp van zijn foutgelopen opvoeding door de afwijzing van de vader en de zoektocht naar de moederliefde die hij nooit heeft gehad. Deze thema‟s komen in beide voorstellingen herhaaldelijk terug. Wie een beetje vertrouwd is met psychoanalyse ziet meteen een moeilijke ouderrelatie. Hierin verschilt Wim Helsen niet van de gemiddelde psychopaat van vlees en bloed. Cleckley beschrijft in verschillende gevalsstudies dat de Bij Cleckley omvat dit de volgende kenmerken: 1 (superficial charm and good "intelligence"), 2 (absence of delusions and other signs of irrational thinking), 3 (absence of "nervousness" or psychoneurotic manifestations) en 11 (specific loss of insight) 13 Cleckleys kenmerken 4 (unreliability), 5 (untruthfulness and insincerity), 8 (poor judgement and failure to learn by experience), 10 (general poverty in major affective reactions), 16 (failure to follow any life plan), 9 (pathologic egocentricity and incapacity for love) 12
58 psychopaat in zijn kindertijd onopvoedbaar genoemd werd, vooral tijdens periodes waarin de ouders fysiek of mentaal afwezig waren. Hij gaat hier niet verder op in, maar Lacan legt met zijn versie van het Oedipuscomplex een verklaring bloot. Psychoten – en dus ook psychopaten – hebben per definitie een vertroebelde relatie met de symbolische Ander; de vaderfiguur. Er is in hun leven altijd een moment geweest waarop de vader hen de rug toekeerde; hetzij door hen te verlaten, hetzij door er simpelweg een andere, eventueel bedreigende, mening (père version) op na te houden. (Lacan 1998) De Almachtige Vader valt van zijn sokkel en er ontstaat een kloof of leegte. Een leegte die de psychoot zo goed mogelijk zelf zal trachten in te vullen. Dit kan door een bewerking met waan, een duidelijke missie, kunst of het aanstellen van een andere vaderfiguur. Niet zelden plukt men deze uit de Bijbel, een thema dat ik reeds besprak op vorige bladzijden. Hoewel we niets weten over het thuisverleden van de vreemde figuur op scène, kunnen we aan de hand van het oedipuscomplex dat Lacan beschrijft een aantal dingen afleiden. Lacan vertelt immers niet alleen hoe een „normale‟ opvoeding verloopt, maar geeft ook aan wat de gevolgen zijn als er iets misloopt. Door de aanwijzingen in de teksten kunnen we ons dus een beeld vormen van hoe de prille gezinssituatie van de man op het podium naar alle waarschijnlijkheid was. De theorie van het oedipuscomplex geeft ons een denkkader dat helpt de briesende man op het podium te begrijpen. Om allereerst de theorie te begrijpen is het nodig drie begrippen kort even toe te lichten. Ten eerste mag men het woord complex in deze samenstelling niet enkel verstaan als een voorstelling waar men het moeilijk mee heeft. Het is niet enkel een bron van schaamte, zoals men dat over zijn uiterlijk kan hebben. Vaak is men zich er helemaal niet van bewust. De psychoot is dat zeker niet. Meer is een complex „een geheel van bij elkaar horende zaken‟ (Van Dale), zoals bijvoorbeeld in „gebouwencomplex‟. Ten tweede dient de befaamde fallus dus niet gezien te worden als de penis. Die fallus staat slechts symbool voor het verlangen van de moeder. De imaginaire fallus is dan datgene wat het kind voor de moeder wil zijn;
59 haar alles. Lacans theorie is abstracter dan die van Freud, maar het maakt het begrip „oedipuscomplex‟ net begrijpelijker. Het Verlangen dient op zijn beurt dan weer gezien te worden als de nood om een leegte, een gebrek op te vullen. Dat Freud dit benoemt als „de fallus‟ komt in deze feministische tijden nogal patriarchaal en seksistisch over. Freud liet zich vooral leiden door de biologie. Het beeld is voor iedereen duidelijk, maar daarmee fixeerde Freud enkel de klassieke gezinssituaties: mama, papa, kindje. In deze moderne holebi-tijden is het politiek incorrect om alles wat daarvan afwijkt af te schilderen als „abnormaal‟. Zijn verhouding met Fliess dwingt Freud bijgevolg de eigen (homo)seksuele relatie met zijn vriend onder ogen te zien. Het Oedipuscomplex verloopt volgens Lacan in drie fases (Schokker 2000), die ik graag aan de hand van concrete voorbeelden bij Wim Helsen uitleg. 3.3.3.1. Fase 1: de fallus zijn Wanneer een kind in traditionele omstandigheden geboren wordt en gewenst is, heeft het het gevoel alles te zijn voor de moeder. Het kind denkt samen te vallen met het verlangen van de moeder, zelfs met de moeder zelf. De voortdurende zorg en aandacht van de moeder zorgt voor deze verstrengeling. (Schokker 2000: 111) De moeder is gelukkig met het kind en geeft het alles wat het nodig heeft. Moeder en kind vullen elkaar perfect aan en zijn alomtegenwoordig in elkaars leven. De vraag naar liefde van het kind wordt zonder aarzelen beantwoord. De interactie tussen moeder en kind wordt daarom gekenmerkt door een tweeledige beweging. Het is aan de ene kant de moeder, die het kind de plaats van de imaginaire fallus toekent en aan de andere kant de poging van het kind zich te identificeren met het moederlijke verlangen. (…) Er ontstaat een imaginaire verhouding tussen de moeder die gelooft met het kind de fallus te hebben en het kind dat gelooft de fallus te zijn. (Schokker 2000: 113)
Er zijn in Heden Soup! erg veel symptomen te vinden van een vroegtijdig scheefgelopen relatie met de moeder. Vele stukken tekst wijzen erop dat de moeder van de baby/peuter Wim Helsen afwezig was. Die afwezigheid kan zowel fysiek als mentaal zijn, gewild of ongewild. Met Lacan en Fonagy kunnen we aangeven dat zij (de moeder) onvoldoende betekenaars heeft aangereikt voor een gezonde subjectwording of veilige hechting. Ze heeft niet voldoende aandacht
60 besteed aan de kleine Wim. Een kind voelt dit altijd aan als verraad. Het is teleurgesteld en denkt dat het ongewenst is. In Heden Soup! uit zich dat vooral wanneer Wim Helsen het over Jezus heeft, dé symbolische zoon. Zoals eerder vermeld, identificeert Wim Helsen zich met de jezusfiguur. In Heden Soup! adresseert Wim Helsen een hele scheldtirade aan Maria, Jezus‟ moeder en dus ook een beetje de zijne. Hij is hard voor haar, zegt dat ze de bevalling beter had moeten voorbereiden, dat ze een kraamkliniek had moeten bellen in plaats van er maar gewoon op te gokken dat er in Bethlehem nog plaats zou zijn. Bovendien is dat kind niet eens van haar man, Jozef. Vader Jozef staat er overigens altijd behoorlijk overbodig bij. Hij kijkt toe hoe Maria haar pasgeboren kindje in een fruitkistje legt en het overlaat aan twee sadistische lastdieren. Wim Helsen is verontwaardigd dat dit heiligheid verdient. Bovenaan zijn persoonlijke lijst met heiligen staat niet toevallig koningin Fabiola, een vrome vrouw met een onvervulde kinderwens. Zij was ongetwijfeld een goede moeder geweest, die de kleine Wim wèl gewenst had. Ook op dat gebied voelt hij zich verbonden met Jezus. Ook klein Jezusje werd aan zijn lot overgelaten. Zijn moeder zat te bidden, zijn vader stond maar wat te staan, er waren schaapsherders komen stinken naar schaap (Helsen 2002, Heden Soup!: 25), boven zijn hoofd twee hijgende beesten en van drie onbekende koningen had hij cadeautjes gekregen waar een baby helemaal niets mee kan aanvangen. Wierook, goud en mirre. Wat dat laatste zou kunnen zijn, weet niemand. Wim Helsen begrijpt hoe Jezus zich voelt en weet dat een baby slechts één ding nodig heeft op zo‟n moment: tederheid. Hoe dat precies werkt, weet Wim Helsen niet echt. Zijn poging is vertederend en verontrustend tegelijk. En ik begrijp hem wel, de kleine Jezus, ik ga naar hem toe, en ik doe wat hij wil dat iemand met hem doet: Ik pak hem uit zijn kistje - en ik aai hem. Want kindjes zijn schattig die moet men aaien en lieve woordjes zeggen, zoals bijvoorbeeld: „moeffi moeffi‟ „moeffi moeffi kleine duts, blijf maar met je kop uit de schoorsteen kleine duts.‟ Ik kan ook teder zijn, als het moet. Als ik teder moet zijn, dan aai ik. Voilà. Wat is dan het probleem? (Helsen 2002, Heden Soup!: 28)
Dit gebaar, het aaien komt nog terug. Het blijkt het enige gebaar van tederheid te zijn dat Wim Helsen kan beschrijven én uitvoeren. Het doet eerder denken aan wat men met een puppy dan met een mens doet. Over knuffelen heeft Wim
61 Helsen het nooit als gebaar van tederheid. In een normale situatie leert het kind van zijn moeder wat tederheid is. De moeder houdt het kind dicht tegen de borst en weet de huilende baby te troosten door hem dicht tegen zich aan te drukken. Dit gebaar is Wim Helsen vreemd. Enkel het ietwat vreemde aaien komt af en toe voor in zijn voorstellingen. Ik zal zacht zijn en u aaien minutenlang Want tederheid vind ik van belang. (Helsen 2002, Heden Soup!: 28) Ik zou u gaarne strelen Met mijn fluwelen hand Uw armen en uw benen En ook uw binnenkant (Helsen 2002, Heden Soup!: 47)
Het tekort aan liefde en affectie uit zijn prille kindertijd, moet opgevuld worden door het publiek. Wim Helsen wil aanvaard worden. In Heden Soup! moet het publiek met zoveel mogelijk liefde „Moeffi Moeffi!‟ roepen, in Bij Mij Zijt Ge Veilig wordt het hem aan het eind pas echt te veel wanneer hij merkt dat zijn volk zijn bevelen niet onmiddellijk uitvoert. Hij eist dat ze van hem houden. In Heden Soup! is hij zo aangedaan van de door bevel verkregen liefde dat hij een moeilijk moment beleeft. Hij tongkust een microfoonstandaard en zingt daarna een kinderliedje, niet toevallig over ouders. Met meer liefde!!! 1, 2, 3: Moeffi Moeffi! Merci. En ik ben niet eenzaam. (Uw blik valt nu plots op de microfoonstandaard, die al de hele avond verloren op het podium staat en die nu plots naast u is (of gij naast hem). Voorzichtigjes begint ge hem te kussen, ge pakt hem vast als een baby, wiegt hem in uw dunne armen en ge zingt, heel dun en breekbaar.) Fais dodo „Cola mon p‟tit frère Fais dodo t‟auras du lolo Maman est en haut Qui fait du gâteau Papa est en bas Qui fait du chocolat Fais dodo „Cola mon p‟tit frère Fais dodo t‟auras du lolo (Ge zet de microfoon weg, uw bewustzijn is terug, ge verandert van toon.) (Helsen 2002, Heden Soup!: 58)
62 Aan het einde voelt Wim Helsen zich duidelijk betrapt. Hij gaat over tot het tappen van moppen zonder pointe, die ik reeds in een vorig hoofdstuk besprak. Het is duidelijk dat Wim Helsen de verloren liefde uit zijn kindertijd terug wil winnen. Hij wil geliefd worden. En geliefd blijven. Naast de ziekelijke drang tot aanvaarding speelt ook de verlatingsangst een grote rol. Wim Helsen wil de liefde houden. Hij wil liefde krijgen en houden, afgedwongen of niet. Hij geeft dit ook letterlijk toe in Bij Mij Zijt Ge Veilig. Ge moogt mij geen pijn doen Ge moogt niet liegen tegen mij Ge moogt niet weggaan van mij Mag niet! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 26)
Het hele stuk is een soort eigenzinnige wraakactie op de wereld omdat Wim Helsens vrouw hem heeft verlaten. Hij gijzelt een zaal, wil ze afhankelijk maken van hem, ter vervanging van zijn vrouw en moeder. De emotionele krater die deze laatste bij Wim Helsen heeft geslagen, is niet op te vullen met alledaagse dingen. Wim Helsen vraagt het onmogelijke van zichzelf en van anderen. Hij wil onvoorwaardelijke liefde, maar heeft zelf nooit geleerd hoe die te krijgen, laat staan te geven. Cleckleys kenmerken 9 en 10 zijn hier een rechtstreeks gevolg van: pathologisch egocentrisme en onmogelijkheid tot liefde en algemene armoede in affectiviteit. Zijn moeder heeft het hem nooit geleerd. De relatie met de moeder valt er amper één te noemen. In Wim Helsens gedragingen en woorden lezen we duidelijk een tekort aan prille liefde. Het is dan ook logisch dat hij terugwil naar de moederschoot en de werkelijkheid al eens inruilt voor het Reële, waar onvoorwaardelijke liefde echt bestaat. Die liefde wil hij krijgen van het publiek. De toeschouwers moeten hem zogen zoals een moeder haar kind. 3.3.3.2. Fase 2: de fallus hebben In deze fase komt normaal gesproken de vader tussenbeide. Hij snijdt de innige band met de moeder door en maakt het kind duidelijk dat niet het kind, maar de vader de drager is van de fallus. De moeder verlangt ook naar hem. De vader verbiedt moeder en kind als het ware hun imaginaire band vol te houden.
63 Hij legt beiden wetten op. Dit zijn beperkingen, maar tegelijk opent de vader het kind ook de ogen voor alles wat buiten hun imaginaire band ligt. Hij opent als het ware de weg voor anderen. De vader is de eerste Ander in het leven van het kind. Moeder, maar vooral kind, ervaren deze wetten als beperkend en onrechtvaardig. Dit fenomeen noemen we castratie. Met de intrede van de vader ontdekt het kind dat het verlangen van de moeder onderworpen is aan de wet van het verlangen van de Ander. De betekenis van het verlangen van de Ander impliceert dat haar verlangen zélf sterk afhankelijk is van een object dat de Ander (de vader) klaarblijkelijk heeft of niet heeft. De essentiële stap is de aanvaarding van de castratie, van de mogelijkheid dat men de fallus niet heeft en dat men dus wordt gekenmerkt door een fundamenteel gebrek, dat niet ongedaan kan worden. De castratie betekent dat het kind zijn identificatie met de imaginaire fallus opgeeft om zich te kunnen onderwerpen aan de symbolische orde. (Schokker 2000: 114)
De vader verpersoonlijkt alles wat met gezag, wetten en dus ook de Symbolische Orde te maken heeft. Andermaal mag men castratie niet letterlijk opvatten, maar moet men dit zien als de confrontatie van het subject met de vader, de Symbolische Orde, zoals Schokker in de laatste geciteerde zin beschrijft. In feite vallen alle beperkingen van het subject – alles wat niet kan of mag – onder de noemer castratie. De vader zal vaak de eerste zijn die het kind met de voornaam adresseert, waar de moeder het tot dan toe op troetelnaampjes hield. Hij is de Grote Naamgever, de Arm van de Wet. „Le nom du père‟ wordt door Lacan ook wel smalend „le non du père‟ genoemd. Wederom duikt een Bijbels motief op. Beginnen we niet elk gebed met „in de naam van de Vader‟? Bij de symbolische castratie ontstaat het verlangen. Het verlangen is een tekort, het litteken dat overblijft na de intrede van en tot de Symbolische Orde (de symbolisatie van het kind). Dit litteken verbergt bij Wim Helsen duidelijk een erg diepe wonde. Hij heeft zich tegen dit castratieproces verzet omdat hij dacht dat het negatief was. Hij denkt dit nog steeds en blijft zich dan ook hardnekkig verzetten tegen elk gezag. Hijzelf is heer en meester van zijn leven. Het is vechten tegen windmolens. In tegenstelling tot wat Wim Helsen denkt, is de aanvaarding van de castratie noodzakelijk. Dit proces werkt normaliserend, het is er om het Oedipuscomplex op te lossen, waardoor het subject toegang vindt tot de cultuur. (Vandenbergen 2008: HS2)
64 Het is niet duidelijk of het tekort aan affectie van de moeder te wijten is aan een te hardhandige of te vroege tussenkomst van de vader. Een andere mogelijkheid is dat de vader in Wim Helsens ogen hem de laatste kans op een band met zijn moeder ontnam. In ieder geval heeft Wim Helsen zich afgekeerd van de Symbolische Orde, die in het leven van het Subject vertegenwoordigd wordt door de vader. Wim Helsen verwierp de vader en nam zijn plaats in. Vanaf dat moment gaat hij zich ook als een patriarch gedragen. Andere mannen zijn concurrenten, vrouwen een te veroveren gebied. Vrouwen zijn in beide voorstellingen veel belangrijker dan mannen. Mannen spelen een nevenrol: ze bevestigen Wim Helsen in zijn macht. In Bij Mij Zijt Ge Veilig heeft hij lof en dank over voor de stoere, sterke mannen die het gebouw waar hij die avond optreedt gebouwd hebben. Dàt zijn “echte mannen”. In een imaginair gesprek tussen twee bouwvakkers maakt Wim Helsen ook meteen duidelijk hoe zulke echte mannen met vrouwen omgaan. „Vanavond kruip ik op mijn groot mals wijf.‟ „Haa – om te neuken?‟ „Welzeker maat.‟ „Ik had het wel gedacht. Kom we gaan weer metselen‟ Want zo praten ze met elkaar. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 20)
Ook Rudi, de bosjesman in Australië en het eerste slachtoffer van de boosaardige wolk, wordt bestraft omdat hij zijn vrouw niet onder de knoet kan houden. Hij hoeft ruzies met haar niet goed te maken, hij zou haar heer en meester moeten zijn. Anders word je gestraft. Al is het maar in Wim Helsens verbeelding. Rudi heeft aan den lijve ondervonden dat je daar beter niet kan verzeilen. Af en toe aanvaardt Wim Helsen echter wel het gezag. Heel even neemt hij dan een ondergeschikte positie in, al zal hij daar telkens smalend en stoer over doen. Een eerste voorbeeld vinden we in Bij Mij Zijt Ge Veilig. Wanneer Wim Helsen in een wachtkamer een patiënte van streek brengt door een getekend kankergezwel op zijn knie, gaat hij gauw naar buiten wanneer de echte dokter verschijnt. Hij lacht dit voorval echter op scène gauw weg door te zeggen dat hij wel dacht dat er iets niet klopte. Hij onderwerpt zich gedeeltelijk aan het gezag, maar zal dit zelf aan een ondergeschikte, het publiek, niet laten merken. Hij wist het wel,
65 hij was erop voorzien, het was deel van zijn plan. Een vaderfiguur waar hij wel ontzag voor heeft is God. Dit is niet verwonderlijk als we zijn innige verbondenheid met Jezus in acht nemen. Jawel, kamerdadski‟s, jawel, ik heb het hier over niemand minder dan Godje. Alles wat wij zijn, alles wat wij hebben, hebben wij gekregen van Godje, remember? Alles of alles! Noem iets op, en we hebben het gekregen van God. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 27)
Na dit stukje tekst volgt een lofzang op het menselijk lichaam. Vooral dan dat van Wim Helsen zelf. Meestal heeft Wim Helsen het echter moeilijk met de castratie. Iets niet mogen of kunnen is voor hem het equivalent van de hel. Die eerste teleurstelling heeft hij meegemaakt op jonge leeftijd, wanneer de kinderweldoener Sinterklaas hem werd ontzegd. Niet toevallig is het meestal de vader die van het sinterklaasritueel een onvergetelijke dag maakt. Bij de kleine Wim was dit duidelijk niet het geval. Sinterklaas is voor hem dan ook een gewelddadige bruut die hem nooit cadeautjes bracht. Dat hij nooit cadeautjes heeft gekregen zit duidelijk diep. Meteen na het uiten van zijn frustratie moet het publiek hem verplicht al hun liefde geven. Zij moeten zijn scheefgelopen kinderjaren goedmaken. En dan wandelt de grote kindervriend over de daken met zijn punthoed en zijn flapperjas en zijn witte kutbaard en zijn zak vol speelgoed. En dan gooit hij cadeautjes DOOR de schoorsteen! BAF! Op de koppen van de kinderen! En dan zitten die te bleiren met bloedkoppen waarop kapot speelgoed ligt. Eigen schuld dikke bult dan moeten ze maar met hun koppen uit de schoorsteen blijven. Onnozelaars. Kijk eens naar mij, zit ik te zeiken? En wat heb ik ooit gekregen? Ik had ook eens graag één keer een bloedkop gehad met kapot speelgoed. En dat ze moeffi moeffi zeggen tegen mij! Ik wil dat ze moeffi moeffi zeggen tegen mij! Nu! (Helsen 2002, Heden Soup!: 55-56)
Ook wanneer de taal hem in de steek laat, wordt hij zenuwachtig en boos. Voorbeelden daarvan heb ik reeds uitgebreid besproken. In Bij Mij Zijt Ge Veilig lijkt Wim Helsen echt een manier gevonden te hebben om met de castratieangst om te gaan. Waar hij in Heden Soup! nog pendelt tussen angst en woede, stelt Wim Helsen zich in Bij Mij Zijt Ge Veilig boven alle gezag. Hij is de nieuwe heerser, hij stelt de wetten. En hij zal het beter doen.
66 Hij zal de fouten van zijn vader niet maken. Hij zal alle vaders van iedereen op een waardige en betere manier vervangen. Hij zal nieuwe wetten stellen en het volk bevrijden van de oude bekrompen Symbolische Orde. Wim Helsen verkondigt dit aan een man uit het publiek. Alles wat fout gelopen is, was de schuld van vooropgestelde wetten en regels. Wim Helsen belooft hem beterschap in ruil voor eeuwige trouw. Gij moest zoveel Peter. Gij moest zoveel. Ge moest: ‟s morgens opstaan én u wassen én uw kleren aandoen en in die kleren moest ge elke dag naar uw job [...] Ge moest ginder, ge moest zoveel Peter, zoveel! Dat gij uzelf verloren zijt Peter. En zo zijn al die dingen kunnen gebeuren Omdat ge zoveel moest. Peter Ik heb een vraag aan u, Peter. Al die dingen die ge moest. Al die dingen die ge moest, voor ge naar hier kwam. Denkt ge dat ge die dingen van mij moet? (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 44-45)
Het antwoord is uiteraard neen. In beide voorstellingen creëert de psychoot zijn eigen Symbolische Orde waarin hij alles beslist. Hij heeft het gevoel controle te hebben over het leven. Over zijn eigen leven, maar evenzeer over dat van anderen. Zo kan hij zijn castratieangst schijnbaar overwinnen. In Heden Soup! verwoordt Wim Helsen het als volgt: Ik ben van niemand bang. Ik ben van u ook niet bang hoor, of van u, of van u, van niemand hier. Ik ben extreem onbang van iedereen die hier binnen zit. Én buiten – én weer binnen – enzoverder! Gij zou beter bang zijn van mij (Helsen 2002, Heden Soup!: 51)
Het is de overwinning van de zoon op de vader, van het onmachtig individu op de voorgeschreven gedragscode binnen de maatschappij. In Bij Mij Zijt Ge Veilig gaat Wim Helsen nog een stapje verder. Op zijn beurt wordt hij dan weer verslagen door zijn eigen geesteskind, Rudi. Deze verraadt hem. Er zitten geen bosjesmannen in Australië. Rudi vertelt dat Wim Helsen alles verzonnen heeft, ook Rudi zelf. En Rudi zelf mag dan wel een verzonnen loser zijn, maar tenminste geen échte loser die het nodig vindt losers te verzinnen. Hij zegt Wim Helsen de
67 waarheid en keert terug naar zijn oorsprong: het brein van de verwarde, psychotische Wim Helsen. Lap, het is zover. De Rudi is in mijn oor gekropen. Terug waar hij vandaan komt. Hij wandelt rond in mijn hoofd, hij legt zich. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 20)
Ergens beseft Wim Helsen dat het probleem zich tussen zijn twee oren bevindt. In tegenstelling tot bij neuroten zoals u en ik heeft de Symbolische Orde geen soelaas geboden. Alle wetten en structuur hebben hem geen rust en orde kunnen bieden, integendeel. Doordat hij op jonge leeftijd het belang van opgelegde regels niet heeft ondervonden, zal hij er zich altijd blijven tegen verzetten. Zijn castratieangst blijft zijn leven overheersen, hij kan zich niet neerleggen bij de Symbolische Orde zoals de vader hem die hoort op te leggen. Mede hierdoor is ook het derde luik van het oedipuscomplex geen succes geweest. 3.3.3.3. De ondergang van het complex In deze derde fase leert het kind normalerwijze de moeder los te laten en zijn verlangen te richten op iets anders, in casu een liefdesrelatie. Het kind maakt zich los van het beeld van de moeder als de zorgende, onvoorwaardelijk liefhebbende vrouw en gaat op zoek naar een evenknie. Iemand bij wie hij moederlijke gevoelens kan ervaren, maar ook nog zoveel meer. In dit laatste stadium gaat hij opnieuw op zoek naar liefde, maar in een realistischer relatiebeeld. Het Subject is klaar voor een relatie waarin de gevoelens wederkerig zijn. Wim Helsen verlangt naar vrouwen, zoals elke heteroseksuele man. Hij verlangt naar liefde en seksualiteit. Dit verlangen uit zich wel op een vrij expliciete manier. Hij is bezeten van vrouwen. Hij zoekt de ideale partner en in elke vrouw ziet hij potentieel. Van vriendschap tussen man en vrouw kan geen sprake zijn. Zoals gezegd is zijn vrouwbeeld duidelijk verstoord. Hij verafgoodt hen, maar op een zeer bijzondere manier. 14
14
Deze bijzondere manier van liefhebben zal ik verder toelichten in het deel over het fantasma zoals Lacan dat beschrijft.
68 Lof en dank aan de échte vrouwen. De échte vrouwen. Weet ge wie dat zijn, echte vrouwen? Échte vrouwen zijn vrouwen die er niet perfect uitzien. Die nooit op de cover van een boekske zullen staan. Of op de middenpagina van de playboy, of de Mayfair, of de Hustler, of de Bloot en gewillig, of hoe heten die boekskes? Ik weet het niet. Lof aan vrouwen vol cellulitis, lof en dank aan vrouwen met een ruw vel. Lof en dank aan vrouwen met een vel zo ruw dat ge er een houten tuinkot mee kunt gladschuren. [...] En lof en dank aan de vrouwen met borsten zo klein dat de man wel in hun ogen moet kijken als hij met haar praat. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 23)
Zijn verlangen is behoorlijk specifiek. Hij wil op zoek naar een vrouw die zowel zijn moeder als zijn partner kan zijn. In de eerste plaats moet ze het gebrek aan moederliefde goed maken. De moederfiguur die hij nooit heeft gehad moet verenigd worden met zijn seksuele driften. Hij heeft het oedipuscomplex niet overwonnen en beleeft het zelfs als een oorspronkelijk, Freudiaans verlangen naar zijn eigen moeder. Een vrouw moet het onmogelijke verenigen, moet tegelijk madonna en de hoer zijn. Voorbeelden waarin hij zijn potentiële partner als zijn moeder voorstelt zijn er bij hopen. In Heden Soup! bijvoorbeeld ontmoet de vreemde man in het bushok een hele dikke vrouw. In de eindscène blijkt ook zijn moeder een erg zwaarlijvige dame te zijn. Ook haalt deze moeder de dieren uit zijn haar en plakt pleisters waar hij gesneden is. Hetzelfde vroeg hij in het midden van de voorstelling aan de mevrouw op de eerste rij. Zijn moeder zegt net als de dame „moeffi moeffi‟ tegen hem. Ook in de gedichtjes die hij voor de mevrouw in het buskot schreef laat hij zijn verlangen merken. Ik herhaal even de belangrijkste strofe in deze context. Ik zou u gaarne melken de sappen uit uw lijf en drinken van uw kelken mijn koe mijn moederwijf (Helsen 2002, Heden Soup!: 47)
Heden Soup! eindigt met de moeder. In een poëtische monoloog beschrijft Wim Helsen de ontmoeting met de moeder die hij misschien nooit heeft gekend. Hierdoor legt hij de nadruk op het oedipale trauma, terwijl Bij Mij Zijt Ge Veilig met het fantasma afsluit. In het slot van Heden Soup! beschrijft Wim Helsen een troostende, zorgende vrouwenfiguur die onvoorwaardelijk van hem houdt. Tegelijk is er het besef dat dit onmogelijk is. Dat zijn pijn van hem alleen is. Zij is de enige die de
69 razernij in zijn hoofd kan stoppen, maar ze is er niet echt. De slotmonoloog citeerde ik reeds onder borderline. 3.3.3.4. Het publiek gebruikt Ook wie niet Lacaniaans geïnspireerd is, herkent de behoefte aan liefde. Subtiel duwt Wim Helsen zijn publiek in een rol van waaruit we niet anders kunnen dan bezorgd zijn om hem, medelijden hebben en hem zelfs in zijn brutaliteit begrijpen. Arme Wim, hij heeft het duidelijk moeilijk gehad. Het contrast met de man op het podium maakt ons extra „normaal‟ en bewust van ons geluk. Vanuit die positie willen we voor hem zorgen. Hoewel we voor één avond en „om te lachen‟ de rol van slaaf aanvaarden en hem de meesterrol toekennen, beseffen we – in tegenstelling tot de figuur op het podium – dat het een spel is. Opnieuw schakelt Wim Helsen een kenmerk van Cleckley in om ons hierin mee te sleuren. Een kenmerk dat via het oedipuscomplex te verklaren valt. Liefde en andere hevige emoties worden vanaf de geboorte bijgebracht. Wanneer dit niet het geval is, is er een emotioneel zwart gat bij het Subject. Dat gat wordt opgevuld door het nabootsen van anderen, zonder dat het Subject écht weet waar het om gaat. Dit mimespel kan zeer geraffineerd zijn, maar brengt wezenlijk niets bij tot de persoonlijkheid van de psychoot. 15 Onbewust zien we Wim Helsen dus af en toe als een spelend kind. We voelen zijn pijn – die nauw aansluit bij de onze – en begrijpen dat wij het tekort aan liefde moeten goedmaken. Wim Helsen dwingt ons in de moederrol. Sommige vrouwen uit het publiek zeer letterlijk. We willen Wim Helsen echter niet alleen pamperen en bemoederen. Zijn bizarre gedrag dwingt ons ertoe die rol regelmatig te verlaten en afstand te nemen van het opvliegende ventje dat nu toch wel een stap te ver gaat. Cleckley beschrijft de psychopaat als onbetrouwbaar, onoprecht en niet in staat zichzelf te beoordelen. Tegen deze eigenschappen van Wim Helsen verzetten we ons. Hoewel we hem het ene moment nog zouden willen aaien, willen we even later onze hand minder zachtaardig tegen hem gebruiken. Wim Helsen duwt zijn
15
Dit besprak ik reeds bij Cleckleys kenmerk 10 (general poverty in major affective reactions)
70 publiek ook in de positie van de vader. De vader die niet de nodige invloed had binnen de evolutie van het oedipuscomplex. Doordat het kind zelfs niet op zijn ouders kon vertrouwen, ging het zelf ook liegen en bedriegen. Ook heeft het niet geleerd hoe zichzelf op te voeden en bij te sturen en kan zich dus ook geen levensplan vooropstellen. 16 Wij willen Wim Helsen daarbij helpen. We zouden tegelijk zijn moeder en zijn vader willen zijn. Aan het eind van de rit beseffen we echter dat dit niets uithaalt. De gemiddelde moeder vreest het moment waarop ze haar kind moet loslaten en erop moet vertrouwen dat het vanaf dan zichzelf verder zal opvoeden in de lijn die zij heeft uitgestippeld. Doordat zijn ouders hem nooit op een normale manier hebben bijgestuurd, heeft Wim Helsen ook niet geleerd dat zelf te doen.17 Op het einde van elk stuk hebben we dat begrepen: Wim Helsen zal nooit veranderen. We laten de ouderlijke rollen los en keren terug tot onszelf. Het applaus is er één van ontlading. Het publiek voelt aan, maar beseft niet ten volle in welke psychologische mallemolen ze hebben meegedraaid. We zijn moeder en vader geweest, slaaf en opstandeling, we hebben tegelijk willen zalven en slaan. Hoe Wim Helsen deze dualiteit veroorzaakt en het evenwicht tussen beide polen bewaart, verklaar ik verder in het volgende hoofdstuk. 3.3.4. Het fantasma van de vernedering Het derde lacaniaanse begrip dat ik wil belichten is het fantasma. Dit begrip werd in het leven geroepen door Sigmund Freud en later verfijnd door Jacques Lacan. Eenvoudig uitgelegd is het fantasma een structuur in het onbewuste die behoort tot het register van het Imaginaire en die het psychische leven in een bepaalde richting stuurt omdat de mens er onbewust constant mee bezig is. De psychische bewerking van het Reële (de drift) verloopt immers via de betekenaar aangereikt door de Ander (het Symbolische register) en het fantasma (het Imaginaire register). (Lacan 1973) 18 We hebben met andere woorden de Ander en het fantasma nodig om het Reële te kunnen controleren, of toch het gevoel te hebben De kenmerken van Cleckley die hierbij aansluiten zijn: 4 (unreliability), 5 (untruthfulness and insincerity), 8 (poor judgement) 17 Cleckleys kenmerken 8 (failure to learn by experience) en 16 (failure to follow any life plan) 18 Lacan, J., les quatres concept fondamentaux de la psychanalyse 1973 (1964-1965) Parijs (Seuil) 16
71 dat we dat doen.19 Het fantasma is de basis voor symptomen, handelingen en gebeurtenissen die het subject zijn hele leven onbewust herhaalt. (Schokker 2000: 198) Het fantasma is permanent aanwezig en valt niet zomaar te wissen. Het wordt op een zeer persoonlijke manier gebruikt om het driftwezen te structureren en te beheersen. Het kan het gevolg zijn van een – al dan niet echt beleefd – trauma, bij Wim Helsen de afwijzing door de moeder. Dit trauma plaatste ook de vader in een benarde positie. Het was de gebeurtenis die alles in werking zette. Wim Helsen wil het verlies van zijn moeder goedmaken en tegelijk de plaats van zijn vader innemen. Dit is een onmogelijke opdracht: hij gaat dan ook gebukt onder de last. Tegelijk geeft het zijn leven richting en structuur. Zoals vele kunstenaars aanvoelen inwendig gedwongen te worden om kunst te maken, zo moet Wim Helsen doen wat hij doet. Hetzij soep geven aan mevrouwen, hetzij de salamanders verslaan. Net zoals voor de meeste artiesten is deze opdracht een last, maar geeft deze opgelegde taak tijdens het uitvoeren ervan ook voldoening. Het complexe van het fantasma is namelijk dat het tegelijk een bron van angst en afschuw kan zijn als van genot en stabiliteit. Het fantasma is de kleur van de bril waarmee de mens in de wereld kijkt. Het fantasma kronkelt rond de betekenaarsketting en bezorgt zo de psychische mens het veilige „aha‟ gevoel. Een fantasma is een thema dat altijd terugkeert in het leven van een welbepaald subject. Dit fantasma kent verschillende variaties en vormen. Sommige mensen hebben er helemaal geen last van. Ze worden aangetrokken tot een bepaald soort schilderijen, verhalen of andere cultuuruitingen en gaan die dan ook opzoeken. Ze halen genot uit die ervaringen, maar het wordt geen obsessie en ze voelen niet de nood anderen erbij te betrekken. Bij andere mensen is het fantasma meer uitgesproken en moet het als het ware dagelijks gekalmeerd worden. Het kan dan bijvoorbeeld geuit worden in de manier waarop het subject met seksualiteit omgaat, zoals dit duidelijk bij Wim Helsen het geval is. De favoriete tegenspelers binnen zijn fantasma zijn 19
Het fantasma geeft immers naast onrust ook stabiliteit. Graag verwijs ik de lezer naar de volgende paragrafen.
72 overduidelijk vrouwen, wat gezien de mankgelopen relatie met zijn moeder niet hoeft te verwonderen. Hij ziet deze vrouwen als seksuele wezens, projecteert er zijn eigen lusten en verlangens op en wil hen meesleuren in zijn fantasma. Hij wil hen een rol opdringen die zij niet wensen in te nemen, daarbij overtuigd dat zijn genot ook het hunne is. Binnen het fantasma is er logica en heb je als Subject altijd gelijk. Het fantasma zit verankerd in het onbewuste. Aangezien dat onbewuste een aaneenschakeling van woorden is (Jonckheere 2003: 11), kan men het fantasma herleiden tot een grammaticaal correcte zin. Een zin die men kan ontleden en herformuleren. Het bekendste voorbeeld vinden we bij Freud met „ein Kind wird geschlagen‟ (1919). Dit was het eerste fantasma dat Freud onder de loep nam. Hij meende het namelijk gehoord te hebben bij verschillende patiënten, waaronder zijn eigen dochter Anna. Het kwam naar voren in dromen, seksspelletjes of verlangens. Om toe te kunnen treden tot haar vaders elitaire cirkel heeft Anna Freud zelf dit fantasma verder uitgewerkt in Schlagephantasie und Tagtraum (1922). Het is uitgegroeid tot het „klassieke fantasma‟. (Jonckheere 2003: 20) Bij „een kind wordt geslagen‟ voert iemand de handeling uit en ondergaat er ook iemand de uitgevoerde handeling. Ook impliceert deze mededeling dat iemand dit gezien heeft. Deze drie posities, „tijden‟ zoals Freud ze noemt, worden niet altijd tegelijk ingenomen, maar er kunnen verschuivingen ontstaan. Het subject kan de uitvoerende macht zijn, degene die ondergaat of de stille observator. De drie tijden van het fantasma kan men eenvoudigweg voorstellen als actief, passief en toeschouwer. Bij Wim Helsen vinden we vooral de actieve en de passieve pool terug. Zelden is hij toeschouwer. Hij wil betrokken zijn, niet langer uitgesloten. Lacan voegde aan de theorie van Freud toe dat men de belangrijkste tijd ik word geslagen door mijn vader kan opsplitsen in twee delen, waarbij het tweede deel geanalyseerd kan worden aan de hand van het oedipuscomplex. (Jonckheere 2003: 30) Vertrekkende vanuit deze tijd, zal ik het personage Wim Helsen verder analyseren. De figuur op het podium heeft de verlating door de
73 moeder als een vernedering gezien. Ik gaf reeds voldoende voorbeelden die aantonen dat verlaten voor Wim Helsen gelijk staat aan verraden, vernederen. Op volwassen leeftijd schippert hij dan ook tussen vernederen en vernederd worden. De formulering van waaruit ik vertrek is dan ook: ik word vernederd // door mijn moeder. Aangezien verschillende bronnen aangeven dat een fantasma veroorzaakt kan worden door een trauma, leek het mij niet onlogisch bij bepaalde fragmenten ook de traumatheorie te raadplegen. Ik heb mij hierbij vooral gebaseerd op het boek Trauma en Herstel (1993) van Judith Lewis Herman en het artikel Trauma and experience (1995) van Cathy Caruth. Beide expertes gaan ervan uit dat aan de eigenlijke kern van het trauma niet geraakt kan worden en het slachtoffer dus een manier zoekt om er omheen te cirkelen. Het fantasma is zo‟n „cirkelbeweging‟. De dynamiek tussen het uit de weg willen gaan van het trauma en het opnieuw willen beleven om het te kunnen vatten, houdt dit fantasma dan ook in stand. Ook focussen beide auteurs op de neiging van het slachtoffer het verleden te begrijpen om greep te krijgen op het heden en de toekomst. (Herman 1993: 13) Vooral de tweede helft van deze zin is bij Wim Helsen duidelijk terug te vinden. Hij wil zijn leven in handen nemen om het trauma, de verlating en vernedering door zijn moeder, te verwerken. 3.3.4.1. Ik word vernederd Het tweede deel van deze eerste tijd „door mijn moeder‟ heb ik reeds uitgebreid besproken via het Oedipuscomplex. Het lijdt geen twijfel dat de wonde bij Wim Helsen anders en minder drastisch zou zijn mocht een verre kennis hem vernederd hebben door hem liefde te ontzeggen. Zijn moeder heeft hem diep gekwetst. Zij deed niet wat Wim Helsen van haar verwachtte. Zij legde zijn hoofd niet op haar schoot en kleefde geen pleisters op zijn wonden. De kloof tussen wat verwacht werd en wat er kwam, bepaalt de ernst van het trauma. In zijn Imaginaire band met de moeder werd Wim Helsen geconfronteerd met het Reële; ze keek niet naar hem om. We kunnen stellen dat de spreekwoordelijke kloof erg breed was en het trauma dus zeer ernstig.
74 De kleine Wim Helsen begreep het niet, kon er niet over praten, kon er niet mee om. Datgene wat buiten onze netjes geordende wereld valt, dat wat niet in het symbolische vertaald kan worden, raakt ons in het diepste zijn en veroorzaakt een trauma. (Caruth 1995: 7 - mijn vertaling) Wat je het minst verwacht, datgene waar je niet op voorbereid was, raakt je het meest. Lichaam en geest leren uit deze inschattingsfout. Om het trauma te verwerken zal de menselijke psyche alles in het werk stellen om zich op een nieuw trauma voor te bereiden. Het slachtoffer heeft het gevoel dat hij het niet overleeft als nog eens onverwacht hetzelfde gebeurt. Daarom is hij er bewust en onbewust mee bezig. Angstdromen, flashbacks, getriggerde paniekaanvallen… Het zijn allemaal manieren van de geest om de „onvoorbereidheid‟ van de vorige keer goed te maken. Het slachtoffer wordt bewapend, maakt het mentaal opnieuw mee om een nieuwe verrassingsaanval te voorkomen. Om het als het ware deze keer wèl goed aan te pakken. (Herman 1993: 201-202) Dit gebeurt niet alleen mentaal, maar vaak ook fysiek. Bewust of onbewust brengt het slachtoffer zichzelf soms in een situatie die erg lijkt op het meegemaakte trauma. Wim Helsen plaatst zich schijnbaar moeiteloos in situaties waarin hij vernederd wordt. Anders dan in zijn kindertijd kan hij er nu wel over praten. Wat Freud ons leert in „een kind wordt geslagen‟ is het genot dat aan het symptoom verkleefd is, in dit geval een sadomasochistische genot. Ook Wim Helsen ondervindt duidelijk genot bij het vertellen. Zoals Cleckley al aangaf, vertoont hij daarbij geen schaamte. In Heden Soup! vertelt hij in geuren en kleuren over de mevrouw uit het bushok die op hem probeert te braken. Een andere bekentenis lijkt dan weer haast per ongeluk verteld. Hij rakelt – andermaal via de jezusfiguur – een trauma op. Blijkbaar werd Wim Helsen gepest. Wie goed luistert hoort zelfs de echo van geweld en een moordpoging. En hem hebben ze óók uitgelachen, net zoals mij, en gepest en pijn gedaan en gebelgd, uiteindelijk hebben ze hem zelfs helemaal doodgedaan! (Helsen 2002, Heden Soup!: 43 – mijn cursivering)
In Bij Mij Zijt Ge Veilig schuwt Wim Helsen de vernedering helemaal niet meer. Reeds in de openingsredevoering zet hij zichzelf letterlijk en figuurlijk in zijn blootje wanneer hij vertelt over de keuze van de outfit voor de voorstelling.
75 Naakt Wim naakt! Vrouwen kwamen mij zeggen dat ik naakt moest spelen. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 16)
Hij slaagt er echter snel in dit beeld te gebruiken om anderen te vernederen. Telkens wanneer hij in een positie terechtkomt die vernederend zou kunnen zijn, probeert hij de situatie om te draaien. Ook dit is eigen aan de traumaverwerking. Het slachtoffer van vernedering zoekt de vernedering op, maar probeert zich uit alle macht tegen het gevoel zelf te verzetten. Wim Helsen heeft er schijnbaar geen problemen mee zijn naakte lichaam te exposeren en zelfs te gebruiken. Om zelf niet in gênante verwoordingen te vervallen, geef ik u een stukje mee uit Bij Mij Zijt Ge Veilig, waar hij vertelt over zijn bezoek aan de wachtkamer en hoe hij daar een vrouw lastigviel. „Nee nee mevrouw, ik heb geen kniekanker. Ik ben de dokter! Hahahaa! Wat is het probleem? Kleedt u zich maar uit, ik doe hetzelfde, dan voelt u zich beter op uw gemak.‟ En dan doen we dat, tot op een bepaald moment, dan zeg ik: „Mevrouwtje, nu is het tijd voor helicopter Willy!‟ En dan pak ik mijn biegel vast en begin daar enorm mee te zwieren, tegen tafels, kasten, deuren, muren, plafonds, lusters, flapper de flapper de flapper – komt de huisarts binnen, en dan zeg ik: „Haa, zijt gij de echte dokter hier? Ik dacht al, hier klopt iets niet‟, en dan ben ik weg. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 21-22)
Hoewel het binnenkomen van de dokter, die het hogere gezag representeert, als behoorlijk vernederend ervaren kan worden, laat Wim Helsen dit gevoel zijn plezier niet verstoren. Hij lokt uit, maar weet intussen wat hij kan verwachten en de ervaring is geen trauma meer. Toch komt het traumatische element nog terug, vooral in Bij Mij Zijt Ge Veilig. De verlating door zijn vrouw, die hem op die manier nogmaals liet ervaren wat zijn moeder deed, is moeilijk te verwerken. Ook het zogezegde roddelende publiek is een moeilijk te plaatsen ervaring voor Wim Helsen. Om toch te proberen greep te krijgen op de situatie gaat Wim Helsen op zoek naar anderen om te vernederen. Als hij het niet met hen doet, doen zij het ongetwijfeld met hem. Wanneer het niet meer lukt anderen te kleineren en zelfs zijn geesteskind Rudi zich tegen zijn maker keert en deze belachelijk maakt voor het hele publiek door te vertellen dat alles verzonnen is, geeft Wim Helsen het op. Hij kan er niet mee om de controle te verliezen. Om deze te behouden vernedert hij anderen, de ene keer subtieler dan de andere.
76 3.3.4.2. Ik verneder In de loop van beide stukken laat Wim Helsen zijn machtsgeilheid op talloze mensen los. Straffen en gestraft worden spelen een belangrijke rol. Rudi moet gestraft worden omdat hij zijn vrouw niet in toom kon houden; de hond in Heden Soup! wordt brutaal afgeslacht omdat hij onkuise gedachten had en de eerste minister in Bij Mij Zijt Ge Veilig moet worden gemolesteerd omdat hij niet in Wim Helsen geloofde. Wim Helsen maakt van in het begin duidelijk aan het publiek: wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe. Deze laatste categorie heeft meestal helemaal niets misdaan.20 Wim Helsen neemt mensen in zijn greep. Slechts zelden doet hij dat door te dreigen of te schreeuwen. Meestal speelt hij het subtieler, maar één enkele keer verspreekt hij zich. In de beginrede van Bij Mij Zijt Ge Veilig spreekt Wim Helsen lof en dank uit over het gebouw, de mannen die het bouwden, de vrouwen uit het publiek en bij uitbreiding lof en dank ook aan alle dode vrouwen. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 24) Al die dode vrouwen, kerkhoven vol dode vrouwen, allemaal een voor een gemold euh gestraft – gestorven! (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 24)
Hij vernedert zijn slachtoffers op de meest inventieve manieren. Hij noemt zichzelf hun meerdere. (Helsen 2002, Heden Soup!: 21) Onrechtstreeks beledigt hij alle mannen in de zaal van Heden Soup! door hen simpelweg „de anderen‟ te noemen. Andere mannen, dat zijn de vetzakken. (Helsen 2002, Heden Soup!: 22) Wim Helsen plaatst zichzelf een trapje hoger om neer te kijken op de anderen. Ook bijbelse figuren ontziet hij daarin niet. Maria wordt, zoals ik al aangaf, meermaals verbaal aangepakt, waardoor hij de geloofsovertuiging van de meerderheid in zijn publiek beschimpt. Zonder me aan hetzelfde te wagen, wil ik erop wijzen dat hij naast Maria nog vele andere fictieve figuren beledigt. Zo wil hij een mevrouw aan het bushok op een zeer 20
Opvallend is hier dat Wim Helsen dit strafsysteem ook toepast in de laatste aflevering van Het Programma van Wim Helsen (uitgezonden op 9 mei 2008). Twee zussen vragen Wim Helsen in een meditatie om de gekte in zich naar boven te laten komen. Hij gaat hier aarzelend op in. Terwijl Sien Eggers zich even later ten volle overgeeft aan gekke geluiden en gezichten, begint Wim Helsen tegen boeken en planten te roepen dat ze stout zijn en gestraft dienen te worden.
77 wreedaardige manier vernederen door ergens een brandende poppenwagen in te brengen. De gedichtjes aan een andere mevrouw gericht laten dan weer weinig aan de verbeelding over. Ik zou u gaarne stelen zodat ik u bezit en ik u kan bevelen apporte! En lig! En zit! (Helsen 2002, Heden Soup!: 48)
Halverwege de voorstelling richt Wim Helsen zijn perverse gedachten rechtstreeks tot een mevrouw op de eerste rij. Subtiel plaatst hij haar in een rol die ze alleen met schaamrood op de wangen kan aanvaarden. Een rechtstreekse belediging is het niet, maar Wim Helsen bekijkt de mevrouw op een eigenaardige, gênante manier. En als ik hier nu zeg, mevrouw Dat u een prachtige mevrouw bent, als u een dier was dan was u vast een prachtig wit paard, een blinkende merrie Maar dan een heel propere, Één die nooit stinkt of kaka doet in het openbaar. (Helsen 2002, Heden Soup!: 38)
In Bij Mij Zijt Ge Veilig heeft Wim Helsen het kleineren tot een kunst verheven. Vanaf het begin zet hij zijn publiek op een voetstuk om zich daarna een trap hoger te kunnen plaatsen. Dit doet hij niet zelden door zichzelf eerst kwetsbaar op te stellen, maar dit dan in zijn voordeel te laten uitdraaien. Een paar bladzijden geleden had ik het reeds over het gebruiken van zijn naaktheid. Het stuk gaat als volgt verder: Naakt Wim naakt! Vrouwen kwamen mij zeggen dat ik naakt moest spelen. Wim als ge naakt op het podium komt, alle vrouwen in het publiek zullen gelijk ontroerd zijn en beginnen fantaseren en spontaan allerhande sappen beginnen produceren, zo hevig dat het vocht in plakken van de muren druipt, maar ik heb gezegd nee, nee, nee. Ik wil mijn vrouwen droog vandaag. En ik wil ook niet dat de mannen zich gaan schamen over hun eigen lichaam, natuurlijk. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 16)
Niet alleen beledigt hij verzonnen figuren, ook laat hij hen anderen vernederen en Wim Helsen zelf ophemelen. Zo laat hij zijn vrouw imaginair sterven door haar zich op een mes te laten gooien uit liefde voor hem, terwijl ze er eigenlijk gewoon vandoor is met iemand anders. Wanneer ze dan zogezegd ligt dood te bloeden, neemt hij nog een foto van haar, om aan de bakker te bewijzen dat hij het recht heeft zijn taart om te ruilen. Zijn vrouw en al haar liefde zijn minder waard dan
78 een pruimentaart. Ook de beschrijvingen van tante Rita laten weinig aan de verbeelding over en zijn ongemeen hard. Tante Rita, als ik u op een familiefeestje zie verschijnen dan zoek ik gelijk in paniek een kast, om in te kotsen. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 28)
Vaak gebruikt Wim Helsen de beledigingen om zijn publiek onderdrukt te houden. Hij heeft van thuis uit geleerd dat dat de enige manier is. Hijzelf wil of kan niet zomaar iedereen negeren, dus negeert hij hun gevoelens maar. Hij gaat af op zogezegde feiten – jij bent lelijk en ik niet – en zegt de persoon in kwestie eens goed „de waarheid‟. „Jamaar Wim, dat is toch niet eerlijk, dat is toch niet fair, van God. Dat hij mooie en lelijke mensen heeft geschapen.‟ „Nee,‟ zeg ik dan, „dat kan ik heel goed geloven, dat gij dat niet eerlijk vindt.‟ (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 28)
Hij is echter voorzichtig met zijn offensieve taaltje. Vaak gaat er een zorgvuldig opgebouwde verering aan vooraf. Hij hemelt zijn publiek op, wijst het dan op enkele kleine zonden en haalt dan een slachtoffer, in het boek Peter genoemd, naar voren op wie hij de zonden van het hele publiek projecteert. Hij doet het! Hij geeft het toe: Ja, ik ben een leugenaar, ja, ik ben een stinker, ja ik ben een bedrieger, een overspelige sexmaniak, ja, ik ben een hypocriete fraudeur, een egocentrisch varken, een verkrachter, een massamoordenaar. Respect Peter. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 44)
Hoewel de arme Peter dacht een lofrede te krijgen, wordt hij ervan beschuldigd dingen te hebben toegegeven waar hij – hoogstwaarschijnlijk – niets mee te maken heeft. Peter en het publiek zijn stomverbaasd. Wim Helsen lost het op. Peter kon er niets aan doen, de maatschappij heeft hem zo gemaakt. Maar Wim Helsen zal hem redden. Het publiek werd gekleineerd, tot nul gereduceerd en Wim Helsen werpt zich op tot hun redder. Dat hij het was die hen daarvoor elke zelfwaarde ontnam, lijkt niets uit te maken. Op subtiele wijze gebruikt Wim Helsen het Stockholmsyndroom. Wim Helsen sluit Peter in de armen en houdt hem gênant lang vast. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 46) De jongeman in kwestie wordt een toespraak in de handen gestopt waarin hij zichzelf beledigt. U bent misschien bang dat ik van mijn machtige positie misbruik zal maken. We kennen mij ten slotte al een beetje, met mijn zieke geest. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 51)
79 Het summum van vernedering vinden we op het einde van Bij Mij Zijt Ge Veilig. Wim Helsen gaat beslissen over leven en dood. Hij wil het publiek in een collectieve zelfmoordfantasie meesleuren. Hij speelt het dreigend en subtiel. Het publiek is echter alle geloof in de man op het podium verloren en trapt er niet in. Wim Helsen suggereert een gas te hebben losgelaten op zijn publiek. De fluittoon die dan al geruime tijd door de boxen zoemt is daar een neveneffect van. Door te zeggen dat we er vooral niet op moeten letten, maakt Wim Helsen ons bewust van onze ademhaling die schijnbaar moeilijker verloopt. Even willen we om genade smeken. „maar ge hebt het wel een beetje zelf gezocht hé? Hoe hebt gij u gedragen tegenover Wim Helsen? Ahaa! En als ge nu nog één ding kon zeggen tegen Wim Helsen, wat zoudt ge dan zeggen?‟ „Pardon Wim! Kunnen wij het misschien goedmaken door u deemoedig te pijpen?‟ „Wacht,‟ zegt uwe kop, „vraag het hem zelf, hij zit naast u.‟ En gij kijkt naast u en inderdaad: naast u zit Wim Helsen. En aan de andere kant naast u zit ook Wim Helsen. Overal rond u zitten Wimmen Helsens u verwijtend aan te staren. „Pardon Wimmen!‟ zegt gij, en al die Wimmen Helsens doen zzzzzippi – en halen hun biegel boven. „Helicopter Willy!‟ wordt er ergens geroepen en gelijk begint er een geflapper en een gezwier en een gezwengel van biegels tegen muren, deuren, vazen, lusters, flapperdeflapper de flapper de flapper. (Helsen 2005, Bij Mij Zijt Ge Veilig: 86-87)
Nogmaals gebruikt Wim Helsen zijn eigen naakte lichaam in een op zich vernederende situatie, die hij echter niet als vernederend ervaart doordat wij nog net een trapje lager zitten. Hij heeft zich tegen de vernedering gewapend en wij hadden dat ook maar beter gedaan. Rudi ook. Als Rudi het voske drie jaar voordien had doodgebeten, had het hem nu niet aangevallen. Wim Helsen wil de eerste zijn of draait waar hij kan de rollen om. Zolang het publiek betrokken is in het fantasma, duwt hij hen in de rol van degene die ondergaat. Ook in de confrontatie tussen hem en bosjesman Rudi neemt het publiek willens nillens een passieve rol in. 3.3.4.3. Ik zie hoe iemand vernederd wordt Meermaals spelen er zich wreedaardige taferelen af in het hoofd van Wim Helsen. Hij beschrijft hierbij aan het publiek wat hij zogenaamd in zijn hoofd ziet gebeuren. Toch neemt hijzelf nooit echt de positie van toeschouwer in. Hij laat zijn eigen verzonnen soldaatjes elkaar bevechten, maar is daarmee ook
80 deelnemer in de strijd; hij bepaalt hoe deze verloopt. De rol van toeschouwer is gereserveerd voor iemand anders. Wim Helsen vertelt zijn verhaal omdat er publiek is. Hij wil ogen op zich gericht. Hij wil bevestigd worden en geliefd. Hij gijzelt zijn toeschouwers in de hoop ze voor altijd aan zich te kunnen binden. Wim Helsen gaat in het publiek op zoek naar zijn persoonlijke Object a. Wat hij verloren is door de scheiding met de moeder, zoekt hij bij zijn toeschouwer omdat hij denkt dat Object a hem completer zal maken, zijn pijn zal kunnen sussen. De toeschouwer in de zaal is ook die van het fantasma zelf. Wim Helsen duwt de kijkers in verschillende rollen, hij keert hen als het ware binnenste buiten om zijn verloren Object a te zoeken. Het publiek wordt vader, moeder, lijdend voorwerp binnen de vernedering, maar blijft vooral toeschouwer. In al die verschillende rollen kijkt de zaal toe. Geen van die rollen lijkt Wim Helsen echter voldoening te geven. Hij probeert opnieuw. Vader, moeder, lijdend voorwerp. Lijdend voorwerp, vader, zuivere toeschouwer, moeder, vader. Haast elke scène duwt hij zijn publiek in een andere rol. In dit zoekproces deinst Wim Helsen er niet voor terug zijn toeschouwers te vernietigen. I love you But because, inexplicably I love in you something More than you I mutilate you (Lacan 1998: 263) 21
Bij dit vernietigend zoeken naar bevrediging doet Wim Helsen denken aan de macabere borderliner. Kernberg beschreef in 1967 de symptomen van Borderline Personality Disorder. Het belangrijkste kenmerk hierbij is dat mensen met BPD in de onmogelijkheid verkeren de libidineuze en agressieve gevoelens van zichzelf en anderen te integreren. (Kernberg 1996) Hierdoor krijgt Wim Helsen perverse trekjes. Waar de psychoot het gevoel heeft door anderen vervolgd te worden (de salamanders uit Luxemburg, de schapen die zomaar verschijnen), beseft de pervert niet dat hij het is die anderen vervolgt. Hij gelooft namelijk dat zijn 21
Dit citaat komt uit het elfde seminarie van Lacan. Vertaald in 1998 door Alan Sheridan: the four fundamental concepts. New York (Norton & company) 1998
81 slachtoffer geniet van zijn genot. (Vandenbergen 2008) Wim Helsen gelooft echt dat de vrouwen hem deemoedig willen pijpen. Hij gelooft dat zijn genot het allerbelangrijkste is. Voorbeelden hiervan gaf ik reeds bij Cleckleys kenmerken 9 (pathologic egocentricity and incapacity for love), 10 (general poverty in major affective reactions) en 15 (sex life impersonal, trivial, and poorly integrated). Naast overwegend psychotische kenmerken vertoont Wim Helsen dus ook perverse trekken. Dit komt omdat borderliners leven op het snijpunt van de drie mogelijke reacties op het Oedipuscomplex: de verdringing, de loochening, de verwerping. (Kernberg 1996) Voor Wim Helsen gelden ze alledrie. Hij gebruikt de verdringing zoals elke gewone neuroot: hij probeert zich te beheersen, zijn leven een richting en doel te geven. Uit die verdringing ontstaat het fantasma. Hij loochent de Naam van de Vader zoals de pervert dat doet: Wim Helsen is de enige die autoriteit heeft over Wim Helsen. Zijn genot is ook het genot van de anderen. De vader kwam niet tussenbeide en Wim Helsen is bijgevolg nog steeds één met de Ander. Ten slotte verwerpt hij de Symbolische Orde en de sociale conventies zoals de psychoot dat doet: hij heeft die niet nodig, hij is absoluut zeker van zijn gelijk. De borderliner is tegelijk neurotisch, psychotisch en pervers. (Vandenbergen 2008) In zijn neurose probeert Wim Helsen dingen te verzwijgen, maar verspreekt zich: zijn vrouw is niet gestorven. In zijn psychotische waan creëert hij een wereld waarin hij de absolute leider is. Als laatste dwingt hij zijn publiek mee te spelen in zijn genot. Onbewust dwingt Wim Helsen zijn publiek echter nog tot iets anders: hij eist dat wij zijn therapeut zijn. 3.3.4.4. Het publiek als therapeut Jacques-Alain Miller was de eerste die de Overdracht van Lacan uitwerkte tot een operationaliseerbare notie. (Jonckheere 2003: 15) Hij schreef de verschillende stappen binnen de psychoanalyse uit en begint hiermee bij de vraag van de patiënt. Het eerste keerpunt in het leven van het te analyseren subject is uiteraard de vraag naar een luisterend oor. Het Subject voelt de behoefte zijn Onbewuste open te stellen.
82 Dit Onbewuste toont zich daar waar twijfel, verspreking of een expliciete vraag om hulp zich manifesteren. (Vandenbergen 2008: HS2) Dan kan een krachtige voorstelling of autosuggestie optreden binnen het Onbewuste waar het Bewuste geen vat op heeft. (Geerardyn 1993: 96) De therapeut kan met andere woorden enkel ingrijpen als het Onbewuste open staat. Dit openen en sluiten van het onbewuste is een oncontroleerbare, pulserende beweging. Wanneer een patiënt een analyticus raadpleegt, vraagt die hem dus om bij hem te blijven, te luisteren en te wachten. De analyticus kan pas ingrijpen als het Onbewuste zich opent, iets waar de patiënt zich niet bewust van is, maar wat een geoefend psychoanalytisch oog kan waarnemen en op kan inspelen. Op het ogenblik dat de Spaltung (de kloof) zich opent (bv. Ambivalentie in het spreken) moet je duiden. (Vandenbergen 2008: HS3) „Duiden‟ betekent hier dat de therapeut de patiënt moet uitleggen wat er aan de hand is; waarom de patiënt zich opwindt of geplaagd wordt door een terugkerende gedachte. Het Subject zoekt immers naar zekerheden. (Miller 1973: 145) De patiënt hoort en ziet dingen gebeuren met zichzelf waar hij geen vat op heeft, die hij niet begrijpt. Hij wil een verklaring, een ijkpunt, een zekerheid. Hij wil gesust worden. Wim Helsen wil echter niet horen wat wij eventueel te vertellen hebben. Hij dringt ons zijn susmethodes op. Wanneer hij het al te kwaad krijgt, moeten we onze liefde voor hem uitspreken. Dit gebeurt zowel in Heden Soup! als in Bij Mij Zijt Ge Veilig. Het gevoel geliefd te worden vermindert de pijn en de verwarring. In beide stukken gaat Wim Helsen hiernaar op zoek. Toch zien we in Bij Mij Zijt Ge Veilig een andere verhouding tussen publiek (analyticus) en Wim Helsen (analysant). J. Quackelbeen beschrijft twee fases in de analyse. In het begin van de kuur staat de liefde. De analyticus dient haar te dienen. (Quackelbeen 1994: 122) Wim Helsens vraag om liefde valt niet te ontkennen. De mechanismen die hij gebruikt om die liefde te krijgen, bijvoorbeeld door ons in de moederrol te duwen, heb ik reeds uitgebreid besproken. De eerste fase van de kuur begint dan ook met de vraag van het Subject: „bemin me‟. Deze liefde is echter een valkuil. Wim Helsen schakelt ons zo in in zijn fantasma, dat van de vernedering. Hij keert ons binnenstebuiten,
83 op zoek naar het verloren Object a. In Heden Soup! gunt hij het publiek geen ruimte hiertegen in te gaan. Wij mogen enkel observeren en worden zelf doorzocht. Wim Helsen weigert de tweede fase in de kuur een kans te geven. Deze tweede fase behelst dat de analyticus zich opstelt als een wetend subject. Hij moet beseffen dat de analysant zijn leven in de handen van zijn therapeut legt, zodat die het opnieuw vanop afstand kan bekijken. Hij krijgt de kans om het opnieuw in de weegschaal te werpen. (Quackelbeen 1986: 124) Op die manier wordt de liefde voor de analysant een liefde voor het weten, een weten dat de analyticus dan weer op de analysant loslaat. Enkel zo kan de kuur slagen. Want enkel door psychische symptomen te benoemen, kunnen ze verdwijnen. (Vandenbergen 2008: HS2) In Bij Mij Zijt Ge Veilig vindt deze overdracht plaats. Wim Helsen leeft zich helemaal in en uit in zijn Imaginaire wereld, tot de waan toeslaat. Hij hoort stemmen uit het publiek en ze negeren zijn bevelen. Het Onbewuste opent zich en toont irrationeel handelen, flauwe taalspelletjes om zijn controle over de Symbolische Orde te bewijzen en zelfs het laten afvoeren van zijn zogenaamde eerste minister. Wanneer die eerste minister terug het podium opkomt, toont deze zich een ideale therapeut. Hij vertelt wat er aan de hand is. Er zijn geen salamanders en Wim Helsen heeft alles verzonnen. Wim Helsen wordt geconfronteerd met het Reële. Het kaartenhuisje van zijn schepping valt in duigen en Wim Helsen beseft dat ook Rudi een verzinsel is. Het publiek wordt dus verplicht mee te werken aan Wim Helsens waan, zowel in Heden Soup! als in Bij Mij Zijt Ge Veilig. Wim Helsen opent zijn Onbewuste regelmatig en laat dit duidelijk genoeg merken. Hierdoor kruipt elke toeschouwer onbewust in de rol van passief analyticus. In de tweede voorstelling, Bij Mij Zijt Ge Veilig, gaat Wim Helsen echter nog een stap verder, door het publiek ook in de rol van actieve therapeut te dwingen en hem te confronteren met het Reële. Een aanvaring die hij als vernederend, doch noodzakelijk ervaart. De vraag naar liefde en begrip is in beide voorstellingen aanwezig. Terwijl we echter in Heden Soup! nog kunnen lachen om het zielige mannetje op het podium, begint deze ons in Bij Mij Zijt Ge Veilig lastig te vallen. Zo zijn we gedwongen actie te ondernemen. Wim Helsen slaagt er dus in ons
84 zowel te doen meewerken als tegenwerken. Hij speelt een nauwkeurig spel van aantrekken en afstoten. Hij gebruikt de waan om ons afstand te laten nemen, maar houdt tegelijk ook vast aan neurotische structuren, zodat we hem toch willen en kunnen begrijpen. Wie inzicht heeft in de psychoanalyse begrijpt dat we hier niet zomaar met een absurdist te maken hebben, maar met iemand die de waan op een zeer vakkundige manier gebruikt en zijn eigen logica consequent hanteert.
85
4. Conclusie Hoewel Wim Helsen met veel zin voor realisme een psychopaat-borderliner op scène zet, hebben Vlaanderen en Nederland hem in hun hart gesloten. Tijdens zijn voorstellingen slaagt hij erin het publiek twee uur lang mee te slepen door de donkere krochten van zijn verbeelding. Hij verwoordt wat niemand kan, durft en wil verwoorden, hij confronteert ons met beelden die ons zullen blijven achtervolgen. Toch is negatieve commentaar achteraf zeldzaam. Op één of andere manier begrijpen we wat de man op het podium ons probeert te vertellen. Op een onbewust niveau is er een verklaring voor zijn gedrag. Via Lacan kunnen we de kenmerken van Cleckley in een eigen logica plaatsen. In plaats van een opsomming van symptomen worden deze kenmerken gevolgen van een heel eigen denksysteem. Een denksysteem dat Wim Helsen feilloos onder de knie blijkt te hebben. Wim Helsen gebruikt de taal, de Symbolische Orde om zijn oppervlakkige charme en intelligentie duidelijk te maken: superficial charm and good “intelligence” worden verwoord. Hij gebruikt geen flirterige gebaren en kan zich niet bewijzen op school of op het werk. De taal is zijn enige communicatiemiddel. Hij gebruikt het dan ook vakkundig. Naast het eerste kenmerk van Cleckley brengt hij ook via de taal kenmerken twee en drie naar voren: hij laat het masker vallen en vertelt over zijn irrationele gedachten en nervositeit. Delusions and other signs of irrational thinking en “nervousness” or psychoneurotic manifestations worden wèl geuit, via de taal. Andermaal doen de daden van de man op scène weinig waan vermoeden. Hij heeft geen tics en valt ook niemand aan. Wat hij zegt is tegenstrijdig met zijn houding. Zo theatraliseert Wim Helsen de psychopaat. Af en toe keert de Symbolische Orde zich tegen hem en begrijpt hij niet meer waar het om gaat, zoals beschreven in Cleckleys elfde kenmerk: specific loss of insight. Ook kenmerk veertien, suicide rarely carried out, valt te verklaren vanuit deze redenering. Wim Helsen zelf is heer en meester over het leven.
86 De hand aan zichzelf slaan is dan ook behoorlijk absurd. Hij beslist immers naar welke kant de wereld draait. De reden waarom hij deze Symbolische Orde wil overnemen, vinden we in het Oedipuscomplex. Wim Helsen heeft de tweede fase in het complex niet aanvaard. Hij stond niet toe dat de vader tussenbeide kwam, hij wilde zelf zijn wetten opstellen. Door de verwerping van de Symbolische Vader leert Wim Helsen niet uit ervaringen en is het voor hem onmogelijk een vooropgesteld plan te volgen. Hij weet het immers altijd beter en zichzelf bijsturen is overbodig. De rest van de wereld dient verbeterd te worden, hijzelf is volmaakt. Cleckleys kenmerken acht en zestien zijn hieruit af te leiden: poor judgement and failure to learn by experience en failure to follow any life plan. Wim Helsens moeder was dan weer te afwezig in het leven van het kind. Dit uit zich in de wanhopige zoektocht naar liefde van de man op scène. Zonder ooit te leren wat liefde eigenlijk inhoudt, wil hij ze nu onvoorwaardelijk en voor hem alleen. Cleckleys kenmerken negen en tien zijn een rechtstreeks gevolg van de afwezigheid van de moeder in de eerste levensfase van het kind: pathologic egocentricity and incapacity for love en general poverty in major affective reactions. Ook in de laatste fase van het Oedipuscomplex is het verkeerd gelopen. Wim Helsen heeft niet geleerd zijn Verlangen op iets anders te richten en zal daardoor nooit een normale seksualiteitsbeleving kennen. Bij hem is die beleving triviaal, slecht geïntegreerd in zijn persoonlijkheid en onpersoonlijk. Cleckley beschreef het gevolg van het beleefde trauma onder kenmerk vijftien: sex life impersonal, trivial, and poorly integrated. De moeilijke relatie met beide ouders uit zich in de alom aanwezige onbetrouwbaarheid die Cleckley beschrijft in kenmerken vier en vijf: unreliability en untruthfulness and insincerity. Lacan verklaart dat het kind nabootst wat het thuis heeft geleerd. In een poging om het trauma, de verlating door zijn moeder, te verwerken en het Object a terug te vinden, vernedert Wim Helsen het publiek, zichzelf en fictieve figuren. Hij gaat hierbij geen enkel taboe uit de weg, zelfs zijn eigen naakte lichaam gebruikt hij om anderen te vernederen. Cleckley beschreef de schaamteloosheid van de psychopaat in kenmerken zes en zeven: lack of remorse or shame en inadequately motivated antisocial behavior. Soms is de
87 vernedering eerder per ongeluk, omdat Wim Helsen simpelweg niet weet hoe hij met mensen moet omgaan. Andermaal valt dit terug te koppelen aan het Oedipuscomplex. Kenmerken twaalf en dertien tonen de onbeholpenheid van de psychopaat: unresponsiveness in general interpersonal relations en fantastic and uninviting behavior with drink and sometimes without. Wim Helsen doet echter meer dan een waanzinnig figuur op scène zetten. Onbewust herkennen we de mechanismen die hij gebruikt, we voelen het tekort aan liefde aan. Dit zet hij kracht bij door ook het element borderline in zijn monologen te voegen. En net als een volleerd borderliner slaat hij toe wanneer we het minst op onze hoede zijn. Hij zoekt naar bevestiging, liefde, Object a. Hiervoor zal hij het niet nalaten ons te gebruiken. Hij duwt ons in verschillende rollen. Rollen die ons dwingen hem graag te zien, rollen die ons dwingen verzet te bieden. Hij kamt de grenzen van het normale af en confronteert ons met onze eigen onvolmaaktheden. Hij schommelt tussen normaliteit en waanzin, tussen zin en onzin en wil dat wij aan beide meewerken. Hiervoor gebruikt hij de onbegrijpelijke waan, de herkenbare neurose en het grijze tussengebied: de borderline. We begrijpen zijn zoektocht naar liefde en willen hem daarin tegemoetkomen. Tegelijk beseffen we dat Wim Helsen er niet voor zal terugdeinzen ons te vernietigen om zijn Object a te vinden. Rest nog de vraag die ik aan het begin van dit hoofdstuk uitlokte: waarom vindt de enorme massa fans het zo fijn om naar een psychopaat te zitten kijken? Waarom laten we ons gewillig mentaal uitkleden door de man op scène? De echte Wim Helsen van vlees en bloed stelde in het eerste hoofdstuk van deze scriptie reeds gerust: hij probeert ons niet te vernietigen. Hij weet waar hij mee bezig is. Zijn studies Germaanse Talen verschaften hem niet alleen een theoretisch kader, maar gaven hem ook inzicht in de menselijke psyche. Wim Helsen wil ons laten nadenken, ons confronteren met de waan in onszelf. Subtiel geeft hij het publiek inzicht in hoe manipulators als dictators, psychopaten en borderliners te werk gaan. Hij doet het ons aan den lijve ondervinden. Net zoals zijn personage zich probeert te wapenen tegen verdere trauma‟s, wil hij ons wapenen tegen waanzinnige figuren en tegen de waanzin in onszelf. We herkennen de zoektocht naar liefde, we begrijpen hoe de man op scène ertoe kwam zo te worden.
88 We beseffen dat we allemaal een beetje op hem lijken. De mechanismen die Lacan beschrijft zijn immers op elk van de toeschouwers toepasbaar. Bewust of onbewust begrijpt Wim Helsen deze psychoanalytische systemen en hij gebruikt ze op vakkundige wijze. Het vage, ongemakkelijke gevoel dat een toeschouwer daarbij krijgt, is niet aan iedereen besteed. Het is de herkenbaarheid die afschrikt. Wim Helsen confronteert ons met de psychopaat in onszelf. Je kunt voor zijn of tegen. Wie er echter voor openstaat, beseft dat hier een complex spel gespeeld wordt. Dat het meer is dan „absurd theater‟. Tenminste, dat hoop ik met deze scriptie te hebben aangetoond. Ik dank u voor de getoonde interesse.
89
5. Bibliografie Primaire lectuur: Helsen, W., Heden Soup!/Bij Mij Zijt Ge Veilig. Antwerpen/Amsterdam (Meulenhoff/Manteau) 2007. Secundaire lectuur: Boeken: André, S., Que veut une femme. Parijs (Seuil) 1995. Buyse, G., Psychiatrie voor niet-psychiaters; beginselen der psychiatrische kliniek, Leuven (Acco) 1981. Vierde druk. Cleckley, H., The Mask of Sanity; an attempt to clafify some issues about the socalled psychopathic personality. Georgia (Augusta) 1988. Vijfde editie, bewerkt door Emily S. Cleckley. Declercq, F., Het reële bij Lacan. Gent (Idesça) 2000. Fonagy, P., Attachment Theory and Psychoanalysis. New York (Otherbooks) 2001. Geerardyn, F. (red.), Psychoanalyse en Kunst. Gent (Idesça) 2005. Harari, R., Lacan's Seminar on Anxiety, New York (Other Press) 2000. Herman, J. L., Trauma en Herstel. Amsterdam (Wereldbibliotheek) 1993. Jonckheere, L., Het Seksuele Fantasme Voorbij. Leuven (Acco) 2003. Psychoanalyse in tijden van wetenschap, nr. 3. Jones, E., Leven en werk van Sigmund Freud, deel 2. Hilversum (De Boer – Brand) 1965. De Kesel, M., Eros en Ethiek; een lectuur van Jacques Lacans Séminaire VII. Leuven (Acco) 2002. Psychoanalyse in tijden van wetenschap, nr. 1. Lacan, J. (1957-58), Le Séminaire Livre V, Les Formations de l‟inconscient texte établi par J.A. Miller. Parijs (Seuil) 1998. Lacan, J., Les quatres concepts fondamentaux de la psychanalyse texte établi par J.A. Miller. Parijs (Seuil) 1973.
90 Lacan, J., (1962-1963), Le Séminaire Livre X. L‟Angoisse. Parijs (Seuil) 2004. Lacan, J. (1972-1973), Book XX, On feminine sexuality, the limits of love and knowledge. New York/London (Norton & Cie) 1998. Schokker, T., en J. Schokker, Extimiteit; Jacques Lacans Terugkeer naar Freud. Amsterdam (Boom) 2000. Sheridan, A., The four fundamental concepts. New York (Norton & Company) 1998. Quackelbeen, J., Autisme, kinderpsychose en psychoanalyse. Gent (Psychoanalytische perspectieven) 1986. Artikels: Buuren, „Culture Kroniek; De Onmacht van een Vadermaatschappij‟, Ons Erfdeel 29 (1986) nr. 1, p. 101-103. Corneille, J., „Gezocht: de Vader; literatuurstudie omtrent de vader(figuur), functie en afwezigheid‟, scriptie uit de KULeuven, faculteit geneeskunde, 20032004. Promotor: prof. Dr. Godderis. Caruth, C., „Trauma and experience: introduction‟, Trauma: explorations in memory. Ed. Cathy Caruth. Baltimore: Johns Hopkins UP, 1995. p. 3-12. Fonagy, P., „The human genome and the representational world: The role of early mother-infant interaction in creating an interpersonal interpretative mechanism‟, bulletin of the Menninger Clinic 65 (2001) p. 427-448. Kernberg, O., „A psychoanalytic theory of personality disorders‟, Clarkin, J.F., Lenzenweger, M., Major theories of personality disorders. New York (Guilford Press) 1996, p. 106-137. Raes, H., „Manifestaties van thanatos, als de vraag naar liefde te negatief beantwoord wordt‟, Psychoanalytische Perspectieven (2001) nr 43/44, p. 63-82. Rogiers, F., Desmet, Y., „wat is er heerlijker dan ongecensureerd onnozel kunnen doen?‟, De Morgen, 22 december 2007, p. 50. Theerlynck, S, „wij weten het maximum wel uit elkaar te halen‟, De Morgen, 12 maart 2008. Quackelbeen, J., „Met welk recht spreekt de analyticus over de liefde?‟, Psychoanalytische perspectieven 23 (1994) p. 117-133.
91 Vandenbergen, J., „De dialectiek tussen de huisarts en de patiënt in het kader van het chronische vermoeidheidssyndroom‟, doctoraat uit UGent, faculteit psychologie, verdediging 2008-2009. Promotor: Prof. P. Verhaeghe (2003). Werkdocument (XIe Seminarie van Lacan). Gebruikte versie: april 2008. Vandenbergen, J. (red), Unexplained Chronic Fatigue and Core Conflictual Relationship Themes: A Study in a Chronically Fatigued Population, Psychology and Psychotherapy. (ongepubliceerd artikel, aanvaard in 2008; inzage via de auteur) Vandenbergen, J., Vanheule, S., Het Chronische-Vermoeidheidssyndroom en betekenisverlening door artsen, Tijdschrift voor Psychiatrie 6 (2005) p. 359367. Vandenbergen, J., Vanheule, S., e.a. Alexithymia and core conflictual relationship themes: a study in a chronically fatigued primary care population, International Journey of Psychiatry and Medicine 37(1) (2007) p. 87-98. Werbrouck, S., De Keersmaecker, C., „ik ben altijd aan het spelen‟, Knack/Focus Knack, 19 maart 2008, p. 24. Website: Website van het Trimbosinstituut; Netherlands‟ Institute for Mental Health and Addiction, 24 april 2008. www.trimbos.nl