Geloof en leven verweven (februari – maart 2011) Geloof en leven verweven – het verhaal doet de ronde DE WONDERBAARLIJKE GENEZING VAN NAÄMAN – 2 Koningen 5,1-17 een oudtestamentische parabel over de crisis in de Kerk, en hoe die daar misschien ooit van genezen kan… In onze hedendaagse liturgische kalender staat het geprogrammeerd op de 28e zondag door het jaar in jaar C – maar het is erg verkort en helemaal verminkt in het lezingenrooster opgenomen – en daarbij wordt het ook meestal nog overgeslagen, en kiest men nog liever voor die ‘moeilijke Paulus’ om de dienst van het Woord te beginnen – en dat is allemaal doodzonde, want er liggen zoveel kansen in tot nadenken en bezinnen, tot vertellen en actualiseren en preken – zeker in deze moeilijke crisistijd van ‘Hoe moet het nu verder met ons en met de Kerk?’; ‘Kunnen wij ooit nog genezen van deze besmettelijke ziekte?’; ‘Krijgen wij ooit weer een jong en aantrekkelijk imago?’; ‘Wordt onze buitenkant nog ooit weer transparant en valt die ooit nog samen met onze binnenkant, met onze ziel en onze missie uit het evangelie..?’ Moet je horen hoe dit oude verhaal uit de Schrift daarover vertelt! Naäman was een gewichtig officier uit Aram in Syrië. Hij had – naar het schijnt – de Assyriërs verslagen in de slag bij Karkar in 854 voor Christus. Daardoor hadden de Arameeërs en trouwens ook andere volkeren zoals Israël en Juda, weer een beetje lucht gekregen. De directe oorlogsdreiging was afgewend. Hij was sinds die klinkende overwinning op het slagveld vanzelfsprekend bevelhebber gebleven van het leger des konings, stond zeer in aanzien bij het volk, was een man met een reputatie en een positief imago. Hij had iets gepresteerd in het verleden, stond ook in het heden ergens voor en wekte zelfs nog verwachtingen voor de toekomst… Maar nu was er plotseling een probleem gerezen – een reuzegroot probleem. (Enfin, ‘plotseling’… zulke zaken komen meestal niet zo plots en onverwacht, behalve voor wie niet gewend is de vinger aan de pols te houden en een aantal symptomen en signalen onderschat of langdurig over het hoofd ziet…) Het zit zo: generaal Naäman heeft sinds enige tijd een huidziekte, en die wordt steeds meer manifest. Iedereen heeft het er over. Er scheelt iets met zijn uiterlijke verschijningsvorm en de manier waarop de mensen en de media hem percipiëren; er scheelt iets met zijn imago en zijn façade… En zoals iedereen weet: de huid is de grens tussen buitenkant en binnenkant van een mens – welnu: die buitenkant is niet meer transparant en weerspiegelt niet echt meer wat er aan de binnenkant zit of toch zou moeten zitten… Nog straffer gezegd: meneer Naäman heeft sinds de crisis recent is uitgebroken een serieus identiteitsprobleem… En in paniek is hij nu reeds maanden lang op zoek naar een nieuwe look, een soort van ‘facelift’ als het ware. Al blijft hij er rotsvast van overtuigd dat mits wat opfrissen en aanpassen van de buitenkant het probleem grotendeels zal opgelost zijn – de binnenkant zit nog altijd wel goed, denkt hij… Via een slavinnetje van de koning verneemt hij toevallig en ten einde raad ineens één en ander over de reputatie van Elisa, een profeet uit buurland Israël. En na bij zijn eigen baas plechtig ziekteverlof te hebben aangevraagd, vertrekt hij met pak en zak naar dat land in het buitenland, in de hoop op definitieve genezing en een spoedig herstel van de opgelopen schade. Hij wil echter niet met lege handen bij de buren aanbelanden! Dus heeft hij zijn hele reiswagen volgeladen met tien talenten zilver, zesduizend sikkels goud en tien feestgewaden uit de haute couture (kun je nagaan hoe rijk hij was!). Want bij vreemde goden en hun personeel kun je niet zomaar met lege handen aankomen. Voor genezing en zielenheil moet fors worden betaald. En – zo denkt Naäman – dat zal dan ook wel gelden voor Israëls God en zijn profeet. Voor elk advies, voor elke goeie raad, voor elke aanvraag tot gebed en kans op een mirakel krijg je vroeg of laat een gepeperde rekening gepresenteerd. Godsdienst is nu eenmaal commerce. Voor wat hoort wat. Niets voor niets. Zelfs de heilseconomie is en blijft een economie... Wil je wat van de goden lospeuteren, dan begin je best met je portefeuille boven te halen. Ja, werken aan je imago kost tegenwoordig tonnen geld. Naäman is dat van huize uit zo gewend. De profeet van Israël zal straks eventjes tijd voor hem maken tijdens zijn dagelijks consultatie-uur; hij zal wellicht bedenkelijk kijken en daarna streng maar vroom zijn ogen ten hemel slaan; hij zal zijn hand over de zieke plek heen en weer bewegen en de naam van zijn God aanroepen. Het gebruikelijke ritueel. Even
abracadabra en hokus-pokus-pats, je kent dat wel. Een nieuw logo plus baseline ontwerpen, een splinternieuwe website, nieuw briefpapier met hoofding, wat positieve reclame op radio en televisie, een paar gevatte oneliners in elk interview, even meedoen in een populair spelletje – en klaar is… Naäman! En daarna op het secretariaat van de gewijde genezer de rekening even controleren. Gelieve de nodige prijs voor deze crisis en de behandeling ervan – liefst cash en zonder verwijl – te betalen, staat er in kleine lettertjes bijgeschreven… Bij zijn aankomst wendt hij zich eerst tot de koning van Israël. Want hij heeft voor hem een aanbevelingsbrief mee van zijn eigen koning, met de vraag of het Hof er voor wil zorgen dat generaal Naäman de profeet Elisa in hoogsteigen persoon zou kunnen ontmoeten. De koning van Israël scheurt meteen zijn kleren, wanneer hij de brief van de koning van Syrië te lezen krijgt. Wat denkt die kerel uit het buitenland wel? Meent hij misschien dat ik God Almachtig ben? Misschien komt zijn generaal mij hier wel uitdagen en op stang jagen – ja, vroeg of laat komt daar wellicht oorlog van (bemerk hoe allebei die grote heren, Naäman zowel als Israëls koning, hardnekkig denken en blijven denken in termen van macht en arrangement, in categorieën ook van pretentie en concurrentie…). Uitgerekend op dit moment komt er een boodschap van Elisa, de profeet. ‘Geachte Heer Koning van Israël, je moet zulke problemen niet in je eentje proberen op te lossen. Waarom scheur je jouw kleren? Stuur die zieke man maar hier naartoe. Dan zal hij weten dat er een profeet in Israël is.’ En Naäman komt met al zijn wagens en paarden, met al zijn geschenken en heel zijn gevolg bij het huis van Elisa aan. Die vindt het echter niet eens de moeite waard om naar buiten te komen. Hij laat simpelweg aan de vijfsterren-generaal weten: ‘Ga je zeven maal baden in de rivier de Jordaan, en alle problemen zullen opgelost zijn…’ Wel goeie hemel, denkt Naäman, is dat stukje profeet nu helemaal gek geworden? Dat mannetje komt niet eens naar buiten om mij te begroeten. Terwijl ik nochtans de held van Karkar ben. Heb je daar nog nooit van gehoord, stukje boerenprofeet van mijn voeten? Ik ben Napoleon, generaal Eisenhower, Montgomery, Rommel en MacArthur tegelijk. En dan stuur je mij zonder enige consultatie of onderzoek naar die stinkrivier van jullie, die modderpoel… Terwijl wij zelf thuis toch genoeg rivieren hebben, die zich als snelle stromen door het land bewegen, en weldaad brengen overal. Als je denkt dat mijn problematiek zo simpel op te lossen is, dan ken je mij nog niet. Ik ga terug naar huis, naar de plek waar ik vandaan kom. Komaan, mannen, we keren meteen op onze stappen terug! ----De Jordaan is de laagste van alle rivieren ter wereld. Hij draagt dan ook zijn naam met ere: ‘Yardén’ wil zeggen: de ‘Afdaler’ (van het werkwoord ‘yarad’ – ‘naar beneden gaan’). Als rivier is de Jordaan in feite de diepst afdalende waterloop van heel de planeet. Ze ontspringt aan de voet van de Hermon en daalt zo’n vierhonderd meter onder de zeespiegel af, om dan in de Dode Zee uit te monden. In die Jordaan – een stroom en stroming die in het buitenland tot nog toe totaal onbekend was en in Israël zelf zowat vergeten – moet generaal Naäman nu worden ondergedompeld, tot zeven keer toe. Zijn genezingsproces kan maar echt beginnen, zijn buitenkant kan maar echt worden schoon gewassen door dit letterlijk nederige gebaar: durven afdalen in de ‘Afdaler’. Dit stemt tot nadenken. De therapie bestaat uit niets anders dan diaconie. De medicijn is: klein leren zijn. De remedie is simpel: je moet de dieperik in. Een radicaal ander stand-punt leren innemen. Aan de onderkant (her)beginnen. Afdalen, lager dan het diepst stromende water binnen de aardkorst. Nederdalen ter helle. Om dan misschien ooit te kunnen verrijzen op de derde dag, volgens de Schriften… ----Naäman moet zich zeven maal onderdompelen in de Jordaan. Dat is hem in eerste instantie te min. Hij had kennelijk meer indrukwekkende profetische kunsten en adviezen van Israël verwacht. Waren de Abana en de Pharpar, de rivieren van Damascus, niet beter en heilzamer dan alle rivieren van dat Beloofde Land samen? Moet hij – de officier van het Aramese leger, die reeds zoveel watertjes heeft door gezwommen – zich nu in dat vieze slootje van Israël gaan onderdompelen en wit proberen te wassen? Na enige tijd laat Naäman zich door zijn knechten ompraten. Het is toch helemaal niets moeilijks, wat de profeet hem vraagt? Nee, dat is het hem juist. Het is voor iemand die altijd
hoog op de troon heeft gezeten vaak veel moeilijker om een eenvoudige, dan wel een ingewikkelde raad op te volgen. En voor wie altijd macht heeft bezeten en rijk is geweest, is het niet simpel om je ineens bloot te geven en kwetsbaar op te stellen terwijl de verzamelde pers staat toe te kijken, met de camera in aanslag en de microfoon voor je neus… Maar goed, baat het niet dan schaadt het niet, denkt generaal Naäman tenslotte. Al vindt hij het ongelofelijk belachelijk en nutteloos daar in zijn linnen hemdje en flanellen onderbroek te kijk te moeten staan… Dan daalt hij af in het water – de blikken van de omstanders verplichten hem ertoe. Hij vindt het zelf een echte afgang, een regelrechte vernedering. Een topman uit Syrië gaat de dieperik in. Na enkele keren oefenen is het al geen slaafse onderwerping meer, maar enkel nog een tegendraadse keuze, tegen heug en meug. De oude en zieke Naäman dompelt zich aarzelend onder tot zeven keer toe, alsof dit een herschreven en geactualiseerd scheppingsgedicht moest zijn, het verhaal van de menswording op-nieuw. ‘Zeven maal, zeven maal, zeven maal opnieuw geboren. Klein gekregen, uitgeworpen wordt een mens, om mens te worden…’ (H. Oosterhuis). Na zeven keren onderdompeling komt hij tenslotte weer uit het doopwater te voorschijn als een ander mens. Een stralende jongeman met een gave huid als in de beste reclamespots van Nivea of Peaudouce. Hier begint zijn wereld opnieuw. De oude krijger heeft noodgedwongen zijn trots afgelegd, laat zich dopen in de nederigheid, en stijgt tenslotte uit het doopwater weer omhoog op zijn paasbest. De therapie van de profeet… Over genezing en herstel zou je veel preken kunnen houden en veel boeken kunnen schrijven. Je zou daarmee – zeker wat de crisis in de Kerk betreft – op vandaag zelfs makkelijk de krantenkoppen kunnen halen. Er zijn artsen die genezen, er zijn psychologen en therapeuten met allerlei adviezen en remedies. En er zijn ook de ‘alternatieven’: de homeopaten, de acupuncturisten, de gebedsgenezers. En wat de crisis betreft, zijn er de trendwatchers en gedoodverfde studiogasten, de kerkjuristen en krantencommentatoren, de woordvoerders van officiële kant en de eeuwige oppositieleiders. De enen zeggen bijna niets, en de anderen weten bijna alles. En zelfs moderne rationele, kritische mensen zijn bereid al die genezers te geloven – mits het maar goed geformuleerd is en blits genoeg is aangebracht. Elisa, de profeet van Israël, was bijzonder kort van stof met zijn advies voor de zieke Naäman: ga je zevenmaal onderdompelen in het water van de Jordaan. Ga je wassen in het bad van de wedergeboorte. Je zult er springlevend uitkomen! Naäman had iets anders verwacht én gevreesd. Iets wat moeilijker was, theologisch ingewikkelder en (kerk)juridisch meer spitsvondig. Ofwel iets veel spectaculairders: een genadeslag van de profeet, een donderpreek erbij, een uitspitten van de kwaal tot op het bot en een uitgebreid rapport van alle aangemelde klachten. Of een onmogelijke schadeclaim, en een openbare schuldbekentenis tot zeven keer toe in alle media… Maar nee, voor de profeet van Israël was het voldoende dat hij de bereidheid toonde om af te dalen, zich te ontdoen van alle uiterlijke ballast, zich te reinigen in het doopwater en zo tot zeven keer toe de nieuwe schepping aan zich te laten voltrekken. Wat volgens de Schriften en de God van Israël tot genezing strekt, is in wezen zeer eenvoudig. Maar (kerk)mensen dreigen het steeds weer te vergeten en moeten het daarom telkens weer (bijvoorbeeld tijdens hun zondagse samenscholingen) horen, en leren er ge-hoor-zaam aan te worden. Naäman kon enkel genezen door af te dalen in de ‘Afdaler’. Dat was het enige advies dat de profeet hem had mee te delen. De gelauwerde officier, de man van vele oorlogen heeft het nog allemaal moeten leren op zijn oude dag, hoe hij de goede strijd kon strijden en het gevecht op (over)leven of dood kon winnen. Hij vond de rivieren van zijn eigen land, de stromingen en bewegingen die daar waren meer dan goed genoeg om hem te kunnen reinigen van alle kwaad. Gelukkig waren de Levensstroom van Israël daar en de profeet om hem terecht te wijzen. Naäman vatte zijn mogelijke therapie te ‘werelds’ op. Hij wilde gereinigd worden enkel aan zijn buitenkant – zonder daarbij veel van zijn vroegere aanzien en eer te verliezen. De profeet moest hem leren dat hij eerst alle uiterlijk vertoon moest afleggen, en dat hij af moest dalen in de diepte, tot zeven keer toe. De hooggeplaatste man uit het
buitenland vond dat te simpel en voor zijn gebruiken veel te min. Te belachelijk en te onmogelijk tegelijk. Zoals Nicodemus het te simpel vond om ‘van boven naar beneden opnieuw geboren te worden’… (Joh. 3,3) Die hooggeplaatste uit Israël zelf was in de tijd van Jezus heilig van mening dat er nogal wat straffere toeren nodig zouden zijn om de trein van zichzelf en zijn kerkinstituut weer op de goede sporen te krijgen, en zo het Rijk Gods te kunnen binnengaan… De Bijbel herhaalt het telkens weer: wie voet aan de grond wil krijgen in het Beloofde Land, moet eerst helemaal ondergedompeld worden in het water van de Jordaan. Moet zich laten dopen. Moet laag willen mikken en nederig de nederigheid opzoeken van het laagst mogelijke stand-punt op aarde (dat maakt het meteen ook makkelijker om op te kijken naar wie geen leven heeft of slachtoffer is…). Aan de kant gaan staan van de naamloze mens. Zo diep gaan, dat het je brengt bij de doop in de dood. Kopje onder gaan, als een vrij sterven om waarlijk anders weer op te staan. Van je troon afstappen, om ruimte te maken voor de vele misdeelden die nog nooit op een troon hebben gezeten. Tot er tenslotte geen protocol meer overblijft – enkel totale beschikbaarheid ‘om u te dienen’. De gulden regel van Israëls Tora zegt: wie zijn trots en zijn leven durft te verliezen, zal het terugwinnen in overvloed. Afdalen in de Jordaan doet kiezen. Wie zich zomaar laat meeslepen met de stroom, wie alles ondergaat en niet kiezen wil – niet kiezen kan of durft – leeft enkel ten dode toe. Wie in de Jordaan stapt moet keuzes maken, op leven en dood. Moet oversteken, er doorheen gaan, stroomopwaarts leren zwemmen, tegen de dood in. ‘Sjema Israël!’. ‘Luctor et emergo’. ‘Verzet en overgave’. Vechten tegen alle doodscultuur. Troonsafstand doen. En vanuit de laagste plaats die je vrijwillig ingenomen hebt, goed nieuws brengen voor al wie aan de overkant geen leven heeft… Soms denk ik dat wij ons op dat punt in ons doopsel vergissen. Wij spreken van het doopsel als een sacrament dat consequenties heeft. En pleiten steeds meer voor een doopsel op volwassen leeftijd. Of tenminste voor een hernieuwing van onze doopbeloften op het moment dat we in staat zijn om echte keuzes te maken. Wij denken en belijden ook dat wij sinds ons doopsel onvoorwaardelijk en voorgoed mogen geloven dat wij van Iemand zijn, dat wij in principe voorgoed genezen zijn van alle kwalen en gereinigd van alle zonden. En dat is zonder meer waar. Maar evenzeer is waar (en daar wordt minder nadruk op gelegd) dat je als gedoopte en gekerstende voortaan de gang naar beneden aangeleerd hebt als de enige weg die naar ‘leven in overvloed’ leidt. En dat je je voortaan verbonden weet met en verantwoordelijk voor elk mensenkind dat daar beneden staat – het meest en eerst met de minsten van allen. Wij zijn in onze Kerk zopas begonnen aan een cyclus van twee jaren omtrent de sacramenten. Vergeten we vooral het ‘achtste sacrament’, dat van de voetwassing niet? We moeten voorgoed van dit wondere schriftverhaal over de officier met een huidziekte uit het buitenland onthouden: de echte remedie is bij de profeten te vinden. Onze Kerk moet dus dringend weer een ‘profetische Kerk’ durven zijn. En de enige echte therapie die ons hoe dan ook weer toekomst kan geven is: de diaconie… Geert Dedecker Toen ik een paar jaar geleden op reis trok naar Griekenland in de voetsporen van Paulus kwam ik aan in Filippi en nam daar deze foto op de plaats waar Paulus met een groepje mensen voor de eerste keer probeerde Kerk te vormen. Zo eenvoudig was het
en het ontroerde diep. Afdalen in het water, je laten onderdompelen en dopen in de stroming van het leven, en dan weer recht krabbelen en opklimmen. Meteen zie je een klein tafeltje staan daar aan de overkant en je wordt uitgenodigd om zo goed mogelijk gemeenschap te maken met de mensen die je gegeven zijn…
Afdalen en opklimmen Stil houden bij het water ootmoedig afdalen van de trappen en in het water gaan staan je laten onderdompelen doordrenkt worden
van het troebele water in de stroom staan van het leven zelf van de beperkingen tekortkomingen van het nog niet… Water ervaren als bron van nieuw leven, niets ter wereld is zo zacht en soepel als water. Om het harde het onbuigzame op te lossen gaat er niets boven water. Water … meer dan druppels. Water valt uit de hemel weldoend en zegevierend lavend en verfrissend. Dat Uw Geest als water over ons wordt uitgegoten. Dat we eindelijk herboren worden. Afdalen en na de onderdompeling voorzichtig opklimmen met een vernieuwde tred naar de mensen toe, naar de tafel van gemeenschap.
Bezinnend samenzijn Op verhaal komen STERK ALS DE DOOD IS DE LIEFDE… Draag mij als een zegel op uw hart, als een zegel aan uw arm: want sterk als de dood is de liefde (Hooglied 8,6)
Een lied om te beginnen Uit vuur en ijzer – Een nieuw bruiloftslied tekst: Huub Oosterhuis – muziek: Poolse volksmelodie Uit vuur en ijzer zuur en zout zo wijd als licht zo eeuwenoud uit alles wordt een mens gebouwd en steeds opnieuw geboren. Om ijzer in vuur te zijn om zout en zoet en zuur te zijn om mens voor een mens te zijn wordt alleman geboren.
Om water voor de zee te zijn om anderman een woord te zijn om niemand weet hoe groot en klein gezocht gekend verloren. Om avond- en morgenland om hier te zijn en overkant om hand in een andre hand om niet te zijn verloren.
zijn om lippen water dorst te zijn om alles en om niets te zijn gaat iemand tot een ander. Naar verte die niemand weet door vuur dat mensen samensmeedt om leven in lief en leed gaan mensen tot elkander.
Om oud en wijd als licht te Lezing uit de Schrift De hoogste weg parafrase van 1 Korinthe 13: 4-8 liefde volhardt in het scheppen van ruimte blijft waaien als een milde lentewind die bloeien laat en nooit verstikt
om mensen die op elkaar aan kunnen liefde is een alomvattend huis en biedt een dak voor totaal vertrouwen voor grenzeloos verwachten
liefde loopt niet te koop uitdagend met hoge borst
liefde houdt eindeloos vol valt niet af
liefde kent geen trots die beschadigt en beschaamd maakt
liefde alleen laat zich kennen als toekomst die blijft
liefde wil niet winnen niet zelfgenoegzaam zijn zich niet handhaven
uit Sytze De Vries, Op liefde gebouwd
liefde verdraagt geen onbetrouwbaarheid maar deelt de vreugde Commentaar VERBONDEN IN BLIND VERTROUWEN – DE TRAPEZISTEN… Wij stonden aan weerszijden van een afgrond, waren nog niemand voor elkaar, eerst riep jij vragend mijn naam, ik schreeuwde ‘ja die ben ik’, het knalde in de lucht, jij lachte vrolijk.
Toen zei je: kom dan, spring nu, en je strekte je armen uit, naar mij. Nog is het toen en zeg je: kom dan, spring, nu, en je strekt je armen naar me uit, nog even wijd. (Huub Oosterhuis, Levende die mij ziet) Het nummer dat mij als toeschouwer in het circus altijd het meeste boeit is het trapezenummer. Hoe twee mensen het wagen om daar hoog in de nok alle wetten van de zwaartekracht te tarten, en van te voren beloven onvoorwaardelijk mekaar op te vangen. De salto mortales die ze daar riskeren, dat adembenemende spel van vliegen en vangen, van vasthouden en loslaten – het blijft een prachtig beeld van wat het leven en samenleven is… En terwijl die twee daar zo met elkaar omgaan, spelenderwijze, tégen alle wetten van de zwaartekracht in, houden beneden de mensen hun adem in. En als het lukt roepen ze verbaasd: ‘Oh, dat zoiets kan! Twee mensen die elkaar vertrouwen, elkaar zo de ruimte geven én elkaar toch zo vasthouden als het er op aan komt!’ Ze roepen bravo’s van waardering en opluchting daar beneden, en ze houden hun hart vast, hun eigen kleine bange hart… Henri Nouwen vertelde ooit in een interview in Wereldwijd (nr. 247 – september 1994): ‘Ik ben een groot liefhebber van trapezekunstenaars. Een paar jaar geleden ben ik met mijn vader naar een circus getrokken in Duitsland. Er waren vijf Zuidafrikaanse trapeze–artiesten. Toen ik hen aan het werk zag, was ik daar zo wég van dat ik dacht dat ik mijn roeping gemist had. In de pauze ging ik die groep opzoeken. Ik heb deze mensen nadien heel goed leren kennen. De troep bestond uit drie vliegers en twee vangers. Ik was gefascineerd door hun kunsten. Veel van wat zij vertelden, was voor mij enorm symbolisch. Op een zekere dag zei de leider van de troep : ‘Henri, nu moet je eens luisteren. Ik ben vlieger, ik doe triples, ik krijg enorm applaus. Maar de eigenlijke held van het verhaal is de vanger. Hij moet mij uit de lucht grijpen. Ik kan alleen maar deze risico’s nemen als ik op hem kan vertrouwen. Mijn grootste bekoring bestaat erin om te gaan zoeken naar de armen van de vanger. Terwijl ik alleen maar mijn handen moet uitstrekken opdat hij mij zou kunnen vangen.’ Hoor nog naar deze tekst, Over de liefde (van Meindert Muller in De Bazuin, 28 mei 1999). De liefde is niet erg spraakzaam. Soms. Mondjesmaat. ‘Ik hou van je’, zegt de liefde. ‘Heel veel.’ Liefde heeft te kleine vleugeltjes. Een onhandig insect. Kruipt omhoog en tuimelt tussen twee borsten haast meteen weer naar beneden. Of stijgt roekeloos op en vliegt zich met bravoure te pletter tegen een ruit, een rimpeling, een doorgestoken kaart, een muur van zwijgen.
Om samen te bidden
Liefde past niet; altijd te lang of te breed, steekt altijd uit. Laat ons maar barmhartig zwijgen over pijn en tekort en dat het lijkt alsof de liefde hier verdwaald is op weg naar elders. Laat liefde slapen in ons huis. Loop op je tenen en verberg je tranen achter de kier van de deur. Soms in de nacht praat de liefde indringend. ‘Altijd’, zeggen haar vingertoppen. ‘Kome wat komt.'
Behoed de liefde van de geliefden, Gij die weet hoe broos en bijna niets twee mensen zijn, en dat hun hart onrustig is en onbestendig als het weer. Gij die hen toegekeerd hebt naar elkaar opdat zij niet meer half zijn, onbestemd en onvervuld. Leer hen verstaan het dodelijk geheim dat liefde lijden is, dat geven leven doet. Geef hen de tijd elkaar te kennen en te troosten, blaas hun hartstocht aan, maak hen geduldig en oneindig lief, dat zij de nacht doorkomen met elkaar. (Huub Oosterhuis) Lied om te beluisteren Laat me niet alleen (Ne me quitte pas)
Jacques Brel – Herman van Veen Laat me niet alleen Toe, vergeet de strijd Toe, vergeet de nijd Laat me niet alleen En die domme tijd Vol van misverstand Ach, vergeet hem Want het was verspilde tijd Hoe vaak hebben wij Met een snijdend woord Ons geluk vermoord Kom, dat is voorbij Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Lief, ik zoek voor jou In stof van de wegen De parelen van regen De parelen van dauw Ik zal heel mijn leven Werken zonder rust Om jou licht en lust Goud en goed te geven Ik sticht een gebied Waar de liefde troont Waar de liefde loont Waar jouw wil geschiedt Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen
Ik bedenk voor jou Woorden rood en blauw Taal voor jou aleen En met warme mond Zeggen wij elkaar Eens was er een paar Dat zichzelf weer vond Ook vertel ik jou Van de koning Die stierf van nostalgie Hunkerend naar jou Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Want uit een vulkaan Die was uitgeblust Breekt zich na wat rust Toch het vuur weer baan En op oude grond Ziet men vaak het graan Heel wat hoger staan Dan op verse grond Het wit mint het zwart Zwakheid mint de kracht Daglicht mint de nacht Mijn nacht mint jouw hart Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Nee, ik huil niet meer Nee, ik spreek niet meer Want ik wil alleen Horen hoe je praat Kijken hoe je lacht Weten hoe je zacht Door de kamer gaat Nee, ik vraag niet meer Ik wil je schaduw zijn Ik wil je voetstap zijn Ik wil je adem zijn Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Laat me niet alleen Hernieuwing van de trouwbeloften (afwisselend een strofe gelezen door een man en een vrouw) Ik stroom in jou - Liselore Gerritsen Ik heb je niet veel meer te zeggen dan dat ik goed voor je wil zijn dan dat ik bloed voor je wil zijn dat in je stroomt dat in een kringloop door je lichaam gaat
en dat je lichaam niet verlaat omdat als jouw hart niet meer slaat het als vanzelf zal stollen Want waar ik vandaan kom weet ik niet
en nog minder waar ik heen ga en een bedoeling zie ik niet ik kan hem hoogstens voelen als wij niet wetend hoe te gaan toch hand in hand een weg inslaan naar God weet waar Al lang kan ik je niet meer zeggen hou van mij, ik hou van jou die woorden ken ik wel door jou maar ze zijn vervangen door onvervangbare gebaren tekens die meer dan woorden waren door de lange adem van de jaren waarin juist stiltes huizen waren die ik met jou bewoonde
Bij wijze van voorbeden Lichter wil ik voor je zijn, zodat mijn zwaargewicht wat minder op jouw dagen drukt. Zachter wil ik voor je zijn, zo zacht dat mijn lawaai jouw ritme niet meer zal verstoren. Ruimer wil ik voor je zijn, zodat mijn grilligheid jouw vrijheid niet verstikt. Liever wil ik voor je zijn, zodat wij in ons huis de stilte van elkaar weer kunnen horen. Vrolijk wil ik voor je zijn, zodat jij lachend om het leven in jezelf zult kunnen groeien. En ook al ben ik meer verbonden met de herfst, ik zal in de lente bloemen zaaien, die de hele zomer zullen bloeien. Want … lichter wil ik voor je zijn… (Paul van Vliet)
Gebed om af te sluiten Zegen, God, wat Gij in ons begonnen zijt, nu wij mogen leven van de liefde en de trouw die we van elkaar hopen te ontvangen.
Want waar ik vandaan kom weet ik niet en nog minder waar ik heen ga en een bedoeling zie ik niet ik kan hem hoogstens voelen als jij me vraagt waarom je leeft en mijn hand een antwoord geeft dat ik zelf niet ken Ik heb je niet veel meer te zeggen dan dat ik goed voor je wil zijn dan dat ik bloed voor je wil zijn dat in je stroomt en ook al gaat de weg naar nergens ik stroom in jou en ben dus ergens en weet dat ik je nooit verlaat omdat, als jouw hart niet meer slaat ik als vanzelf zal stollen
Wees ons nabij, God, in onze liefste wensen, in onze diepste momenten, en in datgene waar we samen nog van dromen. Wees ons nabij, God, in alle gewone dagen, in de vanzelfsprekende dingen, in de dagelijkse taak waarvoor wij staan. Wees ons nabij, God, wanneer wij lijden aan het leven, wanneer pijn en verdriet ons overvallen, wanneer we elkaar misschien niet verstaan. Laat niet toe, God, dat ons leven slijt aan gewoonte, en dat wij blind worden voor elkaar. Geef ons ogen om te zien dat wij elke dag aan elkaar gegeven zijn als een kostbare schat, als een diep geheim, dat lange duur en leven nodig heeft om het in al zijn diepte te kunnen meten. God, laat ons meer zijn dan brood, laat ons ons leven geven aan elkaar. Amen. (Huub Oosterhuis) Gesprokkeld
door
Geert
Dedecker