De wetgevers
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 1
13-4-10 21:31
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 2
13-4-10 21:31
Brad Meltzer
De wetgevers
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 3
13-4-10 21:31
Uitgeverij De Vliegende Hollander stelt alles in het werk om op milieuvriendelijke en duurzame wijze met natuurlijke bronnen om te gaan. Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier met het FSC-kenmerk. Dit kenmerk garandeert dat het hout, of de houtvezel waarvan het product is gemaakt, afkomstig is van ecologisch en sociaal verantwoord bosbeheer.
Produktgroep uit goed beheerde
bossen, gecontroleerde bronnen en gerecycled materiaal. Cert no. SGS-COC-003091
Copyright © 2002 Brad Meltzer Oorspronkelijke titel The Zero Game Oorspronkelijk uitgegeven bij Forty-four Steps, Inc. Copyright Nederlandse vertaling © 2010 Uitgeverij De Vliegende Hollander, Amsterdam Redactie en productie Nederlands editie: Textcase, Utrecht Vertaling voor Textcase: Anne-Marieke Buijs, Rebecca Palmas en Sarin Roquas isbn 978 90 495 0017 7 nur 332 www.vaarmee.com Uitgeverij De Vliegende Hollander is een imprint van Dutch Media Uitgevers bv
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 4
13-4-10 21:31
Voor Jonas, Mijn zoon, Hij houdt mijn hand vast, Trekt me voort, En neemt me mee op het meest gekoesterde avontuur van allemaal
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 5
13-4-10 21:31
Als het Amerikaanse volk eens wist wat er hier gebeurt, dan zouden ze het steen voor steen afbreken. Howard R. Ryland Politieagent Capitol Hill Over het Congres
… het echte probleem is dat de overheid saai is. P.J. O’Rourke
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 6
13-4-10 21:31
1
I
k hoor hier niet thuis. Al jaren niet meer. Toen ik in het begin naar Capitol Hill kwam om voor Congreslid Nelson Cordell te werken, was dat anders. Maar uiteindelijk gaat het zelfs Mario Andretti vervelen om elke dag met driehonderd kilometer per uur te rijden. Vooral als je in een kringetje gaat. Ik ga al acht jaar in kringetjes. Het is tijd om eindelijk de cirkel te verlaten. ‘We zouden hier niet moeten zijn,’ houd ik vol. Ik sta bij het urinoir. ‘Waar heb je het over?’ vraagt Harris. Hij moet zijn hoofd naar achteren buigen om me goed aan te kijken. Met mijn 1.93 meter heb ik de slungelige bouw van een palmboom en kijk ik recht op zijn warrige zwarte haar. Hij weet dat ik gespannen ben, maar zoals altijd is hij de rust zelve. ‘Kom op, Matthew, niemand maakt zich druk om het bordje op de deur.’ Hij denkt dat ik me druk maak om de toiletruimte. Deze keer heeft hij het mis. Dit mag dan het toilet zijn recht tegenover het Huis van Afgevaardigden, en er mag dan wel een bordje op de deur hangen waarop alleen voor leden staat – waaronder wordt verstaan Congresleden… dus zij… en niet wij – maar na zo lang hier te zijn geweest, weet ik heel goed dat zelfs de meest stijve leden geen bezwaar zullen maken als twee stafmedewerkers hier gaan plassen. ‘Het gaat niet over het toilet,’ zeg ik tegen Harris. ‘Ik heb het over het Capitool zelf. We horen hier niet meer 7
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 7
13-4-10 21:31
thuis. Ik bedoel, vorige week vierde ik mijn achtste jaar hier, en wat heeft het me nu opgeleverd? Een kantoor dat ik moet delen en een Congreslid dat zich vorige week tegen de vice-president aandrukte om er zeker van te zijn dat hij niet van de foto zou worden gesneden voor de krant van de dag erop. Ik ben tweeëndertig – het is gewoon niet leuk meer.’ ‘Leuk? Denk je dat het om de lol gaat, Matthew? Wat zou de Lorax zeggen als hij dat hoorde?’ vraagt hij. Hij gebaart met zijn kin naar het speldje van de Lorax van Dr. Seuss dat op de revers van mijn marineblauwe jasje prijkt. Zoals gewoonlijk weet hij precies wat mijn gevoelige punten zijn. Toen ik de Milieuportefeuille oppakte voor Congreslid Cordell, gaf mijn neefje van vijf me het speldje om me duidelijk te maken hoe trots hij op me was. Ik ben de Lorax – ik spreek voor de bomen, zei hij steeds, uit zijn geheugen het boek aanhalend waaruit ik hem altijd voorlas. Mijn neefje is nu dertien. Dr. Seuss is gewoon een kinderboekenschrijver voor hem, maar voor mij, zelfs al is het een prul… als ik naar de piepkleine oranje Lorax kijk met zijn pluizige blonde snor… dan zijn sommige dingen nog steeds belangrijk. ‘Dat klopt,’ zegt Harris. ’De Lorax is altijd de voorvechter van het goede. Hij spreekt voor de bomen. Zelfs als het niet leuk is.’ ‘Juist jij zou daar niet over moeten beginnen.’ ‘Dat zou de Lorax niet zeggen,’ zegt hij op zangerige toon. ‘Vind je ook niet, LaRue?’ zegt hij, en draait zich om naar de oudere gekleurde man die altijd op de schoenpoetsstoel precies achter ons zit. ‘Nooit van de Lorax gehoord,’ antwoordt LaRue, zijn ogen strak gericht op het kleine tv’tje boven de deur waarop c-span aan staat. ‘Ik ben altijd een Horton-man geweest.’ Hij kijkt in de verte. ‘Schattig klein olifantje…’ Voor Harris hem een nog groter schuldgevoel kan aanpraten, gaan de klapdeuren van het toilet met een zwaai open en komt een man in een grijs pak met een rood vlinderdasje binnengestormd. Ik herken hem 8
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 8
13-4-10 21:31
meteen: Congreslid William E. Enemark van Colorado – Huisoudste, en het langstzittende Congreslid. Door de jaren heen heeft hij alles meegemaakt, van de afschaffing van de rassenscheiding en de Red Scare tot Vietnam en Watergate, van Lewinsky tot Irak. Maar als hij zijn jasje op de handgesneden kapstok hangt en zich naar het houten hokje achterin haast, ziet hij ons niet. En terwijl we onze ritsen weer omhoog trekken, doen Harris en ik nauwelijks moeite om hem te zien. ‘Dat bedoel ik nou,’ fluister ik tegen Harris. ‘Wat? Hem?’ fluistert hij terug, met een beweging richting het hokje waar Enemark zit. ‘De man is een levende legende, Harris. Weet je wel hoe blasé we moeten zijn om hem voorbij te laten lopen zonder iets tegen hem te zeggen?’ ‘Hij gaat naar de plee…’ ‘Dan kun je nog wel “hallo” zeggen, toch?’ Harris trekt een gezicht en gebaart dan naar LaRue, die de tv harder zet. Wat Harris nu gaat zeggen, is niet voor andere oren bedoeld. ‘Matthew, ik vind het vervelend om het je te moeten zeggen, maar de enige reden dat je geen “Hallo, Congreslid” tegen hem hebt gezegd, is omdat je zijn houding en beslissingen ten opzichte van het milieu helemaal niets vindt.’ Daar valt niets op te zeggen. Vorig jaar was Enemark de grootste ontvanger geweest van campagnegeld van de kernenergie, hout- én olie-industrieën. Hij zou Oregon leegkappen, reclameborden in de Grand Canyon hangen en ervoor stemmen om zijn eigen tuin te bedekken met de huiden van zeehondenpups als hij dacht daarmee wat geld binnen te halen. ‘Maar zelfs als ik tweeëntwintig was en net afgestudeerd, dan nóg zou ik mijn hand hebben uitgestoken en even snel “Hallo, Congreslid” hebben gezegd. Ik zeg het je, Harris, acht jaar is genoeg – de lol is er allang af.’ Harris blijft bij het urinoir staan. Hij bestudeert me met samengeknepen groene ogen, met dezelfde ondeugende blik waardoor ik ooit achter in een politieauto 9
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 9
13-4-10 21:31
ben gegooid toen we studenten op Duke waren. ‘Kom op, Matthew, dit is Washington D.C. – er worden overal leuke spelletjes gespeeld,’ zegt hij plagend. ‘Je moet alleen weten waar je ze kunt vinden.’ Voor ik kan reageren, schiet zijn hand uit en plukt hij het Loraxspeldje van mijn revers. Hij kijkt snel even naar LaRue en dan naar het jasje van het Congreslid aan de kapstok. ‘Wat doe je?’ ‘Jou opvrolijken,’ belooft hij. ‘Geloof me, je zult het geweldig vinden. Echt waar.’ Daar heb je het. Echt waar. De favoriete uitspraak van Harris – en het eerste teken van problemen aan de horizon. Ik druk met mijn elleboog op de knop om door te trekken. Harris doet hetzelfde, maar legt zijn hand er vol op. Hij is nooit bang geweest om zijn handen vuil te maken. ‘Wat krijg ik als ik dit op zijn revers speld?’ fluistert hij. Hij houdt het speldje omhoog en loopt naar Enemarks jas. ‘Harris, nee…’ sis ik. ‘Hij doet je wat.’ ‘Wedden?’ Het holle geratel van afdraaiend toiletpapier klinkt vanuit het hokje. Enemark is bijna klaar. Harris grijnst naar me. Ik probeer zijn arm te pakken, maar hij stapt met zijn gebruikelijke elegantie net buiten mijn bereik. Zo gaat hij bij elk politiek gevecht te werk. Als hij zich eenmaal op een doel heeft gericht, is de man niet te stoppen. ‘Ik ben de Lorax, Matthew. Ik spreek voor de bomen!’ Hij lacht terwijl hij de woorden zegt. Ik kan alleen maar meelachen als ik hem langzaam naar Enemarks jasje zie sluipen. Het is een domme stunt, maar als het hem lukt… Dat neem ik terug. Harris faalt nooit. Daarom was hij, op 29-jarige leeftijd, een van de jongste personeelschefs die ooit door een senator was aangenomen. En daarom is er niemand – niet eens iemand van de oude 10
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 10
13-4-10 21:31
garde – die hem nu, op 35-jarige leeftijd, iets kan maken. Ik zweer je, hij zou geld kunnen rekenen voor sommige dingen die hij zegt. Ik bof; oude maatjes van de universiteit krijgen het voor niets. ‘Hoe ziet het weer eruit, LaRue?’ roept Harris naar Mr. Schoenpoets, die vanaf zijn stoel dichtbij de betegelde vloer een beter zicht heeft op wat er bij de onderkant van het hokje gebeurt. Als het iemand anders was, zou LaRue hem verraden hebben. Maar het gaat niet om iemand anders. Het gaat om Harris. ‘Helder en zonnig,’ zegt LaRue als hij zijn hoofd naar het hokje buigt. ‘Maar er komt snel een storm aan…’ Harris knikt een bedankje en trekt zijn rode das recht. Ik weet dat hij die haalt bij die vent die ze buiten de metro verkoopt. Als personeelschef voor senator Paul Stevens zou Harris eigenlijk wat beters moeten dragen, maar vanwege de manier waarop hij werkt, hoeft hij geen indruk te maken. ‘Trouwens, LaRue, wat is er met je snor gebeurd?’ ‘De vrouw vond het niets – zei dat het te Burt Reynolds was.’ ‘Ik zei het je toch, je kunt niet én de snor én de Trans Am hebben – het is het een of het ander,’ zegt Harris. LaRue lacht en ik schud mijn hoofd. Toen de Stichters de regering opzetten, hebben ze de wetgevende tak in tweeën gesplitst: het Huis en de Senaat. Ik ben hier in het Huis, in het zuidelijke deel van het Capitool. Harris werkt in de Senaat, wat helemaal aan de noordkant is. Het is daar een hele andere wereld, maar op de een of andere manier is Harris toch op de hoogte van het laatste nieuws over de beharing op het gezicht van onze schoenpoetsman. Ik weet niet waarom het me verbaast. Anders dan de monsters die door deze gangen waren, praat Harris niet tegen iedereen als politieke manoeuvre. Hij doet het omdat dat zijn talent is – als kapperszoon is hij goed van de tongriem gesneden. En daarom zijn mensen dol op hem. Het is ook de reden dat als hij 11
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 11
13-4-10 21:31
een kamer binnenkomt, de senators meestal heel nonchalant zijn gezelschap opzoeken en dat de kantinejuffrouwen hem een extra schep kip in zijn burrito geven. Bij Enemarks grijze jasje gekomen, pakt Harris hem van de kapstok en zoekt naar de revers. Achter ons wordt het toilet doorgetrokken. We draaien ons snel terug naar het hokje. Harris heeft het jasje nog steeds vast. Voordat een van ons iets kan doen, zwaait de deur van het hokje open. Als we gloednieuwe medewerkers waren, zouden we nu in paniek raken. In plaats daarvan bijt ik op de binnenkant van mijn wang en neem een voorbeeld aan Harris’ kalmte. Oude instincten duiken op. Terwijl de deur opengaat, wil ik voor het Congreslid gaan staan. Ik hoef Harris maar een paar seconden te geven. Het enige probleem is dat Enemark te snel beweegt. Zonder zelfs maar op te kijken loopt hij langs me heen. Enemark is iemand die zijn brood verdient met het vermijden van mensen. Vanuit het hokje loopt hij rechtstreeks naar de kapstok. Als Harris betrapt wordt met het jasje in zijn handen… ‘Congreslid…’ roep ik. Hij loopt gewoon door. Ik wil hem volgen, maar net als ik me omdraai, zie ik tot mijn verbazing Enemarks grijze jasje levenloos aan de kapstok hangen. Het geluid van stromend water klinkt aan de rechterkant van de kamer. Harris is zijn handen aan het wassen bij de wasbak. Tegenover hem steunt LaRue met zijn kin op zijn handpalm, hij bestudeert c-span met zijn vingers over zijn mond. Horen, zien en zwijgen. ‘Pardon?’ vraagt Enemark en hij pakt zijn jasje van de kapstok. Door de manier waarop het over zijn onderarm gedrapeerd ligt, kan ik de revers niet zien. Het speldje is nergens te zien. Ik kijk even naar Harris, die er zo kalm uitziet dat het bijna hypnotisch werkt. Zijn groene ogen zijn mild samengeknepen, en zijn donkere, zwarte wenkbrauwen lijken zijn gezicht te overheersen. Japans is makkelijker te doorgronden. 12
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 12
13-4-10 21:31
‘Jongen, zei je iets?’ vraagt Enemark. ‘We wilden alleen even gedag zeggen, meneer,’ onderbreekt Harris hem, mij te hulp komend. ‘Het is echt een eer u te ontmoeten. Toch, Matthew?’ ‘A-Absoluut,’ zeg ik. Enemark zet zijn borst op bij het horen van dat compliment. ‘Dank jullie wel.’ ‘Ik ben Harris… Harris Sandler…’ stelt hij zichzelf voor, alhoewel Enemark daar niet om gevraagd heeft. Harris loopt bij de wasbak vandaan, Enemark bestuderend als een schaakbord. Dat is de enige manier om iedereen tien stappen voor te blijven. Het Congreslid steekt zijn hand uit, maar Harris stapt naar achteren. ‘Sorry… natte handen…’ legt hij uit. ‘Trouwens, meneer, dit is Matthew Mercer. Hij doet de Milieuportefeuille voor Congreslid Cordell.’ ‘Jammer dat te horen,’ zegt Enemark met een neplach terwijl hij mijn hand stevig schudt. Eikel. Zonder nog een woord te zeggen, vouwt hij zijn jas open en duwt zijn arm door de mouw. Ik kijk naar de revers. Niets. ‘Nog een goede dag, meneer,’ zegt Harris als Enemark zijn andere arm door de andere mouw duwt. Enemark draait met zijn schouders en trekt zijn jasje goed. Als de andere helft van zijn jasje zijn borst raakt, vangt een piepklein lichtflitsje mijn blik. Daar… op zijn andere revers… een speldje van de Amerikaanse vlag… een klein driehoekje met een oliebron erop… en de Lorax, wiens grote Dr. Seuss-ogen naar me lachen. Ik gebaar naar Harris; hij kijkt op en lacht. Toen ik een eerstejaars was op Duke, was Harris een vierdejaars. Hij heeft me bij de studentenvereniging binnengeloodst en me, jaren later, mijn eerste baan hier op de Hill bezorgd. Eerst mijn mentor, nu mijn held. ‘Kijk eens aan,’ zegt Harris tegen het Congreslid. ‘Ik zie dat u de kapmascotte draagt.’ Ik kijk naar LaRue, maar hij staart naar de grond om niet te gaan lachen. 13
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 13
13-4-10 21:31
‘Ja… ik denk het wel,’ blaft Enemark, zelf ook naar de Lorax kijkend. Klaar om het gesprek over koetjes en kalfjes achter zich te laten, verlaat het Congreslid de ruimte en steekt de gang over naar het Huis. We blijven stilstaan tot de deur dichtvalt. ‘De kápmascotte?’ gooi ik er uiteindelijk uit. ‘Ik zei toch dat je hier nog steeds lol kunt hebben,’ zegt Harris en hij kijkt op naar het kleine tv’tje waar c-span op staat. Een doodgewone werkdag. ‘Dit moet ik Rosey vertellen…’ zegt LaRue en hij rent de ruimte uit. ‘Harris, ze krijgen je nog een keer te pakken.’ ‘Alleen als ze slimmer zijn dan wij,’ antwoordt Harris als de deur weer dichtvalt. Ik blijf lachen. Harris blijft naar c-span kijken. ‘Heb je gezien dat Enemark zijn handen niet heeft gewassen?’ vraagt hij. ‘Hoewel dat hem er niet van heeft weerhouden die van jou te schudden.’ Ik kijk naar mijn open hand en loop naar de wasbak. ‘Daar gaan we… Daar is de clip voor het hoogtepuntenfilmpje…’ roept Harris en wijst naar c-span. Op het beeld loopt Congreslid Enemark naar het podium met zijn gebruikelijke oude-cowboyloopje. Maar als je heel goed kijkt – als het licht hem op precies de goede manier raakt – straalt de Lorax op zijn borst als een kleine ster. ‘Ik ben Congreslid William Enemark, en ik spreek namens de bevolking van Colorado,’ kondigt hij op de televisie aan. ‘Dat is vreemd,’ zeg ik. ‘Ik dacht dat hij voor de bomen sprak…’ Tot mijn verbazing lacht Harris niet. Hij krabt alleen aan het kuiltje in zijn kin. ‘Voel je je al beter?’ vraagt hij. ‘Natuurlijk – hoezo?’ Hij leunt tegen de met mahonie ingelegde muur en zijn blik blijft op de tv gericht. ‘Ik meende wat ik eerder zei. Er worden hier echt een paar heel leuke spelletjes gespeeld.’ 14
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 14
13-4-10 21:31
‘Je bedoelt spelletjes zoals deze?’ ‘Zoiets.’ Zijn stem heeft een nieuwe toon gekregen. Volkomen serieus. ‘Ik begrijp het niet.’ ‘O, kom op, Matthew, het ligt vlak voor je neus,’ zegt hij met een zeldzaam spoortje van het plattelandse Pennsylvania-accent. Ik kijk hem lange tijd strak aan en wrijf over mijn rossige haar. Ik ben ruim een kop groter dan hij. Maar hij is toch de enige hier waar ik naar opkijk. ‘Wat bedoel je, Harris?’ ‘Je wilde de lol toch weer terug?’ ‘Hangt ervan af over wat voor een lol je het hebt.’ Harris duwt zich weg van de muur, grijnst en loopt naar de deur. ’Geloof me, het zal leuker zijn dan alles wat je tot nu toe hebt gedaan. Echt waar.’
15
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 15
13-4-10 21:31
2 Zes maanden later
N
ormaal gesproken heb ik een hekel aan september. Na het zomerreces zijn de gangen weer vol mensen, hebben de leden een permanente slechte voorverkiezingsbui en, dat is nog het ergste, met de deadline van 1 oktober die staat voor alle begrotingsvoorstellen, maken we uren die twee keer zo slopend zijn als tijdens welke andere tijd van het jaar ook. Maar deze september merk ik het nauwelijks. ‘Wie wil er voedsel eten dat ongezonder is dan bacon?’ vraag ik als ik de geboende gangen van het Rayburn House kantoorgebouw verlaat en de deur van kamer B-308 openduw. De klokken aan de muur schreeuwen naar me terug met twee harde elektronische zoemgeluiden. Het teken voor een stemming in het Huis. Het stemmen begint. En ik ook… Ik verspil geen tijd en sla meteen linksaf bij de handgeweven Sioux-quilt aan de muur en loop rechtstreeks naar onze receptioniste, een gekleurde vrouw die altijd minimaal één potlood in haar knotje voortijdig grijze haar heeft. ‘Alsjeblieft, Roxanne – lunch,’ roep ik en ik laat twee ingepakte hotdogs op haar met documenten bezaaide bureau vallen. Als professioneel stafmedewerker voor de begrotingscommissie, ben ik een van de vier mensen die op de subcommissie voor Milieuzaken zijn gezet. En de enige, op Roxanne na, die vlees eet. 16
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 16
13-4-10 21:31
‘Waar heb je die gehaald?’ vraagt ze. ‘Vleesindustriegebeuren. Je zei toch dat je honger had?’ Ze kijkt naar de hotdogs, en dan naar mij. ‘Wat is er de laatste tijd met jou aan de hand? Slik je aardigheidsmedicatie, of zo?’ Ik haal mijn schouders op en staar naar de kleine tv achter haar bureau. Zoals de meeste tv’s in het gebouw staat hij op c-span afgestemd voor de stemming. Mijn blik is op de stand gericht. Te vroeg. Geen stemmen vóór, geen stemmen tegen. Roxanne volgt mijn blik en keert zich naar de tv. Ik sta abrupt stil. Nee… dat is niet mogelijk. Ze kan het met geen mogelijkheid weten. ‘Gaat het?’ vraagt ze, mijn nu bleke gezicht bestuderend. ‘Met dit stuk dode koe in mijn maag? Absoluut,’ zeg ik met een klopje op mijn maag. ‘En, is Trish er al?’ ‘In de vergaderkamer,’ zegt Roxanne. ‘Maar voordat je naar binnen gaat, er is iemand bij je bureau.’ Ik loop verward het grote vertrek binnen waar vier bureaus staan. Roxanne kent de regels: met alle documenten die er liggen, mag er niemand komen, zeker niet als we in voorvergadering zitten – dat betekent dat wie er ook is, belangrijk moet zijn… ‘Matthew?’ roept een stem met een zilt accent uit North Carolina. … of iemand die ik ken. ‘Geef je favoriete lobbyist eens een dikke knuffel,’ zegt Barry Holcomb. Zoals altijd staat zijn blonde kapsel hem net zo goed als zijn pak met krijtstreep – beide heeft hij te danken aan belangrijke cliënten als de muziekindustrie, de grote telecombazen en, als ik het me goed herinner, de vleesindustrie. ‘Ik ruik hotdogs,’ zegt Barry plagend. ‘Ik blijf het je zeggen, gratis eten werkt altijd.’ In de wereld van Capitol Hill zijn er twee soorten lobbyisten: degenen die van bovenaf toeslaan en degenen 17
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 17
13-4-10 21:31
die zich van onderaf een weg naar boven werken. Als je van bovenaf toeslaat, komt dat doordat je directe banden hebt met de leden. Als je van onderaf toeslaat, komt dat omdat je banden hebt met stafmedewerkers – of, in dit geval, omdat je naar dezelfde universiteit bent geweest, je laatste twee verjaardagen samen hebt gevierd en elkaar ten minste een keer per maand ergens ziet voor een biertje. Het rare is dat, omdat hij een paar jaar ouder is, Barry altijd meer Harris’ vriend is geweest dan de mijne – wat betekent dat dit bezoekje meer zakelijk is dan voor de gezelligheid. ‘En wat gebeurt er allemaal?’ vraagt hij. Nu komt het. Als lobbyist bij Pasternak & Associates weet Barry dat hij zijn cliënten twee dingen te bieden heeft: toegang en informatie. Toegang is de reden dat hij hier zit. Nu heeft hij zich op het tweede gericht. ‘Hier gaat alles goed,’ vertel ik hem. ‘Enig idee wanneer je het wetsvoorstel klaar hebt?’ Ik kijk naar de drie andere bureaus in de kamer. Allemaal leeg. Dat is maar goed ook. Mijn drie kantoorgenoten hebben hun redenen om een hekel aan me te hebben – vanaf het moment dat Cordell de subcommissie Milieubegrotingen overnam en hun vorige collega door mij verving, ben ik het buitenbeentje geweest. Dat hoef ik niet erger te maken door ze me hier met een lobbyist te laten zien. Natuurlijk zou Barry de enige uitzondering kunnen zijn. Barry zit net onder de litho van de Grand Canyon die aan de muur hangt en leunt met een elleboog op mijn bureau dat bedolven is onder bergen papier, waaronder mijn vergaderaantekeningen over alle projecten die we tot nu toe geld hebben toebedeeld. Barry’s cliënten zouden daar duizenden, misschien zelfs miljoenen voor betalen. Het ligt tien centimeter links van hem. Maar Barry ziet het niet. Hij ziet niets. Justitia is blind. En door aangeboren glaucoom is een van de meest bekende jonge lobbyisten van de Hill dat ook. Terwijl ik om mijn bureau loop, staren Barry’s lege 18
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 18
13-4-10 21:31
blauwe ogen in de verte, maar zijn hoofd draait mee als hij mijn voetstappen volgt. Hij neemt de geluiden in zich op, iets waar hij al sinds zijn geboorte in is getraind. Mijn armen die langs mijn lijf zwaaien. Mijn ademhaling. Zelfs het gedempte geluid als mijn voet het vloerkleed raakt. Op de universiteit had hij een golden retriever genaamd Reagan, wat geweldig was om meisjes te ontmoeten. Maar op de Hill, waar hij opgehouden werd door vreemden die constant vroegen of ze de hond mochten aaien, was hij zijn eigen weg gegaan. Tegenwoordig zou hij gewoon een man in een net pak zijn als hij de witte stok niet had. Of, zoals Barry graag zei: “Politieke visie heeft niets met gezichtsvermogen te maken.” ‘We hopen 1 oktober,’ vertel ik hem. ‘We zijn bijna klaar met Natuurbeheer. ’ ‘En je collega’s? Gaat bij hen alles goed?’ Wat hij echt wil weten, is of de onderhandelingen net zo goed gaan. Barry is niet gek. De vier mensen die dit kantoor delen, verdelen alle nota’s – of onderdelen – van de Milieubegroting, waarbij we elk ons eigen specialisme hebben. Bij de laatste optelsom had het wetsvoorstel een budget van 21 miljard dollar. Als je dat in vieren deelt, betekent het dat wij meer dan vijf miljard dollar te besteden hebben. Per persoon. Dus waarom Barry zo geïnteresseerd is? Omdat wij de portemonnees in handen hebben. Het hele doel van de begrotingscommissie is dus om cheques uit te schrijven voor al het discretionaire geld dat door de overheid is uitgegeven. Het is een van de best bewaarde geheimpjes van Capitol Hill: congresleden kunnen een wetsvoorstel aannemen, maar als er geld voor nodig is, gebeurt er niets zonder een lid van de begrotingscommissie. Voorbeeld: vorig jaar tekende de president een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt dat kinderen uit kansarme gezinnen gratis immunisatie krijgen. Maar dan moet de commissie geld opzij zetten om voor de vaccinaties te betalen. Anders heeft de president wel een geweldige mediamogelijkheid gehad, maar krijgt er helemaal niemand ook 19
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 19
13-4-10 21:31
daadwerkelijk een inenting. En dat is, zoals de oude grap gaat, de reden waarom er eigenlijk drie partijen in het Congres zijn: democraten, republikeinen en leden van de begrotingscommissie. Zoals ik al zei, het is een goed bewaard geheimpje – maar een waar Barry zich op dit moment maar al te zeer van bewust is. ‘Dus bij iedereen gaat het goed?’ vraagt hij. ‘Niets te klagen, toch?’ De tijd dringt en ik zet de tv aan die op mijn archiefkast staat. Terwijl c-span verschijnt, draait Barry zich naar het geluid toe. Ik kijk weer naar de stand. ‘Wat is de stand?’ vraagt hij. Ik draai me razendsnel om bij het horen van die vraag. ‘Wat zei je?’ Barry zegt even niets. Zijn linkeroog is van glas; zijn rechteroog is lichtblauw en helemaal troebel. Die combinatie maakt het onmogelijk om de uitdrukking erin te lezen. Maar zijn stem klinkt onschuldig genoeg. ‘De stand,’ zegt hij weer. ‘Hoe gaat het met de telling?’ Ik lach even, hem nog steeds scherp in de gaten houdend. Om eerlijk te zijn zou het me niet verbazen als hij het spel speelt. Dat neem ik terug. Het zou me wel verbazen. Harris vertelde me dat je maar een persoon kunt uitnodigen om aan het spel mee te doen. Harris heeft mij uitgenodigd. Als Barry meedoet, heeft iemand anders hem uitgenodigd. Ik bekijk de uitslagen op c-span, ervan overtuigd dat ik het me slechts verbeeld. Alleen de stemmen voor en tegen interesseren me. Op het scherm staan de witte letters over het beeld van het vooralsnog lege Huis: 31 voor, 8 tegen. ‘Nog dertien minuten. 31 tegen 8,’ vertel ik Barry. ‘Het wordt een slachtpartij.’ ‘Dat is geen verrassing,’ zegt hij, zich concentrerend op de tv. ‘Dat had zelfs een blinde kunnen zien aankomen.’ Ik lach om de grap – een van Barry’s favorieten. Maar ik blijf denken aan wat Harris had gezegd: Dat is het 20
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 20
13-4-10 21:31
beste deel van het spel – niet weten wie er nog meer meedoet. ‘Luister, Barry, kunnen we later verder praten?’ vraag ik terwijl ik mijn aantekeningen van de vergadering grijp. ‘Trish wacht op me…’ ‘Maak je niet druk,’ zegt hij. Hij dringt nooit aan. Goede lobbyisten weten wel beter. ‘Ik bel je wel over een uur of zo.’ ‘Oké – maar het kan zijn dat ik dan nog steeds in de vergadering zit.’ ‘Dan bel ik over twee uur. Is drie uur oké?’ Weer neem ik het terug. Zelfs als hij het niet wil, kan Barry niet anders dan aandringen. Zo was het ook al op de universiteit. Elke keer dat we naar een feestje zouden gaan, werden we twee keer door Barry gebeld. De eerste was om na te gaan hoe laat we zouden vertrekken. De tweede was om nog een keer na te gaan hoe laat we zouden vertrekken. Harris noemde het altijd overcompensatie voor het feit dat hij blind is: ik noemde het begrijpelijke onzekerheid. Wat de echte reden ook is, Barry heeft altijd harder moeten werken om ervoor te zorgen dat hij niet buitengesloten werd. ‘Dan spreek ik je om drie uur,’ zegt hij. Hij springt op en loopt de kamer uit. Ik klem mijn notitieboeken onder mijn arm en loop snel naar de deur die toegang geeft tot de aangrenzende vergaderkamer. Eenmaal binnen vliegt mijn blik voorbij de enorme ovale vergadertafel en zelfs voorbij de twee zwarte banken die we als extra opslagruimte gebruiken en tegen de muur aan de andere kant staan. Ik zie de kleine tv achter in de kamer en … ‘Je bent laat,’ onderbreekt Trish me van achter de vergadertafel. Ik keer me halverwege een pas om; ik was bijna vergeten waarom ik hier ben. ‘Zou het helpen als ik hotdogs mee had genomen?’ zeg ik stotterend. ‘Ik ben vegetariër.’ Harris zou nu een geweldig weerwoord hebben. Ik lach haar alleen maar ongemakkelijk toe. Ze leunt achterover in haar stoel, de armen over el21
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 21
13-4-10 21:31
kaar gevouwen; ze is totaal niet gecharmeerd. Op 36-jarige leeftijd heeft Trish minstens zes jaar meer ervaring dan ik, en ze is het type dat zal zeggen dat je te laat bent zelfs als zij te vroeg is. Haar rossige haar, donkergroene ogen en lichte sproeten geven haar een onschuldige uitstraling die verrassend aantrekkelijk is. Maar op dit moment is het aantrekkelijkste in de kamer natuurlijk het tv’tje achter in de kamer. Ik tuur met samengeknepen ogen om het goed te kunnen zien. 42 voor en 10 tegen. Als ik de stoel recht tegenover haar aan de vergadertafel naar achteren trek, zwaait de officiële deur van de vergaderkamer open en komen de laatste twee stafmedewerkers eindelijk binnen. Georgia Rudd en Ezra BenShmuel. Ezra, klaar voor de strijd, heeft een dun wereldverbeteraarbaardje en hij draagt een blauw overhemd waarvan hij de mouwen tot aan zijn ellebogen heeft opgerold. Georgia is het tegenovergestelde van Ezra. Ze is te conformistisch om risico’s te nemen; ze is rustig, draagt een standaard marineblauw pak en vindt het prima om het voorbeeld van Trish te volgen. Allebei gewapend met een grote harmonicamap, lopen ze snel elk naar een kant van de tafel. Ezra naar mijn kant, Georgia naar die van Trish. Als het op de Vergadering aankomt, vertegenwoordig ik de Huismeerderheid; Ezra vertegenwoordigt de Huisminderheid. Aan de andere kant van de tafel doen Trish en Georgia hetzelfde voor de Senaat. En ondanks het feit dat Ezra en ik in verschillende politieke partijen zitten, kunnen zelfs Huisrepublikeinen en -democraten hun geschillen opzij zetten voor onze gemeenschappelijke vijand: de Senaat. Mijn pieper trilt in mijn zak en ik haal hem tevoorschijn om de boodschap te lezen. Die komt van Harris. Kijk je? vraagt hij in digitale zwarte letters. Ik kijk langs Trish naar de tv. 84 voor, 41 tegen. Shit. De tegens moeten onder de 110 blijven. Als ze zo vroeg in het stemproces al op 41 staan, zitten we in de problemen. 22
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 22
13-4-10 21:31
Wat doen we? typ ik terug op het piepkleine toetsenbord van de pieper. Ik verstop mijn handen onder de tafel zodat de Senaatmensen niet kunnen zien wat ik aan het doen ben. Voordat ik het berichtje kan versturen, trilt mijn pieper met een nieuwe boodschap. Nog geen paniek! dringt Harris aan. Hij kent me te goed. ‘Kunnen we alsjeblieft eindelijk beginnen?’ vraagt Trish. Het is de zesde achtereenvolgende dag dat we elkaar proberen plat te walsen, en Trish weet dat we nog genoeg te bepraten hebben. ‘Nou, waar waren we?’ ‘Cape Cod,’ zegt Ezra. Als snellezers tijdens een wedstrijd bladeren we alle vier door de honderd pagina’s tellende documenten die we voor ons hebben liggen waaruit het uitgavenverschil van de Huis- en Senaat wetsvoorstellen blijkt. Vorige maand, toen het Huis haar versie van het wetsvoorstel aannam, hebben we zevenhonderdduizend dollar toegewezen om de kust van Cape Cod te herstellen; een week later nam de Senaat een versie aan waarin geen cent werd toegewezen. Dat is het doel van de vergadering: de verschillen vinden en een compromis bereiken – onderwerp na onderwerp na onderwerp. Als de twee wetsvoorstellen zijn samengevoegd, gaan ze voor de laatste keer terug naar het Huis en de Senaat om te worden aangenomen. Als beide partijen hetzelfde wetsvoorstel aannemen, gaat het naar het Witte Huis om te worden ondertekend en dan wordt het een wet. ‘Ik geef je driehonderdvijftigduizend,’ biedt Trish in de hoop dat ik met de helft genoegen neem. ‘Oké,’ zeg ik. Van binnen lach ik. Als ze had doorgezet, was ik blij geweest met tweehonderd. ‘De Chesapeake in Maryland,’ gaat Trish verder met het volgende onderwerp. Ik kijk naar de spreadsheet. De Senaat heeft het zes miljoen gegeven voor stabilisatie; wij niets. Trish glimlacht. Daarom heeft ze me het vorige punt gegeven. De zes miljoen is er door haar baas in gezet, 23
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 23
13-4-10 21:31
senator Ted Apelbaum, die ook nog eens de voorzitter is van de subcommissie – het equivalent in de Senaat van mijn baas, Cordell. In de volksmond staan de voorzitters bekend als Kardinalen. Daar stopt het debat. Wat de Kardinalen willen, krijgen de Kardinalen. In kamers elders in het Capitool speelt zich dezelfde scène af. Vergeet het beeld van steenrijke Congresleden die een koehandel drijven in met sigaarrook gevulde achterkamertjes. Dit is hoe de klus geklaard wordt, en dit is hoe het geld op de bankrekening van Amerika wordt uitgegeven: door vier stafmedewerkers die rond een goedverlichte vergadertafel zitten waar geen Congreslid te bekennen is. Je belastinggeld aan het werk. Zoals Harris altijd zegt: ‘De echte schaduwoverheid bestaat uit de stafmedewerkers.’ Mijn pieper trilt weer op mijn schoot. De boodschap van Harris is duidelijk: Paniek! Ik kijk nog eens naar de tv. 172 voor, 64 tegen. 64? Niet te geloven. Ze zijn al over de helft. Hoe? typ ik terug. Misschien beslissen zij de stemmen, antwoordt Harris bijna meteen. Onmogelijk, stuur ik terug. De volgende twee minuten steekt Trish een preek af over waarom zeven miljoen dollar te veel is om uit te geven aan Yellowstone National Park. Ik hoor bijna niets. Op c-span zijn de tegens van 64 naar 81 gegaan. Onmogelijk. ‘…vind je ook niet, Matthew?’ vraagt Trish. Ik blijf naar c-span kijken. ‘Matthew?’ roept Trish. ‘Doe je ook mee?’ ‘Hè?’ zeg ik en keer me eindelijk naar haar toe. Trish kijkt over haar schouder om te zien waarnaar ik staarde en ziet de tv. ‘Ga je daar zo in op?’ vraagt ze. ‘Een of andere stomme honkbalstemming?’ Ze snapt het niet. Natuurlijk is het een stemming over honkbal, maar het is niet zo maar een stemming. Het dateert uit 1922, toen het Hooggerechtshof besloot 24
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 24
13-4-10 21:31
dat honkbal een sport is – geen onderneming – en dat het daarom was toegestaan een speciale uitzondering te maken op de antitrustregels. Amerikaans voetbal, basketbal, al de anderen moeten zich schikken – maar honkbal, zo besloot het Hooggerechtshof, was een uitzondering. Vandaag probeert het Congres die uitzonderingspositie te versterken en zo de eigenaars meer controle te geven over hoe groot de bond wordt. Voor het Congres is het een relatief eenvoudige stemming: als je uit een staat komt met een honkbalteam, dan stem je voor honkbal (zelfs de Republikeinen van het New Yorkse platteland durven niet tegen de Yankees te stemmen). Als je uit een staat komt zonder een team – of uit een district waar men een team wil, bijvoorbeeld Charlotte of Jacksonville – dan stem je tegen. Als je de rekensom maakt – en politieke gunsten van machtige eigenaars meetelt – dan blijft er een duidelijke meerderheid over die voor het wetsvoorstel stemt, en maximaal 100 leden die tegen zijn – 105 als het meezit. Maar nu is er iemand in het Capitool die denkt dat hij 110 stemmen tegen kan krijgen. Onmogelijk, besloten Harris en ik. Daarom hebben we erover gewed. ‘Zijn we er klaar voor om enkele kwesties te bespreken?’ vraagt Trish, nog steeds de punten op de vergaderlijst afwerkend. De tien daaropvolgende minuten wijzen we drie miljoen toe voor de reparatie van de zeewering van Ellis Island, tweeënhalf miljoen om de trappen van het Jefferson Memorial te renoveren en dertien miljoen voor een structurele verbetering van de fietsroute en het recreatiegebied bij de Golden Gate Bridge. Niemand vecht dit aan. Het is net als met honkbal – je stemt niet tegen goede dingen. Mijn pieper danst weer in mijn zak. Ik lees ook dit bericht onder de tafel. 97, zegt het bericht van Harris. Het is ongelofelijk dat ze zo ver komen. Maar dat is natuurlijk ook de lol van dit spel. Zoals Harris het me heeft uitgelegd is het spel jaren geleden feitelijk als een domme grap begonnen. Het ge25
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 25
13-4-10 21:31
rucht gaat dat een beginnend stafmedewerker van de Senaat aan het zeiken was over het moeten ophalen van de kleren van een senator bij een stomerij. Om hem een hart onder de riem te steken, verstopte een maatje van hem, een stafmedewerker, de woorden ‘chemisch reinigen’ in een ontwerp van de volgende toespraak van de senator: … die stoffen zijn chemisch, reinigen zou daarom een topprioriteit moeten zijn… Het was bedoeld als een domme grap – iets dat eruit zou worden gehaald voordat de toespraak zou worden gehouden. Toen daagde een van de stafmedewerkers de ander uit om het erin te laten staan. ‘Ik doe het,’ zei de een dreigend. ‘Dat doe je toch niet,’ zei zijn vriend. ‘Wedden?’ En zo werd het spel geboren. En die middag liep de gedistingeerde senator c-span op en vertelde de hele natie over het belang van ‘chemisch reinigen.’ In het begin hielden ze het op kleine dingen: verstopte uitdrukkingen in een opiniepagina, een acroniem in een openingsrede. Toen werd het groter. Een paar jaar geleden was er in de Senaat een senator die zijn zakdoek uit zijn zak wilde halen en vervolgens met een zijden slipje zijn voorhoofd afveegde. Hij lachte het snel weg als een foutje van zijn stomerij. Maar het was geen ongelukje. Dat was de eerste keer dat het spel de routine doorbrak – en dat zorgde ervoor dat de organisatoren de huidige regels opstelden. Vandaag de dag is het makkelijk: bij de wetsvoorstellen waar we op wedden is de uitkomst al bepaald. Een paar maanden geleden werd de Schone Diamant Wet aangenomen met een stemmental van 408 tegen 6; vorige week werd de Orkaan Schuilkelders Wet aangenomen met 401 tegen 10, en vandaag is de verwachting dat de Honkbal voor Amerika Wet met ongeveer 300 tegen 100 wordt aangenomen. Een overweldigende overwinning. En het perfecte wetsvoorstel om mee te spelen. 26
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 26
13-4-10 21:31
Toen ik op de middelbare school zat, probeerden we te raden of Jennifer Luftig een beha droeg. Later maakten we bingokaarten met daarop de namen van de mensen die het meeste praatten en wachtten dan tot ze hun mond opendeden. We hebben allemaal onze spelletjes gespeeld. Kun je nog twaalf stemmen krijgen? Kun je ervoor zorgen dat de Congresleden uit Vermont tegen stemmen? Kun je ervoor zorgen dat je 110 stemmen tegen krijgt, zelfs als 100 het aantal is waar je alleen maar op kunt hopen? De politiek wordt altijd al omschreven als een spel voor volwassenen. Dus zo verbazingwekkend is het niet als mensen erop wedden, toch? Natuurlijk was ik in het begin sceptisch, maar toen besefte ik hoe onschuldig het eigenlijk is. We veranderen de wet niet, nemen ook geen slechte wetgeving aan, en strijken niet over onze kwaadaardige sikjes om vervolgens de democratie zoals wij die kennen te gronde te richten. We spelen in de marges, daar waar het veilig is – en waar het leuk is. Het is alsof je in een vergadering zit en wedt hoe vaak die vervelende vent in jouw kantoor het woord ‘ik’ gebruikt. Je kunt hem stangen en je best doen om de uitkomst te beïnvloeden, maar de resultaten zijn uiteindelijk bijna gelijk. In de wereld van Capitol Hill, zelfs al zijn we verdeeld in d’s en r’en, wordt 99 procent van onze wetgeving aangenomen met een overweldigende meerderheid. Het zijn alleen de paar controversiële wetsvoorstellen die het nieuws halen. Het resultaat is een baan die makkelijk kan vervallen tot een sleur – tenzij je een manier vindt om het interessant te maken. Mijn pieper schudt weer in mijn vuist. 103, stuurt Harris. ‘Oké, hoe zit het met het Witte Huis?’ vraagt Trish, nog steeds haar lijst afwerkend. Dit is het punt dat ze bewaard heeft. In het Huis hebben we zeven miljoen toegewezen voor structurele verbeteringen aan het Witte Huis-complex. De Senaat – met dank aan Trish’ baas – heeft het programma afgeschoten. 27
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 27
13-4-10 21:31
‘Kom op, Trish,’ smeekt Ezra. ‘Je kunt ze niet zonder meer helemaal niets geven.’ Trish trekt een wenkbrauw op. ‘We zullen zien…’ Dat is typisch Senaat. De enige reden dat Trish’ baas zo moeilijk doet, is omdat de president druk uitoefent voor een schikking in een rassendiscriminatie-rechtszaak tegen de Library of Congress. Trish’ baas, senator Apelbaum, is een van de weinige betrokkenen bij de onderhandelingen. Zo kort voor de verkiezingen rekt hij liever tijd, houdt hij de rechtszaak stil en buiten de pers. Dit is de manier van de senator om druk uit te oefenen. En aan de zelfvoldane uitdrukking op het gezicht van Trish te zien, geniet zij er met volle teugen van. ‘Waarom delen we het verschil niet?’ zegt Ezra, denkend aan onze gebruikelijke oplossing van een compromis. ‘Geef drieënhalf miljoen, en vraag de president de volgende keer zijn bibliotheekpasje mee te nemen.’ ‘Luister goed…’ zegt Trish waarschuwend terwijl ze naar voren op de tafel leunt. ‘Hij krijgt geen rooie cent.’ 107, staat er op mijn pieper. Ik moet onwillekeurig glimlachen als het getal dichterbij komt. Wie de organisatoren – of, zoals we ze ook wel noemen, de meesters – ook zijn, die gasten weten wel wat ze doen. De weddenschappen kunnen van twee keer per week tot om de paar maanden zijn, maar als ze een zaak vinden, maken ze het spel altijd op perfect moeilijkheidsniveau. Twee maanden geleden, toen de nieuwe minister van Justitie kwam om te getuigen voor de Senaat Strijdkrachten Commissie, was de weddenschap om een van de senators zo ver te krijgen de vraag te stellen ‘Hoeveel van uw succes heeft u te danken aan de steun van uw familie?’ Een eenvoudige vraag voor elke getuige, maar als je daar aan toevoegt het feit dat een paar dagen eerder de minister van Justitie benadrukte dat publieke figuren hun privéleven privé zouden moeten kunnen houden – nou, toen hadden we een race te pakken. 28
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 28
13-4-10 21:31
Wachtend tot de woorden gesproken zouden worden, keken we naar die pijnlijk saaie Senaathoorzitting alsof het de laatste ronde van Rocky was. Vandaag zit ik aan de buis gekluisterd voor een stemming die bijna tien minuten geleden door een meerderheid is beslist. Zelfs de honkballobbyisten hebben hun tv’s uitgezet. Maar ik kan mijn blik er niet van losmaken. Het gaat niet om de 75 dollar die op het spel staat. Het gaat om de uitdaging. Toen Harris en ik ons geld inzetten, dachten we dat de 110 stemmen nooit gehaald zouden worden. Wie er ook aan de andere kant zit, denkt duidelijk dat dat wel kan. Nu staat de telling op 107. Ongetwijfeld indrukwekkend… maar de laatste drie worden haast onmogelijk. 108, laat mijn pieper zien. Een zoemer klinkt. Officieel nog een minuut te gaan. ‘En hoe staat het met de stand?’ vraagt Trish. Bij het horen van het geluid keert ze zich naar de tv. ‘Kunnen we alsjeblieft bij dit onderwerp blijven?’ smeekt Ezra. Het kan Trish niets schelen. Ze bekijkt nog steeds het beeld. ‘Honderdenacht,’ vertel ik haar als het getal op c-span in beeld komt. ‘Ik ben onder de indruk,’ geeft ze toe. ‘Ik had niet gedacht dat ze zo ver zouden komen.’ De grijns op mijn gezicht wordt nog groter. Zou Trish ook het spel kunnen spelen? Zes maanden geleden heeft Harris me uitgenodigd – en op een dag zal ik iemand uitnodigen. De enigen die je kent zijn degenen waar je direct mee verbonden bent: iemand boven je, iemand onder je. Om eerlijk te zijn is dat puur vanwege veiligheidsredenen. In het geval het bekend wordt, kun je anderen niet aanwijzen als je niet weet wie ze zijn. Natuurlijk geeft dit een hele nieuwe betekenis aan de uitdrukking ‘het spel ligt open’. Ik kijk de kamer rond. Alle drie mijn collega’s kijken af en toe heimelijk naar c-span. Georgia is te rustig om 29
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 29
13-4-10 21:31
een speler te zijn. Ezra en Trish zijn een heel ander verhaal. Op tv komt Congreslid Virgil Witt van Louisiana het beeld in gelopen. Ezra’s baas. ‘Daar is jouw man,’ zegt Trish. ‘Je meent het serieus, over dit Library gedoe?’ werpt Ezra haar voor de voeten. Het interesseert hem niets zijn baas op tv te zien. Dat gebeurt hier elke dag. 109, staat er op mijn pieper. Op tv komt Ezra’s baas weer snel het beeld in gelopen. Onder de tafel typ ik een laatste vraag: Hoe heeft Witt gestemd? Mijn ogen zijn op Ezra gericht als de pieper in mijn hand trilt. Hier komt het antwoord van Harris. Tegen. Voordat ik kan reageren, trilt de pieper een laatste keer: 110. Game over. Ik lach hardop. Vijfenzeventig dollar door de plee. ‘Wat?’ vraagt Georgia. ‘Niets,’ zeg ik en ik leg mijn pieper met een klap op de vergadertafel. ‘Gewoon een stom mailtje.’ ‘Dat doet me trouwens ergens aan denken…’ begint Trish. Ze pakt haar eigen pieper en leest een kort berichtje. ‘Is er iemand hier die níet compleet afgeleid is?’ vraagt Ezra. ‘Leg die verrekte Blackberries nou eens weg; we hebben een serieus probleem – als het Witte Huis niets krijgt, weten we dat ze met een veto dreigen.’ ‘Nee hoor, dat doen ze niet,’ zegt Trish terwijl ze zonder op te kijken druk aan het typen is op haar pieper. ‘Niet zo kort voor de verkiezingen. Als ze nu een veto uitspreken, lijkt het alsof ze het geld voor de hele overheid ophouden zodat ze hun eigen oprit opnieuw kunnen bestraten.’ Ezra weet dat ze gelijk heeft en valt vreemd stil. Ik staar hem aan, op zoek naar het trekje dat hem zal ver30
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 30
13-4-10 21:31
raden. Niets. Als hij het spel speelt, is hij een genie. ‘Alles oké?’ vraagt hij als hij me ziet kijken. ‘Prima,’ zeg ik. ‘Perfect.’ En de afgelopen zes maanden waren dat ook. Het bloed stroomt, de adrenaline giert en ik doe mee aan het beste geheim in deze stad. Na acht jaar in een sleur te hebben gezeten, was ik bijna vergeten hoe het voelde. Zelfs verliezen is niet belangrijk. Het spel zelf geeft de kick. Zoals ik al zei, de meesters weten waar ze mee bezig zijn. En gelukkig voor mij gaan ze het bijna weer doen. Elk moment. Ik kijk op de klok aan de muur. Twee uur. Klokslag twee uur. Dat zei Harris toen ik hem vroeg hoe we zouden weten wanneer de volgende weddenschap zou zijn. ‘Geen zorgen,’ had hij kalm gezegd. ‘Ze geven een teken.’ ‘Een teken? Wat voor teken?’ ‘Je zult het wel merken – een teken. Dan weet je, als de instructies komen, dat je in je kantoor moet zijn.’ ‘En als ik het nu niet zie? Als ik in het Huis ben… of ergens anders in het Capitool? Wat gebeurt er als het teken komt en ik niet hier ben als ze het versturen? ‘Geloof me, dit teken zul je niet missen,’ zegt Harris nadrukkelijk. ‘Het maakt niet uit waar je bent…’ Ik kijk nog eens over de schouder van Trish naar de tv. Nu het stemmen voorbij is, gaat de camera terug naar het Sprekerspodium – het platform met verschillende plateaus dat de president gebruikt om zijn State of the Union-toespraak te houden. Maar op dit moment gaat mijn aandacht meer naar het mahoniehouten ovalen tafeltje dat er vlak voor staat. Elke dag zitten de Hofstenografen daar te typen. Elke dag houden zij alles bij wat er in het Huis gezegd wordt. En elke dag zijn de enige objecten op dat bureau twee lege waterglazen en de twee onderzetters waar die op staan. Al tweehonderd jaar – zo gaat het verhaal – zet het Congres twee glazen klaar, een voor elke kant. Elke dag. Maar vandaag niet. Vandaag, als je naar de tafel kijkt, zie je maar 31
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 31
13-4-10 21:31
één glas. Je kunt het niet missen. Eén glas en één onderzetter. Daar is onze code. Dat is het teken. Een leeg waterglas, de hele dag op tv, waar iedereen het kan zien. Er wordt zacht op de deur geklopt en we keren ons alle vier naar het geluid toe. Een jongen in grijze pantalon, een goedkope marineblauwe blazer en een blauw met roodgestreepte stropdas komt de kamer binnen. Hij kan niet veel ouder dan zestien zijn, en als het uniform zijn identiteit al niet verraadde, zou de rechthoekige badge op zijn revers dat doen. Tegen een zwarte achtergrond zijn de spierwitte letters te lezen: Bode Huis van Afgevaardigden Nathan Lagahit Hij behoort tot een minderheid – een bode die op de middelbare school zit, de post bezorgt en water haalt. De enige persoon op de ladder die lager staat dan een stagiaire. ‘S-sorry…’ begint hij als hij beseft dat hij stoort. ‘Ik zoek Matthew Mercer…’ ‘Dat ben ik,’ zeg ik en ik zwaai. Hij loopt snel naar me toe en maakt nauwelijks oogcontact als hij me de verzegelde envelop overhandigt. ‘Bedankt,’ zeg ik, maar hij is de kamer al weer uit. Gewone post kan door de secretaresse worden geopend. Net als interne post. Voor FedEx is een retouradres nodig. En een koeriersdienst zou een klein fortuin kosten als je die regelmatig zou gebruiken. Maar van de bodes van het Huis en de Senaat merk je nauwelijks iets. Ze zijn hier elke dag en hoewel ze alleen maar boodschappen heen en weer brengen, zijn ze ontzettend makkelijk om te missen. Geesten in blauwe blazers. Niemand ziet ze komen, niemand ziet ze gaan. En wat helemaal geweldig is, is dat er, omdat de bodes hun instructies mondeling krijgen, geen fysiek spoor is van waar een bepaald pakje naartoe gaat. 32
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 32
13-4-10 21:31
Een leeg waterglas maakt me duidelijk dat ik naar mijn bureau moet gaan. Een verzegelde envelop gebracht door een bode zal me vertellen wat ik nu moet doen. Welkom op speldag. ‘Trish, kun je ons niet tegemoetkomen?’ smeekt Ezra als Trish haar hoofd schudt. Ik wil er niet bij betrokkenen raken, schuif mijn stoel weg van de groep en bestudeer de envelop. Zoals altijd staat er niets op. Niet eens mijn naam of kamernummer. En als ik de bode had gevraagd waar hij die had gekregen, zou hij hebben gezegd dat iemand in de garderobe hem om een gunst had gevraagd. Na zes maanden probeer ik niet meer te begrijpen hoe het spel in elkaar zit. Ik wring mijn duim onder de rand van de envelop, duw een keer hard en scheur hem open. Zoals gewoonlijk zit hetzelfde briefje in de envelop: een enkel vel papier met het koninklijk blauwe briefhoofd van de cag, de Coalition Against Gambling. Het briefhoofd is overduidelijk een grap, maar het is de eerste herinnering dat dit puur voor de lol is. Daaronder begint de brief. Hier zijn enkele punten waar we ons op willen concentreren… Vlak daaronder staat een genummerde lijst van vijftien onderwerpen die variëren van: (3) Overtuig beide senators van Kentucky om tegen Hesselbachs compacte zuivelverbond wetsvoorstel te stemmen tot: (12) Verwissel binnen de komende zeven dagen het jasje van Congreslid Edward Berganza met een smokingjasje. Zoals gebruikelijk ga ik meteen naar het laatste punt op de lijst. De rest is onzin – een manier om mensen te misleiden als een vreemde het in handen krijgt – maar dat laatste punt… daar draait het echt om. Terwijl ik de woorden lees, valt mijn mond open. Ik kan het niet geloven. ‘Alles oké?’ vraagt Trish. Als ik geen antwoord geef, kijken ze alle drie naar me. ‘Matthew, leef je nog?’ vraagt Trish. ‘J-ja… nee… natuurlijk,’ zeg ik met een lach. ‘Gewoon nog een briefje van Cordell.’ 33
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 33
13-4-10 21:31
Mijn drie collega’s duiken meteen weer terug in hun verbale gevecht. Ik kijk naar de brief. Voor de derde keer lees ik de woorden en probeer mijn grijns te bedwingen. (15) Verwerk het grondverkoopproject van Congreslid Richard Grayson in de Milieubegroting van het Huis. Een reservering. Een enkele Milieubestemming. Ik voel het bloed naar mijn gezicht stromen. Dit is geen gewone uitdaging. Dit is mijn uitdaging. Voor het eerst in mijn leven kan ik niet verliezen.
34
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 34
13-4-10 21:31
3
W
at vind jij ervan?’ vraag ik als ik snel het kantoor van Harris binnenloop op de derde verdieping van het Russell Senaat-kantoorgebouw. Met de boogramen en hoge plafonds is dit mooier dan het beste kantoor aan de kant van het Huis. De twee takken van de overheid worden geacht gelijk te zijn. Welkom bij de Senaat. ‘Zeg jij het maar,’ zegt Harris en hij kijkt op van wat papierwerk. ‘Denk je echt dat je de verkoop van die grond in het wetsvoorstel kunt krijgen?’ ‘Harris, dat is wat ik elke dag doe. We hebben het over een klein verzoek voor een project waar niemand ook maar een blik op zal werpen. Zelfs Congreslid Grayson, die het originele verzoek heeft gedaan, geeft er niets om.’ ‘Tenzij hij het spel ook speelt.’ Ik rol met mijn ogen. ‘Wil je daar alsjeblieft mee ophouden?’ Vanaf de dag dat hij me heeft uitgenodigd, is het de vaakst terugkerende natte droom van Harris: dat het niet alleen werknemers zijn die meedoen, maar ook de leden. ‘Het kan,’ zegt hij nadrukkelijk. ‘Eigenlijk niet. Als je Congreslid bent, riskeer je je geloofwaardigheid en je hele politieke carrière niet voor een paar honderd dollar en een schaakwedstrijd.’ ‘Meen je dat nou? Die kerels worden gepijpt in het toilet van de Capitol Grille. Ik bedoel, als zij ergens wat 35
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 35
13-4-10 21:31
gaan drinken, laten ze lobbyisten de bar af gaan om meisjes op te pikken zodat zij de bar alleen kunnen verlaten. Denk je niet dat een paar van hen daar een graantje van meepikken? Denk even na, Matthew. Zelfs Pete Rose gokt op honkbal.’ ‘Dat kan me niets schelen. Graysons project heeft geen topprioriteit waardoor het de leden zou bereiken – het is werk voor het voetvolk. En omdat het binnen mijn bevoegdheid valt, komt het er niet in tenzij ik het zie. Ik beloof het je, Harris – ik heb er al naar gekeken. We hebben het over een klein stukje land, midden in South Dakota. De landrechten zijn van Uncle Sam; de mineraalrechten waren ooit van een of ander mijnbedrijf dat allang niet meer bestaat.’ ‘Is het een kolenmijn?’ ‘Het is Pennsylvania niet, jongen. In South Dakota graaft men naar goud – dat deden ze in het verleden in elk geval. Het bedrijf heeft in de Homestead-mijn gegraven sinds 1876 – de echte goudkoortsdagen. Ze hebben patent aangevraagd om het land te kopen, maar toen ze alles hadden opgegraven, ging het bedrijf failliet en het land bleef eigendom van de overheid. Die zit nog steeds met de milieuproblemen die horen bij het sluiten van een van die jochies. Hoe dan ook, een paar jaar geleden besloot een bedrijf genaamd Wendell Mining dat ze meer goud zouden kunnen vinden door nieuwere technologieën te gebruiken, en daarom hebben ze de claims van het oude bedrijf uit het faillissement gekocht, het Bureau of Land Management benaderd en de grond gekocht.’ ‘Sinds wanneer verkopen we overheidsgrond aan besloten vennootschappen?’ ‘Hoe denk je dat we het Westen hebben bemachtigd, Kimosabe? Het grootste deel van de tijd hebben we het gratis weggegeven. Het probleem hier is dat, zelfs al heeft blm de verkoop goedgekeurd, Milieu ze zo diep in administratieve rompslomp heeft begraven dat het nog jaren duurt om het rond te krijgen, tenzij ze een vriendelijk congressioneel duwtje krijgen.’ 36
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 36
13-4-10 21:31
‘Dus Wendell Mining heeft wat geld gedoneerd aan het plaatselijke Congreslid Grayson en hem vervolgens gevraagd dit een prioriteit te maken,’ zegt Harris. ‘Zo werkt het.’ ‘En we weten het zeker van de grond? Ik bedoel, we verkopen niet een of ander natuurreservaat aan een groot bedrijf dat er een winkelcentrum en een kinderboerderij op wil zetten, toch?’ ‘Ben je opeens weer een idealist geworden?’ ‘Dat ben ik altijd al geweest, Matthew.’ Hij gelooft wat hij zegt. Hij heeft het altijd geloofd. Harris, opgegroeid in Gibsonia, Pennsylvania, was niet alleen de eerste in zijn familie die naar de universiteit ging – hij was de eerste in zijn hele dorp. Het klinkt misschien raar, maar hij is naar Washington gekomen om de wereld te veranderen. Het probleem is dat, tien jaar later, de wereld hem heeft veranderd. Met als resultaat dat hij het ergste soort cynicus is – het soort dat niet weet dat hij een cynicus is. ‘Als het je geruststelt, ik heb het vorig jaar gekeurd en een paar maanden geleden nog eens,’ vertel ik hem. ‘De goudmijn is verlaten. Dat dorp wil dolgraag dat Wendell Mining het overneemt. De inwoners krijgen banen, het bedrijf krijgt goud en nog belangrijker, als Wendell het krijgt, is het bedrijf verantwoordelijk voor het oplossen van alle milieuproblemen. Iedereen wint.’ Harris zegt niets; hij pakt het tennisracket dat meestal tegen de zijkant van zijn bureau leunt. Ik heb het dorp gezien waar Harris is opgegroeid. Hij zou zichzelf nooit arm noemen. Maar ik wel. Ze spelen natuurlijk geen tennis in Gibsonia. Dat is een spelletje voor de rijken – maar vanaf de dag dat Harris in D.C. aankwam, heeft hij zich het spel eigen gemaakt. Het verraste niemand dat hij een natuurtalent was. Om dezelfde reden lukte het hem de Marine Corps Marathon te rennen, al had hij nauwelijks getraind. De geest overwint het lichaam. Hij doet nu bijna mee. ‘Dus alles klopt?’ vraagt hij. 37
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 37
13-4-10 21:31
‘Elk detail,’ zeg ik en ik praat steeds sneller. ‘Echt waar.’ Voor het eerst sinds ik zijn kantoor binnen ben gekomen, zie ik de rustige, charismatische lach in Harris’ ogen. Hij weet dat we hier een winnaar hebben. En een enorme winst als we het slim spelen. ‘Oké…’ zegt Harris. Hij laat het racket op zijn handpalm stuiteren. ‘Hoeveel heb je op je rekening staan?’
38
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 38
13-4-10 21:31
4
O
m precies 9:35 de volgende morgen zit ik alleen aan mijn bureau en vraag me af waarom mijn bezorging laat is. Op c-span zegt een rabbi uit Aventura, Florida, een kort gebed als iedereen op het Sprekerspodium zijn hoofd buigt. Als hij klaar is, knalt de hamer neer en de camera zoomt uit. Op de tafel van de stenografen staan weer twee waterglazen. Iedereen in het Huis kan ze verplaatst hebben. Ze zijn daar de hele dag. Ik heb op mijn telefoon zeven boodschappen van lobbyisten, veertien van werknemers en twee van leden – ze kunnen allemaal niet wachten om erachter te komen of we hun project geld geven. Alles is weer normaal, ten minste, zo normaal als een dag als deze zal worden. Ik pak de telefoon en draai de vijf cijfers van het nummer voor onze receptioniste die voor zit. ‘Roxanne, als er pakjes komen…’ ‘Ik heb het de eerste vierendertig keer begrepen,’ zegt ze met een kreun. ‘Ik stuur ze meteen door. Waar wacht je trouwens op, de uitslag van een zwangerschapstest?’ Daar reageer ik niet op. ‘Ik wil alleen zeker weten…’ ‘Vijfendertig! Het is nu officieel vijfendertig keer,’ onderbreekt ze me. ‘Maak je geen zorgen, moppie – ik zal je niet teleurstellen.’ Tien minuten later komt ze haar belofte na. De deur naar de receptie gaat open en een jonge bode steekt haar hoofd om de hoek. ‘Ik ben op zoek naar…’ 39
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 39
13-4-10 21:31
‘Dat ben ik,’ roep ik meteen. Ze stapt de kamer in, gekleed in een blauwe blazer en grijze pantalon, en geeft me een verzegelde, crèmekleurige envelop – en kijkt het kantoor eens rond. ‘Die is toch niet echt, hè?’ vraagt ze en wijst naar de opgezette fret die op een nabije boekenkast staat. ‘Bedank de nra-lobbyisten maar,’ vertel ik haar. ‘Dit is toch veel praktischer dan net als alle anderen bloemen te sturen?’ Met een lach loopt ze weer naar de deur. Ik kijk naar de envelop. Gisteren zijn de kaarten verdeeld. Vandaag is het tijd om geld in te zetten. Ik scheur de envelop open, keer hem ondersteboven en schud. Meer dan twintig vierkante velletjes papier dwarrelen neer op mijn bureau. Taxibon, staat bovenaan elk papiertje, in dikke zwarte letters. Ik verzamel de papiertjes in een net stapeltje en controleer of elk papiertje onbeschreven is. Tot zover gaat alles goed. Ik pak een pen, bekijk het vakje waar Taxinummer staat en schrijf snel het nummer 727 in het verder lege vakje. Taxi 727. Dat is mijn nummer. Daarna zet ik een enkel vinkje in de rechterbovenhoek van het bonnetje. Dat is de inzet: vijfentwintig dollar als je mee wilt doen. Maar ik wil niet alleen meedoen. Ik wil winnen en daarom begin ik met een serieuze inzet. In het vakje waar Ritprijs staat, schrijf ik $ 10,00. Voor een leek is dat niet veel. Maar voor degenen die spelen, nou… daarom voegen we een nul toe. Een dollar betekent tien dollar; vijf dollar betekent eigenlijk vijftig. Daarom noemen ze dit het Nullenspel. In dit geval is tien dollar een behoorlijke honderd dollar – het openingsbod in de veiling. Ik graai in mijn bovenste laatje, pak een nieuwe crèmekleurige envelop, maak die open en veeg alle bonnetjes erin. Tijd voor wat interne post. Voor op de envelop schrijf ik Harris Sandler, 427 Russelgeb. Naast het adres voeg ik voor de zekerheid het woord Privé toe. Maar ik zou er niet wakker van liggen als Harris’ assistent hem zou openen, zelfs niet als een voorzitter van 40
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 40
13-4-10 21:31
het Huis hem zou openen. Ik zie een inzet van honderd dollar. Alle anderen zien een taxibonnetje voor tien dollar – niets interessants. Ik loop naar onze receptie en gooi de envelop in het roestige metalen mandje dat wij voor uitgaande post gebruiken. Roxanne doet de meeste interne post zelf. ‘Roxanne, wil je ervoor zorgen dat deze met de volgende zending meegaat?’ Ze knikt en ik loop terug naar mijn bureau. Een dag als alle andere. ‘Is het er al?’ vraag ik twintig minuten later. ‘En alweer weg,’ antwoord Harris. Aan het gekraak van zijn stem te horen, heeft hij me op de luidspreker staan. Ik durf te zweren dat hij nergens bang voor is. ‘Je hebt het leeg gelaten, toch?’ vraag ik. ‘Nee, ik heb helemaal geen aandacht geschonken aan alles waar we het over hebben gehad. Dag, Matthew. Bel me als je nieuws hebt.’ Als hij op het punt staat op te hangen, hoor ik een klik op de achtergrond. Zijn deur gaat open. ‘De koerier is er,’ roept zijn assistent. Met een knal is Harris weg. Net als de taxibonnetjes. Van mij naar mijn mentor, van Harris naar die van hem. Ik leun achterover in mijn zwarte stoel van vinyl op wieltjes en vraag me opnieuw af wie het is. Harris is al op de Hill sinds hij is afgestudeerd. Als hij ergens in uitblinkt, is het in het maken van vrienden en kennissen. Dat beperkt de lijst tot een paar duizend mensen. Maar als hij een koerier gebruikt, gaat hij buiten ons gebied. Ik staar uit het raam en heb een geweldig uitzicht over de koepel van het Capitool. Het speelterrein breidt zich voor mijn ogen uit. Ex-stafmedewerkers zitten overal in deze stad. Advocatenkantoren… pr-boetiekjes… en dan natuurlijk vooral ook… Mijn telefoon gaat over en ik kijk naar het digitale schermpje voor nummerweergave. … lobbywinkels. 41
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 41
13-4-10 21:31
‘Hoi, Barry,’ zeg ik als ik de hoorn oppak. ‘Leef je nog?’ vraagt hij. ‘Ik hoorde dat jullie gisteravond tot tien uur aan het onderhandelen waren. ’ ‘De tijd van het jaar, hè,’ zeg ik. Ik vraag me af van wie hij die informatie heeft gekregen. Niemand heeft ons gisteravond weg zien gaan. Maar dat is Barry. Geen zicht, maar op de een of andere manier ziet hij alles. ‘Waar kan ik je mee helpen?’ ‘Kaartjes, kaartjes en nog meer kaartjes. Komende zondag – Redskins’ eerste thuiswedstrijd. Wil je zien hoe ze worden ingemaakt vanaf belachelijk dure plaatsen? Ik heb de privébox van de platenindustrie. Ik, jij Harris – kunnen we een kleine reünie houden.’ Barry heeft een hekel aan honkbal en hij ziet geen enkele actie, maar dat betekent niet dat hij geen prijs stelt op de catering en de butler die bij die plaatsen horen. En het geeft Barry tijdelijk het voordeel boven Harris in hun voortdurende race. Geen van beiden wil het toegeven, maar dat is het stilzwijgende spel dat ze altijd hebben gespeeld. En al heeft Barry de skybox voor ons geregeld, op de dag zelf zal Harris er op de een of andere manier de beste plaats hebben. Het is het klassieke Capitol Hill – te veel koks in de keuken. ‘Dat klinkt eigenlijk heel goed. Heb je het Harris verteld?’ ‘Al gedaan.’ Dat verbaast me niet. Barry trekt meer naar Harris toe – hij belt hem altijd eerst. Maar dat betekent niet dat het omgekeerde ook waar is. Het is zelfs zo dat als Harris een lobbyist nodig heeft, hij Barry passeert en meteen naar de man bovenaan gaat. ‘En behandelt Pasternak je een beetje goed?’ vraag ik over Barry’s baas. ‘Hoe denk je dat ik aan die kaartjes kom?’ zegt Barry plagend. Het is niet eens zo grappig. Helemaal voor Barry. Hij is de meest hongerige partner van het kantoor en hij probeert al jaren uit de meute weg te komen. Daarom vraagt hij Harris altijd hem wat smeuïgs toe te gooien. 42
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 42
13-4-10 21:31
Vorig jaar, toen Harris’ baas zijn standpunt over telecomderegulering veranderde, had Barry zelfs gevraagd of hij het nieuws aan de telecombedrijven mocht geven. ‘Niet persoonlijk bedoeld,’ had Harris gezegd, ‘maar Pasternak krijgt het nieuws eerst.’ In de politiek gaat het net als met de maffia; de beste cadeautjes gaan naar de top. ‘God zegene hem,’ zegt Barry over zijn baas. ‘De vent is echt een genie.’ Daar valt niet over te twisten. Als de oprichter van Pasternak & Associates wordt Bud Pasternak gerespecteerd, heeft hij connecties en is echt een van de aardigste mannen op Capitol Hill. Hij was ook Harris’ eerste baas – in de dagen dat Harris de automatische handtekeningmachine bediende – en de man die Harris zijn eerste grote kans gaf: een vroege kladversie van een toespraak voor een herverkiezingpoging van de senator. Vanaf die dag heeft Harris de auto-pen nooit meer aangeraakt. Ik bestudeer de gewelfde ramen aan de zijkant van het Capitool. Pasternak heeft Harris voor het spel uitgenodigd; Harris heeft mij uitgenodigd. Zo moet het zijn gegaan, toch? Ik klets nog een kwartiertje met Barry om te kijken of ik op de achtergrond een koerier hoor aankomen. Zijn kantoor is maar een paar straten verder. De koerier komt niet. Anderhalf uur later wordt er weer op mijn deur geklopt. Het moment dat ik de blauwe blazer en de grijze pantalon zie, spring ik overeind. ‘Ik neem aan dat u Matthew bent,’ zegt een bode met zwart haar en een opvallende centenbak. ‘Klopt,’ zeg ik als hij me de envelop geeft. Terwijl ik die openscheur, kijk ik snel even naar mijn kantoorgezellen, die alle drie aan hun eigen bureau zitten. Roy en Connor zitten links van mij. Dinah rechts. Zij zijn alle drie ouder dan veertig – de mannen hebben een professorenbaardje, Dinah draagt onbeschaamd een heuptasje met het logo van het Smithsonian erop – pro43
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 43
13-4-10 21:31
fessionele stafwerknemers die aangenomen zijn vanwege hun budgetexpertise. Congresleden komen en gaan. Dat geldt ook voor de democraten en de republikeinen. Maar deze drie zullen er altijd zijn. Dat geldt voor alle begrotingssubcommissies. Met de vele machtsverschuivingen moet er iemand zijn die weet hoe de overheid geleid moet worden, los van welke partij er aan de macht is. Het is een van de weinige voorbeelden van niet-partijgebonden vertrouwen in het gehele Capitool. Natuurlijk haat mijn baas het. Dus toen hij de subcommissie overnam, plaatste hij mij op deze plaats om zijn belangen in de gaten te houden en een oogje op deze mensen te houden. Maar als ik mijn onbeschreven envelop openmaak, zouden zij mij in de gaten moeten houden. Ik schud de inhoud op mijn bureau en zie het bergje taxibonnetjes dat ik verwachtte. Maar deze keer, hoewel de meeste nog steeds leeg zijn, is er eentje ingevuld. Het handschrift is duidelijk van een man: kleine hanenpoten die niet naar links of naar rechts leunen. Bij de Ritprijs staat vijftig dollar. Niet te geloven. Eén ronde en we zitten al op vijftig dollar. Oké, prima. Harris noemt dit de congressionele wedstrijd over wie het verst kan plassen. Ik noem het ‘raad die plaat.’ In het hele Capitool bezorgen bodes blanco taxibonnetjes aan mensen op de Hill. We noteren allemaal onze inzet en geven het door aan wie ons heeft uitgenodigd voor het spel, die het dan weer doorgeeft aan zijn sponsor, enzovoorts. We hebben nooit ontdekt hoe ver dit gaat, maar we weten dat dit niet in één rechte lijn gaat – dat zou te lang duren. In plaats daarvan is het opgebroken in takken. Ik begin onze tak en geef het door aan Harris. Elders begint een andere speler zijn tak. Er zouden vier takken kunnen zijn, er zouden er veertig kunnen zijn. Maar op een bepaald punt gaan de verschillende inzetten terug naar de meesters; zij verzamelen alles, voegen het samen en beginnen weer helemaal opnieuw met het proces. 44
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 44
13-4-10 21:31
De laatste keer bood ik honderd dollar. Nu is het hoogste bod vijfhonderd dollar. Ik sta op het punt het te verhogen. Uiteindelijk ‘koopt’ degene die het meeste biedt het recht om zich de kwestie toe te eigenen. De hoogste bieder moet het voorstel waarmaken, of het nu gaat om het verkrijgen van 110 stemmen tegen het honkbalwetsvoorstel of het toevoegen van een piepklein grondprojectje aan de Milieubegroting. Alle anderen die ingezet hebben, proberen ervoor te zorgen dat het niet gebeurt. Als het je lukt, krijg je de hele pot, inclusief elke dollar die ingelegd is (minus een klein percentage voor de meesters natuurlijk). Als het je niet lukt, wordt het geld verdeeld onder de mensen die jou hebben tegengewerkt. Ik bestudeer het taxinummer op het bonnetje van vijfhonderd dollar: 326. Dat zegt me helemaal niets. Maar wie 326 ook is, hij denkt duidelijk dat hij in het voordeel is. Dat ziet hij dan verkeerd. Kijkend naar een blanco bonnetje heb ik mijn pen al klaar. Naast Taxinummer schrijf ik het nummer 727. Naast Ritprijs schrijf ik $ 60,00. Nu is het zeshonderd, plus de $ 125,00 die ik eerder al had ingelegd. Als het bedrag te hoog wordt, kan ik altijd uitstappen door niets in te vullen bij het bedrag. Maar dit is niet het moment om het op te geven. Het is tijd om te winnen. Ik stop alle bonnetjes weer in een andere envelop, verzegel die, schrijf het adres van Harris erop en loop naar voren. De interne post doet er niet zo lang over. Pas om half twee belandt de volgende envelop op mijn bureau. Op het bonnetje waar ik naar zoek staan dezelfde hanenpoten als eerst. Taxinummer 326. Het bedrag is $ 100,00. Precies duizend. Dat gebeurt er als de hele weddenschap gebaseerd is op een uitdaging die met een goedgeplaatst telefoontje kan worden opgelost. Alle deelnemers denken dat ze de connecties hebben om het te regelen. En dat zou goed mogelijk kunnen zijn. Maar op dit moment hebben wij de beste. 45
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 45
13-4-10 21:31
Ik sluit mijn ogen en reken alles door in mijn hoofd. Als ik te snel ga, schrik ik 326 af. Ik kan beter langzaam gaan en hem met me meetrekken. Zwierig schrijf ik $ 150,00 bij Ritprijs. Vijftienhonderd. En het is nog niet voorbij. Tegen kwart over drie knort mijn maag en begin ik chagrijnig te worden – maar ik ga niet lunchen. In plaats daarvan kauw ik op het laatste handje ontbijtgranen dat Roy in zijn bureau verborgen houdt. Het vult niet. Toch blijf ik zitten. We zijn te dicht bij de afronding. Volgens Harris is geen enkele weddenschap boven de negentienhonderd dollar gekomen – en dat was alleen omdat ze met Teddy Kennedy aan het klooien waren. ‘Matthew Mercer?’ vraagt een bode met kort blond haar bij de deur. Ik gebaar de jongen naar binnen te komen. ‘Jij bent vandaag populair,’ zegt Dinah als ze haar telefoon ophangt. ‘Dat is de schuld van de Senaat,’ zeg ik. ‘We zijn aan het steggelen over taal en Trish vertrouwt niet alleen geen faxen, ze wil het ook niet op de mail zetten omdat ze zich zorgen maakt dat die te makkelijk naar de lobbyisten door zijn te zetten.’ ‘Daar heeft ze gelijk in,’ zegt Dinah. ‘Slimme meid.’ Ik draai mijn stoel genoeg zodat Dinah niets kan zien, open de envelop en kijk erin. Ik voel mijn ballen omhoog trekken. Niet te geloven. Het is niet het bedrag, dat nu zo’n drieduizend dollar is. Het is het nieuwe taxinummer. 189. Het handschrift is plat en vierkant. Er is een nieuwe speler in het spel. En hij is duidelijk niet bang om wat geld uit te geven. Mijn telefoon gilt en ik spring bijna uit mijn stoel. De nummerweergave laat zien dat het Harris is. ‘Hoe staan we ervoor?’ vraagt hij zodra ik opneem. ‘Niet slecht, hoewel we er met de omschrijving nog niet zijn.’ ‘Is er iemand bij je in de kamer?’ vraagt hij. 46
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 46
13-4-10 21:31
‘Absoluut,’ zeg ik, met mijn rug naar Dinah. ‘En er is een nieuw stuk dat ik nog niet eerder gezien heb.’ ‘Nog een speler? Wat is het nummer?’ ‘Een, acht, negen.’ ‘Dat is die vent die gisteren gewonnen heeft – met het honkbalwetsvoorstel.’ ‘Weet je dat zeker?’ Dat is een stomme vraag. Harris doet dit soort dingen dagelijks. Hij vergist zich niet. ‘Moeten we ons zorgen maken?’ vraag ik. ‘Niet als je het waar kunt maken.’ ‘O, dat kan ik,’ zeg ik zelfverzekerd. ‘Maak je dan niet druk. Ik vind het eigenlijk zelfs wel goed,’ gaat Harris verder. ‘Met twee bieders wordt de pot veel groter. En als hij gisteren heeft gewonnen, is hij zeker van zichzelf en roekeloos. Dat is het ideale moment om hem uit kleden.’ Knikkend leg ik de hoorn neer en staar naar het taxibonnetje met de blokletters erop. ‘Alles oké?’ vraagt Dinah van achter haar bureau. Zo snel schrijvend als ik kan, verhoog ik de inzet naar vierduizend dollar en schuif het bonnetje in de envelop. ‘Ja,’ zeg ik terwijl ik naar het metalen bakje voor de uitgaande post loop. ‘Perfect.’ De envelop komt binnen het uur terug en ik vraag de bode om te wachten zodat hij hem meteen naar Harris kan brengen. Roxanne heeft genoeg interne post afgehandeld. Het is beter om het af te wisselen zodat ze niet achterdochtig wordt. Graaiend in de envelop, zoek ik naar het teken dat we het hoogste bod hebben. In plaats daarvan vind ik weer een bonnetje. Taxinummer 189. Bedrag van vijfhonderd dollar. Vijfduizend – plus al het andere dat we al hebben ingezet. Heel even aarzel ik, vraag ik me af of het tijd is om de handdoek in de ring te gooien. Dan denk ik aan het feit dat wij alle azen in handen hebben. En de jokers. En de wildcards. 189 mag dan het geld hebben, maar wij heb47
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 47
13-4-10 21:31
ben alle kaarten. Hij jaagt ons niet weg. Ik grijp een blanco bonnetje uit de envelop en schrijf mijn taxinummer erop. In het vakje naast Ritprijs schrijf ik $ 600,00. Dat is een behoorlijk duur ritje met de taxi. Precies twaalf minuten nadat de bode mijn kantoor verlaat, gaat mijn telefoon over. Harris heeft net de boodschap gekregen. ‘Weet je zeker dat we dit moeten doen?’ vraagt hij het moment dat ik opneem. Aan de echo te horen, sta ik weer op de luidspreker. ‘Maak je geen zorgen, we staan er goed voor.’ ‘Ik meen het, Matthew. We spelen niet met Monopolygeld. Als je de verschillende inzetten optelt, zitten we er al voor meer dan zesduizend in. En daar wil je nu nog eens zesduizend bovenop gooien?’ Toen we het gisteravond over limieten hadden, vertelde ik Harris dat ik iets meer dan achtduizend dollar op de bank heb staan, inclusief al mijn geld voor de aanbetaling. Hij zei dat hij hooguit vierduizend had. Misschien minder. Harris stuurt een deel van zijn loon naar een oom in Pennsylvania. Zijn ouders zijn een paar jaar geleden overleden, maar… familie blijft familie. ‘We kunnen het nog betalen,’ zeg ik. ‘Dat betekent nog niet dat we alles op zwart moeten zetten.’ ‘Wat bedoel je?’ ‘Ik bedoel helemaal niets,’ zegt Harris nadrukkelijk. ‘Maar… misschien wordt het tijd om even op adem te komen en weg te lopen. Er is geen enkele reden om al ons geld op het spel te zetten. We kunnen ook gewoon op de andere kant wedden, en dan kun jij ervoor zorgen dat het project nooit in het wetsvoorstel komt.’ Zo werkt het – als je niet het hoogste bod hebt, kunnen jij en de andere bieders overstappen naar de andere kant en ervoor proberen te zorgen dat het niet gebeurt. Het is een goede manier om de kansen gelijk te maken; degene met de beste kans om het te laten slagen staat 48
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 48
13-4-10 21:31
tegenover een groep die, als ze verenigd is, een verbazingwekkende hoeveelheid invloed heeft. Er is maar één probleem. ‘Wil je echt de winst met de anderen delen?’ Hij weet dat ik gelijk heb. Waarom zouden we iedereen gratis mee laten liften? ‘Als je het risico kleiner wilt maken, kunnen we misschien nog een ander uitnodigen,’ stel ik voor. Harris valt abrupt stil. ‘Wat bedoel je?’ Hij denkt dat ik erachter wil komen wie er boven hem op de lijst staat. ‘Jij denkt dat het Barry is, hè?’ vraagt hij. ‘Eigenlijk denk ik dat het Pasternak is.’ Harris antwoordt niet en ik moet heimelijk lachen. Pasternak mag dan wel het dichtst bij een mentor komen voor hem, maar Harris en ik gaan terug tot mijn eerste jaar op de universiteit. Tegen oude vrienden kun je niet liegen. ‘Ik zeg niet dat je gelijk hebt,’ begint hij. ‘Maar hoe dan ook zal mijn man er niet voor gaan. Helemaal zo laat in het spel. Ik bedoel, zelfs als we ervan uitgaan dat 189 samenwerkt met zijn eigen mentor, gaat het nog steeds om een vracht geld.’ ‘En het zouden twee vrachten kunnen zijn als we winnen. Er zal iets van vijfentwintigduizend in de pot zitten. Denk eens aan de cheque die je daarna naar huis kunt sturen.’ Zelfs Harris kan daar niets tegenin brengen. Er klinkt gekraak op de lijn. Hij heeft me van de luidspreker afgehaald. ‘Vertel me eens, Matthew – kun jij dit echt laten gebeuren?’ Ik zeg niets, denk aan alle mogelijkheden. Hij is net zo stil, denkt aan alle mogelijke gevolgen. Dit is het tegenovergestelde van onze normale routine. Deze keer ben ik de zelfverzekerde en maakt hij zich zorgen. ‘Dus je kunt dit regelen?’ herhaalt Harris. ‘Ik denk het wel,’ vertel ik hem. ‘Nee, nee, nee, nee, nee… Vergeet “ik denk het wel”. 49
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 49
13-4-10 21:31
Dat kan ik me niet veroorloven. Ik vraag het je als vriend – eerlijk, geen bullshit. Kun je dit regelen?’ Het is de eerste keer dat er een vleugje paniek in Harris’ stem doorklinkt. Hij is niet bang om een sprong in het diepe te wagen, maar net als elke slimme politicus wil hij eerst precies weten waar hij in terecht gaat komen. In dit geval is het goed dat ik de reddingsboei heb. ‘Dit schatje is van mij,’ vertel ik hem. ‘De enige die er dichter op zit, is Cordell zelf.’ De stilte die volgt vertelt me dat hij nog niet overtuigd is. ‘Je hebt gelijk,’ zeg ik sarcastisch. ‘We lopen te veel risico – we zouden nu weg moeten lopen.’ De stilte duurt nog langer. ‘Ik zweer het je, Harris. Cordell geeft niets om kruimels. Daar ben ik voor ingehuurd. We kunnen niet verliezen.’ ‘Beloofd?’ Terwijl hij de vraag stelt, staar ik uit het raam naar de koepel van het Capitool. ‘Op mijn leven.’ ‘Nou moet je niet melodramatisch worden.’ ‘Oké, dan ben ik pragmatisch. Weet je wat de gouden regel van het begroten is? Hij die het goud heeft, maakt de regel.’ ‘En hebben wij het goud?’ ‘Wij hebben het goud.’ ‘Weet je dat zeker?’ ‘Dat weten we snel genoeg,’ zeg ik met een lach. ‘En, doe je mee?’ ‘Je hebt het bonnetje al ingevuld, hè?’ ‘Maar jij bent degene die het verder moet sturen.’ Er klinkt gekraak. Ik sta weer op de luidspreker. ‘Cheese, je moet een pakketje voor me bezorgen,’ roept hij naar zijn assistent. Daar gaan we. Terug in de race. De klok springt op 7:30 en er wordt zacht op de deur van mijn kantoor geklopt. ‘Alles oké?’ vraagt Harris ter50
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 50
13-4-10 21:31
wijl hij zijn hoofd naar binnen steekt. ‘Kom binnen,’ zeg ik en gebaar hem naar mijn bureau te komen. Nu iedereen weg is, kunnen we net zo goed alles doorspreken. Hij komt binnen, doet zijn kin naar beneden en lacht me zwakjes toe. Het is een uitdrukking die ik niet van hem ken. Hervonden vertrouwen? Respect? ‘Je hebt op je gezicht geschreven,’ zegt hij. ‘Waar heb je het…’ Hij lacht en tikt met zijn vinger tegen zijn wang. ‘Blauwe wang. Heel Duke.’ Ik lik aan mijn vingers en veeg de inkt van mijn gezicht, de grap negerend. ‘Ik zag Cordell trouwens in de lift,’ zegt hij over mijn baas. ‘Zei hij iets?’ ‘Niet veel,’ zegt Harris plagend. ‘Hij vindt het jammer voor je dat je je jaren geleden voor zijn campagne hebt aangemeld en hem naar al die evenementen hebt gereden zonder te weten dat hij uiteindelijk zo’n eikel zou worden. Toen zei hij nog dat het hem spijt dat hij elke milieukwestie laat vallen voor wat hem dan ook maar op tv kan krijgen.’ ‘Dat is mooi. Ik ben blij dat hij grootmoedig genoeg is om dat toe te geven.’ Ik heb een lach op mijn gezicht, maar Harris ziet altijd meer. Toen we hier kwamen, geloofde Harris in de goede zaak; ik geloofde in een persoon. Dat laatste is veel gevaarlijker. Harris gaat op het puntje van mijn bureau zitten en ik volg zijn blik naar de tv, waar, zoals altijd, c-span op staat. Zolang het Huis in sessie is, hebben de bodes nog dienst. En zo te zien – Congreslid Thelma Lewis uit Wyoming heeft een dodelijke grip op de katheder en gaat maar door – hebben we nog wel even te gaan. Mountain Standard Time, om precies te zijn. Op dit moment is het 5:30 in Casper, Wyoming – het tijdstip voor belangrijk nieuws – de reden waarom Lewis tot nu heeft gewacht om haar grote toespraak te houden en waarom leden uit 51
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 51
13-4-10 21:31
New Mexico, North Dakota en Utah achter haar staan opgesteld. Waarom een toespraak houden als niemand ernaar luistert? ‘Democratische tomografieën aan het werk,’ mompel ik. ‘Als ze slim waren, hadden ze nog een halfuur gewacht,’ geeft Harris aan. ‘Dat is het tijdstip wanneer de lokale kijkcijfers voor het nieuws echt omhoog schieten en…’ Voordat hij zijn zin af kan maken, wordt er op mijn deur geklopt. ‘Matthew Mercer?’ vraagt de bode met de bruine pony als ze op me afkomt met een envelop. Harris en ik kijken elkaar snel even aan. Dit is het dan. Ze geeft me de envelop en ik moet moeite doen om rustig te blijven. ‘Wacht… jij bent toch Harris?’ flapt ze eruit. Hij geeft geen krimp. ‘Sorry, hebben wij elkaar al eerder ontmoet?’ ‘Bij de voorlichting… jij hield die toespraak.’ Ik rol met mijn ogen. Elk jaar is Harris een van de vier stafmedewerkers die gevraagd worden om bij de voorlichting voor de bodes wat te zeggen. Voor de meesten is het een rotklusje. Maar niet voor Harris. De andere drie sprekers gaan maar door over het belang van de overheid. Harris geeft ze de kleedkamertoespraak van Hoosiers en vertelt ze waarom zij de toekomst zullen bepalen. Elk jaar wordt zijn fanclub groter. ‘Het was echt geweldig wat je vertelde,’ gaat ze verder. ‘Ik meende elk woord,’ vertelt Harris haar. En dat meent hij ook echt. Ik kan mijn ogen niet van de envelop houden. ‘Harris, we moeten echt…’ ‘Sorry,’ zegt de bode. Ze kan haar ogen niet van hem afhouden. En dat komt niet door die toespraak. Harris’ brede schouders… het kuiltje in zijn kin… zelfs zijn dikke zwarte wenkbrauwen – hij heeft altijd al een klassieke 52
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 52
13-4-10 21:31
uitstraling gehad – het is alsof je iemand op een zwartwitfoto ziet uit de jaren 30, maar die er op de een of andere manier vandaag de dag nog steeds goed uitziet. Dan hoef je alleen nog maar de groene ogen toe te voegen… Hij heeft er nooit moeite voor hoeven te doen. ‘Zeg, alvast… alvast een heel fijn weekend,’ gaat de bode verder, nog steeds starend als ze weer gaat. ‘Jij ook,’ zegt Harris. ‘Wil je de deur achter je dichtdoen?’ roep ik. De deur gaat met een knal dicht en Harris rukt de envelop uit mijn handen. Als we nog op de universiteit waren geweest, had ik hem getackeld om hem terug te krijgen. Nu niet meer. Nu zijn de spelletjes veel belangrijker. Harris steekt zijn vinger achter het flapje en trekt die nonchalant open. Ik weet niet hoe hij zo rustig kan blijven. Mijn blonde haar is al vochtig van het zweet; zijn zwarte lokken zijn kurkdroog. In een poging kalm te blijven, kijk ik naar de foto van de Grand Canyon aan de muur. De eerste keer dat mijn ouders me daar mee naartoe namen, was ik vijftien – en al zo’n 1.80 meter lang. Toen ik vanaf de zuidkant van de canyon naar beneden staarde, voelde ik me voor het eerst in mijn leven klein. Naast Harris voel ik hetzelfde. ‘Wat staat er?’ vraag ik. Hij tuurt erin en zegt helemaal niets. Als het bedrag omhoog is gegaan, zal er een nieuw bonnetje in zitten. Als wij de hoogste bieders zijn, zal alleen ons oude bonnetje erin zitten. Ik probeer zijn gezichtsuitdrukking te lezen. Ik maak geen enkele kans. Hij zit al te lang in de politiek. De vouw in zijn voorhoofd beweegt niet. Hij knippert nauwelijks met zijn ogen. ‘Ongelofelijk,’ zegt hij eindelijk. Hij haalt een taxibonnetje tevoorschijn en legt het op de palm van zijn hand. ‘Wat?’ vraag ik. ‘Heeft hij het verhoogd? Hij heeft het verhoogd, hè? We zijn er geweest…’ ‘Eigenlijk,’ begint Harris, hij kijkt op en trekt opge53
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 53
13-4-10 21:31
wonden langzaam een wenkbrauw omhoog, ‘zou ik zeggen dat we heel erg levendig zijn.’ Hij laat het bonnetje in zijn hand zien zoals een politieagent zijn politiepenning laat zien. Het is mijn handschrift. Onze vorige inzet. Voor zesduizend dollar. Het moment dat ik het zie, begin ik hard te lachen. ‘Het is betaaldag, Matthew. Zo, ben er klaar voor?’
54
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 54
13-4-10 21:31
5
‘G
oedemorgen, Roxanne,’ roep ik als ik de volgende dag het kantoor binnenstap. ‘Kunnen we al beginnen?’ ‘Zoals je had gevraagd,’ antwoordt ze zonder op te kijken. Ik loop door naar de achterkamer. Dinah, Connor en Roy zitten op hun gebruikelijke plaatsen achter hun bureau, al helemaal verdiept in papierwerk en vergaderaantekeningen. Dat is alles wat we rond deze tijd van het jaar doen – de prijsloze Rosemary’s Baby opbouwen. ‘Ze wachten op je in de vergaderkamer,’ zegt Dinah. ‘Bedankt,’ zeg ik terwijl ik mijn ringbanden van mijn bureau gris en naar de enorme beige deur loop die toegang biedt naar de aangrenzende kamer. Het is één ding om te wedden op het feit dat ik dit project langs de mensen van de Senaat en het wetsvoorstel in kan smokkelen. Het is totaal iets anders om het ook echt te doen. ‘Leuk dat je op tijd bent,’ zegt Trish verwijtend als ik de kamer binnenkom. Ik ben de laatste ruiter die arriveert. Dat doe ik bewust. Laat ze maar denken dat ik me geen zorgen maak over de agenda. Zoals gewoonlijk zit Ezra aan mijn kant van de ovalen tafel; Trish en Georgia, onze wederhelften in de Senaat, zitten aan de andere kant. Aan de muur rechts hangt een zwart-witfoto van Ansel Adam van Yosemite National Park. Op de foto is het spiegelgladde 55
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 55
13-4-10 21:31
oppervlak te zien van de Merced Rivier die overweldigd wordt door de met sneeuw bedekte bergtop van Half Dome. Sommige mensen hebben koffie nodig; ik heb de natuur nodig. Net als de foto van de Grand Canyon in mijn kantoor, brengt deze afbeelding me meteen tot rust. ‘En, nog iets nieuws?’ vraagt Trish, zich afvragend of ik iets achter de hand houd. ‘Nee,’ antwoord ik terwijl ik me hetzelfde afvraag. We kennen allebei de pre-vergaderingstango. Elke dag is er een nieuw project dat onze bazen zijn ‘vergeten’ in het wetsvoorstel te stoppen. Vorige week heb ik haar driehonderdduizend dollar gegeven voor de bescherming van de zeekoe in Florida; ze heeft mij vierhonderdduizend dollar gegeven voor een studie over giftige schimmel door de universiteit van Michigan. Als resultaat hebben de senator van Florida en het Congreslid van Michigan nu iets om tijdens de verkiezingen over op te scheppen. Hier staan de projecten bekend als ‘onbevlekte ontvangenissen.’ Politieke gunsten die – poef – zomaar verschijnen. Ik heb een mentale lijst van alle projecten – inclusief de goudmijn – die ik erdoor moet krijgen voordat de pre-vergadering voorbij is. Hetzelfde geldt voor Trish. We willen onze kaarten niet laten zien. Dus houden we ons twee uur lang aan het script. ‘fdr’s presidentiële bibliotheek,’ begint Trish. ‘De Senaat heeft het zes miljoen gegeven. Jullie hebben het vier miljoen gegeven.’ ‘Compromis op vijf miljoen?’ vraag ik. ‘Afgesproken.’ ‘Dan nu Philadelphia,’ zeg ik. ‘Hoe zit het met de nieuwe gangen voor de Independence Hall? Wij hebben het negenhonderdduizend gegeven. De Senaat heeft het om de een of andere reden helemaal niets gegeven.’ ‘Dat was gewoon om senator Didio te leren zijn mond te houden. Hij haalde in Newsweek uit naar mijn baas. Dat kunnen we niet hebben. ’ 56
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 56
13-4-10 21:31
’Heb je enig idee hoe wraakzuchtig en kinderachtig dat is?’ ‘Lang niet zo wraakzuchtig als wat ze bij Transport doen. Toen een van de senators uit Noord-Carolina de voorzitter van de subcommissie kwaad maakte, hebben ze in het geld voor Amtrak gesneden zodat de treinen niet in Greensbro zouden stoppen.’ Ik schud mijn hoofd. Leden van de begrotingscommissie, daar moet je voorzichtig mee omgaan. ‘Dus jullie geven het volledige bedrag voor de Liberty Bell?’ ‘Natuurlijk,’ zegt Trish. ‘Lang leve de vrijheid.’ Tegen de middag kijkt Trish op haar horloge; ze is klaar voor de lunch. Als ze nog met een project op de proppen wil komen, neemt ze er wel de tijd voor – dat is de reden dat ik me voor het eerst begin af te vragen of ik eerst met die van mij moet komen. ‘Om één uur hier terug?’ vraagt ze. Ik knik en sla mijn ringband dicht. ‘Trouwens,’ zegt ze als ik naar mijn kantoor loop, ‘ik was bijna iets vergeten…’ Ik blijf staan en draai me weer om. Het kost me moeite om niet te gaan lachen. ‘Er is een rioolproject in Marblehead, Massachussets,’ begint Trish te zeggen. ‘Thuisbasis van senator Schreck.’ ‘O, shit,’ antwoord ik. ‘Dat doet me eraan denken – ik was bijna de verkoop van dat stuk grond vergeten waar ik je nog over moest vragen van Grayson.’ Trish houdt haar hoofd schuin alsof ze me gelooft. Ik doe hetzelfde voor haar. Dat is gewoon professionele beleefdheid. ‘Hoeveel voor dat riool?’ vraag ik nonchalant. ‘Honderdtwintigduizend. En de verkoop van dat stuk grond?’ ‘Kost helemaal niets – ze proberen het van ons te kopen. Maar het verzoek komt van Grayson.’ Ze geeft geen krimp als ik Graysons naam noem. Als ik het me goed herinner, heeft ze een paar jaar geleden 57
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 57
13-4-10 21:31
een aanvaring met hem gehad. Dat was niet fraai. Volgens de geruchten heeft hij geprobeerd haar te versieren. Maar als ze wraak wil nemen, laat ze dat niet merken. ‘Wat staat er op de grond?’ vraagt ze. ‘Zand… konijnenkeutels… allemaal van dat mooie spul. Maar ze willen de goudmijn die eronder zit.’ ‘Zij nemen de verantwoordelijkheid voor de schoonmaak op zich?’ ‘Absoluut. En omdat zij de grond kopen, krijgen wij hier geld voor. Ik zeg het je, dit is een goede deal.’ Ze weet dat ik gelijk heb. Onder de huidige mijnwetgeving is het zo dat als een bedrijf op openbare grond naar goud of zilver wil graven, ze er alleen maar claim op hoeft te leggen en wat documenten hoeft in te vullen. Daarna kan het bedrijf alles nemen wat het maar wil, gratis. Dankzij de mijnlobby – die ervoor gezorgd heeft dat de wet uit 1872 is blijven bestaan – hoeft een bedrijf niets aan royalty’s aan Uncle Sam te betalen, zelfs als het miljoenen aan goud van overheidseigendom haalt. En als ze de grond tegen oude mijnbedragen kopen, mogen ze de grond houden als ze klaar zijn. Zoals Trish al zei, lang leve de vrijheid. ‘En wat zegt het blm?’ vraagt ze over het Bureau van Land Management. ‘Ze hebben het al goedgekeurd. De verkoop zit alleen nog vast in de bureaucratie – daarom willen ze de steun hebben om het een zetje te geven.’ Trish staat achter de ovalen tafel en trekt een scheef gezicht. Ze probeert een waarde aan mijn vraag te hechten. Ezra en Georgia, die zich toeschouwers voelen, doen hetzelfde. ‘Ik zal even naar mijn kantoor bellen,’ zegt Trish uiteindelijk. ‘Er staat een telefoon in die kamer,’ zeg ik. Ik wijs haar en Georgia naar de aangrenzende kamer. Terwijl de tussendeur achter hen dicht knalt, verzamelt Ezra zijn ringbanden. ‘Denk je dat ze akkoord gaan?’ vraagt hij. 58
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 58
13-4-10 21:31
‘Hangt ervan af hoe graag ze haar riool wil, toch?’ Ezra knikt, en ik draai me naar de zwart-witfoto van Yosemite aan de muur. Ezra volgt mijn blik en doet hetzelfde. We staren er ten minste dertig seconden in stilte naar. ‘Ik snap het niet,’ flapt Ezra er uiteindelijk uit. ‘Wat niet?’ ‘Ansel Adams – het hele überfotograafgedoe. Die vent heeft alleen maar een paar zwart-witfoto’s genomen van de natuur. Wat is daar nou zo geweldig aan?’ ‘Het gaat niet alleen om de foto,’ leg ik uit. ‘Het gaat om het idee.’ Met mijn handpalm naar de foto omcirkel ik de gehele met sneeuw bedekte bergtop. ‘Alleen al het beeld van een enorme uitgestrekte ruimte… Er is maar één plek waar die gemaakt kan zijn. Amerika. En het idee van het beschermen van enorme stukken land tegen ontwikkeling zodat de mensen ernaar kunnen kijken en ervan kunnen genieten – dat is een Amerikaans ideaal. Wij hebben het uitgevonden. Frankrijk, Engeland… heel Europa – zij hebben hun open vlaktes bebouwd met kastelen en steden. Hoewel we hier ook zeker genoeg aan de ontwikkeling van land doen, bewaren we ook enorm grote stukken en noemen we het nationale parken. Ik bedoel, Europeanen zeggen dat de enige Amerikaanse kunstvorm jazz is. Dat zien ze verkeerd. Het majestueuze van die paarse berg – dat is de John Coltrane van de natuur.’ Ezra houdt zijn hoofd schuin om het beter in zich op te nemen. ‘Ik zie het nog steeds niet.’ Ik draai mijn hoofd weg en wacht tot de deur opengaat. Die blijft dicht. Ik voel het zweet al van mijn oksels langs mijn ribben glijden. Trish blijft te lang weg. ‘Alles oké?’ vraagt Ezra na het zien van de kleur op mijn gezicht. ‘Ja… goed hoor,’ zeg ik. Ik maak de bovenste knoopjes van mijn overhemd open. Als Trish het spel speelt, zitten we echt zwaar in de… Voordat ik mijn gedachte af kan maken, klikt de 59
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 59
13-4-10 21:31
deurknop en zwaait de tussendeur open. Als Trish de kamer weer binnenkomt, probeer ik de beslissing aan haar gezichtsuitdrukking af te lezen, maar ik kan net zo goed proberen Harris in te schatten. Ze houdt haar ringband vast als een meisje op de middelbare school en verplaatst haar gewicht van het ene been naar het andere. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang in een poging de bedragen te negeren die door mijn hoofd zweven. Twaalfduizend dollar. Elke cent die ik de afgelopen jaren heb gespaard. En de beloning van vijfentwintigduizend. Daar komt het allemaal op neer. ‘Ik ruil de goudmijn met je voor het riool,’ zegt Trish snel. ‘Doen,’ zeg ik even snel. We knikken allebei even om de deal te besluiten. Trish vertrekt om te gaan lunchen. Ik loop naar mijn kantoor. En zo staan we in de cirkel van de winnaars. ‘Dat was het?’ vraagt Harris over de telefoon met een stem die enigszins uitschiet. ‘Dat was het,’ verzeker ik hem vanuit mijn bijna lege kantoor. Iedereen is gaan lunchen, maar Dinah, ons telefoonmonster, is met iemand in gesprek. Ik let nog steeds op wat ik zeg. ‘Als de leden voor het wetsvoorstel stemmen – en dat doen ze altijd als ze er zelf profijt van hebben – zijn we klaar.’ ‘En je weet zeker dat er geen overbezorgde leden zijn die het hele voorstel doornemen en de goudmijn eruit halen?’ vraagt Harris. ‘Dat meen je toch niet? Deze mensen lezen niet. Vorig jaar was het omnibuswetsvoorstel meer dan elfhonderd pagina’s. Ik heb het nauwelijks gelezen en het is mijn werk. Nog belangrijker, als het door de Vergadering komt, is het een grote stapel papier bedekt met post-its. Ze leggen een paar kopieën aan de Huis van Afgevaardigden en nog een paar bij de Senaat. Dat is de enige kans om het te bekijken – ongeveer een uur voor het 60
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 60
13-4-10 21:31
stemmen. Geloof me, zelfs de Citizens Against Government Waste – je weet wel, die groep die de studie van het zweet van Aboriginals vond waar de overheid vijftigduizend dollar in stak – vinden maar een kwart van het vet dat we erin stoppen.’ ‘Hebben jullie echt vijftigduizend gegeven om het zweet van Aboriginals te laten bestuderen?’ vraagt Harris. ‘Lach niet. Vorige maand hebben de wetenschappers aangekondigd een enorme sprong te hebben gemaakt met een geneesmiddel voor meningitis. Raad eens waar die doorbraak vandaan komt?’ ‘Aboriginalzweet?’ ‘Klopt – aboriginalzweet. Denk daar maar aan de volgende keer dat je in de krant over varkensvlees leest.’ ‘Oké, ik zal erop letten,’ zegt Harris. ‘Heb je nu alles?’ Ik reik in mijn jaszak en trek een witte envelop tevoorschijn. Ik open de envelop en staar naar de twee cheques die erin zitten. Een van $ 4.000,00. De andere is goed voor $ 8.225,00. Een van Harris, de ander van mij. Beide inwisselbaar voor contanten. Absoluut niet terug te leiden naar ons. ‘Recht voor mijn neus,’ zeg ik als ik de kleine envelop dichtmaak en in een grotere crèmekleurige envelop stop. ‘Hebben ze het nog niet opgehaald?’ vraagt Harris. ‘Het is meestal stipt om twaalf uur.’ ‘Maak je niet druk. Ze zullen er zo…’ Er klinkt een beleefd zacht kuchje als de deur van ons kantoor een klein stukje opengaat. ‘Ik ben op zoek naar Matt?’ zegt een gekleurde bode nadat hij zijn keel heeft geschraapt en naar binnen stapt. ‘… zijn,’ zeg ik tegen Harris. ‘Ik moet ervandoor – het werk roept.’ Ik leg de telefoon neer en gebaar de bode verder te komen. ‘Ik ben Matthew. Kom maar.’ Als de bode naar mijn bureau loopt, merk ik voor het 61
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 61
13-4-10 21:31
eerst dat hij een blauw pak draagt in plaats van de standaard blazer en grijze pantalon. Deze jongen is geen huisbode; hij werkt bij de Senaat. Zelfs de bodes dragen daar betere kleren. ‘Alles goed?’ vraag ik. ‘Ja hoor. Alleen een beetje moe van al het lopen.’ ‘Het is een flinke wandeling vanuit de Senaat, hè?’ ‘Er wordt me verteld waar ik moet zijn – daar kan ik niet voor kiezen,’ zegt hij met een lach. ‘En, heb je een pakje voor me?’ ‘Hier.’ Ik verzegel de grote envelop, schrijf het woord Privé op de achterkant en steek het hem over het bureau toe. In tegenstelling tot de andere bodebezoekjes is dit niet om iets af te geven. Het is om iets op te halen. De dag na de veiling verwachten de meesters van je dat je je inzet dekt. ‘En weet je waar deze naartoe gaat?’ vraag ik, altijd op zoek naar extra informatie. ‘Terug naar de garderobe,’ zegt hij schouderophalend. ‘Dan gaat het van daaruit weer verder.’ Als hij de envelop pakt, zie ik een zilveren ring om zijn duim. En nog een om zijn wijsvinger. Ik wist niet dat bodes sieraden mochten dragen. ‘Hoe zit het eigenlijk met de opgezette vos?’ gaat hij verder, met een beweging van zijn kin naar de boekenkast. ‘Het is een fret. Met dank aan de nra.’ ‘De wát?’ ‘De nra – je weet wel, de National –’ ‘Ja, ja… nee, ik dacht dat u wat anders zei,’ onderbreekt hij me. Hij wrijft eens over zijn kortgeschoren haar. Hij lacht breed. Ik lach terug. Maar op dat moment besef ik dat ik twaalfduizend dollar aan een volslagen vreemde geef. ‘Nog een fijne dag verder,’ zegt hij op zangerige toon als hij het pakje grijpt en zich naar de receptie omdraait. Hij verdwijnt door de deur. De weddenschap is nu officieel. En ik zit naar de achterkant van iemands hoofd 62
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 62
13-4-10 21:31
te staren. Dat geeft geen goed gevoel, en niet alleen omdat hij elke cent die ik heb en het spaargeld van mijn beste vriend meeneemt. Het gaat veel dieper dan dat – iets wat ik tot in elke cel van mijn lijf voel. Het is alsof je een oog sluit als je naar een 3D-beeld kijkt in een ViewMasterkijker – niet dat er echt iets verkeerd is, maar het klopt ook niet. Ik kijk snel even naar Dinah, die nog steeds aan de telefoon aan het onderhandelen is. Ik heb nog een halfuur voordat ik weer in gevecht moet met Trish. Genoeg tijd om even snel naar de garderobe van de Senaat te gaan om alles te controleren. Ik spring op en ren om mijn bureau heen. Zo erg is het toch niet om nieuwsgierig te zijn? ‘Waar ga jij heen?’ roept Dinah als ik de deur uit ren. ‘Lunch. Als Trish gaat zeiken, zeg maar dat ik zo terug ben…’ Ze geeft me een teken dat het oké is, en ik vlieg langs de receptie. De bode kan niet meer dan dertig seconden voorsprong hebben. Ik kom in de gang, ga snel de hoek om en sla rechtsaf bij de liften. Ik zie hem zo’n dertig meter voor me. Zijn armen zwaaien langs zijn lijf. Geen zorgen. Terwijl zijn schoenen op de vloer van sierbeton klikklakken, neem ik aan dat hij naar de ondergrondse tram gaat die hem terug naar het Capitool zal brengen. Tot mijn grote verbazing slaat hij rechtsaf, loopt de korte trap af en verdwijnt. Ik houd afstand en doe hetzelfde, een paar Capitool-agenten passerend. Aan mijn linkerkant drijven de agenten binnenkomende stafmedewerkers en bezoekers door de röntgen en de metaaldetector. Recht voor me klapt de glazen deur dicht die naar Independence Avenue leidt. De ondergrondse is sneller. Waarom gaat hij naar buiten? Maar als ik de deur openduw en het trapje af spring, lijkt het wat logischer. De stoep staat vol met collega’s die net terugkomen van de lunch. Deze septemberdag is bewolkt, maar het is nog steeds warm. Als hij al de hele 63
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 63
13-4-10 21:31
dag door de gangen loopt, wil hij misschien gewoon wat frisse lucht. En bovendien, er zijn meer manieren om naar het Capitool te gaan. Dat blijf ik mezelf wijsmaken als hij over straat loopt. Vijf passen later reikt hij zijn broekzak en haalt een mobieltje tevoorschijn. Misschien is dat het – betere ontvangst buiten – maar als hij de telefoon aan zijn oor drukt, doet hij het meest vreemde tot nu toe. Op de hoek van Independence en South Capitol hoeft hij alleen linksaf te gaan en over te steken. In plaats daarvan blijft hij even stilstaan – en gaat dan rechts. Weg van het Capitool. Mijn adamsappel lijkt groter te worden in mijn keel. Wat is hier verdomme aan de hand?
64
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 64
13-4-10 21:31
6
O
p de hoek van Independence en South Capitol kijkt de bode over zijn schouder om te zien of iemand hem volgt. Ik duik weg achter een groep stafmedewerkers, mijn lengte weer eens vervloekend. De bode merkt het niet. Ik loop te ver achter hem om gezien te worden. Tegen de tijd dat ik voorzichtig opkijk, is hij allang weg. De hoek om. Op volle snelheid ren ik naar de hoek, mijn schoenen stampen op de stoep. Vanaf hier loopt Independence Avenue wat omhoog. Maar dat heeft geen invloed op mijn snelheid. Ik steek mijn hoofd om de hoek en de bode is halverwege South Capitol. Hij is snel. Hoewel hij aan het bellen is, weet hij waar hij naartoe gaat. Onzeker over wat ik moet doen, doe ik het eerste wat er in me opkomt. Ik haal mijn eigen mobiel tevoorschijn en bel Harris. Voicemail, wat betekent dat hij in gesprek is of ergens aan het lunchen is. Ik bel nog eens, in de hoop dat zijn assistent zal opnemen. Dat doet hij niet. Ik probeer mezelf wijs te maken dat het nog steeds logisch is. Misschien spelen de meesters het zo – het laatste pakketje wordt buiten het terrein afgeleverd. Ze moeten ergens een thuisbasis hebben. Hoe meer ik erover nadenk, hoe logischer het klinkt. Maar dat maakt de realiteit niet makkelijker te accepteren. Hij heeft ons geld. Ik wil weten waar het heen gaat. Aan het eind van het blok slaat de bode linksaf op 65
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 65
13-4-10 21:31
C Street en verdwijnt nog een keer de hoek om. Ik ga achter hem aan, ervoor zorgend dat ik verscholen blijf achter de stafmedewerkers. Alles om ervoor te zorgen dat hij me niet ziet. Als hij rechtsaf slaat op New Jersey Avenue, zit ik minstens vijftig meter achter hem. Hij loopt nog steeds snel, onafgebroken pratend in zijn mobieltje. Nu liggen de medewerkers en de congressionele kantoorgebouwen al ver achter ons. We zijn nu in het woongedeelte van Capitol Hill – volgepropt met bakstenen rijtjeshuizen. Ik loop aan de andere kant van de straat die vol gaten zit en doe alsof ik naar mijn geparkeerde auto zoek. Het is een stom excuus, maar als hij zich omdraait, ziet hij me in elk geval niet. Het enige probleem is dat, hoe verder we komen, hoe meer de buurt om ons heen verandert. In twee minuten tijd maken de rijtjeshuizen plaats voor hekken en gebroken glas op het beton. Een foutgeparkeerde auto draagt een gele wielklem om het voorwiel. Aan de andere kant van de straat staat een jeep waarvan de achterruit is ingeslagen, waardoor er een ovaal zwart gat is ontstaan in het midden van het verbrijzelde glas. Dat is de grote ironie van Capitol Hill – wij zouden het land moeten leiden, maar we kunnen niet eens voor onze eigen buurt zorgen. Schuin aan de overkant heeft de bode nog steeds zijn mobiel aan zijn oor. Hij is te ver weg. Ik kan niets verstaan. Maar ik zie het aan de manier waarop hij loopt. Er is een nieuwe soepelheid. Zijn hele lichaam buigt naar rechts bij elke stap. Ik probeer me de gelikte jongen voor te stellen die met een beleefd kuchje mijn kantoor binnenkwam vijf straten geleden. Hij behoort tot het verleden. In plaats daarvan loopt de bode soepel over straat, de envelop – gevuld met ons geld – tegen zijn dij tikkend. Hij loopt zonder enige twijfel. Voor mij is dit een gevaarlijke buurt. Voor de bode is dit bekend terrein. Voor ons loopt de straat een beetje omhoog en wordt 66
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 66
13-4-10 21:31
dan weer vlak net onder het viaduct van de I-395 die pal boven ons loopt. Als de bode bij het viaduct komt, kijkt hij weer eens over zijn schouder om te zien of hij wordt gevolgd. Ik duik weg achter een zwarte Honda Acura en ram met mijn schouder tegen de achteruitkijkspiegel. Er klinkt een harde piep. O, nee. Ik knijp mijn ogen dicht. En het alarm van de Acura barst los, huilend als een politiesirene. Ik val languit op de stoep, tijger naar de voorkant van de auto en bid dat hij niet blijft staan. In deze buurt gaan continu autoalarmen af. Ik blijf op mijn buik liggen, steunend op mijn ellebogen, die al een beetje vochtig beginnen aan te voelen. Ik adem in en besef dat ik in een plasje olie lig. Mijn pak kan ik wel vergeten. Maar dat is op het moment het minste van mijn problemen. Ik tel tot tien en kruip langzaam terug naar de stoep. Het alarm krijst nog steeds. Ik lig nu bij de passagierskant, met mijn hoofd naar beneden. De laatste keer dat ik hem zag, liep hij schuin aan de overkant. Ik til langzaam mijn hoofd op en kijk snel. Niemand. Ik kijk alle kanten op. De bode is weg. Net als ons geld. Volledig in paniek ben ik geneigd naar het viaduct te rennen, maar ik heb genoeg films gezien om te weten dat het moment dat je zomaar ergens heen rent, er altijd iemand op de loer ligt. In plaats daarvan blijf ik gehurkt zitten en loop zo als een krab verder over de stoep. Er staan genoeg auto’s langs de straat om me helemaal tot het viaduct achter te verschuilen, maar dat geeft me geen rust. Mijn hart bonkt tegen mijn ribben. Mijn keel is zo droog dat ik nauwelijks kan slikken. Auto voor auto kom ik langzaam dichter bij het viaduct. Ik hoor steeds duidelijker het gezoem van het verkeer op de 395 – en hoor steeds minder wat er zich vlak voor me afspeelt. Het geluid van metaal klinkt links van me en een leeg bierblikje komt van de betonnen helling onder het viaduct afgerold. Ik wil gaan rennen, maar dan zie ik de abrupte beweging van wiekende vleugels van de duif 67
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 67
13-4-10 21:31
die het blikje in beweging heeft gebracht. De vogel vliegt weg van het viaduct en verdwijnt in de grijze lucht. Ondanks de wolken is het nog steeds helder buiten, maar onder het viaduct zijn de schaduwen bovenaan de helling zo donker als een duister woud. Ik kom achter een kastanjebruine Cutlass vandaan en de niet parkeren-bordjes maken een einde aan mijn verstopplaatsen. Als ik de tunnel heb bereikt, kijk ik op naar de schaduwen en maak mezelf wijs dat er niemand is. Het verkeer zoemt boven me. Elke keer als een auto het viaduct bereikt, lijkt het alsof er een zwerm bijen passeert. Maar hier beneden sta ik helemaal alleen. Ik kijk om naar de straat achter me, in de richting waar ik vandaan ben gekomen. Niemand te zien. Ik ben alleen. In een twijfelachtige buurt. En niemand weet waar ik ben. Ben ik soms gek geworden? Ik draai me snel om en loop weg. Hij mag het geld houden, het kan me niets schelen; mijn leven is me meer waard… Er klinkt een dof geklik in de verte. Als dobbelstenen op een bordspel. Ik keer me om, om het geluid te volgen. Verderop. Aan de andere kant van het viaduct. Eerst zie ik niets. Dan hoor ik het geluid weer. Ik duik vlug achter een van de enorme betonnen pijlers die het snelwegviaduct op zijn plek houden. Boven mijn hoofd blijven de bijen zoemen. Maar hier beneden concentreer ik me op het geluid van de dobbelstenen, verder naar beneden. Vanuit deze hoek zie ik nog niets. Ik ren vanachter mijn pijler naar de pijler die verderop staat, verder onder het viaduct. Nog een dobbelsteen rolt over het bord. Ik steek mijn hoofd langs de betonnen kolom. Voor het eerst heb ik volledig zicht. Eenmaal uit het viaduct staan er weer auto’s langs de straat. Maar wat ik zoek, zie ik niet recht voor me. Het is aan de linkerkant. Verderop in de straat leidt een verlaging in de stoep naar een oprijlaan met grind. Op de oprijlaan staat een verroeste industriële afvalcontainer. En pal naast de afvalcontainer is de bron van het geluid. Dobbelstenen op 68
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 68
13-4-10 21:31
een spelbord. Of steentjes waar iemand tegen schopt. De bode loopt recht voor me over de oprijlaan – en met een snelle beweging trekt hij zijn jasje uit, trekt zijn das los en gooit beide kledingstukken de afvalcontainer in. Hij loopt, zonder ook maar even in te houden, terug naar de stoep; hij ziet eruit alsof hij blij is van het apenpakje verlost te zijn. Het slaat nergens op. Mijn adamsappel voelt nu aan als een softbal in mijn keel. De bode stapt van de oprijlaan af, weer met zijn voeten tegen de steentjes schoppend. Als hij verder loopt, tikt hij weer met de envelop tegen zijn dij. En voor de eerste keer vraag ik me af of ik wel naar een bode kijk. Hoe kon ik nu zo stom zijn? Ik heb niet naar zijn naam… plaatje gekeken. Zijn badge. Op zijn jasje. Mijn blik schiet naar de afvalcontainer, dan terug naar de bode. Aan het einde van de straat gaat hij linksaf en verdwijnt uit zicht. Ik geef hem bewust een paar seconden de tijd om terug te komen. Dat doet hij niet. Dat is mijn teken. Zelfs met zijn voorsprong is er nog tijd om hem in te halen, maar voordat ik dat doe… Ik spring achter de pilaar vandaan, ren over de stoep en laat het viaduct achter me. Ik ren over het grind van de oprijlaan, recht naar de container. Hij is te hoog om erin te kijken. Zelfs voor mij. Aan de zijkant is er een inkeping die net diep genoeg is om de punt van mijn schoen in te zetten. Mijn pak is toch al verpest. Omhoog en erover… Met een abrupte beweging trek ik mezelf op naar de rand van de afvalcontainer. Met moeite draai ik me om en laat mijn benen naar beneden bungelen. Het is als de rand van een zwembad. Maar dan een stuk viezer. En met een misselijkmakend zure stank. Ik kijk een laatste keer om me heen en zie een roze gebouw met een neon uithangbord waarop staat: platinum gentleman’s club. Niemand te bekennen. In deze buurt wordt men pas ’s nachts actief. Ik staar naar de berg plastic zakken onder me en zet me voorzichtig af. 69
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 69
13-4-10 21:31
Mijn voeten trappen door het plastic heen. Ik verwacht gekraak. In plaats daarvan hoor ik een soppend geluid. Mijn nette schoenen lopen vol vloeistof. Mijn sokken zuigen het op als sponzen. Ik sta tot aan mijn middel in afval, en ik maak mezelf wijs dat het maar bier is. Ik waad naar de achterste hoek van de container, mijn armen boven mijn schouders houdend en ik pas op niets aan te raken. Ik grijp het marineblauwe jasje, til het boven het afval uit en kijk meteen naar de blauwe badge. Senaatbode Viv Parker Wat doet een meisjesnaam op de jas van een jongen? Ik trek de badge van de revers los en kijk of er nog iets anders op staat. Niets. Gewoon een standaard plastic… In de verte wordt een autodeur dicht geslagen. Ik keer me naar het geluid toe. Maar ik kan niets zien, behalve de beschimmelde binnenkant van de container. Tijd om eruit te klimmen. Ik neem de badge in een hand en gooi het jasje over mijn schouder, vervolgens grijp ik de rand van de afvalcontainer vast met mijn lange, dunne vingers. Een sprongetje geeft me genoeg vaart om mezelf op te trekken. Mijn voeten schrapen en glijden weg langs de wand, het is een gevecht om grip te krijgen. Met een laatste duw druk ik mijn buik tegen de rand aan en schommel ik mezelf in positie. In de verte hoor ik banden piepen, maar ik kan niet omhoog kijken. Als een legerrekruut die worstelt om over een muurtje te klimmen, draai ik mezelf over de bovenkant en val naar beneden, voeten eerst, mijn gezicht naar de container. Als mijn voeten het beton raken, hoor ik een motor achter me grommen. Talloze steentjes schieten over het beton. Daar. Bij de oprijlaan. Banden piepen weer, en ik draai me snel om. Vanuit mijn ooghoek zie ik de grille van de auto mijn kant op komen. Recht op me af. 70
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 70
13-4-10 21:31
De zwarte Toyota ramt mijn benen en beukt me de container in. Mijn hoofd vliegt naar voren, knalt tegen de motorkap. Er klinkt een onaards knappend geluid als dat van droog hout in een open haard. Mijn benen worden verbrijzeld. O, God, ik gil van de pijn. Bot wordt vergruisd, en als de auto de container naar achteren duwt, maalt metaal tegen metaal, met mij ertussen. Mijn benen… mijn bekken staat in brand, ik denk dat het gebroken is. De pijn is verzengend… dat neem ik terug. De pijn zakt weg. Alles raakt verdoofd. De tijd vertraagt tot slow motion. Mijn lichaam is in schok. ‘Wat moet je nou, man?!’ roept een mannelijke stem vanuit de auto. Het bloed stroomt uit mijn mond, spettert over de motorkap van de Toyota. Alstublieft, God. Laat me niet bewusteloos raken… Met mijn linkeroog zie ik alleen maar helderrood. Het kost me enorm veel moeite om mijn hoofd op te tillen en door de voorruit te kijken. Er zit maar één persoon in… die het stuur vasthoudt. De bode die ons geld heeft meegenomen. ‘Je hoefde daar alleen maar te blijven zitten!’ schreeuwt hij, met zijn vuist op het stuur slaand. Hij schreeuwt nog iets, maar het klinkt gedempt… helemaal vervormd… alsof iemand roept terwijl je onder water bent. Ik probeer het bloed bij mijn mond weg te vegen, maar mijn arm hangt slap langs mijn zij. Ik staar naar de bode door de voorruit, niet zeker hoelang hij al aan het schreeuwen is. Alles om me heen wordt stil. Ik hoor alleen mijn eigen gebroken gehijg – een vochtig gepiep dat op zijn knieën door mijn keel kruipt. Ik probeer mezelf wijs te maken dat zolang ik adem, alles wel goed komt… toch? Maar zoals mijn vader me vertelde op ons eerste kampeeruitje, elk dier weet wanneer het zal sterven. Door de voorruit zie ik de bode de auto in zijn achteruit gooien. De Toyota beweegt onder mijn borst. Mijn lange vingers grabbelen wild naar de ruitenwissers… 71
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 71
13-4-10 21:31
het rooster op de motorkap… iets om me aan vast te houden. Ik heb geen enkele kans. Hij geeft plankgas, en de auto vliegt naar achteren, waardoor ik van de motorkap glijd. Als mijn rug tegen de afvalcontainer knalt, vliegen de banden rond, laten stofwolken en steentjes opspringen die in mijn ogen en mijn mond komen. Ik probeer te gaan staan, maar ik voel niets. Mijn benen zakken onder me weg en mijn hele lijf valt in het stof. Recht voor me komt de auto tot stilstand. Maar hij rijdt niet weg. Ik begrijp het niet. Met mijn goede oog staar ik door de voorruit en zie de bode boos zijn hoofd schudden. Er klinkt een zacht mechanische klank. Hij zet hem weer in zijn vooruit. O, God. Hij geeft gas en de motor brult. Banden klauwen hun weg door het grind. En de verroeste grille van de zwarte Toyota komt recht op me af gegaloppeerd. Ik smeek hem te stoppen, maar ik krijg de woorden er niet uit. Mijn lichaam schudt, stuiptrekkend tegen de onderkant van de container. De auto dendert door. Sorry dat ik je hierin heb betrokken, Harris… Ik zeg een stil gebed op, knijp mijn ogen dicht en probeer me het beeld van de Merced Rivier in Yosemite voor de geest te halen.
72
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 72
13-4-10 21:31
7
‘W
at bedoel je, dood? Hoe kan hij nou dood zijn?’ ‘Dat gebeurt er als je ophoudt met adem-
halen.’ ‘Ik weet wat het betekent, klootzak!’ ‘Stel dan niet zo’n stomme vraag.’ De goedgeklede man zakte onderuit in zijn stoel en voelde een beklemmend gevoel in zijn borstkas. ‘Je zei dat er niemand gewond zou raken,’ stotterde hij. Zenuwachtig ontvouwde hij een paperclip terwijl hij de telefoon tussen kin en schouder geklemd hield. ‘Dat heb je gezegd…’ ‘Geef mij niet de schuld,’ zei Martin Janos nadrukkelijk aan de andere kant van de lijn. ‘Hij volgde ons mannetje buiten het Capitool. Toen raakte dat joch in paniek.’ ‘Daarom hoefde hij hem nog niet te vermoorden!’ ‘Echt niet?’ vroeg Janos. ‘Dus je had liever gehad dat Matthew naar jóuw kantoor was gekomen?’ De man draaide de paperclip om zijn vinger, maar gaf geen antwoord. ‘Dat dacht ik al,’ zei Janos. ‘Weet Harris het?’ vroeg de man. ‘Ik heb zelf net het telefoontje gehad – ik ga er nu naartoe.’ ‘En hoe zit het met de weddenschap?’ ‘Matthew had het al in het voorstel verwerkt – de 73
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 73
13-4-10 21:31
laatste slimme zet die die gast ooit gedaan heeft.’ ‘Maak hem niet belachelijk, Janos.’ ‘O, nu heb je er spijt van?’ Weer zei de man niets. Maar hij wist in zijn hart dat hij hier de rest van zijn leven spijt van zou hebben.
74
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 74
13-4-10 21:31
8 J
anos stond op de oprijlaan en staarde naar het gebroken lichaam van Matthew Mercer dat levenloos tegen de container was gezakt. Janos kon niet anders dan de vreemde bocht in Matthews dijen zien. En de manier waarop zijn rechterhand nog steeds naar boven gestrekt was, alsof hij reikte naar iets dat hij nooit te pakken zou krijgen. Janos schudde zijn hoofd bij het zien van de rotzooi. Zo stom en gewelddadig. Er waren betere manieren om dit te doen. De middagzon brandde op het kale plekje tussen zijn korte grijzende haar. Janos stak zijn handen in de zakken van zijn blauw met gele fbi-windjack. Een paar jaar geleden kondigde Justitie aan dat bijna 450 van de pis tolen, revolvers en geweren van de fbi officieel vermist werden. Degene die de vuurwapens gestolen had, was duidelijk in de veronderstelling dat ze waardevol waren, dacht Janos. Maar voor hem waren ze lang niet zo waardevol als een enkel windjack, gepikt toen de menigte een homerun vierde tijdens een wedstrijd van de Orioles. Zelfs de Capitoolpolitie houdt een doodgewone fbi-agent niet staande. ‘Waar ben je geweest?’ riep een stem achter hem. Janos keek langzaam over zijn schouder en het kostte hem geen enkele moeite de roestende zwarte Toyota op te merken. De grille was enorm ingedeukt. Toen de auto langs de stoep tot stilstand kwam, liep Janos naar de bestuurderskant en leunde naar het raam toe, de achter75
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 75
13-4-10 21:31
uitkijkspiegel ontbrak. Zijn tong gleed langs zijn boventanden, maar hij zei geen woord. ‘Kijk me niet zo aan,’ zei de jonge gekleurde man en hij schoof ongemakkelijk op zijn stoel heen en weer. Het vertrouwen dat hij had uitgestraald als bode was weg. ‘Ik zal je eens wat vragen, Toolie – vind jij jezelf een slimme vent?’ Travonn ‘Toolie’ Williams knikte aarzelend. ‘J-Ja… eigenlijk wel.’ ‘Daarom hebben we jou gehuurd, hè? Om slim te zijn? Om de rol te spelen?’ ‘Uhuh.’ ‘Waarom zouden we anders iemand van negentien inhuren?’ Toolie haalde zijn schouders op, onzeker over hoe hij daarop moest reageren. Hij was niet dol op Janos. En al helemaal niet als hij zo keek. Janos staarde door de auto uit het raam aan de passagierskant naar Matthew. Toen keek hij weer naar Toolie. ‘J-Je had niet gezegd dat hij me zou volgen…’ begon Toolie te zeggen. ‘Ik wist verdomme niet wat ik…’ ‘Heb je het geld?’ onderbrak Janos hem. Toolie pakte snel de envelop met de twee cheques van de passagiersstoel. Zijn hand beefde toen hij die gaf. ‘Het is compleet, zoals je het wilde. Ik ben zelfs niet naar het kantoor gegaan voor het geval iemand me volgde.’ ‘En dat heeft goed uitgepakt,’ zei Janos. ‘Waar is je jasje?’ Toolie pakte het blauwe jasje van de achterbank. Janos zag dat het was doorweekt met bloed, maar besloot er niet naar te vragen. Het kwaad was al geschiedt. ‘Moet ik verder nog iets weten?’ vroeg Janos. Toolie schudde zijn hoofd. Janos knikte even zijn hoofd, klopte toen Toolie op zijn schouder. Het zag er goed uit. 76
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 76
13-4-10 21:31
Toolie zag de positieve reactie, ging rechter op zijn stoel zitten en ademde eens diep in. Janos reikte in zijn zak en haalde een klein zwart doosje tevoorschijn dat eruitzag als een dikke rekenmachine. ‘Ooit zoiets gezien?’ vroeg hij. ‘Nee, wa’s dat?’ Aan de zijkant van het doosje zette Janos een schakel om en een licht elektrisch gezoem klonk, alsof er een radio werd aangezet. Hij draaide aan een knop naast de schakel en twee naalden, iets langer dan een centimeter, klikten vast op hun plek aan het uiteinde van het apparaat. Het leken net kleine antennes. Net genoeg om door kleding heen te steken, dacht Janos. Janos hield het zwarte doosje als een walkietalkie vast, trok zijn arm naar achteren en ramde toen met een felle beweging het apparaat tegen het midden van Toolie’s borst. ‘Au!’ riep Toolie toen de topjes van de twee naalden in zijn huid beten. Met een harde duw kreeg hij Janos en het apparaat weg van zijn borst. ‘Wat ben je verdomme aan het doen, eikel?’ Janos keek naar het zwarte doosje en draaide het knopje naar de uit-stand. ‘Dat merk je wel.’ Tot zijn eigen verbazing kreunde Toolie onwillekeurig hardop. Bij het zien van de lach op het gezicht van Janos, keek Toolie naar zijn eigen borst. Hij rukte het shirt open, trok toen de hals van zijn onderhemd naar beneden tot hij zijn blote borst kon zien. Niets te zien. Nog geen speldenprik. Daarom vond Janos het apparaatje zo geweldig. Helemaal onzichtbaar. Janos keek op zijn horloge. Dertien seconden was het minimum. Maar vijftien was gemiddeld. ‘Wat gebeurt er?’ gilde Toolie. ‘Je hart probeert 3600 keer per minuut te slaan,’ legde Janos uit. Toen Toolie naar de linkerkant van zijn borst greep, keek Janos met zijn hoofd schuin toe. Ze grepen altijd 77
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 77
13-4-10 21:31
naar de linkerkant, al zit het hart daar niet. Dat heeft iedereen fout, dacht hij. Daar voelen we het alleen maar slaan. Maar, zoals Janos maar al te goed wist, zit het hart eigenlijk precies in het midden. ‘Ik vermoord je!’ barstte Toolie los. ‘Ik vermoord je, vuile…’ Toolie’s mond zakte open en zijn hele lijf zakte tegen het stuur als een poppenkastpop op het moment dat je je hand wegneemt. Precies vijftien seconden, dacht Janos vol bewondering voor zijn zelfgemaakte apparaat. Ongelofelijk. Als je weet dat je wisselstroom nodig hebt om het menselijke hart te fibrilleren, heb je alleen maar acht aa batterijen nodig en een goedkope convertor. Je hoeft slechts een schakel om te zetten en je zet 12 volt gelijkstroom om in 120 volt wisselstroom. Voeg daar twee naalden aan toe die ver genoeg uit elkaar staan om de beide zijden van het hart te raken en… sssss… acute elektrocutie. Het laatste waar een lijkschouwer naar kijkt. En als ze dat al doen, is er niets om te vinden, zolang je het maar snel genoeg doet om brandwonden te vermijden. Janos nam twee rubberen handschoenen uit zijn broekzak, trok ze aan en keek zorgvuldig om zich heen. Niets aan de hand. Gelukkig had Toolie in elk geval de goede buurt uitgezocht. Maar het was nog altijd het beste om zo snel mogelijk te verdwijnen. Janos opende de deur aan de bestuurderskant, greep de achterkant van Toolie’s hoofd stevig beet en sloeg Toolie’s gezicht hard tegen het stuur. Toen trok hij zijn hoofd naar achteren en deed het nog eens. En nog eens, tot Toolie’s neus openbarstte en het bloed begon te vloeien. Hij liet Toolie’s hoofd tegen de stoel vallen, greep het stuur en trok het een beetje naar rechts. Hij leunde de auto in, leunde met een elleboog op Toolie’s schouder en keek door de voorruit… zodat de auto in de perfecte positie stond. Bij de container had hij een brok beton gevonden die hij naar de auto had gesleept. Dat was zwaar genoeg. 78
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 78
13-4-10 21:31
Hij zette de auto in zijn vrij, reikte onder het dashboard en drukte het brok tegen het gaspedaal. De motor kwam grommend tot leven, maakte idioot veel toeren. Janos liet het een paar tellen opbouwen. Zonder de juiste snelheid zou het niet echt lijken. Bijna, dacht hij… De auto schudde, liet Toolie bijna voorover vallen. Perfect, dacht Janos. Met een klap zette hij de auto in beweging, sprong hij naar achteren en wachtte af. De banden piepten op de straat en de auto schoot weg. Naar de bocht… van de weg af… en recht tegen de telefoonpaal. Hij nam nauwelijks de moeite om naar het resultaat te kijken, liep terug naar de container en knielde naast het al bleker wordende lichaam van Matthew. Janos pakte vijfhonderd dollar uit zijn eigen portemonnee, maakte er een klein rolletje van en duwde het toen in Matthews borstzakje. Dat zou verklaren wat hij in deze buurt deed. Blanke jongens in pakken kwamen hier alleen maar voor drugs. Als het geld op zijn lichaam gevonden zou worden, zou de politie weten dat het geen overval was. En met de auto om de telefoonpaal gewikkeld zou de rest van het plaatje zo duidelijk zijn. Het joch wordt geraakt op de stoep. De bestuurder raakt in paniek terwijl hij vlucht en rijdt zichzelf ook te pletter. De schuldige hoeft niet gezocht te worden. Er valt niets te onderzoeken. Gewoon iemand die is doorgereden na een aanrijding. Janos klapte zijn mobieltje open, toetste een nummer in en wachtte tot zijn baas opnam. Dit was zonder twijfel het ergste deel van de baan. Rapporteren. Maar dat kreeg je als je voor een ander werkte. ‘Alles schoon,’ zei Janos terwijl hij bukte om het stuk beton uit de auto te halen. ‘Waar ga je nu heen?’ Janos veegde zijn handen af en keek naar het kamernummer naast Harris’ naam. ‘Het Russellgebouw. Kamer 427.’
79
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 79
13-4-10 21:31
9 Harris
‘K
laar? Harris, weet je zeker dat dit klopt?’ vraagt senator Stevens. ‘Absoluut,’ geef ik als antwoord en ik loop zelf nog even de telefoonlijst na. ‘Edward – geen Ed – Gursten… vrouw heet Catherine. Ze komen uit River Hills. De zoon heet Dondi.’ ‘Dondi?’ ‘Dondi,’ herhaal ik. ‘U hebt Edward ontmoet toen u vorig jaar eersteklas vloog.’ ‘En hij is trots Amerikaan te zijn?’ Trots Amerikaan te zijn is codetaal van de senator voor een donateur die meer dan tien mille geeft. ‘Heel trots,’ zeg ik. ‘Bent u er klaar voor?’ Stevens knikt. Ik toets het laatste cijfer in en pak de hoorn. Als ik een groentje was, zou ik zeggen: ‘Hallo, mr. Gursten, ik ben Harris Sandler… de personeelschef van senator Stevens. De senator wil graag even met u spreken…’ In plaats daarvan geef ik de senator de telefoon als Gursten opneemt. De timing is perfect en het is een mooi gebaar. De donateur denkt dat de senator zelf belt en krijgt onmiddellijk het gevoel oude vrienden te zijn. Als Stevens zichzelf introduceert, gooi ik een stukje sushi in mijn mond. Sushi en geld ophalen – een typische Stevens-lunch. 80
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 80
13-4-10 21:31
‘En, Ed,’ zegt Stevens op zangerige toon en ik schud mijn hoofd. ‘Waar was je de laatste keren dat ik vloog? Zit je weer op goedkope plekken?’ Zijn verhaal klopt niet, maar het werkt nog steeds. Persoonlijke telefoontjes van een senator treffen altijd doel. En met ‘doel’ bedoel ik de portemonnee. ‘Je bent hier geweest? In D.C.?’ vraagt Stevens. ‘De volgende keer dat je er bent, moet je me bellen en dan kunnen we kijken of we een lunchafspraak kunnen maken…’ Vertaling: Die lunch zit er absoluut niet in. Als je geluk hebt, zie je me zo’n vijf minuten. Maar als je dit jaar geen geld geeft, krijg je waarschijnlijk alleen maar een senior medewerker en een paar toegangskaartjes. ‘… we krijgen je het Capitool wel in – dan hoef je niet in die rijen te wachten…’ Mijn medewerkers geven je een stagiaire die je precies dezelfde rondleiding zal geven door het Capitool als alle andere toeristen krijgen, maar zo voel je je belangrijker… ‘Ik bedoel, we moeten voor onze vrienden zorgen, toch?’ Ik bedoel, wanneer hoest je nou eens wat geld op, rijke stinkerd? Stevens hangt de telefoon op met de mondelinge belofte dat ‘Ed’ vijftien mille zal geven. Ik geef de senator een stukje tonijn en toets het volgende nummer in. Jaren geleden kwam politiek geld van machtige WASPs die je bij een dinertje ontmoette in een smaakvol ingericht tweede huis. Vandaag de dag komt het bij een weldoordachte lijst met telefoonnummers vandaan in een helder verlichte kamer recht boven een sushirestaurant aan Massachussets Avenue. In het kantoor staan drie bureaus, twee computers en tien telefoons. Oud geld versus nieuwe marketing. Het haalt het er niet bij. Er is geen Congreslid op de Hill die niet dergelijke telefoontjes pleegt. Sommigen doen dit drie uur per dag; anderen doen dit drie uur in de week. Stevens hoort bij de eerste groep. Hij houdt van zijn baan. En de voorde81
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 81
13-4-10 21:31
len. En hij gaat ze niet verliezen. Dat is de eerste regel van de politiek: je kunt alles doen wat je wilt, maar als je geen geld binnenhaalt, zul je het niet lang doen. ‘Wie is de volgende?’ vraagt Stevens. ‘Virginia Rae Morrison. U kent haar vanuit Green Bay.’ ‘We hebben op dezelfde school gezeten?’ ‘Ze was een buurvrouw. Toen u negen was,’ lees ik op van het papier. Als het op geld inzamelen aankomt, schrijft de wet voor dat je geen telefoontjes mag plegen vanuit je overheidskantoor of met een overheidstelefoon. En dat is de reden waarom elke dag, rond verkiezingstijd, het halve Congres het Capitool verlaat om ergens anders vandaan te bellen. Het gemiddelde lid loopt drie straten verder naar de telefoonkamers in het republikeinse en democratische campagnehoofdkantoor. Slimmere leden huren een geldinzamelingsconsulent in om te helpen bij het opbouwen van een persoonlijke database van betrouwbare aanhangers en politieke donateurs. En ongeveer een dozijn geniale leden buigt het hoofd en huurt Len Logan in, een geldinzamelingsexpert die zo georganiseerd is dat het opmerkingenvakje van zijn bellijsten details bevatten als: ‘Ze heeft net een behandeling voor borstkanker achter de rug.’ ‘Ja, ja… ik weet het weer,’ zegt Stevens als de telefoon in mijn oor overgaat. ‘Hallo…’ antwoordt een vrouwelijke stem. De senator schuift me de tonijn toe; ik schuif hem de hoorn toe. We hebben dit perfect onder de knie. ‘Hé, hallo, Virginia, hoe gaat het met m’n favoriete vechtster?’ Ik knik, onder de indruk. Stel jezelf niet nog eens voor als je oude vrienden hoort te zijn. Terwijl Stevens twee minuten de tijd neemt om herinneringen op te halen, trilt een van de twee mobieltjes in mijn zak. Het mobieltje in mijn rechterzak wordt betaald door de Senaat. Het mobieltje in mijn andere zak betaal ik zelf. Werk en privé. Volgens Matthew is er in mijn leven geen onder82
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 82
13-4-10 21:31
scheid tussen de twee. Wat hij niet begrijpt is dat, als je zo van je baan houdt als ik, dat onderscheid er ook niet zou moeten zijn. Ik controleer even of Stevens nog bezig is, pak het mobieltje uit mijn linkerzak en kijk op het kleine schermpje. Geen nummerweergave. Dat kan iedereen zijn die ik ken. ‘Harris,’ zeg ik. ‘Harris, het is Cheese,’ zegt mijn assistent met bevende stem. Die toon voorspelt niets goeds. ‘I-Ik weet niet hoe ik het je… Het is Matthew… hij is…’ ‘Hij is wat?’ ‘Hij is aangereden door een auto,’ zegt Cheese. ‘Hij is dood. Matthew is dood.’ Elke spier in mijn lijf verslapt en het voelt alsof mijn hoofd niet meer bij mijn lichaam hoort. ‘Wát?’ ‘Ik vertel je alleen maar wat ik gehoord heb.’ ‘Van wie? Wie heeft je dat verteld?’ vraag ik, op zoek naar de bron. ‘Joel Westman. Hij heeft het van zijn neef gehoord bij de Capitoolpolitie. Kennelijk was iemand in Carlins kantoor zijn parkeerkaart vergeten en moest toen bij stripperland parkeren. Op de terugweg zag hij de lichamen…’ ‘Er waren er meer?’ ‘Kennelijk was de rotzak die hem geraakt had in paniek weggereden. Knalde tegen een paal aan en was op slag dood.’ Ik spring overeind en woel met mijn hand door mijn haar. ‘Waarom… Ik kan het niet geloven… Wanneer is dit gebeurd?’ ‘Geen idee,’ zegt Cheese stotterend. ‘Ik… ik heb alleen het telefoontje gekregen. Harris, ze zeggen dat Matthew misschien drugs wilde kopen.’ ‘Drugs? Onmogelijk…’ De senator kijkt me aan, zich afvragend wat er aan de hand is. Ik doe alsof ik het niet zie en doe datgene wat je nooit bij een senator moet doen. Ik keer hem mijn 83
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 83
13-4-10 21:31
rug toe. Het kan me niets schelen. Het gaat om Matthew, mijn vriend… ‘Alles oké?’ roept de senator als ik struikelend naar de deur loop. Ik geef geen antwoord, maar gooi de deur open en ren de kamer uit. Recht naar het trappenhuis. ‘Het rare is dat er hier een vent van de fbi was die jou zocht,’ gaat Cheese verder. De muren van het trappenhuis komen op me af. Ik ruk aan mijn stropdas, kan geen adem halen. ‘Sorry?’ ‘Hij zei dat hij een paar vragen had,’ legt Cheese uit. ‘Hij wilde zo snel mogelijk met je praten.’ Mijn bezwete hand glijdt weg van de trapleuning en mijn voeten schieten onder me vandaan. Ik grijp me ergens aan vast en voorkom een val. ‘Harris, ben je er nog?’ vraagt Cheese. Ik spring de laatste drie treden naar beneden, baan me een weg naar buiten, snakkend naar frisse lucht. Het helpt niet. Niet nu mijn beste vriend dood is. Tranen springen in mijn ogen, en de woorden blijven door mijn hoofd schieten. Mijn vriend is dood. Ik kan niet geloven dat hij… ‘Harris, zeg eens iets…’ zegt Cheese. Ik klem mijn kaken op elkaar en probeer de tranen weg te slikken. Het werkt niet. Ik kijk naar de weg, op zoek naar een taxi. Niets te zien. Zonder na te denken begin ik te joggen. Het is beter om informatie te halen. Bij Union Station is de rij wachtenden voor een taxi te lang. Geen tijd. ‘Harris…’ vraagt Cheese voor de derde keer. ‘Waar is het gebeurd?’ ‘Luister, doe nou niets doms…’ ‘Waar is het verrekte ongeluk gebeurd?’ ‘B-Bij New Jersey. Bij de stripclub.’ ‘Cheese, luister. Vertel niemand wat er gebeurd is. Dit is geen kantoorroddel – het gaat om een vriend. Begrepen?’ 84
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 84
13-4-10 21:31
Voordat hij iets kan zeggen, klap ik mijn telefoon dicht, ga de hoek om en ga sneller. Mijn joggen gaat over in rennen, dat weer overgaat in een volledige sprint. Mijn das wappert over mijn schouder, dansend op de wind. Een strop om mijn nek. Als dat eens mogelijk was. Rennend naar het viaduct bij New Jersey Avenue, zie ik in de verte knipperende lichten. Maar op het moment dat ik besef dat ze geel zijn in plaats van rood, weet ik dat ik te laat ben. Bij de oprijlaan met grind wordt de bestuurdersportier van een takelwagen met platte laadbak dichtgeslagen en de motor komt kuchend tot leven. Achter op de wagen staat een zwarte Toyota met een kapotte voorkant. De bestuurder geeft gas, en de takelwagen rijdt dieper zuidoost D.C. in. ‘Wacht,’ roep ik en ren hem een stuk achterna. ‘Wacht nou, alsjeblieft!’ Ik maak geen kans. Zelfs ik ben niet zo snel. Maar vanaf de takelwagen grijnst de voorkant van de Toyota me nog steeds toe. Ik blijf op volle snelheid sprinten, ogen op de grille gericht, die me tergt met zijn grimmige grijns. Het is een verwrongen lach, met een diepe deuk aan de bestuurderskant. Alsof hij daar iets heeft geraakt. Dan zie ik de donkere veeg aan de onderkant van de grille. Niet iets. Iemand. Matthew… ‘Wacht… wácht!’ schreeuw ik tot mijn keel begint te branden. Het vervangt de pijn niet. Niets kan dat vervangen. Het voelt als een kurkentrekker in mijn borst, die elke seconde dieper wordt gedraaid. Ik ren nog steeds zo snel als ik kan, kijkend naar de wereld, zoekend naar iets… iets dat duidelijk is. Dat gebeurt niet. Mijn tenen krommen. Mijn voeten steken. En de kurkentrekker draait verder. De takelwagen spuugt een zwarte wolk uitlaatgassen uit en verdwijnt in de verte. Uitgeput stop ik met rennen, net voorbij de oprijlaan waar de takelwagen de Toyota heeft opgepikt. Twee weken geleden was op korte afstand van mijn 85
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 85
13-4-10 21:31
huis een Aziatische bezorger van zeventien slachtoffer geworden van een aanrijding, waarna de schuldige was doorgereden. De politie had bijna zes uur lang lint om de locatie gespannen gehouden zodat ze verfmonsters konden verzamelen van de andere voertuigen waar de auto tegenaan gebotst was. Voorover gebogen en met zweet bedekt, kijk ik om me heen. Er is hier geen lint te zien. Wie hier gewerkt heeft… wie het hier heeft opgeruimd… ze hebben alle antwoorden die ze nodig hadden hier gevonden. Geen verdachten. Geen losse eindjes. Niets om je zorgen over te maken. In een roes schop ik tegen één enkel steentje. Het schiet over straat en tikt tegen de stoep. Net naast de telefoonpaal. Daaronder ligt her en der wat glas van koplampen; enkele pollen gras zijn uit de grond gerukt waar ze de auto hebben weggesleept. Verder is er bij de paal niets bijzonders te zien. Ik kijk omhoog. Misschien een beetje verbogen. Ik kijk langs de paal naar beneden en het is niet moeilijk te zien. Bandensporen in het grind laten me zien waar de banden van de Toyota begonnen te draaien. Van die plek leidt het spoor direct naar de oprijlaan. Om tot een eind te komen bij de afvalcontainer. Ik schop nog een steentje door het grind, maar als het de container raakt, klinkt het metalen geluid nu anders. Hol. Helemaal leeg. Aan de onderkant van de container zit een deuk en vlak daaronder ligt een donker plasje. Ik kan er niet naar kijken, maar… het moet. Met mijn kin op mijn borst kijk ik er met samengeknepen ogen snel en aarzelend naar. Ik verwacht dat het rood zal zijn, als in een slecht vervolg op een bloederige film. Dat is het niet. Het is zwart. Gewoon een oppervlakkige zwarte vlek. Alles wat er overblijft. Mijn maag draait en het zuur komt omhoog. Ik klem mijn kaken op elkaar om niet over te geven. Mijn hoofd lijkt zich weer van mijn lijf los te maken en ik wankel achteruit, zoekend naar steun. Dat vind ik niet. Ik val op 86
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 86
13-4-10 21:31
mijn kont, raak hard de oprijlaan, en haal mijn handen open aan de steentjes. Ik kan me met geen mogelijkheid bewegen. Ik rol op mijn zij, maar dat brengt me terug bij de deuk in de container. En de zwarte vlek. En de steentjes eromheen. Ik weet niet zeker waarom ik gekomen ben. Ik dacht dat ik me beter zou voelen. Maar dat gebeurt niet. Met mijn wang op de grond gedrukt krijg ik van dichtbij een blik op de smalle kruipruimte onder de afvalcontainer. Als ik klein genoeg was, zou ik me eronder verstoppen, verscholen achter de kauwgompapiertjes, lege bierflesjes en… en het enige dat hier duidelijk niet thuishoort… Het ligt echt verborgen daarachter; ik zie het alleen maar als de zon er precies op schijnt… Ik draai mijn hoofd opzij en schuif mijn arm onder de container. Ik haal een helderblauwe plastic badge tevoorschijn waar in witte letters op staat: Senaatbode Viv Parker Mijn mond valt open. Het gevoel verdwijnt uit mijn vingers. Er zit wat vuil op de letters, maar ik kan het er zo afvegen. De badge glimt – hij ligt hier nog niet lang. Ik kijk terug naar de deuk en de donkere vlek. Misschien pas een paar uur. O, shit. Er is maar één reden waarom Matthew in contact zou komen met een Senaatbode. Vandaag was de dag. Onze verdomde weddenschap… Als zij hier allebei waren, had iemand misschien… Mijn mobiel gaat af in mijn zak, en ik verschiet van het trillen tegen mijn been. ‘Harris,’ zeg ik als ik de telefoon openklap. ‘Harris, met Barry… waar ben je?’ Ik kijk het verlaten terrein rond en vraag me hetzelfde af. Barry mag dan wel blind zijn, maar hij is niet stom. Als hij me hier belt, dan… ‘Ik heb het net over Matthew gehoord,’ zegt Barry. ‘Ik 87
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 87
13-4-10 21:31
kan het niet geloven. Ik vind het zo… zo erg.’ ‘Wie heeft het je verteld?’ ‘Cheese. Hoezo?’ Ik sluit mijn ogen en vervloek mijn assistent. ‘Harris, waar ben je?’ vraagt Barry. Het is de tweede keer dat hij die vraag heeft gesteld. Alleen al daarom krijgt hij geen antwoord. Ik klim overeind en veeg het stof van mijn broek. Mijn hoofd loopt om. Ik kan dit nu niet… maar… ik moet het vragen. ‘Barry, heb je iemand anders hierover verteld? ‘ ‘Niemand. Bijna niemand. Hoezo?’ Hij kent me te goed. ‘Niets,’ zeg ik. ‘En hoe zit het met Matthews collega’s? Hebben zij het al gehoord?’ ‘Die heb ik eigenlijk net gebeld. Ik belde hen om het ze te vertellen, maar Dinah… Trish van de Senaat… ze wisten het al. Op de een of andere manier hebben zij het nieuws het eerst gehoord.’ Ik kijk naar de badge in mijn hand. De hele tijd dat we het spel speelden, was het onbelangrijk tegen wie we aan het wedden waren. Dat was deel van de lol. Maar nu krijg ik het donkerbruine vermoeden dat het juist het enige is dat ertoe doet. ‘Barry, ik moet ervandoor.’ Ik druk hem weg en toets een ander nummer in. Maar voordat ik daar klaar mee ben, klinkt er achter de container het zachte geknars van grind. Ik ren eromheen, maar er is niemand. Rustig blijven, zeg ik tegen mezelf. Ik adem diep in en laat de lucht naar mijn buik stromen. Net als mijn vader altijd deed als de rekeningen kwamen. Mijn vinger beweegt zich weer naar het toetsenbord. Tijd om naar de bron te gaan. En als het op het spel aankomt, is de enige bron die ik ken de persoon die mij heeft ingewijd. ‘Het kantoor van Bud Pasternak – waarmee kan ik u van dienst zijn?’ antwoordt een vrouwelijke stem. Barry’s baas. Mijn mentor. ‘Ik ben het, Melinda. Is hij aanwezig?’ 88
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 88
13-4-10 21:31
‘Sorry, Harris. Conference call.’ ‘Kun je hem wegroepen?’ ‘In dit geval niet.’ ‘Kom op, Melinda…’ ‘Slijmen helpt niet, scheet van me. Hij probeert een belangrijke cliënt binnen te halen.’ ‘Hoe belangrijk?’ ‘Zijn naam rijmt op Bicrosoft.’ Achter me klinkt opnieuw geknars. Ik draai me snel om zodat ik het geluid kan volgen. Iets verder op de oprijlaan, achter een paar onbeduidende bosjes. Nu is het klaar. Ik ben weg. ‘Wil je een boodschap achterlaten?’ vraagt Melinda. Niet hierover. Matthew… de fbi… Het lijkt wel een vloedgolf die boven mijn hoofd hangt, klaar om op me neer te storten. ‘Vertel hem maar dat ik langskom.’ ‘Harris, je gaat deze vergadering niet verstoren…’ ‘Ik peins er niet over,’ zeg ik terwijl ik de telefoon dichtklap. Ik ren alweer terug naar het viaduct. Het is niet zo ver naar First Street. De thuisbasis van Pasternak & Associates.
89
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 89
13-4-10 21:31
10
‘L
euk je te zien,’ zei Janos terwijl hij door de lobby van Pasternak & Associates liep en even naar de vrouwelijke beveiligingsambtenaar zwaaide. ‘Als u even wilt tekenen, alstublieft,’ vroeg de bewaakster en tikte met haar vinger op de map die open op het bureau lag. Janos stopte abrupt en keerde zich langzaam naar de bewaakster toe. Dit was niet het moment om een scène te schoppen. Het was beter om mee te spelen. ‘Geen probleem,’ gaf hij als antwoord. Hij liep naar het bureau toe. Snel krabbelde hij de naam Matthew Mercer op de intekenlijst. De bewaakster staarde naar de letters fbi op Janos’ blauw met gele windjack. Om het plaatje af te maken liet hij even snel een opgepoetste sherrifbadge zien die hij in een oude legerdumpwinkel op de kop had getikt. ‘Mooi weer, hè?’ vroeg de bewaakster, naar buiten kijkend door de enorme spiegelglazen ramen van de lobby. ‘Absoluut,’ antwoordde Janos en hij liep naar de liften. ‘Schitterend.’
90
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 90
13-4-10 21:31
11
‘L
euk je te zien, Barb,’ zeg ik. Ik loop snel door de lobby van Pasternak & Associates en werp de bewaakster een kushandje toe. Ze grijpt de kus en gooit hem opzij. Altijd hetzelfde grapje. ‘Hoe gaat het met Stevens?’ vraagt ze. ‘Oud en rijk. Hoe gaat het met… hoe gaat het met manlief?’ ‘Je bent zijn naam zeker vergeten, hè?’ ‘Sorry,’ zeg ik stotterend. ‘Het is een van die middagen.’ ‘Die heeft iedereen wel eens, liefje.’ Ik voel me er niet beter door. ‘Ben je hier voor Barry?’ Ik knik als de lift pingt. Barry zit op de tweede verdieping. Pasternak op de derde. Ik stap de lift binnen en druk op 3. Het moment dat de deuren sluiten, zak ik tegen de achterwand. Mijn glimlach is weg; mijn schouders zakken omlaag. In mijn zak speel ik met de badge van de bode. De lift gaat ratelend omhoog. Helemaal naar boven. Met een zoevend geluid glijden de deuren op de vierde verdieping open en ik wring me erdoor, de moderne gang in met de spotjes in het plafond. Rechts van me zit een receptioniste. Ik ga naar links. Pasternaks assistent laat me er nooit langs. Ik heb geen andere keuze dan om te lopen. De gang eindigt bij een melkglazen deur met 91
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 91
13-4-10 21:31
een cijfertoetsenbord. Ik heb Barry honderden keren naar binnen zien gaan. Ik toets de code in, het slot klikt en ik duw de deur open. Gewoon een lobbyist die zijn rondes maakt. Het is ingericht als een advocatenkantoor, maar dan met iets meer karakter. De muren van Pasternak & Associates zijn bedekt met modieuze zwart-witfoto’s van de Amerikaanse vlag die wappert boven het Capitool, het Witte Huis en elk ander monument in de stad – allemaal om patriottisme te tonen. De boodschap aan potentiële cliënten is duidelijk: lobbyisten van Pasternak & Associates omarmen het systeem – en kennen hun weg erin. De ultieme inside job. Ik verspil geen tijd, vermijd alle kantoren en sla rechtsaf naar de achterkant, voorbij het keukentje. Als ik geluk heb, zit Pasternak nog steeds in de vergaderkamer, niet in zijn… ‘Harris?’ hoor ik achter me roepen. Ik draai me om en plak een valse lach op mijn gezicht. Tot mijn verbazing herken ik het gezicht niet. ‘Harris Sandler, toch?’ vraagt hij weer, duidelijk verrast. Zijn stem kraakt als een oude deur en zijn treurige groene ogen houden een stille duisternis in zich. Zijn blik zit nu aan me vastgeklonken. Maar het enige waar ik me zorgen om maak, is het blauw met gele windjack van de fbi dat hij draagt. ‘Kan ik even met je praten?’ vraagt de man en hij gebaart me terug naar de vergaderkamer. ‘Het duurt maar even… ik beloof het.’
92
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 92
13-4-10 21:31
12
‘K
en ik u?’ vraag ik, zoekend naar informatie. De man in het fbi-windjack plakt zijn eigen valse glimlach op zijn gezicht en strijkt met zijn hand door zijn korte, grijzende haar. Ik ken die beweging. Stevens doet het als hij kiezers ontmoet. Een zielige poging om de situatie te vergemakkelijken. ‘Harris, misschien moeten we een plek vinden om te praten.’ ‘Ik… ik word bij Pasternak verwacht.’ ‘Dat weet ik. Het klinkt alsof hij een goede vriend voor je is geweest.’ Zijn lichaamstaal verandert op een bijna onmerkbare manier. Hij glimlacht, maar zijn kin wijst in mijn richting. Ik verdien mijn brood in de politiek. De meeste mensen zien dit soort dingen niet. Maar ik wel. ‘Nou, wil je dit gesprek in de vergaderkamer hebben, of bespreek je het liever in het bijzijn van het hele kantoor?’ vraagt hij. Hij maakt zijn punt meer dan duidelijk als hij gedag knikt naar een roodharige vrouw van middelbare leeftijd die de keuken inloopt om koffie te halen. Praten zonder ook maar iets te zeggen. Wie hij ook is, deze vent zou een geweldig Congreslid zijn. ‘Als dit over Matthew gaat…’ ‘Het gaat niet alleen over Matthew,’ onderbreekt de man me. ‘Wat me verbaast is dat Pasternak jouw naam erbuiten probeert te houden.’ ‘Ik weet niet waar u het over hebt.’ ‘Alsjeblieft, Harris. Zelfs een man die niet gokt zou 93
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 93
13-4-10 21:31
daartegen durven in te zetten.’ De verwijzing is net zo subtiel als een mokerslag. Hij weet niet alleen van Matthew. Hij weet van het spel. En hij wil dat ik dat weet. Ik staar hem ijzig aan. ‘Zit Pasternak in de vergaderkamer?’ ‘Deze kant op,’ zegt hij met een gebaar naar een plek verderop in de gang, als een ober die je voorgaat in een restaurant. ‘Na jou…’ Ik ga voorop. Hij volgt me. ‘Klinkt alsof jullie elkaar al lang kennen,’ zegt hij. ‘Pasternak en ik, of Matthew en ik?’ ‘Allebei,’ zegt hij en hangt een zwart-witfoto van het Hooggerechtshof recht aan de muur in de gang. Hij stelt vragen, maar heeft geen interesse in de antwoorden. Ik kijk over mijn schouder en bekijk hem snel van top tot teen. Windjack… grijze broek… en chocoladebruine kalfsleren schoenen. Het tinnen logo maakt duidelijk dat het merk Ferragamo is. Ik kijk weer terug naar de gang voor me. Mooie schoenen voor een overheidsloontje. ‘Hier is het,’ zegt hij en wijst naar een deur rechts van me. Net als de deur bij de liften is deze van melkglas en het enige dat ik zie is het vage silhouet van Pasternak die in zijn favoriete zwartleren stoel in het midden van de lange vergadertafel zit. Dat is een van Pasternaks eerste lessen: je kunt beter in het midden zitten dan aan het hoofd van de tafel – als je iets voor elkaar wilt krijgen, moet je dicht bij alle spelers zitten. Ik grijp de deurknop beet en draai. Het verbaast me niet dat Pasternak deze vergaderkamer heeft gekozen – het is de grootste van het kantoor – maar als de deur openzwaait zie ik tot mijn verbazing dat alle lampen uit zijn. Dat had ik eerst niet gemerkt. Op het vervagende zonlicht na dat door de grote erkerramen binnenkomt, zit Pasternak in het donker. De deur slaat achter me dicht en dat geluid wordt gevolgd door een soort elektrisch gezoem. Alsof een 94
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 94
13-4-10 21:31
transistorradio wordt aangezet. Ik draai me net op tijd om, om de man met de treurige ogen snel op me af te zien komen. In zijn hand heeft hij een klein doosje vast dat op een zwarte baksteen lijkt. Op het laatste moment leun ik naar achteren en beweeg ik mijn arm omhoog als schild. Het doosje ramt tegen mijn onderarm en bijt brandend in mijn arm. Verdomme. Heeft hij me net gestoken? Hij verwacht dat ik naar achteren ga. In plaats daarvan houd ik het doosje in mijn arm en trek ik hem nog dichter naar me toe. Als hij naar me toe valt, draai ik op mijn achterste been en geef ik hem een stomp recht tegen zijn oog. Zijn hoofd vliegt naar achteren en hij struikelt, valt tegen de dichte melkglazen deur. Hij laat het zwarte doosje los en het valt kapot op de vloer; batterijen rollen over het tapijt. De man is niet zo makkelijk verslagen. Hij klopt met zijn vingertoppen op zijn oog, kijkt me met een bewonderende glimlach aan; het lijkt wel alsof hij hier plezier in heeft. Je krijgt niet zo’n gezicht zonder een paar keer geslagen te worden, en die van hem heeft duidelijk betere stompen gehad dan de mijne. Hij likt zijn mondhoek en stuurt me zo de boodschap. Als ik hem schade wil toebrengen, moet ik beter mijn best doen. ‘Wie heeft je geleerd zo te slaan?’ zegt hij met krakende stem als hij zich bukt om de stukken van het zwarte doosje op te pakken en in zijn zak te doen. ‘Je vader of je oom?’ Hij laat merken dat hij dingen over me weet… probeert me emotioneel te krijgen. Hij maakt geen enkele kans. Ik heb meer dan twaalf jaar op Capitol Hill doorgebracht. Als het op mentaal boksen aankomt, heb ik het tegen een Congres vol Mohammed Ali’s opgenomen. Maar dat betekent niet dat alles ga riskeren in een vuistgevecht. Hij gaat staan en ik kijk om me heen voor hulp. ‘Buddy,’ roep ik naar Pasternak. Hij beweegt niet. Bij de vergadertafel… hij leunt achterover in zijn stoel. Een arm 95
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 95
13-4-10 21:31
bungelt over de armleuning. Zijn ogen zijn wagenwijd open. De wereld vervaagt als de tranen me in de ogen springen. Ik ren naar hem toe, sta abrupt stil, houd mijn handen omhoog. Raak het lichaam niet aan. ‘Je denkt altijd na, hè?’ roept Groenoog. Achter me hoor ik het geritsel van zijn blauw met gele windjack als hij langzaam op me af loopt. fbi, ammehoela. Ik draai me om en kijk hem aan. Hij lacht me overmoedig toe, ervan overtuigd dat hij mijn enige weg naar buiten blokkeert. Ik keer me naar het erkerraam toe en het terras erachter. Het terras, en de deur daar naartoe. Ik ren als een speer naar de glazen deur aan de andere kant van de kamer. Ook hier is een cijfertoetsenbord. Nu komt Groenoog in beweging. Mijn handen trillen als ik Barry’s code intoets. ‘Kom op…’ smeek ik, wachtend op de magnetische klik. De man rent om de vergadertafel heen, is tien passen achter me. Het slot klikt. Ik duw de deur open, draai me snel om en probeer hem dicht te smijten. Als ik hem binnensluit… Hij schuift zijn hand door de deuropening als de deur bijna dicht is. Er klinkt een hard krakend geluid. Hij klemt zijn kaken op elkaar van de pijn, maar laat niet los. Ik gooi mijn gewicht tegen de deur. Hij kijkt me kwaad aan door het glas, zijn groene ogen donkerder dan ooit. Nog steeds laat hij niet los. Zijn knokkels worden paars, zo hard houdt hij de kozijn vast. Hij wringt zijn schoen tussen de deur en het kozijn en begint de deur open te duwen. Dit kan ik niet winnen. Ik kijk over mijn schouder naar de rest van het terras, dat vol staat met teakhouten Adirondack-stoelen en bijpassende voetenbankjes. In de lente wordt het terras voornamelijk gebruikt voor luxe congressionele benefietavonden. Waarom zou je een kamer huren als je het binnenshuis kunt regelen? Links en rechts van me vormen met klimop bedekte houten rasters het idee van imitatiemuren voor het dak. Recht voor me is er een adembenemend uitzicht op de koepel van het Capitool 96
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 96
13-4-10 21:31
– en belangrijker, het gebouw van drie verdiepingen dat vlak naast dit gebouw staat. Het enige dat de twee gebouwen van elkaar scheidt, is de steeg van ongeveer twee meter breed. De man maakt zich op voor een laatste krachtsinspanning. Als zijn schouder de deur raakt, doe ik een stap opzij en laat ik de deur open zwaaien. Hij valt op de grond en ik ren recht naar de rand van het dak. ‘Dat haal je nooit,’ roept hij. Weer dat mentale spelletje. Ik luister niet. Ik denk niet. Ik ren alleen. Recht naar de rand. Ik vertel mezelf niet naar het gat te kijken, maar als ik er naartoe sprint, zie ik niets anders. Drie verdiepingen hoog. Ongeveer twee meter breed… als ik geluk heb minder… Laat het alsjeblieft minder zijn. Recht voor me uit starend en sprintend over de terracotta vloerstenen, klem ik mijn kaken op elkaar, spring op het betonnen muurtje en gooi mezelf de lucht in. Toen ik Matthew op de universiteit net leerde kennen, heeft hij me een keer verteld dat hij lang genoeg was om over de motorkap van een Kever heen te springen. Laten we hopen dat ik dat ook kan. Als ik over de afgrond van een kleine twee meter heen ben gevlogen, kom ik op mijn hakken neer op het dak van het naastgelegen gebouw en glijd ik weg tot ik achterover op mijn stuitje val. Een hete elektrische stoot schiet langs mijn ruggengraat omhoog. Dit dak is met teer bedekt – het brandt als ik neerkom. De impact alleen al zorgt voor een kleine wervelwind van dakstof die ik in mijn longen krijg, maar er is geen tijd om stil te blijven zitten. Ik kijk terug naar het andere gebouw. Groenoog sprint op me af, klaar om mijn sprong te evenaren. Ik krabbel overeind en kijk om me heen, op zoek naar een deur of een trap. Niets. Aan de andere kant van het dak zie ik de metalen staken van een brandtrap over het muurtje kruipen als de poten van een spin. Ik sprint eropaf, spring over de rand, glijd langs een roestige lad97
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 97
13-4-10 21:31
der naar beneden tot ik met een bons op het bovenste niveau van de brandtrap land. Ik houd de leuning vast en spring telkens een halve trap af, naar beneden cirkelend. Tegen de tijd dat ik de eerste verdieping heb bereikt, hoor ik een luid gekras en voel ik de hele brandtrap trillen. Boven landt de man op het bovenste niveau. Door het roosterwerk staart hij me kwaad aan. Ik heb een voorsprong van drie verdiepingen. Ik schop de metalen ladder los, waardoor die naar de stoep beneden in de steeg schiet. Ik laat me naar beneden glijden, mijn schoenen kletsen tegen het beton. Links van me loopt het dood. Rechts, aan de overkant van de straat, is Bullfeathers, een van de oudste bars in Capitol Hill. Happy Hour is nu aan de gang – de ideale tijd om in een menigte op te gaan. Ik ren de straat op, een toeter blèrt en een zilverkleurige Lexus komt piepend tot stilstand, me op het nippertje missend. Bij Bullfeathers zie ik Dan Dutko – zonder enige twijfel de aardigste lobbyist in de omgeving – die de deur openhoudt voor zijn hele gezelschap. ‘Hé, Harris, ik zag je baas op tv – je laat hem er echt goed uitzien,’ roept hij met een lach. Ik grijns geforceerd en baan me een weg door de groep, ondertussen bijna een vrouw met donker haar omver duwend. ‘Hoe kan ik u helpen?’ vraagt de gastvrouw als ik struikelend binnenkom. ‘Waar is het toilet?’ flap ik eruit. ‘Noodgeval.’ ‘N-Naar achteren en naar rechts,’ zegt ze. Ik maak haar duidelijk bang. Zonder snelheid te minderen ren ik langs de bar naar achteren. Maar ik sla niet rechtsaf naar het toilet. In plaats daarvan ren ik door de klapdeuren van de keuken, wring me langs de chef bij de frituur, duik langs een ober die een dienblad vol hamburgers op zijn hand balanceert, en spring de paar treden achterin op. Ik ram tegen de achterdeur aan en spring de steeg achter het restaurant in. Ik eet hier al meer dan twaalf jaar één keer per week. Ik weet waar 98
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 98
13-4-10 21:31
het toilet is. Maar als ik geluk heb, komt die man het restaurant binnengerend, vraagt waar ik ben en stuurt de gastvrouw hem naar achteren en naar rechts. En eindigt hij op het toilet. Ik jog achterstevoren door de steeg, mijn blik op de achterdeur van Bullfeathers’ gericht. Doodstil. Zelfs hij is niet zo goed dat hij… De deur vliegt open en de man rent naar buiten. We blijven allebei doodstil staan. Hij trekt zijn windjack recht, zijn hoofd schuddend om mijn voorspelbaarheid. Ik luister goed en hoor links van me het gekletter van sleutels. Schuin achter me maakt een twintigjarige jongen met een koptelefoon op de achterdeur van zijn flatgebouw open. Groenoog springt op me af. Ik spring op Koptelefoon af. ‘Sorry, maat. Sorry,’ zeg ik en dring voor. Als ik het gebouw in schiet, ruk ik zijn sleutels uit het slot en neem ze mee naar binnen. ‘Klootzak!’ roept de jongen. Ik knik nog eens verontschuldigend en sla de dikke metalen deur dicht. Hij staat buiten met Groenoog. Ik sta alleen binnen. Ik hoor hem al met zijn schouder tegen de deur beuken. Net als eerder, zal dit niet lang duren. Achter me kan ik het grijze industriële trappenhuis naar boven of naar beneden volgen. Te zien aan het uitzicht bij de trapleuning leidt de trap naar boven naar de entree en de rest van het gebouw. Naar beneden is het maar één trap en het loopt dood bij een fietsenstalling. Het meest logische is om naar boven te gaan. Dat biedt een uitweg. Nog belangrijker, al mijn instincten zeggen me naar boven te gaan. En dat is precies de reden dat ik naar beneden ga. Logisch nadenken kan de pot op. Wie deze psychopaat ook is, hij heeft mijn gedachten al lang genoeg kunnen lezen. Ik ren naar de doodlopende ruimte beneden en zie daar twee lege emmers en zeven fietsen, een daarvan 99
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 99
13-4-10 21:31
heeft zijwieltjes en regenboogkleurige lintjes aan het stuur. Ik ben MacGyver niet. Er is niets dat ik als wapen kan gebruiken. Ik spring over het metalen fietsenrek, maak me daar zo klein mogelijk en kijk voorzichtig op naar de trapleuning. Vanuit deze hoek is het niet mogelijk me beter te verstoppen. Boven slaat de deur tegen de betonnen muur en hij komt het trappenhuis binnen. Hij staat onder aan de trap en overweegt de mogelijkheden. Er is geen tijd om beide opties na te gaan – voor ons allebei telt elke seconde. Ik houd mijn adem in en sluit mijn ogen. Zijn suède schoenen schrapen over het beton als hij een klein stapje naar voren doet. Zijn windjack ritselt. Hij tikt zacht met zijn nagel tegen de trapleuning. Hij kijkt over de rand. Twee seconden later racet hij naar de trap toe… maar met elke stap wordt het geluid zachter. In de verte knalt weer een metalen deur tegen een muur. Dan is het stil. Hij is weg. Maar als ik mijn hoofd op hef en inadem, besef ik al snel dat dit pas het begin van mijn problemen is. Ik probeer op te staan, maar ik ben duizelig. Ik kan nauwelijks mijn balans vinden – de adrenaline is allang weggezakt. Ik zink weer neer in de hoek, mijn armen als slappe elastiekjes langs mijn zij. Net als die van Pasternak. Die van Matthew. God… Ik sluit mijn ogen weer. Weer staren ze me allebei aan. Zij zijn alles wat ik zie. Matthews kleine lach en slungelige manier van lopen… de manier waarop Pasternak zijn middelste knokkel liet knakken… Opgekruld als een bal, kan ik niet eens opkijken. Ik ben precies op de plek waar ik hoor te zijn. Matthew plaatste me altijd op een voetstuk. Net als Pasternak. Maar ik was nooit zo anders. Of minder bang. Ik was gewoon beter in het verbergen ervan. Ik keer me naar de fiets met zijwieltjes toe, maar die doet me alleen maar denken aan Pasternaks tweejarige 100
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 100
13-4-10 21:31
zoontje… zijn vrouw, Carol… Matthews ouders… zijn broers… hun levens… allemaal verpest… Ik lik langs mijn bovenlip en proef de zilte smaak van zout op mijn tong. Het is de eerste keer dat ik merk dat de tranen over mijn gezicht stromen. Het was een spel. Gewoon een stom spelletje. Maar net als bij elk ander spel was er maar een stomme zet voor nodig om het spelen te stoppen en iedereen eraan te herinneren hoe makkelijk het is om gewond te raken. Wat Matthew ook zag… wat hij ook deed… de man die mij achterna zit, probeert het duidelijk stil te houden. Tot elke prijs. En hij is ook zeker geen beginneling. Als ik terugdenk aan hoe hij Matthew heeft achtergelaten. En Pasternak… dat is de reden dat hij de stukken van het zwarte doosje heeft opgeraapt. Als ze zijn lichaam vinden, is er geen enkele reden om vreemd op te kijken. Mensen sterven elke dag aan hun bureau. Ik schud mijn hoofd als ik over mijn nieuwe realiteit nadenk. Die griezelige gek… de manier waarop hij alles heeft opgezet… en dat zwarte doosje, wat het ook was. Hij mag dan niet van de fbi zijn, die vent is duidelijk een professional. En hoewel ik niet weet of hij het hele spel afsluit of alleen maar onze tak ervan, is er geen genie voor nodig om de tendens op te merken. Pasternak heeft mij uitgenodigd, en ik Matthew. Twee weg, nog een te gaan. En ik draag de roos pal op mijn borst. Ik trek mijn knieën op naar mijn borst en bid dat dit alles slechts een nare droom is. Maar dat is het niet. Mijn vrienden zijn dood. En ik ben de volgende. Hoe heeft dit verdomme kunnen gebeuren? Ik kijk om me heen en zie mijn gezicht weerspiegeld in het chromen stuur van de kinderfiets. Het is alsof ik in een lepel kijk. De hele wereld is verwrongen. Ik kan me hier niet alleen uit redden – niet zonder hulp. Ik race de trap op en de achterdeur uit. Ik ren vijf straten zonder te stoppen. Ik weet niet zeker of dit ver genoeg is; ik klap mijn telefoon open en bel het informatienummer. 101
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 101
13-4-10 21:31
‘Welke stad?’ vraagt een opgenomen vrouwenstem. ‘Washington D.C.’ ‘Welke afdeling?’ ‘Het Ministerie van Justitie.’ Ik druk het mobieltje tegen mijn oor als ik het nummer krijg. Zeven cijfers later moet ik nog langs drie secretaresses voordat ik word doorverbonden. Zij hebben hun wapen gebruikt, nu ga ik het mijne gebruiken. Zoals altijd neemt hij meteen op. ‘Ik ben er,’ zegt hij. ‘Met Harris,’ vertel ik hem. ‘Ik heb hulp nodig.’ ‘Waar en wanneer? Ik ben al onderweg…’
102
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 102
13-4-10 21:31
13 ‘J
e bent hem kwijtgeraakt?’ ‘Voor nu,’ zei Janos in zijn mobieltje terwijl hij de hoek voorbij Bullfeathers omsloeg. ‘Maar hij zal niet lang… ’ ‘Dat vroeg ik niet. Wat ik vroeg was: Ben. Jij. Harris. Kwijtgeraakt?’ Janos bleef abrupt staan, midden op straat. Een man in een kastanjebruine Oldsmobile toeterde en, schreeuwde dat hij aan de kant moest gaan. Janos bleef staan. Hij keerde de Oldsmobile zijn rug toe, greep het mobieltje stevig beet en ademde diep in. ‘Ja,’ zei hij. ‘Ja, Mr. Sauls, ik ben hem kwijtgeraakt.’ Sauls liet een stilte vallen om zijn punt maken. Klootzak, dacht Janos. Belangrijke mensen vonden het altijd nodig om hun gelijk te halen. ‘Zijn we klaar?’ vroeg Janos. ‘Ja. Voor nu,’ antwoordde Sauls. ‘Mooi… hou dan op met je zorgen te maken. Ik heb een lang gesprek met de informant gehad. Ik weet waar Harris woont.’ ‘Denk je echt dat hij stom genoeg is om naar huis te gaan?’ ‘Ik heb het niet over zijn huis,’ zei Janos. ‘Ik heb hem zes maanden bestudeerd. Ik weet waar hij woont.’ Toen Janos eindelijk naar de stoep liep, liet de man in de Oldsmobile zijn toeter los en trapte het gas diep in. De auto schoot naar voren en kwam naast Janos tot stil103
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 103
13-4-10 21:31
stand. De bestuurder draaide het raampje aan de passagierskant half open. ‘Waar zijn je manieren, eikel!’ riep hij. Janos boog zich wat naar de auto en leunde met zijn arm tegen het halfopen raam, dat een beetje meegaf onder de druk. Zijn jasje viel ver genoeg open zodat de man de leren schouderholster van Janos kon zien en, nog belangrijker, het negen-millimeter Sig-pistool dat erin zat. De rechter mondhoek van Janos trok omhoog. De man in de Oldsmobile gaf plankgas. Toen de auto met piepende banden wegreed, hield Janos zijn arm stevig tegen de wagen gedrukt. Zijn ring kraste langs de wegschietende Oldsmobile.
104
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 104
13-4-10 21:31
14
‘W
il je iets bestellen?’ vraagt de serveerster. ‘Ja… ja!’ zeg ik en kijk op van het menu. Zij is van mening dat ik dat al te lang heb zitten bestuderen. Ze heeft een beetje gelijk. Ik zit hier al een kwartier, maar de enige reden dat ik het menu open, is om mijn gezicht te verbergen. ‘Ik wil een Stan’s Famous, zeg ik. ‘Hoe wil je die?’ ‘Kort gebakken. Geen kaas… en wat gegrilde uien…’ Het citaat op het menu leest: ‘het allerbeste drankje van de stad,’ maar de enige reden dat ik Stan’s restaurant heb uitgekozen is vanwege de klanten die er komen. Omdat het gelegen is aan dezelfde straat als de kantoren van de Washington Post, hangen hier altijd wat verslaggevers en redacteuren rond. En aangezien de meeste deadlines al verstreken zijn, zit de bar zo goed als vol. Ik heb mijn lesje geleerd. Als er iets fout gaat, wil ik getuigen met toegang tot grote hoeveelheden inkt. ‘Zal ik die meenemen?’ vraagt de serveerster en ze reikt naar het menu. ‘Ik wil hem eigenlijk nog even houden… als het goed is.’ Ze lacht en kijkt me goed aan. ‘Jeetje, je hebt zulke groene ogen.’ ‘B-Bedankt.’ ‘Het spijt me,’ zegt ze en stopt dan opeens. ‘Ik wilde niet…’ 105
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 105
13-4-10 21:31
‘Het is al goed,’ zeg ik. ‘Mijn vrouw zegt hetzelfde.’ Ze kijkt naar mijn hand, maar ziet geen ring. Ze loopt geïrriteerd weg. Dit uitstapje is niet bedoeld om nieuwe vrienden te maken, maar om oude vrienden weer eens te zien… Ik kijk op mijn horloge en dan naar de ingang. Ik heb hem gevraagd om hier om negen uur te zijn. Zijn agenda kennende, had ik verwacht dat hij hier om kwart over negen zou zijn. Het is nu bijna half tien. Ik pak mijn mobieltje om… De deur gaat open en hij komt binnengelopen met het lichte hinken dat hij heeft overgehouden aan een oud skiongeluk. Hij houdt zijn hoofd omlaag in de hoop niet op te vallen, maar minstens vier mensen keren zich om en doen alsof ze niet kijken. Nu weet ik wie de verslaggevers zijn. Toen ik Lowell Nash voor het eerst ontmoette, was ik een tweedejaars stafmedewerker en was de zorg van de automatische handtekeningmachine aan mij toevertrouwd; hij was de personeelschef die mijn aanbevelingsbrief schreef voor de nachtafdeling van Georgetown Law. Drie jaar later, toen hij voor zichzelf begon, heb ik hem een gunst verleend door een paar grote donateurs zijn kant op te sturen als cliënten. Twee jaar geleden heeft hij mij weer geholpen door met zijn advocatenkantoor vijftigduizend dollar bij elkaar te halen voor de herverkiezingscampagne van de senator. Toen de president hem vorig jaar nomineerde voor de positie van plaatsvervangend minister van Justitie, heb ik ervoor gezorgd dat de senator – sinds lange tijd lid van de rechterlijke commissie – het aanstellingsproces zo soepel mogelijk liet verlopen. Zo werkt Washington. De ene gunst verdient de andere. Lowell is nu de op een na belangrijkste persoon bij Justitie – een van de hoogste posities op het gebied van ordehandhaving in het land. Ik ken hem al meer dan tien jaar. Ik heb hem de laatste gunst verleend. Nu heb ik er een nodig. 106
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 106
13-4-10 21:31
‘Congreslid,’ zegt hij en knikt me toe. ‘Meneer de president,’ zeg ik en knik terug. Het is niet geheel onmogelijk. Op 42-jarige leeftijd is Lowell de jongste gekleurde man ooit in deze positie. Dat alleen geeft hem nationale bekendheid. Zoals de Legal Times kopte: de volgende colin powell? In navolging van het artikel draagt hij zijn haar kortgeschoren en zit hij altijd aandachtig rechtop. Hij heeft nooit in het leger gezeten, maar kent het belang van de juiste uitstraling. Zoals ik al zei, Lowell is op de goede weg – dat wil zeggen, een persoonlijke ramp buiten beschouwing gelaten. ‘Je ziet er verschrikkelijk uit,’ zegt hij als hij zijn zwarte overjas over de rug van de stoel vouwt en zijn sleutels naast mijn identieke mobieltjes gooit. Ik zeg niets. ‘Vertel me gewoon wat er is gebeurd…’ Weer niets. ‘Kom op, Harris – zeg eens wat,’ smeekt hij. Daar valt niets tegenin te brengen. Daarvoor ben ik hier. Uiteindelijk kijk ik op. ‘Lowell, ik heb je hulp nodig.’ ‘Privé of professionele hulp?’ ‘Officiële hulp.’ Hij vouwt zijn handen met de wijsvingers naar boven wijzend, kerktorenstijl, en legt ze op tafel. ‘Hoe erg is het?’ vraagt hij. ‘Pasternak is dood.’ Hij knikt. Dergelijk nieuws gaat hier als een lopend vuurtje. Helemaal als het je oude baas betreft. ‘Ik hoorde dat het een hartaanval was,’ gaat hij verder. ‘Is dat wat ze zeggen?’ Deze keer zegt hij niets. Hij draait zich naar de verslaggevers toe, kijkt snel het restaurant rond en keert zich weer naar mij. ‘Vertel me over Matthew,’ zegt hij uiteindelijk. Ik begin het uit te leggen, maar stop. Dit slaat nergens op. Hij kent Matthew niet. Lowell en ik kijken elkaar aan. Hij kijkt snel weg. 107
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 107
13-4-10 21:31
‘Lowell, wat is er aan de hand?’ ‘Hamburger… kort gebakken,’ onderbreekt de serveerster me. Ze zet het bord met een klap voor me neer. ‘Jij ook iets?’ vraagt ze Lowell. ‘Nee, dank je.’ Ze geeft me een laatste kans om het goed te maken en naar haar te glimlachen. Als ik dat niet doe, kijkt ze me boos aan en loopt ze naar een andere tafel. ‘Lowell, dit is niet…’ Ik val stil en met moeite ga ik fluisterend verder: ‘Lowell, hou nou eens op met dat stille, zenuwachtige gedoe – het gaat om mijn leven…’ Hij kijkt me nog steeds niet aan. Hij staart naar het tafelblad, speelt met zijn sleutels. ‘Lowell, als je iets weet…’ ‘Jij bent nu hun doel.’ ‘Wát?’ ‘Je bent het doel, Harris. Als ze je vinden, ben je er geweest.’ ‘Waar heb je het over? Wie zijn zij? Hoe ken je hen?’ Lowell kijkt over zijn schouder. Ik dacht dat hij de verslaggevers aan het bestuderen was. Dat deed hij niet. Hij houdt de deur in de gaten. ‘Je kunt hier maar beter weggaan,’ zegt hij. ‘Ik… Ik begrijp het niet. Ga je me niet helpen?’ ‘Snap je het niet, Harris? Het spel is…’ ‘Jij weet van het spel?’ ‘Luister naar me, Harris. Deze mensen zijn beesten.’ ‘Maar jij bent mijn vriend,’ dring ik aan. Zijn blik gaat naar zijn sleutelbos, waar een klein plastic fotolijstje aan hangt. Hij wrijft met zijn duim over de foto en ik kijk er wat beter naar. Op de foto staan zijn vrouw en dochter van vier. Ze staan op het strand met de branding achter hen. ‘We zijn niet allemaal perfect, Harris,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Soms doen onze fouten niet alleen onszelf pijn.’ Mijn ogen blijven op de sleutelbos gericht. Wat ze over Lowell weten… Ik wil het niet eens weten. ‘Je kunt beter gaan,’ zegt hij een tweede keer. 108
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 108
13-4-10 21:31
De hamburger blijft onaangeroerd voor me staan. Als ik al trek had, is die nu weg. ‘Ken je de man die Matthew en Pasternak heeft vermoord?’ ‘Janos,’ zegt hij en zijn stem schiet uit. ‘Ze zouden die man in een kooi moeten zetten.’ ‘Voor wie werkt hij? De politie of een bureau?’ Zijn handen beginnen te trillen. Hij begint het te verliezen. ‘Het spijt me van je vrienden…’ ‘Alsjeblieft, Lowell…’ ‘Vraag me niets meer,’ zegt hij smekend. Over zijn schouder zie ik de vier verslaggevers onze kant op draaien. Ik sluit mijn ogen en laat mijn handen plat op tafel rusten. Als ik ze weer open, zie ik Lowell op zijn horloge kijken. ‘Ga,’ zegt hij. ‘Nú!’ Ik geef hem een laatste kans. Hij neemt die niet. ‘Het spijt me, Harris.’ Ik sta op, mijn trillende benen negerend, en zet een stap richting de uitgang. Lowell grijpt mijn pols beet. ‘Niet die kant,’ fluistert hij en gebaart naar de achterkant van de ruimte. Ik blijf staan, onzeker of ik hem kan vertrouwen. Ik heb eigenlijk geen keuze. Voor de tweede keer die dag ren ik naar de keuken en ga ik door de klapdeuren. ‘Je mag daar niet komen,’ snauwt de serveerster. Ik negeer haar. En ja, voorbij de gootstenen staat een deur open. Ik sprint naar buiten, ga het betonnen trapje op en ren verder, twee keer rechtsaf slaand in de slecht verlichte steeg. Een zwarte rat rent voor me weg, maar dat is wel de minste van mijn zorgen. Wie deze mensen ook zijn – hoe kunnen ze in godsnaam zo snel aan de touwtjes trekken? Ik voel een stekende pijn in mijn nek en heel even draait de wereld om me heen. Ik moet even zitten… nadenken… een plek vinden om onder te duiken. In gedachten loop ik de korte lijst af met mensen waar ik op kan rekenen. Maar na het zien van Lowells reactie, is het duidelijk dat voor wie Janos dan ook 109
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 109
13-4-10 21:31
werkt, ze mijn leven binnenstebuiten keren. En als ze bij iemand met zoveel invloed als Lowell kunnen komen… Recht voor me schiet een ambulance Vermont Avenue op. De sirenes zijn oorverdovend als ze tussen de muren van de bakstenen steeg weerkaatsen. Instinctief wil ik een van mijn mobieltjes pakken. Ik klop op mijn zakken. Shit… ik zal ze toch niet in het… Ik sta stil en keer me om. Op de tafel in het restaurant. Nee. Ik kan niet teruggaan. Voor de zekerheid controleer ik het borstzakje van mijn jasje. Er zit iets in, maar het is geen mobieltje. Ik open mijn hand en lees weer de naam op de blauwe plastic badge: Senaatbode Viv Parker De witte letters lichten bijna voor mijn ogen op. In de verte vervaagt het geluid van de sirenes van de ambulance. Het gaat een lange nacht worden, maar als ik de hoek om sla en over Vermont Avenue ren, weet ik precies waar ik heenga.
110
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 110
13-4-10 21:31
15
L
owell Nash stond buiten Stan’s Restaurant en speurde de stoepen van Vermont Avenue af. Hij staarde naar de schaduwen in de portieken van de winkels. Hij bestudeerde zelfs de dakloze man die op het bankje bij de bushalte aan de overkant van de straat sliep. Maar toen hij de hoek om ging naar L Street, zag hij niets bewegen. Sneller lopend, haastte hij zich naar zijn auto die halverwege het blok geparkeerd stond. Weer controleerde Lowell de stoepen, de portieken en de bankjes bij de bushalte. Als zijn recente beruchtheid hem iets had geleerd, was het wel geen risico’s te nemen. Hij was bijna bij de zilverkleurige Audi, graaide naar zijn autosleutel, drukte op een knopje en hoorde de sloten open springen. Hij keek nog een laatste keer om zich heen, schoof toen de auto in en trok de deur meteen achter zich dicht. ‘Waar is hij, verdomme?’ vroeg Janos vanaf de passagiersstoel. Lowell schreeuwde het uit, maakte zo’n snelle beweging dat hij zijn telefoonbotje tegen het portier stootte. ‘Waar is Harris?’ vroeg Janos op eisende toon. ‘Ik was…’ Hij greep zijn elleboog vast in een poging de pijn te verminderen. ‘Eh… ik vroeg me hetzelfde af over jou.’ ‘Waar heb je het over?’ 111
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 111
13-4-10 21:31
‘Ik heb bijna een uur zitten wachten. Uiteindelijk is hij vertrokken.’ ‘Hij was er al?’ ‘En is weer weg,’ antwoordde Lowell. ‘Waar zat je?’ Janos fronste kwaad zijn voorhoofd. ‘Je zei tien uur,’ zei hij nadrukkelijk. ‘Ik heb negen uur gezegd.’ ‘Neem me nou niet in de maling.’ ‘Ik zweer het, ik heb negen uur gezegd.’ ‘Ik heb je tien… ’ Janos viel stil. Hij bekeek Lowell nauwkeurig. De brandende pijn in zijn telefoonbotje was alweer weggetrokken, maar Lowell zat nog steeds voorover gebogen, hij hield zijn elleboog vast en keek hem niet aan. Als Janos de uitdrukking op zijn gezicht kon zien, zou hij ook de paniek zien. Lowell mocht dan zwak zijn, hij was geen rat. Harris was nog steeds een vriend. ‘Zit niet met me te kloten,’ zei Janos op waarschuwende toon. Lowell keek snel op, zijn ogen groot van angst. ‘Nooit… Dat zou ik nooit…’ Janos kneep zijn ogen samen en bekeek zijn gezicht grondig. ‘Ik zweer het je,’ zei Lowell. Janos bleef staren. Een seconde ging voorbij. Weer twee. Janos’ arm schoot uit, hij greep Lowell bij het gezicht en ramde zijn hoofd tegen het raam bij de bestuurderskant. En nog eens. Lowell greep Janos bij de pols in een poging de vaste grip te verbreken. Janos ging door. Bij de laatste duw legde hij zijn volle gewicht erachter. Het raam barstte uiteindelijk door de impact; er zat een grote ster in. Lowell viel terug in zijn stoel en hield zijn bonzende hoofd vast. Hij voelde het bloed langs zijn nek druipen. ‘B-Ben je gek?’ Zonder verder iets te zeggen, opende Janos het portier en stapte de warme avond in. Het kostte Lowell twintig minuten om weer een 112
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 112
13-4-10 21:31
beetje tot zichzelf te komen. Toen hij thuiskwam, vertelde hij zijn vrouw dat een of ander joch op Sixteenth Street een steen naar de auto had gegooid.
113
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 113
13-4-10 21:31
16
‘K
ijk – hij doet het weer,’ zei Viv Parker op maandagmiddag, naar de wat oudere senator uit Illinois wijzend. ‘Waar?’ ‘Dáár…’ Aan de andere kant van de Senaat, in de derde rij van antieke bureaus, kijkt de senior senator uit Illinois naar beneden, weg van Viv. ‘Sorry, ik zie het nog steeds niet,’ fluisterde Devin terwijl er achter hen met de hamer wordt geslagen. Als bodes voor de Senaat van de Verenigde Staten zaten Viv en Devin op de smalle, met tapijt bedekte treden aan de zijkant van het podium, letterlijk te wachten tot de telefoon knipperde. Dat duurde nooit lang. Binnen een minuut kwam er een lage zoemtoon uit de telefoon en kwam met een schok een oranje lampje tot leven. Maar Viv noch Devin nam op. ‘Senaat, met Thomas,’ antwoordde een blonde bode met een Virginia-accent die meteen opsprong. Viv wist eigenlijk niet waarom hij bij elk telefoontje opstond. Toen ze het Thomas had gevraagd, had hij gezegd dat het gedeeltelijk uit etiquette was en gedeeltelijk in voorbereiding, voor het geval hij naar een voorbijlopende senator moest uitkijken. Persoonlijk vond Viv dat er maar één reden was waarom hij het deed: laten zien dat hij hoofdbode was. Zelfs onder aan de ladder regeerde de hiërarchie. 114
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 114
13-4-10 21:31
‘Ja, komt voor elkaar,’ zei de hoofdbode in de hoorn. Hij hing op en keek naar Devin en Viv. ‘Ze hebben iemand nodig,’ zei hij. Met een knik stond Devin op en hij rende naar de garderobe. Viv keek naar de senator uit Illinois die zijn hoofd weer had opgeheven en recht naar haar loerde. Viv probeerde weg te kijken, maar ze kon die blik niet negeren. Het was alsof zijn blik recht door haar heen ging. Spelend met het Senaat-id om haar hals, vroeg ze zich af hij daar naar staarde. Het zou haar niet verbazen. Het pasje was haar entreebewijs. Vanaf de eerste dag had ze zich bezorgd afgevraagd dat iemand het weer terug zou willen. Of misschien staarde hij naar haar goedkope marineblauwe pak… of was het omdat ze gekleurd was… of omdat ze langer was dan de meeste bodes, inclusief de jongens. Bijna 1.80 meter – en dat was nog zonder haar versleten schoenen en haar korte afrokapsel. Achter haar zoemde de telefoon zacht. ‘Senaat, met Thomas,’ zei de hoofdbode die weer was opgesprongen. ‘Ja, komt voor elkaar.’ Hij keerde zich naar Viv toen hij ophing. ‘Ze hebben iemand nodig…’ Met een knik stond Viv op, maar ze bleef zorgvuldig naar de blauwe vloerbedekking kijken in een laatste poging de blik van de senator uit Illinois te vermijden. Ze had geen probleem met haar huidskleur. Hetzelfde gold voor haar lengte – zoals haar moeder haar geleerd had, maak je geen excuses voor wat God je gegeven heeft. Maar als het haar pak was, hoe stom het ook klonk, nou… sommige dingen raakten je nou eenmaal. Vanaf de dag dat ze hier waren begonnen, hadden al de 29 andere bodes met plezier geklaagd over het vereiste uniform. Elke Senaatbode zeurde erover. Iedereen, behalve Viv. Zoals ze op haar school in Michigan geleerd had, waren de enige mensen die over een verplicht uniform klaagden degenen die aan de modeshow konden meedoen. ‘Kom op, Viv, ze hebben nu iemand nodig,’ riep de hoofdbode vanaf het podium met het spreekgestoelte. 115
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 115
13-4-10 21:31
Viv keek niet om. Terwijl ze zich naar de garderobe achter in de ruimte haastte, keek ze alleen maar naar de vloer. Ze voelde nog steeds de blik van de senator door zich heen boren. Ze wilde geen oogcontact maken en snelwandelde over het middenpad – maar toen ze langs de rijen antieke bureaus vloog, kon ze de dwingende stem in haar hoofd niet negeren. Het was dezelfde stem die ze had gehoord toen ze elf was en Darlene Bresloff haar rollerblades had gestolen… en toen ze dertien was en Neil Grubin expres ahornsiroop over haar kerkkleren heen had gespoten. Het was een sterke stem die niet toegaf. Het was de stem van haar moeder. Dezelfde moeder die Viv naar Darlene had laten lopen om haar rollerblades onmiddellijk terug te eisen … en die, terwijl Viv haar had gesmeekt om het niet te doen, met de met ahornsiroop besmeurde kleren naar Neils huis was gelopen, drie trappen op, de woonkamer in, zodat Neils moeder – die ze nooit eerder hadden ontmoet – het zelf kon zien. Dat was de stem die door haar hoofd spookte. En dat was de stem die ze halverwege het pad hoorde… en de senator was nog voor haar. Misschien moet ik gewoon iets zeggen, besloot Viv. Niets onbeleefds, zoals Heb ik iets van u aan? Nee, het was nog steeds een senator van de Verenigde Staten. Er was geen enkele reden om stom te zijn. Het was beter om het simpel te houden: Hallo, senator… of Aangenaam u te ontmoeten, senator… of iets als… als… Kan ik u ergens mee helpen? Dat was het. Kan ik u helpen? Eenvoudig, maar recht voor zijn raap. Net als mama. Met minder dan zes meter te gaan, hief Viv haar kin hoog genoeg om te kijken of de senator er nog was. Hij zat nog steeds achter het honderd jaar oude bureau. Hij keek nog steeds naar haar. Met twee stappen was Vivs vaart ongemerkt afgenomen, en weer greep ze het id om haar hals vast. Met haar duimnagel kraste ze over het stukje plakband op de achterkant van het kaartje dat de uitgeknipte foto van haar moeder op zijn plaats hield. Vivs foto op de voorkant, mama op de 116
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 116
13-4-10 21:31
achterkant. Viv was niet alleen naar de Senaat gekomen; ze wilde hier ook niet alleen zijn. En met mam op haar borst… nou… iedereen verbergt zijn kracht op een andere plek. Zo’n drie meter voor haar, aan het einde van het pad, bleef de senator staan. Vivian, laat je niet de grond onder je voeten wegslaan, hoorde ze haar moeder waarschuwen. Positief blijven. Viv klemde haar kaken op elkaar op het moment dat de schoenen van de senator in beeld kwamen. Ze hoefde alleen maar op te kijken en de woorden te zeggen. Kan ik u ergens mee helpen? Kan ik u ergens mee helpen? Ze herhaalde ze keer op keer in gedachten. Ze bleef met haar nagel over de achterkant van haar id krassen. Positief blijven. Ze was nu zo dichtbij dat ze de omslag van de pantalon van de senator kon zien. Gewoon opkijken, zei ze tegen zichzelf. Positief blijven. En na een laatste keer diep te hebben ingeademd, deed Viv dat ook. Ze vermande zich, hief haar hoofd, keek recht in de donkergrijze ogen van de senator… en keek snel weer terug naar het donkerblauwe tapijt. ‘Pardon,’ fluisterde Viv en ze stapte om hem heen. De senator keek niet eens toen ze hem voorbijliep. Ze stapte van het pad af en liep naar de achterkant van de ruimte. Viv liet eindelijk haar id los… en voelde het tegen haar borst vallen. ‘Ik heb er een voor je, Viv,’ kondigde Blutter aan toen ze de glazen paneeldeur opentrok en de bekende muffe geur van de garderobe inademde. Van oorsprong was de garderobe bedoeld om de jassen van de senators op te slaan als ze in de Senaat moesten zijn en het was nog steeds een kleine, benauwende ruimte… Ze hoefde niet ver te lopen om bij Blutter te komen. ‘Is het ver?’ vroeg Viv, nu al uitgeput. ‘s-414-d,’ zei Blutter vanaf zijn stoel achter het centrale bureau. Van de vier voltijd stafmedewerkers die de telefoon aannamen in de garderobe, was Ron Blutter met zijn 22 jaar de jongste. Dat was ook de reden dat hij de aangewezen garderobebaas was en aan het hoofd 117
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 117
13-4-10 21:31
stond van het bodeprogramma. Blutter wist dat het een schijtbaantje was – het in het oog houden van de hormonale zestien- en zeventienjarigen van zijn partij – maar het was tenminste beter dan zelf een bode zijn. ‘Er werd speciaal naar jou gevraagd,’ zei Blutter. ‘Heeft iets te maken met het kantoor van je sponsor.’ Viv knikte. De enige manier waarop je een baan als bode kreeg, was als je door een senator gesponsord werd, maar als de enige gekleurde bode in het hele bodeprogramma was ze wel gewend aan het feit dat er ander vereisten waren voor deze baan dan het rondbrengen van pakjes. ‘Weer een fotomoment?’ vroeg ze. ‘Ja, denk het wel.’ Achter haar ging de deur naar de garderobe open en kwam de senator uit Illinois naar binnen gestormd. Hij ging recht op de oude houten telefoonhokjes af die langs de wand van de L-vormige kamer geplaatst waren. Zoals altijd zaten senators in de hokjes om telefoontjes te beantwoorden, een eind wegkletsend. De senator stapte het eerste hokje in aan de rechterkant en schoof de deur dicht. ‘Trouwens, Viv,’ zei Blutter terwijl zijn telefoon begon te rinkelen, ‘laat senator Griezel je niet op de kast jagen. Het ligt aan hem, niet aan jou. Altijd als hij zich voorbereidt voor een toespraak in de Senaat, staart hij door iedereen heen alsof ze er niet zijn.’ ‘Nee, ik weet… Alleen…’ ‘Het ligt aan hem, niet aan jou,’ zei hij nog eens. ‘Hoor je me? Het ligt aan hem.’ Viv hief haar kin, rechtte haar schouders en knoopte haar jasje dicht. Haar id bungelde om haar hals. Ze liep zo snel mogelijk naar de deur. Blutter richtte zich weer op de telefoons. Ze wilde absoluut niet dat hij de lach op haar gezicht zag. telde Viv terwijl ze kamernummers volgde op de derde verdieping van het Capitool. Ze had niet gedacht dat senator Kelso hier kantoren had, maar dat was typisch het Capitool – iedereen
s-414-b… s-414-c… s-414-d…
118
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 118
13-4-10 21:31
zat overal. Ze herinnerde zich het verhaal over de stafmedewerkster die een hele nieuwe betekenis had gegeven aan het begrip een senator klaarstomen, stond stil bij de zware eikenhouten deur en klopte er kort op. Ze wist dat het een broodje aap was, gewoon iets wat Blutter hen verteld had zodat ze zich hun manieren zouden herinneren. Het was goed mogelijk dat een paar stafmedewerkers wat lol hadden gehad, maar aan de rest te zien… het stijve gedrag dat ze in de gangen zag… deze mensen deden niet aan seks. Ze verwachtte een reactie en was verbaasd toen er geen kwam. Ze klopte nog eens. Voor de zekerheid. Weer geen antwoord. Ze draaide de deurknop en opende de deur op een kier. ‘Senaatbode,’ kondigde ze zichzelf aan. ‘Is er iemand?’ Nog steeds niets. Viv dacht er niet langer over na. Als een stafmedewerker op zoek was gegaan naar de senator voor een fotomoment, zouden ze van haar verwachten dat ze gewoon bij het bureau ging zitten. Maar toen Viv het donkere kantoor in liep, zag ze geen lege stoel. Er stond trouwens niet eens een bureau. In plaats daarvan stonden er twee grote mahoniehouten tafels tegen elkaar aangeduwd, midden in de kamer. Op die manier konden ze samen de ongeveer twaalf antiek computermonitoren dragen die er bovenop gestapeld stonden. Links van haar stonden drie leren stoelen met wieltjes op elkaar gestapeld. Rechts van haar vormden lege archiefkasten, dozen, een paar toetsenborden en zelfs een koelkast die op zijn kop stond samen een rommelige berg. De muren waren kaal. Geen foto’s, geen diploma’s, niets persoonlijks. Dit was geen kantoor. Meer een opslagruimte. Te zien aan de laag stof op de halfdichte rolgordijnen was deze ruimte duidelijk verlaten. Eigenlijk was het enige bewijs dat er hier iemand was geweest een met de hand geschreven briefje op de rand van de vergadertafel:
119
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 119
13-4-10 21:31
Neem alsjeblieft de telefoon op Onder aan het briefje stond een pijl die naar rechts wees, waar een telefoon op een van de open archiefkasten stond. Verward trok Viv een wenkbrauw op, onzeker over waarom iemand… De telefoon rinkelde en Viv sprong naar achteren, tegen de dichte deur botsend. Ze keek de kamer rond. Er was niemand. De telefoon rinkelde weer. Viv las het briefje nog eens en liep voorzichtig naar voren. ‘H-Hallo,’ zei ze na de hoorn te hebben gepakt. ‘Hallo, met wie spreek ik?’ vroeg een warme stem. ‘Met wie spreek ik?’ pareerde Viv. ‘Andy,’ antwoordde de man. ‘Andy Defresne. En wie ben jij?’ ‘Viv.’ ‘Viv wie?’ ‘Viv Parker,’ antwoordde ze. ‘Is dit… Is dit een soort grap? Thomas, ben jij dat?’ Een klik en de lijn was dood. Viv hing op en keek naar boven om de hoeken van het plafond na te kijken. Ze had een keer iets als dit op Grappige Filmpjes gezien. Maar er was nergens een camera. En hoe langer Viv daar stond, hoe meer ze besefte dat ze er al te lang was gebleven. Ze draaide zich vlug om, rende naar de deur en pakte de deurknop met haar bezwete hand. Ze probeerde hem uit alle macht te draaien, maar er was geen beweging in te krijgen – het leek alsof iemand hem van de buitenkant vasthield. Ze draaide een laatste keer en hij gaf eindelijk mee. Maar toen de deur openzwaaide, bleef ze stokstijf staan. Een lange man met warrig zwart haar blokkeerde de weg. ‘Viv, hè?’ vroeg de man. ‘Ik zweer het, als je me aanraakt, gil ik zo hard dat je ballen als kristal uit elkaar spatten… eh… als kristallen ballen.’ 120
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 120
13-4-10 21:31
‘Rustig maar,’ zei Harris en hij stapte naar binnen. ‘Ik wil alleen maar met je praten.’
121
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 121
13-4-10 21:31
17
I
k zoek naar de badge op de revers van het meisje. Die is er niet. Bij het zien van mijn reactie is ze overduidelijk bang. Dat kan ik haar niet kwalijk nemen. Na wat er met Matthew gebeurd is, kan ze dat maar beter ook zijn. ‘Kom niet dichterbij,’ zegt ze dreigend. Ze stapt achteruit de kamer in, ademt diep in en maakt zich klaar om te gaan schreeuwen. Ik steek mijn hand uit om haar mond te bedekken, dan, opeens, houdt ze haar hoofd schuin. ‘Wacht eens even…’ zegt ze, een wenkbrauw opgetrokken. ‘Ik kén jou.’ Ik trek zelf ook een wenkbrauw op. ‘Pardon?’ ‘Van die… die toespraak die je gaf. Voor de bodes…’ ze loopt tegen de punt van de vergadertafel aan en kijkt naar me op. ‘Je was… je was echt heel goed. Dat stuk over het maken van de juiste vijanden… daar heb ik een week lang over nagedacht.’ Ze probeert me te paaien. Ik ben al op mijn hoede. ‘En toen je…’ ze valt stil en staart naar haar voeten. ‘Wat?’ vraag ik. ‘Wat je met de Lorax hebt gedaan…’ ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ ‘O, kom op… Je hebt dat speldje op het jasje van Congreslid Enemark gedaan. Dat was… het coolste ooit.’ Zoals ik al zei, ik ben op mijn hoede. Maar als ik de ontspannen, brede lach op haar gezicht zie, heb ik al he122
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 122
13-4-10 21:31
lemaal zo mijn twijfels. Zo op het eerste gezicht is ze best wel imposant, en dat komt niet alleen door het donkerblauwe pak dat haar een of twee jaar ouder laat lijken. Alleen haar lengte al… bijna 1.80 meter… ze is langer dan ik ben. Maar hoe langer ze daar staat, hoe meer ik de rest van het plaatje zie. Leunend tegen de tafel, houdt ze haar schouders gebogen en houdt ze haar hals naar beneden. Het is hetzelfde trucje dat Matthew altijd gebruikte om er korter uit te zien. ‘Hij is er nooit achter gekomen, hè?’ vraagt ze, opeens aarzelend. ‘Achter de Lorax, bedoel ik?’ Ze probeert niet aan te dringen, maar haar opwinding is te groot. Eerst nam ik aan dat ze het speelde. Nu weet ik het niet zo zeker. Ik knijp mijn ogen samen, en kijk nog wat nauwkeuriger. De rafelige naden van haar pak… de versleten vouwen in haar witte overhemd… Ze heeft zeker geen gegoede achtergrond, en te zien aan de manier waarop ze aan het wiebelen is en een losse knoop probeert te verbergen, speelt dat nog steeds voor haar. Het is al moeilijk genoeg om erbij te horen als je zeventien bent; het is nog erger als iedereen om je heen minstens tien of twintig jaar ouder is. Toch heeft ze een volwassen blik in haar mokkakleurige ogen. Ik gok dat ze vroeg op zichzelf is gaan wonen door gebrek aan geld – dat, of ze krijgt de Oscar voor beste actrice. De enige manier om daar achter te komen is door haar aan de praat te houden. ‘Wie heeft je over de Lorax verteld?’ vraag ik. Ze wordt een beetje verlegen bij het horen van die vraag. ‘Je mag hem niet vertellen dat ik het je verteld heb, oké? Beloof je dat alsjeblieft?’ Ze schaamt zich echt. ‘Ik beloof het,’ zeg ik om met haar verhaal mee te gaan. ‘Het was LaRue… van het toilet.’ ‘De schoenenpoetser?’ ‘Je hebt beloofd hem niets te zeggen. Het is gewoon… we zagen hem in de lift… Hij was aan het lachen en Nikki en ik vroegen wat er zo grappig was en hij zei het, 123
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 123
13-4-10 21:31
maar niemand mag het weten. Hij heeft ons laten beloven het niet door te vertellen…’ De woorden stromen uit haar mond alsof ze een stille verliefdheid aan het opbiechten is. Maar er klinkt een lichte ondertoon van paniek in haar stem. Vertrouwen is voor haar geen lichte zaak. ‘Je bent toch niet kwaad?’ vraagt ze. ‘Waarom zou ik kwaad moeten zijn?’ antwoord ik, in de hoop haar zo aan de praat te houden. ‘Nergens om…’ ze onderbreekt zichzelf en haar brede lach verschijnt weer. ‘Maar mag ik zeggen… hem die Lorax op doen… dat is echt zonder te overdrijven de beste grap ooit! En Enemark is het perfecte lid om het bij te doen – niet alleen voor de grap, maar om het principe,’ zegt ze en ze praat weer sneller. Ze is een en al uitbundigheid en idealisme. ‘Mijn opa… hij was een van de laatste Pullman Porters, en hij vertelde ons altijd dat als we niet de juiste gevechten kozen…’ ‘Heb je enig idee hoe erg je in de problemen zit?’ zeg ik. Eindelijk valt ze stil. ‘Wat?’ Ik was vergeten hoe het was om zeventien te zijn. Van nul naar honderd en van honderd naar nul; allemaal in één ademteug. ‘Je weet wel waar ik het over heb?’ zeg ik. Haar mond is open gevallen. ‘Wacht,’ zegt ze stotterend terwijl ze de id om haar hals vastpakt. ‘Gaat dit over de Senaatpennen die Chloe heeft gestolen? Ik zei haar nog ze niet te pakken, maar ze bleef maar zeggen dat als ze in een beker staan…’ ‘Ben je de laatste tijd nog iets verloren?’ vraag ik en haal haar blauwe badge uit mijn zak en houd deze tussen ons in. Ze is zeker verbaasd. ‘Hoe heb je die gekregen?’ ‘Hoe ben je hem kwijtgeraakt?’ ‘Dat… Dat weet ik niet. Vorige week was ik hem kwijt – ze hebben net een nieuwe voor me besteld.’ Of ze nu liegt of serieus is, ze is niet stom. Als ze echt 124
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 124
13-4-10 21:31
in de problemen zit, wil ze weten hoe erg het is. ‘Waarom? Waar heb je hem gevonden?’ Ik bluf. ‘Toolie Williams heeft hem me gegeven,’ zeg ik over de jonge gekleurde jongen die Matthew heeft aangereden met zijn auto. ‘Wie?’ Ik moet mijn kaken op elkaar klemmen om me in te houden. Ik reik weer naar mijn zak en pak een opgevouwen foto van Toolie uit de krant van vanmorgen. Hij heeft grote oren en een verrassend vriendelijke lach. Ik scheur de foto bijna doormidden in mijn poging hem open te vouwen. ‘Heb je hem ooit eerder gezien?’ vraag ik en ik geef haar de foto. Ze schudt haar hoofd. ‘Dat denk ik niet…’ ‘Weet je dat zeker? Hij is niet je vriendje? Of een jongen die je kent van…’ ‘Waarom? Wie is hij?’ Het menselijke gezicht kan 43 spierbewegingen maken. Vrienden, senators en Congresleden liegen dagelijks tegen me. Trek de onderlip in, zet grote ogen op, je kin naar beneden. Ik ken nu wel alle trucjes. Maar op dit moment, als ik opkijk naar dit lange gekleurde meisje met haar korte haar, zie ik geen enkele beweging die iets anders dan zeventienjarige onschuld laat zien. ‘Wacht eens even,’ onderbreekt ze me nu lachend. ‘Is dit weer een grap? Laat Nikki je dit doen?’ Ze kijkt op de achterkant van haar badge alsof ze op zoek is naar de Lorax. ‘Wat heb je gedaan? Zit er een inktbommetje op, of zo, zodat het over de volgende senator spuit waar ik mee praat?’ Ze leunt naar voren en kijkt voorzichtig naar de badge. De id-kaart om haar hals begint te draaien. Ik zie een foto van een gekleurde vrouw op de achterkant geplakt zitten. Ik denk haar moeder of een tante. Iemand die haar kracht geeft – of die dat probeert te geven. Ik bestudeer Viv nog eens. Geen make-up… geen moderne sieraden… geen hip kapsel… Niets van de za125
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 125
13-4-10 21:31
ken waaraan je populariteit af kan lezen. Zelfs de gebogen schouders… Op elke school loopt zo’n meisje rond; de buitenstaander die toekijkt. Over vijf jaar kruipt ze uit haar schulp en zullen haar klasgenoten zich afvragen waarom ze haar nooit eerder hebben opgemerkt. Nu zit ze achterin de klas en kijkt stil toe. Net als Matthew. Net als ik. Ik schud mijn hoofd eens. Dit meisje is absoluut geen moordenares. ‘Luister, Viv…’ ‘Wat ik niet begrijp is wie die Toolie is,’ zegt ze, nog steeds giechelend. ‘Of moet je dat ook van Nikki doen?’ ‘Maak je niet druk om Toolie. Hij is gewoon… gewoon iemand die een vriend van me kende.’ ‘Wat heeft dat dan te maken met mijn badge?’ ‘Daar probeer ik eigenlijk zelf ook achter te komen.’ ‘Hoe heet je vriend dan?’ Ik waag nog een laatste poging. ‘Matthew Mercer.’ ‘Matthew Mercer? Matthew Mercer,’ zegt ze nog eens. ‘Waar ken ik die naam van?’ ‘Die ken je ook niet; dat denk…’ ‘Wacht eens even,’ onderbreekt ze me. ‘Is dat niet die vent die aangereden is door die auto?’ Ik trek de foto uit de krant uit haar handen. Nu bestudeert zij mij. ‘Had hij mijn badge?’ Ik zeg niets. ‘Waarom zou hij…’ ze valt stil als ze me ziet kijken. ‘Als het je helpt, ik heb geen idee hoe hij hem heeft gekregen. Ik bedoel, ik begrijp dat je van streek bent door het ongeluk van je vriend…’ Ik kijk op als ze het woord ongeluk zegt. Ze kijkt me recht aan. Haar mond valt open, haar jonge leeftijd is nu duidelijk te zien. Maar haar ogen laten iets anders zien. Ze heeft een diepte in haar blik. ‘Wat?’ vraagt ze. Ik draai me om, doe alsof ik een denkbeeldig geluid hoor. ‘Het was een ongeluk, toch?’ ‘Oké, rustig maar,’ zeg ik met een geforceerd lachje. 126
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 126
13-4-10 21:31
‘Moest jij niet eens gaan, Viv? Zo heet je toch, Viv? Viv, ik ben Harris.’ Ik schud haar hand zacht en leg mijn andere hand op haar schouder. Dat heb ik van de senator afgekeken. Mensen praten niet als ze aangeraakt worden. Ze geeft geen krimp. Maar ze staart me nog steeds aan met die mokkakleurige ogen van haar. ‘Was het een ongeluk, of niet?’ vraagt ze. ‘Natuurlijk was het een ongeluk. Ik weet zeker dat het een ongeluk was. Absoluut. Ik wilde alleen… toen Matthew was aangereden, lag jouw badge toevallig in een van de afvalcontainers die dichtbij de plek stonden. Dat is alles. Niet belangrijk – niets om je druk over te maken. Ik dacht alleen, als jij wat gezien had… Ik heb zijn familie beloofd dat ik het na zou vragen. Nu weten we ten minste dat het gewoon iets was dat bij het vuilnis lag.’ Het is best een goede toespraak en zou bij 99 procent van de bevolking werken. Het probleem is dat ik niet kan zien of dit meisje bij de andere procent hoort. Maar uiteindelijk heb ik geluk. Ze knikt, duidelijk opgelucht. ‘Dus alles is oké? Je hebt verder niets nodig?’ In de tien minuten dat ik haar nu ken, is dit de moeilijkste vraag die ze me gesteld heeft. Toen ik vanmorgen wakker werd, dacht ik dat Viv alle antwoorden zou hebben. Nu kan ik weer helemaal opnieuw beginnen, en de enige manier om verder te komen is door uit te vogelen wie er verder het spel speelt. Matthew heeft dossiers op zijn kamer liggen… ik heb aantekeningen in mijn bureau liggen… het is tijd om de rotzooi door te spitten. Maar Janos is niet dom. Het moment dat ik weer in mijn normale leven wil stappen, duwt hij zijn kleine schokdoos recht in mijn borst. Ik heb al geprobeerd vrienden om hulp te vragen… Alleen een idioot zou dat nog eens proberen. Ik kijk de kleine kamer rond, maar het is niet te vermijden – ik maak geen enkele kans. Niet tenzij ik ontdek hoe ik mezelf onzichtbaar kan maken…. of hulp daarbij krijg. 127
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 127
13-4-10 21:31
‘Nogmaals bedankt voor het vinden van de badge,’ zegt Viv. ‘Laat maar weten als ik eens wat terug kan doen.’ Ik kijk haar snel weer aan en denk na over haar woorden. Het is niet de veiligste keuze om te maken, maar op dit moment, met mijn leven op het spel, heb ik toch niet zo veel keuze. ‘Zeg, Viv, ik wil niet lastig zijn, maar… meende je dat, dat je wat terug wilde doen?’ ‘T-Tuurlijk… maar heeft het met Matthew te maken, want…’ ‘Nee. Helemaal niet,’ zeg ik nadrukkelijk. ‘Het gaat om een snelle boodschap – voor een hoorzitting waar we aan werken die er aan zit te komen. Je bent met twee minuten binnen en weer buiten. Klinkt dat goed?’ Zonder iets te zeggen kijkt Viv de kamer rond, van de vele toetsenborden naar de stapel afgedankte stoelen. Dat is het enige manco in mijn verhaal. Als er echt niets aan de hand was, waarom hebben we dan nu dit gesprek in een opslagkamer? ‘Harris, ik weet het niet…’ ‘Je hoeft alleen maar iets op te halen – niemand zal weten dat je er bent. Je hoeft maar één dossier te pakken en…’ ‘We mogen niets ophalen, tenzij de opdracht van de garderobe komt…’ ‘Alsjeblieft, Viv – het is maar een dossier.’ ‘Het spijt me van je vriend.’ ‘Ik zei toch dat het niets met Matthew te maken heeft.’ Ze kijkt naar beneden en ziet het stiksel op de knie van mijn pantalon. Ik heb bij een plaatselijke stomerij het gat dicht laten naaien van de sprong van het gebouw gisteren. Maar het is nog steeds zichtbaar. Ze friemelt weer aan haar id-kaart. ‘Het spijt me,’ zegt ze, haar stem schiet een beetje omhoog. ‘Ik kan je niet helpen.’ Ik smeek niet, dat werkt toch niet. Ik wuif het weg en 128
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 128
13-4-10 21:31
plak een glimlach op mijn gezicht. ‘Nee, ik begrijp het. Maakt niet uit.’ Toen ik zeventien was, flapte ik alles er uit zodra ik het dacht. Het siert Viv dat ze helemaal niets zegt. Ze opent de deur en blijft bij de deuropening staan. ‘Nou, ik kan maar beter…’ ‘Je kunt maar beter gaan,’ bevestig ik. ‘Maar als je…’ ‘Viv, maak je niet druk. Ik bel gewoon de garderobe – geen enkele moeite.’ Ze knikt en staart dwars door me heen. ‘Het spijt me echt heel erg van je vriend.’ Ik knik een bedankje. ‘Dan zie ik je wel weer een keer in het Capitool?’ vraagt ze. Met moeite lach ik nog eens. ‘Absoluut,’ zeg ik. ‘En als je ooit iets nodig hebt, bel mijn kantoor maar.’ Dat vindt ze leuk. ‘En vergeet niet,’ gaat ze verder op lage toon, haar beste imitatie van mij gevend, ‘het beste wat je in leven kunt doen, is de juiste vijanden maken…’ ‘Zonder enige twijfel,’ roep ik haar na terwijl de deur dichtvalt. Ze is weg, en mijn stem zakt af naar gefluister. ‘Zonder enige twijfel.’
129
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 129
13-4-10 21:31
18
D
e deur sloeg achter haar dicht. Viv liep over de gang op de derde verdieping en dwong zichzelf niet achterom te kijken. Hoe haar badge daar ook was gekomen, ze had alleen maar de wanhopige blik op het gezicht van Harris hoeven te zien om te weten hoe dit zou aflopen. Toen ze hem de eerste keer tegen de bodes had zien praten, had hij zo soepel door de kamer gelopen dat ze in de verleiding was gekomen om naar zijn voeten te kijken om te zien of die de grond wel raakten. Tot op de dag van vandaag was ze niet zeker van het antwoord. En het kwam niet alleen door zijn charme. Ze had in haar kerk in Michigan meer dan genoeg charme gezien. Maar Harris had meer dan dat. Van de vier sprekers die de bodes tijdens de voorlichting hadden verwelkomd, gaven er twee waarschuwingen, eentje advies… en Harris… Harris had de nieuwelingen een uitdaging gegeven. Niet alleen als bodes, maar ook als mensen. Zoals hij het hen had verteld, leek het de belangrijkste regel in de politiek: schrijf zelfs de meest onbeduidende persoon niet af. Toen de woorden over zijn lippen kwamen, ging iedereen in de kamer rechtop zitten. Maar vandaag, wat ze net in die kamer had gezien… Vandaag was de man die de ballen had gehad om die toespraak te geven… die man was in de verste verte niet te bekennen. Geen enkele twijfel, zijn zelfvertrouwen was weg. Wat hem ook geraakt had, het was keihard aangekomen. 130
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 130
13-4-10 21:31
Viv ging sneller lopen en haastte zich naar de lift. Ze had er geen jaren in de politiek voor nodig om te zien dat er een orkaan aan zat te komen en op dit moment kon ze het zich absoluut niet permitteren om in die wervelwind te stappen. Niet jouw probleem, dacht ze. Gewoon blijven lopen. Maar toen ze het knopje voor de lift had ingedrukt, kon ze zich niet inhouden. Ze draaide zich snel om en keek snel naar zijn deur. Nog steeds dicht. Dat was geen verrassing. Aan de lijkbleke kleur op zijn gezicht te zien, zou het nog lang duren voor hij naar buiten zou komen. Een zacht gerommel verbrak de stilte en de deur van de lift gleed open waardoor de liftbediende werd onthuld – een donkere vrouw met spinnenwebjes van grijs haar bij haar slapen. Ze keek naar Viv op vanaf haar houten kruk in de lift en trok een wenkbrauw op bij het zien van haar lengte. ‘Je moeder heeft jou goed te eten gegeven, hè?’ vroeg de bediende. ‘Ja… ik denk het wel…’ Zonder verder iets te zeggen, verborg de bediende haar gezicht weer achter haar krant. Viv was er inmiddels aan gewend. De middelbare school of hier, het was altijd moeilijk om erbij te horen. ‘Thuisbasis?’ vroeg de bediende van achter de krant. ‘Oké,’ zei Viv schouderophalend. De bediende keek op van haar krant en bestudeerde Vivs reactie. ‘Shitdag, hè?’ ‘Meer een vreemde.’ ‘Aan de andere kant: vandaag krijgen we tacosalade bij de lunch,’ zei de bediende en ze verdiepte zich weer in de krant terwijl de lift naar beneden zakte. Viv knikte een bedankje, maar dat werd niet opgemerkt. Zonder op te kijken, ging de bediende verder: ‘Niet mokken, liefje. Je gezicht blijft straks zo staan, enzovoort.’ ‘Ik mok niet… Ik…’ Viv hield abrupt op met praten. 131
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 131
13-4-10 21:31
Als ze de afgelopen weken één ding had geleerd, was het wel het voordeel van niets te zeggen. Dat was het belangrijkste dat haar familie haar altijd probeerde te leren – door voorbeelden van haar vaders werk in het leger tot haar moeders werk in de tandheelkundige praktijk, kende ze de waarde van zowel zwijgen als luisteren. Het was zelfs een van redenen dat Viv deze baan had gekregen. Een jaar geleden had haar moeder over een patiënt met een kostuum met krijtstreep gebogen gezeten waarvan met spoed zijn verstandskiezen getrokken werden. Als ze niet naar het gemompelde praatje had geluisterd, had ze nooit geweten dat de patiënt senator Kalo uit Michigan was – een van de oudste voorstanders van het bodeprogramma. Vier getrokken kiezen later, liep de senator naar buiten met Vivs naam op zak. Alleen dat was nodig geweest om haar leven te veranderen: een vriendelijke gunst van een vreemde. Leunend tegen de reling van de achterwand van de lift, las Viv over de schouder van de bediende de krant. Nog een rechter van het Hooggerechtshof die aftrad. De dochter van de president zat weer in de problemen. Maar dat leek allemaal niet belangrijk te zijn. De rest van de krant lag onder de houten kruk verstopt op de vloer. Vivs blik werd naar de krantenkop getrokken: Identiteit bestuurder die doorreed na aanrijding is bekend. Onder de kop stond de foto die Harris haar net had laten zien. De jonge, gekleurde man met de zachte glimlach. Toolie Williams. Viv kon haar ogen niet van hem afhouden. Om de een of andere reden was haar badge bij een dode man gevonden. Zelfs de beste reden zou niet goed genoeg zijn. ‘Mag ik deze even lenen?’ vroeg ze terwijl ze zich bukte en de krant onder de kruk vandaan trok. Met samengeknepen ogen hield ze hem vlak bij haar gezicht. De foto vervaagde tot een woud grijze stipjes. Na even met haar ogen te hebben geknipperd, kwam alles weer in focus – en staarde Toolie Williams haar weer aan. Ze dacht terug aan de senator. Alleen daardoor was haar leven veran132
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 132
13-4-10 21:31
derd. Een vriendelijke gunst van een vreemde. ‘Daar zijn we dan,’ kondigde de bediende aan toen de lift met een schok tot stilstand kwam en de deur open piepte. ‘Eerste verdieping…’ Vanaf het moment dat Viv haar hoofd gebogen had om langs de senator uit Illinois te glippen, had ze de verwijtende stem van haar moeder in haar gedachten gehoord. Kom voor jezelf op. Kom altijd voor jezelf op. Dat was gedeeltelijk de reden geweest dat mama had gewild dat ze naar Capitol Hill zou gaan. Maar op dit moment, nu ze neerkeek op de korrelige krantenfoto, besefte ze dat haar moeder maar gedeeltelijk gelijk had. Het ging er niet alleen om voor jezelf op te komen… het ging er ook om voor diegenen op te komen die dat zelf niet konden. ‘Moet je er hier uit, of niet?’ vroeg de bediende. ‘Eigenlijk ben ik boven iets vergeten,’ gaf Viv als antwoord. ‘Jij bent de baas. Dan wordt het de derde verdieping… één, twee en daar gaan we…’ Ze wrong zich langs de deur zodra die open ging en rende door de gang in de hoop dat ze niet te laat was. Haar te grote jasje fladderde achter haar aan bij het rennen. Als ze hem nu miste… Nee, daar wilde ze niet aan denken. Positief blijven. Positief blijven. ‘Pardon, ik moet er even langs…’ riep ze en dook tussen twee stafmedewerkers door die allebei een harmonicamap droegen. ‘Langzaam,’ zei de langste van hen waarschuwend. Typisch, dacht Viv. Iedereen vond het leuk de baas te spelen over de bodes. Instinctief ging ze over naar een rustige looppas, maar na twee passen keek ze terug naar de twee mannen. Ze waren maar stafmedewerkers. Natuurlijk was zij een bode, maar… zij waren gewoon stafmedewerkers. Ze begon weer te rennen. Dat voelde nog beter dan ze zich had voorgesteld. Aan het einde van de gang bleef ze abrupt staan, 133
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 133
13-4-10 21:31
keek om zich heen of de gang leeg was en klopte op de deur. ‘Ik ben het!’ riep ze. Geen antwoord. ‘Harris, ik ben het, Viv. Ben je daar?’ Weer geen antwoord. Ze draaide aan de deurknop. Er was geen beweging in te krijgen. Op slot. ‘Harris, het is een noodgeval.’ Een klik. De deurknop draaide en de zware deur vloog open. Harris stak zijn hoofd naar buiten en keek voorzichtig de gang rond. ‘Alles oké?’ vroeg hij uiteindelijk. Viv veegde haar hand aan haar broek af, en vroeg zich hetzelfde af. Als ze weg wilde lopen, was dit haar kans. Ze voelde haar id-kaart om haar hals bungelen. Ze raakte hem niet aan. Niet een keer. In plaats daarvan keek ze Harris recht aan. ‘Ik… eh… Ik wilde alleen… Heb je nog steeds hulp nodig met dat pakketje?’ Harris probeerde een lach te verbergen, maar dat lukte hem niet. ‘Het wordt niet zo makkelijk als je denkt. Weet je zeker dat je…’ ‘Harris, ik ben één van de twee gekleurde meiden op een verder witte school, en ik ben de donkerste. Ze hebben een keer mijn kluisje opengebroken en het woord ‘neger’ achter op mijn gymshirt geschreven. Hoe veel moeilijker kan het worden? Zeg me nu maar waar ik naartoe moet, voordat ik bang word en van gedachten verander.’
134
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 134
13-4-10 21:31
19
Z
e staarde naar het velletje papier dat tegen de zijkant van de roestvrijstalen koelkast zat geplakt en volgde haar wijsvinger langs de alfabetische lijst van senators naar boven. Ross… Reissman… Reed. Achter haar, in de Senaat, gaf senator Ree uit Florida weer een toespraak over het belang van de huurkoop. Voor Reed was het de perfecte manier om zijn zakencijfers op te krikken. Voor Viv was het het perfecte moment om de spreker, die lang van stof was, water te brengen. Of hij dat nu wilde of niet. Ze keek de waterlijst nog een laatste keer na en las de drie kolommen: ijs, Geen ijs en Saratoga Seltzer. Viv vond het nog steeds een van de beste voorbeelden van de extraatjes van macht in de Senaat. Men wist niet alleen hoe je je koffie dronk. Ze wisten ook hoe je water dronk. Volgens de lijst was Reed een man die het zonder ijs deed. Tuurlijk, dacht Viv. Klaar om in actie te komen, pakte ze een flesje water uit de koelkast, schonk het water in een gekoeld glas en liep naar de Senaat. Senator Reed had niet om water gevraagd. Hij had ook niet zijn hand opgestoken om een bode bij zich te roepen. Maar Viv wist maar al te goed hoe beveiliging binnen het bodeprogamma werkte. Met zoveel zeventienjarigen die naast de volwassen stafmedewerkers werkten, zorgde het programma ervoor dat men van elke bode wist waar hij of zij was. Als Viv een uurtje of zo wilde verdwijnen, lukte dat het best als ze 135
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 135
13-4-10 21:31
deed alsof het met werk te maken had. Toen Viv het water naast de katheder van de senator zette, negeerde de senator haar zoals gewoonlijk. Met een lach boog ze zich naar hem toe – net lang genoeg om het echt te laten lijken – alsof ze instructies kreeg. Ze draaide zich doelbewust om en liep snel terug naar de garderobe en ging meteen naar de chef van het bodeprogramma. ‘Reed heeft me net gevraagd een boodschap voor hem te doen,’ zei ze tegen Blutter, die zoals gewoonlijk weer met een telefoontje bezig was. Ze bladerde door de aanwezigheidslijst en schreef zichzelf uit. Onder Bestemming schreef ze Rayburn – het gebouw dat het verst was in het Capitool-complex, maar waar Senaatbodes nog wel mochten bezorgen. Daar had ze in elk geval een uur mee gewonnen. En een uur was precies wat ze nodig had. Binnen vijf minuten duwde Viv de knoestige walnoothouten deur van de Huisgarderobe open. ‘Ik ben hier om iets op te halen,’ had ze tegen de beveiligingsambtenaar gezegd. Hij had haar zo binnengezoemd. Bij het binnenlopen van de garderobe kreeg ze een klap in haar gezicht van de stomende geur van hotdogs. Ze volgde de geur verder naar links, naar een klein groepje leden en stafmedewerkers die voor een piepkleine eetbar stonden, de bron van de hotdoglucht. Vergeet sigaren en andere achterkamerclichés; in het Huis van het Capitool was dit het echte garderobearoma. En met die ene snuif, wist Viv het subtiele maar onontkoombare verschil: senators kregen hun ijsvoorkeur voorgeschoteld; Huisleden vochten voor hun eigen hotdogs. De Miljonairsclub tegen het Huis van het Volk. Een natie, onder God. ‘Kan ik je helpen?’ vroeg een vrouwelijke stem toen ze naar het Huis liep. Ze draaide zich om en zag een kleine jonge vrouw met kroezend blond haar achter een donker, houten bureau zitten. 136
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 136
13-4-10 21:31
‘Ik ben op zoek naar de bodechef,’ gaf Viv als verklaring. ‘Ik geef de voorkeur aan de term soeverein,’ zei de vrouw net serieus genoeg voor Viv om zich af te vragen of het wel een grapje was. Voordat ze iets kon zeggen, rinkelde de telefoon op het bureau en griste ze de hoorn van de haak. ‘Garderobe,’ kondigde ze aan. ‘Ja… kamernummer? Ik stuur meteen iemand…’ Ze zwaaide met een vinger door de lucht, een teken bedoeld voor de bodes die op de mahoniehouten bankjes vlakbij haar bureau zaten. Een tel later sprong een zeventienjarige Latijns-Amerikaanse jongen gekleed in grijze pantalon en marineblauw sportjasje op. ‘Klaar voor de start, A.J.?’ vroeg de vrouw toen de jongen Viv van top tot teen bekeek. Bij het zien van haar pak lachte hij licht honend. Pak in plaats van een sportjasje. Zelfs op bodeniveau was het het Huis tegen de Senaat. ‘Ophalen in Rayburn v-351-c,’ zei de vrouw verder. ‘Alweer?’ zei de bode met een kreun. ‘Hebben die mensen nooit van e-mailen gehoord?’ De klacht negerend, wendde de vrouw zich weer tot Viv. ‘En waar kan ik jou mee helpen?’ vroeg ze. ‘Ik werk in de Senaat…’ ‘Dat had ik al gezien,’ zei de vrouw. ‘Ja, eh… we… eh… we vroegen ons af of jullie hier onze bezorgingen bijhielden. We hebben een senator die vorige week een pakje heeft gekregen en die volhoudt dat hij de bode op de weg naar buiten een envelop heeft gegeven, maar natuurlijk heeft hij, omdat hij een senator is, geen idee of het een Huisbode of een Senaatbode was. We zien er allemaal hetzelfde uit, weet je wel.’ De vrouw lachte om de grap en Viv ademde opgelucht uit. Ze was eindelijk binnen. ‘We houden alleen het actuele spul bij,’ zei de vrouw met een gebaar naar het uitschrijfvel. ‘Al het andere gaat bij het vuilnis.’ ‘Dus je hebt niets voor…’ 137
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 137
13-4-10 21:31
‘Vandaag. Dat is alles. Ik vernietig het elke avond. Om eerlijk te zijn, het is de enige manier om jullie in de gaten te houden. Als een van jullie verdwijnt – nou, je weet wel wat er gebeurt als je zeventienjarigen rond laat lopen met een groep Congresleden in de buurt…’ Ze hield haar hoofd schuin en snoof eens hard. Viv zei geen woord. ‘Rustig maar, liefje. Dat was gewoon bodehumor.’ ‘Ja,’ zei Viv met een geforceerde lach. ‘Luister, eh… mag ik hier kopietjes van maken? Dan hebben we in elk geval iets om aan hem te laten zien.’ ‘Ga je gang,’ zei de vrouw met het kroezende haar. ‘Als het je leven makkelijker maakt…’
138
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 138
13-4-10 21:31
20
I
k zit vast in de opslagkamer terwijl ik op Viv wacht. Ik houd de hoorn tegen mijn oor als ik het nummer draai. ‘Kantoor van Congreslid Grayson,’ antwoordt een jonge man met een plat accent uit South Dakota uiteindelijk. Dat moet je Grayson nageven. Als een kiezer belt, is de stem van de receptionist de eerste die ze horen. Om die reden zorgen slimme Congresleden ervoor dat hun front office door mensen met het juiste accent worden bemand. Ik kijk langs de stapel stoelen in de opslagkamer, houd de hoorn stevig vast en zeg lang genoeg niets om de receptionist te laten denken dat ik het druk heb. ‘Hallo, ik ben op zoek naar jullie begrotingslid,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Op de een of andere manier ben ik zijn gegevens kwijtgeraakt.’ ‘En uw naam is?’ Ik kom in de verleiding Matthews naam te gebruiken, maar het nieuws is nu waarschijnlijk overal wel bekend. Toch houd ik me vast aan de angstfactor. ‘Ik bel vanuit Begrotingen. Ik moet…’ Hij onderbreekt me en zet me in de wacht. Een paar tellen later is hij terug. ‘Het spijt me,’ zegt hij. ‘Zijn assistent zegt dat hij net even weg is.’ Dat is overduidelijk gelogen. Op dit niveau hebben Huisstafmedewerkers geen assistenten. Maar het zou 139
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 139
13-4-10 21:31
me toch niet moeten verbazen. Als ik via de algemene lijn bel, is het telefoontje niet belangrijk genoeg. ‘Zeg maar dat ik van het kantoor van de voorzitter ben en dat dit over het verzoek van Congreslid Grayson gaat…’ Weer word ik in de wacht gezet. Weer is hij met een paar tellen terug. ‘Een moment, meneer. Ik verbind u door met Perry…’ De eerste regel in de politiek: iedereen is bang. ‘Met Perry,’ antwoord een knarsende, maar toch norse stem. ‘Hoi Perry. Ik bel vanuit Begrotingen, ik val in voor Matthews onderwerpen na wat er… ’ ‘Ja, nee… Ik heb het gehoord. Dat is echt erg. Matthew was echt geweldig.’ Hij zegt het woord was en ik sluit mijn ogen. Het komt nog steeds keihard aan. ‘En wat kan ik voor je doen?’ vraagt Perry. Ik denk terug aan de originele uitdaging. Wat Matthew die dag zag.. de reden dat hij en Pasternak vermoord zijn… het is hiermee begonnen. De verkoop van een goudmijn in South Dakota die het wetsvoorstel in moest worden gesmokkeld. Graysons kantoor heeft het eerste verzoek gedaan. Veel meer informatie dan dat heb ik niet. Deze vent zou me meer kunnen geven. ‘Eigenlijk bekijken we alle verschillende verzoeken nog eens,’ leg ik uit. ‘Toen Matthew – nu Matthew weg is, willen we zeker weten wat de prioriteiten van iedereen zijn.’ ‘Natuurlijk, natuurlijk… als ik je kan helpen, graag.’ Hij is een stafmedewerker voor een wat onbelangrijker lid en gelooft dat ik hem aan een paar projecten kan helpen. Op dat moment verdwijnt de norse klank uit zijn stem. ‘Oké,’ begin ik, starend naar het lege vel papier voor me. ‘Ik bekijk nu jullie originele verzoeklijst en ik weet dat je niet zult schrikken als ik zeg dat jullie natuurlijk niet alles kunnen hebben wat erop staat… ’ 140
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 140
13-4-10 21:31
‘Natuurlijk, natuurlijk…’ zegt hij nog eens, met een lachje. Ik kan hem bijna met zijn hand op zijn dij horen kletsen. Ik weet niet hoe Matthew dit heeft kunnen volhouden. ‘Dus welke projecten zijn essentieel voor jullie?’ vraag ik. ‘Het rioleringssysteem,’ zegt hij snel en hij vergeet bijna adem te halen. ‘Als je dat voor ons kunt doen… als we de drainage kunnen verbeteren… dat bezorgt ons het district.’ Hij is slimmer dan ik dacht. Hij weet hoe laag zijn Congreslid op de ladder staat. Als hij om elk speelgoedje op zijn verlanglijst vraagt, mag hij van geluk spreken als hij ook maar iets krijgt. Het is beter om je dan maar op het Barbie Droomhuis te richten. ‘Die riolen… Dat zou echt de uitkomst van de verkiezing veranderen,’ zegt hij, nu al smekend. ‘Dus al het andere op de lijst…’ ‘Is allemaal minder belangrijk.’ ‘En hoe zit het dan met die goudmijn?’ vraag ik; het begin van mijn bluf. ‘Ik dacht dat Grayson die dolgraag wilde hebben.’ ‘Wilde hebben? Hij heeft er nog nooit van gehoord. Die hebben we er voor een donateur ingegooid als een we-zullen-ons-best-doen.’ Toen Matthew me over de uitdaging vertelde, had hij precies hetzelfde gezegd: Graysons kantoor gaf naar alle waarschijnlijkheid niets om de mijn. En dat betekent dat Perry het er of echt mee eens is, of dat hij de beste acteur aller tijden is. ‘Vreemd…’ zeg ik, in een poging meer informatie te krijgen. ‘Ik dacht dat Matthew hier een paar keer over gebeld was.’ ‘Als dat zo is, komt dat doordat Wendell Mining druk heeft uitgeoefend.’ Ik noteer de woorden Wendell Mining op het vel papier. Als het op het spel aankomt, dacht ik altijd dat de verschillende stemmen en de verschillende eisen onbe141
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 141
13-4-10 21:31
langrijk waren. Maar dat is niet het geval als ze me duidelijk kunnen maken wie de andere spelers zijn. ‘En hoe zit het met de rest van jullie delegatie?’ vraag ik over de senatoren uit South Dakota. ‘Gaat er iemand gillen als we dat verzoek wegstrepen?’ Hij denkt dat ik me indek voordat ik de mijn loslaat, maar wat ik echt wil weten, is wie er verder in het Congres in het project geïnteresseerd is. ‘Niemand,’ zegt hij. ‘Is er iemand tegen?’ ‘Het is een smerige goudmijn in een dorp dat zo klein is dat ze er niet eens een stoplicht hebben. Om eerlijk te zijn denk ik niet dat wij de enigen zijn die ervan weten.’ Hij lacht nog een schaterlach waar mijn haren van overeind gaan staan. Drie nachten geleden heeft iemand duizend dollar geboden voor het recht om deze goudmijn in het wetsvoorstel te mogen stoppen. Een ander heeft vijf mille geboden. Dat betekent dat er ten minste twee mensen zijn die in de gaten hielden wat er gebeurde. Maar op dit moment kan ik geen van beide vinden. ‘Dus, ziet ons rioleringssysteem er goed uit?’ vraagt Perry aan de andere kant. ‘Ik zal mijn best doen,’ zeg ik, neerkijkend op mijn vrijwel lege blaadje. De woorden Wendell Mining lijken erboven te zweven. Maar als ik het blaadje pak en het voor de zesde keer lees, voel ik het schaakbord groter worden. Natuurlijk, daar had ik niet eens aan gedacht… ‘Ben je er nog?’ vraagt Perry. ‘Ik moet er eigenlijk vandoor,’ zeg ik. Ik voel de adrenaline al stromen. ‘Ik herinner me net dat ik een belletje moet plegen.’
142
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 142
13-4-10 21:31
21
‘H
allo, ik kom iets ophalen,’ zegt Viv als ze kamer 2406 binnenloopt in het Rayburngebouw, thuisbasis van Matthews baas, Congreslid Nelson Cordell uit Arizona. ‘Pardon?’ vraagt de jonge man met een accent uit Indiana van achter de receptie. Hij draagt een denim overhemd met een veterdas waar een zilveren gesp met de staatszegel van Arizona op zit. Viv had het niet eerder gezien in een van de kantoren van de andere leden uit Arizona. Goede zet van Cordell, dacht Viv. Het was goed iemand te zien die aan zijn herkomst dacht. ‘We hebben een telefoontje gehad om een pakje op te pikken,’ gaf Viv als uitleg. ‘Dit is toch 2406?’ ‘Ja,’ zei de jonge receptionist. Hij kijkt de uitgaande post op zijn bureau na. ‘Maar ik heb niet om een bode gevraagd.’ ‘Iemand heeft dat gedaan,’ zei Viv. ‘Er is een pakje voor de Senaat.’ De jongen ging rechtop staan en zijn veterdas kletste tegen zijn borst. Zoals Harris al zei: iedereen is bang voor de baas. ‘Mag ik even de telefoon gebruiken?’ vroeg Viv. Hij wees naar de telefoon op een smeedijzeren bijzettafeltje. ‘Ik vraag achter wel even of iemand daar heeft gebeld.’ ‘Mooi… bedankt,’ zei Viv terwijl de man door een deur aan de rechterkant verdween. Het moment dat hij 143
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 143
13-4-10 21:31
weg was, pakt ze de telefoon en draaide ze de vijf cijfers die Harris haar had gegeven. ‘Met Dinah,’ nam een vrouw op. Als Matthews kantoorcollega en hoofdsecretaris van de Begrotingssubcommissie van het Huis, had Dinah ongelofelijk veel toegang en ontzettend veel macht. Nog belangrijker was dat ze nummerherkenning had, en dat was de reden dat Harris haar had verteld dat ze hier vandaan moest bellen. Op dit moment verscheen het nummer van de Eerbiedwaardige Cordell op Dinahs digitale telefoonschermpje. ‘Hé, Dinah,’ zei Viv, haar stem laag en vriendelijk, ‘met Sandy in het privékantoor. Sorry dat ik je stoor, maar het Congreslid wilde naar een paar van Matthews projectboeken kijken, om er zeker van te zijn dat hij van alles op de hoogte is voor de vergadering…’ ‘Ik denk niet dat dat een goed idee is,’ zegt Dinah snel. ‘Pardon?’ ‘Het is gewoon… de informatie die erin staat… Het is niet verstandig om die buiten dit kantoor te laten komen.’ Harris had haar gewaarschuwd dat dit zou kunnen gebeuren. Daarom had hij haar het ultieme antwoord gegeven. ‘Het Congreslid wil ze zien,’ zei Viv nadrukkelijk. Een korte stilte aan de andere kant van de lijn. ‘Ik zal ze klaarleggen,’ zei Dinah uiteindelijk. Bij Viv ging de deur rechts weer open en kwam de jonge receptionist de kamer weer in. ‘Geweldig,’ zei Viv stotterend. ‘I-Ik zal iemand sturen om ze op te halen.’ Ze hing op en draaide zich weer naar de receptie toe. ‘Oeps – verkeerde kamer,’ zei Viv tegen de receptionist terwijl ze naar de deur liep. ‘Maakt niets uit,’ antwoordde hij. ‘Niets aan de hand.’
144
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 144
13-4-10 21:31
Viv wilde niet op de lift wachten, rende de vier trappen naar beneden af en kwam met een bons op de geboende vloer terecht van de kelder van het Rayburngebouw. Een Senaatbode liep elke dag gemiddeld zo’n elf kilometer door de gangen om pakjes op te halen en af te geven. Op een typische dag kon die elf kilometer hen van de vergaderkamer, waar Nixon tijdens Watergate in staat van beschuldiging was gesteld, langs de raadkamer van het Hooggerechtshof leiden waar het Hof ooit uitspraak deed over de Dred Scott-zaak, naar de voorkant van het Capitool brengen waar elke nieuwe president zijn ambtseed aflegt om vervolgens naar het midden van de enorme ronde zaal te gaan – onder de hoge majestueuze koepel van het Capitool – waar de lichamen van zowel Abraham Lincoln als John F. Kennedy ooit opgebaard lagen. Viv zag het elke dag. Maar ze was niet meer zo opgewonden geweest sinds haar eerste werkdag. Ze wist niet zeker of het kwam door de opwinding of door angst, maar ze rende gewoon door. Haar hart bonsde tegen haar ribben en ze schoot de hoek om van een spookachtig witte gang. Viv Parker was klaar met het rondbrengen van de post en deed eindelijk wat het bodeprogramma haar oorspronkelijk beloofd had – een belangrijke rol spelen in het leven van een ander. Ze kwam glijdend tot stilstand voor kamer B-308 en niet alleen haar vaart stopte. Dit was nog steeds Matthews kantoor. Als ze niet voorzichtig was, zou het haar nooit lukken. Ze reikte naar de deurknop, keek de gang rond, net zoals Harris haar had opgedragen. Links van haar stond de deur van een schoonmaakkast op een kier, maar zover ze kon zien, was daar niemand. Rechts van haar was de gang leeg. Ze hield haar adem in, draaide de deurknop; het verbaasde haar hoe koud die aanvoelde. Toen ze met haar volle gewicht tegen deur duwde, was het eerste wat ze hoorde een rinkelende telefoon – links van haar, voorbij de Sioux-quilt. Precies zoals Harris het haar had verteld. 145
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 145
13-4-10 21:31
Ze volgde het geluid voorbij de overvolle bakjes met in- en uitgaande post op de rand van het bureau, sloeg de hoek om en voelde een enorme opluchting toen ze zag dat de receptioniste gekleurd was. Zonder iets te zeggen, keek Roxanne op naar Viv, bestudeerde ze haar id-kaart en knikte haar haast onmerkbaar toe. Viv had dat al minstens tien keer eerder meegemaakt. Kantinedames… een van de liftbediendes… zelfs van het vrouwelijke Congreslid Peters. ‘Wat heb je nodig, mop?’ vroeg Roxanne haar met een warme glimlach. ‘Ik ben hier om wat instructieboeken op te halen.’ Toen Harris haar hierover verteld had, had ze zich zorgen gemaakt dat iemand zich af zou vragen waarom een Senaatbode iets in het Huis kwam ophalen. Roxanne keek er niet van op. Het maakte niet uit wat er op de badge stond – zelfs voor een receptioniste was een bode een bode. ‘Is Dinah…’ ‘Die deur door,’ zei Roxanne en ze gebaarde naar achteren. Viv liep naar de deur en Roxanne keek weer naar de stemming op c-span. Viv moest onwillekeurig lachen. Op Capitol Hill waren zelfs de ondersteunende medewerkers verslaafd aan de politiek. Viv liep sneller, duwde de deur open en ging naar binnen. ‘… en waar staan we nu?’ vroeg een mannenstem. ‘Ik zei het toch, we zijn ermee bezig,’ antwoordde Dinah. ‘Hij is pas twee dagen weg…‘ De deur knalde tegen de muur, Dinah viel abrupt stil en keerde zich snel naar Viv toe. ‘Sorry,’ zei Viv. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’ snauwde Dinah. Voordat Viv iets kon zeggen, draaide de man voor Dinahs bureau zich om. Hij volgde het geluid. Viv keek hem recht aan, maar er klopte iets niet. Hij keek te hoog, alsof hij… 146
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 146
13-4-10 21:31
Viv zag de witte stok toen de man met zijn duim over het handvat streek. Daarom kwam hij haar zo bekend voor… Ze had hem tikkend door de gang zien lopen, buiten de Senaatraadkamer tijdens stemmingen. ‘Ik vroeg, kan ik je ergens mee helpen?’ vroeg Dinah weer. ‘Ja,’ zei Viv stotterend, terwijl ze deed alsof ze de opgezette fret in de boekenkast bestudeerde. ‘Ik keek alleen… die fret…’ ‘Ben je hier voor de vergaderboeken?’ onderbrak Dinah haar. ‘Inderdaad.’ ‘Op de stoel,’ zei Dinah en ze wees naar het bureau recht tegenover het hare. Zo snel als ze kon, liep Viv over het tapijt naar het bureau waar ze twee enorme ringbanden op de stoel zag liggen. Op de rug van de ene ringband stond A-L, op de andere M-Z. Ze trok de stoel naar achteren om de ringbanden op te tillen en zag het stapeltje van drie fotolijstjes met de foto naar boven midden op het bureau liggen. Het leek alsof iemand zijn spullen aan het leegruimen was… alsof iemand opgeruimd werd. De computer op het bureau stond uit, zelfs midden op de dag. De diploma’s die ooit op de achterwand hadden gehangen, lagen nu op de vloer. De tijd stond stil toen ze zich naar de stoel bukte en haar id tegen de rand van het bureau sloeg. Ze keek nog eens naar de bovenste foto waar een man met rossig haar voor een saffierblauw meer stond. Hij was lang, met een dunne nek die hem er nog extra slungelig uit liet zien. Wat nog meer opviel, was dat hij zo ver aan de linkerkant stond dat hij bijna uit het beeld viel. Met zijn open hand naar het meer gebarend, maakte Matthew Mercer het overduidelijk dat hij het meer de echte ster vond. De lach op zijn gezicht straalde pure trots uit. Viv had deze man nooit ontmoet, maar nu ze zijn foto had gezien, kon ze haar ogen niet van hem afhouden. 147
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 147
13-4-10 21:31
Ze voelde een sterke hand op haar schouder. Barry stond nu achter haar. ‘Alles oké?’ vroeg Barry. ‘Heb je hulp nodig?’ Ze stapte weg, griste de ringbanden van de stoel en liep struikelend naar de andere kant van het bureau, alsof het gewicht van de ringbanden haar uit evenwicht hield. Binnen een paar seconden stond ze weer stevig en keek ze een laatste keer naar Matthews bureau. ‘Sorry van uw vriend,’ zei ze. ‘Bedankt,’ zeiden Dinah en Barry tegelijk. Ze toverde een ongemakkelijke lach op haar gezicht tevoorschijn en liep snel naar de deur. Barry bewoog niet, maar zijn troebele blauwe ogen volgden haar de hele tijd. ‘Zorg er wel voor dat we ze terugkrijgen,’ riep Dinah, en ze verschoof haar heuptasje naar een betere plek. Als Matthews kantoorcollega had ze bijna twee jaar naast hem gezeten, maar ze was nog steeds hoofdsecretaris. Die ringbanden waren van essentieel belang. ‘Komt voor elkaar,’ zei Viv. ‘Zodra het Congreslid er klaar mee is, zijn ze weer helemaal van u.’
148
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 148
13-4-10 21:31
22
‘E
n hoe zit het met zijn huis?’ piepte Sauls’ stem door het mobieltje. ‘Hij heeft een verdieping aan de rand van Adams Morgan,’ zei Janos op zachte toon terwijl hij door een lange, schone, marmeren gang in het Russell Senaat kantoorgebouw liep. Hij rende niet, maar stapte flink door. Vastberaden. Net als iedereen om hem heen. Dat was altijd de beste manier om te verdwijnen. ‘Maar hij is niet de eigenaar. Hij bezit niet veel. Geen auto, geen aandelen, niets meer op zijn bankrekening. Ik denk dat hij nog steeds leningen afbetaalt. Verder heeft hij niets permanents.’ ‘Ben je er al geweest?’ ‘Wat denkt u zelf?’ zei Janos geïrriteerd. ‘Ik neem aan dat hij er niet was?’ Daar gaf Janos geen antwoord op. Hij had een hekel aan domme vragen. ‘Vrienden en familie?’ ‘Het is een slimme jongen.’ ‘Die we kennen.’ ‘Ik denk niet dat u hem kent. Hij werkt al tien jaar in het Congres. Die jongen is vlijmscherp – hij heeft alles doordacht. Hoewel hij goede connecties heeft, weerhoudt het spel alleen hem er al van met collega’s in contact te treden… en nadat we zijn vriendje bij Justitie te grazen hebben genomen… Ik denk niet dat Harris zich een tweede keer in de maling laat nemen.’ 149
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 149
13-4-10 21:31
‘Onzin. Iedereen laat zich een tweede keer in de maling nemen. Daarom worden presidenten ook altijd herkozen.’ Janos volgde de kamernummers op de muur, maar zei niets. ‘Denk je dat het ik het bij het verkeerde eind heb?’ vroeg Sauls. ‘Nee,’ antwoordde Janos. ‘Niemand kan alleen overleven. Er is ergens iemand die hij vertrouwt.’ ‘Dus je kunt hem vinden?’ Janos stopte voor kamer 427, pakte de deurknop van de enorm hoge deur vast en draaide er ferm aan. ‘Dat is mijn werk,’ zei hij en hij drukte het gesprek weg. Hij stopte het mobieltje in de jaszak van zijn fbi-windjack. Binnen was het kantoor nog precies hetzelfde als de laatste keer dat hij er was. Harris’ bureau stond onaangeraakt achter het glazen kamerscherm, en Harris’ assistent zat nog steeds achter het bureau voor in de kamer. ‘Agent Graves,’ riep Cheese toen Janos Harris’ kantoor betrad. ‘Waarmee kan ik u vandaag van dienst zijn?’
150
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 150
13-4-10 21:31
23
T
ijdens mijn allereerste sollicitatiegesprek op de Hill boog een opgebrande personeelschef met het meest afschuwelijk glimmende haar dat ik ooit had gezien, zich over zijn bureau en zei tegen me dat het Congres eigenlijk net een kleine stad was. Op sommige dagen was men er humeurig, op andere nijdig en van plan om de wereld eens een lesje te leren. Bij iemand die is opgegroeid in een kleine stad komt die vergelijking hard aan. Sterker nog, dat is de reden waarom ik nu door de opslagruimte loop te ijsberen, wachtend totdat iemand aan de andere kant van de lijn de telefoon opneemt. Zoals elke inwoner van een kleine stad weet: als je wilt weten wat er echt speelt in een stadje, moet je een bezoek brengen aan het archief. ‘Met het Juridisch Onderzoekscentrum,’ zegt een vrouw met de stem van een directrice. ‘Hallo, ik hoop dat u mij kunt helpen. Ik wil graag wat informatie inwinnen over een lobbyist.’ ‘Ik verbind u door met Gary.’ Contact opnemen met het Juridisch Onderzoekscentrum is zoiets als op de veranda zitten met een chagrijnige oude vrouw wiens huis tegenover het enige motel in de stad staat. Het is niet de meest sexy hangplek, maar uiteindelijk weet zij wel precies wie het met wie doet. ‘Gary Naftalis,’ zegt een man. Zijn stem klinkt vlak, bijna emotieloos. ‘Wat kan ik voor u doen?’ 151
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 151
13-4-10 21:31
‘Hé, Gary – ik bel namens het kantoor van senator Stevens. Een bedrijf belde ons over een wetsvoorstel en we willen uitzoeken met welke lobbyisten ze samenwerken. Kunnen jullie daar iets mee?’ ‘Alleen als we willen dat lobbyisten eerlijk blijven,’ zegt hij lachend. Het is een flauwe grap, maar er zit een kern van waarheid in. Elk jaar gaan meer dan zeventienduizend lobbyisten richting Capitol Hill, elk van hen gewapend met een spervuur aan vragen en speciale verzoeken. Tel de karrenvracht aan wetsvoorstellen die worden ingediend en waarover gestemd word daarbij op, en het begint je te duizelen. Zoals iedereen op de Hill weet, hebben Congresleden het veel te druk om van alles iets af te weten. Dus wil je iets uitzoeken? Bel de lobbyisten. Zit je verlegen om gesprekonderwerpen? Weet je niet meer hoe het precies zit met een bepaald amendement? Bel de lobbyisten. Het is als drugs kopen. Als ze je goed spul geven, blijf je terugkomen. En zo spreidt macht zich uit. Geruisloos en zonder sporen achter te laten. Het vervelende is: ik heb die sporen nu juist nodig. Als Pasternak het spel speelde, dan deden meer lobbyisten dat. Gelukkig zijn alle lobbyisten verplicht zichzelf te registreren bij het Juridisch Onderzoekscentrum en de namen van hun cliënten op te geven, waardoor ik erachter kan komen wie voor Wendell Mining werkt. ‘Kunnen jullie op bedrijfsnaam zoeken?’ vraag ik. ‘Zeker, meneer… u hoeft alleen maar langs te komen en…‘ ‘Mag ik u om een gunst vragen?’ onderbreek ik hem. ‘Mijn senator zit me nogal op de nek en staat op het punt me er van langs te geven… Dus als ik u nu meteen die naam geef, zou u daar dan iets mee kunnen? Het gaat maar om één bedrijf, Gary…’ Ik noem expres zijn naam, als laatste zetje. Hij reageert niet, het blijft stil. ‘U zou me echt een enorme dienst bewijzen,’ voeg ik eraan toe. 152
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 152
13-4-10 21:31
Hij reageert nog steeds niet. Dat is wat ik me zo tegenstaat aan telefoongesprekken… ‘Wat is de naam van het bedrijf, meneer?’ ‘Geweldig… echt geweldig. Wendell Mining,’ zeg ik. ‘Wendell Mining.’ Ik hoor het getik op zijn toetsenbord en stop met ijsberen. Ik kijk tussen de stoffige verticale jaloezieën door naar buiten en zie het smalle weggetje en de marmeren balustrade die langs de westkant van het gebouw lopen. De ochtendzon schijnt fel op het koperkleurige dak, maar verbleekt bij de hitte die ik vanbinnen voel. Ik veeg een laagje zweet weg in mijn nek en maak het bovenste knoopje van mijn overhemd los. Dit pak en deze stropdas waren voldoende om me ongezien het gebouw weer binnen te krijgen, maar als ik niet snel wat wijzer wordt… ‘Sorry,’ zegt Gary, ‘Ze zijn niet te vinden.’ ‘Wat bedoel je “niet te vinden”? Ik dacht dat iedere lobbyist zijn cliënten bekend moest maken…’ ‘Dat is ook zo. Maar rond deze tijd… we zijn nog niet eens op de helft van de stapel.’ ‘Welke stapel?’ ‘De formulieren die de lobbyisten in moeten vullen. Elke registratietermijn ontvangen we meer dan zeventienduizend formulieren. Enig idee hoelang het duurt om die in te scannen en in te voeren in onze database?’ ‘Weken?’ ‘Maanden. De uiterste inzenddatum was maar een paar weken terug in augustus, dus we moeten er nog een heleboel verwerken.’ ‘Dus het zou kunnen dat er een lobbyist voor hen bezig is…’ ‘Dit is het Congres, meneer. Alles kan.’ Ik duw mijn tong tegen de binnenkant van mijn wang. Ik heb een hekel aan regeringshumor. ‘Er worden elke dag zo’n zevenhonderd namen ingevoerd in de database,’ gaat Gary verder. ‘U kunt ons beter later deze week terugbellen, dan kijken we of het er inmiddels wél in staat.’ 153
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 153
13-4-10 21:31
Ik herinner me dat dit het tweede jaar is dat Wendell Mining dat verzoek deed. ‘En vorig jaar dan?’ vraag ik. ‘Zoals ik al zei: er is niets te vinden. Dat betekent dat ze óf niemand hadden, óf dat diegene zich niet heeft geregistreerd.’ Dat klinkt eigenlijk wel aannemelijk. Typisch iets voor kleinere bedrijfjes om alles zelf te willen doen. Pas als dat niet werkt, worden ze verstandig en huren een pro in. Als Wendell iemand in dienst had, dan zou de naam van diegene vroeg of laat opduiken in de database. ‘Luister, ik waardeer het dat…’ Er wordt hard geklopt op de deur en ik val stil. ‘Meneer, bent u daar nog?’ vraagt Gary door de telefoon. Er wordt nog een keer geklopt. Ditmaal het wijsje van Shave and a haircut. ‘Ik ben het! Heb je jezelf weer opgesloten?’ roept Viv. ‘Doe open!’ Ik ren naar de deur en haal hem van het slot. Het telefoonsnoer is zover uitgerekt dat het tegen de stapel toetsenborden stoot, die op de vloer valt zodra de deur open zwiept. ‘Missie volbracht, Mr. Bond. Wat nu?’ zingt Viv, terwijl ze de twee notitieblokken tegen haar borst gedrukt houdt als een jong schoolmeisje. Dan dringt het tot me door. Ze is nog een jong schoolmeisje. Ze glipt de kamer binnen en schiet langs me heen met snelle, verende tred. Diezelfde tred heb ik bij Congresleden gezien die voor het eerst de Senaatvloer betraden. De haast om macht. Gary’s stem kraakt door de telefoon. ‘Meneer, bent u er nog…?’ ‘Ik ben er nog… sorry,’ zeg ik, en richt mijn aandacht weer op het telefoongesprek. ‘Bedankt voor uw hulp – ik bel u volgende week terug.’ Zodra ik ophang, smijt Viv de notitieblokken op het bureau. Ik heb het wel vaker mis. Ik dacht dat ze het stille meisje achter in de klas was – en hoewel dat ook wel klopt, kom ik er nu achter dat ze ook een meisje is 154
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 154
13-4-10 21:31
dat bij mensen die ze kent, maar door blijft ratelen. ‘Ik neem aan dat het je gemakkelijk afging?,’ zeg ik. ‘Je had me moeten zien! Ik was niet te stuiten – geloof me: het leek net alsof ik in The Matrix was beland. Ze stonden er versteld van, van hoe ik tussen hen door glipte in super slow-motion…terwijl ik hun kogels ontweek… O, ze wisten niet hoe ze het hadden!’ De grapjes komen te snel. Ik herken een afweerreactie als ik er een zie. Ze is bang. Ook al weet ze dat zelf niet. ‘Viv…’ ‘Je zou trots op me zijn geweest, Harris…’ ‘Zei Dinah nog iets?’ ‘Ben je gek? Ze zag nog minder dan die blinde…’ ‘Die blinde?’ ‘Nu heb ik alleen nog een codenaam nodig…’ ‘Was Barry er ook?’ ‘…iets cools… zoals Senaatsgirl…’ ‘Viv…’ ‘…of Zwarte Kat…’ ‘Viv!’ ‘…of …of Zoete Mokka. Wat vindt je daarvan? Zoete Mokka. Oeh, yeah, Viv is er klaar voor! ‘Verdomme, Viv, hou je mond eens!’ Midden in een lettergreep valt ze stil. ‘Weet je zeker dat Barry er was?’ vraag ik. ‘Ik weet niet hoe hij heet. Het was een blinde man met een stok en troebele ogen…’ ‘Wat zei hij?’ ‘Niks – maar hij volgde elke stap die ik zette. Ik weet niet… hij was niet helemaal oké… maar het was alsof hij wilde laten zien – niet dat dat belangrijk is – maar hij wilde laten zien dat hij helemaal niet zo blind was, snap je?’ Ik grijp naar de telefoon en toets zijn mobiele nummer in. Nee. Ik hang op en begin opnieuw. Doe het via de telefoniste. Vooral nu. Vijf tellen later verbindt de telefoniste van het Capi155
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 155
13-4-10 21:31
tool me door met Matthews voormalige kantoor. ‘Binnenlandse Zaken’ zegt Roxanne. ‘Hoi, Roxanne, ik ben het, Harris.’ ‘Harris… hoe gaat het?’ ‘Goed. Kun je…‘ ‘Ik denk aan je, lieverd. Al dat gedoe met Matthew…’ ‘Nee… natuurlijk. Luister, sorry dat ik je stoor, maar dit heeft een beetje haast. Hangt Barry daar nog ergens rond?’ Viv zwaait om mijn aandacht te trekken en loopt langzaam richting de deur. ‘Ik ben zo terug,’ fluistert ze. ‘Nog even iets afhandelen…’ ‘Wacht,’ roep ik. Ze luistert niet. Ze is te veel in haar nopjes om te gaan zitten wachten tot ze een standje krijgt. ‘Viv!’ De deur slaat dicht en weg is ze. ‘Harris?’ vraagt een stem in mijn oor. Ik herken hem uit duizenden. Barry.
156
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 156
13-4-10 21:31
24
‘H
oe gaat het? Alles goed?’ vraagt Barry. ‘Waarom zou het niet goed gaan?’ antwoord ik bits. ‘Omdat Matthew… Ik dacht alleen… Waar bel je eigenlijk vandaan?’ Dat is de derde vraag die hij stelt. Ik ben verbaasd dat het niet zijn eerste was. ‘Ik ben thuis,’ zeg ik tegen hem. ‘Ik had wat tijd nodig om – ik had gewoon wat tijd nodig.’ ‘Ik heb vier berichten ingesproken.’ ‘Dat weet ik… en dat waardeer ik – ik had alleen wat tijd nodig.’ ‘Nee, ik begrijp het helemaal.’ Hij gelooft het geen moment. Maar dat komt niet door wat ik zei. Een paar jaar geleden organiseerden wat collega’s een surpriseparty voor de verjaardag van Ilana Berger, de persvoorlichtster van senator Conroy. Als oude studievrienden van Ilana, werden Matthew, Barry en ik ook uitgenodigd, net als alle kantoormedewerkers van de senator en, zo leek het, ieder ander op de Hill. Ilana’s vrienden wilden er echt iets bijzonders van maken. Maar Barry’s uitnodiging kwam op de een of andere manier op het verkeerde adres terecht. Barry was er kapot van en zou zich eeuwig afvragen waarom hij niet was uitgenodigd. Toen we opperden dat het een vergissing was, geloofde hij dat niet. Toen we hem adviseerden om de organisato157
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 157
13-4-10 21:31
ren van het feestje te bellen, weigerde hij dat te doen. En toen wij ze belden, en ze het vreselijk vonden dat de uitnodiging niet was aangekomen en onmiddellijk een nieuwe stuurden, zag Barry dat als een slap goedmakertje. Dat is altijd Barry’s grootste zwakte geweest – hij kan helemaal zonder hulp door een drukke straat lopen, maar als het gaat om persoonlijk contact, ziet hij zichzelf altijd moederziel alleen achtergelaten. Desondanks heeft hij voor de roddels van de Hill nog altijd een fijnere neus dan menig ander. ‘Dus ik neem aan dat je het hebt gehoord van Pasternak?’ vraagt hij. Ik zeg niks. Hij is niet de enige met voelsprieten. Zijn stem klinkt iets hoger. Hij heeft iets te vertellen. ‘De artsen zeiden dat het een hartaanval was. Kun jij je dat voorstellen? Die kerel rent elke ochtend acht kilometer en bam – ineens houdt zijn hart ermee op. Carol is ontroostbaar… zijn hele familie… het kwam keihard aan. Als jij ze nou eens belt… dat zou ze goed doen.’ Ik wacht totdat hij alles eruit heeft gegooid. ‘Mag ik je iets vragen?’ zeg ik uiteindelijk. ‘Heb jij hier iets bij te winnen?’ ‘Wat?’ ‘… het voorstel waar Matthew aan werkte… Lobby jij daarvoor?’ ‘Natuurlijk niet. Je weet dat ik dat nooit zou doen…’ ‘Ik weet helemaal niets, Barry.’ Hij laat een speels lachje horen. Ik lach niet terug. ‘Ik zeg het je nog maar een keer, Harris – ik heb nooit gewerkt aan Matthews’ zaken.’ ‘Wat doe je dan in zijn kantoor?!’ ‘Harris…’ ‘Hou op met dat ge-Harris!’ ‘Ik weet dat je de afgelopen week twee enorme verliezen hebt geleden…‘ ‘Wat is er verdorie met je aan de hand, Barry? Stop met doekjes er omheen te winden en beantwoord verdomme mijn vraag!’ 158
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 158
13-4-10 21:31
Aan de andere kant van de lijn blijft het lang stil. Hij is of in paniek, of in shock. Ik moet erachter zien te komen wat van de twee. ‘Harris,’ begint hij uiteindelijk, struikelend over de eerste lettergreep. ‘I-Ik heb hier tien jaar gewerkt… dit zijn mijn vrienden… dit is mijn familie, Harris…’ Terwijl hij dat zegt, doe ik mijn ogen dicht en vecht tegen de opwellende tranen. ‘We zijn Matthew kwijt. Toe nou, Harris. We hebben het wel over Matthew…’ Als hij mij week probeert te maken, dan doe ik hem wat aan. ‘Luister naar me,’ smeekt hij. ‘Dit is niet het goede moment om je in jezelf op te sluiten.’ ‘Barry…’ ‘Ik wil je komen opzoeken,’ zegt hij stellig. ‘Zeg me maar waar je werkelijk bent.’ Mijn ogen schieten open en staren naar de telefoon. Toen Pasternak mij al die jaren geleden aannam, zei hij mij dat een goede lobbyist iemand is die je, wanneer je naast hem zit in een vliegtuig en zijn knie raakt de jouwe aan, geen ongemakkelijk gevoel geeft. Dat hij me vraagt waar ik ben, maakt Barry echt heel ongemakkelijk. ‘Ik moet gaan,’ zeg ik tegen hem. ‘Ik spreek je later.’ ‘Harris, niet…’ ‘Tot ziens, Barry.’ Ik smijt de hoorn op de haak en draai me wederom om naar het raam en zie hoe het zonlicht weerkaatst tegen het dak. Matthew waarschuwde me altijd voor rivaliteit onder vrienden. Daar kan ik niets meer tegenin brengen.
159
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 159
13-4-10 21:31
25
O
mdat hij zo boven Cheese’ bureau uittorende, deed Janos voorzichtig een stapje naar achter en trok een quasi-vriendelijk gezicht. Aan de angstige uitdrukking op het gezicht van Harris’ assistent te zien, was het fbi-jack al meer dan genoeg. Janos wist maar al te goed dat je ook weer niet te veel druk moest uitoefenen. ‘Denk je dat alles goed met hem is?’ vroeg Janos op zijn meest bezorgde toon. ‘Op zijn bericht klonk hij in orde,’ antwoordde Cheese. ‘Meer moe dan iets anders. Hij heeft een zware week gehad, weet u, en dat is duidelijk de reden waarom hij deze week vrij heeft genomen.’ ‘Dus hij belde vanochtend?’ ‘Ik denk eerder gisteravond laat. Vertel me nog maar eens waarom u hem wilt spreken.’ ‘We doen onderzoek naar Matthew Mercers dood. Het ongeluk gebeurde op regeringsterrein, dus nu willen ze dat we met een paar van zijn vrienden gaan praten.’ Toen hij de blik op Cheese’ gezicht zag, voegde Janos daaraan toe: ‘Geen zorgen… dit is alleen maar de standaardprocedure…’ De toegangsdeur van het kantoor ging open en een jong zwart meisje in een marineblauw pakje stak haar hoofd naar binnen. ‘Senaatsbode,’ kondigde Viv aan, die drie kleine rood-wit-blauwe dozen in haar handen had. ‘Vlagbezorging?’ vroeg ze. 160
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 160
13-4-10 21:31
‘De wat?’ vroeg Cheese. ‘Vlaggen,’ herhaalde ze, terwijl ze Cheese en Janos allebei eens goed bekeek. ‘Amerikaanse vlaggen… je weet wel, die ze boven het Capitool laten wapperen en dan aan mensen doorverkopen omdat ze toevallig aan een vlaggenstok op het dak hebben gehangen… Maar goed, ik heb er hier drie voor…’ Ze keek op het bovenste doosje, ‘…voor iemand genaamd Harris Sandler.’ ‘Zet ze hier maar neer,’ zei Cheese, terwijl hij naar zijn eigen bureau wees. ‘En uw spullen door de war gooien?’ vroeg Viv. Ze gebaarde naar Harris’ rommelige werkplek achter de glazen scheidingswand. ‘Is dat de zwijnenstal van uw baas?’ Voordat Cheese antwoord kon geven, liep Viv door de deur van de scheidingswand. ‘Hij wil de vlaggen… laat hem het dan ook zelf maar uitzoeken.’ ‘Kijk, daar hebben we er meer van nodig,’ riep Cheese uit en sloeg zich op de borst. ‘Respect hoor, voor dat kind!’ Janos hield het meisje zorgvuldig in de gaten en keek hoe Viv naar het bureau van Harris liep. Haar rug was naar hem toe gekeerd en hij kon daardoor niet zien wat ze aan het doen was, maar voor zover Janos kon zeggen, was dit gewoon een routineus bezorgklusje. Zwijgend maakte ze ruimte vrij op het bureau van Harris voor de doosjes, zette ze neer, en in één vloeiende beweging draaide ze zich weer om. Viv schrok toen ze zag dat Janos haar recht aankeek. Daar had je het. Contact. ‘H-Hallo,’ zei ze met een glimlach toen hun ogen elkaar kruisten. ‘Alles goed?’ ‘Natuurlijk,’ antwoordde Janos droogjes. ‘Alles is uitstekend.’ ‘Kun je echt álles boven het Capitool laten wapperen?’ vroeg Cheese. ‘Sokken? Ondergoed? Ik heb nog een vintage Barney Miller-t-shirt dat wel wat frisse lucht kan gebruiken.’ ‘Wie is Barney Miller?’ vroeg Viv. Cheese sloeg met gespeelde ontzetting zijn hand te161
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 161
13-4-10 21:31
gen zijn borst. ‘Weet je wel hoeveel pijn dit doet? Ik ben er kapot van. Echt. Mijn hart bloedt.’ ‘Sorry,’ lachte Viv, terwijl ze naar de deur liep. Janos keek weer naar Harris’ bureau, waar de doosjes met vlaggen netjes op een stapeltje lagen. Zelfs toen had hij nog geen enkele argwaan. Maar toen hij zich weer omdraaide naar Viv – haar hoorde giechelen en haar naar de deur zag snellen – zag hij hoe ze nog een laatste blik zijn kant op wierp. Toen realiseerde hij zich dat ze niet naar hem keek, maar naar zijn windjack. fbi. De deur sloeg dicht en weg was Viv. ‘Waar waren we ook alweer over aan het kwebbelen?’ vroeg Cheese. Janos, met zijn ogen nog altijd gericht op de deur, gaf geen antwoord. Het was niet zo heel vreemd dat iemand zo geboeid naar een fbi-jack keek… maar in combinatie met de manier waarop ze binnenkwam… en regelrecht Harris’ kantoor binnenliep… ‘Ik ken die blik,’ zei Cheese plagend. ‘Je zit nog te denken aan dat ondergoed-boven-het-Capitool-idee, niet?’ ‘Hebt u haar al eens eerder gezien?’ gooide Janos eruit. ‘Die bode? Nee, niet dat ik…’ ‘Ik moet gaan,’ zei Janos, terwijl hij zich langzaam omdraaide naar de deur. ‘Laat het me weten als ik u nog met iets kan helpen,’ riep Cheese nog, maar Janos was al weg – door de deur en over de gang. Ze kon niet… Daar zijn, dacht Janos, glimlachend in zichzelf. Toen hij zijn hand in zijn jaszak stak, voelde Janos het kleine zwarte doosje zitten en zette het knopje om. Het elektrische geluidje zoemde zachtjes in zijn hand.
162
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 162
13-4-10 21:31
26
I
k klap het eerste van de twee notitieblokken open, blader het door tot de letter g, en blijf doorbladeren totdat ik eindelijk bij het tabblaadje getiteld Grayson kom. Het notitieblok is onderverdeeld in verschillende gedeeltes, die alfabetisch gerangschikt zijn op Congreslid en een uitvoerige beschrijving bevatten van elk project waar een Congreslid een verzoek voor heeft ingediend – waaronder de overdracht van een goudmijn aan een bedrijf met de naam Wendell Mining. Ik lees vluchtig het oorspronkelijke verzoek door dat werd ingediend door het kantoor van Grayson, lik aan mijn vingertop en sla meteen door naar de analyse. Maar terwijl ik de volgende drie bladzijden haastig doorlees, klinkt er een bekende stem door in mijn hoofd. Jeetje. Dit kan niet anders… dat grillige aan het begin van een nieuwe gedachte… zijn overmatige gebruik van het woord bepaald… zelfs de manier waarop hij een beetje breedsprakerig wordt aan het eind. Deze drie bladzijden zijn zonder meer geschreven door Matthew. Het is alsof hij hier echt naast me zit. Het pleit voor hem dat zijn analyse overeenkomt met wat hij oorspronkelijk zei. De goudmijn van Homestead is een van de oudste mijnen in South Dakota, en zowel het stadje en de staat zouden ervan profiteren als Wendell Mining het land kreeg en de mijn overnam. Als extra bewijsmateriaal zijn er drie gekopieerde brieven in het notitieblok bijgevoegd: eentje van het Bu163
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 163
13-4-10 21:31
reau Ruimtelijke Ordening, eentje van de ceo van Wendell Mining en tot slot een nogal enthousiaste aanbeveling van de burgemeester van Leed, South Dakota, het plaatsje waar de mijn zich bevindt. Drie brieven. Drie briefhoofden. Drie nieuwe telefoonnummers om te bellen. Bij mijn eerste telefoontje aan het bml krijg ik de voicemail. Bij mijn telefoontje aan de ceo ook. Dan blijft alleen de burgemeester nog over. Mij best. Ik ben nog altijd op m’n best met politici. Ik draai het nummer, hoor de telefoon overgaan en werp een blik op mijn horloge. Viv zou nu toch wel terug moeten… ‘L-en-L Luncheonette,’ zegt een man met een doorrookte stem en het lijzige accent van een Hollywoodcowboy. ‘Wat kan ik voor u doen?’ ‘Pardon,’ stamel ik, terwijl ik mijn ogen richt op de onderkant van de brief. ‘Ik ben op zoek naar het kantoor van burgemeester Regan.’ ‘En welke naam kan ik doorgeven?’ vraagt de man. ‘Andy Defresne,’ zeg ik. ‘Van het Huis van Afgevaardigden. In Washington D.C.’ ‘Maar waarom zei u dat niet eerder?’ zegt de man met een schor lachje. ‘U spreekt nu met burgemeester Regan.’ Ik zeg niets, ik moet opeens aan mijn vaders kapperszaak denken. ‘Niet bekend met kleine stadjes, is ’t wel?’ lacht de burgemeester. ‘Toevallig wel.’ ‘Kom je er vandaan?’ ‘Ben er geboren en opgegroeid.’ ‘Nou, wij zijn kleiner,’ zegt hij plagend. ‘Wedden?’ God, hij doet me denken aan vroeger. ‘Nu, wat kan ik voor u doen?’ vraagt hij. ‘Om eerlijk te zijn…’ ‘Ik verwacht niet anders,’ onderbreekt hij mij, met onstuimige lach. Ik herinner me nu ook weer waarom ik weg ben gegaan. 164
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 164
13-4-10 21:31
‘Ik had even een vraagje over de goudmijn die…’ ‘De Homestead.’ ‘Inderdaad. De Homestead,’ zeg ik, terwijl ik nerveus met mijn vinger tegen een van de reservetoetsenborden in de kamer tik. ‘Om een lang verhaal kort te maken… Ik werk aan het verzoek van Congreslid Grayson betreffende de verkoop van de grond…’ ‘O, iedereen wil wel een robbertje vechten, hè?’ ‘Sommigen wel, ja,’ haak ik op hem in. ‘Maar persoonlijk probeer ik er alleen maar voor te zorgen dat we het op de juiste manier aanpakken en de lokale belangen voorrang geven.’ Daar valt hij even stil van. Hij geniet van de plotselinge aandacht. ‘Maar goed, terwijl we proberen dat verzoek erdoor te krijgen, zoeken we zo veel mogelijk mensen die ons kunnen steunen. Zou u mij dus uit kunnen leggen hoe uw plaats zou profiteren van de op handen zijnde verkoop van de mijn? Of nog beter: is er iemand in het bijzonder die dolgraag wil dat de zaak rondkomt?’ Zoals hij al twee keer eerder heeft gedaan, barst de burgemeester in lachen uit. ‘Jongen, om eerlijk te zijn: je zuigt nog eerder stroop door een rietje dan dat je iemand vindt die hiervan zal profiteren.’ ‘Dat begrijp ik niet helemaal.’ ‘Ikzelf ook niet, misschien,’ geeft de burgemeester toe. ‘Maar als ik toch mijn geld zou neertellen voor een goudmijn, dan zou ik op z’n minst eentje willen waar goud in zat.’ Mijn vinger tikt niet meer tegen het toetsenbord. ‘Pardon?’ ‘De Homestead-mijn. Daar zit niks.’ ‘Weet u dat zeker?’ ‘Jongen, Homestead was in 1876 weliswaar een ontdekking, maar het is alweer bijna twintig jaar geleden dat de laatste gram goud naar boven werd gehaald. Sindsdien hebben zeven verschillende bedrijven geprobeerd te bewijzen dat iedereen het mis had, en de laatste daarvan ging op zo’n nare manier failliet dat het ‘t 165
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 165
13-4-10 21:31
grootste deel van de stad geruïneerd heeft. Daarom is de grond van de regering. Vroeger woonden er negenduizend mensen in dit stadje. Nu zijn dat er honderdzevenenvijftig. Je hoeft geen algebra te kennen om dat rekensommmetje te maken.’ Terwijl hij dat zegt, is het doodstil in de opslagruimte. Maar ik kan mijn eigen gedachten nauwelijks nog volgen. ‘Dus u beweert dat er geen goud in die mijn zit?’ ‘Al twintig jaar niet,’ herhaalt hij. Ik knik, ook al kan hij mij niet zien. Het slaat nergens op. ‘Sorry, meneer de burgemeester – misschien ligt het aan mij, maar als er helemaal geen goud te vinden is, waarom hebt u die brief dan geschreven?’ ‘Welke brief?’ Ik kijk naar het bureau, waar Matthews oude notitieblok ligt, met daarin een brief die de landoverdracht aan Wendell Mining bevestigt. Hij is ondertekend door de burgemeester van Leed, South Dakota. ‘U bent burgemeester Tom Regan, toch?’ ‘Yep. De enige echte.’ Ik bestudeer de handtekening die onderaan de brief staat. En bekijk hem nog eens goed. De R van Regan is een beetje vlekkerig, waardoor het er net slordig genoeg uitziet om er niet beter naar te kijken. En dan zie ik, voor het eerst sinds deze hele toestand begonnen is, dat er iets niet klopt. ‘Ben je daar nog, jongen?’ vraagt de burgemeester. ‘Ja… nee… ik ben er nog,’ zeg ik. ‘Ik ben alleen… Wendell Mining…’ ‘Ik zal je eens iets vertellen over Wendell Mining. Toen ze hier voor het eerst rond kwamen neuzen, heb ik persoonlijk de msha gebeld om…’ ‘Em-sha?’ ‘Mine Safety and Health Administration – de veiligheidsclub. Als je burgemeester bent, wil je graag weten wie er in je stad komt. Dus toen ik met mijn maat daar sprak, zei hij dat die jongens van Wendell mogelijk 166
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 166
13-4-10 21:31
de oorspronkelijke mijnrechten over de grond hadden gekocht en het juiste papierwerk hadden ingediend en zelfs iemand genoeg geld hadden toegestoken om een gunstig mineralogisch rapport te krijgen – maar ik zweer het, toen we hun verleden natrokken, bleek dat die jongens nog nooit van hun leven ook maar iets met mijnen gedaan hebben.’ Ik voel mijn maag branden en het vuur verspreidt zich snel. ‘Weet u dat zeker?’ ‘Jongen, hield Elvis van spek? Ik heb dit al honderdennegentien keer eerder meegemaakt. Een bedrijf als Wendell heeft een klein beetje geld en heel groot beetje hebzucht. Mocht iemand mij eens een keer om mijn mening vragen, dan zou ik ze zeggen dat het laatste is wat we hier kunnen gebruiken, dat iedereen hoopvolle verwachtingen krijgt, die vervolgens wéér niet worden waargemaakt. Je weet hoe dat gaat in zo’n klein stadje… toen die vrachtwagens kwamen opdagen…’ ‘Vrachtwagens?’ onderbrak ik hem. ‘Die vorige maand voorreden. Bel je daar niet over?’ ‘J-Ja. Natuurlijk.’ Matthew had de goudmijn nog nauwelijks drie dagen geleden overgedragen. Wat deden die vrachtwagens daar een maand geleden? ‘Ze zijn dus al bezig in de mijn?’ vroeg ik, totaal in verwarring. ‘Joost mag weten wat ze daar doen… Ik ben daar zelf een keer gaan kijken – je weet wel, om te zien of ze zich wel hielden aan de afspraken met de vakbond… Nou, ik zeg het je: ze hebben géén mijnbouwkundige apparatuur daar. Zelfs geen houweel. En toen ik ze ernaar vroeg… laat ik het zo zeggen… ze joegen me weg als een lastige vlieg.’ Mijn hand zit stevig om de telefoonhoorn geklemd. ‘U denkt dat ze met iets anders dan mijnbouw bezig zijn?’ ‘Ik weet niet wat ze aan het doen zijn, maar als je het mij vraagt…’ Hij onderbreekt zichzelf. ‘Jongen, heb je één momentje?’ Voordat ik kan antwoorden, hoor ik hem al op de achtergrond. ‘Tante Mollie,’ roept hij uit, 167
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 167
13-4-10 21:31
plotseling enthousiast. ‘Wat wil je hebben, lieverd?’ ‘Wat ik altijd neem,’ antwoordt een vrouw met een allerliefst nasaal dorpsaccent. ‘Geen jam op de toast.’ Achter me klopt iemand het wijsje van Shave and a haircut op de deur. ‘Ik ben het,’ roept Viv uit. Ik rek het telefoonsnoer uit en haal de deur van het slot. Viv stapt naar binnen, maar de schwung in haar tred is verdwenen. ‘Wat is er?’ vraag ik. ‘Heb je de…’ Ze haalt mijn elektronische agenda tevoorschijn uit de bovenkant van haar broek en gooit het naar me toe. ‘Daar… ben je nu blij?’ vraagt ze. ‘Wat is er gebeurd? Lag het niet waar ik zei dat het lag?’ ‘Ik zag een fbi-agent in jouw kantoor,’ gooit ze eruit. ‘Wat?’ ‘Hij was daar – aan het praten met je assistent.’ Ik hang de burgemeester bruusk op. ‘Hoe zag hij eruit?’ ‘Dat weet ik niet…’ ‘Nee – niks “dat weet ik niet”. Hoe zag hij eruit?’ drong ik aan. Ze ziet dat ik in paniek ben, maar wuift het niet weg zoals de vorige keer. ‘Zó lang heb ik hem niet gezien… kortgeschoren peper-en-zoutkleurig haar… een enge glimlach vind ik… en ogen die, nou ja… wel een beetje lijken op die van een jachthond, als je snapt wat ik bedoel…’ Mijn keel knijpt zich dicht en mijn ogen flitsen naar de deur. Naar de deurknop, om precies te zijn. De deur zit niet op slot. Ik sprint naar de deur en sta op het punt om hem op slot te doen. Maar net voordat ik dat kan doen, zwaait de deur open en raakt me tegen mijn schouder. Viv gilt en een mollige hand glijdt door de deuropening.
168
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 168
13-4-10 21:31
27
D
e deur is nauwelijks een duimbreedte open, maar Janos heeft zijn hand al naar binnen gestoken. Viv gilt nog steeds, en ik heb nog steeds vaart. Gelukkig heb ik de zwaartekracht mee. Mijn volle gewicht botst tegen de deur, waardoor Janos’ vingers vastgeklemd komen te zitten tegen de deurpost. Ik verwacht dat hij zal schreeuwen als hij zijn hand losrukt. Hij gromt nog niet eens. Viv wordt ook ineens doodstil en ik kijk achterom om te zien of ze in orde is. Daar staat ze, met haar ogen dicht en haar handen om haar legitimatiebewijs geklemd. Ze bidt. Terwijl de deur dichtslaat, draai ik hem op slot. De deur dreunt als Janos zich ertegenaan gooit. De scharnieren trillen. We hebben niet lang. ‘Het raam!’ zeg ik, terwijl ik me omdraai naar Viv, die eindelijk opkijkt. Ze staat aan de grond genageld van angst. Haar ogen lijken elk moment uit hun kassen te kunnen springen. Ik grijp haar hand en draai haar om naar het kleine raam dat heel hoog in de muur zit. Het bestaat uit twee vensterruiten die als luiken naar buiten kunnen worden geklapt. Er klinkt opnieuw een harde bonk tegen de deur. Viv draait zich om in paniek. ‘Hij is…’ ‘Gá nu maar!’ schreeuw ik, terwijl ik een van de reservestoelen onder het raam schuif. Ze klimt op de stoel, en probeert met trillende handen het raam van het slot te halen. 169
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 169
13-4-10 21:31
‘Schiet op!’ smeek ik, terwijl de deur weer dreunt. Ze beukt tegen de vensterruiten, maar ze komen niet van hun plaats. ‘Hárder!’ zeg ik tegen haar. Ze beukt er nog een keer tegenaan. Zo’n klein meisje is ze niet – de impact is enorm. ‘Ik denk dat ze vastgeverfd zitten!’ ‘Kom, laat mij…’ Viv geeft nog één laatste dreun met haar vuist en het linkerraam springt open en zwaait naar buiten toe. Ze klemt haar handen om het raamkozijn en ik geef haar een zetje omhoog. Er klinkt weer een dreun tegen de deur. Het slot is het aan het begeven. Twee schroeven staan op springen, zo te zien. Viv draait zich om naar het geluid. ‘Niet kijken!’ zeg ik tegen haar. Ze hangt al half uit het raam. Ik grijp haar enkels en geef haar een laatste zet. Er schiet weer een schroef los uit het slot, rinkelend valt hij op de vloer. We hebben geen tijd meer. Ik spring op de stoel, terwijl Viv buiten op het balkon valt. Achter me zie ik Matthews notitieblok liggen op de dichtstbijzijnde tafel. Janos is er nog één dreun van verwijderd. Ik haal het nooit… Het kan me niets schelen. Ik heb die informatie nodig. Ik spring van de stoel af, haast me terug naar het bureau, pak het Grayson-gedeelte vast en scheur de bladzijden uit de ringband. De deur vliegt open en slaat tegen de grond. Ik kijk er niet eens naar. In één dolle beweging spring ik op de stoel en duik ik naar het open raam. Mijn bekken stoot tegen het raamkozijn, maar ik kom er tenminste doorheen. Ik leun naar voren, laat me naar buiten vallen, en kom, ondertussen verblind door de zon, op de balkonvloer terecht. ‘Welke kant op?’ vraagt Viv, die het raam dichtsmijt terwijl ik overeind krabbel. Ik rol het stapeltje papier op en schuif het in mijn 170
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 170
13-4-10 21:31
borstzak, pak Viv bij haar pols en trek haar naar links, het pad van nog geen meter breed op dat langs het raam loopt. We bevinden ons op het lange balkon langs de Senaatsvleugel, met uitzicht op het Washington Monument. In tegenstelling tot de enorme koepel van het Capitool, die voor ons opdoemt, is het pad aan deze kant van het gebouw vlak. Ik kijk om en net op dat moment zwaait het raam achter ons open. Zodra het tegen de witte muur van het gebouw klapt, breekt het glas. Terwijl Janos zijn hoofd naar buiten steekt, gaan wij nog harder rennen. We rennen zo hard, dat de ingenieus bewerkte marmeren reling aan mijn rechterhand een wazige vlek wordt. Tot mijn verbazing loopt Viv een paar passen voor op mij. De zon is verzengend en schijnt zo fel op de witte reling dat ik mijn ogen een beetje dicht moet knijpen om nog iets te kunnen zien. Het komt goed uit dat ik hier de weg ken. Verderop, dichter bij de koepel van het Capitool, splitst het pad zich. We kunnen rechtdoor gaan en het pad verder volgen, of de hoek omgaan, naar links. De laatste keer dat we dat deden, was Janos me te slim af. Deze keer zijn we op mijn terrein. ‘Linksaf,’ zeg ik en geef een ruk aan het schouderstuk van Vivs uniform. Wanneer ik haar de hoek om trek, bevindt zich recht voor ons een roestige metalen trap. Die leidt naar een loopbrug die ons naar het dak brengt, recht boven de kamer waar we net waren. ‘Ga verder,’ zeg ik en wijs haar de trap aan. Viv rent door, ik blijf staan. Aan mijn voeten lopen drie dunne stalen draden over de balkonvloer, vlak langs de ramen. ’s Winters zet de onderhoudsdienst de bedrading een beetje onder stroom, waardoor sneeuw smelt en ijs zich niet kan ophopen. De rest van het jaar liggen de draden hier alleen maar nutteloos te zijn. Tot nu. Ik hurk neer, duw mijn knokkels tegen de vloer en grijp de draden vast. Ik hoor Janos’ schoenen bonzen op het dak terwijl hij rent. 171
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 171
13-4-10 21:31
‘Hij is bijna de hoek om!’ roept Viv vanaf haar hoge plek op de loopbrug. Daar rekende ik al op. Als een gewichtheffer die een halter optilt, trek ik zo hard mogelijk aan de draden. De krammetjes die ze op hun plek houden vliegen in het rond. De metalen bedrading komt strak te staan en komt een paar centimeter omhoog vanaf de grond. De ideale enkelhoogte. Janos is net de hoek om, als zijn benen tegen de bedrading botsen. De vaart die hij heeft, zorgt ervoor dat het dunne metaal in zijn schenen snijdt. Voor het eerst geeft hij een kreet van pijn. Het is niet meer dan een gedempte schreeuw, maar ik ben er blij mee. Hij valt voorover, zijn gezicht raakt als eerste de grond. Het geluid alleen al is geweldig. Voordat hij overeind kan komen, spring ik naar hem toe, grijp de achterkant van zijn hoofd en duw zijn gezicht tegen de brandend hete groenkoperen vloer. Zodra zijn wang ertegenaan komt, schreeuwt hij het eindelijk uit – een grommend geluid vanuit zijn keel dat vibreert tegen mijn borst. Het is alsof ik een dolle stier in bedwang probeer te houden. Ik grijp de achterkant van zijn nek vast, maar hij zit al op zijn knieën en krabbelt overeind. Als een in het nauw gedreven panter haalt hij uit en slaat een vlezige klauw uit naar mijn gezicht. Ik duik naar achteren en zijn knokkels raken lichtjes een plek onder mijn schouder, net onder mijn oksel. Het doet geen pijn – maar terwijl mijn hele rechterarm begint te tintelen en gevoelloos wordt, realiseer ik me dat hij die plek juist wilde raken. ‘Harris, rénnen!’ roept Viv vanaf de loopbrug. Ze heeft gelijk. Ik ben hem in mijn eentje niet de baas. Ik draai me om naar Viv en ren zo hard als ik kan. Mijn arm voelt dood aan; hij bungelt levenloos langs mijn lichaam. Achter me zit Janos nog steeds op de grond en graait naar de draden. Terwijl ik richting de metalen trap sprint die naar het dak leidt, schieten er nog een stuk of zes krammetjes de lucht in. Nog even en de draad is los. 172
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 172
13-4-10 21:31
‘Kom!’ schreeuwt Viv, die op het randje van de bovenste traptrede staat en naar me wenkt. Terwijl ik met mijn goede arm de reling vasthoud, haast ik me over de trap omhoog naar de loopbrug die over het dak slingert. Vanaf hier, met de koepel achter me, spreidt het platte dak van de Senaatsvleugel zich voor me uit. Het overgrote deel is bedekt met luchtkokers, ventilatieroosters, een wirwar van elektriciteitsdraden, en hier en daar een stel koepels die als middelhoge bollen uit het dak opdoemen. Ik volg de zich tussen dit alles doorslingerende loopbrug tot achter de kleine koepel recht voor ons. ‘Weet je zeker dat de weg hier…?’ ‘Hierheen,’ zeg ik en sla linksaf, waar een metalen zijtrap naar beneden loopt, weg van de loopbrug en terug omlaag naar een ander deel van het balkon. Godzijdank is neoklassieke architectuur symmetrisch. In de muur links van mij zit ook weer een raam, waardoor we weer in het gebouw kunnen komen. Ik sla zo hard mogelijk tegen de raamlijst. Het glas breekt, maar de raamlijst geeft niet mee. Ik verwijder wat glas om goed grip te krijgen en trek zo hard als ik kan. Ik kan het gestamp van Janos’ voetstappen horen op de loopbrug. ‘Trek harder!’ schreeuwt Viv. Het hout splintert onder mijn handen en het raam zwiept open, naar mij toe. Het gestamp komt dichterbij. ‘Kom…’ zeg ik en help Viv naar binnen glippen. Ik ga haar achterna en val hard op de grijze vloerbedekking. Dit is iemands kantoor. Een gezette werknemer komt naar de deur gesneld. ‘U mag hier niet binnen…’ Viv duwt hem opzij en ik volg haar. Als bode kent Viv de binnenkant van dit gebouw als geen ander. En aan de manier te merken waarop ze rent – met scherpe bochten, zonder te stoppen – volgt ze niet meer. Ze leidt. We rennen dwars door de ontvangstruimte van het kantoor van de curator van de Senaat en een smalle, 173
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 173
13-4-10 21:31
bochtige trap af waarop onze voetstappen worden weerkaatst. Om uit het zicht te blijven, springen we over de laatste drie treden heen en schieten de derde verdieping van het Capitool op. Senaatskapel staat er op de dichte deur voor ons. Geen slechte plek om je te verstoppen. Viv rammelt aan de deurknop. ‘Hij zit op slot,’ zegt ze. ‘Daar gaan je gebeden.’ ‘Hou je mond,’ zegt ze bits. Er klinkt een harde plof boven ons. We kijken omhoog en zien daar bovenaan de trap Janos staan. De linkerkant van zijn gezicht is felrood, maar hij zegt niets. Viv rent als een speer naar links, de gang door, richting een andere trap. Ik wil naar de lift, die iets verderop is, net de hoek om. ‘De lift is sneller…’ zeg ik tegen haar. ‘Alleen als ie…’ Ik druk op de liftknop en hoor een hoog pingeltje. Viv komt aansnellen. Terwijl de deur opengaat, horen we Janos de trap af denderen. Ik duw Viv de lift in en volg haar, terwijl ik uit alle macht probeer de deur dicht te trekken. Viv drukt hard op het deur dicht-knopje. ‘Toe nou, toe nou, toe nou…’ Ik klem mijn vingers stevig rond het metaal van de deur en trek zo hard als ik kan, in een poging de deur dicht te krijgen. Viv duikt onder mij en doet hetzelfde. Janos is een paar meter van ons vandaan. Ik zie zijn uitgestoken vingertoppen. ‘Druk de alarmknop zo meteen in!’ schreeuw ik tegen Viv. Janos springt naar voren en onze blikken kruisen elkaar. Hij steekt zijn hand naar ons uit en net op dat moment maakt de deur een klikkend geluid en schuift dicht. De lift ratelt naar beneden en ik kan nauwelijks ademhalen. ‘Mijn… mijn hand…’ fluistert Viv, terwijl ze iets uit haar handpalm trekt, die helderrood ziet van het bloed. 174
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 174
13-4-10 21:31
Het is een stukje glas uit een van de ingeslagen ramen. ‘Gaat het?’ vraag ik, terwijl ik een hand op haar schouder leg. Ze is met haar aandacht bij haar handpalm en geeft geen antwoord. Ik weet niet eens zeker of ze mijn vraag wel heeft gehoord. Haar hand beeft ongecontroleerd terwijl ze naar het bloed staart. Ze is in shock. Maar toch is ze nog genoeg bij zinnen om te snappen dat ze veel belangrijker dingen aan haar hoofd heeft. Ze grijpt haar pols vast om het beven te laten stoppen. ‘Waarom zit de fbi achter je aan?’ vraagt ze met overslaande stem. ‘Hij is niet van de fbi.’ ‘Wie is hij dan wel in hemelsnaam?’ Dit is niet het geschikte moment voor een antwoord. ‘Maak je nou maar klaar om weg te rennen,’ zeg ik tegen haar. ‘Wat bedoel je?’ ‘Denk jij ook niet dat hij op dit moment heel hard de trap af rent?’ Ze schudt haar hoofd, in een poging om zelfverzekerd over te komen, maar ik hoor de paniek in haar stem. ‘Het is geen doorgaande trap – hij zal twee keer de gang over moeten steken om verder te kunnen.’ ‘Maar één keer,’ corrigeer ik haar. ‘Ja, maar… hij zal toch op elke verdieping moeten stoppen om te kijken of we daar niet zijn uitgestapt.’ Ze doet haar best zichzelf daarvan te overtuigen, maar zelfs zij gelooft het niet. ‘Hij kan nooit sneller dan wij beneden zijn… toch?’ De lift komt tot stilstand in de kelder en de deur schuift langzaam open. Ik ren naar buiten en heb nauwelijks twee passen gezet, of ik hoor een luid geklak op de metalen treden van de trap die zich recht voor ons bevindt. Ik kijk omhoog en zie Janos op dat moment de hoek om schieten bij de bovenste tree. Hij zegt nog altijd niets, maar om zijn lippen komt een heel klein glimlachje tevoorschijn. De klootzak. 175
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 175
13-4-10 21:31
Viv gaat naar links en ik volg haar. Janos stormt de trap af. We hebben een voorsprong op hem van niet meer dan dertig treden. Viv maakt een scherpe bocht naar links, zodat we uit zijn gezichtsveld verdwijnen, en vervolgens een bocht naar rechts. De kelder heeft een laag plafond en smalle gangen. We lijken op ratten die rondjes rennen in een doolhof terwijl de kat achter ons zijn bek likt. Recht voor ons wordt de lange gang breder. Aan het eind schijnt een bundel helder zonlicht door het glas in de dubbele deuren. Daar is onze uitweg. De westelijke uitgang – de deur waardoor de president naar buiten stapt bij zijn inauguratie. Dat moeten we kunnen halen. Viv kijkt heel even achterom. ‘Je weet wat er…’ Ik knik. Ze begrijpt het. Terwijl ze nog iets harder gaat rennen, richting het licht, balt Viv haar vuisten. Er vallen een paar bloedspetters op de vloer. Achter ons komt Janos als een renpaard aan galopperen, hij komt steeds dichterbij. Ik hoor zijn ademhaling – hoe dichterbij hij komt, hoe harder die klinkt. We gaan allemaal tot het uiterste en het gestamp van onze schoenen echoot door de gang. Ik ren nek aan nek met Viv, die langzaamaan snelheid verliest. Ze raakt een halve pas achterop. Kom op, Viv… Nog maar een paar meter. Ik bekijk haar gezicht. Ogen wijd open. Mond open. Ik ken die blik van mensen die veertig kilometer van een marathon erop hebben zitten. Ze redt het niet. Janos merkt dat ze pijn heeft en gaat iets meer links lopen. Recht achter Viv. Hij is zo dichtbij dat ik hem bijna kan ruiken. ‘Viv…!’ schreeuw ik. Janos strekt zijn arm uit en steekt zijn hand omhoog om haar vast te grijpen. Hij schiet naar voren. De deur bevindt zich vlak voor ons. Maar net op het moment dat hij een greep wil doen, pak ik Viv bij haar schouder en stuur ons allebei rechtsaf, de hoek om, weg van de deur. Janos glijdt uit op de gladde vloer terwijl hij de bocht 176
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 176
13-4-10 21:31
probeert te maken om ons achterna te komen. Maar het is al te laat. Tegen de tijd dat hij de achtervolging weer heeft ingezet, banen Viv en ik ons een weg door een stel dubbele deuren van zwart vinyl die eruitzien alsof ze naar de keuken van een restaurant leiden. Maar terwijl de deuren dichtzwaaien, zien we veertien gewapende politiemannen in de gang rondlopen. Het kantoor rechts van ons is het interne hoofdkantoor van de Capitool-politie. Viv roert haar mondje alweer. ‘Er zit een vent achter ons aan die probeert om…’ Ik werp haar een blik toe en schud mijn hoofd. Als ze Janos wil laten oppakken, zal hij mij laten oppakken – en op dit moment kan ik me dat niet veroorloven. Aan de verwarde uitdrukking op haar gezicht te zien, begrijpt Viv er niets van, maar desondanks laat ze de leiding aan mij over. ‘Er zit een vent achter ons aan die tegen zichzelf praat,’ zeg ik tegen de drie dichtstbijzijnde agenten. ‘Hij kwam ons zonder aanleiding achterna en zei dat wij de vijand waren.’ ‘Ik denk dat hij tijdens zijn rondleiding is weggeglipt,’ voegt Viv daaraan toe, die heel goed weet hoe ze deze gasten op stang kan jagen. Wijzend op het legitimatiepasje rond haar nek, zegt ze: ‘Hij heeft geen legitimatiebewijs.’ Janos klapt de deuren van zwart vinyl open. Drie politiemannen van het Capitool sluiten hem in. ‘Kan ik u met iets helpen?’ vraagt een van hen. Hij is niet onder de indruk van het fbi-jack; hij weet dat het ook kan zijn gekocht in de souvenirwinkel. Voordat Janos met een of ander slap smoesje kan komen, rennen Viv en ik verder de gang door die zich voor ons uitstrekt. ‘Hou ze tegen!’ schreeuwt Janos, die ons achterna wil gaan. De eerste agent grijpt hem bij zijn jack en trekt hem terug. 177
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 177
13-4-10 21:31
‘Wat doe je?’ brult Janos. ‘Mijn werk,’ zegt de agent. ‘Laat me uw id maar eens zien.’ We begeven ons weer in het kronkelende doolhof van de kelder en weten uiteindelijk aan de oostzijde van het Capitool naar buiten te komen. De zon is al gedraaid naar de andere kant van het gebouw, maar het duurt nog zeker een uur voordat het donker wordt. Langs groepen toeristen snellend die foto’s maken van de voorkant van de koepel, rennen we richting First Street, ondertussen hopend dat de Capitool-politie ons genoeg voorsprong geeft. De witte marmeren zuilen van het Hooggerechtshof bevinden zich direct aan de overkant van de straat, maar ik kijk alleen maar of ik een taxi zie. ‘Taxi!’ roepen Viv en ik in koor als er eentje afremt. We stappen in en doen allebei onze deur op slot. Achter ons bij het Capitool, is Janos nergens te bekennen. Voor nu, althans. ‘Volgens mij zijn we veilig,’ zeg ik en duik dieper weg in mijn stoel terwijl ik de mensenmassa afspeur. Naast me neemt Viv niet eens de moeite om naar buiten te kijken. Ze staart alleen maar naar mij. Haar bruine ogen branden – voor een deel van angst, maar nu ook… voor een deel van boosheid. ‘Je hebt gelogen…’ zegt ze ten slotte. ‘Viv, voordat je…’ ‘Ik ben niet dom, weet je,’ voegt ze eraan toe, terwijl ze nog steeds op adem probeert te komen. ‘Wat is er nu verdomme aan de hand?’
178
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 178
13-4-10 21:31
28
T
erwijl ik op de roltrap naar beneden sta richting de onderste verdiepingen van het Smithsonian Museum of American History, houd ik de mensen om ons heen in de gaten. Ik heb mijn handen op Vivs schouders gelegd. Dat is nog steeds de beste manier om haar te kalmeren. Ze staat één trede lager dan ik, maar ze is twee keer zo bang. Na wat er gebeurd is in het Capitool vertrouwt ze niemand meer – ook mij niet – en daarom schudt ze mijn handen van haar schouders af. Het museum is duidelijk niet de beste plek om haar op andere gedachten te brengen, maar het is hoe dan ook een openbare ruimte en daardoor is het niet aannemelijk dat Janos daar zijn zoektocht zal beginnen. Terwijl we verder omlaag gaan, schiet Vivs blik de ruimte rond en blijft hangen op het gezicht van iedere persoon die ze ziet. Ik neem aan dat dat ze dat wel vaker doet. Ze vertelde me dat ze een van de twee zwarte meisjes was op een voor de rest witte school. In de Senaat is ze de enige zwarte bode. Ongetwijfeld is ze meer dan eens het buitenbeentje. Maar nog nooit zoals nu. Ik vouw de museumplattegrond open die ik bij de informatiebalie heb gekregen en scherm ons daarmee af van de mensen om ons heen. Als we toeristen willen lijken, moeten we ons ook als toeristen gedragen. ‘Wil je een ijsje?’ vraag ik, terwijl we van de roltrap stappen en iets verderop de ouderwetse ijssalon zien. 179
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 179
13-4-10 21:31
Viv werpt me een blik toe die ik anders alleen zie bij journalisten. ‘Zie ik eruit als dertien?’ Ze heeft alle recht om boos te zijn. Ze dacht een simpel klusje te moeten doen. In plaats daarvan moest ze het afgelopen halfuur rennen voor haar leven. Alleen al daarom heeft ze het recht om te weten wat er precies aan de hand is. ‘Dit heb ik nooit zo gewild,’ begin ik. ‘O nee?’ vraagt ze. Ze drukt haar lippen tegen elkaar en kijkt me fronsend aan. ‘Viv, toen je zei dat je wilde helpen…’ ‘Dat had je me niet moeten laten doen! Ik had geen idee waar ik aan begon!’ Daar heeft ze volkomen gelijk in. ‘Het spijt me,’ zeg ik tegen haar. ‘Ik had nooit gedacht dat ze…’ ‘Laat je verontschuldigingen maar zitten, Harris. Vertel me nou maar gewoon waarom Matthew vermoord is.’ Ik had niet gedacht dat ze wist wat er speelde. Ik heb haar al vaker onderschat. We komen bij een expositie getiteld A Material World; om ons heen staan glazen vitrines waarin het Amerikaanse productieproces wordt uitgebeeld. De eerste vitrine is gevuld met hout, bakstenen, leisteen en runderleer; de laatste vitrine bevat de felgekleurde Rubik’s Cube en een spelcomputer met Pac-man. ‘Dit is vooruitgang,’ verkondigt een gids die bij ons in de buurt staat. Ik kijk Viv aan. Het is ook voor ons tijd om wat verder te komen. Het kost me bijna een kwartier om haar de waarheid te vertellen. Over Matthew… over Pasternak… en zelfs over mijn poging om de vice-minister van Justitie om hulp te vragen. Vreemd genoeg vertrekt ze nog geen spier – dat wil zeggen: totdat ik haar vertel waardoor deze kettingreactie op gang is gebracht. Het spel… en de weddenschap. Haar mond valt open en ze brengt haar handen naar haar hoofd. Ze staat op het punt om in woede uit te barsten. 180
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 180
13-4-10 21:31
‘Je deed mee aan een weddenschap?’vraagt ze. ‘Ik weet dat het vreemd klinkt…’ ‘Daar was je dus mee bezig? Met gokken op het Congres?’ ‘Ik zweer het, het was gewoon een stom spel.’ ‘Candyland is een stom spel! Mad Libs is een stom spel! Dit was echt!’ ‘Het ging alleen over kleine zaken – nooit zaken die er veel toe deden…’ ‘Alles is belangrijk!’ ‘Viv, alsjeblieft…’ smeek ik en kijk om me heen als een paar toeristen stil blijven staan en naar ons staren. Ze gaat zachter praten, maar ze is nog steeds boos. ‘Hoe kon je dat nou doen? Je zei tegen ons dat we…’ Ze onderbreekt zichzelf als haar stem het begeeft. ‘Die hele toespraak die je hield… Alles wat je zei sloeg nergens op.’ Op dat moment besef ik dat ik haar reactie verkeerd heb geïnterpreteerd. Het is geen boosheid in haar stem. Het is teleurstelling – en terwijl ze haar schouders nog meer laat hangen dan anders, gaat die al over in verdriet. Ik zit al tien jaar op de Hill, maar Viv zit hier nauwelijks een maand. Ik werd drie jaar lang bedonderd voordat ik de blik kreeg die zij nu heeft. Idealisme is altijd moeilijk uit te roeien. ‘Zo is het genoeg – ik ben hier weg,’ laat ze weten, terwijl ze me opzij duwt en langs me heen glipt. ‘Waar ga je naartoe?’ ‘Ik ga wat post bezorgen aan een senator… en de score bijwerken van senators met een lelijk kapsel en zonder kontje – daar zijn er meer van dan je denkt.’ ‘Viv, wacht,’ roep ik uit, terwijl ik achter haar aan ga. Ik pak haar schouder vast en ze probeert zich los te rukken. Ik houd vast, maar anders dan de vorige keer, kalmeert het haar niet. ‘Laat. Los!’ schreeuwt ze. Met één laatste duw schuift ze me aan de kant. Zo klein is ze niet. Ik vergeet steeds hoe sterk ze is. 181
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 181
13-4-10 21:31
‘Viv, doe geen domme dingen…’ roep ik uit terwijl ze door de expositieruimte beent. ‘Ik heb al domme dingen gedaan – dankzij jou heb ik mijn target van de maand gehaald!’ ‘Wacht nou even…’ Ze mindert geen vaart. Terwijl ze door het centrale deel van de expositiezaal marcheert, loopt ze dwars voor een stelletje langs dat zich net laat fotograferen voor de stoel van Archie Bunker. ‘Viv, alsjeblieft…’ smeek ik, terwijl ik achter haar aan ren. ‘Doe dit niet.’ Na die woorden blijft ze stilstaan. ‘Wat zei je?’ ‘Je luister niet…’ ‘Vertel me nooit wat ik moet doen.’ ‘Maar ik…’ ‘Hoorde je niet wat ik zei?!’ ‘Viv, ze zullen je vermoorden.’ Haar vinger blijft halverwege in de lucht steken. ‘Wat?’ ‘Ze zullen je vermoorden. Ze zullen je nek breken en het laten lijken alsof je ergens op een trap bent uitgegleden. Net zoals ze deden bij Matthew.’ Ze zwijgt terwijl ik dat zeg. ‘Je weet dat ik gelijk heb. Nu Janos weet wie je bent – je zag hoe hij is; het maakt voor hem niet uit of je zeventien bent of zeventig. Denk je echt dat hij jou terug laat gaan om de glazen water van de senatoren bij te vullen?’ Ze probeert antwoord te geven, maar ze kan niet spreken. De rimpels in haar voorhoofd verdwijnen en haar handen beginnen te beven. Net zoals eerst begint ze nerveus aan haar legitimatiebewijs te frunniken. ‘I-Ik moet even iemand bellen,’ zegt ze indringend en snelt naar de telefooncel in de ijssalon. Ik volg haar op de voet. Ze gaat het me niet vertellen, maar ik zie het aan de manier waarop ze haar legitimatiebewijs vastklampt. Ze wil haar moeder spreken. ‘Viv, bel haar niet…’ ‘Hier sta jij buiten, Harris.’ 182
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 182
13-4-10 21:31
Ze denkt dat ik alleen aan mijn eigen hachje denk. Ze heeft het mis. Mijn maag trekt zich al samen van schuldgevoel sinds het moment dat ik haar vroeg dat ene klusje voor me te doen. Het beangstigde me dat het zover had moeten komen. ‘Ik wou dat ik het ongedaan kon maken… echt waar,’ zeg ik tegen haar. ‘Maar als je niet uitkijkt…’ ‘Ik kéék uit! Vergeet niet: ik ben niet degene die dit heeft veroorzaakt.’ ‘Alsjeblieft, blijf heel even staan,’ smeek ik als ze er opnieuw vandoor gaat. ‘Janos is op dit moment waarschijnlijk je doopceel aan het lichten.’ ‘Misschien ook niet. Daar al eens aan gedacht?’ Ze raakt te opgefokt. Ik vind het verschrikkelijk om dit te doen, maar het is de enige manier om haar te beschermen. Als ze op het punt staat de ijssalon binnen te gaan, ga ik recht voor haar staan. ‘Viv, door ze te bellen breng je je hele familie in gevaar.’ ‘Dat weet je niet!’ ‘O nee? Van de dertig bodes ben jij het enige zwarte meisje. Hij weet binnen een paar tellen hoe je heet. Daar zorgt hij wel voor. Ik weet wel dat je op dit moment een hekel aan me hebt – en terecht – maar alsjeblieft… luister nou… Als je daar naar binnen gaat en je ouders belt, heeft Janos nog twee extra mensen uit de weg te ruimen om zich uit de nesten te werken.’ Ik heb genoeg gezegd. Ze recht haar schouders, waardoor ze haar ware lengte krijgt, terwijl de tranen in haar ogen haar leeftijd verraden. Het is zo makkelijk om te vergeten hoe jong ze nog is. Links van mij zie ik ons spiegelbeeld in een expositievitrine gereflecteerd: ik in mijn zwarte pak, zij in haar marineblauwe. Zo zakelijk en in overeenstemming met elkaar. Achter het glas zijn de rode sweater van Mr. Rogers te zien en een pop van Oscar uit Sesamstraat. Oscar zit versteend in zijn vuilnisemmer met zijn mond wijd open. Viv volgt mijn blik en staart naar Oscar, die met holle zwart-witte ogen terugstaart. 183
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 183
13-4-10 21:31
‘Het spijt me, Viv.’ Ik zeg dat al voor de tweede keer. Maar nu wil ze het wel horen. ‘I-Ik wilde je alleen maar helpen,’ stamelt ze, terwijl haar stem het bijna begeeft. ‘Ik had het je niet moeten vragen, Viv – ik had nooit gedacht…’ ‘Mijn moeder… als ze…’ Ze onderbreekt zichzelf, terwijl ze de gedachte weg probeert te drukken. ‘En mijn tante in Philly dan? Misschien kan zij…’ ‘Breng je familie nou niet in gevaar.’ ‘Ik zou ze niet in gevaar moeten brengen? Hoe kon… hoe kon je me dit nou aandoen?!’ Ze wankelt naar achteren en bestudeert opnieuw iedere toerist die langsloopt. Ik dacht dat ze dat deed omdat ze bang was, gespannen – altijd en eeuwig het buitenbeentje dat erbij probeert te horen – maar hoe langer ik naar haar kijk, hoe meer ik me realiseer dat dat niet het hele verhaal is. Mensen die hulp zoeken zijn ook meestal mensen die dat gewend zijn te krijgen. Ze houdt haar hand nog steeds om haar legitimatiebewijs geklemd. Haar moeder… haar vader… haar tante – ze zijn er altijd voor haar geweest, hebben haar haar hele leven lang gepusht, geholpen, aangemoedigd. En nu zijn ze er niet meer. En Viv weet dat. Ze is niet de enige. Terwijl ze rusteloos de mensen afspeurt, voel ik een stekende, misselijkmakende pijn in mijn buik. Wat er verder ook gebeurt, ik zal het mezelf nooit vergeven dat ik haar deze ellende heb aangedaan. ‘Wat moet ik nu doen? vraagt ze. ‘Het komt goed,’ beloof ik, in de hoop haar gerust te stellen. ‘Ik heb genoeg geld – misschien kunnen we… Ik kan je in een hotel onderbrengen.’ ‘In mijn eentje?’ Uit de manier waarop ze die vraag stelt, kan ik opmaken dat het een slecht idee is. Vooral als ze in paniek raakt en ervandoor gaat. Ik heb haar al een keer in gevaar gebracht. Ik doe dat niet nog een keer door haar in 184
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 184
13-4-10 21:31
de steek te laten. ‘Oké… vergeet het hotel. We kunnen ook…’ ‘Je hebt mijn leven geruïneerd,’ barst ze los. ‘Viv…’ ‘Laat dat ge-Viv. Je hebt het geruïneerd, Harris, en je hebt… o God… weet je wel wat je gedaan hebt?’ ‘Het was bedoeld als één klein klusje – ik zweer het, als ik geweten had dat dit zou gebeuren…’ ‘Zeg dat alsjeblieft niet. Zeg niet dat je niet wist…’ Ze heeft volkomen gelijk. Ik had het moeten weten – elke dag ben ik bezig met het inschatten van politieke veranderingen – maar in dit geval was het enige waar ik me druk om maakte ikzelf. ‘Viv, ik zweer het, als ik het ongedaan kon maken…’ ‘Maar dat kun je niet!’ De afgelopen drie minuten heeft ze alle gemoedstoestanden doorlopen: van boosheid naar ontkenning, naar wanhoop, naar acceptatie, en nu weer terug naar boosheid. Alles is een reactie op één onveranderlijk feit: Janos zal niet rusten voordat wij allebei dood zijn. ‘Viv, ik wil dat je je concentreert – we moeten hier weg.’ ‘…en ik heb het erger gemaakt,’ mompelt ze. ‘Ik heb mezelf dit aangedaan.’ ‘Dat is niet waar,’ zeg ik stellig. ‘Jij bent hier niet verantwoordelijk voor. Ik heb dit ons aangedaan. Ons allebei.’ Ze is nog steeds in shock, en doet haar best om alles te bevatten wat er gebeurd is. Ze kijkt naar mij en vervolgens naar zichzelf. Het gaat niet meer alleen maar om mij. Wij. Vanaf nu zijn we tot elkaar veroordeeld. ‘Laten we de politie bellen…’ stamelt ze. ‘Na wat er met Lowell is gebeurd?’ Ze is genoeg bij de pinken om het probleem te doorzien. Als Janos toegang heeft tot de nummer twee van Justitie, dan leidt elke poging die we ondernemen om dit via juridische weg op te lossen ons regelrecht naar hem. 185
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 185
13-4-10 21:31
‘En als we nu iemand anders benaderen…? Heb je geen vrienden?’ Die vraag is een klap in mijn gezicht. De twee mensen die het dichtst bij mij stonden, zijn inmiddels dood. Lowell is overgelopen, en wie weet wie Janos nog meer voor zijn karretje heeft gespannen. Alle politici en stafmedewerkers met wie ik al die jaren gewerkt heb – natuurlijk zijn dat mijn vrienden, maar in deze stad, tja… dat wil niet zeggen dat ik ze ook vertrouw. ‘Bovendien,’ leg ik uit, ‘met wie we ook praten – we maken diegene tot doelwit. Moeten we nog iemand aandoen wat ik jou heb aangedaan?’ Ze kijkt me strak aan, ze weet dat ik gelijk heb. Maar dat weerhoudt haar er niet van een uitweg te zoeken. ‘En een van de andere bodes?’ vraagt ze. ‘Misschien kunnen ze ons vertellen bij wie ze bezorgden… je weet wel, wie er meespeelde met het spel.’ ‘Daarom wilde ik de beleveringslijsten uit de garderobe hebben. Maar daar staat niets op van tijdens de dagen dat er gespeeld werd.’ ‘Dus wij allemaal – alle bodes – werden gebruikt zonder dat we dat wisten?’ ‘Misschien voor de andere weddenschappen, maar niet voor die over de goudmijn.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Die knul die Matthew sloeg – Toolie Williams – hij droeg jouw naamkaartje. Hij was verkleed als bode.’ ‘Waarom zou iemand er als een bode uit willen zien?’ ‘Ik neem aan dat Janos hem daarvoor betaalde… en dat Janos in opdracht van iemand anders handelt die gevestigde belangen heeft bij de uitkomst.’ ‘Je denkt dat het hen uiteindelijk om de goudmijn gaat?’ ‘Dat is moeilijk te zeggen, maar zij zijn de enigen die ervan profiteren.’ ‘Ik begrijp het nog niet helemaal,’ zegt Viv. ‘Hoe kan Wendell Mining ervan profiteren als er waarschijnlijk helemaal geen goud in de mijn zit?’ 186
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 186
13-4-10 21:31
‘Of beter gezegd,’ voeg ik toe, ‘waarom probeert een bedrijf dat nog nooit iets met mijnen heeft gedaan, twee jaar lang een goudmijn te kopen waar geen goud in zit?’ We staren elkaar aan, maar Viv kijkt gauw weer weg. We mogen dan tot elkaar veroordeeld zijn, zo snel heeft ze me niet vergeven. En bovendien, volgens mij hoeft ze het antwoord niet te weten. Jammer voor haar, maar dan blijft er nog een van ons over. Ik trek de opgerolde papieren van Matthews notitieboek uit mijn zak. Ik hoor de stem van de burgemeester nog nagalmen in mijn hoofd. Wendell was al aan de slag gegaan, maar er was geen mijnbouwapparatuur te bekennen. ‘Dus wat zijn ze daar beneden aan het doen?’ ‘Je bedoelt afgezien van bezig zijn met mijnbouw?’ Ik schud mijn hoofd. ‘De manier waarop de burgemeester het zei… Ik denk niet dat ze aan mijnbouw doen.’ ‘Waar heb je een goudmijn anders voor nodig?’ ‘Dat is de vraag, nietwaar?’ Ze weet waar ik aan denk. ‘Waarom bel je niet gewoon de burgemeester nog een keer en…’ ‘En dan? Moet ik hem vragen om een beetje rond te gaan neuzen en daarmee zijn leven in gevaar te brengen? Bovendien, zelfs al zou hij het doen, zou jij de uitkomst vertrouwen?’ Viv valt opnieuw stil. ‘Dus wat doen we nu?’ vraagt ze ten slotte. Ondertussen was ik al op zoek naar een aanknopingspunt. Ik lees nog een keer de naam van het stadje op het velletje papier in mijn handen. Leed. Leed, natuurlijk. De enige plek die ons naar de oplossing zal leiden. Ik kijk nog een laatste keer de expositieruimte rond en loop vervolgens richting de roltrap. ‘Kom, we gaan,’ roep ik naar Viv. Ze volgt me op de voet. Ze mag dan woedend zijn, maar ze begrijpt dat het gevaarlijk is om in haar eentje te zijn. De angst maakt dat haar boosheid weer overgaat 187
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 187
13-4-10 21:31
in acceptatie, zij het met moeite. Als ze naast me komt lopen, kijkt ze nog één keer naar Oscar. ‘Denk je echt dat het verstandig is om helemaal naar South Dakota af te reizen?’ ‘Dacht je soms dat het hier veiliger is?’ Ze geeft geen antwoord. Natuurlijk is het een gok – maar het is bij lange na niet zo gewaagd als een bedrijf dat een weddenschap sluit om een goudmijn waar geen goud in zit, en vervolgens alle lokale bewoners weghoudt zodat niemand ziet wat ze nou echt aan het doen zijn. Zelfs een zeventienjarig meisje weet dat hier een luchtje aan zit – en de enige manier om uit te vinden waar dat luchtje precies vandaan komt, is het te volgen tot aan de bron.
188
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 188
13-4-10 21:31
29
T
wee uur later zitten we in een taxi in Dulles, Virginia. Het bord voor ons zou je gemakkelijk over het hoofd kunnen zien, maar ik ben hier vaker geweest. De Corporate Aviation Terminal van PiedmontHawthorne. ‘Geef me maar vijf terug,’ zeg ik tegen de taxichauffeur, die veel te vaak naar ons zit te kijken door de achteruitkijkspiegel. Misschien komt het doordat we zo stil zijn… of misschien doordat Viv mij totaal niet aan wil kijken. Of misschien komt het wel doordat ik hem zojuist een beroerde fooi heb gegeven. ‘Ach, hou het wisselgeld ook maar,’ zeg ik tegen de chauffeur terwijl ik een hartelijke grijns op mijn gezicht tover en een gemaakt lachje laat horen naar aanleiding van een reclamespotje dat uit de radio schalt. De chauffeur glimlacht terug en telt het geld. Mensen zullen je een stuk minder snel onthouden als je ze niet belazerd hebt. ‘Prettige dag nog,’ zeg ik terwijl Viv en ik uitstappen. Hij zwaait naar ons zonder te kijken. ‘Weet je zeker dat dit niet strafbaar is?’ vraagt Viv, nog altijd het brave meisje, terwijl ze me volgt naar de moderne laagbouw. ‘Ik heb niks gezegd over strafbaar of niet – waar het mij om gaat is of het verstandig is.’ ‘En dit is verstandig?’ ‘Neem je liever een lijnvlucht?’ Viv houdt haar mond weer. We hebben dit bespro189
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 189
13-4-10 21:31
ken tijdens onze rit hiernaartoe. Op deze manier hoeven we ons niet eens te legitimeren. Er zijn niet veel plekken waar je in minder dan twee uur tijd een privévliegtuig kunt krijgen. Gelukkig is het Congres een van die plekken. En er was maar één telefoontje voor nodig. Twee jaar geleden kreeg ik tijdens een stemming over een controversieel wetsvoorstel met betrekking tot de luchtvaart, een telefoontje van het hoofd van de afdeling Overheidsbetrekkingen van FedEx, die vroeg of hij senator Stevens kon spreken. In eigen persoon. Ik wist dat die afdeling nooit zomaar belde, dus ik verbond hem voor de zekerheid door. Dat was een prachtige zet van hun kant. Dat ze Stevens in hun zak hadden, beïnvloedde de andere senatoren uit het Midden-Westen, die ook snel vóór het wetsvoorstel stemden. Precies twee uur geleden belde ik naar de afdeling Overheidsbetrekkingen van FedEx en vroeg of ik nu een gunst van hén mocht vragen. De senator, legde ik uit, wilde op tijd bij een geldinzamelingsactie zijn die op het laatste moment gepland was in South Dakota en daarom had hij mij gevraagd te bellen. In eigen persoon. En daarom zijn we nu hier. Volgens de regels mag een senator gebruikmaken van een bedrijfsvliegtuig zolang hij dat bedrijf de prijs betaalt van wat een eersteklas ticket normaal gesproken kost bij een commerciële vlucht. We mogen dat geld later overmaken. Een enorme maas in het net – en Viv en ik zijn daar moeiteloos doorheen gekropen. We gaan het gebouw binnen door een automatische deur die openschuift en komen in een ruimte die me doet denken aan de lobby van een chique hotel. Stoelen die overtrokken zijn met stof. Victoriaanse bronzen lampen. Bordeauxrood-met-grijs tapijt. ‘Zal ik u de weg wijzen naar uw vliegtuig?’ vraagt een vrouw in bedrijfskleding, terwijl ze over de balie rechts van ons heen leunt. Viv glimlacht, maar trekt vervolgens een gezicht als 190
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 190
13-4-10 21:31
ze ziet dat de onverwachte behulpzaamheid aan mij is gericht. ‘Senator Stevens,’ zeg ik. ‘Hier moet u zijn,’ roept een zware stem net voorbij de balie. Ik kijk op en zie een piloot met naar achter gekamd blond haar naar ons zwaaien. ‘Tom Heidenberger,’ stelt hij zichzelf voor, en geeft een handdruk. Alleen al daaruit kan ik opmaken dat hij militair is geweest. Hij buigt zich naar Viv en schudt ook haar hand. Ze is rechtop gaan staan, ze geniet van de aandacht. ‘Komt de senator eraan?’ vraagt de piloot. ‘Hij blijkt toch geen tijd te hebben. Ik hou een toespraak in zijn plaats.’ ‘Bof jij even,’ zegt hij met een grijns. ‘En dit is Catherine, onze nieuwe juridische assistente,’ zeg ik en stel Viv voor. Dankzij haar marineblauwe pakje en bovengemiddelde lengte blijft het bij één blik. Medewerkers van het Congres zijn vaak nog heel jong. ‘Bent u klaar om te gaan, senator?’ vraagt de piloot. ‘Absoluut,’ antwoord ik. ‘Al zou ik graag nog even een telefoontje plegen voordat we vertrekken.’ ‘Dat is geen enkel probleem,’ zegt de piloot. ‘Is het voor het werk of privé?’ ‘Privé,’ zeggen Viv en ik allebei tegelijk. De piloot moet lachen. ‘Nog even met de senator bellen, hè?’ We lachen met hem mee terwijl hij ons de weg wijst; de hoek om en vervolgens de gang door. ‘De eerste deur rechts.’ Het blijkt een miniatuurvergaderkamer te zijn, niet groter dan een kitchenette. Er staat een bureau en één enkele leren stoel en aan de muur hangt een inspirerende poster van een bergbeklimmer. Midden op het bureau staat een glanzend zwarte telefoon. Viv pakt de hoorn op en ik druk op het knopje van de speaker. ‘Wat doe je?’ vraagt ze, terwijl de kiestoon door de kamer klinkt. ‘Voor het geval je hulp nodig hebt…’ 191
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 191
13-4-10 21:31
‘Het lukt wel,’ bijt ze terug. Ze vindt het vervelend dat ik me ermee bemoei. Ze drukt op het knopje Speaker en de kiestoon verdwijnt. Ik kan haar niets kwalijk nemen. Zelfs al was ze vergeten dat ik haar dit heb aangedaan (en dat is ze niet vergeten), dan nog zijn dit haar zaken – en deze twee telefoontjes kunnen alleen door haar gepleegd worden. Haar vingers gaan over de toetsen en ik hoor de telefoon aan de andere kant van de lijn overgaan. Een vrouwenstem neemt op. ‘Hé, Adrienne, met Viv,’ zegt ze en laat haar stem opgewonden klinken. De show is begonnen. ‘Nee… ja… nee, echt? En zij zei dat?’ Het blijft even stil; Viv houdt zich aan haar rol. ‘Daarom bel ik nu,’ legt Viv uit. ‘Nee… luister even…’ De vrouwenstem aan de andere kant van de lijn is van Adrienne Kaye, een van haar twee kamergenoten in het gedeelte van de Senaat waar de bodes verblijven. Viv vertelde me tijdens de rit hiernaartoe dat de bodes elke avond, zodra ze terugkomen van hun werk, een officiële presentielijst moeten tekenen zodat ze weten dat iedereen er is. Dit eenvoudige systeem werkte goed voor de dertig bodes – tot afgelopen week, toen Adrienne besloot de avondklok te negeren en tot laat uit te gaan met een groepje stagiairs uit Indiana. Adrienne kwam daar alleen mee weg omdat Viv voor haar had getekend bij de incheckbalie en tegen de surveillanten had gezegd dat ze in de badkamer was. Nu probeerde Viv haar hetzelfde voor haar te laten doen. Binnen dertig seconden is het geregeld. ‘Geweldig – ja, joh, nee – zeg maar tegen ze dat het weer de tijd van de maand is; dat houdt ze wel weg,’ zegt Viv, terwijl ze haar duim naar me opsteekt. Adrienne gaat haar helpen. ‘Nee hoor… niemand die je kent,’ voegt Viv toe en kijkt even naar mij. Ze heeft geen glimlach op haar gezicht. ‘Jason? Dat nooit,’ lacht Viv. ‘Ben je niet goed snik? Kan me niet schelen dat hij schattig is – hij kan voor mijn part op zijn hoofd gaan staan.’ 192
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 192
13-4-10 21:31
Ze houdt het gesprek net lang genoeg gaande om het geloofwaardig over te laten komen. ‘Goed zo, dank je wel, Adrienne,’ zegt ze en hangt eindelijk op. ‘Goed gedaan,’ zeg ik tegen haar terwijl ze aan het bureau staat en het volgende telefoonnummer intoetst. Ze knikt voor zich uit en ik zie een spoortje van trots. De achtervolging door Janos heeft haar zelfvertrouwen een knauw gekregen. Ze probeert daar nog steeds van te herstellen. Spijtig genoeg voor Viv, zal dat door het volgende telefoontje nog moeilijker worden. Terwijl de telefoon overgaat aan de andere kant van de lijn, zie ik haar houding al veranderen. Ze laat haar kin zakken, krimpt iets ineen. Ze draait haar voeten naar binnen toe en tikt met haar ene schoen tegen de schoenpunt van de ander. Terwijl ze de hoorn stevig in haar hand klemt, kijkt ze nog een keer naar mij en wendt zich weer af. Ik weet wanneer iets een verzoek om hulp is. Ik druk op het knopje van de speaker en op hetzelfde moment neemt een vrouwenstem op aan de andere kant van de lijn. Viv kijkt omlaag naar het rode lampje bij het knopje Speaker. Deze keer drukt ze hem niet uit. ‘Artsenpraktijk,’ zegt een vrouwenstem. ‘Hé mama, met mij,’ zegt Viv, terwijl ze opnieuw sprankelend probeert te klinken door de telefoon. Ze heeft precies de juiste toon te pakken – nog meer dan bij het vorige telefoontje. ‘Wat is er?’ vraagt haar moeder. ‘Niks… Het gaat goed,’ zegt Viv, terwijl ze haar linkerhand op het bureau legt. Ze heeft nu al moeite om overeind te blijven staan. Twee minuten geleden was ze een meisje van zeventien dat kon doorgaan voor zevenentwintig. Nu lijkt ze nog geen dertien. ‘Waarom heb je me op de luidspreker gezet?’ vraagt moeder. ‘Dat is niet zo, mama; dit mobieltje is gewoon…’ ‘Zet die luidspreker uit – je weet dat ik daar een hekel aan heb.’ 193
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 193
13-4-10 21:31
Viv kijkt mijn kant uit en ik doe automatisch een stap naar achteren. Ze drukt op het knopje Speaker en het gesprek galmt niet meer door de kamer. Het goede nieuws is dat ik moeder dankzij het volume van haar stem, nog steeds kan horen door de hoorn van de telefoon. Eerder zei ik dat we dit telefoontje niet moesten plegen. Nu moeten we wel. Als moeder alarm slaat, komen we hier nooit weg. ‘Zo is het beter,’ zegt moeder. ‘Vertel op, wat is er?’ Haar stem klinkt oprecht verontrust. Natuurlijk. Moeder praat hard… maar niet uit boosheid… of omdat ze bazig is. Senator Stevens praatte ook zo. Zo indringend. Een stemgeluid waar kracht in zit. ‘Vertel me wat er gebeurd is,’ dringt moeder aan. ‘Heeft iemand weer iets vervelends tegen je gezegd?’ ‘Niemand heeft iets vervelends gezegd.’ ‘En die jongen uit Utah?’ Ik kan het dialect van moeder niet thuisbrengen – het heeft deels het lijzige uit zuidelijk Ohio, deels de langgerekte klinkers uit Chicago – maar welk dialect het ook is, als ik mijn ogen dichtdoe… is het alsof ik Viv hoor praten, twintig jaar vanaf nu. Ik open mijn ogen weer en zie dat Viv van de spanning voorover is gaan hangen. Ze is er nog niet. ‘Hoe gaat het met die jongen uit Utah?’ dringt moeder aan. ‘Dat is een sukkel…’ ‘Vivian…’ ‘Mama, toe nou – dat valt niet onder vloeken. Ze zeggen sukkel in elke stomme sitcom op tv.’ ‘Dus je leeft nu in een sitcom? Ik neem aan dat je sitcom-moeder dan ook degene is die je rekeningen betaalt en je problemen oplost?’ ‘Ik heb geen problemen. Eén jongen heeft één keer iets vervelends gezegd… De surveillanten hebben het al opgelost… Niks aan de hand.’ ‘Laat niet over je heen lopen, Vivian. God zegt…’ ‘Ik zei dat het goed gaat.’ 194
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 194
13-4-10 21:31
‘Laat ze niet…’ ‘Mam!’ Moeder laat een stilte vallen – een uitgerekte stilte zoals alleen een moeder kan laten vallen. Al die liefde die ze voor haar dochter voelt – je wéét gewoon dat ze het eigenlijk uit wil schreeuwen door de telefoon… maar ze weet ook dat kracht moeilijk door te geven is. Die moet iedereen zelf vinden. Van binnenuit. ‘Vertel me eens iets over de senatoren,’ zegt moeder ten slotte. ‘Hebben ze je al gevraagd om een wet op te stellen?’ ‘Nee, mam, ik heb nog geen wet opgesteld.’ ‘Dat komt nog wel.’ Het is moeilijk uit te leggen, maar door de manier waarop ze dat zegt, geloof zelfs ik haar. ‘Luister, mama… waarom ik eigenlijk bel… ze nemen ons mee voor een overnachting op Monticello… het landgoed van Thomas Jefferson…’ ‘Ik weet wel wat Monticello is.’ ‘Ja, nou… hoe dan ook, ik wil niet dat je je ongerust gaat maken als je belt en we zijn er niet.’ Viv zwijgt even en wacht af of haar moeder erin trapt. We houden allebei onze adem in. ‘Ik had je al gezegd dat ze je daar mee naartoe zouden nemen, Viv – ik heb er foto’s van gezien in een oude brochure,’ zegt moeder, duidelijk opgewonden. En zo is het opeens voor elkaar. ‘Ja… dat doen ze elk jaar,’ voegt Viv toe. Haar stem klinkt opeens verdrietig. Bijna alsof ze gehoopt had dat het niet zo gemakkelijk was gegaan. Ze werpt een blik op de poster aan de muur. We hebben allemaal onze eigen bergen te trotseren. ‘En wanneer kom je weer terug?’ ‘Ik denk morgenavond,’ zegt Viv, terwijl ze naar mij kijkt voor bevestiging. Ik haal mijn schouders op en knik op hetzelfde moment. ‘Ja… morgenavond,’ zegt ze. ‘Vergeet niet naar Sally Hemings te vragen…’ 195
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 195
13-4-10 21:31
‘Maak je geen zorgen, mama – dat zal wel bij de rondleiding zitten.’ ‘Dat hoop ik maar – wat denken ze wel, dat we dat allemaal gewoon zullen vergeten? Kom op, zeg. Het is al erg genoeg dat ze het nu afdoen als een of andere zoete liefdesaffaire…’ Ze laat een pauze vallen. ‘Heb je genoeg geld en zo?’ ‘Ja hoor.’ ‘Mooi zo. Dat wilde ik horen.’ Viv glimlacht een beetje om de grap. ‘Alles goed, Boo?’ vraagt moeder. ‘Het gaat uitstekend,’ zegt Viv indringend. ‘Ik kijk uit naar het reisje.’ ‘Gelijk heb je. Geniet van alles wat je meemaakt, Vivian. Alles is de moeite waard.’ ‘Dat weet ik, mama…’ Er valt weer een moederlijke stilte. ‘Weet je zeker dat het goed met je gaat?’ Viv verplaatst haar gewicht en leunt nog meer op het bureau. Door de manier waarop ze voorover hangt, is het net alsof ze het bureau nodig heeft om haar overeind te houden. ‘Dat zei ik al, mama. Het gaat geweldig.’ ‘Ja. Je bent ook echt geweldig.’ Moeders stem geeft bijna licht door de telefoon. ‘Zorg dat we trots op je kunnen zijn, Vivian. God bracht je bij ons met een doel. Lieverd, ik hou van je.’ ‘Ik hou ook van jou, mama.’ Terwijl Viv de telefoon ophangt, hangt ze nog steeds voorover op het bureau. Natuurlijk, beide telefoontjes kunnen haar hebben uitgeput en misschien zelfs verdoofd – maar dat is nog steeds veel beter dan dood zijn. ‘Viv, als je maar weet…’ ‘Alsjeblieft, Harris…’ ‘Maar ik…’ ‘Harris… alsjeblieft, voor één keer… hou je mond.’ ‘Klaar voor de vlucht?’ vraagt de piloot, zodra we weer in de centrale ontvangstruimte zijn. 196
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 196
13-4-10 21:31
‘Helemaal,’ zeg ik, terwijl hij ons naar de achterkant van het gebouw leidt. Ik kijk over mijn schouder en zie dat Viv, die niets zegt, bewust een paar stappen achter mij loopt. Ik weet niet zeker of zij mij niet wil zien of dat ze niet wil dat ik háár zie. Hoe dan ook, ik heb haar al genoeg op de huid gezeten. Aan het eind van de gang bevinden zich recht voor ons twee veiligheidsdeuren die op slot zitten. Ik kijk nog een keer om naar de ontvangstruimte en merk een magere man in een streepjespak op die in een van de gestoffeerde stoelen zit. Daar zat hij niet toen we binnenkwamen. Het is alsof hij uit het niets tevoorschijn is gekomen. Zo lang zijn we niet weggeweest. Ik probeer hem beter te bestuderen, maar hij wendt snel zijn ogen af en klapt zijn mobieltje open. ‘Alles in orde?’ vraagt de piloot. ‘Ja… natuurlijk,’ zeg ik stellig, terwijl we bij de deuren aankomen. De vrouw bij de balie drukt op een knop en er klinkt een luide magnetische klik. De deuren gaan van het slot en de piloot schuift ze open en gaat ons voor naar buiten. Geen metaaldetector… geen scanapparaat… geen bagagecontrole… geen gedoe. Vijftien meter voor ons staat op de landingsbaan een splinternieuwe Gulfstream G400. Op de zijkant van het vliegtuig schittert een smalle blauw-oranje streep in de late middagzon. Er ligt zelfs een kleine rode loper onderaan de trap. ‘Ziet er verdorie goed uit, hè?’ vraagt de piloot. Viv knikt, ik doe net alsof ik niet onder de indruk ben. Ons rijtuig staat voor. Terwijl we de trap van het vliegtuig op lopen, kijk ik achterom naar de glazen ruit van de hangar en probeer een laatste glimp op te vangen van de magere man binnen. Hij is nergens te bekennen. We bukken en stappen de cabine binnen, waar negen lederen fauteuils, een roomkleurige leren bank en een stewardess op ons wachten. ‘Laat het me weten als u iets wilt hebben,’ biedt ze 197
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 197
13-4-10 21:31
aan. ‘Champagne… sinaasappelsap… wat u maar wilt.’ Er zit al een tweede piloot in de cockpit. Zodra ze allebei zitten, sluit de stewardess de deur en daar gaan we dan. Ik ga op de eerste stoel vooraan zitten, Viv op de stoel helemaal achteraan. De stewardess laat ons onze stoelriemen niet vastmaken en leest ook geen lijst met regels voor. ‘De stoelen kunnen helemaal naar achteren,’ biedt ze aan. ‘U kunt de hele vlucht slapen als u dat wilt.’ De beminnelijkheid in haar stem heeft goede-feeënpotentie, maar ik ga me er niet beter door voelen. De afgelopen zes maanden zijn Matthew en ik talloze uren bezig geweest om uit te zoeken wie van onze vrienden en collega’s mogelijk meededen met het spel. Iedereen was in onze ogen verdacht – en dat is waarom de enige persoon die ik nu nog vertrouw een zeventienjarig meisje is dat doodsbang is en een hekel aan me heeft. Dus zelfs al zit ik in een privévliegtuig van achtendertig miljoen dollar; dat doet niets af aan het feit dat twee van mijn allerbeste vrienden voorgoed weg zijn, en dat een of andere huurmoordenaar ons achternazit om ervoor te zorgen dat ons hetzelfde lot is beschoren. Er valt niets te vieren, dat staat vast. Het vliegtuig rijdt ronkend naar voren en ik zak onderuit in mijn stoel. Door het raam zie ik een man in een blauwe werkbroek en een blauw-witgestreept overhemd met een buttondown boord, de rode loper oprollen, in de houding gaan staan en ons salueren terwijl we vertrekken. Zelfs nadat hij dat gedaan heeft, blijft hij daar nog staan, stokstijf stil – en daarom valt de plotselinge beweging me op die ik over zijn schouder zie. In de hangar daar. De magere man van de mobiele telefoon duwt zijn handen tegen de glazen ruit en kijkt hoe we vertrekken. ‘Enig idee wie dat is?’ vraag ik aan de stewardess, als ik zie dat zij ook naar hem staat te kijken. ‘Geen idee,’ zegt ze. ‘Ik dacht dat hij bij u hoorde.’
198
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 198
13-4-10 21:31
30
‘Z
e zitten in een vliegtuig,’ zei Janos in zijn telefoon terwijl hij het Hotel George uit stormde en de portier wenkte een taxi aan te houden. ‘Hoe weet je dat? vroeg Sauls aan de andere kant van de lijn. ‘Geloof me – ik weet het.’ ‘Wie heeft je dat verteld?’ ‘Is dat belangrijk?’ ‘Eerlijk gezegd wel, ja.’ Janos liet een stilte vallen, hij weigerde antwoord te geven. ‘Wees nou maar gewoon blij dat ik het weet.’ ‘Zeg, doe niet zo lomp tegen me,’ waarschuwde Sauls hem. ‘De goochelaar wil opeens zijn trucjes niet meer uitleggen?’ ‘Niet als een stelletje eikels achter de schermen constant commentaar geeft.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Nog goede Renoirs verkocht de laatste tijd?’ vroeg Janos. Sauls bleef even stil. ‘Dat was anderhalf jaar geleden. En het was een Morisot.’ ‘Ik weet heel goed wat het was – vooral omdat het bijna mijn dood werd,’ gaf Janos hem te kennen. Dit was niet voor het eerst dat hij en Sauls samenwerkten. Maar Janos wist dat als ze niet snel weer de leiding in handen namen, het makkelijk de laatste keer kon zijn. ‘Vertel me nou maar hoe je…’ 199
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 199
13-4-10 21:31
‘Ik zag op Harris’ telefoon dat hij de burgemeester heeft gesproken.’ ‘O, shit,’ jammerde Sauls. ‘Denk je dat hij naar Dakota gaat?’ Omdat er intussen een taxi voor hem stopte en de portier de deur opendeed, gaf Janos geen antwoord. ‘Niet te geloven,’ ging Sauls verder. ‘Ik heb vanavond een etentje van de ambassade en ze zijn verdomme…‘ Hij onderbrak zichzelf. ‘Waar ben je nu?’ ‘Onderweg,’ zei Janos, terwijl hij zijn leren duffeltas op de achterbank gooide. ‘Nou, zorg er maar voor dat je in South Dakota bent voordat ze…’ Janos verbrak de verbinding en klapte zijn telefoon dicht. Van zijn woordenwisseling met de Capitoolpolitie had hij al hoofdpijn gekregen, die hoefde niet nog erger te worden. Nadat hij in de taxi was gestapt en de deur had dichtgeslagen, haalde hij een exemplaar van het tijdschrift MG World uit zijn duffeltas, bladerde naar een artikel over een opgeknapte mgb roadster uit 1964, en verdiepte zich in de bijzonderheden van het plaatsen van een kleiner stuur, dat beter zou passen bij de geringe omvang van de auto. Dit was het enige wat Janos kon kalmeren. Anders dan mensen, waren machines beheersbaar. ‘Waarheen?’ vroeg de taxichauffeur. Janos keek nauwelijks op van zijn tijdschrift. ‘National Airport,’ antwoordde hij. ‘En doe me een lol – probeer niet te veel over kuilen te rijden…’
200
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 200
13-4-10 21:31
31
D
e lucht in South Dakota is pikzwart tegen de tijd dat onze Chevy Suburban in westelijke richting begint te rijden over de Interstate 90, en tegen de voorruit klinkt voortdurend het gerikketik van dode insecten die, aangetrokken door de koplampen, te pletter zijn geslagen. Dankzij FedEx stond de Suburban voor ons klaar toen we landden en omdat zij hem gehuurd hebben, hoefden wij geen rijbewijs of creditcard te laten zien. Sterker nog, toen ik hen vertelde dat de senator zijn imago van plattelandsjongen wilde versterken, schrapten ze met alle plezier de privéchauffeur en gaven ze ons alleen de auto mee. Alles om de senator tevreden te houden. ‘Yep,’ zeg ik tegen Viv, die in de passagiersstoel naast me zit. ‘Senator Stevens zit veel liever zelf achter het stuur.’ Viv weigert om ook maar iets te zeggen en kijkt recht voor zich uit door de voorruit, met haar armen over elkaar geslagen. Na vier uur hetzelfde liedje in het vliegtuig, ben ik wel gewend aan de stilte, maar hoe verder weg we de lichten van Rapid City achter ons laten, hoe verontrustender het wordt. En dat heeft niet alleen te maken met Vivs humeur. Nadat we de afslag naar Mount Rushmore gepasseerd zijn, wordt de snelweg voor steeds grotere stukken niet verlicht door felle lampen. In het begin was dat na elke dertig meter… toen na honderd… en nu – ik heb in geen kilometers meer een lamp gezien. Laat staan andere auto’s. Het is nauwelijks 201
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 201
13-4-10 21:31
negen uur lokale tijd, maar terwijl onze koplampen door het duister priemen, is er geen ander levend wezen te bekennen. ‘Weet je zeker dat we goed gaan?’ vraagt Viv als we een bord volgen richting Highway 85. ‘Ik doe m’n best,’ zeg ik tegen haar. Maar als de weg versmalt in twee banen, kijk ik opzij en zie dat ze haar armen niet over elkaar heeft. In plaats daarvan houdt ze haar handen stevig om haar veiligheidsgordel geklemd. ‘Gaan we goed?’ herhaalt ze nerveus, terwijl ze voor het eerst in vijf uur mijn kant op kijkt. Ze zit rechter op in haar stoel dan ik en terwijl ze het zegt, lichten haar wijd opengesperde ogen bijna op in het donker. Op dat moment verandert de puber die kwaad is dat ik haar in dit parket heb gebracht, in één klap weer in een klein meisje dat enkel bang is. Het is alweer even geleden dat ik zeventien was, maar als ik me er iets van herinner, dan is het wel de behoefte aan geruststelling. ‘We gaan goed,’ antwoord ik, en laat mijn stem zelfverzekerd klinken. ‘Echt waar.’ Ze glimlacht zwakjes en kijkt weer door de voorruit naar buiten. Ik weet niet zeker of ze het echt gelooft, maar op dit moment – na zo lang te hebben gereisd – kan ze elk sprankje hoop gebruiken. Voor ons buigt de tweebaansweg af naar rechts en weer terug naar links. Pas als ik het licht van mijn koplampen links en rechts zie weerkaatsen op steile rotswanden, realiseer ik me dat we door een kloof rijden. Viv leunt naar voren in haar stoel, strekt haar nek uit en kijkt naar boven door de voorruit. Ze heeft iets in het vizier en leunt nog iets verder naar voren. ‘Wat is er?’ vraag ik. Ze geeft geen antwoord. Door de stand van haar hoofd kan ik haar gezichtsuitdrukking niet zien, maar ze houdt haar veiligheidsgordel niet meer vast. In plaats daarvan heeft ze haar handen op het dashboard gelegd terwijl ze naar boven tuurt. 202
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 202
13-4-10 21:31
‘Oh…’ fluistert ze ten slotte. Ik leun over het stuur heen en strek mijn nek om naar boven te kijken. Ik zie helemaal niets. ‘Wat?’ vraag ik. ‘Wat zie je?’ Terwijl ze naar boven blijft staren, zegt ze: ‘Zijn dit de Black Hills?’ Ik kijk zelf nog een keer. De wanden van de rots lopen tot ver boven ons dramatisch steil omhoog – ten minste twaalfhonderd meter recht de hemel in. Had de maan niet geschenen – waardoor de rotswanden zwart afsteken tegen de donkergrijze lucht – dan had ik niet eens kunnen zien waar ze eindigden. Ik kijk weer naar Viv, die haar ogen maar niet van de lucht af kan houden. De manier waarop haar mond openhangt en haar wenkbrauwen omhoog staan… Eerst zag ik dat aan voor angst. Maar nee. Het is pure verwondering. ‘Ik neem aan dat er niet zulke bergen zijn in de streek waar jij vandaan komt?’ vraag ik. Ze schudt haar hoofd, ze is nog steeds sprakeloos. Haar kin hangt praktisch op haar schoot. Ik zie de pure verbazing in haar reactie – er is maar één ander persoon die op die manier naar bergen kon kijken. Matthew zei dat altijd – dat dat een van de weinige dingen waren waarbij hij zich klein ging voelen. ‘Alles goed daar?’ vroeg Viv. Ik keer met een schok weer terug in de realiteit en ben verbaasd als ik zie dat ze me recht aankijkt. ‘J-ja, natuurlijk,’ zeg ik, terwijl ik me weer richt op de kronkelende gele strepen in het midden van de weg. Ze trekt een wenkbrauw op – te pienter om me te geloven. ‘Je kunt echt niet zo goed liegen als je denkt.’ ‘Met mij gaat het goed,’ houd ik vol. ‘Het is alleen… nu we op deze plek zijn… Matthew zou dat geweldig hebben gevonden. Hij zou echt… hij zou het echt geweldig hebben gevonden.’ Viv kijkt me aandachtig aan en overdenkt mijn woorden. Ik blijf me concentreren op de waas van gele stre203
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 203
13-4-10 21:31
pen die over de weg slingert. Deze pijnlijke stilte heb ik vaker meegemaakt. Bijvoorbeeld tijdens de dertig seconden net nadat ik een senator heb bijgepraat over een moeilijke kwestie. Absolute stilte. Waarin beslissingen worden genomen. ‘Weet je, ik… eh… ik zag zijn foto in zijn kantoor,’ zegt ze ten slotte. ‘Waar heb je het over?’ ‘Matthew, ik zag zijn foto.’ Ik staar naar de weg, terwijl ik de foto voor ogen haal. ‘Die ene van hem bij een blauw meer?’ ‘Ja… dat is ‘m,’ knikt ze. ‘Hij zag er… hij zag er aardig uit.’ ‘Dat was hij ook.’ Uiteindelijk richt ze haar aandacht weer op de donkere skyline. Ik blijf naar de zwenkende gele strepen kijken. Er is geen verschil met het gesprek met haar moeder. Deze keer duurt de stilte nog langer dan eerst. ‘Michigan,’ fluistert ze zachtjes. ‘Pardon?’ ‘Je zei: “Er zijn geen bergen in de streek waar jij vandaan komt”. Nou, daar kom ik vandaan.’ ‘Michigan?’ ‘Michigan.’ ‘Detroit?’ ‘Birmingham.’ Ik trommel met mijn duimen tegen het stuur als er weer een insect tegen de voorruit te pletter slaat. ‘Dat wil nog niet zeggen dat ik je vergeef,’ voegt Viv daaraan toe. ‘Dat verwacht ik ook helemaal niet van je.’ Iets verderop verdwijnen de rotswanden en laten we de kloof achter ons. Ik geef gas en de motor gromt als we de doorgaande weg op rijden. Net als eerder is er links en rechts niets te zien – zelfs geen vangrail. In deze omgeving moet je weten waar je naartoe gaat. Hoewel je de eerste cruciale stap nog altijd zelf moet zetten. ‘En, wat vind je van Birmingham?’ vraag ik. 204
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 204
13-4-10 21:31
‘Ik zat daar op school,’ antwoordt ze, en ik voel me opeens oud. ‘We gingen weleens naar basketbalwedstrijden in Ann Arbor,’ vertel ik haar. ‘Echt waar? Dus je kent Birmingham… je bent er geweest?’ Er klinkt een lichte aarzeling in haar stem. Alsof ze naar een antwoord zoekt. ‘Eén keer maar,’ zeg ik. ‘Een jongen van onze studentenvereniging liet ons logeren bij zijn ouders.’ Ze kijkt uit haar raam in de zijspiegel. De kloof is allang weg – opgegaan in de zwarte horizon. ‘Weet je, ik heb gelogen,’ zegt ze, op vlakke en levenloze toon. ‘Pardon?’ ‘Ik heb gelogen…’ herhaalt ze, met haar ogen nog steeds gericht op de zijspiegel. ‘Wat ik toen zei in die bergruimte – over dat ik een van de enige twee zwarte meisjes op school was…?’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Ik weet dat ik dat niet had moeten… dat is stom…’ ‘Wat…’ ‘Ik zei dat er maar twee waren, maar eigenlijk waren we met z’n veertienen. Veertien zwarte kids. Ik zweer het. Ik geloof… ja… veertien.’ ‘Veertien?’ ‘Het spijt me, Harris… ik wilde je er alleen maar van overtuigen dat ik mezelf wel kon redden… Wees niet boos…’ ‘Viv…’ ‘Ik dacht dat je dan zou denken dat ik sterk was en taai en…’ ‘Het geeft niet,’ onderbreek ik haar. Ze draait zich eindelijk naar me toe. ‘Wat?’ ‘Het geeft niet,’ herhaal ik. ‘Ik bedoel, veertien… van de hoeveel? Vierhonderd? Vijfhonderd?’ ‘Zeshonderdvijftig. Misschien zeshonderdzestig.’ ‘Precies,’ zeg ik. ‘Twee… twaalf… veertien… Dan ben je nog altijd behoorlijk in de minderheid.’ 205
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 205
13-4-10 21:31
Er verschijnt een zwak glimlachje om haar lippen. Wat ze hoort bevalt haar wel. Maar aan de manier te zien waarop haar handen de veiligheidsgordel over haar borst weer vastgrijpen, zit het haar duidelijk nog dwars. ‘Je mag best lachen,’ zeg ik tegen haar. Ze schudt haar hoofd. ‘Dat zegt mijn moeder ook altijd. Meteen na spoelt u maar.’ ‘Is je moeder tandarts?’ ‘Nee, ze is een…’ Viv aarzelt even en haalt haar schouders op. ‘… ze is mondhygiëniste.’ Dan snap ik het. Daar komt haar aarzeling vandaan. Het is niet zo dat ze niet trots is op haar moeder… maar ze weet wat het is om het kind te zijn dat anders is. Nogmaals: ik kan me niet veel herinneren van toen ik zeventien was, maar ik weet wat het is om een Carrièredag op school te hebben terwijl je stiekem hoopt dat je vader niet is uitgenodigd. En ik weet ook hoe het is om je in het elitaire Washington tweederangs te voelen. ‘Weet je, mijn vader was kapper,’ vertrouw ik haar toe. Ze kijkt verlegen mijn kant op en neemt me van top tot teen nog eens goed op. ‘Meen je dat nou? Echt waar?’ ‘Echt waar,’ zeg ik. ‘Hij knipte het haar van al mijn vrienden voor zeven dollar per persoon. Zelfs die met een bloempotkapsel.’ Ze draait zich naar me toe en haar glimlach wordt nog breder. ‘Dat je het even weet: ik schaam me niet voor mijn ouders, hoor,’ zegt ze stellig. ‘Dat heb ik ook nooit gedacht.’ ‘Het is alleen… ze wilden zo graag dat ik dicht bij school zou wonen, maar de enige manier waarop ze dat voor elkaar konden krijgen was dit hele kleine huisje kopen dat letterlijk op de grens van het district staat. Precies op de grens. Weet je hoe dat voelt? Ik bedoel, als dat je startpositie is…’ ‘… dan voel je je al gauw de laatste in de race,’ zeg ik, 206
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 206
13-4-10 21:31
terwijl ik bevestigend knik. ‘Geloof me, Viv, ik weet nog precies waarom ik ook alweer naar de Hill kwam. Ik was de eerste paar jaar alleen maar bezig met proberen het onrecht dat mijn ouders was aangedaan weer ongedaan te maken. Maar soms moet je beseffen dat je niet elke strijd kunt winnen.’ ‘Dat betekent niet dat je nooit een strijd moet aangaan,’ zegt ze uitdagend. ‘Je hebt gelijk – mooi citaat trouwens voor alle fans van Winston Churchill – maar als puntje bij paaltje komt, dan kun je niet elke strijd…’ ‘Dan kun je niet elke strijd winnen? Nee, denk je dat echt?’ vraagt ze met oprechte verbazing. ‘Ik dacht dat dat alleen voorkwam in slechte films en… weet ik veel… mensen zeggen wel dat de regering anoniem is en, je weet wel, gebrekkig, maar zelfs als je hier al een lange tijd werkt… toen ik jou zo zag… bij die toespraak… Denk je dat echt?’ Ik grijp het stuur vast alsof het een schild is, maar niettemin steekt haar vraag mij recht in het hart. Naast me wacht Viv op mijn antwoord – en brengt me haarfijn in herinnering wat ik allang vergeten was. Soms heb je iemand nodig die je even wakker schudt zodat je weer weet wat je aan het bazelen bent. ‘Nee…’ zeg ik uiteindelijk. ‘Dat bedoel ik helemaal niet…’ Viv knikt, tevreden dat alles voor dat gedeelte in elk geval klopt. ‘Maar luister even,’ ga ik snel verder. ‘Dat gevoel dat je de laatste in de race bent, brengt nog iets anders met zich mee – iets dat juist goed is. Laatste zijn, betekent dat je vanbinnen een honger voelt die niemand anders ooit zal kunnen begrijpen. Voor geen geld kunnen ze het kopen. En weet je wat die honger je oplevert?’ ‘Behalve een dikke kont?’ ‘Succes, Viv. Waar je ook bent, wat je ook doet. Honger voedt succes.’ We zitten een volle minuut in stilte, terwijl mijn 207
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 207
13-4-10 21:31
woorden langzaam wegsterven onder het gebrom van de motor. Ze laat de stilte neerdalen – en ik denk dat ze dat deze keer met opzet doet. Viv kijkt door de voorruit naar buiten en bestudeert de lange, bochtige weg voor ons, terwijl ze mij geen moment een kijkje geeft in haar gedachten – wat haar siert. Ooit zal ze een meedogenloze onderhandelaarster zijn. ‘Hoe ver moeten we nog?’ vraagt ze ten slotte. ‘Het is nog vierentwintig kilometer naar Deadwood… daarna komt een stad die Pluma heet… en daarna is het nog ruim een uur. Hoezo?’ ‘Zomaar,’ zegt ze, en trekt haar benen op om in kleermakerszit op de stoel te gaan zitten. Met haar wijs- en middelvinger maakt ze de knipbeweging van een schaar. ‘Ik wil gewoon weten hoeveel tijd je hebt om me over die kapperszaak te vertellen.’ ‘Als je wilt, kunnen we even wat gaan eten in Deadwood. Zelfs in deze streek kunnen ze vast wel een tosti maken.’ ‘Daar zeg je me wat,’ zegt Viv. ‘Een tosti in Deadwood lijkt me geweldig.’
208
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 208
13-4-10 21:31
32 J
anos had twee verschillende vliegtuigen genomen, een tussenstop gemaakt en drie uur lang een klein Aziatisch vrouwtje aan moeten horen wiens ultieme droom het was om een soul food-restaurant te openen waar gebakken garnalen werden geserveerd. Maar hij had nog steeds zijn eindbestemming niet bereikt. ‘Minneapolis?’ vroeg Sauls door zijn mobiele telefoon. ‘Wat doe je in Minneapolis?’ ‘Ik had gehoord dat ze hier in het winkelcentrum een geweldige schoenenwinkel hebben,’ snauwde Janos, terwijl hij zijn tas van de bagageband pakte. ‘Vastzitten op het vliegveld vond ik nog niet genoeg lol voor één nacht.’ ‘En het vliegtuig?’ ‘Dat konden ze niet meer terughalen. Ik heb me een slag in de rondte gebeld. Nog meer goeie suggesties?’ ‘En nu is je vlucht geannuleerd?’ ‘Er ging helemaal geen vlucht – ik dacht dat ik wel een andere aansluiting naar Rapid City kon krijgen, maar laat ik het zo zeggen: South Dakota heeft niet bepaald de hoogste prioriteit als reisbestemming van vliegtuigmaatschappijen.’ ‘En wanneer gaat de volgende…?’ ‘Morgenochtend vroeg,’ zei Janos, terwijl hij zich een weg naar buiten baande en een hemelsblauwe Mustang cabrio uit 1965 langs zag rijden. Het embleem op de grille was van ’67, maar de tonneau cover leek origineel. Knap gedaan. 209
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 209
13-4-10 21:31
‘Janos…’ ‘Maak je geen zorgen,’ zei hij, terwijl hij naar de rode achterlichten van de cabrio bleef kijken terwijl ze opgeslokt werden door de nacht. ‘Zodra ze wakker worden, sta ik voor hun neus.’
210
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 210
13-4-10 21:31
33
E
r zijn weinig dingen die zo deprimerend zijn als de muffe, schimmelige geur van een oude motelkamer. De zure, mossige stank hangt nog steeds in de lucht als ik wakker word. Geniet van uw verblijf in het Gold House staat er te lezen op een plastic bordje op het nachtkastje. In een hoek onderaan staat in puntjes een plaatje van een pot met goud, dat eruitziet alsof het uit hetzelfde jaar afkomstig is als waarin de lakens voor het laatst zijn verschoond. Afgelopen nacht zijn we pas na twaalven aangekomen. Ik zie op de digitale wekker dat het nu vijf uur in de ochtend is. Ik blijf de tijd aanhouden van de oostkust. Zeven uur is het. Ik gooi de dunne, pluizige deken van me af (ik had me net zo goed kunnen bedekken met een verbandgaasje). Ik kijk achterom naar mijn kussen dat zo plat is als een dubbeltje en tel zeventien zwarte haren. Ik weet nu al dat dit een slechte dag gaat worden. Het andere bed naast me is nog opgemaakt. Toen we vannacht incheckten, liet ik Viv in de auto wachten terwijl ik de vrouw aan de balie vertelde dat ik een kamer voor mezelf wilde en eentje voor mijn kinderen. Een blanke man van in de dertig die samen met een jonger zwart meisje incheckt in een motel – en zonder bagage. Zelfs in een gróte stad zouden daar praatjes van komen. Links van mij zijn de gordijnen met jaren ‘70-bloemetjespatroon gesloten, maar ik kan nog steeds een reepje 211
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 211
13-4-10 21:31
zien van de donkere lucht buiten. Direct rechts naast mijn bed is een wastafel. Ik pak de tandenborstel en toiletspullen die we bij het tankstation hebben gekocht, en steek het strijkijzer dat ik bij de balie heb geleend in het stopcontact. Door al dat rondrennen, ziet onze kleding eruit alsof we er honkbal in hebben gespeeld. Als we willen dat ons plannetje slaagt, moeten we zorgen dat we er tiptop uitzien en weer in vorm komen. Terwijl het strijkijzer warm wordt, pak ik de telefoon van het nachtkastje en bel naar Vivs kamer. Hij blijft maar overgaan. Ze neemt niet op. Dat verbaast me eigenlijk niks. Na wat we gisteren hebben meegemaakt, is ze ongetwijfeld uitgeteld. Ik hang op en bel opnieuw. Nog steeds niet. Ik was ook zo toen ik nog op school zat. De wekker kon een uur lang afgaan, maar ik kwam pas mijn bed uit als mijn moeder op de deur bonkte. Ik trek mijn broek aan en kijk nog een keer op mijn horloge. Zelfs met de vroegste vlucht kan Janos hier niet binnen tien minuten op de stoep te staan, en dan heb ik de autorit van twee uur hiernaartoe nog niet meegerekend. We zijn veilig. Ik ga even aankloppen en zorgen dat ze opstaat. Ik haal de deur van het kettingslot en trek hem open. Een briesje frisse lucht verdringt de mufheid – maar als ik naar buiten stap en rechtsaf ga, voel ik onmiddellijk iets tegen mijn enkels stoten. Ik val recht voorover op het betonnen gangpad. Dat kan niet waar zijn. Hij kan nog niet hier zijn… Mijn wang schraapt over de vloer, ondanks dat ik met mijn handen mijn val probeer te breken. Zo snel mogelijk als ik kan, draai ik me om. Ik zie Janos’ gezicht al voor me… Dan hoor ik een stem achter me. ‘Sorry… sorry,’ zegt Viv, die op de vloer zit van het betonnen gangpad en haar lange benen intrekt om me erdoor te laten. ‘Gaat het?’ ‘Ik dacht dat je nog sliep.’ ‘Ik kan niet slapen… niet zo goed, tenminste,’ zegt 212
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 212
13-4-10 21:31
ze, terwijl ze opkijkt van een foldertje. ‘Maar dat vind ik niet erg… Mijn moeder zegt dat sommige dingen gewoon zijn zoals ze zijn. Ik slaap slecht. Zo zit ik nou eenmaal in elkaar.’ ‘Wat doe je hier op de gang?’ ‘Mijn kamer stinkt. Niet te geloven. Als een bejaardenstal. Denk je eens in: oude mensen bij dieren – dat is een passende omschrijving.’ Ik krabbel overeind, terwijl ik mijn tong over de binnenkant van mijn wang laat gaan. ‘Sta je dan altijd zo vroeg op?’ ‘De lessen van de bodes beginnen om kwart over zes. Die vrouw bij de balie… dat is echt een kletskous, maar op een leuke manier, weet je dat? Ik heb het afgelopen halfuur met haar zitten kletsen. Weet je dat er maar twee mensen in haar eindexamenklas zaten? Deze stad heeft een probleem.’ ‘Wat heb je…?’ Ik had gezegd dat je met niemand moest praten.’ Viv krimpt ineen, maar niet veel. ‘Maak je geen zorgen – ik heb haar gezegd dat ik de au-pair ben… die voor de kinderen zorgt.’ ‘In een blauw kostuum?’ vraag ik, terwijl ik naar haar kleren wijs. ‘Ik had het jasje niet aan. Maak je geen zorgen – ze geloofde het. Trouwens, ik had trek. Ze gaf me een sinaasappel,’ zegt ze, terwijl ze hem uit haar zak haalt. ‘En ook eentje voor jou.’ Ze geeft me een plastic zakje aan met een gepelde sinaasappel erin. ‘Heeft ze die voor je gepeld?’ ‘Vraag maar niets. Ze stond erop. We zijn de eerste gasten sinds… sinds de goudkoorts hier.’ ‘Dus zij heeft je die folders gegeven?’ Ze kijkt weer omlaag naar een verbleekte folder met de titel De Homestead-mijn – Een garantie voor onze toekomst. ‘Ik vond dat ik die even moest lezen. Dat mag wel, toch…?’ 213
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 213
13-4-10 21:31
Er klinkt een zwak geluid bij de deur van het trappenhuis. Alsof er iets valt. ‘Wat was…’ ‘Ssst,’ zeg ik. We lopen allebei het gangpad over, in de richting van het geluid. Het trappenhuis is helemaal aan de andere kant. Er is niemand. We horen opnieuw iets vallen. En dan zien we waar het geluid vandaan komt. Van vallend ijs in een ijsmachine. Het is maar ijs, zeg ik tegen mezelf. Het maakt me er niet geruster op. ‘We moeten…’ ‘… hier weg,’ beaamt Viv. We gaan allebei naar onze kamer. Na vier minuten strijken ben ik aangekleed en klaar om te gaan. Viv wacht al buiten, met haar neus weer in een van de oude toeristenfolders. ‘Klaar?’ vraag ik. ‘Harris, je moet die plek echt gaan bekijken – je hebt nog nooit zoiets gezien.’ Ik hoef die folder niet te lezen om te weten dat ze gelijk heeft. We hebben geen idee wat ons te wachten staat, maar terwijl ik over de gang ren – met Viv vlak achter me – kan niets ons stoppen. Waar Wendell ook naar aan het graven is, we moeten weten wat er aan de hand is. Viv en ik haasten ons over de trap naar de welkomsthal van het Gold House. Zelfs rond deze tijd is die leger dan ik dacht. Er staat niemand bij de balie, er zit zwarte tape op de geldgleuven van de frisdrankautomaten, en in de krantenautomaat van de USA Today bevat een handgeschreven briefje waarop staat: Koop uw kranten bij Tommy’s (aan de overkant van de straat). Als we Main Street in kijken, zien we voor elk raam dergelijke mededelingen hangen. Buiten gebruik, staat er op die bij het tankstation; Verlopen huurcontract, staat er bij Fin’s IJzerwaren. Automatisch gaat mijn blik direct naar de kapperszaak: Verhuisd naar Montana – God zegene u. Aan de andere kant van de hal zie ik een metalen rek 214
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 214
13-4-10 21:31
staan met de toeristenfolders die Viv had gepakt. Zie hoe een echte goudstaaf wordt gemaakt! Bezoek het theater van Leed! Verken het mijnmuseum! Maar aan het bleke, vergeelde papier te zien, zal het museum gesloten zijn, het theater opgeheven, en zijn de goudstaven al jaren nergens meer te bekennen. Dit is zoiets als toen ik het huis moest leegruimen nadat mijn vader was overleden. Soms kun je je er niet toe zetten iets weg te gooien. Toen we hiernaartoe op weg waren, dacht ik dat ik me hier in mijn element zou voelen. Geen sprake van. Dit is geen kleine stad, dit is een dóde stad. ‘Behoorlijk triest, hè?’ vraagt een vrouwenstem. Ik draai me om en een jonge vrouw met kort zwart haar komt de ruimte binnen vanuit een achterkamer en gaat achter de balie staan. Ze is hooguit vijfentwintig en aan haar huidskleur te zien is ze indiaans, maar ook zonder dat, zou het wel duidelijk worden uit haar hoge jukbeenderen. ‘Hé daar, Viv,’ roept ze uit, terwijl ze de slaap uit haar ogen wrijft. Ik kijk Viv aan. Je hebt haar verteld hoe je heet? Viv haalt haar schouders op en stapt naar voren. Ik schud mijn hoofd en ze stapt weer naar achteren. ‘Ik ga even bij de kinderen kijken,’ zegt ze, terwijl ze naar de deur loopt. ‘Dat is niet nodig ,’ zeg ik, want ik wil haar niet uit het zicht verliezen. Ze heeft al genoeg gezegd. We zouden alleen met iemand moeten praten als we informatie nodig hebben, of hulp, of in dit geval, een snelle routebeschrijving. ‘Kunt je ons vertellen hoe we bij de Homestead-mijn komen?’ zeg ik, terwijl ik naar de balie loop. ‘Dus die gaan ze weer openen?’ vraagt ze. ‘Ik heb geen idee,’ reageer ik, terwijl ik met een elleboog tegen de balie leun en ondertussen vis naar informatie. ‘Iedereen schijnt daar een andere mening over te hebben.’ ‘Nou ja, dat is wat ik hoor – hoewel mijn vader zegt 215
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 215
13-4-10 21:31
dat ze nog steeds niet met de vakbonden hebben gepraat.’ ‘Hebben ze jullie in elk geval wat werk opgeleverd?’ vraag ik, terwijl ik me afvraag of ze iemand in het motel heeft gezien. ‘Dat zou je verwachten… maar ze hebben daar caravans staan met alles erop en eraan. Keukens… slaapgedeeltes… alles. Ik verzeker je: ze weten niet hoe ze vrienden moeten maken.’ ‘Waarschijnlijk zijn ze gewoon boos dat ze geen Holiday Inn konden vinden,’ zeg ik. Ze lacht om mijn sneer. In kleine stadjes heeft iedereen een hekel aan de grote ketens. Terwijl ze me aandachtig bekijkt, houdt ze haar hoofd een beetje schuin. ‘Heb ik u eerder gezien?’ ‘Ik denk het niet…’ ‘Weet u dat zeker? Niet bij Kiwanis?’ ‘Heel zeker. Ik kom niet bepaald uit deze buurt.’ ‘Echt niet? En ik maar denken dat alle bewoners hier een pantalon en button-down overhemd droegen.’ Ik hou me iets meer in. Ze begint warm te lopen voor me, maar dat is niet mijn bedoeling. ‘Luister, over die routebeschrijving…’ ‘O, ja. Een routebeschrijving. U hoeft alleen maar de weg te volgen.’ ‘Welke weg?’ ‘We hebben er maar één,’ zegt ze, terwijl ze nog een keer naar me lacht. ‘Na de oprit naar links en dan met een scherpe bocht naar rechts de heuvel op.’ Ik glimlach automatisch. Met een sprongetje wipt ze over de balie heen, pakt mijn arm vast en leidt me naar de deur. ‘Ziet u dat gebouw… dat eruitziet als een enorme metalen wigwam?’ vraagt ze, terwijl ze naar het enige bouwwerk op de top van de berg wijst. ‘Dat is de schachtbok.’ Ze ziet meteen aan mijn gezicht dat ik het niet begrijp. ‘Die overdekt de mijnschacht,’ gaat ze verder. Er 216
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 216
13-4-10 21:31
verandert niets aan mijn blik. ‘… in sommige kringen ook wel bekend als het “grote gat in de grond”,’ legt ze lachend uit. ‘Het biedt bescherming tegen slecht weer. En daar is ook de kooi.’ ‘De kooi?’ ‘De lift,’ zei ze. ‘Ik bedoel, aangezien u vast wel naar beneden zult willen…’ Viv en ik geven elkaar een blik van verstandhouding, maar zeggen geen van beiden iets. Tot nu had ik nooit gedacht dat dat ook tot de mogelijkheden behoorde. ‘Volg gewoon de borden richting de Homestead,’ gaat de vrouw verder. ‘U bent er in minder dan vijf minuten. Moet u daar zijn voor zaken?’ ‘Pas later op de dag. Daarom wilden we ook eerst Mount Rushmore verkennen,’ leg ik uit. ‘Hoe kom ik daar?’ Het is een zielig leugentje, maar als Janos echt zo dichtbij is als ik denk, dan moeten we in elk geval proberen om hem op een dwaalspoor te zetten. Terwijl ze ons een routebeschrijving geeft, doe ik net alsof ik die opschrijf. Als ze klaar is, zwaai ik gedag en loop naar onze Suburban. Viv loopt vlak naast me en schudt haar hoofd. ‘Doe je dat expres of is het iets automatisch?’ vraagt ze ten slotte, als we de parkeerplaats af rijden. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ ‘Dat charmeoffensief; het leunen tegen de balie… hoe ze zwijmelde bij je kleinsteedse charmes…’ Ze is even stil. ‘Je weet wel, wie we nu zijn is wie we altijd al waren en wie we altijd zullen blijven. Ben jij altijd al zo geweest?’ vraagt ze. De Suburban zwenkt in een scherpe bocht naar rechts, waardoor ik tegen de deur wordt gedrukt en Viv tegen de armleuning. Terwijl we ons een weg naar boven slingeren, blijft onze aandacht gericht op het driehoekige gebouw van twee verdiepingen dat boven op de top staat. We nemen de laatste bocht en de bomen zijn verdwenen, de asfaltweg houdt op en de grond 217
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 217
13-4-10 21:31
wordt vlak en rotsachtig. Voor ons strekt zich een terrein uit ter grootte van een voetbalveld. Het is een zandvlakte, die omzoomd wordt door een paar puntige rotsen die de hele vlakte omringen en zo’n zes meter de lucht in reiken. Het is alsof ze de top van de berg hebben afgeraspt en vervolgens het vlakke kamp hebben gebouwd dat recht voor ons ligt. ‘Heb je wel een idee waar we naar op zoek zijn?’ vraagt Viv, terwijl ze het terrein bestudeert. Het is een redelijke vraag – en eentje die ik mezelf al heb gesteld vanaf het moment waarop we uit het vliegtuig stapten. ‘Ik denk dat we dat wel zullen weten als we het zien,’ zeg ik tegen haar. ‘Maar met Matthew… denk je echt dat Wendell Mining hem vermoord heeft?’ Ik blijf naar de weg voor me kijken. ‘Alles wat ik weet, is dat Wendell de afgelopen twee jaar geprobeerd heeft deze oude, afgelegen goudmijn te kopen. Vorig jaar kregen ze dat niet voor elkaar. Dit jaar hebben ze het via een slinkse omweg geprobeerd door het in het begrotingsvoorstel op te nemen, waar ze volgens Matthew niets mee zouden bereiken – dat wil zeggen: totdat het opdook als nieuwste item waarop geboden kon worden in onze mini-loterij.’ ‘Dat betekent nog niet dat Wendell Mining hem heeft vermoord.’ ‘Daar heb je gelijk in. Maar toen ik eenmaal wat rond ging speuren, ontdekte ik niet alleen dat Wendell een van de brieven die de overname bevestigen compleet heeft vervalst, maar ook dat deze zogenaamd geweldige goudmijn die ze op het oog hebben, niet eens genoeg goud bevat om een enkelring voor een barbiepop van te maken. Denk daar maar eens over na. Die lui van Wendell hebben zich de afgelopen twee jaar uitgesloofd voor een gigantisch, leeg gat in de grond en ze willen er zo graag in, dat ze daar alvast maar mee begonnen zijn. Tel daarbij op dat twee van mijn vrienden ervoor vermoord zijn en, nou ja… met al die waanzin, geloof me, 218
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 218
13-4-10 21:31
dan wil ik zelf weleens een kijkje gaan nemen.’ Terwijl we naar de rand van een tijdelijke, met grind bedekte parkeerplaats rijden, draait Viv zich naar me toe en knikt. ‘Als je wilt weten waarom ergens ophef over wordt gemaakt, moet je zelf gaan kijken.’ ‘Wie heeft dat gezegd, je moeder?’ ‘Een fortune cookie,’ fluistert Viv. Midden op het terrein staat het wigwamvormige gebouw, met op de zijkant het woord Homestead geschilderd. Dichter bij ons staan ten minste twaalf andere auto’s op de parkeerplaats en verder naar links staan drie dubbelbrede schaftwagens, waar mannen in overalls constant in en uit lopen. Volgens Matthews aantekeningen zou dit een lege, verlaten plek moeten zijn. In plaats daarvan zijn we gestuit op een plek vol bezige bijen. Viv gebaart naar de zijkant van het gebouw, waar een andere man in een overal met een modderige vorkheftruck een reusachtig computersysteem uit een achttienwieler aan het laden is. In vergelijking met de modderige vorkheftruck is de gloednieuwe computer als een vlag op een modderschuit. ‘Heb je een computersysteem nodig om een gigantisch gat in de grond te graven?’ vraagt Viv. Ik knik instemmend en bestudeer de ingang aan de voorzijde van het driehoekige gebouw. ‘Dat is de grote vraag, nietw…’ Er klinkt een krachtige roffel doordat iemand op mijn zijraampje klopt. Ik draai me om en zie een man die zo onder het vuil zit als ik nog nooit heb gezien. Hij glimlacht; ik doe aarzelend het raam omlaag. ‘Hé, daar,’ zegt hij, terwijl hij zwaait met zijn klembord. ‘Zijn jullie van Wendell?’
219
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 219
13-4-10 21:31
34
‘Z
ijn we nu klaar?’ vroeg Trish, terwijl ze naar achteren leunde in haar stoel in de vergaderkamer van de Milieucommissie van het Huis. ‘Als jij niets meer hebt,’ zegt Dinah, terwijl ze de dikke stapel losse papieren in elkaar schoof en netjes neerlegde op de lange ovale vergadertafel. Ze stond niet te springen om Matthews plek in te nemen, maar zoals ze al tegen haar andere collega’s zei: het werk moest nou eenmaal gedaan worden. ‘Nee, ik denk dat…’ Trish onderbrak zichzelf, sloeg snel haar ringband open en bladerde erdoorheen. ‘O, verdorie,’ ging ze verder. ‘Ik herinner me net… dat ik nog één laatste project heb…’ ‘Ik eigenlijk ook nog,’ zei Dinah droogjes, terwijl ze haar eigen notitieblok doorbladerde maar haar blik geen moment afwendde van haar tegenhangster in de Senaat. Trish ging weer rechtop zitten en keek strak terug naar Dinah. Bijna twintig seconden lang zaten de twee vrouwen daar, allebei aan één kant van de vergadertafel, zonder een woord te zeggen. Naast hen zaten Ezra en Georgia naar hen te kijken. ‘Soldaatje houd je gedeisd’ noemde Matthew dat altijd. Het gebeurde elke keer weer als ze een wetsvoorstel wilden afronden. De laatste graai in de koektrommel. Dinah tikte met de punt van haar pen tegen de tafel, zich gereedmakend voor het gevecht. Zelfs nu Matthew 220
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 220
13-4-10 21:31
er niet meer was, moest er worden doorgevochten. Dat wil zeggen: totdat iemand het opgaf. ‘Ik vergis me…’ zei Trish ten slotte. ‘Ik las het niet goed… Dat project komt volgend jaar wel.’ Ezra glimlachte. Bij Dinah kon er nauwelijks een lachje af. Ze keek wel uit om zich te verkneukelen. Vooral niet in de Senaat. Ze wist heel goed dat als je je verkneukelde over de Senaat, ze jou daarna te grazen zouden nemen. ‘Blij dat te horen,’ antwoordde Dinah, terwijl ze haar heuptasje dichtritste en opstond van de tafel. Ezra, in overwinningsstemming, begon zachtjes Someone’s in the kitchen with Dinah te neuriën. Matthew deed dat ook altijd als zijn collega binnenkwam en zich liet gelden. Someone’s in the kitchen I knoooow… ‘Dat is het dan?’ vroeg Georgia. ‘We zijn eindelijk klaar?’ ‘Matthew zei dat jullie eigenlijk vorige week al klaar hadden moeten zijn,’ zei Dinah. ‘Nu wordt ons voorstel ertussen gefrommeld aan het eind van de week.’ ‘Het voorstel wordt besproken aan het eind van de week?’ vroeg Trish. ‘Sinds wanneer is dat bekend?’ ‘Sinds vanmorgen, toen de voorzitter dat ongevraagd bekend maakte.’ Alle drie haar collega’s schudden hun hoofd, maar het kwam eigenlijk niet echt als een verrassing. Tijdens verkiezingsjaren spande het er in het Congres vooral om zo snel mogelijk thuis te komen. Op die manier werden campagnes gewonnen. En dan had je ook nog de afzonderlijke projecten die Congresleden voor hun districten in de wacht sleepten: een waterproject in Florida, een nieuw rioleringssysteem in Massachusetts… en zelfs dat kleine goudmijntje in South Dakota, dacht Dinah. ‘Denk je echt dat we de vergadering kunnen afronden in een week?’ riep Trish uit. ‘Ik zou niet weten waarom niet,’ antwoordde Dinah, terwijl ze met de rest van haar paperassen naar de deur van haar kantoor liep. ‘Je hoeft nu alleen maar je baas te overtuigen.’ 221
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 221
13-4-10 21:31
Trish knikte terwijl ze keek hoe Dinah wegliep. ‘Trouwens,’ riep ze, ‘nog bedankt dat je Matthews plek in wilde nemen. Ik weet hoe moeilijk dat geweest moet zijn na alles wat…’ ‘Het moest nou eenmaal gebeuren,’ onderbrak Dinah haar. ‘Zo simpel is het.’ Met een klap viel de deur achter haar dicht en Dinah liep terug naar haar eigen kantoor. Nietszeggende kletspraatjes waren sowieso al niets voor haar, maar nog belangrijker: als het nog langer had geduurd, dan was ze de persoon misschien misgelopen die, zo te zien toen ze de kamer in keek, heel geduldig op haar zat te wachten. ‘Alles in orde?’ vroeg Barry, die leunde tegen de lage archiefkast tussen de bureaus van Matthew en Dinah. ‘Alles in orde,’ antwoordde Dinah. ‘Waar wil je naartoe om het te vieren?’
222
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 222
13-4-10 21:31
35 ‘J
a… wij zijn inderdaad van Wendell,’ zeg ik, terwijl ik knik naar de grote kerel in overal die naast ons autoraam staat. ‘Hoe wist je dat?’ Hij gebaart naar mijn button-down hemd. Onder zijn overal draagt hij een t-shirt waar in oranje neonletters Spring Break ’94 op staat. Het is wel duidelijk wie hier de vreemde eend in de bijt is. ‘Shelley, toch?’ vraag ik, waarbij ik de naam oplees die met zwarte viltstift op de voorkant van zijn gedeukte helm geschreven staat. ‘Ik moest je de groeten van Janos doen.’ ‘Wie is Janos?’ vraagt hij verwonderd. Dat zegt al iets. Wat er daar beneden ook gebeurt, deze kerels zijn gewoon ingehuurde krachten. ‘Sorry…’ zeg ik. ‘Hij is ook van Wendell. Ik dacht dat jullie elkaar wel…’ ‘Shelley, ben je daar?’ kraakt een stem door de portofoon aan zijn riem. ‘Eén momentje,’ zegt hij, terwijl hij de portofoon pakt. ‘Mileaway?’ vraagt hij. ‘Waar zit je?’ vuurt de stem terug. ‘Ik mag de hele dag boven zitten van ze,’ zegt Shelley. ‘Grondeekhoorn.’ ‘Mol.’ ‘Beter dan een ondergrondse nietsnut,’ vuurt de stem terug. 223
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 223
13-4-10 21:31
‘Amen,’ zegt Shelley, terwijl hij naar me grijnst om me bij de grap te betrekken. Ik knik alsof het de beste mijnmop is die ik in weken gehoord heb, en wijs vervolgens snel een van de weinige onbezette parkeerplaatsen aan. ‘Luister, kunnen we…?’ ‘Eh… ja… daar is goed, hoor,’ zegt Shelley terwijl de man aan de andere kant van zijn portofoon door blijft praten. ‘Spullen liggen daar,’ gaat Shelley verder, terwijl hij gebaart naar het grote bakstenen gebouw dat vlak achter de metalen wigwam staat. ‘En hier…’ Hij haalt een sleutelring met ronde metalen plaatjes uit zijn zak, maakt die open en laat vier plaatjes in mijn hand vallen. Op twee ervan staat het nummer 27 gedrukt; op de andere twee nummer 15. ‘Vergeet niet in te klokken,’ licht hij toe. ‘Hou er één in je zak, hang er één aan de muur.’ Na een haastig bedankje, rijden we naar onze parkeerplek en hij richt zich weer op zijn portofoon. ‘Weet je zeker dat je hier goed aan doet?’ vraagt Viv. Ze zit iets rechter in haar stoel dan gisteren, maar de manier waarop ze angstig in haar achteruitkijkspiegel kijkt, spreekt boekdelen. Toen ik naar het gesprek luisterde van Viv met haar moeder, zei ik dat kracht van binnenuit moest komen. Dat Viv constant in de achteruitkijkspiegel blijft kijken, betekent dat ze er nog steeds naar op zoek is. ‘Viv, op deze plek is geen flintertje goud te vinden, en toch zijn ze bezig de hele kermis op te zetten. Dat doet me denken aan die scène in E.T. wanneer de regering zich ermee gaat bemoeien.’ ‘Maar als we…’ ‘Luister, ik zeg niet dat ik de mijn in wil, maar weet jij een betere manier om uit te zoeken wat hier aan de hand is?’ Ze kijkt omlaag naar haar schoot, die vol ligt met de folders uit het motel. Op de bovenste bladzijde staat: Van de Bijbel tot en met De Republiek van Plato – het ondergrondse werd altijd geassocieerd met Kennis. Daar gaan we van uit. 224
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 224
13-4-10 21:31
‘De vaders van al mijn vrienden werkten in een mijn,’ ga ik verder. ‘Geloof me maar, stel dat we naar binnen gaan, dan is het zoiets als een grot – een paar honderd meter diep, hoogstens…’ ‘Zeg maar vierentwintighonderd meter,’ gooit ze eruit. ‘Wat?’ Verrast door de plotselinge aandacht, klapt ze dicht. ‘D-dat staat hier. Hierin…’ voegt ze toe en geeft me de folder. ‘Voordat hij werd gesloten, was dit de oudste in gebruik zijnde mijn van heel Noord-Amerika. Hij is ouder dan welke goud-, kolen-, zilver-, en wat voor mijn dan ook.’ Ik gris de folder uit haar handen. Sinds 1876 staat er op het omslag. ‘Ze hebben meer dan honderdvijfentwintig jaar gegraven. Dan kom je behoorlijk diep,’ gaat ze verder. ‘Die mijnwerkers die een paar jaar geleden in Pennsylvania vast kwamen te zitten – waar zaten die, op zestig meter diepte?’ ‘Tweeënzeventig,’ zeg ik. ‘Nou, deze is vierentwintighonderd meter diep. Kun je je dat voorstellen? Vierentwintighonderd. Dat is een diepte van zes keer het Empire State Building op elkaar…’ Ik bekijk de achterkant van de folder en lees de feiten: Zes keer het Empire State Building… zevenenvijftig niveaus… vijfenzeventig centimeter breed… en een ondergronds gangenstelsel van ruim vijfhonderd kilometer lang. Op het diepste punt loopt de temperatuur op tot zo’n zesenvijftig graden. Ik kijk uit het raam naar de weg onder ons. Bijenkorf is niet de juiste benaming. We staan boven op een compleet mierennest. ‘Misschien kan ik beter hier boven blijven,’ zegt Viv. ‘Je weet wel… op de uitkijk staan en zo…’ Voordat ik antwoord kan geven, kijkt ze alweer in haar achteruitkijkspiegel. Achter ons komt een zilverkleurige Ford pick-up over het grind het parkeerterrein 225
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 225
13-4-10 21:31
op rijden. Viv kijkt bezorgd naar de bestuurder om te zien of hij haar bekend voorkomt. Ik weet wat ze denkt. Zelfs als Janos zojuist pas geland is, is hij niet ver weg. Het is kiezen voor de duivel boven de grond of die eronder. ‘Denk je echt dat het veiliger is om boven in je eentje achter te blijven?’ vraag ik. Ze geeft geen antwoord. Ze zit nog steeds naar de zilverkleurige pick-up te kijken. ‘Beloof me alsjeblieft dat we snel weer buiten staan,’ smeekt ze. ‘Maak je geen zorgen,’ zeg ik, terwijl ik mijn portier openzwaai en uitstap. ‘We zijn erin en eruit voordat iemand het in de gaten heeft.’
226
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 226
13-4-10 21:31
36
T
erwijl hij zachtjes met de zijkant van zijn duim tegen de toonbank tikte van Hertz Autoverhuur op het vliegveld van Rapid City, deed Janos geen moeite om zijn frustratie over het leeftempo in South Dakota te verbergen. ‘Waarom duurt het zo lang?’ vroeg hij aan de jonge medewerker die een dunne Mount Rushmore-stropdas droeg. ‘Sorry… het was weer erg druk vanochtend,’ antwoordde de man achter de balie, terwijl hij in een stapeltje papieren rommelde. Janos keek rond in de centrale hal van het vliegveld. Er waren in totaal zes mensen, waaronder een indiaanse schoonmaker. ‘Oké – en wanneer komt u de auto terugbrengen?’ vroeg de man achter de balie. ‘Hopelijk vanavond,’ antwoordde Janos bits. ‘Een kort bezoekje maar, hè?’ Janos gaf geen antwoord. Hij bleef strak naar de sleutelhanger kijken die de man in zijn hand had. ‘Mag ik de sleutel?’ ‘En wilt u een verzekering afsluiten voor de…’ Janos’ hand schoot plotseling uit, greep de man bij de pols en griste de sleutel uit zijn hand. ‘Zijn we klaar?’ snauwde Janos. ‘H-Het is een blauwe Ford Explorer… in vak vijftien,’ zei de man, terwijl Janos een plattegrond van het stapeltje op de toonbank greep en naar de uitgang stormde. 227
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 227
13-4-10 21:31
‘Nog een fijne dag gewenst, meneer…’ De man keek omlaag naar de kopie van het rijbewijs uit New Jersey dat Janos hem had gegeven. Robert Franklin. ‘Nog een fijne dag gewenst, meneer Franklin. En welkom in South Dakota!’
228
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 228
13-4-10 21:31
37
M
et mijn instructieboek in de hand loop ik zo snel als ik kan met de passen van een senator richting het rode bakstenen gebouw. Het boek is eigenlijk de handleiding uit het handschoenenkastje van de Suburban, maar met onze loopsnelheid zal niemand dat opmerken. Rechts van mij maakt Viv het plaatje compleet, zoals ze achter me aan drentelt als de trouwe assistente van mijn leidinggevende Wendellpersonage betaamt. Met haar lengte en haar pas gestreken marineblauwe pakje, ziet ze er oud genoeg uit om geloofwaardig te zijn. Ik zeg voor alle zekerheid tegen haar dat ze niet moet glimlachen. De enige manier om niet uit de toon te vallen is te doen alsof je erbij hoort. Maar hoe dichter we bij het bakstenen gebouw komen, hoe meer het ons opvalt dat er bijna niemand is om ons op het matje te roepen. Anders dan rond de opleggers achter ons, is het pad hier helemaal leeg. ‘Denk je dat ze onder de grond zitten?’ vraagt Viv, die ook heeft gemerkt dat het aantal mensen plotseling is verminderd. ‘Dat is moeilijk om te zeggen; ik telde zestien auto’s op de parkeerplaats – plus nog alle apparatuur. Misschien wordt al het werk wel bij de opleggers gedaan.’ ‘Of misschien willen ze niet dat iedereen ziet wat er hier gebeurt.’ Ik ga harder lopen; Viv past haar snelheid aan aan die van mij. We slaan de hoek om van het bakstenen 229
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 229
13-4-10 21:31
gebouw en zien een deur aan de voorkant en een metalen trap die omlaag gaat en uitkomt bij een ingang aan de zijkant van het gebouw. Viv kijkt me aan, ik knik. We gaan via een sluiproute naar de trap. Als we naar beneden lopen, vallen er brokjes steen van onze schoenen door het raster omlaag naar het betonnen pad dat zo’n zes meter lager ligt. Dat is nog niets vergeleken bij de afdaling die wij gaan maken. Ik kijk over mijn schouder. Viv staart door de treden naar beneden en begint langzamer te lopen. ‘Viv…’ ‘Alles in orde,’ roept ze uit, ook al heb ik haar niets gevraagd. Binnen in het rode bakstenen gebouw steken we een donkere betegelde gang over en gaan een keukentje binnen dat eruitziet alsof het is leeggeroofd en voor dood achtergelaten. Het vinyl op de vloer is gebarsten, de koelkast staat open en is leeg, en er ligt een kurken prikbord plat op de vloer, vol met half vergane, vergeelde vakbondsberichten die ten minste twee jaar oud zijn. Wat deze lui ook van plan zijn, ze zijn hier nog niet zo lang. Terug op de gang neem ik een kijkje in een kamer waarvan de deur uit de scharnieren is getild. Het duurt even voordat ik binnen ben, maar vervolgens blijf ik stokstijf stil staan op de tegelvloer. Voor me zie ik lange rijen bedrijfsdouches, maar door hoe ze eruitzien, doet dit me denken aan een gaskamer – de douchekoppen zijn gewoon pijpen die uit de muur steken. En ook al weet ik dat het maar douches zijn, als ik denk aan de mijnwerkers die zich hier wasten na de zoveelste slopende dag, dan vind ik het echt een van de meest deprimerende aanblikken ooit. ‘Harris, ik heb het gevonden!’ roept Viv me terug naar de gang, waar ze met haar wijsvinger tegen een bordje tikt waarop Platform staat. Onder de tekst staat een klein pijltje dat omlaag wijst langs een trap. ‘Weet je zeker dat het…?’ Ze gebaart naar de oude metalen prikklok die naast 230
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 230
13-4-10 21:31
het bordje hangt en kijkt dan om naar het prikbord en de koelkast. Geen twijfel mogelijk. Toen hier nog mijnwerkers waren, begonnen ze hier hun dag. Onder aan de trap wordt de gang smaller en het plafond laag. Alleen al door de muffe geur weet ik dat we in de kelder zijn. Aan beide zijden is geen enkele kamer en nergens is een raam te bekennen. We volgen nog een bordje met Platform en stuiten op een roestige blauwe metalen deur die onder de modder zit en me doet denken aan de deur van een koelcel. Ik geef er een harde duw tegen, maar de deur geeft niet mee. ‘Wat is ermee?’ vraagt Viv. Ik schud mijn hoofd en probeer het opnieuw. Deze keer gaat de deur een klein stukje open en een hevige, warme windvlaag blaast me in mijn gezicht. Er is daarbeneden een windtunnel. Ik duw iets harder en de deur zwaait open, met piepende scharnieren, waarna de droge, hete wind ons vol tegen de borst raakt. ‘Het ruikt naar stenen,’ zegt Viv, terwijl ze haar mond bedekt. Ik herinner mezelf eraan dat de man van de parkeerplaats ons deze kant heeft opgestuurd en dwing mezelf om de smalle betonnen gang in te stappen. Als de deur achter ons dichtvalt, gaat de wind liggen, maar de droogte hangt nog steeds in de lucht. Ik lik steeds over mijn lippen, maar het helpt niet. Het is als het happen in een zandkasteel. Verderop buigt de gang naar rechts. Er staan een paar emmers met water op de grond en er hangt tl-licht aan het plafond. Eindelijk een teken van leven. We gaan verder met de bocht mee en ik weet niet precies wat we inademen, maar de bijtende lucht laat een stoffige, hete, vieze smaak achter op mijn tong. Aan de muur links van ons hangt een bordje uit de jaren ’60 waar Atoomschuilkelder op staat en een pijl die rechtdoor wijst. Hoewel het bordje onder de modder zit, is het zwart-gele symbool voor radioactiviteit nog te herkennen. ‘Atoomschuilkelder?’ vraagt Viv, die in verwarring 231
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 231
13-4-10 21:31
is. ‘Vierentwintighonderd meter onder de grond? Beetje overbodig, niet?’ Ik reageer niet op haar commentaar maar blijf me op de gang focussen, die weer recht wordt. Dan zien we een tweede teken van leven. ‘Wat is dat?’ zegt Viv, terwijl ze aarzelend verder loopt. Voor ons hangt de gang, van de vloer tot aan het plafond, aan weerszijden vol met metalen rekken die eruitzien als smalle boekenplanken. Maar in plaats van met boeken, staan ze volgestouwd met uitrusting; tientallen kniehoge rubberlaarzen, dikke nylon gereedschapsgordels, en het belangrijkste: mijnwerkerslampen en witte veiligheidshelmen. ‘Past die me wel?’ vraagt Viv met een geforceerd lachje, als ze een van de helmen op haar korte afrokapsel zet. Ze doet haar best om de indruk te wekken dat ze hier klaar voor is, maar voordat ik haar geloof, moet ze er zelf in geloven. ‘Wat is dit?’ gaat ze verder, terwijl ze nerveus tegen het metalen klemmetje aan de voorkant van haar helm tikt. ‘Dat is voor de lamp,’ zeg ik en wil een van de mijnwerkerslampen uit het rek halen. Maar terwijl ik de bolle, metalen lamp probeer te pakken, zie ik dat die met een zwart snoertje vastzit aan een plastic rood doosje met daarin een verkleinde uitvoering van een autoaccu, die weer met wat klemmetjes vastzit aan het rek. Dit is zeker geen boekenkast – dit is een oplaadstation. Ik maak de klemmetjes open, haal de accu eruit en stop hem in een van de gereedschapsgordels. Terwijl Viv hem om haar middel doet, trek ik de draad over haar schouder en bevestig de lamp aan de voorkant van haar helm. Nu is ze er helemaal klaar voor. Een echte mijnwerker. Ze zet een knopje om en het licht gaat aan. Vierentwintig uur geleden zou ze haar hoofd alle kanten op hebben bewogen en zou ze plagend het licht recht in mijn gezicht hebben laten schijnen. Nu schijnt het licht 232
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 232
13-4-10 21:31
op haar voeten omdat ze naar de vloer kijkt. De opwinding is allang verdwenen. Zeggen dat je de grond in gaat, is één ding; het ook daadwerkelijk doen, is heel iets anders. ‘Zeg maar niks…’ waarschuwt ze me als ik op het punt sta iets te zeggen. ‘Het is veiliger dan…’ ‘Ik zei zeg maar niks. Het komt wel goed met mij.’ zegt ze vastberaden. Ze klemt haar kaken op elkaar en ademt de warme, kalkachtige lucht diep in. ‘Hoe weten we welke zijn opgeladen?’ vraagt ze. Ze ziet aan mijn gezicht dat ik haar niet begrijp en ze wijst naar de planken links en rechts van ons die allebei vol liggen met accu’s. ‘Wat als de ene kant wordt gebruikt voor opladen en de andere voor ontladen?’ gaat ze verder, en tikt tegen het plastic doosje met daarin haar eigen accu. ‘Deze kan net zo goed tien minuten geleden zijn teruggebracht, weten wij veel.’ ‘Denk je dat ze dat op die manier…?’ ‘Zo doen ze het ook bij lasergames.’ merkt ze op. Ik kijk haar even aan. Ik had haar nooit hier mee naartoe moeten nemen. ‘Jij hebt er nu een van links, ik neem er een van de rechterkant,’ zeg ik. ‘Dan hebben we er hoe dan ook eentje die het doet.’ Ze knikt instemmend bij mijn logica, terwijl ik twee oranje nonwoven werkvesten pak uit een vuilnisemmer die vlakbij staat. ‘Trek deze aan,’ zeg ik tegen haar en gooi een van de vesten naar haar toe. ‘Waarom?’ ‘Om dezelfde reden als waarom er in elke slechte spionagefilm iemand naar binnen weet te sluipen verkleed als schoonmaker. Met een oranje vest aan kom je overal binnen…’ Ze bekijkt zichzelf sceptisch terwijl ze de klittenbandjes aan de zijkant van het vest vastmaakt. ‘Ik zie eruit als een wegwerker.’ ‘Echt waar? Ik dacht meer aan een klaar-over.’ 233
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 233
13-4-10 21:31
Ze lacht om het grapje – en aan de glimlach op haar gezicht te zien was dat precies wat ze nodig had. ‘Voel je je nu wat beter?’ vraag ik. ‘Nee,’ zegt ze, niet in staat om haar glimlach te verbergen. ‘Maar ik red het wel.’ ‘We zullen het zeker redden.’ Dat hoort ze graag. ‘Dus je denkt echt dat het ons zal lukken?’ vraagt ze. ‘Dat moet je niet aan mij vragen – ik ben degene die zei dat je niet altijd kunt winnen.’ ‘Denk je dat nog steeds?’ Ik haal één schouder op en loop verder de stoffige gang in. Viv volgt me op de voet. Aan het einde van de gang zijn er geen metalen boekenrekken meer. In plaats daarvan staan er over een afstand van minstens driehonderd meter aan weerszijden houten bankjes tegen de keldermuren. Ik weet van de foto’s uit de folder dat tijdens de hoogtijdagen van deze mijn de mijnwerkers hier elke ochtend verzamelden en wachtten op het vervoer naar hun werkplek. In Washington D.C. doen we in feite hetzelfde als we met de metro reizen – we verzamelen ondergronds en nemen de metro naar het centrum. Het enige verschil is dat het hier geen horizontale rit is, maar verticaal. ‘Wat is dat voor herrie…?’ vraagt Viv, die een paar passen achter me staat. Recht voor ons komt de gang uit op een ruimte waar het plafond bijna tien meter hoog is, en we horen een oorverdovend gerommel. De houten banken trillen een beetje en de lampen beginnen te flikkeren – maar onze blikken blijven strak gericht op de liftschacht die tussen vloer en plafond dwars door het midden van de hoge kamer loopt. Als een verticale goederentrein schiet de lift omhoog door de vloer en verdwijnt weer in het plafond. Anders dan bij een gewone liftschacht is deze maar aan drie kanten dicht. Er zit wel een gele roestvrijstalen deur die voorkomt dat we de schacht in kijken en 234
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 234
13-4-10 21:31
onthoofd worden, maar boven de deur zit een open plek van zo’n zes meter voordat het plafond begint, en daar doorheen kunnen we recht de lift in kijken als die voorbij vliegt. ‘Heb jij iemand gezien?’ vraag ik aan Viv. ‘Dat duurde nauwelijks een halve seconde.’ Ik knik. ‘Maar volgens mij was ie leeg.’ ‘Hij was zeker leeg,’ beaamt ze. We lopen de ruimte verder in en kijken allebei tegelijk omhoog naar de liftschaft. Er loopt water omlaag langs de wanden. Als gevolg daarvan zijn de houten wanden van de schacht donker en glad en worden ze langzaam aangetast. Hoe dichterbij we komen, hoe sterker we de luchtstroom voelen die uit het gat komt. We bevinden ons nog steeds op kelderdiepte, maar door de bocht die de tunnel ons heeft laten maken, vermoed ik dat we in een ander gebouw zitten. ‘Denk je dat de wigwam daarboven staat?’ vraagt Viv, die met haar kin een reepje zonlicht aanwijst dat helemaal boven in de schacht naar binnen valt. ‘Dat moet wel, volgens mij – die vrouw in het motel zei dat daar de…’ In het vertrek boven ons klinkt een doffe klap die door de hele schacht galmt. En nog één… en nog één. Het geluid klinkt regelmatig, maar wordt niet harder. Het klinkt zacht en gelijkmatig – als voetstappen. Viv en ik verstarren. ‘Frannie, Garth hier – kooi is bij station,’ kondigt een mannenstem aan met een licht South Dakota-accent. Zijn stem weergalmt door de schacht – hij komt vanuit het vertrek boven ons. ‘Kooi halt,’ antwoordt een vrouwenstem krakend door een intercom. Er klinkt een luid piepen van metaal, alsof een rolluik voor een winkel omhoog wordt gedaan – het is het stalen veiligheidshek aan de voorkant van de kooi. De voetstappen maken een bonzend geluid bij het binnengaan van de kooi. ‘Kooi halt,’ zegt de man als de deur 235
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 235
13-4-10 21:31
piepend dichtschuift. ‘Naar dertien-twee,’ gaat hij verder. ‘Kooi laten zakken.’ ‘Dertien-twee,’ herhaalt de vrouw door de intercom. ‘Kooi gaat zakken.’ Er klinkt een luid piepen van metaal, alsof een rolluik voor een winkel omhoog wordt gedaan – het is het stalen veiligheidshek aan de voorkant van de kooi. De voetstappen maken een bonzend geluid bij het binnengaan van de kooi. ‘Kooi halt,’ zegt de man als de deur piepend dichtschuift. ‘Naar dertien-twee,’ gaat hij verder. ‘Kooi laten zakken.’ ‘Dertien-twee,’ herhaalt de vrouw door de intercom. ‘Kooi gaat zakken.’ Een tel later klinkt er een zacht gerommel en de banken achter ons trillen weer. ‘O, shit…’ mompelt Viv. Als wij hen kunnen zien, kunnen zij ons zien. Terwijl de lift naar beneden schiet, rennen we ieder naar een uiteinde van de schacht. Viv gaat naar links; ik naar rechts. De lift knarst langs ons heen als een achtbaan in een attractiepark die een vrije val maakt, maar al na een paar tellen wordt het geluid zwakker en sterft het weg in het gat. Ik ben de hoek om gedoken en blijf daar roerloos zitten. Ik luister alleen maar – om erachter te komen hoe lang het duurt. Het lijkt alsof de afdaling eindeloos is. Zes keer het Empire State Building achter elkaar naar beneden. En dan… ver beneden ons fluistert de kooi zachtjes, slaakt een laatste zucht, en valt – poef – eindelijk stil. Het enige wat we nu nog horen is het kalmerende geluid van het water dat langs de schachtwanden omlaag sijpelt. Boven mijn hoofd, naast de verroeste gele deur, zit een brandalarm. Naast het alarm hangt een telefoonhoorn en een bijbehorend roestig toetsenbordje. Zo komen we naar beneden. Ik kijk om naar Viv, die haar hoofd in haar handen houdt en een verbijsterde uitdrukking op haar gezicht heeft terwijl ze de lift bekijkt. ‘O nee,’ zegt ze. ‘Nee hoor, je krijgt mij daar echt niet in…’ 236
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 236
13-4-10 21:31
‘Viv, je wist dat we naar beneden gingen…’ ‘Maar niet in dat oude roestige ding. Dat wist ik niet. Vergeet het maar, Harris – ik ben er klaar mee. Ik ga. Echt waar. Mijn moeder laat me echt niet op een bus stappen die door een zo’n slechte buurt rijdt…’ ‘Dat is niet grappig.’ ‘Daar ben ik het mee eens… En daarom blijf ik met mijn zwarte kont lekker hier zitten.’ ‘Je kunt je hier niet verbergen.’ ‘Dat kan ik wel… en ik zal het ook doen… Jij mag in de put springen – ik blijf wel hierboven om aan de zwengel te draaien en de emmer uiteindelijk weer omhoog te hijsen.’ ‘Waar ga je je hier verbergen?’ ‘Er zijn genoeg plekken. Genoeg…’ Ze kijkt om zich heen naar de houten banken… de smalle gang… zelfs naar de lege liftschacht, waar nu alleen nog een stroompje water naar beneden sijpelt. De rest van het vertrek is al even leeg. Er staan wat oude banden in een hoek en achterin een enorme houten spoel met afgedankte elektriciteitskabels. Ik sla mijn armen over elkaar en kijk haar strak aan. ‘Alsjeblieft, Harris, hou op…’ ‘We moeten niet uit elkaar gaan, Viv. Geloof me – mijn instinct zegt me dat we bij elkaar moeten blijven.’ Nu kijkt zij mij strak aan. Ze kijkt me recht in de ogen en kijkt vervolgens achterom naar de intercom. Vlak achter ons hangt aan de muur een helderblauw bordje met witte letters erin gedrukt: Niveau Begane grond Platform 60 90 240
Stationscode 1-1 1-3 2-2 2-3 3-3
237
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 237
13-4-10 21:31
Alle zevenenvijftig niveaus staan op de lijst. Momenteel bevinden we ons op het Platform. Helemaal onderaan eindigt de lijst met: Niveau 2300 2350 2400
Stationscode 12-5 13-1 13-2
Het niveau op vierentwintighonderd meter diepte. Stationscode: dertien-twee. Ik moet denken aan die man met het platte accent van nauwelijks twee minuten geleden. Dit is de code die hij omriep door de intercom om de lift naar beneden te brengen – dat betekent dus dat het daar allemaal gebeurt. Dertien-twee. Onze volgende bestemming. Ik draai me weer om naar Viv. Ze staat nog steeds te staren naar het blauwe bordje en het getal 2400. ‘Roep de lift maar, schiet op,’ mompelt ze. ‘Maar als we daar beneden vast komen te zitten,’ zegt ze dreigend, en klinkt daarbij precies als haar moeder, ‘dan zou ik maar hopen dat God je bij zich roept voordat ik je te pakken krijg.’ Zonder nog langer te treuzelen pak ik de hoorn en kijk snel of er camera’s hangen aan het plafond. Er is niets te zien – dat betekent dat we nog steeds wat speelruimte hebben. Ik toets het viercijferige nummer in dat aan de onderkant van het roestige toetsenbordje staat: 4881. De toetsen blijven steken als ik ze indruk. ‘Liftkamer…’ zegt een vrouwenstem. ‘Hé, met Mike,’ zeg ik op de gok. ‘Ik heb een lift naar beneden nodig, naar dertien-twee.’ ‘Mike wie?’ vraagt de stem stoïcijns. Aan haar accent te horen, komt ze uit deze streek. Aan mijn accent kan ze horen dat ik niet van hier ben. ‘Mike,’ zeg ik stellig. ‘Van Wendell.’ Als die lui van Wendell pas net hier zijn aangekomen, heeft ze de hele week al van dit soort gesprekken gevoerd. Het blijft even stil en ik kan haar bijna horen zuchten. 238
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 238
13-4-10 21:31
‘Waar bent u?’ vraagt ze. ‘Op het Platform,’ zeg ik, met een blik op het bordje. ‘Eén momentje…’ Als ik me omdraai naar Viv, zie ik dat ze een metalen apparaatje uit haar zak haalt dat eruitziet als een dunne rekenmachine, maar dan met minder knopjes. Ze ziet me kijken en houdt het omhoog zodat ik het beter kan zien. Onder het digitale schermpje zit een knop waar O2% op staat. ‘Een zuurstofmeter?’ vraag ik en ze knikt. ‘Waar heb je die vandaan?’ Ze gebaart over haar schouder naar de rekken in de gang. De zwarte digitale cijfers in het schermpje geven 20.9 aan. ‘Is dat goed of slecht?’ ‘Daar probeer ik achter te komen,’ zegt ze, terwijl ze de instructies op de achterkant leest. ‘Moet je horen: Waarschuwing: Zuurstoftekort treedt vaak ongemerkt in en kan onmiddellijk leiden tot bewusteloosheid en/of de dood. Controleer de meter regelmatig. Je moet verdomme wel…’ Ze wordt onderbroken door een geweldig lawaai in de verte. Het doet denken aan een trein die het station binnenkomt – de vloer begint te trillen en ik voel het in mijn lijf. De lichten beginnen weer een beetje te knipperen en Viv en ik draaien ons weer om naar de liftschacht. Er klinkt een luid gepiep als de rem in werking wordt gezet en de lift onze kant op komt. Maar anders dan de vorige keer stopt hij recht voor ons. Ik kijk door de opening in de gele stalen deur, maar er brandt geen licht in de kooi. Dat wordt een donker ritje naar beneden. ‘Kunt u het zien?’ vraagt de vrouwelijke liftbediende op sarcastische toon door de luidspreker. ‘Ja… nee… hij is er,’ antwoord ik, terwijl ik me probeer te herinneren wat ik nu precies hoor te zeggen. ‘Kooi halt.’ ‘Oké, ga maar naar binnen en druk op de knop van de intercom,’ zegt ze. ‘En vergeet niet in te klokken voordat je gaat.’ Voordat ik iets kan vragen, legt ze al uit: ‘Het bord achter de telefoon.’ 239
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 239
13-4-10 21:31
Ik hang de hoorn op en loop naar de achterkant van het muurtje met de telefoon en het brandalarm. ‘Alles in orde?’ vraagt Viv. Ik geef geen antwoord. Aan de andere kant van de muur hangt een vierkanten houten plank waarin spijkertjes zijn geslagen met de nummers 1 tot en met 52. Er hangen ronde metalen plaatjes aan de spijkertjes 4, 31 en 32. Er zijn in elk geval al drie mensen in de mijn, plus nog degenen die op de verdieping hierboven in de lift zijn gestapt. Ik haal mijn eigen plaatjes uit mijn zak – beide met nummer 27. Eén in je zak, één aan de muur, had die man buiten gezegd. ‘Doen we hier wel goed aan?’ vraagt Viv als ik een van de plaatjes aan spijker nummer 27 hang. ‘Als er iets gebeurt, is dit het enige bewijs dat we beneden zijn,’ zeg ik. Aarzelend haalt ze haar eigen plaatje tevoorschijn en hangt het aan spijker nummer 15. ‘Harris…’ Voordat ze meer kan zeggen, loop ik alweer terug naar de ingang van de kooi. ‘Het is alleen maar voor de zekerheid – we zijn in een halfuur hier weer terug,’ zeg ik, in de hoop haar daarmee gerust te stellen. ‘Kom nu maar mee, uw Cadillac staat voor…’ Ik geef een harde ruk aan de hendel van de stalen deur. Het slot schiet met een klap open, maar de deur is loodzwaar. Ik zet me schrap en weet hem uiteindelijk open te trekken, en voel vervolgens koude mistdruppeltjes tegen mijn gezicht slaan. Er vallen dikke waterdruppels naar beneden die tegen mijn veiligheidshelm kletteren. Het is alsof je onder de rand van een luifel staat tijdens een regenbui. Het enige wat ons nu nog scheidt van de kooi is het metalen veiligheidshek in de kooi zelf. ‘Kom, we gaan…’ zeg ik tegen Viv, terwijl ik de hendel aan de onderkant van het hek vastpak en eraan trek. Met een laatste ruk en nog een keer het gepiep van metaal, rolt het hek open zoals een garagedeur en komt de binnenkant van de kooi tevoorschijn. Die doet me den240
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 240
13-4-10 21:31
ken aan de afvalcontainer waar ik Vivs naamkaartje gevonden heb. De vloer.. de muren… zelfs de lage bovenwand – allemaal van verroest metaal, glibberig van het water, bedekt met vuil en smeer. Ik wenk Viv, maar ze blijft staan waar ze staat. Ik wenk haar nog een keer, en dan volgt ze me aarzelend naar binnen, terwijl ze wanhopig rondkijkt of er iets is waar ze zich aan vast kan houden. Er is niets. Geen leuning, geen handgreep, zelfs geen opklapbare stoel. ‘Dit is een stalen doodskist,’ fluistert ze en haar stem weergalmt tegen het metaal. Daar kan ik niets tegenin brengen. Deze lift, die bedoeld is om ruim dertig mensen dicht op elkaar gepakt ondergronds te brengen en bestand te zijn tegen elke willekeurige explosie op welk niveau dan ook, is zo kil en kaal als een achtergelaten goederenwagon. Maar terwijl er continu dikke waterdruppels tegen mijn helm blijven kletteren, realiseer ik me dat er nog één ding erger is dan opgesloten zijn in een doodskist: opgesloten zijn in een lékke doodskist. ‘Dit is wel gewoon water, hè?’ vraagt Viv, terwijl ze omhoog tuurt naar de mist. ‘Als het iets schadelijks was geweest, waren die andere mensen nooit ingestapt,’ zeg ik. Viv zet een knopje om aan de voorkant van haar helm zodat haar mijnwerkerslamp aangaat en kijkt wat haar zuurstofmeter aangeeft. Ik doe mijn eigen lamp aan en loop naar de intercom, die lijkt op die aan de buitenkant van mijn voormalige flat. Het enige verschil is dat door de jaren heen het water hier de hele voorkant heeft bedekt met een dikke mossige laag die stinkt naar nat tapijt. ‘Ga je dat aanraken?’ vraagt Viv. Ik heb geen andere keus. Met mijn vingertoppen druk ik de grote rode knop in. Hij is glibberig. Mijn vingers glijden weg zodra ik hem aanraak. ‘Kooi halt,’ zeg ik in de luidspreker. ‘Hebt u het veiligheidshek dichtgedaan?’ zoemt de vrouwenstem door de intercom. 241
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 241
13-4-10 21:31
‘Daar ben ik nu mee bezig…’ Ik strek me uit, pak de natte nylon handgreep vast en trek de garagedeur weer op zijn plaats. Piepend rolt hij langs de geleiders en valt dicht met een metalen klap. Viv schrikt van het geluid. Er is geen weg terug meer. ‘Nog één vraagje,’ zeg ik door de intercom. ‘Al dat water hier beneden…’ ‘Dat is bedoeld voor de schaft,’ legt de vrouw uit. ‘Daardoor blijven de wanden glad. Als u er niet van drinkt, kan u niets gebeuren,’ voegt ze er lachend aan toe. Geen van ons beiden lacht terug. ‘Nu, bent u er klaar voor of niet?’ vraagt ze. ‘Absoluut,’ zeg ik, terwijl ik door het metalen traliewerk naar de lege kelder kijk. Ik zie aan Vivs licht dat over mijn schouder schijnt, dat zij er ook nog een laatste blik op werpt. Haar lamp is gericht op het brandalarm en de telefoon. Aan de andere kant van die muur hangen onze metalen plaatjes. Het enige bewijs dat we naar beneden zijn gegaan. Ik draai me om om iets te zeggen, maar besluit dat toch maar niet te doen. We hebben geen behoefte aan het zoveelste praatje. We zijn op zoek naar antwoorden. En wat daar beneden ook is, we zullen ze alleen via deze weg krijgen. ‘Naar dertien-twee,’ zeg ik door de intercom, en gebruik dezelfde code als daarnet. ‘Kooi laten zakken.’ ‘Dertien-twee,’ herhaalt de vrouw. ‘Kooi gaat zakken.’ Er klinkt het knarsen van metaal en een stilte zoals je die hebt in een achtbaan. Een stilte die eindeloos duurt voor je gevoel. Vlak voordat je naar beneden dendert. ‘Kijk maar niet naar beneden,’ zegt de vrouw plagend door de intercom. ‘Het is behoorlijk diep…’
242
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 242
13-4-10 21:31
38
‘B
en je er al?’ vroeg Sauls, wat er vervolgens haperend uit kwam door Janos’ mobiele telefoon. ‘Bijna,’ antwoordde Janos, terwijl hij in zijn Ford Explorer langs het zoveelste groepje pijnbomen, sparren en berken zoefde op weg naar Leed. ‘Waar is “bijna”?’ vroeg Sauls. ‘Duurt het nog een uur? Een halfuur? Tien minuten? Hoe zit het?’ Janos klemde het stuur steviger vast, keek naar de weg en zei niets. Het was al erg genoeg dat hij in dit barrel moest rijden – hij had geen zin om dan ook nog eens dit gezeur aan te horen. Hij zette de radio in de truck aan en draaide net zolang aan de knop totdat er alleen maar ruis klonk. ‘De verbinding is heel slecht…’ zei hij tegen Sauls. ‘Ik kan je niet verstaan…’ ‘Janos…’ Hij klapte zijn telefoon dicht, gooide hem op de lege passagiersstoel en richtte zijn aandacht weer op de weg voor hem. De ochtendlucht was helderblauw, maar doordat de tweebaansweg één grote bocht was en de omringende bergen een claustrofobisch effect hadden, was dit overdag al een zware rit, laat staan ’s nachts – vooral als je hier nog nooit gereden had. Tel daarbij het late tijdstip van Harris en Vivs aankomst op, dan zouden ze best eens ergens afgeslagen kunnen zijn om iets te eten of wat te slapen. Maar terwijl hij door de zoveelste bocht scheurde, schudde Janos zijn hoofd. Het was 243
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 243
13-4-10 21:31
een prettige gedachte, maar toen hij een uur geleden langs dat wegrestaurant in Deadwood stoof, realiseerde hij zich ook al dat stoppen om te eten of een boodschap te doen iets heel anders is dan vlak voor je bestemming je kamp op te slaan. Als Harris slim genoeg was om hen helemaal tot hier te brengen, was hij vast ook slim genoeg om niet te stoppen voordat ze er waren. Welkom in Leed – stad van de Homestead-mijn stond er op het bord langs de kant van de weg. Janos stoof er vlak langs, terwijl hij in gedachten een rekensommetje maakte. Zelfs als hun vliegtuig meteen was vertrokken, dan konden ze niet voor middernacht zijn aangekomen. En als ze niet voor middernacht waren aangekomen, dan hadden ze ergens moeten overnachten… Hij sloeg rechtsaf, de parkeerplaats op van een vierkant jaren ’60-gebouw. Janos las de mededelingen in de etalages van de nabijgelegen winkels: Buiten gebruik… Verlopen huurcontract… Verhuisd naar Montana. Sauls had in elk geval gelijk wat dat betreft – Leed was inderdaad op zijn retour. Maar terwijl hij de auto parkeerde en naar het neonbordje Kamers keek voor hem, was het hem duidelijk dat er ten minste nog één plek open was: het Gold House Motel. Janos opende zijn portier en liep rechtstreeks naar binnen. Links van hem zag hij de metalen standaard met toeristenfolders. Ze waren stuk voor stuk verkleurd door de zon, allemaal – behalve eentje met de titel De Homestead-mijn. Janos bestudeerde de heldere rode, witte en blauwe kleuren van de folder. Hij was totaal niet verkleurd door de zon – bijna alsof… alsof hij pas in het afgelopen uur was neergezet. ‘Hé, daar,’ riep een vrouw aan de balie met een vriendelijke glimlach. ‘Wat kan ik voor u doen, vandaag?’
244
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 244
13-4-10 21:31
39
M
ijn maag draait zich om als de kooi razendsnel naar beneden schiet. De eerste paar meter lijkt het op een ritje met een gewone lift, maar naarmate we sneller gaan en dieper de schacht in duiken, komt mijn maag bijna op de plek van mijn slokdarm te zitten. De kooi schudt wild heen en weer en beukt tegen de schachtwanden, waardoor we bijna ons evenwicht verliezen. Het is zoiets als op een schommelende roeiboot staan terwijl die onder je wegzinkt. ‘Harris, zeg haar dat we langzamer moeten gaan, anders…’ De vloer van de kooi helt sterk over naar links, waardoor Viv de kans niet krijgt om haar zin af te maken. ‘Leun tegen de wand – dat is makkelijker!’ roep ik uit. ‘Wat?!’ schreeuwt ze, maar ik kan haar nauwelijks horen. Door het bonken van de kooi, de snelheid waarmee we naar beneden gaan en het gekletter van de waterstroom, wordt alles één groot, eindeloos gierend geraas. ‘Leun tegen de muur!’ schreeuw ik. Ik volg mijn eigen advies op door naar achteren te leunen en uit alle macht te proberen mijn evenwicht te bewaren, terwijl de roeiboot onder me heen en weer schommelt. Voor het eerst werp ik een blik buiten de kooi. Het veiligheidshek mag dan dicht zijn, maar door het traliewerk zie ik de ondergrondse wereld voorbij245
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 245
13-4-10 21:31
schieten: een waas van bruine aarde… een glimp van een ondergrondse tunnel… weer een waas van aarde… weer een tunnel. Elke acht seconden zoeft er een ander niveau voorbij. De ingangen van de tunnels flitsen zo snel voorbij dat ik er nauwelijks in kan kijken – en hoe harder ik het probeer, hoe waziger ze worden en hoe duizeliger ik me voel. Grotopening na grotopening na grotopening… Onze snelheid is minstens zestig kilometer per uur. ‘Voel je dat?’ roept Viv uit, terwijl ze naar haar oren wijst. Mijn oren gaan dicht zitten; ik knik. Ik slik een keer goed, maar ze gaan meteen weer dicht, nog erger dan eerst. We zijn al langer dan drie minuten onderweg naar beneden; dit wordt met stip mijn langste liftrit ooit. Aan mijn rechterhand blijven de ingangen van de tunnels voorbij flitsen in dezelfde wazige regelmaat… maar dan komen ze tot mijn verbazing minder snel na elkaar. ‘Zijn we er?’ vraagt Viv, die mijn kant op kijkt, waardoor haar mijnwerkerslamp in mijn gezicht schijnt. ‘Volgens mij wel,’ zeg ik, terwijl ik me naar haar omdraai en haar daarbij per ongeluk verblindt. Het duurt even voordat we ons realiseren dat zolang onze lichten aan zijn, de enige manier waarop we met elkaar kunnen praten is door onze hoofden zo te draaien dat we elkaar niet recht aankijken. Sommige mensen in het Capitool doen dat al van nature. Voor mij betekent het compleet in het duister tasten. Elke emotie is af te lezen aan onze ogen. En momenteel kan Viv mij niet aankijken. ‘Hoe zit het met onze zuurstof?’ vraag ik als ze omlaag kijkt naar haar zuurstofmeter. ‘Eenentwintig procent is normaal – we zitten op 20.4,’ zegt ze, en draait het apparaatje om om de instructies op de achterkant te lezen. Haar stem bibbert, maar ze doet haar best om haar angst te verbergen. Ik kijk of haar handen trillen. Ze draait zich ietsje om zodat ik ze niet kan zien. ‘Hier staat dat je zestien procent nodig 246
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 246
13-4-10 21:31
hebt om normaal te kunnen ademen… bij negen procent raak je bewusteloos… en bij zes procent ga je de pijp uit.’ ‘Maar wij zitten nu dus op 20.4?’ vraag ik, in een poging haar gerust te stellen. ‘Boven zaten we op 20.9,’ kaatst ze terug. De kooi komt schokkend tot stilstand. ‘Kooi halt?’ vraagt de vrouw door de intercom. ‘Kooi halt,’ zeg ik, terwijl ik op de rode knop druk en het slijm afveeg aan mijn gereedschapsgordel. Als ik een eerste blik door het metalen veiligheidshek werp en omhoog kijk naar het plafond, wordt het licht van mijn mijnwerkerslamp weerkaatst door een bordje met helderoranje opdruk dat aan twee draadjes hangt: Niveau 1500. ‘Dat meen je niet,’ mompelt Viv. ‘We zijn er nog niet?’ Ik druk op de knop van de intercom en buig me naar de luidspreker. ‘Hallo…?’ ‘Wat is er?’ blaft de liftbediende terug. ‘We wilden naar niveau vierentwintigho…’ ‘Steek de gang over, dan komt u bij schacht Nummer Zes. De kooi staat daar voor u klaar.’ ‘Wat is er mis met deze?’ ‘Als u op niveau 1500 moet zijn, is er niets mis met deze – maar als u verder naar beneden wilt, moet u de andere lift nemen.’ ‘Dit herinner ik me niet van de vorige keer,’ bluf ik, om te weten te komen of het eerst anders was. ‘Jongeman, tenzij je hier aan het begin van de negentiende eeuw was, is er hier niets veranderd. Tegenwoordig zijn er kabels die een kooi over ruim drieduizend meter kunnen houden, maar toentertijd kwamen ze niet verder dan vijftienhonderd meter. Stap nu maar uit, steek de gang over en laat het me weten als je daar bent.’ Ik geef een ruk aan het veiligheidshek en het rolt omhoog, uit de weg. Het water dat vanuit de schacht plenst, vormt een natte muur die ons gedeeltelijk het zicht naar buiten toe ontneemt. Ik spring dwars door de water247
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 247
13-4-10 21:31
stroom, waarbij ik het ijskoude water op mijn rug voel kletteren, en kom uit in de mijn, waarvan de vloer, de muren en het plafond uit stevig aangestampte bruine aarde bestaan. Net een grot, zeg ik tegen mezelf, terwijl ik tot mijn enkels in een modderplas kom te staan. Aan weerszijden van de tunnel die zich voor ons uitstrekt, staat over een lengte van zes meter opnieuw een rij bankjes. Ze zien er hetzelfde uit als de bankjes boven, afgezien van de uitgerekte Amerikaanse vlag die iemand met verf op de rugleuningen heeft gespoten. Het is het enige beetje kleur in deze voor de rest modderbruine onderwereld en terwijl we langs de lange rijen bankjes lopen, zou ik als ik mijn ogen sluit zo de schimmen van honderden mijnwerkers voor me kunnen zien – hoofden gebogen, met hun ellebogen op hun knieën steunend – terwijl ze in het donker wachten, afgemat door weer een dag die ze met z’n allen onder de grond hebben doorgebracht. Zo zag mijn vader er ook altijd uit op de vijftiende van elke maand – wanneer hij uitrekende hoeveel knipbeurten hij moest geven om de hypotheek te kunnen betalen. Mijn moeder ging altijd tegen hem tekeer als hij fooien weigerde aan te nemen, maar destijds vond hij dat in een kleine stad niet kunnen. Toen ik twaalf was, verkocht hij de winkel en verplaatste hij zijn zaakje naar de kelder van ons huis. Maar zijn aanblik bleef hetzelfde. Ik dacht altijd dat het kwam doordat hij spijt had dat hij de hele dag beneden was. Maar dat was het niet. Het was afschuw – het akelige gevoel dat je krijgt bij de gedachte dat je dit morgen ook weer moet doen. Een heel leven doorgebracht onder de grond. Om het te verdoezelen hing mijn vader posters op van Ralph Kiner, Roberto Clemente en het smaragdgroene honkbalveld van Forbes Field; hierbeneden hebben ze het rood, wit en blauw van de vlag – en de felgele deur van de kooi die vijftien meter verderop staat. We steken de gang over, ploegend door de modder, en lopen regelrecht naar de deur met het opschrift Schacht nr. 6. 248
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 248
13-4-10 21:31
Terwijl ik deze nieuwe kooi binnenga en het veiligheidshek omlaag trek, bekijkt Viv deze nog kleinere metalen schoenendoos eens goed. Door de lagere bovenwand lijkt deze doodskist nog kleiner. Als Viv haar nek uitrekt en naar beneden kijkt, kan ik de claustrofobie bijna in de lucht voelen. ‘Dit is Lift Nummer Zes,’ meldt de vrouw door de intercom. ‘Klaar voor vertrek?’ Ik werp een blik op Viv. Ze blijft naar beneden kijken. ‘We zijn klaar,’ zeg ik door de intercom. ‘Kooi laten zakken.’ ‘Kooi gaat zakken,’ zegt ze, terwijl de doodskist begint te brommen. We leunen allebei naar achteren tegen een wand en bereiden ons voor op de vrije val. Een waterdruppel aan de bovenwand van de kooi wordt groter, valt naar beneden en plonst in een plasje. Ik hou mijn adem in… Viv kijkt op door het lawaai… en de vloer valt opnieuw onder ons vandaan. Volgende halte: vierentwintighonderd meter onder het aardoppervlak.
249
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 249
13-4-10 21:31
40
T
erwijl de kooi loodrecht naar beneden stort, gaan mijn oren weer dicht zitten en trekt er een scherpe pijnscheut door mijn voorhoofd. Maar terwijl ik hard mijn best doe om mijn evenwicht te bewaren en steun zoek tegen de trillende wand, realiseer ik me dat mijn plotselinge hoofdpijn niet alleen veroorzaakt wordt door de druk op mijn oren. ‘Hoe staat het met onze zuurstof?’ roep ik naar Viv, die de meter met beide handen vasthoudt en zich inspant om de gegevens af te lezen terwijl we heen en weer worden geschud. Het geraas is weer oorverdovend. ‘Wat?’ schreeuwt ze terug. ‘Hoe staat het met onze zuurstof?!’ Ze houdt haar hoofd schuin bij die vraag en bestudeert mijn gezicht. ‘Waarom ben je ineens bezorgd?’ vraagt ze. ‘Zeg me nu maar wat het percentage is,’ dring ik aan. Ze kijkt nog een keer goed naar me en laat het tot zich doordringen. Over mijn schouder flitst elke paar seconden een ander niveau van de mijn voorbij. Vivs gezicht betrekt net zo snel. Haar onderlip begint te trillen. De afgelopen vijftienhonderd meter en nog iets heeft Viv zich steeds vastgeklampt aan mijn gemoedstoestand: het zelfvertrouwen dat ons hier binnen heeft gebracht, de wanhoop die ons in de eerste lift deed stappen, en zelfs de koppigheid die ons op de been hield. 250
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 250
13-4-10 21:31
Maar op het moment dat ze voor het eerst merkt dat ik bang ben – op het moment dat ze denkt dat ik mijn vertrouwen kwijt ben – wordt ze van haar stuk gebracht en dreigt ze kopje onder te gaan. ‘Hoe staat het met onze zuurstof?’ vraag ik opnieuw. ‘Harris… ik wil naar boven…’ ‘Noem het getal, Viv.’ ‘Maar…’ ‘Noem het getal!’ Ze kijkt omlaag naar de meter, bijna verbaasd. Haar voorhoofd zit onder het zweet. Maar dat ligt niet alleen aan haar. Om ons heen is de koude windvlaag die van boven af door de schacht zwiepte, helemaal verdwenen. Bij deze niveaus is het: hoe dieper we gaan, hoe warmer het wordt – en hoe meer Viv op het punt van instorten staat. ‘Negentien… nog maar negentien,’ stottert ze hoestend terwijl ze naar haar keel grijpt. Negentien procent is nog steeds het normale niveau, maar dat stelt haar niet gerust. Haar borst gaat snel op en neer en ze wankelt achteruit tegen de wand. Ik kan nog goed ademen. Haar lichaam begint te trillen, en niet alleen door de bewegingen van de kooi. Het komt van binnenuit. Haar gezicht trekt wit weg. Haar mond zakt open. Terwijl ze steeds heviger begint te trillen, kan ze nauwelijks nog op haar benen blijven staan. Diep vanuit haar borst klinkt een luide, holle snik. De zuurstofmeter valt uit haar hand en klettert op de vloer. O, nee. Als ze hyperventileert… De kooi dendert door de schacht omlaag met een snelheid van zo’n vijfenzestig kilometer per uur. Viv kijkt me aan. Haar ogen zijn wijd open gesperd en smeken mij om hulp. ‘Hhhh…’ Ze grijpt naar haar borst, laat een lange, uitgerekte snik horen en zakt neer op de vloer. ‘Viv…!’ Op het moment dat ik naar haar toe spring, schokt de kooi net naar rechts. Ik verlies mijn evenwicht, val naar 251
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 251
13-4-10 21:31
links en knal met mijn schouder tegen de wand. Een pijnscheut trekt door mijn arm. Viv snakt nog steeds naar adem en door de plotselinge schok valt ze voorover. Ik duik glijdend op mijn knieën naar haar toe en vang haar op net voordat haar gezicht de grond raakt. Ik draai haar om en wieg haar lichaam in mijn armen. Haar helm valt op de grond terwijl haar ogen wild heen en weer bewegen. Ze is volkomen in paniek. ‘Ik heb je vast, Viv… ik heb je vast…’ zeg ik tegen haar, op fluistertoon diezelfde woorden steeds weer herhalend. Haar hoofd ligt in mijn schoot en ze probeert normaal te ademen, maar hoe dieper we dalen, hoe warmer het aanvoelt. Ik lik wat zweet weg uit het kuiltje in mijn bovenlip. Het is hier zeker warmer dan dertig graden. ‘W-Wat gebeurt er?’ vraagt Viv. Terwijl ze naar me opkijkt, lopen de tranen over haar slapen en verdwijnen vervolgens in haar haar. ‘Die warmte is normaal… dat komt gewoon door de druk van het gesteente boven ons… en we komen dichterbij de aardkern…’ ‘Hoe staat het met de zuurstof?’ stamelt ze. Ik kijk naar de meter, die naast haar ligt. Terwijl ik met mijn lamp op het digitale schermpje schijn, zakt het percentage van 19.6… naar 19.4. ‘Blijft constant,’ zeg ik tegen haar. ‘Lieg je tegen me? Lieg alsjeblieft niet…’ Dit is niet het moment om haar dieper de put in te helpen. ‘Het komt echt goed met ons, Viv… Adem even alleen maar diep in.’ In navolging van mijn eigen advies zuig ik mijn longen vol met vochtige, warme lucht. Mijn borst brandt ervan, alsof ik een diepe ademteug in een sauna heb genomen. Het zweet stroomt over mijn gezicht en druppelt van het puntje van mijn neus. Ik kniel achter Viv neer, die nog steeds op de grond ligt, trek haar oranje vest en jas uit en duw haar voorover, zodat ze met haar hoofd tussen haar knieën komt te zitten. De achterkant van haar nek is kletsnat en op 252
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 252
13-4-10 21:31
haar blouse zit over de lengte van haar ruggengraat een lange, vochtige zweetplek. ‘Diep ademhalen… diep ademhalen…’ zeg ik tegen haar. Ze fluistert iets terug, maar terwijl de kooi naar beneden suist, is het gedreun van de wanden te hard, zodat ik haar niet kan verstaan. Eén… twee… drie ingangen naar tunnels flitsen voorbij binnen dertig seconden. We zitten nu zeker op meer dan twee kilometer diepte. ‘We zijn er bijna…’ voeg ik eraan toe, terwijl ik mijn handen op haar schouders leg en haar stevig vasthoudt. Ze moet weten dat ik haar niet los zal laten. Terwijl er weer een tunnel voorbij flitst, gaan mijn oren opnieuw dicht zitten, en ik krijg het gevoel alsof mijn hoofd elk moment uit elkaar kan barsten. Maar net op het moment dat ik mijn kaken op elkaar klem en mijn ogen dichtdoe, komt mijn maag met een schok weer op de juiste plaats te zitten. Er klinkt een luid gepiep en we worden plotseling naar voren gedrukt, wat me doet denken aan een vliegtuig dat abrupt stil komt te staan. Eindelijk minderen we vaart. En terwijl de kooi wat langzamer gaat, gebeurt dat ook met Vivs ademhaling. Van krampachtig… naar gejaagd… naar een kalm en regelmatig in- en uitademen… Hoe langzamer we gaan, hoe rustiger ze wordt. ‘Goed zo… zo gaat het goed…’ zeg ik, terwijl ik haar opnieuw vasthoud bij haar nek. Haar gepuf en gehijg klinkt zachtjes en regelmatig als de kooi met een schok tot stilstand komt. Een volle minuut lang blijven we daar bewegingloos zitten. Viv ligt ineengedoken op de bodem van de kooi; de kooi is op de bodem van de schacht gezakt. Haar ademhaling is als de rimpelingen in een vijver waarin een steentje is gegooid. ‘Hhhh… hhhh… hh…’ Ik laat haar los en ga staan. Het duurt even, maar uiteindelijk draait Viv zich om en kijkt me dankbaar aan. Ze probeert zich groot te houden, maar aan de manier waarop ze verwilderd om zich heen kijkt kan ik zien dat ze nog steeds bang is. 253
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 253
13-4-10 21:31
‘Kooi halt?’ vraagt de liftbediende door de intercom. Ik negeer haar vraag en wend me tot Viv. ‘Hoe gaat het?’ ‘Ja,’ antwoordt ze en gaat rechtop zitten, in een poging mij ervan te overtuigen dat ze in orde is. ‘Dat was geen ja-of-nee-vraag,’ zeg ik. ‘Zullen we het opnieuw proberen? Hoe gaat het?’ ‘G-Goed,’ zegt ze, terwijl ze op haar onderlip bijt. Dat wilde ik even horen. Ik loop naar de intercom. ‘Liftkamer, bent u daar?’ ‘Hoe gaat het daar?’ begint de liftbediende. ‘Iedereen in orde?’ ‘Nou, eigenlijk… zou u mij terug kunnen brengen naar de…’ ‘Niet doen!’ roept Viv uit. Ik wend me af van de intercom en kijk haar strak aan. ‘We zijn nu hier,’ smeekt Viv. ‘Je hoeft alleen maar die stomme deur omhoog te trekken…’ ‘… nadat we eerst jou weer naar boven hebben gebracht.’ ‘Alsjeblieft, Harris – we zijn al zo ver gekomen. Trouwens, denk je echt dat het boven veiliger is dan beneden? Boven ben ik alleen. Je zei het zelf: we moeten niet uit elkaar gaan. Dat waren jouw woorden, toch? Bij elkaar blijven?’ Ik neem niet de moeite om antwoord te geven. ‘Toe nou,’ gaat ze verder. ‘We zijn al helemaal tot hier gekomen – in South Dakota… vierentwintighonderd meter onder de grond – ga je nu terugkrabbelen?’ Ik blijf zwijgend staan. Ze weet wat er op het spel staat. ‘Alles goed daarbeneden?’ vraagt de liftbediende door de intercom. Ik blijf Viv aankijken. ‘Ik voel me goed,’ beweert ze. ‘Zeg haar nu maar dat je in orde bent, anders wordt ze ongerust.’ ‘Sorry, liftkamer,’ zeg ik door de intercom. ‘Ik moest even wat spullen bij elkaar rapen. Alles is in orde. Kooi halt.’ 254
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 254
13-4-10 21:31
‘Kooi halt,’ herhaalt de liftbediende. Ik trek het veiligheidshek omhoog en geef de buitendeur een zetje. Ook hier komt een hete luchtvlaag door de opening naar binnen – maar deze keer is de hitte bijna ondraaglijk. Mijn ogen branden en ik knijp ze dicht. ‘W-Wat is er?’ vraagt Viv achter me. Aan het geluid van haar stem te horen, is ze nog op vloerhoogte en bezig om naar buiten te kruipen. Ik stap door de waterstroom heen die van boven de deur omlaag druppelt, en loop de aarden vloer op. Ineens is de wind gaan liggen, naar boven verdwenen door de opening van de schacht. Ik knipper het stof uit mijn ogen en draai me weer om naar Viv, die nog steeds niet is opgestaan. Ze zit op een houten plank voor de kooi en staart omhoog naar het plafond. Ik strek mijn nek uit om haar blik te volgen naar het hoogste punt van de grot. Het dak gaat zo’n negen meter de lucht in en in het midden ervan hangt een grote lamp. ‘Waar kijk je…?’ ‘Is dat bedoeld voor waar ik denk dat het voor bedoeld is?’ vraagt Viv, die nog steeds het plafond aan het bestuderen is. Recht boven ons zit in het plafond een lange zwarte scheur, als een snee die elk moment open kan springen. Sterker nog, het enige wat beide zijden bij elkaar houdt – en daarmee voorkomt dat het plafond opensplijt – zijn drie meter lange strips van roestig metaal die tegen het dak geschroefd zijn, als metalen hechtingen voor de scheur. Vanaf deze afstand lijken het net de dwarsbalken uit een Meccano-bouwdoos – met ronde gaten waar de schroeven doorheen gestoken zijn. ‘Dat is vast alleen maar een voorzorgsmaatregel,’ zeg ik. ‘Op dit niveau… met al die druk van boven… ze willen natuurlijk niet dat de boel instort. Voor hetzelfde geld is het maar een lullige barst.’ Ze knikt bij mijn uitleg, maar staat niet op van haar houten plank. 255
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 255
13-4-10 21:31
Recht voor me uit wordt het plafond lager en de muren versmallen zich tot een soort wormgat. Het kan niet hoger zijn dan drie meter, en het is net breed genoeg voor een kleine auto. Ik volg het oude metalen treinspoor over de modderige grond. Het is compacter dan een normaal spoor, maar in zo’n goede conditie dat ik me niet af hoef te vragen hoe die mijnwerkers al hun computerapparatuur door de mijn verplaatsen. Toen ik twaalf jaar was, nam de vader van Nick Chiarmonte onze hele zesde klas mee naar Clarion, Pennsylvania, voor een rondleiding door een kolenmijn die nog in gebruik was. We gingen zo’n dertig meter de grond in, wat destijds voelde alsof we ons een weg baanden naar het middelpunt van de aarde. Toen we beneden waren, vertelde Nicks vader dat een mijn net zo’n levend iets is als een menselijk lichaam – één grote, centrale slagader met tientallen vertakkingen die elkaar kruisen en het bloed van en naar het hart brengen. Dat is hier niet anders. Het treinspoor loopt rechtuit en vertakt zich vervolgens, als de spaken van een wiel, een tiental tunnels in die een tiental verschillende richtingen gaan. Ik bekijk ze stuk voor stuk om te zien of er verschillen zijn. De modder op de meeste sporen is opgedroogd en aangekoekt. Maar in de tunnel helemaal links is hij kletsnat, compleet met Sherlock Holmes-schoenafdruk van de groep die vlak voor ons naar beneden is gekomen. Het is nauwelijks een aanwijzing, maar voor nu is het de enige aanwijzing die we hebben. ‘Ben je zover?’ roep ik over mijn schouder naar Viv. Ze geeft geen kik. ‘Kom nou…’ roep ik weer. Ze verroert zich niet. ‘Viv, kom je nog of niet?’ Ze schudt haar hoofd zonder op te kijken. ‘Het spijt me, Harris. Ik kan het niet…’ ‘Hoe bedoel je, “ik kan het niet”?’ ‘Ik kan het niet,’ zegt ze weer en trekt haar knieën op. 256
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 256
13-4-10 21:31
‘Ik kan… ik kan het niet…’ ‘Je zei dat je je goed voelde.’ ‘Nee, ik zei dat ik niet in mijn eentje boven wilde zijn.’ Voor het eerst kijkt ze me aan. Haar gezicht zit onder de zweetdruppels – zelfs meer dan eerst. Het heeft niet alleen met de hitte te maken. Viv kijkt omhoog naar de scheur in het dak en vervolgens naar een brancard die tegen de muur staat. Erboven hangt een metalen kist met een bordje waarop staat: In geval van ernstig letsel: kist openen en deken eruit halen. Op dit moment, met een temperatuur van boven de zevenendertig graden, is een deken wel het laatste wat we nodig hebben – maar Viv blijft er maar naar kijken. ‘Ga jij maar,’ zegt ze gehaast. ‘Nee… als we uit elkaar gaan…’ ‘Alsjeblieft, Harris, ga nu maar…’ ‘Viv, ik ben niet de enige die gelooft dat je dit kunt. Je moeder…’ ‘Alsjeblieft, begin nou niet over haar… niet nu…’ ‘Maar als je…’ ‘Ga nou,’ dringt ze aan, terwijl ze tegen haar tranen vecht. ‘Zoek uit wat ze aan het doen zijn.’ Na alles wat we de afgelopen achtenveertig uur hebben meegemaakt, is het nu voor het eerst dat ik Viv Parker totaal lamgeslagen zie. Ik weet niet zeker of het veroorzaakt wordt door claustrofobie, door haar hyperventileren in de lift, of simpelweg doordat ze geconfronteerd wordt met haar eigen beperkingen, maar terwijl Viv haar gezicht tegen haar knieën drukt, herinnert ze me eraan dat de mens zichzelf er nog het meest van langs kan geven. ‘Viv, mocht je je hier beter door voelen: niemand zou het zo lang volgehouden hebben. Niemand.’ Haar hoofd blijft tegen haar knieën gedrukt. Pas in het laatste jaar van mijn studie – toen mijn vader overleed – ontdekte ik dat ik niet onkwetsbaar was. Viv leert die les al op haar zeventiende. Van alles wat ik 257
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 257
13-4-10 21:31
haar heb aangedaan, is dit wel hetgeen waar ik mezelf het meest om haat. Ik draai me om, ploeterend door de natte modder, en sta op het punt te vertrekken. ‘Neem deze mee,’ roept ze uit. Ze houdt de zuurstofmeter in haar hand omhoog. ‘Weet je wat, hou die maar hier – voor het geval da…’ Ze gooit hem door de lucht naar me toe. Terwijl ik hem opvang, klinkt er een luid piepend geluid achter haar. De kooi komt brommend weer tot leven, gaat door de liftschacht naar boven en verdwijnt door het plafond. De laatste vlucht is vertrokken. ‘Als je weg wilt,’ zeg ik tegen haar, ‘pak je gewoon de hoorn en draai je het…’ ‘Ik ga nergens heen,’ zegt ze stellig. Zelfs nu weigert ze het helemaal op te geven. ‘Zorg dat je te weten komt wat ze aan het doen zijn,’ zegt ze voor de tweede keer. Ik knik naar haar en het licht van mijn helm trekt een denkbeeldige verticale streep over haar gezicht. Terwijl ik me weer omdraai naar de tunnels, is dat het laatste wat ik van haar zie.
258
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 258
13-4-10 21:31
41
‘W
ilt u een kamer?’ vroeg de vrouw achter de balie van het motel. ‘Ik zoek eigenlijk alleen maar mijn vrienden,’ antwoordde Janos. ‘Hebt u ze soms ge…’ ‘Is er dan niemand meer die gewoon een kamer wil huren?’ Janos hield zijn hoofd een beetje schuin. ‘Hebt u mijn vrienden gezien – een blanke man en een jong zwart meisje?’ De vrouw hield op haar beurt haar hoofd schuin. ’Zijn dat uw vrienden?’ ‘Ja, dat zijn mijn vrienden.’ De vrouw werd plotseling stil. ‘Het zijn vrienden van m’n werk – het was de bedoeling dat we gisteravond allemaal met dezelfde vlucht hiernaartoe zouden komen, maar ik werd opgehouden en…’ Janos onderbrak zichzelf. ‘Luister, ik ben vanochtend om vier uur opgestaan om mijn vlucht te halen. Zijn ze nu boven of niet? We hebben veel te doen vandaag.’ ‘Sorry,’ zei de vrouw. ‘Ze zijn al uitgecheckt.’ Janos knikte. Hij had het al verwacht, maar hij moest het zeker weten. ‘Dus ze zijn al naar boven?’ ging hij verder, terwijl hij naar het driehoekige gebouw op de top van de heuvel wees. ‘Volgens mij zeiden ze dat ze eerst naar Mount Rushmore zouden gaan.’ 259
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 259
13-4-10 21:31
Janos kon een grijns niet onderdrukken. Leuk geprobeerd, Harris. ‘Ze zijn ruim een uur geleden vertrokken,’ voegde de vrouw eraan toe. ‘Maar als u opschiet, haalt u ze vast wel in.’ Janos knikte bij zichzelf en bleef strak naar de schachtbok kijken terwijl hij naar de deur liep. ‘Ja… dat weet ik wel zeker.’
260
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 260
13-4-10 21:31
42
T
ien minuten later sta ik tot mijn enkels in een modderplas die, als ik er met mijn lamp op schijn, een metalen roestkleurige glans heeft. Ik neem aan dat dit is veroorzaakt door olie die uit het voertuig dat over het spoor rijdt gelekt is, maar voor de zekerheid blijf ik zo dicht mogelijk langs de wanden van de grot lopen, waar de minste modder is. Om me heen vormen de rotswanden van de grot één grote kleurige lappendeken – bruin, grijs, roestkleurig, mosgroen, en er zigzaggen zelfs wat witte aderen doorheen. Recht voor me weerkaatst het licht van mijn lamp tegen de puntige rondingen van de tunnel, en snijdt door de duisternis als het zoeklicht door een donker bos. Dat is alles wat ik heb. Eén lichtje in een zee van stille duisternis. Het enige minpunt is wát ik te zien krijg. Boven me, langs het plafond van de tunnel, glimmen de roestigste pijpleidingen die ik ooit heb gezien van het water. Op deze diepte is de lucht zo heet en vochtig dat de grot er zelf van gaat zweten. Net als ik. Zo ongeveer elke minuut komt een nieuwe golf hete lucht door de tunnel aangerold, verdwijnt weer, en begint opnieuw. In… en uit. In… en uit. Het is alsof de mijn ademt. Op deze diepte baant de luchtstroom zich met kracht een weg naar het dichtstbijzijnde ventilatiegat en terwijl er weer een enorme hitteboer omhoog borrelt door de schacht, stel ik me zo voor dat als dit de mond van de mijn is, ik nu midden op de tong sta. 261
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 261
13-4-10 21:31
Terwijl ik verder ga, slaat er opnieuw een verzengende zucht tegen me aan, die zelfs nog heter is dan de vorige. Ik voel hem tegen mijn benen slaan… mijn armen… momenteel zweten zelfs mijn tanden. Ik rol mijn mouwen op, maar dat blijkt geen goed idee te zijn. Ik had het mis daarnet – dit is helemaal geen sauna. Met deze hitte… is het een oven. Terwijl ik mijn ademhaling voel versnellen en hoop dat dat gewoon door de temperatuur komt, werp ik een blik op de zuurstofmeter: 18.8 procent. Op de achterkant van de meter staat dat ik zestien procent nodig heb om in leven te blijven. Aan de voetafdrukken voor me te zien, hebben minstens twee anderen deze tocht gemaakt. Voor nu stelt me dat even gerust. Ik veeg een vers laagje zweet van mijn gezicht en ben daarna tien minuten lang bezig om een bocht in het treinspoor door de tunnel te volgen – maar anders dan de bruine en grijze saaiheid van de voorgaande delen, zijn de wanden hier gevuld met rode en witte graffiti die rechtstreeks op de rotsen gespoten is: Platform deze kant op… Lift rechtdoor… Platform 7850… Ontploffingsgevaar. Bij elke mededeling staat een pijl die in een bepaalde richting wijst – maar ik kom er pas achter waarom dat zo is als ik de pijlen volg. Recht voor me verdwijnt het licht van mijn lamp niet meer in de eindeloze tunnel, maar het botst tegen een muur. De doorgaande weg houdt op. Er is nu een splitsing in de weg en ik heb vijf verschillende mogelijkheden. Ik laat het licht van mijn lamp op elke van de aanwijzingen vallen, lees ze allemaal nog een keer en bekijk elke van de tunnels. Ook nu zijn vier ervan bedekt met opgedroogde modder, terwijl de modder in eentje nat en vers is. Ontploffingsgevaar. Verdorie. Ik keer me om en loop terug, open mijn portemonnee en haal er mijn felroze California Tortilla Burrito Clubkaart eruit, en klem hem vast onder een rotsbij de ingang van de tunnel die ik zojuist verlaten heb – de mijnvariant van een spoor achterlaten van broodkruimels. 262
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 262
13-4-10 21:31
Als ik niet weet hoe ik er weer uit moet komen, heeft het ook geen zin om verder te gaan. Ik volg de pijl van Ontploffingsgevaar en ga met een scherpe bocht naar rechts de tunnel in, die, zo merk ik al gauw, iets breder is dan de rest. Van daaruit blijf ik langs het treinspoor lopen, volg het zompige modderspoor een splitsing in naar links en eentje naar rechts. Er staan weer met verf gespoten pijlen die verwijzen naar Lift en Platform 7850, maar ze wijzen deze keer allebei een andere kant op. Voor de zekerheid strooi ik bij elke bocht weer wat broodkruimels. Mijn wegenwachtkaart bij de eerste naar links, het stukje papier met het lijstje van films die ik nog een keer wil huren bij de volgende naar rechts. Er zit niet veel afstand tussen, maar zelfs na twee minuten lijkt alles – de puntige muren… de modderige treinrails – overal waar je kijkt, op elkaar. Zonder de broodkruimels uit mijn portemonnee zou ik hopeloos verdwalen in dit doolhof – en zelfs mét verwacht ik nog steeds na de volgende bocht weer terug te zijn bij Viv. Maar terwijl ik linksaf sla en mijn pasje van de sportschool onder een rots klem, valt mijn oog op iets. Recht voor me, op minder dan tien meter, wordt de tunnel aan de rechterkant iets breder en is er een smalle open plek waar een felrode mijnwagen staat die eruitziet als een ijscokar met een zeil erop. Dichterbij gekomen zie ik dat het zeil niet meer is dan een plastic douchegordijn, en dat er aan de bovenkant van de kar een ronde deur zit die lijkt op het luik van een schip, compleet met zo’n slot waarbij je aan een wiel moet draaien. Er zit duidelijk iets in – en wat het ook is, als het belangrijk genoeg is om er een slot op te zetten, dan is het ook belangrijk genoeg voor mij om het te openen. Ik schuif het zeil opzij, pak het draaiwiel met beide handen beet en draai er krachtig aan. Er bladdert rode verf af onder mijn handen, maar het deksel laat een metalen geluidje horen. Met een stevige ruk maak ik het deksel los en trek het open. Sterker dan de zure stank van braaksel… scherper dan beschimmelde kaas… 263
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 263
13-4-10 21:31
Ugggh… Shit. Letterlijk. Onder het deksel zit een berg smeuïge bruine drolletjes. De hele kar is gevuld met poep. Tonnen poep. Ik wankel naar achter, terwijl ik mijn neus dichtknijp en vecht tegen de drang om over te geven. Te laat. Mijn maag draait zich om, mijn keel verwijdt zich en een fontein van de tosti van vannacht spuit over de aarde. Voorovergebogen, met mijn handen tegen mijn buik, besproei ik nog twee keer de grond. Het bloed stijgt naar mijn hoofd terwijl ik de laatste klonters uitspuug. Mijn lichaam krimpt ineen als ik voor een laatste keer kokhals… en nog een keer. Tegen de tijd dat ik mijn ogen weer opendoe, schijnt het licht van mijn lamp op een lange, uitgerekte speekselsliert die aan mijn onderlip bungelt. Ik kijk op naar de kar en het wordt me eindelijk duidelijk. Het douchegordijn is voor de privacy; het luik is om op te zitten. Zelfs zo diep onder de grond hebben mensen een toilet nodig. Ik bots tegen de achterwand terwijl ik mijn evenwicht probeer te houden, en mijn neus is nog gerimpeld van de stank. Ik had geen tijd om het deksel dicht te doen en denk maar niet dat ik er nog dicht genoeg bij in de buurt kom om het alsnog te doen. Met een harde duw zet ik me af tegen de muur en wankel verder door de tunnel. Links van mij is in de muur een ondiep gat uitgegraven. Mijn lamp schijnt er recht naar binnen en laat donkere schaduwplekken vallen langs de scherpe randen van het gat. Het licht zelf is bijna geel. Maar als ik het gat voorbij loop en verder de grot in ga, zie ik tot mijn verbazing nog steeds de gele tint. O, nee – het zal toch niet waar z… Boven mijn voorhoofd barst ineens een hoog gezoem los. Ik kijk meteen omhoog – maar het duurt niet lang voordat ik doorheb dat het geluid afkomstig is van mijn helm. Voor mijn ogen verandert het gele schijnsel van mijn lamp bijna in een goudkleur. Tot nu toe kon ik minstens vijftien meter voor me uit kijken. Nu is dat nog maar negen. Ik trek de helm van mijn hoofd en kijk in de 264
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 264
13-4-10 21:31
mijnwerkerslamp. Hij flikkert een beetje en wordt minder fel. Ik wil het niet weten. Mijn handen beginnen te beven, het licht trilt heen en weer en ik kijk omlaag naar de accu in mijn gereedschapsgordel. Viv had gelijk wat betreft het oplaadstation… Het probleem is alleen dat, nu het licht op mijn helm nog éénmaal opflikkert en vervolgens langzaam een bruine kleur krijgt, het wel duidelijk is dat ik de verkeerde kant heb gekozen. Ik draai me zo snel als ik kan om en zeg tegen mezelf dat ik niet in paniek moet raken – maar ik voel de beklemming al in mijn borst. Als gevolg daarvan is mijn ademhaling ook heel erg versneld. Ik kijk omhoog… naar beneden… naar links en naar rechts… Alles lijkt kleiner. Schaduwen kruipen langs de muren en over de vloer dichterbij. Ik kan nauwelijks nog de rode kar achter me in de verte zien. Als ik me hier niet snel uit de voeten maak… Ik spring op en ren keihard terug langs de weg die ik gekomen ben, maar de vele steentjes op de grond bemoeilijken het rennen nog veel meer dan ik had gedacht. Mijn enkels zwikken bij elke stap, terwijl ik uit alle macht probeer grip op de grond te krijgen. Terwijl de wanden van de tunnel in een waas voorbijschieten, zwaait het licht van de lamp op mijn helm wild voor me heen en weer, in een poging door de duisternis heen te dringen als een zaklamp door een zwarte rookwolk. Het ergste is nog dat mijn ademhaling compleet op hol geslagen is. Ik weet niet of dat komt door de diepte van de mijn of simpelweg door angst, maar binnen een minuut ben ik al buiten adem. Ik heb marathons gelopen. Dit kan toch niet… Een harde ademstoot glijdt over mijn lippen en doet het stof opdwarrelen in mijn nog altijd zwakker wordende licht. Ik adem in… en bijna net zo snel weer uit. Ik kan mijn ademhaling niet vertragen. Ik voel me al een beetje duizelig. Nee, niet flauwvallen. Rustig blijven, zeg ik tegen mezelf. Het lukt me niet. Ik kijk omlaag naar de zuurstofmeter, maar voordat ik kan zien wat daar staat, 265
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 265
13-4-10 21:31
blijft mijn voet haken achter een rots en slaat mijn enkel dubbel. Ik laat de meter vallen en steek mijn handen uit om mijn val naar voren te breken. Met een klap kom ik op de grond terecht, wat me een mond vol modder en een steek in mijn linkerpols oplevert. Ik kan hem nog bewegen. Hij is alleen verstuikt. Het licht van mijn mijnwerkerslamp zwakt af naar amberkleurig en mijn zicht vermindert weer met tweeënhalf meter. Ik krabbel overeind en neem niet de moeite om de meter op te pakken. Als ik niet snel maak dat ik hier wegkom… Ik zet die gedachte uit mijn hoofd. Terwijl ik weer vaart krijg, concentreer ik me op het witte pasje van mijn sportschoolabonnement dat recht voor me ligt. Die broodkruimels bieden me mijn enige uitweg. Mijn lamp verzwakt tot een uitdovende kaars. Ik heb nauwelijks zes meter zicht. Met dit tempo heb ik volgens mij nog minder dan een halve minuut. Ik houd mijn blik gericht op het sportschoolpasje, ik moet mijn ogen samenknijpen om het te kunnen zien. Er is geen tijd te verliezen – ik heb nog drie meter te gaan voordat ik bij de doorgang ben die erbij hoort. Als ik daar eenmaal door ben, dan kan ik in elk geval de andere broodkruimels nog zien zodat ik weet welke kant ik op moet. Het kaarsje knippert en het kost me de uiterste moeite om de brandende pijn in mijn borst te negeren. Ik ben er bijna… Om het makkelijker te maken, houd ik mijn adem in, terwijl mijn ogen gericht blijven op de doorgang. Niet opgeven. Niet in paniek raken. Terwijl het licht uitdooft, buig ik me naar voren. Ik ben er nog steeds niet – en terwijl ik mijn hand uitstrek naar de opening voor me, wordt de hele grot en alles daarbinnen helemaal… volkomen… zwart.
266
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 266
13-4-10 21:31
43
‘W
elkom in Two Quail,’ zei de eerste kelner terwijl hij zijn handen in elkaar sloeg. ‘Hebt u…’ ‘Onder de naam Holcomb,’ onderbrak Barry hem allervriendelijkst. ‘Voor twee personen…’ ‘Holcomb… Holcomb…’ herhaalde de eerste kelner, waarbij zijn blik net iets te lang op Barry’s glazen oog bleef rusten. ‘Natuurlijk, meneer. De tafel bij het raam. Komt u maar mee.’ Hij strekte zijn arm uit naar links en wees Barry een onberispelijk gedekte tafel aan die in een klein, afgezonderd hoekje stond voor in het restaurant. Barry draaide zijn hoofd om, maar bleef staan. ‘Meneer, zal ik…?’ ‘Het lukt ons wel,’ zei Dinah, die Barry’s elleboog vastpakte en hem naar de tafel leidde. ‘Dank u voor het aanbod.’ Terwijl de stok van Barry over de vloer tikte, keek Dinah rond in het restaurant, dat rijk en met zorg was ingericht en huiselijk aandeed. Niet bij elkaar passend zilveren bestek en antieke meubels gaven het een zeer charmante uitstraling en doordat het op loopafstand van het Capitool lag, kwamen er veel lobbyisten. Nadat hij even de tafel en de twee ultramoderne stoelen – één fauteuil, één art-decostoel – had aangetikt, gebaarde Barry Dinah te gaan zitten en nam hij plaats op de stoel tegenover haar. ‘De ober komt er zo aan,’ zei de eerste kelner. ‘En als 267
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 267
13-4-10 21:31
u nog wat meer privacy wilt…’ Hij gaf een harde ruk aan een koord bij de muur, en er schoof een bordeauxrood fluwelen gordijn tevoorschijn dat hun hoekje afscheidde van alle andere tafeltjes in het restaurant. ‘Eet smakelijk.’ ‘En, wat vind je ervan?’ vroeg Barry. Dinah rekte haar nek uit en gluurde door een klein gaatje in het gordijn. Ze ging niet vaak uit eten in dit soort gelegenheden. Met haar overheidsloontje. ‘Waar ken je dit van?’ zei ze. ‘Eerlijk gezegd heb ik er iets over gelezen in een boek.’ Dinah zei niets. ‘Hoezo, bevalt het je niet?’ ging Barry verder. ‘Nee… het is goed… het is geweldig… maar ik… nadat Matthew…’ ‘Dinah…’ ‘Hij had hier nu moeten zitten.’ ‘Dinah…’ ‘Ik kan er niets aan doen… onze bureaus staan zo dicht op elkaar dat ze bijna bovenóp elkaar staan en elke keer dat ik naar zijn spullen kijk, zie ik… ik zie hem steeds voor me. Ik doe mijn ogen dicht en…’ ‘… en daar staat hij, voorovergebogen en krabbend aan zijn warrige blonde haren. Dacht je dat ik iets anders voelde? Ik heb zijn moeder gesproken op de dag dat het is gebeurd. En toen Pasternak. Dat alleen al… Ik heb al drie nachten niet geslapen, Dinah. Het waren al jaren mijn vrienden – al sinds…’ Barry’s stem begaf het en hij onderbrak zichzelf. ‘Barry…’ ‘Misschien moeten we hier maar weggaan,’ zei hij en stond op om vertrekken. ‘Nee, niet doen…’ Ze greep zijn mouw stevig vast. ‘Je zei het net zelf.’ ‘Ga nou zitten,’ smeekte ze. ‘Alsjeblieft… ga nou zitten.’ Langzaam liep Barry terug naar zijn stoel. 268
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 268
13-4-10 21:31
‘Het is moeilijk,’ zei ze. ‘Dat weten we allebei. Laten we gewoon maar even rustig aan doen en… Laten we gewoon maar proberen om een leuke lunch te hebben.’ ‘Weet je dat zeker?’ ‘Absoluut,’ zei ze terwijl ze haar glas water oppakte. ‘Laten we niet vergeten – ondanks alles wat er gebeurd is, hebben we nog steeds een belangrijke dag voor de boeg.’
269
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 269
13-4-10 21:31
44
T
erwijl de duisternis toeslaat, houd ik mijn arm voor me uitgestrekt om te voorkomen dat ik tegen de muur klap. Ik haal het nooit. Mijn voet zakt weg in een kuil en ik verlies mijn evenwicht. Ik val op de vloer en terwijl ik mijn knieën openhaal aan de rotsige bodem, voel ik elk los, scherp steentje. Ik hoor duidelijk iets scheuren en mijn knieën doen plotseling pijn, waardoor ik weet dat ik er nog een gat bij heb in mijn broek. Ik steek mijn handen weer uit om mijn val te breken, maar het gaat te snel. Ik duik voorover en schuif met mijn gezicht over de grond terwijl ik de stenen langs mijn borst voel glijden. Wanneer ik mijn ogen weer opendoe, proef ik weer de vertrouwde smaak in mijn mond van stof en modder, maar deze keer kan ik het niet zien. Ik kan helemaal niets zien. Helemaal niets. Hevig hoestend en naar adem snakkend, voel ik het laatste stukje tosti van gisteren door mijn slokdarm omhoog komen en tegen de achterkant van mijn tanden botsen. Ik spuug het uit en hoor het tegen de grond spatten. Ik blijf op de grond liggen tot mijn ademhaling rustiger wordt en houd mijn ogen gesloten, terwijl ik blij probeer te zijn om het feit dat ik in elk geval zo slim ben geweest om broodkruimels achter te laten. Het heeft alleen geen zin. De duisternis heeft me al overweldigd. Ik houd mijn hand voor mijn gezicht, maar ik zie helemaal niets. Ik houd hem zo dichtbij dat ik mijn wenkbrauwen aanraak. Nog steeds niets. Dit is heel anders 270
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 270
13-4-10 21:31
dan de lichten in je slaapkamer uitdoen en wachten tot je ogen aan het donker gewend zijn. Ik beweeg mijn hand heen en weer. Het is alsof hij niet bestaat. Om het nog een keer te checken, doe ik mijn ogen dicht en open ze weer. Geen verschil. Het licht is weg. Maar geluid is een heel ander verhaal. ‘Viv!’ schreeuw ik door de tunnels. ‘Viv, kun je me horen?!’ Mijn stem galmt door de ruimte en sterft uiteindelijk weg in de verte. Mijn vraag blijft onbeantwoord. ‘Viv! Ik heb hulp nodig! Ben je daar?’ Mijn vraag sterft opnieuw weg. Ze zou best eens de lift terug naar boven genomen kunnen hebben. ‘Is daar iemand?!’ schreeuw ik zo hard als ik kan. Het enige wat ik hoor is mijn eigen zwoegende ademhaling en het geknars van stenen als ik mijn gewicht verplaats. Ik ben opgegroeid in een stadje op het platteland met nauwelijks vijfhonderd inwoners, maar toch heb ik de wereld nog nooit zo stil horen zijn als nu, vierentwintighonderd meter onder de grond. Als ik hier uit wil zien te komen, zal ik daar zelf voor moeten zorgen. Instinctief begin ik op te staan, maar vervolgens bedenk ik me en ga weer zitten. Ik weet bijna zeker dat de doorgang die me terugbrengt naar het voorste stuk van de tunnel recht voor me is, maar totdat ik dat zeker weet, kan ik beter niet gaan ronddwalen in het donker. Het enige wat me helpt om mijn positie te bepalen is de scherpe stank van uitwerpselen afkomstig van de kar vlakbij. Ik ga de geur achterna en volg hem naar links, kruipend op handen en voeten en de rotsige grond aftastend alsof ik op zoek ben naar een verloren contactlens. De stank is zo afschuwelijk dat mijn ogen ervan beginnen te tranen, maar op dit moment is die berg dampende stront mijn enige strohalm. Terwijl ik verder kruip, steek ik één hand omhoog en tast ermee in de lucht, op zoek naar de kar. Als het me 271
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 271
13-4-10 21:31
lukt om die te vinden, weet ik in elk geval waar ik naar buiten kan. Dat is het plan, tenminste. Mijn vingertoppen botsen al gauw tegen de scherpe randen van een puntig, nat rotsblok. Maar als ik mijn hand open om beter te kunnen voelen en hem naar boven toe aftast, blijkt er geen eind aan te komen. Het is geen rotsblok. Het is een hele wand. Zachtjes tikkend tegen de grond, ga ik op zoek naar de kar, maar hij staat er niet. Hij stond rechts van mij toen ik aankwam, dus nu ik terugga blijf ik aan de linkerkant, terwijl ik op de tast mijn weg zoek. Achter me klinkt een metalen tik als mijn voet tegen iets aanstoot. Nog steeds op handen en voeten draai ik me om en tast de grond voor me af totdat ik de dunne spaken van een wiel van de rode kar voel. Ik begrijp er niets van. Ik verstijf ter plekke, met mijn handen plat op de moddergrond. De kar zou links van me moeten staan. Ik steek mijn hand uit en voel opnieuw. Hij staat rechts van me. Ik ben compleet van richting veranderd. En het ergste is nog dat ik de verkeerde kant uit ga, verder de tunnel in en weg van de uitgang. Ik doe mijn ogen dicht, ik word al duizelig van het donker. De stank lijkt van alle kanten te komen. Tien stappen gezet en nu al verdwaald. Ik draai me om en op zoek naar zekerheid kruip ik verder, terwijl ik me als een dolle een weg aftast over de grond. Ik strek één arm helemaal voor me uit en bevoel de rest van de kar. De groezelige randen van bewerkt metaal. De ronde omtrekken van de wielen. Ook al kan ik hem in werkelijkheid niet zien, in gedachten leg ik de puzzelstukjes bij elkaar en zie ik de kar heel duidelijk voor me. Tot mijn eigen verbazing begin ik nerveus te lachen. Ik blijf aftasten en neem via mijn vingers elke scherpe hoek en gedeukte ronding in me op, bevoel de onderkant van de kar en wrijf de gerafelde randen van het plastic douchegordijn tussen mijn duim en wijsvinger. Het is een wonderlijke ervaring om te ‘zien’ met behulp van mijn vingers – en onwillekeurig vraag ik me af Barry ook op deze manier voelt. 272
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 272
13-4-10 21:31
In mijn haast om weg te komen, tast ik de kar af totdat ik bij de puntige muur kom. Mijn linkerhand laat ik langs de muur glijden, terwijl ik met mijn rechterhand heen en weer zwaai langs de grond als een menselijke metaaldetector, om te zorgen dat ik niet weer in een gat stap. Al kruipend maak ik een scherpe bocht naar rechts bij de ingang van de grot. Ik had ook best het treinspoor kunnen blijven volgen dat in het midden loopt, maar momenteel geeft de wand me op de een of andere manier toch een zekerder en veiliger gevoel. Zeveneneenhalve meter verder doen mijn knieën pijn, trekt de stank weg en is er rechts van mij een opening die uitkomt op een naastgelegen tunnel, waar ik vervolgens naar rechts of links kan. Overal zitten van dit soort openingen, maar ik ben er vrij zeker van dat dit de opening is waar ik doorheen gekomen ben. Ik laat mijn hand langs de ronde rand van een ruwe, modderige drempel glijden, op zoek naar het stukje papier dat ik hier heb achtergelaten. Het lijstje van films die ik nog wil huren moet hier ergens op de grond liggen. Als ik het kan vinden, betekent het dat ik een kans heb om mijn andere broodkruimels ook nog terug te vinden. Met mijn vingertoppen tik ik zachtjes tegen de rotsige grond en ga systematisch de stenen langs die bij de drempel liggen. Ik werk van de rechterkant van de opening naar links toe en zit zo voorovergebogen dat het bloed naar mijn hoofd begint te stromen. De druk in mijn voorhoofd neemt toe. Het lijstje met films is nergens te vinden. Vijf minuten lang wrijven mijn vingers over stenen terwijl ik luister of ik iets hoor ritselen. Er ritselt helemaal niets. Maar ik heb echt geen stukje papier nodig om te weten dat ik in dit gedeelte van de tunnel ben gekomen door rechtsaf te slaan. Ik tast mijn weg af langs de muur tot ik bij de rand van de doorgang kom en kruip erdoorheen naar links. Ik ga verder de gang door, kruip diagonaal het treinspoor over, en steek mijn hand in het donker uit naar de muur rechts van mij. Die zou heel dichtbij moeten zijn… 273
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 273
13-4-10 21:31
Ik strek mijn arm zo ver mogelijk uit… nog verder… nog verder… Maar om de een of andere reden is er geen muur. Ik houd abrupt halt en pak de treinrails beet. Als ik een verkeerde bocht heb genomen… ‘Viv!’ roep ik uit. Niemand geeft antwoord. Ik probeer uit alle macht te bedenken waar ik ben en doe mijn ogen dicht in de hoop dat het me dan minder zal duizelen. Ik blijf tegen mezelf herhalen dat dit alleen maar een donkere tunnel is, maar in deze duisternis krijg ik het gevoel alsof ik door een uitgerekte versie van mijn eigen doodskist aan het kruipen ben. Ik klauw met mijn nagels in de modder, enkel om mezelf ervan te overtuigen dat dit geen doodskist is en ik niet opgesloten zit. Maar het is wel zo. ‘Viv!’ roep ik opnieuw, smekend om hulp. Nog steeds geen reactie. Vastbesloten om niet in paniek te raken, ga ik op mijn kont zitten en strek langzaam mijn been zo ver mogelijk uit als ik kan. De muur moet hier ergens zijn. Dat kan niet anders. Ik draai mijn voet naar buiten en schuif verder van de rails vandaan. Massa’s kiezels knarsen onder me. Voor hetzelfde geld bungelt mijn been nu in een gat. Maar als de muur echt hier is – en ik ben daar vrij zeker van – dan zal die… Bonk. Daar heb je ‘m. Met mijn voet tegen de muur gedrukt, maar nog steeds op mijn rug liggend, laat ik de treinrails los, leun naar voren en druk beide handen tegen de vochtige muur. Ik blijf er maar tegenaan tikken, om te controleren of hij er echt wel is. Hij bevindt zich precies op de plek waar ik hem had verwacht – ik snap niet waarom mijn richtingsgevoel momenteel zo slecht is. Nog hijgend en puffend slaak ik een diepe zucht, maar mijn mond zit zo dicht bij de muur dat ik een sproeiregen van modder en water tegen mijn gezicht terug voel kaatsen. Hevig hoestend draai ik mijn hoofd om, knipper het vuil uit mijn ogen en spuug de rest uit. 274
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 274
13-4-10 21:31
Weer op mijn knieën, kost het me twee minuten om door de losse stenen te kruipen, terwijl ik met mijn rechterhand de muur aftast en mijn linkerhand langs de grond laat glijden om nog meer verrassingen te voorkomen. Ook al kan ik voelen wat er voor me is – en zelfs al weet ik dat dat gewoon een bergje losse stenen is –, bij elke beweging heb ik het idee dat ik met gesloten ogen een trap af loop en bijna bij de onderste tree ben. Aarzelend steek je je voet uit voor de laatste tree, maar je weet nooit waar die zal zijn. En zelfs als je hem gevonden hebt, blijf je nog met je voet tegen de grond tikken – niet alleen voor de zekerheid, maar ook omdat je tijdens dat ene zenuwslopende ogenblik je eigen zintuigen niet helemaal vertrouwt. Als ik eindelijk rechts van mij de ronde welving voel van de doorgang van de tunnel, tast ik zoekend naar mijn wegenwachtkaart over de vloer. Ook nu reken ik er niet op dat ik hem vind – maar anders dan net weet ik niet meer waar ik linksaf of rechtsaf ben gegaan. Dit is de grot met vijf verschillende tunnels om uit te kiezen; kies ik de verkeerde, dan zal deze plek echt mijn doodskist worden. ‘Viv!’ roep ik uit, terwijl ik de ruimte in kruip. Alles om me heen is pikzwart. ‘Viv, alsjeblieft – ben je daar?!’ Ik houd mijn adem in en hoor mijn smeekbede door elk van de tunnels galmen. De galm klinkt overal tegelijk. Dat is nog eens ‘surround sound’. Met ingehouden adem en met mijn nagels geklauwd in de modder, wacht ik op antwoord. Hoe zachtjes het ook klinkt, ik wil er niets van missen. Maar terwijl mijn stem weerkaatst en in het doolhof verdwijnt, blijf ik opnieuw ondergedompeld in een ondergrondse stilte achter. Ik kijk om me heen, maar ik kan nog altijd niets zien. Ik word er alleen maar duizelig van. De draaimolen is gaan draaien en ik kan hem niet stopzetten. ‘Viv!’ schreeuw ik weer, in tegenovergestelde richting. ‘Wie dan ook! Alsjeblieft!’ De echo vervaagt als de ijle schim van het spook 275
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 275
13-4-10 21:31
waar ik vroeger als kind eng van droomde. Opgeslokt door het duister. Net als ik. Er is geen boven, onder, links of rechts. Alles wankelt zijwaarts als mijn duizeligheid toeneemt. Ik heb beide handen en voeten op de grond, maar toch verlies ik mijn evenwicht. Het voelt alsof mijn voorhoofd elk moment uit elkaar kan barsten. Met een klap val ik op mijn zij. Mijn wang glijdt over de stenen. Alleen daaruit kan ik opmaken waar de grond is. Overal is het inktzwart, waar ik ook kijk – en dan zie ik in mijn ooghoek opeens heel zwakke flitsjes zilveren licht. Ze duren maar één seconde – zoals de vonkjes die je ziet als je je ogen heel hard dichtknijpt. Maar terwijl ik mijn hoofd naar de gloed draai, weet ik dat het gewoon mijn verbeelding is. Hier heb ik weleens over gehoord… als je ogen te lang geen licht hebben gezien. De mijnversie van een fata morgana. ‘Harris…?’ fluistert een stem in de verte. Ik neem aan dat het weer mijn verbeelding is. Totdat de stem tegen me begint te praten. ‘Harris, ik hoor je niet!’ schreeuwt ze. ‘Zeg nog eens iets!’ ‘Viv?’ ‘Zeg nog eens iets!’ Haar stem galmt door het vertrek. Moeilijk te zeggen waar het geluid vandaan komt. ‘Viv, ben jij dat?!’ ‘Blijf praten! Waar ben je?’ ‘Ik zit in het donker – mijn lamp is uitgegaan!’ Het blijft even stil, alsof er een vertraging zit in haar stem. ‘Is alles goed met je?’ ‘Je moet me komen halen!’ ‘Wat?’ ‘Kom me halen!’ roep ik. De vertraging is er nog steeds. ‘Dat kan ik niet!’ schreeuwt ze. ‘Ga gewoon op het licht af!’ ‘Er is geen licht! Ik heb te veel bochten genomen – toe nou, Viv, ik kan niks zien!’ ‘Ga dan op mijn stem af!’ 276
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 276
13-4-10 21:31
‘Viv!’ ‘Doe dat nou maar!’ smeekt ze. ‘Hoor je dat dan niet?! Je stem galmt door alle tunnels!’ Ik laat even een stilte vallen en houd mijn zinnen kort, zodat de galm ze niet overstemt. Ze moet kunnen horen wat ik zeg. ‘Het is te donker! Als ik ergens verkeerd afsla, vind je me nooit meer terug!’ ‘Dus moet ik maar samen met jou verdwalen?!’ zegt ze. ‘Jij hebt licht!’ ‘Harris…!’ ‘Jij hebt licht! We hebben niet veel tijd meer!’ Ze blijft nog langer stil. Ze weet wat ik daarmee wil zeggen. Hoe langer ze wacht, hoe kleiner de kans wordt dat wij de enigen zijn hierbeneden. Tot nu toe hebben we geluk gehad, maar met Janos kan dat nooit van lange duur zijn. ‘Niet bang zijn, Viv! Het is maar een tunnel!’ Ze blijft deze keer helemaal lang stil. ‘Als dit een grapje is…!’ ‘Het is geen grap! Ik heb hulp nodig…!’ Ze weet dat ik haar niet in de maling neem. Trouwens, zoals de senator altijd zegt als hij het heeft over onze grootste investeerders: ‘Ook al zeggen ze tegen je dat de bodem van de put is bereikt, als je nog een klein stukje verder graaft, vind je altijd nog wel iets voor reserve.’ ‘Wil je echt dat ik naar je toe kom?’ vraagt ze met bibberende stem. ‘Ik kan me niet bewegen,’ roep ik terug. ‘Viv… Alsjeblieft…’ Terwijl ik in het duister blijf liggen, wordt het weer stil in de grot. Alleen al de gedachte dat ze het donker in moet… vooral in haar eentje… ik heb de angst in haar ogen vaker gezien. Ze is doodsbang. ‘Viv, ben je daar nog?’ Ze geeft geen antwoord. Dat is geen goed teken. De stilte blijft maar voortduren en ik denk bij mezelf dat 277
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 277
13-4-10 21:31
zelfs de reserves allang op zijn. Ze ligt vast in elkaar gedoken op de grond en… ‘Welke tunnel moet ik hier nemen?!’ schreeuwt ze, en haar stem dreunt door de grotten. Ik ga rechtop zitten, met mijn handen nog steeds in de modder. ‘Je bent geweldig, Viv Parker!’ ‘Ik maak geen grapje, Harris! Welke kant moet ik op?’ Haar stem klinkt ver weg, maar er klinkt duidelijk wanhoop in door. Ze kost haar echt moeite. ‘De tunnel met verse modder! Kijk of je mijn voetstappen ziet!’ Mijn stem echoot door de ruimte en verdwijnt in het niets. ‘Heb je hem gevonden?’ vraag ik. Opnieuw sterft mijn stem weg. Mijn lot ligt in handen van een zeventienjarig meisje met een lamp op haar hoofd. ‘Wat heb jij kleine voeten!’ roept ze terug. Ik probeer te glimlachen, maar we weten allebei dat ze nog een lange weg heeft te gaan. Terug bij de kooi hangt nog altijd een grote lamp aan het plafond. Maar verderop niet meer. Nog even en ze kan dat licht al niet meer zie…’ ‘Harris…!’ ‘Je kunt het, Viv! Doe net alsof je in een spookhuis bent!’ ‘Ik heb een hekel aan spookhuizen! Ik vind ze veel te eng!’ ‘En de rups dan? Dat vindt iedereen toch leuk?’ ‘Harris, het is te donker!’ Mijn peptalk helpt niet. ‘Ik kan amper iets zien…!’ ‘Je ogen wennen eraan!’ ‘Het plafond…!’ schreeuwt ze. Haar stem stokt. Ik wacht een tel, maar ik krijg niets meer te horen. ‘Viv, alles in orde?’ Geen antwoord. ‘Viv…? Ben je daar?!’ 278
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 278
13-4-10 21:31
Doodse stilte. ‘VIV!’ schreeuw ik uit volle borst, om er zeker van te zijn dat ze me hoort. Nog steeds niets. Ik klem mijn kaken op elkaar terwijl de stilte voortduurt en voor het eerst sinds ik Viv achterliet, begin ik me af te vragen of we wel de enigen zijn hierbeneden. Als Janos een andere vlucht heeft genomen… ‘Blijf praten, Harris!’ weergalmt haar stem eindelijk door de lucht. Ze moet het hoofdgedeelte van de tunnel in zijn gegaan. Haar stem klinkt helderder… met minder echo. ‘Ben je…?’ ‘Blijf maar praten!’ schreeuwt ze, een beetje stamelend. Er is iets goed mis. Ik houd mezelf voor dat ze alleen maar bang is om opgesloten te raken onder de grond, maar terwijl er weer een stilte valt, begin ik te denken dat er iets ernstigers aan de hand is. ‘Vertel me iets over je werk… je ouders… wat dan ook…’ smeekt ze. Wat er ook aan de hand is, ze heeft behoefte aan afleiding. ‘M-Mijn eerste dag in de Senaat,’ begin ik. ‘Ik ging met de metro naar m’n werk en toen ik instapte, zag ik een advertentie – ik weet niet meer waarvoor – maar er stond op: Reik verder dan jezelf. Ik herinner me dat ik daarnaar bleef staren, de hele…’ ‘Spaar me je peptalks – ik heb Rudy gezien!’ schreeuwt ze. ‘Vertel iets dat waar gebeurd is!’ Dat is een simpel verzoek, maar tot mijn verbazing duurt het even voordat ik iets weet. ‘Harris…!’ ‘Ik maak elke ochtend senator Stevens’ ontbijt klaar!’ gooi ik eruit. ‘Als we een zitting hebben, moet ik hem om zeven uur ’s ochtends ophalen bij zijn huis. Dan ga ik naar binnen en maak havermoutpap met verse bosbessen voor hem klaar…’ ‘Meen je dat nou?’ vraagt Viv. Het klinkt nog aarzelend, maar ik hoor dat ze haar lach moet inhouden. 279
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 279
13-4-10 21:31
Ik glimlach bij mezelf. ‘Die man is zo onzeker, dat ik bij elke stemming in de Senaat met hem mee moet gaan, voor het geval dat hij in het nauw wordt gedreven door een ander Congreslid. En hij is zo gierig, dat hij niet eens meer uit eten gaat zonder een lobbyist mee te nemen. Op die manier hoeft hij de rekening niet te betalen…’ Na een korte stilte hoor ik Viv zeggen: ‘Ga door…’ ‘Afgelopen maand werd Stevens drieënzestig… We hebben vier verschillende verjaardagsfeesten voor hem georganiseerd - elk met een opbrengst van duizend dollar per persoon – en bij elk hebben we de gasten wijsgemaakt dat dat het enige feest was. We hebben negenenvijftigduizend dollar uitgegeven aan zalm en verjaardagstaarten – en meer dan tweehonderdduizend dollar binnengehaald…’ Ik zit op mijn knieën te schreeuwen in het donker. ‘In zijn kantoor heeft hij een honkbal waarmee de Atlanta Braves een homerun hebben geslagen toen ze een paar jaar geleden de World Series wonnen. Er staat zelfs een handtekening op van Jimmy Carter – maar het was nooit de bedoeling dat de senator hem hield. Ze hadden hem gevraagd om er zijn handtekening op te zetten, maar hij heeft hem nooit teruggegeven.’ ‘Zuig je dat uit je duim?…’ ‘Tijdens een geldinzameling twee jaar geleden overhandigde een lobbyist mij een cheque voor de senator – ik gaf die terug en zei: “Niet genoeg.” Recht in zijn gezicht.’ Ik hoor haar lachen. Die vond ze leuk. ‘Toen ik klaar was met mijn rechtenstudie, was ik zo’n idealist dat ik nog heel even theologie heb gestudeerd. Zelfs Matthew heeft dat nooit geweten. Ik wilde mensen helpen, maar God kwam er steeds weer tussen…’ Aan de stilte te horen, heb ik haar aandacht. Ik hoef haar alleen maar hiernaartoe te leiden. ‘Ik heb meegeholpen met het wijzigen van de faillissementswet, maar omdat ik nog steeds mijn studieschuld aan het afbetalen 280
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 280
13-4-10 21:31
ben, gebruik ik vijf verschillende MasterCards,’ vertel ik haar. ‘Mijn meest opvallende herinnering uit mijn kindertijd is dat ik mijn vader zag huilen op de jongensafdeling van de K-Mart omdat hij het zich niet kon veroorloven om een set van drie witte Fruit of the Loomhempjes voor me te kopen en in plaats daarvan het huismerk moest nemen…’ Mijn stem wordt steeds vlakker. ‘Ik maak me te vaak druk om wat andere mensen van me denken…’ ‘Dat doet iedereen,’ roept Viv terug. ‘Toen ik nog studeerde, werkte ik in een ijsjeszaak en als klanten met hun vingers knipten om mijn aandacht te trekken, brak ik het puntje van hun hoorntje af met een tik van mijn pink, zodat hun ijsje twee straten verderop helemaal over hen heen zou lekken…’ ‘Harris…’ ‘Mijn echte naam is Harold, op school noemden ze me Harry, en toen ik ging studeren veranderde ik dat in Harris omdat ik die naam krachtiger vond klinken… Volgende maand – als ik dan nog niet ontslagen ben – zal ik, ook al mag dat niet, de naam van de nieuwe kandidaat voor het Hooggerechtshof laten uitlekken via de Washington Post, alleen maar om te bewijzen dat ik meetel…. En deze week realiseerde ik me, ondanks dat ik hard mijn best doe om er niet aan te denken, extra goed dat er, nu Matthew en Pasternak er niet meer zijn, na tien jaar op Capitol Hill, niemand is… ik heb geen echte vrienden…’ Ik zit op mijn knieën terwijl ik het zeg, met mijn armen over mijn buik, vooroverbuigend naar de grond. Mijn hoofd zakt zo ver naar beneden, dat ik de bovenkanten van de stenen tegen mijn voorhoofd voel drukken. Een scherpe steen prikt me net onder mijn haargrens, maar het doet geen pijn. Het doet me helemaal niets. Als ik me dat realiseer, voel ik lamgeslagen – even hol vanbinnen als ik geweest ben sinds de dag dat ze de steen op mijn moeders graf plaatsten. Direct naast die van pa. 281
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 281
13-4-10 21:31
‘Harris…’ roept Viv uit. ‘Sorry, Viv – dat is alles wat ik je kan vertellen,’ reageer ik. ‘Kom gewoon maar op het geluid af.’ ‘Ik doe m’n best,’ zegt ze stellig. Maar anders dan eerst, kaatst haar stem niet door de ruimte, maar komt duidelijk van rechts. Ik til mijn hoofd op en wend me naar het geluid toe en net op dat moment wordt de duisternis doorbroken. Verderop komt de tunnel flikkerend tot leven door een zwak schijnsel van licht – alsof er midden in de oceaan een vuurtoren wordt ontstoken. Ik moet mijn ogen tot spleetjes knijpen om ze aan het licht te laten wennen. Vanuit de verte komt het licht door de tunnel mijn kant op, het schittert me tegemoet. Ik kijk even weg om mijn gedachten op een rijtje te zetten. Op het moment dat ik me weer terugwend, heb ik een glimlach op mijn gezicht getoverd. Maar door hoe Vivs lamp recht op me schijnt, weet ik wat ze ziet. ‘Harris, het spijt me heel erg…’ ‘Met mij gaat het goed,’ zeg ik stellig. ‘Ik vroeg niet hoe het met je gaat.’ Haar stem is zacht en geruststellend. Er klinkt geen enkel oordeel in door. Ik kijk naar haar op. Het licht straalt vanaf de bovenkant van haar hoofd. ‘Wat, heb je nog nooit een beschermengel met een afrokapsel gezien? In de hemel zijn we met een stuk of veertien, zoiets.’ Ze draait haar hoofd zodat het licht me niet langer verblindt. Voor het eerst kijken we elkaar aan. Onwillekeurig moet ik grijnzen. ‘Zoete Mokka…’ ‘… redster in nood,’ maakt ze mijn zin af. Terwijl ze over me heen gebogen staat, heft ze haar armen omhoog als een bodybuilder en spant haar spieren. Ze doet niet alleen alsof. Haar rug is recht. Haar voeten staan stevig op de grond. Ik zou haar zelfs met een kanonskogel nog niet omver kunnen werpen. Laat de reserves maar zitten – de put zit tot de rand toe vol. ‘Wie durft het op te nemen tegen Viv?’ vraagt ze. Ze steekt haar hand uit om me overeind te helpen. Ik 282
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 282
13-4-10 21:31
heb nooit moeite gehad met het aannemen van iemands hulp, maar terwijl ze haar vingers beweegt en wacht totdat ik haar hand pak, wil ik me ook niet meer druk maken over de mogelijke consequenties. Wat ben ik haar verschuldigd? Waar heeft ze behoefte aan? Wat gaat me dit kosten? Na tien jaar in Washington ben ik op het punt gekomen dat ik al argwaan krijg als de caissière in de supermarkt vraagt of ik een papieren of een plastic tas wil. Op de Hill biedt men nooit zomaar hulp aan. Er zit altijd iets achter. Ik kijk op naar Vivs uitgestoken hand. Dat is nu niet meer zo. Zonder te aarzelen steek ik mijn hand omhoog. Viv pakt hem vast en met een harde ruk trekt ze me overeind. Dat had ik nou net nodig. ‘Ik zal het nooit aan iemand doorvertellen, Harris.’ ‘Ik had ook niet gedacht dat je dat zou doen.’ Daar denkt ze even over na. ‘Dat met die ijshoorntjes, heb je dat echt gedaan?’ ‘Alleen bij de ergste lastpakken.’ ‘Dus… eh… stel, ik werkte bij een zekere fastfoodtent en er kwam een vrouw binnen, lelijk nepbruin en met een of ander hip kapsel uit de Cosmo, die me op m’n donder zou geven en tegen me zou zeggen dat ik daar wel eeuwig zal blijven werken – alleen maar omdat ze vond dat ze te lang op haar eten moest wachten – en stel dat ik dan naar achteren liep en een dikke vette fluim in haar Cola Light liet kletsen en die er met een rietje doorheen roerde, zou ik dan slecht zijn?’ ‘Stel dat? Wat mij betreft krijg je punten voor dat rietje, maar het blijft hoe dan ook behoorlijk vunzig.’ ‘Ja,’ zegt ze trots. ‘Dat was het ook.’ Terwijl ze me aankijkt, voegt ze daaraan toe: ‘Niemand is volmaakt, Harris. Zelfs al denkt iedereen dat je dat wel bent.’ Ik knik en blijf haar hand vasthouden. We hebben met z’n tweeën maar één licht, maar zolang we maar bij elkaar blijven, is dat meer dan genoeg. ‘Ben je er klaar voor om te gaan kijken wat ze hierbeneden aan het opgraven zijn?’ vraag ik. 283
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 283
13-4-10 21:31
‘Heb ik een keus?’ ‘Je hebt altijd een keus.’ Terwijl ze haar rug recht, straalt haar houding een hernieuwd zelfvertrouwen uit. En dat komt niet door wat ze voor mij gedaan heeft – maar wat ze voor zichzelf heeft gedaan. Ze kijkt naar de tunnel links van mij, haar mijnwerkerslicht doorboort het duister. ‘Laten me maar opschieten voordat ik me bedenk.’ Ik ploeter vooruit langs de rotsen, verder de grot in. ‘Dank je wel, Viv – dat meen ik… dank je.’ ‘Ja, ja en nog eens ja.’ ‘Ik meen het serieus,’ ga ik verder. ‘Je zult er geen spijt van krijgen.’
284
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 284
13-4-10 21:31
45
T
erwijl hij tegen de kiezels op de parkeerplaats van de Homestead-mijn schopte, telde Janos in totaal twee motorfietsen en zeventien auto’s, waarvan het merendeel pick-uptrucks. Chevrolet… Ford… Chevrolet… gmc… Allemaal van Amerikaanse makelij. Janos schudde zijn hoofd. Hij begreep dat je verslingerd kon raken aan een auto – maar aan een land? Als de Duitsers de rechten zouden kopen voor het bouwen van de Shelby Series One en de fabriek naar München zouden verplaatsen, dan nog zou de auto hetzelfde blijven. Een kunstwerkje. Terwijl hij zijn handen in de zakken van zijn spijkerjack stopte, keek hij nog eens goed naar de trucks op de parkeerplaats en nam de details langzaam in zich op: met modder bedekte spatborden… gedeukte zijkanten… versleten voorkanten. Zelfs bij de trucks die er nog het beste uitzagen, verraadden de ontbrekende wielmoeren dat ze het zwaar te verduren kregen. Op de hele parkeerplaats stonden maar twee trucks die zo te zien weleens een wasbeurt hadden gehad: de Explorer waar Janos in reed… en de gitzwarte Suburban die helemaal verderop in de hoek stond. Janos liep langzaam naar de truck toe. Het kenteken van South Dakota, zoals iedereen hier had. Maar voor zover hij wist, kocht de lokale bevolking hun trucks niet in het zwart. Met die felle zon was de lak niet veilig. Auto’s van prominenten waren een ander verhaal. De 285
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 285
13-4-10 21:31
president reed altijd in een zwarte. Net als de vice-president en de Geheime Dienst. En soms, als ze belangrijk genoeg waren, ook een aantal senatoren. En hun stafleden. Janos legde voorzichtig zijn hand op het portier aan de bestuurderskant en streelde de glanzende lak. Zijn spiegelbeeld weerkaatste in het glimmende raam, maar voor zover hij kon nagaan zat er niemand in de auto. Achter zich hoorde hij het geknars van grind en hij draaide zich in een oogwenk om naar het geluid. ‘O, sorry – ik wilde u niet laten schrikken,’ zei de man in het Spring Break ’94-t-shirt. ‘Ik wilde alleen maar vragen of ik u ergens mee kan helpen.’ ‘Ik ben op zoek naar mijn collega’s,’ zei Janos. ‘Eentje is ongeveer mijn lengte…’ ‘Met dat zwarte meisje – ja, natuurlijk – ik heb ze naar binnen gestuurd,’ zei Spring Break. ‘U bent dus ook van Wendell?’ ‘Naar binnen, waar?’ vroeg Janos, op doodkalme toon. ‘Dat gebouw,’ zei de man en knikte naar het rode bakstenen gebouw. ‘Gewoon de weg volgen – u kunt het niet missen.’ De man groette hem met een tikje tegen zijn mijnwerkershelm en liep weer terug naar de bouwketen. En Janos marcheerde regelrecht naar het rode bakstenen gebouw.
286
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 286
13-4-10 21:31
46
T
erwijl ik dezelfde weg terugloop als die ik gekomen ben, vertel ik Viv in het kort wat ik tot nu toe ontdekt heb. ‘Ze kunnen hier wel een telefoonlijn aanleggen, maar geen toilet bouwen?’ vraagt ze als we langs de rode kar komen. Bij elke stap die ze zet probeert ze de moed erin te houden, maar aan de manier waarop haar zweterige hand de mijne omklemt… en aan de manier waarop ze steeds minstens een halve stap achter me blijft, is te merken dat het effect van de adrenaline spoedig uitgewerkt zal zijn. Als ze de zuurstofmeter van de grond opraapt en op het schermpje kijkt, verwacht ik dat ze ter plekke stil zal blijven staan. Maar dat doet ze niet. Al gaat ze wel langzamer lopen. ’18.8?’ vraagt ze. ‘Wat is er gebeurd met de 19.6 van de lift?’ ‘De kooi komt ook boven – daar moet het wel hoger zijn. Geloof me, Viv, ik ga nergens heen waar we gevaar zullen lopen.’ ‘Is dat zo?’ vraagt ze uitdagend. Ze gelooft me niet meer op m’n woord. ‘Dus waar we nu zijn – dat is net zoiets als langs het Jefferson Memorial wandelen en foto’s maken tussen de kersenbloesems?’ ‘Eén kleine troost: de kersenbomen bloeien pas in april.’ Ze kijkt om zich heen naar de donkere, met mos bedekte wanden die onder de modderspatten zitten. Ver287
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 287
13-4-10 21:31
volgens schijnt ze met haar lamp in mijn gezicht. Ik besluit mijn mond te houden. Vijf minuten lang volgen we een slingerweg door het duister. De grond loopt ietsje af. Naarmate we nog verder afdalen in dit eindeloze gat, blijft de temperatuur stijgen. Viv loopt achter me en probeert zich stil te houden, maar door de hitte en de broeierige lucht is ze opnieuw zwaar gaan ademhalen. ‘Weet je zeker dat je…?’ ‘Loop nou maar door,’ zegt ze stellig. De volgende zestig meter zeg ik niets meer. Het is nog warmer dan toen we vertrokken, maar Viv geeft geen kik. ‘Alles goed daarachter?’ vraag ik ten slotte. Ze knikt naar me en de lichtbundel van haar lamp die voor ons valt, beweegt mee met het op- en neergaan van haar hoofd. Op de muur staat opnieuw met rode verf het woord Lift gespoten, met een pijl erbij die naar een tunnel rechts van ons wijst. ‘Weet je zeker dat we geen rondjes lopen?’ vraagt ze. ‘De grond blijft aflopen,’ zeg ik tegen haar. ‘Ik denk dat er op dit soort plekken wel een tweede lift moet zijn voor noodgevallen – stel dat er dan iets mis is met eentje, dan komt niemand hierbeneden vast te zitten.’ Die theorie klinkt aannemelijk, maar Vivs ademhaling wordt er niet rustiger van. Voordat ik nog meer kan zeggen, klinkt er een bekend geklater in de verte. ‘Een lekkende kraan?’ fluistert Viv. ‘Het is zonder meer stromend water…’ Het geluid is te zacht om te kunnen zeggen waar het precies vandaan komt. ‘Ik denk dat het daar vandaan komt,’ ga ik verder, als ze met haar lamp in de verte voor ons schijnt. ‘Weet je dat zeker?’ vraagt ze, en kijkt voor de zekerheid achter ons. ‘Ik weet zeker dat het daar is,’ zeg ik en ik loop snel verder in de richting van het geluid. ‘Harris, wacht…!’ Ik begin te rennen. Opeens klinkt er een oorverdovend gepiep. Het geluid doet pijn aan mijn oren en het lijkt wel op een alarm voor een nucleaire aanval. Ik blijf 288
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 288
13-4-10 21:31
als verstijfd stilstaan en kijk om me heen. Als we een alarm hebben laten afgaan… Verderop in de tunnel wordt een fel licht aangeknipt en een motor slaat ronkend aan. Die auto heeft hier al die tijd al gestaan, verborgen in het donker. Voordat we ook maar iets kunnen doen, komt hij al met sneltreinvaart naar ons toe getuft. Viv wil wegrennen. Ik trek haar terug aan haar pols. Dat ding gaat zo snel, dat we het nooit voor kunnen blijven. We kunnen maar beter niets verdachts doen. Met piepende metalen remmen komt het voertuig een paar meter voor ons tot stilstand. Ik kijk naar hoe Vivs lamp de zijkant van een gedeukte gele auto verlicht en man die erin zit. De auto ziet eruit als een miniatuur treinlocomotief zonder dak. Aan de motorkap is een groot zoeklicht bevestigd. Achter het stuur zit een man van middelbare leeftijd met een baard en een sjofele oude overal aan. Hij zet de motor af, en het gepiep houdt eindelijk op. ‘Sorry voor de hitte hier – een paar uur en dan hebben we het opgelost,’ merkt hij op. ‘Opgelost?’ ‘Dacht u dat we dit fijn vinden?’ vraagt hij, en laat zijn mijnwerkerslamp rondgaan over de wanden en het plafond. ‘Het is hier nog net geen vijfenvijftig graden…’ Hij lacht bij zichzelf. ‘Zelfs voor vierentwintigduizend meter diepte is dat behoorlijk warm.’ Ik herken meteen het platte South Dakota-accent van de man die voor ons met de kooi naar beneden is gegaan. Garth, geloof ik. Ja, het is zeker Garth. Maar wat mijn aandacht trekt is niet zijn naam, maar de toon waarop hij praat. Hij klinkt niet kwaad. Hij klinkt verontschuldigend. ‘Maakt u zich geen zorgen,’ gaat hij verder. ‘Dit heeft onze hoogste prioriteit.’ ‘D-Dat is geweldig,’ antwoord ik. ‘En nu de airconditioning en het ventilatiesysteem geplaatst zijn, blaast u binnen no time wolkjes van de kou. U zult niet meer zo zweten als nu,’ voegt hij eraan 289
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 289
13-4-10 21:31
toe, terwijl hij naar onze kletsnatte shirts wijst. ‘Bedankt,’ zeg ik lachend terug, terwijl ik maar al te graag van gespreksonderwerp wil veranderen. ‘Nee, júllie bedankt – als jullie er niet waren geweest, dan zat deze plek nog steeds dichtgetimmerd. We hadden niet gedacht dat we nog een kans kregen nadat het goud eenmaal was weggehaald.’ ‘Ja, nou… we helpen jullie graag, Garth.’ Ik laat zijn naam vallen om zijn aandacht te trekken – en om zijn blik van Viv weg te trekken. Het werkt, zoals altijd. ‘En hoe staat de rest ervoor?’ vraag ik als hij weer naar mij kijkt. ‘Alles op schema. U zult het zien als u daar beneden bent. Alles loopt op rolletjes,’ vertelt hij. ‘Maar ik moet nu echt terug… We krijgen een nieuwe lading binnen. Ik wilde alleen maar even controleren of we er genoeg ruimte voor hebben.’ Hij zwaait naar ons, stapt weer in de auto en start de motor. Het schrille gepiep snijdt weer door de tunnel. Het is alleen maar een waarschuwingssignaal voor als hij door het donker rijdt – zoals de piep bij een vrachtwagen die achteruit rijdt. Hij zoeft langs ons heen en het gepiep wordt snel zwakker. ‘Wat denk je?’ vraagt Viv, terwijl ik kijk hoe hij in de duisternis verdwijnt. ‘Geen idee. Maar zo te horen zit er geen goud meer hierbeneden.’ Viv knikt en loopt verder de mijn in. Ik blijf naar de auto kijken, om er zeker van te zijn dat hij weggaat. ‘Trouwens, hoe kan het dat je zijn naam nog wist?’ vraagt ze verder. ‘Ik weet het niet – ik ben gewoon goed in namen onthouden.’ ‘Nou, leuk is dat.’ Achter me hoor ik het geknars van haar voetstappen over de stenen. Ik kijk nog steeds naar de auto. Hij is bijna niet meer te zien. ‘Hé, Harris…’ roept ze uit. 290
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 290
13-4-10 21:31
‘Wacht even, ik wil er zeker van zijn dat hij weg…’ ‘Harris, volgens mij moet je even komen kijken…’ ‘Toe nou, Viv, geef me even één tel.’ Haar stem klinkt droog en vlak. ‘Harris, volgens mij moet je nú even komen kijken…’ Rollend met mijn ogen draai ik me om. Als ze zich nu nog steeds ongerust maakt over de… O, jee. Voor ons… helemaal aan het eind van de tunnel… ik moet mijn ogen tot spleetjes knijpen om het goed te kunnen zien. De auto stond er eerst voor, maar nu die weg is, hebben we scherp zicht. In de verte beneden, in het laagste gedeelte van de tunnel, glinsteren twee splinternieuwe, glimmende stalen deuren. Er zit in allebei een ronde glazen ruit en hoewel we nu nog te ver weg zijn om erdoorheen te kunnen kijken, zien we duidelijk de felwitte gloed die door het glas naar buiten valt. Twee speldenprikken in de duisternis – als de oplichtende ogen van een kat. ‘Kom mee…’ roept Viv uit, terwijl ze naar de deuren sprint. ‘Wacht!’ roep ik. Maar het is al te laat. Het licht van haar mijnlamp springt op en neer terwijl ze rent, en ik volg die vuurvlieg terwijl ze dieper de grot in gaat. Eerlijk gezegd wil ik haar niet eens tegenhouden. Hier kwamen we voor. Het licht aan het einde van de tunnel.
291
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 291
13-4-10 21:31
47
V
iv legt haar handen met een klap tegen de glanzende stalen deuren en duwt zo hard als ze kan. Ze geven niet mee. Ik sta op mijn tenen achter haar en probeer door de raampjes te kijken, maar ze zijn van matglas. We kunnen niet naar binnen kijken. Op de deuren staat: Waarschuwing: uitsluitend bevoegd personeel. ‘Laat mij het proberen,’ zeg ik als ze opzij stapt. Ik duw met mijn schouder tegen het midden van de deuren en voel de rechterdeur ietsje meegeven, maar daar schieten we nog niks mee op. Als ik naar achteren stap voor een nieuwe poging, zie ik mijn vervormde spiegelbeeld in de klinknagels. Deze dingen zijn spiksplinternieuw. ‘Wacht even,’ roept Viv uit. ‘Waarom bellen we niet aan?’ Rechts van mij zit een metalen plaat in de rotswand met een grote zwarte knop. Ik was zo gefocust op de deur, dat ik die helemaal niet gezien heb. Viv strekt haar hand uit om erop te drukken. ‘Niet d… ’ roep ik uit. Ik ben weer te laat. Ze slaat met de vlakke hand tegen de knop. Er klinkt een ontzettend gesis en we springen allebei van schrik naar achteren. De dubbele deuren beginnen te trillen, het gesis neemt langzaam af en twee luchtdrukcilinders klappen hun armen uit. De linkerdeur opent naar buiten toe, de rechterdeur naar de andere kant. 292
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 292
13-4-10 21:31
Ik strek mijn nek om het beter te kunnen zien. ‘Viv…’ ‘Komt voor elkaar,’ zegt ze, en richt het licht van haar lamp naar binnen. Maar het enige wat te zien is – zo’n drie meter verderop – is weer een stel dubbele deuren. En weer een zwarte knop. Net als bij de deuren achter ons, zijn de raampjes weer van matglas. Datgene wat licht geeft zit daar nog achter. Ik knik naar Viv, die opnieuw op de zwarte knop drukt. Deze keer gebeurt er echter niets. ‘Druk opnieuw,’ zeg ik. ‘Doe ik al… Hij zit vast.’ Achter ons klinkt weer een luid gesis als de stalen deuren dicht beginnen te gaan. We worden opgesloten. Viv draait zich om en wil gaan rennen, ik blijf staan. ‘Niks aan de hand,’ zeg ik. Waar heb je het over?’ vraagt ze paniekerig. De deuren staan op het punt dicht te vallen. Dit is onze laatste kans om naar buiten te gaan. Ik speur de grotwanden en het zichtbare gedeelte van het rotsplafond af. Geen camera’s of andere beveiligingssystemen. Op de linkerbovenhoek van de deur staat heel klein: Luchtdichte deur. Kijk eens aan. ‘Een wát?’ vraagt Viv. ‘Dit is een luchtsluis.’ Nog maar een paar centimeters te gaan. ‘Een wat?’ Met een harde klap slaan de buitenste deuren dicht en klikken de cilinders op hun plaats. Er klinkt voor de laatste keer een langgerekt gesis. We zitten nu ingesloten tussen de twee paar deuren. Viv draait zich weer om naar de zwarte knop en slaat er zo hard op als ze kan. Er klinkt een nog luider mechanisch gesis dan net als de deuren voor ons beginnen te brommen. Viv kijkt naar me om. Ik had verwacht dat ze opgelucht zou zijn, maar als ik zie hoe haar ogen heen en weer schieten… Ze weet het goed te verbergen, maar ze is wel degelijk bang. Ik geef haar geen ongelijk. 293
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 293
13-4-10 21:31
Terwijl de deuren opengaan, komt er een felle lichtstraal tegelijk met een koude windvlaag door de kleine kier naar buiten. Mijn haar wordt erdoor naar achteren geblazen en we doen allebei onze ogen dicht. De wind gaat snel liggen zodra de luchtdruk in de twee gedeeltes gelijk wordt. Ik kan het verschil in lucht al proeven. Zoeter… bijna scherp op de tong. In plaats van dat ik miljoenen stofdeeltjes inadem, voel ik een ijskoude luchtstroom mijn longen verkoelen. Het is alsof je eerst uit een modderpoel drinkt en vervolgens een glas bronwater neemt. Als ik ten slotte mijn ogen weer opendoe, duurt het even voordat ik iets kan zien. Het licht is te fel. Ik sla mijn ogen neer en knipper net zo lang tot ik er weer mee kan kijken. Op de vloer ligt helderwit linoleum. In plaats van in een smalle tunnel bevinden we ons in een grote, spierwitte ruimte die groter is dan een kunstijsbaan. Het plafond is minstens zes meter hoog en de muur aan de rechterkant is bedekt met splinternieuwe schakelkasten – elektrische hoogstandjes. Op de vloer liggen honderden rode, zwarte en groene kabels die zijn samengebundeld tot elektronische trossen zo dik als mijn nek. Links van mij is een nis, Kleedruimte staat erbij, met vakjes voor vieze schoenen en mijnwerkershelmen. Op dit moment is de nis echter gevuld met laboratoriumtafels, een stuk of zes computerhubs en routers, en twee ultramoderne, zwarte computerservers. Wat Wendell Mining hier ook aan het doen is; ze zijn nog bezig met de voorbereidingen. Ik kijk naar Viv. Zij kijkt alleen maar naar de stapels kartonnen dozen die overal in de smetteloze witte ruimte staan. Op de zijkant van elke doos staat met zwarte viltstift één woord geschreven: Lab. Ze kijkt omlaag naar de zuurstofmeter. ’21.1 procent.’ Dat is zelfs hoger dan toen we boven waren. ‘Wat is hier in vredesnaam aan de hand?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd, niet in staat om een antwoord te geven. Ik begrijp er niets van. Ik kijk rond naar het glan294
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 294
13-4-10 21:31
zende chroom en de marmeren tafelbladen en door mijn hoofd dreunt maar één en dezelfde vraag: wat doet een peperduur laboratorium op vierentwintighonderd meter onder de grond?
295
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 295
13-4-10 21:31
48
I
n de kelder van het rode bakstenen gebouw, hield Janos halt bij het oplaadstation met accu’s en mijnwerkerslampen. Hij was daar al een keer eerder geweest – vlak nadat Sauls hem had ingehuurd. In de zes maanden daarna was er niet veel veranderd. Dezelfde deprimerende gang, hetzelfde lage plafond. Toen hij beter keek, zag hij twee lege plekken in het oplaadstation – één aan elke kant. Hij realiseerde zich dat ze het erop hadden gewaagd, in de hoop dat het goed uit zou pakken. Zo gaat het altijd, vooral als mensen in paniek raken. Iedereen waagt het erop. Terwijl hij verder de gang in liep, passeerde Janos de houten banken en ging de grote ruimte met de liftschacht binnen. Hij liep rechtstreeks door naar de muur met de telefoon en het brandalarm. Niemand gaat naar beneden zonder eerst gebeld te hebben. ‘Liftkamer…’ zei de telefoniste. ‘Hallo daar – ik hoop dat u mij kunt helpen,’ zei Janos terwijl hij de hoorn tegen zijn oor drukte. ‘Ik ben op zoek naar een stel vrienden…. twee zijn het er… en ik vroeg me af of u ze met de kooi naar beneden hebt gestuurd, of dat ze nog hierboven zijn.’ ‘Ik heb één man vanaf het Platform naar beneden gestuurd, maar ik weet zo goed als zeker dat hij in zijn eentje was.’ ‘Weet u dat zeker? Hij moet echt met iemand anders zijn geweest…’ 296
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 296
13-4-10 21:31
‘Lieverd, ik breng ze alleen maar naar boven en beneden. Misschien stapte zijn vriend boven in.’ Janos keek door de liftschacht omhoog naar het niveau direct boven hem. Daar zouden de meeste mensen naar binnen gaan… maar Harris en Viv… die zouden zo min mogelijk aandacht hebben willen trekken. En daarom zouden ze de tunnel hiernaartoe hebben genomen… ‘Weet u zeker dat hij echt niet in zijn eentje naar beneden ging?’ vroeg de telefoniste. Maar net toen Janos antwoord wilde geven, bedacht hij zich. Zijn eerste vrouw zou dat ‘intuïtie’ hebben genoemd, zijn tweede vrouw ‘instinct’. Geen van beiden had gelijk. Er kwam te veel denkwerk bij kijken. Het was geen kwestie van je prooi alleen maar achternagaan. Je moest je in hem inleven. Harris en Viv zaten in het nauw. Ze zochten naar een uitweg… en zouden overal kijken om die te vinden. Janos pakte de rand van het muurtje beet en glipte naar de andere kant, waar een vierkant houten bord hing met tweeënvijftig spijkers. Hij keek naar de twee metalen plaatjes met de nummers 15 en 27. Twee plaatjes. Ze waren nog steeds samen. Hij griste beide plaatjes van het bord en keek naar ze in zijn hand. Iedereen waagt het erop, zei hij tegen zichzelf – maar het belangrijkste is om te onthouden dat iedereen vroeg of laat een keer verliest.
297
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 297
13-4-10 21:31
49
‘D
enk je dat ze weten dat we hier zijn?’ vraagt Viv, terwijl ze haar mijnlamp uitdoet. Ik kijk rond, controleer de hoeken van het laboratorium. De beugels zitten vast aan de muur, en naakte stroomdraden bungelen naar beneden, maar de beveiligingscamera’s zijn nog niet geïnstalleerd. ‘Ik denk dat we goed zitten.’ Zoals ik al zei, ze heeft er genoeg van om me op mijn woord te geloven. ‘Hallo… Iemand thuis?’ roept ze. Geen antwoord. Ik loop verder het lab in en wijs naar het spoor van modderige voetstappen dat over de verder helwitte vloer loopt. Het spoor loopt naar achteren en richting de linkerhoek van het kantoor en verdwijnt in een gang achterin. We kunnen maar een kant op… ‘Ik dacht dat je zei dat Matthew pas een paar dagen geleden toestemming gaf om het land over te dragen aan Wendell,’ zegt Viv terwijl we naar de achterste hoek lopen. ‘Hoe hebben ze dit zo snel gebouwd?’ ‘Ze zijn al sinds vorig jaar met het verzoek bezig – ik vermoed dat het alleen maar een formaliteit was. In een stad als deze durf ik te wedden dat niemand iets geeft om de verkoop van een uitgeputte mijn.’ ‘Zeker weten? Ik dacht dat toen je met de burgemeester sprak… ik dacht dat je toen zei dat hij erover bromde.’ ‘Bromde?’ 298
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 298
13-4-10 21:31
‘Dat hij kwaad was,’ verduidelijkt ze. ‘Woest.’ ‘Hij was niet kwaad – nee… hij was wel pissig dat hij niet geraadpleegd werd – maar voor de rest, het brengt wel weer leven in de stad. En zelfs als ze er niet het fijne vanaf weten, voor zover ik kan zeggen, is er niets illegaals aan wat Wendell gedaan heeft.’ ‘Misschien,’ zegt ze. ‘Hoewel, het hangt er vanaf wat ze hier aan het bouwen zijn…’ We lopen verder door de gang, zien een kamer aan de rechterkant. In de kamer leunt een groot whiteboard tegen een opslagkast met vier laden en een formica buffet. Er staat ook een gloednieuw metalen bureau. Het ziet er merkwaardig bekend uit. ‘Wat?’ vraagt Viv. ‘Heb je dit soort bureaus wel eens eerder gezien?’ Ze kijkt er eens goed naar. ‘Ik weet ‘t niet… ze zijn nogal standaard.’ ‘Heel erg standaard.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Ze hebben net een paar van onze stafkantoren opnieuw ingericht. We hebben dezelfde kantoren voor al onze bedrijfsjuristen. Deze bureaus… die worden ter beschikking gesteld door de overheid.’ ‘Harris, dit soort bureaus staat in de helft van alle kantoren in Amerika.’ ‘Nee, ik weet het zeker, dit zijn bureaus van de overheid,’ dring ik aan. Viv kijkt terug naar het bureau. Ik laat de stilte zijn werk doen. ‘Oké, wacht even… wacht, wacht, wacht – dus nu denk je dat de overheid dit allemaal gebouwd heeft?’ ‘Viv, kijk eens even rond. Wendell zei dat ze die locatie wilden hebben voor het goud, en er is geen goud en er wordt niet gemijnd. Ze zeiden dat ze een klein bedrijf waren uit South-Dakota, en ze hebben hier de hele verdomde Batcave neergezet. Het is hier allemaal recht voor onze neus – hoe kun je in vredesnaam geloven dat ze echt zijn wie ze zeggen dat ze zijn?’ 299
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 299
13-4-10 21:31
‘Dat betekent nog niet dat dit een dekmantel is voor de overheid.’ ‘Dat zeg ik ook niet,’ antwoord ik terwijl ik terugloop naar de gang. ‘Maar laten we niet vergeten dat al deze uitrusting – de labtafels, die computerservers van veertigduizend dollar, en dan hebben we het nog niet eens over wat het gekost moet hebben om een gloednieuwe faciliteit ruim twee kilometer onder de grond te bouwen… Deze jongens zitten in elk geval niet op hun knieën in het vuil zand te zeven. Wie Wendell ook is, ze zijn duidelijk op zoek naar iets wat groter is dan goudklompjes – die hier, voor het geval je dat niet doorhad…’ ‘…niet eens meer zijn. Ik weet het.’ Viv volgt me de gang door. ‘Waar denk je dat ze naar op zoek zijn?’ ‘Waarom denk je dat ze op zoek zijn naar iets? Kijk eens rond – hier hebben ze alles wat ze nodig hebben.’ Ik wijs naar de stapels dozen en flessen die aan beide kanten van de gang staan opgesteld. De flessen zien eruit als industriële heliumtanks – ze reiken allemaal tot mijn kin en er staan rode letters in de lengte op elke fles. De eerste paar dozijn zijn gemerkt Kwikzilver; het volgende dozijn heeft als label Tetrachloorethyleen. ‘Denk je dat ze iets willen bouwen?’ vraagt Viv. ‘Dat, of ze zijn van plan om een flinke indruk te maken op de wetenschapsbeurs volgend jaar.’ ‘Oké, en nu?’ Ik ga recht op de dozen af die in de gang tot aan het plafond gestapeld staan. Het zijn er minstens tweehonderd – elk gelabeld met een kleine sticker en een barcode. Ik scheur er een af om het nader te bekijken. Onder de barcode staat het woord fotomultiplicator in kleine blokletters. Maar als ik de doos open maak om te kijken wat een fotomultiplicator eigenlijk is, zie ik tot mijn verbazing dat die leeg is. Voor de zekerheid schop ik tegen de doos ernaast. Allemaal hetzelfde – leeg. ‘Harris, misschien moeten we hier weg…’ ‘Nog niet,’ zeg ik, naar voren ploegend. Een eindje voor ons stoppen de modderige voetstappen, hoewel 300
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 300
13-4-10 21:31
de gang doorloopt met een bocht naar links. Ik haast me door de gescheiden zee van fotomultiplicator-dozen die aan beide zijden opgestapeld staan en ren de hoek om. Dertig meter voor me eindigt de gang in een enkele stalen deur. Hij is zwaar, als de kluisdeur van een bank, en is stevig vergrendeld. Naast de deur hangt een biometrische handpalmscanner. Aan de losse bedrading te zien die overal hangt is deze ook nog niet aangesloten. Ik haast me naar de deur toe en geef een harde ruk aan de klink. Het frame van de deur is omringd met zwart rubber om het luchtdicht te houden. Erachter is een kamer die haaks op de gang staat, lang en smal. Het lijkt op een bowlingbaan met twee banen die eeuwig door lijken te lopen. In het midden van de kamer, op een labtafel, liggen drie uitgeholde rode dozen die bedekt zijn met draden. Wat ze ook aan het bouwen zijn, het is nog niet af, maar in de verte, aan de rechterkant, staat een drie meter hoog metalen sculptuur in de vorm van een reusachtige O. Op het bord aan de bovenkant staat: Gevaar – Niet Benaderen Wanneer Magneet Aan Staat. ‘Waar hebben ze een magneet voor nodig?’ vraagt Viv achter me. ‘Waar hebben ze deze tunnel voor nodig?’ reageer ik en ik wijs naar de metalen buizen die over de hele lengte van de kamer lopen, langs de magneet. Op zoek naar antwoorden lees ik de zijkanten van alle dozen die om ons heen opgestapeld liggen. Ook deze dozen hebben allemaal een sticker met Lab. Een grote krat in de hoek is gemerkt met Wolfraam. Niets van dit alles helpt ons verder – in elk geval niet totdat ik de deur ontdek die recht tegenover ons in de smalle gang staat. Het is geen gewone deur, deze is lang en ovaal, het soort deuren dat ze hebben in een onderzeeër. Er hangt een tweede biometrische scanner die nog complexer is dan degene die we net hebben gezien. In plaats van een vlakke glasplaat waar je hand op moet, heeft deze een rechthoekige doos die zo te zien vol zit met gelatine. Ik heb van deze gehoord – hand in de gelatine en ze meten de contouren 301
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 301
13-4-10 21:31
van je palm. De beveiliging wordt hechter. Maar ook hier zijn er weer overal draden. Ik vlieg naar de deur met Viv op mijn hielen – maar voor de eerste keer sinds we samen zijn, grijpt ze mijn mouw en trekt me terug. Ze heeft een sterke greep. ‘Wat?’ vraag ik. ‘Ik dacht dat jij hier de volwassene was. Denk eerst eens na. Wat als het hier niet veilig is?’ ‘Viv, we zitten hier twee kilometer onder de grond – hoe kan het hier nog onveiliger zijn?’ Ze kijkt me aan met de blik van een zesdeklasser die de invaljuf bestudeert. Toen ik in Washington D.C. kwam, zag ik die blik elke dag. Maar nu ik die blik bij haar zie… ik had ‘m al in geen jaren meer gekregen. ‘Kijk naar de deur,’ zegt ze. ‘Het kan radioactief zijn of zoiets.’ ‘Zonder een waarschuwingsbord ervoor? Kan me niet schelen of ze nog aan het inrichten zijn – zelfs deze lui zijn niet zo dom.’ ‘Wat denk je dan dat ze aan het bouwen zijn?’ Het is de tweede keer dat ze deze vraag stelt. Ik negeer haar opnieuw. Ik betwijfel of ze mijn antwoord wil horen. ‘Je denkt dat het iets ergs is, niet?’ zegt ze. Ik ruk me los uit haar grip en ga naar de deur. ‘Het kan van alles zijn, toch? Ik bedoel, het ziet er niet uit als een reactor daarbinnen?’ vraagt Viv. Ik been door zonder te vertragen. ‘Je denkt dat ze een wapen aan het bouwen zijn, is het niet?’ roept Viv. Nu stop ik. ‘Viv, ze kunnen van alles aan het doen zijn; van het maken van nanotech tot het tot leven brengen van dinosauriërs. Maar wat daar ook in zit, Matthew en Pasternak zijn hiervoor vermoord, en ze meten nu de stroppen voor onze nek. Je kunt hier of blijven wachten, of mee naar binnen komen – ik zal echt niet minder over je denken, wat je ook doet – maar tenzij je van plan bent om de rest van je leven in een auto door te 302
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 302
13-4-10 21:31
brengen moeten we als de sodemieter die kamer in gaan en uitvinden wat er zit achter deur nummer drie.’ Ik draai me weer terug naar de onderzeeërdeur, grijp het wiel en geef er een flinke draai aan. Het draait makkelijk, alsof het net geolied is. Er klinkt een luide bonk wanneer het wiel stopt. De deur springt aan de binnenkant van het slot en draait een klein stukje open. Viv komt vlak achter me staan. Wanneer ik een blik naar haar werp, maakt ze geen grapje of een flauwe opmerking. Ze staat daar gewoon. Ik moet met beide handen tegen de deur duwen om hem verder open te krijgen. Daar gaan we. Op het moment dat de deur tegen de muur zwaait, komt een nieuwe stank ons tegemoet – scherp en zuur. Het slaat meteen op m’n holtes. ‘Oh man,’ zegt Viv, ‘Wat is dat? Het ruikt naar…’ ‘…een stomerij,’ zeg ik en ze knikt. ‘Is dat wat er in die flessen zat? Chemicaliën van een stomerij?’ We stappen over de ovale drempel heen en kijken rond op zoek naar een antwoord. Deze kamer is zelfs nog schoner dan degene die we net verlaten hebben. Ik zie geen vuiltje. Maar het is niet de smetteloosheid die ons opvalt. Recht voor ons ligt een enorme krater van vijftig meter doorsnede in de grond uitgegraven. In de krater is een grote ronde metalen kom ter grootte van een doormidden gesneden luchtballon – maar in plaats van dat het gevuld is met een vloeistof zijn de wanden van de bol bekleed met minstens vijfduizend cameralenzen, de een naast de ander, en elke lens wijst naar de binnenkant van de bol. Het totale effect is dat de vijfduizend perfect opgestelde telescopen hun eigen glazen laag vormen in de bol. Aan het plafond hangt aan een dozijn stalen kabels de tweede helft van de bol. Net zoals de onderste helft is deze gevuld met duizenden lenzen. Wanneer de twee helften op elkaar worden gezet, is het een perfect ronde kamer, maar op dit moment zweeft de bovenkant nog in de lucht, wachtend om op z’n plaats te worden gezet. 303
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 303
13-4-10 21:31
‘Wat is dat, verdomme?’ vraagt Viv. ‘Geen idee, maar ik gok dat die dingen de fotomultiplicator…’ ‘Wat denken jullie dat je aan het doen bent?’ brult iemand vanuit de linkerkant van de kamer. Er klinkt ruis door de stem, alsof het wordt geroepen door een intercom. Ik draai me om naar het geluid, maar ik val bijna om wanneer ik zie wat eraan komt. ‘O jezus,’ fluistert Viv. Een man in een helder oranje chemicaliënpak komt op ons af, compleet met zijn eigen plexiglas helm en ingebouwd gasmasker. Als hij dat draagt… ‘We zitten in de problemen,’ mompelt Viv.
304
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 304
13-4-10 21:31
50
‘W
eet je wel wat je hebt gedaan?’ schreeuwt de man, terwijl hij in zijn oranje beschermpak op ons af komt gerend. Ik wil wegrennen, maar mijn benen weigeren dienst. Ik kan niet geloven dat ik ons hierheen heb geleid – zelfs het kleinste beetje radioactiviteit kan… De man reikt naar de achterkant van zijn nek, trekt de stralingshelm van zijn hoofd en gooit het op de grond. ‘Dit wordt verondersteld een cleanroom omgeving te zijn – heb je enig idee hoeveel tijd en geld je ons zojuist gekost hebt?!’ brult hij en stormt naar voren. Als ik zijn accent moet raden, zou ik gokken op Oost-Europees, maar het klopt niet helemaal. Hij heeft diepliggende, donkere ogen, een zwarte snor en een bril met zilveren draadmontuur. Hij is ook een stuk magerder dan hij eruit zag toen de helm nog op zat. ‘Is er geen straling?’ vraagt Viv. ‘Hoe zijn jullie hier gekomen?’ schiet de man terug. Hij negeert onze oranje vesten en werpt een blik op onze kleren. Broek en overhemden. ‘Jullie zijn niet eens mijnwerkers, hè?’ Aan de muur hangt een intercom met een telefoon. Vlak daarnaast is een rode knop. De man stuift er recht op af. Ik herken een alarm wanneer ik er een zie. ‘Harris…’ Ik ben al onderweg. De man met de snor duikt naar het alarm. Ik grijp hem bij zijn pols en duw hem terug. Hij is sterker dan ik dacht. Hij gebruikt mijn eigen ge305
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 305
13-4-10 21:31
wicht nu tegen me en slingert me in de rondte, tegen de witte betonnen muur. Mijn hoofd slaat naar achteren en mijn helm knalt zo hard tegen de muur dat ik sterretjes zie. Meteen daarna stompt hij me in mijn maag in de hoop dat ik daarmee opgeef. Dan kent hij me nog lang niet. Zijn hoofd is onbeschermd, ik heb nog een onbreekbaar mijnlicht op. Ik grijp hem bij de schouders, ram mijn hoofd naar voren, mijn hele gewicht erachter, en geef hem een kopstoot met mijn helm. De rand snijdt hem over zijn neusbrug. Terwijl hij naar achteren struikelt, kijk ik naar Viv. Ze staart me blanco aan, vertwijfeld. ‘Wegwezen, nu!’ roep ik naar haar. ‘Hiervoor maken ze je af!’ schreeuwt de man met de snor. Ik houd hem stevig vast, grijp zijn schouder met een hand en maak me klaar om hem nogmaals te slaan. Hij spartelt hevig en graaft zijn vingers in mijn pols. Wanneer ik loslaat probeert hij ervandoor te gaan. Hij gaat recht op Viv af – maar voordat hij haar weet te bereiken grijp ik hem bij de achterkant van zijn veiligheidspak en trek hem zo hard ik kan terug. Hij zal niet degene zijn die Matthew en Pasternak vermoord heeft, maar op dit moment is hij de enige boksbal die ik heb. Hij struikelt en verliest zijn evenwicht – en ik geef hem een laatste duw. Recht naar de rand van de krater. ‘Nee…!’ schreeuwt hij. ‘Het zal alle…!’ Er klinkt een luid, versplinterend geraas op het moment dat hij over de rand verdwijnt en op een half dozijn fotomultiplicator-buizen valt. Met zijn hoofd naar voren schuift hij naar beneden langs de binnenkant van de bol, verplettert elke buis die hij raakt als een menselijke slee en maakt een pad vrij dat helemaal tot de bodem reikt. De buizen breken moeiteloos en remmen hem nauwelijks af… totdat hij tegen de grote metalen pilaar onderaan de bol knalt. Hij kijkt net op tijd op om er met zijn gezicht vol tegenaan te botsen. Hij probeert 306
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 306
13-4-10 21:31
nog bij te draaien, maar de pilaar botst met zijn sleutelbeen. Er klinkt een scherpe, gedempte krak. Bot tegen metaal. Wanneer zijn schouder de pilaar raakt, draait zijn lichaam daar onhandig omheen – maar de man beweegt niet meer. Hij ligt aan de voet van de bol, op zijn buik en bewusteloos. Ik kijk om me heen naar de rest van de kamer. Aan de overkant van de bol zijn nog twee van die onderzeeërdeuren. Ze zijn allebei dicht. ‘Harris, kom op!’ smeekt Viv, wijzend naar de wetenschapper. ‘Op het moment dat hij overeind komt breekt de hel los! We moeten er nú vandoor!’ Ze heeft gelijk. Ik draai me om en spring terug door de onderzeeërdeur. We rennen er vandoor, door het lab, volgen onze stappen langs het kwikzilver, langs het tetrachloorethyleen, en langs de labtafels en de computer servers. Net achter de servers ontdek ik een kleine boekenplank met zwarte ringbanden en lege clipboards. Vanuit de hoek waarin we de kamer binnen kwamen, was dit makkelijk over het hoofd te zien. ‘Harris…’ ‘Een momentje…’ Ik duw de server opzij en scan de mappen zo snel ik kan. Op de bovenste plank ligt een zwarte map met een gedrukt etiket waarop staat: Het Midas Project. Ik trek het van de plank en sla de eerste pagina op. Het staat vol met getallen en data. Allemaal betekenisloos. Maar in de rechterbovenhoek van de pagina staan de woorden Aankomsten/Neutrino. Ik blader verder en zie hetzelfde staan op alle pagina’s. Neutrino. Neutrino. Neutrino. Ik heb geen idee wat een neutrino is, maar ik heb geen universitair diploma nodig om het patroon te zien. ‘Harris, we moeten echt weg…!’ Ik sla het boek dicht, steek het onder mijn arm en volg Viv de kamer door. Wanneer we de eerste deur van de luchtsluis bereiken, gooi ik het notitieboek naar Viv toe en grijp de brandblusser die tegen de wand geleund staat. Als er 307
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 307
13-4-10 21:31
iemand op ons staat te wachten in de tunnel, hebben we op z’n minst een wapen nodig. Viv ramt op de zwarte knop die net naast de deur hangt en we wachten op het gesis van het hydraulische systeem. De deuren zwaaien open en we stappen de luchtsluis in, onze gezichten naar de volgende paar deuren. Viv slaat op de volgende zwarte knop. ‘Doe je mijnlamp aan,’ zeg ik haar. Ze knipt de schakelaar om en het licht floept aan. Achter ons slaan de deuren naar het lab dicht – maar in tegenstelling tot eerst gaan de deuren voor ons niet open. We zitten in de val. We wachten nog een seconde. ‘Waarom doen ze…?’ Er klinkt nog een schreeuwend gesis. De deuren voor ons zuchten langzaam open. ‘Denk je dat er daar iemand is?’ vraagt ze. Ik trek de veiligheidspal van het blusapparaat los. ‘Daar komen we zo meteen achter.’ Maar wanneer de deuren eindelijk opengaan, is er daar niets behalve de lange duisternis van de zwarte tunnel. Dat gaat nooit lang duren. Op het moment dat iemand die knul met de snor vindt, gaan het alarm loeien. Het beste wat we nu kunnen doen is haast maken. ‘Laten we er vandoor gaan,’ roep ik en duik de tunnel in. ‘Weet je waar je naartoe moet?’ ‘De kooi vinden. Wanneer we eenmaal boven zijn, zijn we zo goed als weg.’
308
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 308
13-4-10 21:31
51 J
anos stond voor de lege liftschacht, zijn ogen toegeknepen, terwijl hij keek naar de staalkabel en wachtte totdat deze zou gaan draaien. ‘Heb je geprobeerd om jouw mannetje beneden te bereiken?’ zei hij in zijn gsm. ‘Dat probeer ik al sinds vanochtend vroeg – geen reactie,’ antwoordde Sauls. ‘Dan moet je mij niet de schuld geven wanneer je niet krijgt wat je wilt,’ zei Janos. ‘Je had beveiliging moeten roepen op het moment dat ik je vertelde dat ze onderweg waren.’ ‘Ik heb het je al zestien keer verteld: die lokale bevolking, daar… ze vinden het wel geweldig dat ze weer aan het werk zijn, maar ze hebben geen idee wat we hier allemaal aan het doen zijn – zodra we gewapende bewakers hierheen roepen, kunnen we net zo goed de microscoop regelrecht onze reet inschuiven. Geloof me, hoe langer ze denken dat dit een onderzoekslaboratorium is, hoe beter dat is voor ons.’ ‘Ik haat het om je droom te verstoren, maar dit is een onderzoekslab.’ ‘Je weet wel wat ik bedoel,’ kaatst Sauls terug. ‘Dat betekent nog steeds niet dat je het allemaal maar op het spel moet zetten voor…’ ‘Luister, vertel me nou niet hoe ik mijn eigen operatie moet leiden. Ik heb je ingehuurd om…’ ‘Je huurde me in omdat twee jaar geleden een of andere kleine Taiwanese zijdehandelaar met een door 309
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 309
13-4-10 21:31
Andy Warhol geverfd kapsel een verrassend fijnere neus voor kunst had dan je had ingeschat. Vreemd genoeg verdween die kleine worm van een man net op het moment dat hij de inspectie belde om je te verlinken over die slecht vervalste Picasso – je moet toegeven dat die niets van de luister van het origineel had. Dat was wel heel toevallig, vond je niet?’ vroeg Janos. ‘Inderdaad,’ antwoordde Sauls, merkwaardig kalm. ‘En om even duidelijk te zijn, die Picasso was het origineel – de vervalsing hangt in het museum – niet dat jij of Mr. Lin ooit slim genoeg waren om dat te overwegen, klopt dat?’ Janos gaf geen antwoord. ‘Doe je werk,’ eiste Sauls. ‘Begrepen? Is het nu duidelijk met die mijn? Wanneer het systeem eenmaal geïnstalleerd is en we het plaatselijke vuil kunnen opruimen, is deze plaats nog moeilijker toegankelijk dan het neukgaatje van een vlo. Maar wat betreft het opbellen van beveiliging, weet je wat? Dat heb ik al gedaan – en dat ben jij. Los het probleem nu maar op en laat het beleren maar zitten. Je hebt hun auto gevonden, je hebt hun labels gevonden, nu hoef je alleen nog maar te wachten bij de mijn.’ Hij hoorde de klik in zijn oor en draaide zich terug naar de liftschacht. Janos was in de verleiding om de kooi te roepen en de tunnels beneden in te gaan, maar hij wist ook dat als hij dat deed, en als Harris en Viv er op een ander niveau uit waren gegaan, hij ze net zo makkelijk kon missen. Voorlopig had Sauls gelijk. Wat naar beneden gaat, moet ook weer naar boven komen. Het enige wat hij hoefde te doen was wachten.
310
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 310
13-4-10 21:31
52
D
e verroeste stalen veiligheidspoort laat een hoog gejank horen wanneer ik het uit het plafond van de kooi trek en het tegen de grond laat vallen. De metalen rollers draaien terwijl het op zijn plaats stort. We zitten op het 4850e niveau van de mijn en installeren ons eindelijk in de kooi die ons weer naar boven zal brengen. Net zoals eerst negeer ik de waterdruppels die van boven lekken en ik ga direct naar de intercom. ‘Stop de kooi,’ kondig ik aan nadat ik de plakkerige knop indruk. ‘We staan veilig – gaan naar een-drie.’ ‘Een-drie,’ herhaalt de operateur. Het niveau waar we op begonnen. ‘Hijs kooi,’ zeg ik. ‘Kooi hijst,’ herhaalt ze. Er komt een scherpe ruk van boven. De stalen kabel wordt strak, de kooi schiet naar boven en terwijl we naar boven vliegen zakken mijn testikels naar mijn enkels. Tegenover me houdt Viv haar ogen en kaken stijf gesloten. Niet uit angst – uit pure koppigheid. Ze is een keer haar zelfbeheersing verloren: dit gaat haar geen tweede keer overkomen. De kooi slaat heen en weer tegen de houten schacht en er slaat meer water tegen de bovenkant van onze helmen. Vechtend om haar evenwicht te bewaren leunt ze tegen de vettige wanden, maar de tocht voelt alsof we aan het surfen zijn bovenop een bewegende lift. Afgezien van een snelle blik op de 311
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 311
13-4-10 21:31
zuurstofdetector – ‘20,4,’ zegt ze – blijft ze volkomen stil. Ik adem nog steeds zwaar, maar sommige dingen kunnen niet wachten. Ik verspil geen tijd, maar open het Midas Project-notitieboek. ‘Wil je die kaars deze kant op schijnen?’ vraag ik, in de hoop dat ik haar aandacht afleid van de rit. Ze heeft nog steeds de enige lamp van ons tweeën, maar op dit moment blijft de lamp nog gericht op de metalen vloer. Totdat we hier uit zijn, is deze doos voor Viv niet een bewegende, lekkende doodskist. Het is een berg. Een berg die moet worden veroverd. Het enige goede nieuws is, terwijl we als een raket naar het oppervlak schieten, dat we niet ver hoeven. De zuurstofgetallen blijven stijgen: 20,5… 20,7… Frisse lucht en vrijheid zijn nog maar een minuut van ons vandaan.
312
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 312
13-4-10 21:31
53
O
p het moment dat de stalen kabel begon te bewegen, stortte Janos zich op de telefoon aan de muur. ‘Takel…’ antwoordde de vrouwelijke operateur. ‘Die kooi die nu naar boven komt – kun je ervoor zorgen dat die de volgende stop maakt bij het Platform?’ vroeg Janos, ondertussen de locatie op het bord lezend. ‘Tuurlijk, maar waarom wilt u…?’ ‘Luister, we hebben hier een noodgeval – breng gewoon die kooi zo snel als je kunt naar boven.’ ‘Is iedereen in orde?’ ‘Hoorde je wat ik…’ ‘Ik snap het… het Platform.’ Janos knoopte zijn jas dicht en staarde, terwijl het water naar beneden regende en een koude wind uit de mond van het open gat waaide. Hij schoof zijn handen in de zijzak van zijn jeansjack, tastte naar de zwarte doos en klikte de schakelaar over. Achter hem begonnen de houten banken te ratelen. Verderop in de tunnel begonnen de fluorescerende lampen te flikkeren. De sneltrein kwam eraan en aan het donderende geraas te horen, duurde het niet lang meer. Met een laatste hijg schoot de metalen kluis omhoog uit de afgrond. Janos dook naar de hendel aan de verroeste gele deur. Geef ze geen kans om op adem te komen. Grijp ze en zorg dat ze geen kant op kunnen. 313
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 313
13-4-10 21:31
Hij trok aan het slot en slingerde de deur open. Een plens schachtwater sloeg hem in het gezicht. Terwijl de deur tegen de muur sloeg, schoof Janos’ kaak naar rechts. Hij klemde zijn tanden nog harder op elkaar. ‘Verdomde klootzakken…’ In de kooi regenden druppels water naar beneden vanaf het plafond en gleden langs de vettige muren. Afgezien daarvan was de kooi leeg.
314
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 314
13-4-10 21:31
54
‘S
nel… Rennen!’ roep ik naar Viv terwijl ik de deur van de kooi open gooi en door de wijde kamer ren die zich voor ons uitstrekt. Volgens het bord aan de muur zijn we op niveau 1-3 – hetzelfde niveau als waarop we binnen kwamen. Het enige verschil is dat we een andere schacht gebruikten om naar buiten te gaan. Het was niet moeilijk te vinden – het enige wat we hoefden te doen was de geverfde tekens Lift te volgen. Twee en een halve kilometer later waren we weer boven. ‘Ik snap nog steeds niet waarom we de andere schacht moesten nemen,’ zegt Viv, die me achterna komt wanneer ik naar voren schiet. ‘Je hebt Janos al eens eerder gezien – wil je werkelijk nog een tweede afspraakje met hem?’ ‘Maar om nou te zeggen dat hij op ons zit te wachten…’ ‘Kijk op je horloge, Viv. Het is bijna middag – dat is meer dan genoeg tijd om ons in te halen. En als hij al dichtbij genoeg is om ons te grijpen, is het laatste wat we willen het hem gemakkelijk maken.’ Net zoals de tunnels beneden heeft de kamer hier metalen rails die over de hele vloer lopen. Er zijn hier minstens een half dozijn lege mankarren, twee Bobcatgraafmachines, een kleine zwerm atv’s met drie wielen, en zelfs een paar rode toiletwagens. De hele plaats stinkt naar benzine. Dit is duidelijk de ingang voor voertui315
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 315
13-4-10 21:31
gen, maar op dit moment is de uitgang het enige waar ik aan denk. Ik stap opzij tussen twee mankarren in en ren door naar de enorme garageschuifdeur in de achterste muur – maar wanneer ik daar aankom, zie ik de ketting en het hangslot dat de deur gesloten houdt. ‘Op slot!’ roep ik terug naar Viv. Ik zoek verder maar ik zie nog steeds geen andere uitweg. Zelfs geen raam. ‘Daar!’ roept Viv en wijst naar haar rechterkant, precies langs de rode wagens. Ik kom achter haar aan en ze rent naar een kleine houten deur die eruit ziet als een kast. ‘Weet je zeker dat dat het is?’ roep ik. Ze neemt niet de moeite om te antwoorden. Wanneer ik dichterbij kom, zie ik eindelijk wat haar zo opgewonden heeft – niet alleen de kleine deur, maar de streep heldere licht die eronder vandaan piept. Na al die tijd onder de grond herken ik daglicht wanneer ik het zie. Ik ben twee stappen achter Viv op het moment dat ze de deur opengooit. Het voelt alsof ik uit een donkere bioscoop kom en recht de zon in stap. De explosie van zonlicht schroeit mijn ogen op de best denkbare manier. De hele wereld licht op in herfstkleuren – oranje en rode bladeren… de babyblauwe lucht – het lijkt wel neon in vergelijking met de modder daar beneden. Zelfs de lucht – vergeet die gerecyclede troep daar beneden; wanneer ik de onverharde weg voor ons op loop, vult de zoete geur van pruimenstruiken mijn neus. ‘En op de tiende dag schiep God het snoep,’ zingt Viv, die zelf ook de lucht opsnuift. Ze staart rond om alles in zich op te nemen, maar ik grijp haar pols. ‘Nu niet stoppen,’ zeg ik en trek haar het pad op. ‘Niet totdat we hier weg zijn.’ Tweehonderd meter links van ons, boven de bomen, schuift het driehoekige silhouet van het belangrijkste Homestead-gebouw naar de lucht. Het duurt een seconde voordat ik mijn oriëntatie heb, maar van wat ik kan 316
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 316
13-4-10 21:31
zien, zijn we aan de andere kant van de parkeerplaats waar we zijn aangekomen. Een luide sirene gilt door de lucht. Ik volg het terug naar een luidspreker bovenop het metalen wigwamvormige gebouw. Daar gaat het alarm. ‘Niet rennen,’ zegt Viv en gaat nog langzamer lopen. Ze heeft gelijk. Op de treden van een van de constructietrailers kijkt een gedrongen man in overal en kortgeschoren haar onze kant op. Ik vertraag tot een nonchalant wandeltempo en knik met mijn mijnhelm naar hem. Hij knikt vriendelijk terug. We hebben misschien niet de overalls, maar met de helmen en de oranje vesten hebben we in elk geval een deel van het kostuum. Een half dozijn mannen rennen naar de hoofdingang van de mijn. Wij volgen de weg langs de trailers, de tegenovergestelde kant op, en laten ons terug leiden naar de parkeerplaats. Een snelle scan om me heen vertelt me dat alles nog net zo staat als we het hebben achtergelaten. Tonnen oude pickup-trucks, twee klassieke Harleys, en – wacht… daar is iets nieuws… Een glimmende Ford Explorer. ‘Wacht even,’ zeg ik tegen Viv, die al in onze Suburban klimt. ‘Wat ga je doen?’ Zonder antwoord te geven kijk ik door de zijruit. Er ligt een map met het Hertz-logo op de passagiersstoel. ‘Harris, kom op! Het alarm…’ ‘Geef me een minuutje,’ roep ik terug. ‘Ik wil even iets controleren…’
317
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 317
13-4-10 21:31
55
‘T
akel…’ antwoordde de vrouwelijke operateur. ‘Je werd verondersteld die kooi direct naar boven te brengen!’ schreeuwde Janos. ‘Dat… dat deed ik.’ ‘Weet je het zeker? Maakte ze geen tussenstops?’ ‘Nee… niet een,’ antwoordde ze. ‘Er zat niemand in – waarom zou ik hem ergens laten stoppen?’ ‘Als er niemand in zat, waarom bewoog het ding dan?’ brulde Janos, rondkijkend naar de lege kamer in de kelder. ‘D-Dat vroeg hij. Hij zei dat het belangrijk was.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Hij zei dat ik allebei de kooien naar boven moest sturen…’ Janos kneep zijn ogen dicht toen de vrouw die woorden zei. Hoe had hij dat in godsnaam over het hoofd kunnen zien? ‘Er zijn twee kooien?’ vroeg hij. ‘Jazeker, een voor elke schacht. Je moet er wel twee hebben, voor de veiligheid. Hij zei dat hij spullen moest verplaatsen van de ene naar de andere…’ Janos greep de hoorn nog steviger vast. ‘Wie is hij?’ ‘Mike… Hij zei dat hij Mike heette,’ legde de vrouw uit. ‘Van Wendell.’ Janos draaide een stukje opzij, zijn kaken op elkaar geklemd, en keek over zijn schouder naar de tunnel die naar buiten leidde. Zijn toegeknepen ogen knipperden nauwelijks. 318
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 318
13-4-10 21:31
‘Sorry,’ zei de operateur smekend. ‘Ik dacht dat als hij van Wendell was, ik wel moest…’ Met een luide knal smeet Janos de hoorn weer op de haak en rende naar de keldertrappen. Een schril alarm schreeuwde door de kamer en echode door de open schacht heen en weer. In een flits was Janos verdwenen. Hij rende met twee treden tegelijk de trap op, barstte het rode bakstenen gebouw uit en scheurde naar de kiezelstenen parkeerplaats. Op het betonnen pad voor hem was de man met het Spring Break ’94-t-shirt het enige wat in zijn weg stond. Terwijl het alarm nog altijd loeide, keek de man eens goed naar Janos. ‘Kan ik u ergens mee helpen?’ vroeg de man, gebarend met zijn klembord. Janos negeerde hem. De man stapte dichterbij en probeerde zijn pas af te snijden. ‘Meneer, ik vroeg u wat. Hoorde u wat ik…?’ Janos rukte het klembord uit zijn handen en ramde het zo hard hij kon tegen diens luchtpijp. Terwijl Spring Break voorover klapte, naar zijn keel grijpend, bleef Janos gefocust op de parkeerplaats, waar de zwarte Suburban net uit het parkeervak werd gereden. ‘Shelley…!’ riep een andere mijnwerker en haastte Spring Break te hulp. Gefocust op de glimmend zwarte truck racete Janos over de parkeerplaats – maar net toen hij daar arriveerde scheurde de Suburban weg, een fontein van steentjes omhoog spattend. Onverschrokken rende Janos direct naar zijn eigen Explorer. Harris en Viv hadden hooguit tien seconden voorsprong. Op een tweebaansweg. Het zou in een mum van tijd voorbij zijn. Maar toen hij de Explorer bereikte, stootte hij bijna zijn hoofd bij het instappen. Er was iets mis. Hij deed een stap naar achteren en keek nog eens naar de zijkant van de truck. Daarna naar de banden. Ze waren allemaal lek. ‘Verdomme!’ schreeuwde Janos en ramde met zijn vuist tegen de zijspiegel, die uiteenspatte. Achter hem klonk luid geknerp van kiezelstenen. 319
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 319
13-4-10 21:31
‘Dat is hem,’ zei iemand. Janos draaide zich net op tijd om om vier kwaaie mijnwerkers te zien, die hem nu hadden ingesloten tussen de twee auto’s. Achter hen was de man met het Spring Break ’94-t-shirt net op adem aan het komen. De mijnwerkers kwamen dichterbij en grijnsden onheilspellend. Janos grijnsde terug.
320
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 320
13-4-10 21:31
56
T
erwijl ik mijn ogen op de achteruitkijkspiegel houd, zwenk ik naar rechts, draai de snelweg af en volg de borden naar het Rapid City-vliegveld. Er rijdt een kastanjebruine Toyota voor ons die ongewoon traag beweegt, maar ik kijk nog steeds naar achteren. Het is nauwelijks twee uur geleden sinds we uit de parkeerplaats van de mijn weggescheurd zijn, maar totdat we daadwerkelijk in dat vliegtuig zitten en de wielen van de grond zijn, heeft Janos nog steeds een kans – een kans op onze hoofden. Ik ram mijn vuist tegen het stuur en toeter naar de kastanjebruine auto. ‘Kom op, rijden!’ schreeuw ik. De auto voor ons blijft rustig doorrijden. Ik ga naar de berm van de weg, trap het gaspedaal in en laat de Toyota achter ons. Naast me kijkt Viv niet eens op. Vanaf het moment dat we vertrokken zijn heeft ze elk woord in het Midas Project-notitieboek gelezen. ‘En?’ ‘Niets,’ zegt ze, het notitieblok dichtslaand. Ze kijkt zelf ook in de zijspiegel. ‘Tweehonderd pagina’s met niets anders dan datums en getallen van tien cijfers. Af en toe hebben ze er iemands initialen tussen gekrabbeld – JM… VS… er zijn een paar SC’s bij – maar verder denk ik dat het gewoon een leveringsschema is.’ Viv houdt het boek op om het me te laten zien; ik kijk even opzij om het schema zelf te zien. ‘Wat is de oudste datum die erin staat?’ vraag ik. 321
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 321
13-4-10 21:31
Viv legt het boek weer terug op haar schoot en bladert naar de eerste pagina. ‘Bijna zes maanden geleden. Vier april, 7.36 in de ochtend – item nummer 1015321410,’ leest ze van het schema. ‘Je hebt wat een ding betreft wel gelijk – ze zijn hier een behoorlijke tijd mee bezig geweest. Ik denk dat ze redeneerden dat de toestemming in de begroting krijgen gewoon een formaliteit was.’ ‘Ja, nou… dankzij mij en Matthew was dat ook bijna zo.’ ‘Maar dat was het niet.’ ‘Het was het bijna wel.’ ‘Harris…’ Ik ben niet in de stemming voor een debat. Ik wijs weer op het notitieboek en vul aan: ‘Dus er is geen sleutel om te helpen om die codes te ontcijferen?’ ‘Daarom noemen ze het codes. 1015321410…1116225 727…152161210…’ ‘Het zijn die fotomultiplicator-buizen,’ onderbreek ik. Ze kijkt op uit het boek. ‘Wat?’ ‘De streepjescodes. In het lab. Die laatste was de streepjescode die op al die multiplier-dozen stond.’ ‘En dat heb je onthouden?’ Uit mijn zak haal ik de sticker die ik er eerder van af getrokken heb en ik sla het tegen het midden van het dashboard. Het blijft plakken. ‘Klopt het?’ vraag ik terwijl Viv de cijfers controleert. Ze knikt, kijkt dan naar beneden en wordt stil. Haar hand glijdt naar haar broek, waar ik de rechthoekige omtrek van haar Senaat id-kaart ontdek. Ze trekt het een milliseconde omhoog en kijkt even naar haar moeder. Ik kijk opzij en doe alsof ik niets zie. We vermijden de hoofdingang van het vliegveld. In plaats daarvan ga ik naar de particuliere terminal van het vliegveld en draai de parkeerplaats naast een enorme blauwe hangar op. We zitten in de enige auto hier. Ik beschouw dat als een goed teken. 322
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 322
13-4-10 21:31
‘Maar waar denk je dat die buizen en het kwik en die stomerijlucht voor zijn?’ vraagt Viv wanneer we de auto uitstappen. Ik blijf stil terwijl we onder een helderrood baldakijn doorlopen en het bord met Lobby volgen. Daarbinnen bevindt zich een directielounge met eiken meubelen, een grote flatscreen-TV en een door indianen gemaakt kleed. Net zo een als Matthew in zijn kantoor had. ‘Groep van senator Stevens?’ vraagt een kortgeknipte blondine van achter de receptie. ‘Dat zijn wij,’ antwoord ik. Ik wijs over mijn schouder en voeg eraan toe: ‘Ik wist niet waar ik de auto moest laten…’ ‘Daar staat hij prima. We zullen ervoor zorgen dat hij voor u wordt opgehaald, meneer.’ Dat is een ding minder om me zorgen over te maken, maar het komt niet eens een beetje dichter bij het verlichten van de last. ‘Dus het vliegtuig staat klaar om te vertrekken?’ ‘Ik zal de piloot laten weten dat u er bent,’ zegt ze terwijl ze de telefoon pakt. ‘Het zou niet langer moeten duren dan een paar minuutjes.’ Ik kijk naar Viv en daarna naar het notitieboek in haar hand. We moeten erachter zien te komen wat er aan de hand is – en gezien de manier hoe ik dingen heb achtergelaten in D.C., is er nog steeds iets waar ik achteraan moet. ‘Heeft u hier een telefoon?’ vraag ik de vrouw aan de receptiebalie. ‘Het liefst een beetje privé?’ ‘Natuurlijk, meneer – bovenaan rechts is onze vergaderzaal. Gaat uw gang.’ Ik kijk Viv aan. ‘Recht achter je,’ zegt Viv wanneer we de trap oplopen. De vergaderzaal heeft een achthoekige tafel en een bijbehorende buffetkast waarop een zoutwater-aquarium staat. Viv gaat naar het aquarium, ik begeef me naar het raam, dat uitkijkt over de voorkant van de hangar. Alles is veilig. Voorlopig. 323
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 323
13-4-10 21:31
‘Maar je hebt nooit mijn vraag beantwoord,’ zegt Viv. ‘Waar denk je dat die bol in dat lab voor is?’ ‘Geen idee. Maar het heeft duidelijk iets te maken met neutrino’s.’ Ze knikt, terugdenkend aan de woorden in de hoek van elke pagina. ‘En een neutrino…’ ‘Ik geloof dat het een soort subatomisch deeltje is.’ ‘Iets als een proton of een elektron?’ ‘Ik denk het,’ zeg ik en kijk weer door het raam. ‘Zodra het verder gaat dan dat, raak je me al kwijt.’ ‘Dus dat is dat? Meer hebben we niet?’ ‘We kunnen meer onderzoek doen wanneer we terug zijn.’ ‘Maar voor zover we weten zou het ook iets goeds kunnen zijn, toch? Het kan goed zijn.’ Ik kijk eindelijk weg van het raam. ‘Ik denk niet dat het iets goeds is.’ Dat is niet het antwoord wat ze wil horen. ‘Hoe kun je daar zo zeker van zijn?’ ‘Denk je echt dat het iets goeds is?’ ‘Ik weet het niet… misschien is het gewoon voor onderzoek – een regeringslab of zoiets. Of misschien proberen ze gewoon dingen in goud te veranderen. Dat kan toch niemand kwaad doen?’ ‘Dingen in goud veranderen?’ ‘Het project heet Midas.’ ‘Denk je echt dat het mogelijk is om materialen in goud te veranderen?’ ‘En dat vraag je aan mij? Hoe zou ik dat moeten weten? Alles is mogelijk, toch?’ Ik geef geen antwoord. Maar aan de manier te zien waarop ze op haar hielen op en neer veert, heeft ze het nog niet opgegeven. ‘Misschien heeft het iets anders te maken met het verhaal van Midas,’ vervolgt ze. ‘Ik bedoel, hij heeft zijn dochter in een standbeeld veranderd, nietwaar? Heeft hij nog iets anders gedaan behalve haar de ultieme set valse tanden gegeven?’ ‘Vergeet die mythologie nou maar – we zouden moe324
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 324
13-4-10 21:31
ten praten met iemand die zijn wetenschap kent,’ breng ik in. ‘Of iemand die ons op z’n minst kan vertellen waarom mensen een neutrinolab bouwen in een gigantisch gat onder de grond. ‘Dat is het… nou komen we tenminste ergens.’ ‘We zouden de National Science Foundation kunnen bellen. Ze hebben ons vorig jaar geholpen met een paar van de zeer technische onderwerpen toen we hoorzittingen hadden over het wetsvoorstel over klonen.’ ‘Ja – prima. Perfect. Bel ze nu meteen maar.’ ‘Doe ik,’ zeg ik terwijl ik de telefoon opneem die op de achthoekige tafel staat. ‘Maar eerst een ander telefoontje.’ Terwijl de telefoon in mijn oor rinkelde kijk ik uit het raam op zoek naar Janos’ auto. We zijn nog steeds alleen. ‘Juridisch Onderzoekscentrum,’ antwoordt een vrouw. ‘Hoi. Ik ben op zoek naar Gary.’ ‘Welke? We hebben twee Garys.’ Alleen in het Congres. ‘Ik weet het niet zeker.’ Ik probeer zijn achternaam te herinneren, maar zelfs ik ben niet zo goed. ‘Degene die alle aanmeldingsformulieren voor lobbyen bijhoudt.’ Viv knikt. Hier heeft ze op zitten wachten. Als we erachter willen komen wat er nu precies gebeurt met Wendell, moeten we op z’n minst weten wie er voor hem gelobbyd heeft. Toen ik vorige week met Gary sprak, zei hij dat we over een paar dagen nog maar eens moesten informeren. Nu weet ik niet eens zeker of we wel een paar uur hebben. ‘Gary Naftalis,’ antwoordt een mannenstem. ‘Hoi, Gary, dit is Harris van het kantoor van senator Stevens. Je zei dat je terug zou bellen over de lobbying formulieren over…’ ‘Wendell Mining.’ Hij onderbreekt me. ‘Ik weet het. Jij was degene die zo’n haast had. Laat me eens even kijken.’ 325
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 325
13-4-10 21:31
Hij zet me in de wacht en mijn ogen zwerven naar het zoutwater-aquarium. Er zwemmen een paar kleine zwarte visjes in en een grote paars-oranje vis. ‘Een keer raden welke wij zijn,’ zegt Viv. Voordat ik kan antwoorden vliegt de deur van de vergaderkamer open. Viv en ik draaien ons haastig om naar het geluid. Ik verslik me bijna in mijn tong. ‘Sorry, ik wilde jullie niet laten schrikken,’ zegt een man met een wit shirt en een pilotenhoed. ‘Ik wil jullie alleen laten weten dat je kunt vertrekken wanneer jullie willen.’ Ik haal opgelucht adem. Het is onze piloot maar. ‘We komen er zo aan,’ zegt Viv. ‘Neem de tijd,’ antwoordt de piloot. Dat is een vriendelijk gebaar, maar tijd is nou juist dat wat we niet hebben. Ik werp opnieuw een blik naar buiten. We zijn hier al te lang. Maar net als ik op het punt sta op te hangen, hoor ik een bekende, monotone stem. ‘Vandaag is jouw verjaardag,’ zegt Gary door de hoorn. ‘Heb je het gevonden?’ Viv stopt en draait mijn kant op. ‘Recht voor me,’ zegt Gary. ‘Het moet net zijn ingescand.’ ‘Wat staat er?’ ‘Wendell Mining Corporation…’ ‘Wat is de naam van de lobbyist?’ onderbreek ik hem. ‘Ik ben het aan het nakijken,’ zegt hij. ‘Oké… volgens de gegevens die we hier hebben werkt Wendell Mining sinds februari dit jaar samen met een firma die heet Pasternak en Co.’ ‘Pardon?’ ‘En gebaseerd op wat er hier staat is de lobbyist die geregistreerd staat – man, je hoort zijn naam overal vandaag de dag…’ Mijn maag krimpt ineen wanneer de woorden door de telefoon heen branden. ‘Ooit wel eens gehoord van een vent die Barry Holcomb heet?’
326
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 326
13-4-10 21:31
57
‘G
limlachen, allemaal,’ zegt Congreslid Cordell terwijl hij zijn eigen geoefende glimlach opzet en zijn armen slaat om de achtsteklassers die aan beide kanten van zijn bureau staan. Het heeft Cordell de eerste zes maanden van zijn carrière gekost om die perfecte glimlach onder de knie te krijgen, en iedereen die zei dat dit geen kunst is, wist duidelijk niets over het maken van een goede indruk wanneer de camera’s klikken. Als je te wijd glimlacht ben je een sul; te dun en je bent een wijsneus. Natuurlijk was geen tanden tonen perfect voor politieke discussies en geraffineerd amusement, maar als dat alles is wat je in huis had, zou je de carpoolmama’s nooit voor je kunnen winnen. Om dat te bereiken moest je het wit tonen. Uiteindelijk was het altijd een afweging: enthousiaster dan een gemaakt lachje, maar als je al die glimmertjes liet zien, ging je te ver. ‘Op de derde tel zeggen jullie: ‘President Cordell…’ grapte het Congreslid. ‘President Cordell…’ lachten alle vijfendertig achtsteklassers. Op het moment dat de camera flitste, deden alle scholieren in de kamer hun borst een beetje vooruit. Maar niemand deed dat verder dan Cordell zelf. Nog een perfecte glimlach. ‘Heel hartelijk bedankt dat u dit wilde doen – dit betekent meer voor ons dan u denkt,’ zei mevrouw Spicer en schudde de hand van het Congreslid met haar beide handen die van haar. Net als elke lerares van de achtste 327
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 327
13-4-10 21:31
klas in Amerika wist ze dat dit het hoogtepunt was van haar hele schooljaar – een persoonlijke ontmoeting met een Congreslid. Was er een betere manier om de regering tot leven te brengen? ‘Hebben ze hier een plek waar we t-shirts kunnen krijgen?’ riep een van de studenten terwijl ze naar buiten liepen. ‘Gaan jullie nu al weg?’ vroeg Cordell. ‘Jullie mogen gerust langer blijven…’ ‘We willen u niet tot last zijn,’ zei mevrouw Spicer. ‘Tot last? Voor wie denkt u dat ik werk?’ plaagde Cordell. Hij draaide zich even om naar Dinah, die net onderweg was naar het kantoor, en vroeg: ‘Kunnen we onze vergadering naar achteren schuiven?’ Dinah schudde haar hoofd. Ze wist heel goed dat Cordell het niet meende. Of in elk geval dacht ze dat hij het niet meende. ‘Sorry, Congreslid…’ begon ze. ‘We moeten…’ ‘Dit was al ongelooflijk,’ onderbrak mevrouw Spicer. ‘Nogmaals hartelijk bedankt. Voor alles. De kinderen… Het was gewoon fantastisch,’ voegde ze eraan toe, alleen gericht op Cordell. ‘Als u kaarten nodig heeft voor de publiekstribune van de Kamer, moet u dat maar even aan mijn assistente vragen. Ze kan meteen toegang regelen,’ vulde Cordell aan, terwijl hij de berekening maakte in zijn hoofd. Volgens een studie die hij had gelezen over de doorgeefgraad van informatie en roddels, maakte je indruk op vijfenveertig personen als je indruk maakt op een persoon – wat betekende dat hij zojuist indruk gemaakt had op 1620 mensen. Met een enkele foto-ontmoeting van drie minuten. Cordell glimlachte de boventanden-maar-geen-tandvleesglimlach en zwaaide toen de groep zijn kantoor verliet. Zelfs toen de deur dichtsloeg bleef de glimlach hangen. Op dit moment was dat puur instinct. ‘Nou, hoe staan we ervoor?’ vroeg Cordell aan Dinah terwijl hij zich in zijn stoel liet vallen. 328
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 328
13-4-10 21:31
‘Eigenlijk niet eens zo slecht,’ zei Dinah, die voor zijn bureau was gaan staan. Zijn gebruik van het woord wij was haar niet ontgaan. Hij trok dat elke keer van stal wanneer het onderwerp dat op tafel kwam mogelijkerwijs penibel was. Wanneer het een leuk onderwerp was – zoals een foto-ontmoeting voor een school – was het altijd ik. ‘Vertel me maar waar ze onze ballen tegen laten barsten,’ voegde hij toe. ‘Wat ik al zei, niet veel,’ begon Dinah terwijl ze hem de laatste memo overhandigde voor de bespreking over het voorstel van de Federale Begroting. Nu de voorbereidende conferenties en de onderhandelingen met Trish waren afgelopen, konden de Laatste Vier – een senator en een Kamerlid van elke partij – zich de komende twee dagen bezig houden met het oplossen van de laatste losse eindjes zodat de begroting kon worden voorgedragen, waarmee alle extra gelden en bijprojectjes ook gefinancierd waren. ‘We hebben ongeveer een dozijn leden met problemen, maar voor de rest ging alles eigenlijk zoals gewoonlijk,’ legde Dinah uit. ‘Dus al onze dingen zitten erin?’ vroeg Cordell. Dinah knikte, ze wist dat hij altijd als eerste zijn eigen projecten behandelde. Typisch Kardinaal. ‘En hebben we de dingen voor Watkins en Lorenson?’ Dinah knikte weer. Als Congresleden waren Watkins en Lorenson niet alleen de ontvangers van gloednieuwe bezoekerscentra voor hun districten, ze waren ook de Kardinalen van, respectievelijk, de subcommissies voor Vervoer en voor Energie en Water. Door hun verzoeken te honoreren in de Milieubegroting kreeg Cordell gegarandeerd acht miljoen dollar snelwegkapitaal voor een omleiding langs de Hoover Dam, en een bestemming van twee miljoen dollar voor ethanolonderzoek aan de Arizona State University, die toevallig in zijn district lag. 329
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 329
13-4-10 21:31
‘De enige hobbel zijn de structurele verbeteringen aan het Witte Huis,’ legde Dinah uit. ‘Apelbaum heeft ze uitgelicht, wat eigenlijk niet uitmaakt – maar als het Witte Huis kwaad wordt…’ ‘…zullen ze de schijnwerpers ook zetten op al onze projecten. Ik zal het wel regelen.’ Hij keek naar de memo en vroeg: ‘Hoeveel heb je hem geboden?’ ‘Drie en een half miljoen. De staf van Apelbaum zegt dat hij het wel aanneemt – hij wil gewoon net genoeg herrie schoppen om zijn naam in usa Today te krijgen.’ ‘En anderen?’ ‘Niets groots. Je zult waarschijnlijk O’Donnell’s Oklahoma-dingen moeten goedkeuren – we hebben de meeste van zijn andere verzoeken eruit gesneden, dus op deze manier kun je ervoor zorgen dat hij het gevoel krijgt dat hij nog wat overhoudt. Oh ja, we hebben ook die landoverdracht in South Dakota gekregen – die oude goudmijn – ik denk dat dat het laatste was wat Matthew uit zijn snoepjesdoos gegrabbeld heeft.’ Cordell knikte zwijgend, wat Dinah vertelde dat hij geen idee had waar ze het over had. Maar door de goudmijn nu te noemen – en het te koppelen aan Matthew’s naam – wist ze dat Cordell dat nooit zou weggeven tijdens de vergadering. Overigens,’ begon Cordell, ‘over Matthew…’ ‘Ja?’ ‘Zijn ouders hebben me gevraagd te spreken op zijn begrafenis.’ Dinah pauzeerde, maar dit was het enige wat haar baas vertelde. Zoals gewoonlijk wist ze echter wat hij bedoelde. Staf wist dat altijd. ‘Ik zal een rede schrijven, meneer.’ ‘Geweldig. Dat zou geweldig zijn. Omdat jullie samengewerkt hebben op het kantoor, dacht ik dat jij wel de eerste versie wilde schrijven.’ Hij keerde weer terug naar de memo en voegde eraan toe: ‘Nu, over dit gedoe dat Kurtz wil voor het Iditarod Trail…’ ‘Ik heb genoteerd hoe je het wilt hebben,’ zei Dinah 330
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 330
13-4-10 21:31
terwijl ze haar heupbuidel verschoof en richting de deur liep. ‘Als er een H naast staat, betekent het houden; als er een W staat, betekent het dat we het weg kunnen geven. Maar eerlijk is eerlijk, het is een behoorlijk makkelijk jaar geweest.’ ‘Dus we hebben gekregen wat we wilden?’ Net toen ze het kantoor wilde verlaten, draaide Dinah zich om en glimlachte. Alle tanden bloot. ‘We hebben alles en meer dan alles, meneer.’ Dinah liep snel door het ontvangstgedeelte van het persoonlijke kantoor van haar baas, zei even snel hallo tegen de jonge receptionist in zijn denim shirt en bolo, en greep het laatste kersenchocolaatje uit de snoepbak op zijn bureau. ‘Verdomde achtsteklassers hebben me leeggeplunderd,’ legde de receptionist uit. ‘Moet je zien wat er gebeurt wanneer de aarp-mensen op bezoek komen…’ Zonder te vertragen zigzagde ze door de receptie, liep de voordeur door en de hal in. Maar toen ze links en rechts de hal doorkeek, kon ze de persoon die ze zocht niet zien – tot het moment dat hij achter de grote vlag van de staat Arizona stapte die buiten Cordell’s kantoor stond. ‘Dinah?’ riep Barry zacht terwijl hij een hand op haar schouder legde. ‘Wah –’ zei ze, zich snel omdraaiend. ‘Laat me niet zo schrikken!’ ‘Sorry.’ Hij nam haar bij haar elleboog en volgde haar door de hal. ‘Zijn we klaar?’ ‘Helemaal.’ ‘Echt klaar?’ Geloof me – we hebben net de puzzel opgelost zonder dat we maar een klinker moesten kopen.’ Ze zeiden geen woord meer totdat ze de hoek omgeslagen waren en in een lege lift waren gestapt. ‘Nogmaals bedankt dat je me hiermee hebt geholpen,’ begon Barry. ‘Als het belangrijk voor jou is…’ 331
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 331
13-4-10 21:31
‘Eigenlijk was het belangrijk voor Matthew. Dat is de enige reden dat ik erbij betrokken ben.’ ‘Hoe dan ook – als het belangrijk voor jou is, is het ook belangrijk voor mij,’ drong Dinah aan toen de liftdeuren sloten. Met een enkele zwaai van zijn wandelstok keek Barry rond en luisterde. ‘We zijn alleen, toch?’ ‘We zijn alleen,’ zei ze en kwam dichterbij. Barry reikte opnieuw naar haar schouder, raakte heel licht met zijn vingers de rand van haar bh-bandje aan. ‘Laat me je dan op de juiste manier bedanken,’ zei hij. De lift zwaaide even op zijn weg naar de kelder. Terwijl zijn hand door haar korte blonde haar gleed, leunde hij voorover en gaf haar een lange, diepe kus.
332
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 332
13-4-10 21:31
58
‘L
aatste oproep voor Northwest Airlines-vlucht 1168 naar Minneapolis-St.Paul,’ kondigde een vrouwelijke stem aan door de terminal van het vliegveld van Rapid City. ‘Alle passagiers met tickets dienen nu aan boord te zijn.’ De stewardess bij de gate klikte de luidsprekers uit en draaide zich naar Janos om zijn rijbewijs en boarding pass te controleren. Robert Franklin. ‘Een fijne dag gewenst, meneer Franklin.’ Janos keek op, maar alleen omdat zijn mobieltje begon te trillen in de zak van zijn jasje. De stewardess glimlachte toen hij zijn telefoon tevoorschijn haalde en zei: ‘Ik hoop dat het een kort gesprek is – we staan op het punt los te koppelen.’ Janos staarde duister naar de stewardess en liep de slurf in. Hij richtte zijn aandacht op de telefoon, maar hoefde niet naar het scherm te kijken om te weten wie hem belde. ‘Heb je enig idee hoeveel geld jouw slordigheid me zojuist gekost heeft?’ vroeg Sauls door de telefoon. Zijn stem was zeldzaam kalm, wat Janos vertelde dat het nog erger was dan hij dacht. ‘Nu niet,’ waarschuwde Janos. ‘Hij gooide onze technicus in de bol. Vierenzestig fotomultiplicator-buizen zijn volledig verwoest. Weet je hoe duur die dingen zijn? De onderdelen alleen al kwamen uit Engeland, Frankrijk en Japan – dan moesten ze 333
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 333
13-4-10 21:31
nog geassembleerd worden, getest, verscheept en nogmaals geassembleerd in een cleanroom. Nu moeten we dat nog eens vierenzestig verdomde keren doen.’ ‘Ben je klaar?’ ‘Ik geloof niet dat je me gehoord hebt. Je hebt het verkloot, Janos.’ ‘Ik los het wel op.’ Sauls werd stil. ‘Dat is de derde keer dat je me dat vertelt,’ gromde hij uiteindelijk. ‘Maar ik beloof je nu, Janos – als je het niet snel oplost, huren we iemand in om jou op te lossen.’ Met een zachte klik werd de verbinding verbroken. ‘Prettig om u te zien vanavond,’ zei de stewardess toen Janos het vliegtuig instapte. Hij negeerde de stewardess, liep direct naar zijn stoel in de eerste klas en staarde door het ovalen raampje naar de betonnen startbaan. Wat een ding betreft had Sauls nog steeds gelijk: hij was inderdaad slordig aan het worden. Achterblijven bij die eerste vlucht, die tweede lift – hij had die dingen moeten zien. Het was de eerste regel van een achtervolging: alle uitgangen in de gaten houden. Natuurlijk, hij had Harris onderschat – zelfs met Viv die hem vertraagde, en ondanks de paniek die door zijn hoofd moest spoken, was hij er toch op de een of andere manier in geslaagd om een paar zetten vooruit te denken. Ongetwijfeld waren al die jaren in de Senaat hem goed van pas gekomen. Maar Janos wist maar al te goed dat dit veel serieuzer was dan politiek. Janos leunde met zijn hoofd tegen de hoofdsteun en liet zich opgaan in het geraas van de straalmotoren. Hij sloot zijn ogen en wierp nog een mentale blik op de stukken op het bord. Tijd om terug te gaan naar de basis. Het leed geen twijfel dat Harris een geweldig schaakspel speelde – maar zelfs de beste grootmeesters weten dat er niet zoiets bestaat als een perfect spel.
334
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 334
13-4-10 21:31
59
‘P
apa gaat naar zijn werk,’ riep Lowell Nash tegen zijn vier jaar oude dochter, de volgende morgen. Ze keek naar de tv en reageerde niet. Als Vice-Procureur-Generaal was Lowell niet gewend om genegeerd te worden, maar wanneer het ging om familie… familie was een heel ander verhaal. Hij kon het niet helpen, hij moest erom lachen. ‘Zeg dag-dag tegen papa,’ voegde Lowell’s vrouw eraan toe vanuit de huiskamer van hun huis in Bethesda, Maryland. De ogen van Cassie Nash bleven gericht op de gloed van de video van Sesamstraat en ze zoog op het puntje van een van haar vlechtjes, maar ze wuifde haar hand door de lucht naar haar vader. ‘Dag, Elmo…’ Lowell glimlachte en zwaaide zijn vrouw gedag. Op formele bijeenkomsten noemden zijn collega’s van het ministerie van Justitie hem Vice-Generaal Nash – hij had er vijfentwintig jaar aan gewerkt om die titel te verdienen – maar sinds zijn dochter erachter kwam dat de stem van Elmo werd ingesproken door een lange, zwarte man die leek op haar vader (Elmo’s beste vriend, volgens Cassie), was Lowell’s naam veranderd. Elmo versloeg Vice-Generaal op alle fronten. Lowell verliet zijn huis om een paar minuten na zeven uur ‘s ochtends, deed de deur achter zich op slot, daarna draaide hij de deurkruk om en controleerde het 335
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 335
13-4-10 21:31
driemaal. Recht boven hem was de lucht grijs, de zon ging verborgen achter de wolken. Geen twijfel mogelijk, het zou snel gaan regenen. Tegen de tijd dat hij de oprit bereikte aan de zijkant van de oude gepleisterde koloniale woning, was zijn glimlach verdwenen – maar het ritueel was nog steeds hetzelfde. Net zoals hij elke dag de laatste week gedaan had, controleerde hij elke struik, boom en heg in zicht. Hij controleerde de auto’s die op de straat geparkeerd stonden. En het allerbelangrijkste: terwijl hij een knop indrukte en de deur van zijn zilverkleurige Audi opende, controleerde hij ook zijn eigen voorbank. De bliksemschicht-vormige breuk in zijn zijruit was nog steeds vers, maar Janos was weg. Voorlopig. Nadat Lowell zijn auto had gestart en Underwood Street opreed, scande hij de rest van het blok, inclusief de daken van elk huis. Sinds de dag dat hij afstudeerde aan de rechtenfaculteit van Columbia University, was hij altijd voorzichtig geweest met zijn professionele leven. Hij betaalde zijn huishoudster wit, vertelde zijn accountant dat hij niet inhalig moest doen bij de aangifte van zijn belasting, en in een stad vol freebees meldde hij elke gift die hij ooit van een lobbyist gekregen had. Hij gebruikte geen drugs… geen overmatig drankgebruik… had nog nooit iets stoms gedaan tijdens elk van de sociale gelegenheden die hij in de loop der jaren had bijgewoond. Jammer genoeg kon van zijn vrouw niet hetzelfde worden gezegd. Het was gewoon een stomme nacht – zelfs voor de jonge student die ze toen nog was. Een paar glaasjes te veel… een taxi zou te lang duren… als ze achter het stuur zou kruipen, zou ze in een paar minuten thuis zijn in plaats van over een uur. Tegen de tijd dat ze klaar was, was een jongen verlamd. De auto had hem zo hard geraakt dat zijn bekken verbrijzeld was. Door snel denkwerk en dure legale manoeuvres waren advocaten erin geslaagd haar strafblad leeg te krijgen. Maar op de een of andere manier was Janos erachter gekomen. De volgende Colin Po336
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 336
13-4-10 21:31
well? was de kop in de Legal Times. Niet als dit uitkomt, waarschuwde Janos de eerste nacht dat hij verscheen. Het kon Lowell niet schelen. En hij was niet bang om het Janos te laten weten ook. Hij was niet de tweede man geworden van Justitie door weg te rennen en zich te verstoppen bij elke politieke bedreiging. Vroeg of laat zou het nieuws over zijn vrouw naar buiten komen – en als het vroeger zou zijn, nou… Hij was niet van plan om Harris daarvoor te laten opdraaien. Daarna verscheen Janos bij de kleuterschool van Lowell’s dochter. En bij de speeltuin waar hij haar in het weekend mee naartoe nam. Lowell zag hem direct. Hij deed niets illegaals, maar stond daar gewoon. Met die duistere, jagende ogen van hem. En voor Lowell was dat genoeg. Hij wist het maar al te goed – familie was een heel ander verhaal. Janos vroeg niet veel: hem laten weten wanneer Harris belde – en bemoei je voor de rest nergens mee. Lowell had gedacht dat het makkelijk zou zijn. Het was moeilijker dan hij ooit gedacht had. Elke nacht werd het woelen erger. Gisternacht was hij zo lang wakker dat hij de krant op zijn mat hoorde vallen om vijf uur ‘s ochtends. Toen hij Connecticut Avenue opdraaide en naar de binnenstad reed, slaagde hij er ternauwernood in de auto recht op de weg te houden. Een waterdruppel spatte uiteen op zijn voorruit. Toen een tweede. Het begon te hozen. Lowell merkte het niet eens. Lowell was zonder enige twijfel voorzichtig geweest. Voorzichtig met zijn geld… met zijn carrière… en met zijn toekomst. Maar nu, terwijl regen op zijn voorruit kletterde, realiseerde hij zich langzaam dat er maar een dunne lijn liep tussen voorzichtig en laf. Links werd hij ingehaald door een donkerblauwe Acura. Lowell draaide zijn hoofd een beetje om hem te volgen, maar het enige wat hij zag was de barst in zijn zijruit. Hij keek weer naar de weg, maar de barst verdween niet. Elmo verslaat Procureur-Generaal, bracht hij zichzelf in gedachten – maar hoe langer hij erover nadacht, hoe 337
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 337
13-4-10 21:31
meer hij besefte dat dit precies was waarom hij hier niet kon blijven zitten. Hij pakte zijn mobiele telefoon en toetste het nummer van zijn kantoor in. ‘Kantoor van de Vice-Procureur-Generaal. Dit is William Joseph Williams,’ zei een mannenstem. Tijdens zijn sollicitatiegesprek had William verteld dat zijn moeder die naam had uitgekozen omdat het klonk als een president. Maar op dit moment was hij alleen nog maar Lowell’s assistent. ‘William, ik ben het. Ik heb een gunst nodig.’ ‘Tuurlijk. Laat maar weten.’ ‘In mijn bovenste la aan de linkerkant ligt een reeks vingerafdrukken die ik van mijn autodeur heb gehaald vorige week.’ ‘Die kinderen die die barst in je ruit maakten, toch? Ik dacht dat je die al nagetrokken had?’ ‘Ik had besloten het niet te doen,’ zei Lowell. ‘En nu?’ ‘Ik ben van gedachten veranderd. Gooi ze in het sys teem, doe een volledige scan – alle databases die we hebben, ook de buitenlandse,’ zei Lowell en knipte zijn ruitenwissers aan. ‘En vertel Pilchick dat ik een stel mensen nodig heb om mijn familie te bewaken.’ ‘Wat is er aan de hand, Lowell?’ ‘Ik weet het niet,’ zei hij, starend naar de gladde weg die zich voor hem uitstrekte. ‘Hangt er vanaf wat we vinden.’
338
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 338
13-4-10 21:31
60
‘H
arris, langzamer,’ smeekt Viv, achter me aan rennend terwijl ik First Street oversteek en de regen van mijn gezicht wis. ‘Harris, ik praat tegen je…!’ Ik luister nauwelijks en ploeg door een plas naar het vier verdiepingen hoge bakstenen gebouw halverwege het blok. ‘Wat zei je ook weer toen we landden, afgelopen nacht? Kalm blijven, ja? Was dat niet het plan?’ ‘Dit is kalm.’ ‘Dat is niet kalm!’ roept ze, in de hoop me ervan te weerhouden iets stoms te doen. Hoewel ik niet naar haar luister, ben ik wel blij dat ze haar hersens gebruikt. Ik zwaai de glazen deuren open en naast me het gebouw in. Het is even over zevenen. De ochtendbeveiliging is nog niet begonnen. Barb is nog niet binnen. ‘Kan ik je helpen?’ vraagt een bewaker met een paar acné-putjes. ‘Ik werk hier,’ zeg ik nadrukkelijk, met net genoeg kracht dat hij het geen tweede keer vraagt. Hij kijkt naar Viv. ‘Leuk je weer te zien,’ voegt ze hem toe zonder te vertragen. Ze heeft hem nog nooit van haar leven gezien. Hij wuift terug. Ik ben onder de indruk. Ze wordt elke dag beter. Tegen de tijd dat we de lift bereiken staat Viv op het punt mijn hoofd eraf te trekken. Het goede nieuws is 339
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 339
13-4-10 21:31
dat ze slim genoeg is om daar in elk geval mee te wachten tot de deuren dicht zijn. ‘We horen hier niet eens te zijn,’ zegt ze als ze eindelijk dichtslaan en de lift naar boven slingert. ‘Viv, ik wil het niet horen.’ Deze ochtend vroeg had ik een nieuw pak genomen uit het kluisje van mijn sportschool. Gisterenavond, nadat we onze shirts in de wasdroogcombinatie van het vliegtuig hadden gegooid en allebei een halfuur hadden doorgebracht in de boorddouche, hebben we de hele vlucht terug de satelliettelefoons van het vliegtuig gebruikt om mensen te vinden in de National Science Foundation. Vanwege de tijdzones kregen we geen van de wetenschappers zelf te pakken, maar dankzij een zenuwachtige assistent en de belofte dat we het Congreslid in eigen persoon mee zouden nemen, waren we erin geslaagd een vergadering te regelen. ‘Als eerste deze ochtend,’ herinnert ze me voor de vijfde keer. De nsf kan wachten. Dit is nu belangrijker. Zodra de deuren openen op de derde verdieping, haast ik me langs de moderne schilderijen in de gang en ga naar de matglazen deur met de nummertoetsen ernaast. Zo snel als ik kan typ ik de viercijferige code in, schuif de deur open, en slalom door het doolhof van kamers en kantoren van het gangenstelsel. Het is nog te vroeg voor de ondersteunende staf, dus de hele plek is stil. In de verte gaat een telefoon over. In een of twee kantoren nemen mensen teugjes koffie. Afgezien daarvan zijn de enige geluiden die we horen onze eigen voeten die over het tapijt gaan. Het geroffel versnelt naarmate we harder rennen. ‘Weet je wel zeker waar je heen…?’ Twee stappen voorbij de zwart-wit foto van het Witte Huis maak ik een scherpe bocht naar rechts, een open kantoor in. Op het zwarte, gelakte bureau staat een toetsenbord met een brailleschermpje, en geen muis. Die heb je niet nodig als je blind bent. Er is ook een scanner 340
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 340
13-4-10 21:31
met een hoge resolutie, die zijn mail omzet naar tekst, die daarna hardop wordt voorgelezen door de computer. Als er nog enige twijfel was, vertelt het diploma van Duke aan de muur me dat ik het bij het rechte eind heb: Barrett W. Holcomb. Waar ben je, verdomme, Barry? Hij was niet thuis toen we naar zijn huis gingen gisteravond – overdag was hij aan het vissen in het Capitool. De laatste uren hebben we ons verstopt in een motel hier in de buurt, maar ik dacht dat als we hier maar vroeg genoeg kwamen… ‘Waarom piep je hem niet op en vraag je hem om een ontmoeting?’ ‘En hem zo laten weten waar ik ben?’ ‘Maar door hier te komen… Harris, dit is gewoon dom! Als hij samenwerkt met Janos, kunnen ze…’ ‘Janos is hier niet.’ ‘Hoe weet je dat zo zeker?’ ‘Precies om wat je zei: het is ook dom dat we hier zijn.’ Aan haar blik te zien is ze verward. ‘Waar heb je het over?’ Er klinkt een tikkend geluid achter ons. Ik draai me om net op het moment dat hij naar binnen stapt. ‘Harris?’ vraagt Barry. ‘Ben jij dat?’
341
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 341
13-4-10 21:31
61
‘J
ij vuile klootzak van een intrigant…!’ schreeuw ik en storm naar voren. Barry hoort me komen en probeert instinctief opzij te stappen. Hij is niet snel genoeg. Ik ben al bij hem, schuif tegen zijn schouder en forceer hem naar achteren. ‘B-Ben je gek geworden?’ vraagt Barry. ‘Het waren onze vrienden! Je hebt Matthew gekend sinds we studeerden!’ schreeuw ik. ‘En Pasternak… Hij haalde je naar binnen toen niemand anders je wilde aannemen!’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Was dat waarom dat gebeurde? Een of andere zakelijke transactie die misging met Pasternak? Of liet hij je zitten als partner en was dit jouw makkelijke kans op wraak?!’ Ik geef hem nog een duw en hij verliest zijn evenwicht. Hij worstelt om naar zijn bureau te komen. Zijn scheenbeen stoot tegen de prullenbak, die rondtolt en vervolgens omvalt. ‘Harris!’ schreeuwt Viv. Ze maakt zich zorgen omdat hij blind is. Wat kan mij het schelen. ‘Harris, alsjeblieft…’ smeekt hij terwijl hij nog steeds probeert zijn evenwicht te bewaren. ‘Was het het waard? Heb je alles gekregen wat je wilde?!’ ‘Harris, ik zou ze nooit kwaad doen.’ 342
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 342
13-4-10 21:31
‘Waarom stond jouw naam er dan in?’ vraag ik. ‘Wat?’ ‘Jouw naam, Barry! Waarom stond het erin?!’ ‘Waarin?’ ‘In die verdomde lobbying-aanmeldingsformulieren van Wendell Mining!’ explodeer ik met een laatste duw. Barry struikelt opzij en knalt tegen de muur. Zijn diploma valt op de vloer en het glas versplintert. Hij gebruikt de muur als steunpunt, duwt zijn rug er tegenaan en dan zijn handen, zoekend naar evenwicht. Langzaam heft hij zijn gezicht op naar mij. ‘Denk je dat ik dat was?’ vraagt hij. ‘Jouw naam staat erop, Barry!’ ‘Mijn naam staat op al die dingen – van elke afzonderlijke cliënt van dit hele kantoor. Komt omdat ik de laatste in de pikorde ben. Het hoort erbij.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Die formulieren – het invullen ervan – dat is pennenlikkerswerk, Harris. Alle formulieren worden gedaan door de ondersteunende staf. Maar sinds we ooit een boete van tienduizend dollar hebben gekregen omdat een partner de zijne niet invulde een aantal jaren geleden, hebben ze besloten het aan iemand toe te wijzen. Sommige mensen zitten in het wervingscomité… anderen doen de bijkomende baten en het stafbeleid. Ik verzamel alle aanmeldingsformulieren en zet een handtekening ter goedkeuring onderaan. Ik blij.’ Daar stop ik, en zoek naar zijn ogen. ‘Je wilt zeggen dat Wendell Mining niet jouw cliënt is?’ ‘Geen sprake van.’ ‘Maar al die keren dat ik opbelde – je was er altijd met Dinah…’ ‘Waarom zou ik daar niet zijn? Ze is mijn vriendin.’ ‘Je wat?’ ‘Vriendin. Je weet toch nog wel wat een vriendin is?’ Hij draait zich naar Viv. ‘Wie is hier bij je?’ ‘Een vriend… gewoon, een vriend,’ zeg ik. ‘Je hebt verkering met Dinah?’ 343
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 343
13-4-10 21:31
‘Net aan – nog geen twee weken. Maar je mag er niets over zeggen.’ ‘Waarom heb je het ons niet verteld?’ ‘Ben je gek? Een lobbyist die verkering heeft met de hoofdklerk van Begroting? Ze wordt verondersteld om elk project te beoordelen op zijn verdienste… Als dit bekend wordt, Harris, hangen ze ons op, gewoon voor de lol. Haar reputatie… Het zou over zijn.’ ‘Hoe kon je het ons niet vertellen? Of Matthew?’ ‘Ik wilde hier niets over zeggen – zeker niet tegen Matthew. Je weet hoeveel gedonder hij me geeft… Dinah knijpt – Dinah kneep hem elke dag af.’ ‘Ik- ik kan me niet voorstellen dat je verkering met haar hebt.’ ‘Wat? Kan ik nu niet eens gelukkig zijn?’ Zelfs nu nog is dat alles wat hij ziet. Vermeende kleineringen. ‘Dus de hulp die je Wendell gegeven hebt…’ ‘Dinah vertelde dat het een van de laatste dingen was waar Matthew zich voor inzette – ik dacht… ik dacht gewoon dat het wel prettig zou zijn als hij zijn laatste wens kreeg.’ Ik staar naar Barry. Zijn mistige oog heeft niet bewogen, maar ik zie alles in de gepijnigde frons tussen zijn wenkbrauwen. Het verdriet staat op zijn gezicht getekend. ‘Ik zweer het je, Harris – ze zijn niet mijn cliënt.’ ‘Van wie dan wel?’ vraagt Viv. ‘Waarom ben je zo gek op…’ ‘Geef nou maar gewoon antwoord,’ eis ik. ‘Wendell Mining?’ vraagt Barry. ‘Die zijn pas een jaar bij ons, maar zover als ik weet hebben ze maar met een persoon gewerkt: Pasternak.’
344
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 344
13-4-10 21:31
62
‘W
endell Mining werkte met Pasternak?’ vraag ik. De woorden hebben me geraakt als een kanonskogel in mijn buik. Als Pasternak hier vanaf het begin bij betrokken was… ‘Hij heeft het al die tijd geweten,’ fluister ik. ‘Wat geweten?’ vraagt Barry. ‘Wacht,’ zegt Viv. ‘Je denkt dat hij je erin geluisd heeft?’ ‘Misschien… Ik weet het niet…’ ‘Waar hebben jullie het over?’ dringt Barry aan. Ik keer me naar Viv. Barry kan ons niet zien. Ik schud mijn hoofd naar haar. Niets zeggen. ‘Harris, wat gebeurt hier?’ vraagt Barry. ‘Je waarin heeft geluisd?’ Ik ben nog aan het bijkomen. Ik kijk door Barry’s deur, de rest van het kantoor in. Het is nog steeds leeg – maar dat zal niet lang meer duren. Viv werpt me een nieuwe blik toe. Ze wil hier weg. Ik kan niet zeggen dat ik het niet met haar eens ben. Maar desondanks, ik ben lang genoeg op de Hill geweest om te weten dat je niet zomaar beschuldigingen kan rondstrooien zonder bewijs. ‘We moeten weg,’ zegt Viv. ‘Nu.’ Ik schud mijn hoofd. Niet voordat we wat bewijzen hebben. ‘Barry, waar bewaart de firma zijn factureringsgegevens?’ vraag ik. 345
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 345
13-4-10 21:31
Viv begint iets te zeggen, maar onderbreekt zichzelf. Ze ziet wat ik bedoel. ‘Onze wat?’ Facturen… dagorders… iets, wat dan ook, dat kan aantonen dat Pasternak samenwerkte met Wendell.’ ‘Waarom wil je…?’ ‘Barry, luister – ik geloof niet dat het auto-ongeluk van Matthew een ongeluk was. Nu, alsjeblieft, we hebben bijna geen tijd meer… waar zijn die factureringsgegevens?’ Barry bevriest. Hij draait zijn hoofd een beetje, luisterend naar de angst in mijn stem. ‘Z- Ze staan online,’ mompelt hij. ‘Kun je ze voor ons vinden?’ ‘Harris, we moeten de politie…’ ‘Haal ze nou maar, Barry. Alsjeblieft.’ Hij tast in de lucht, op zoek naar zijn bureaustoel. Nog terwijl hij gaat zitten springen zijn handen naar het toetsenbord, dat eruit ziet als een standaard toetsenbord afgezien van de dunne, vijf centimeter brede plastic strip die net onder de spatiebalk over de onderkant loopt. Dankzij de ongeveer honderd speldenprikgrote puntjes die op de strip verschijnen, kan Barry zijn vingers erover bewegen en lezen wat er op het scherm staat. Natuurlijk kan hij ook de schermlezer gebruiken. ‘JAWS for Windows is klaar,’ zegt een gecomputeriseerde vrouwelijke stem door de speakers van Barry’s computer. Ik herken de schermlezende software van onze studententijd. De computer leest alles voor wat er op het scherm verschijnt. Het mooiste is dat je de stem kunt kiezen. Paul is de man; Shelley de vrouw. Toen Barry dit net kreeg, speelden we met de snelheid en hoogte van de stem om haar wat hoeriger te maken. We zijn allemaal ouder geworden. Nu is de stem niet anders dan die van een mechanische secretaresse. ‘Inloggen gebruikersnaam? Bewerk,’ vraagt de computer. Barry typt zijn wachtwoord in en drukt op Enter. 346
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 346
13-4-10 21:31
‘Bureaublad,’ kondigt de computer aan. Als Barry’s monitor aan had gestaan, hadden we nu het bureaublad van de computer gezien. De monitor staat uit. Hij heeft het toch niet nodig. Een paar snelle toetsaanslagen activeren voorgeprogrammeerde computerscripts die hem rechtstreeks brengen naar waar hij heen wil. ‘Bestandsmenubalk. Menu actief.’ Eindelijk toetst hij de letter F in. ‘Factureringsgegevens,’ zegt de computer. ‘Gebruik F4 om alle vensters te maximaliseren.’ Ik sta achter Barry en kijk over zijn schouder. Viv staat bij de deur en kijkt de gang door. ‘Verlaat menubalk. Zoek naar Barry slaat op de tab toets. ‘Bedrijfsnaam? Bewerk,’ vraagt de computer. Hij typt de woorden Wendell Mining. Wanneer hij de spatiebalk indrukt, kondigt de computer aan welk woord hij typt, maar zijn vingers bewegen zo snel dat het klinkt als Wen – Mining. De computer piept, alsof er iets mis is. ‘Cliënt niet gevonden,’ zegt de computer. ‘Nieuwe zoekterm? Bewerk.’ ‘Wat is er aan de hand?’ vraagt Viv. ‘Probeer alleen Wendell,’ voeg ik eraan toe. ‘Wendell,’ herhaalt de computer wanneer Barry het woord intypt en op Enter drukt. Er klinkt een nieuwe piep. ‘Cliënt niet gevonden. Nieuwe zoekterm? Bewerk.’ ‘Dat kan niet kloppen,’ zegt Barry. Zijn handen bewegen zo snel dat ze lijken te vervagen. De vrouwenstem kan hem niet bijhouden. ‘Nie – Sys – Wen – Min – Database doorzoeken…’ Hij breidt de zoektermen wijder uit. Ik staar intensief naar het beeldscherm, ook al is het nog steeds zwart. Het is beter dan Viv bij de deur in paniek te zien raken. ‘Harris, ben je er nog?’ vraagt Barry. ‘Naast je,’ zeg ik terwijl de computer zoemt. ‘Cliënt niet gevonden in systeem,’ antwoordt de mechanische stem. Barry spelt het opnieuw. 347
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 347
13-4-10 21:31
‘Cliënt niet gevonden in systeem.’ Wat is het probleem?’ vraag ik. ‘Wacht even.’ Barry toetst de W in, daarna de pijltjestoets naar beneden. ‘Waryn Enterprises,’ zegt de computer. ‘Washington Mutual… Washington Post… Weiner & Robinson…’ Het zoekt nu op alfabetische volgorde. ‘Wong Pharmaceuticals… Wilmington Trust… Xeros… Zuckerman International… Einde van register,’ zegt de computer uiteindelijk. ‘Dat kan niet,’ zegt Barry, maar blijft zoeken. ‘Waar zijn ze?’ vraag ik. ‘Einde van register,’ herhaalt de computer. Barry begint opnieuw op het toetsenbord te rammelen. ‘Einde van register.’ ‘Ik snap het niet,’ zegt Barry. Zijn handen bewegen sneller dan ooit. ‘Full – Sys – Zoeken…’ ‘Barry, wat gebeurt er verdomme?’ ‘Zoekfout,’ onderbreekt de vrouwelijke mechanische stem. ‘Cliëntnaam niet in systeem.’ Ik staar naar het lege scherm, Barry staart naar beneden richting het toetsenbord. ‘Ze zijn er niet meer,’ zegt Barry. ‘Wendell Mining is weg.’ ‘Waar heb je het over? Hoe kan het nou weg zijn?’ ‘Het is hier niet meer.’ ‘Misschien heeft iemand vergeten het in te voeren.’ ‘Het was al ingevoerd. Ik heb het zelf gecontroleerd toen ik die lobbying-formulieren deed.’ ‘Maar als het er nu niet meer is…’ ‘Iemand heeft het verwijderd… of het bestand gewist,’ zegt Barry. ‘Ik heb alle spellingsvormen van Wendell gecontroleerd… ik ben door de hele database gegaan. Het is net alsof ze nooit cliënten waren.’ ‘Mogge,’ zegt een korte man in een duur streepjespak tegen Viv wanneer hij langs de deur van Barry’s kantoor wandelt. 348
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 348
13-4-10 21:31
Viv draait naar me toe. Mensen beginnen te arriveren. ‘Harris, hoe langer we hier blijven…’ ‘Ik weet het,’ zeg ik tegen Viv. Mijn ogen blijven gericht op Barry. ‘En afdrukken? Is er iets anders dat kan aantonen dat Pasternak heeft samengewerkt met Wendell?’ Barry is al blind zolang ik hem ken. Hij herkent paniek wanneer hij het hoort. ‘I- Ik denk dat in Pasternaks cliëntenbestanden…’ Een luid getjsirp snerpt door de lucht. We krimpen alle drie in elkaar door het scherpe geluid. ‘Wat is dat, verdomme?’ ‘Brandalarm!’ roept Viv uit. We wachten een paar seconden of het vanzelf ophoudt. Nee, geen geluk vandaag. Viv en ik wisselen nog een blik uit. Het alarm blijft doorschreeuwen. Als Janos hier is, is dit een perfecte manier om het gebouw leeg te krijgen. ‘Harris, alsjeblieft…’ smeekt ze. Ik schud mijn hoofd. Nog niet. ‘Bewaart Pasternak nog steeds zijn bestanden in zijn kantoor?’ schreeuw ik over het geluid heen naar Barry. ‘Ja… Waarom?’ Dat is alles wat ik nodig heb. ‘Kom,’ roep ik naar Viv en gebaar dat ze de gang in moet gaan. ‘Wacht…!’ zegt Barry, ondertussen uit zijn stoel schietend. Hij komt direct achter ons aan. ‘Doorlopen,’ zeg ik tegen Viv, die een paar stappen voor me uit is. Als Barry hier niet bij betrokken is, dan is het laatste wat ik wil hem hierin meetrekken. Op het moment dat Barry de gang in stapt kijk ik achterom om er zeker van te zijn dat hij in orde is. De korte man met het streepjespak loopt langs om hem te helpen naar buiten te komen. Barry veegt hem opzij en haast zich achter ons aan. ‘Harris, wacht!’ Hij is sneller dan ik dacht. We dringen ons een weg naar de rij liften en zien dat het inderdaad geen oefening is. 349
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 349
13-4-10 21:31
Alle drie de liftdeuren zijn dicht, maar hier klinkt een koor van drie liftalarmen die de strijd aangaan met het brandalarm. Een man van middelbare leeftijd duwt de metalen branddeuren naar het trappenhuis open, en een sliertje donkergrijze rook zwermt de gang in. De geur vertelt ons de rest. Er staat duidelijk iets in brand. Viv kijkt me aan over haar schouder. ‘Je denkt toch niet dat Janos…’ ‘Kom op!’ dring ik aan en ren voor haar uit. Ik schiet door de open deur van de trap – maar in plaats van naar beneden ga ik recht naar boven, richting de bron van de rook. ‘Wat doe je?’ roept Viv uit. Ze weet het antwoord. Ik ga niet weg zonder de dossiers. ‘Harris, ik hou ermee op, hoor…’ Een oudere vrouw met glanzend zwart geverfd haar en een leesbril aan een koordje om haar nek komt vanaf de vierde verdieping naar beneden. Ze rent niet. Wat daar ook aan het branden is, het is meer rook dan een echte bedreiging. Ik voel een ruk aan de achterkant van mijn shirt. ‘Hoe weet je dat het geen val is?’ vraagt Viv. Ik blijf nog steeds stil, trek me los van Viv en ga verder de trappen op. De gedachte dat Pasternak tegen ons werkte… Is dat de reden waarom ze hem vermoord hebben? Was hij er al bij betrokken? Wat het antwoord ook is, ik moet het weten. Ik spring de trap op met twee treden tegelijk en kom snel boven, waar ik me tussen nog twee lobbyisten doorwring die net het trappenhuis betreden. ‘Hee, Harris,’ roept een van hen met een vriendelijke lach. ‘Zullen we even gaan ontbijten?’ Surrealistisch. Zelfs tijdens een brand kunnen lobbyisten het niet helpen om politiek te bedrijven. Ik draai en wring me een weg door de gang, naar Pasternaks kantoor en ik volg de rook, die nu een dikke wolk is die de nauwe gang vult. Ik knipper zo snel ik 350
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 350
13-4-10 21:31
kan, maar het schrijnt in mijn ogen. Maar ik kom hier al jaren. Ik kan de weg zelfs in het pikkedonker vinden. Wanneer ik een scherpe bocht naar rechts maak de laatste hoek om, klinkt er een geknisper in de lucht. Een golf van hitte slaat in mijn gezicht – maar lang niet zo hard als de hand die zich uitstrekt en mijn arm grijpt. Ik kan hem nauwelijks zien door de rook. ‘Verkeerde kant,’ dringt een diepe stem aan. Ik ruk mijn arm opzij, bevrijd me met een snelle beweging. Mijn vuist is gebald, klaar om de eerste slag uit te delen. ‘Meneer, dit gebied is gesloten. U moet nu naar de trappen gaan,’ roept hij boven het schreeuwende alarm uit. Op zijn borst heeft hij een goud-blauw beveiliginginsigne. Hij is gewoon een bewaker. ‘Meneer, hoort u wat ik zeg?’ Ik knik, maar negeer hem vrijwel. Ik heb het te druk met het over zijn schouder kijken naar de bron van de brand. Verder de gang in… door de dikke eiken deur… Ik wist het… Ik wist het al op het moment dat het alarm begon te rinkelen. Een kleine vuurtong vliegt door de lucht, likt aan de plafondtegels in Pasternaks kantoor. Zijn bureau… de leren stoel… de presidentiële foto’s aan de muur – ze staan allemaal in brand. Ik stop niet. Als de archiefkast brandveilig is, kan ik nog steeds… ‘Meneer, u moet nu het gebouw verlaten,’ dringt de bewaker aan. ‘Ik moet daar naar binnen!’ roep ik en probeer langs hem te schieten. ‘Meneer!’ schreeuwt de bewaker. Hij strekt zijn arm uit, blokkeert mijn pad en ramt me in de borst. Hij is tien centimeter groter en vijftig kilo zwaarder dan ik. Ik stop niet. Hij ook niet. Terwijl ik hem opzij duw, knijpt hij de huid aan de zijkant van mijn nek en geeft het een meedogenloze draai. De pijn is zo hevig dat ik bijna op mijn knieën val. ‘Meneer, luistert u wel?!’ ‘De… de archieven…’ 351
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 351
13-4-10 21:31
‘U kunt daar niet naar binnen gaan, meneer. Ziet u niet wat er gebeurt?’ Er klinkt een luid geraas. Verderop in de gang valt de eikenhouten deur van Pasternaks kantoor uit zijn scharnieren, waardoor de archiefkasten die tegen de muur erachter staan zichtbaar worden. Zo te zien zijn ze allemaal brandveilig. Het probleem is alleen dat alle lades wijd open getrokken zijn. De papieren in de lades kraken en branden, ze zijn nu al onherkenbaar verkoold. Elke paar seconden zorgt een scherpe knal ervoor dat een paar verschroeide snippers door de lucht buitelen. De wereld vervaagt door de vlammen. As is het enige dat rest. ‘Ze zijn weg, meneer,’ zegt de bewaker. ‘Nu, alstublieft… gaat u naar beneden.’ Ik beweeg nog steeds niet. In de verte hoor ik het orkest van sirenes die dichterbij komen. Ambulances en brandweerauto’s zijn onderweg. De politie zal er wel vlak achter zitten. De bewaker reikt uit om me om te draaien. Op dat moment voel ik de zachte hand op mijn onderrug. ‘Mevrouw…’ begint de bewaker. Achter me bestudeert Viv de brandende archiefkasten in het kantoor van Pasternak. De sirenes worden langzaamaan luider. ‘Kom op,’ zegt ze tegen me. Mijn lichaam is nog steeds in shock en wanneer ik me omdraai om me aan te kijken ziet ze het meteen. Pasternak was mijn mentor; ik kende hem al sinds mijn eerste dagen op de Hill. ‘Misschien is het niet wat je denkt,’ zegt ze terwijl ze me terug de gang door trekt, richting de trap. De tranen stromen over mijn wangen en ik vertel mezelf dat het komt door de rook. Sirenes blijven maar jammeren in de verte. Aan het geluid te oordelen staan ze nu vlak buiten het gebouw. Met een scherpe ruk trekt Viv me in de donkergrijze mist. Ik probeer te rennen, maar het is te moeilijk. Ik zie niets meer. Mijn benen voelen aan als slappe pudding. Ik kan het niet meer. 352
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 352
13-4-10 21:31
Mijn tempo vertraagt tot een moeizaam gehobbel. ‘Wat doe je?’ vraagt Viv. Ik kan haar nauwelijks aankijken. ‘Het spijt me, Viv…’ ‘Wat? Dus nu geef je maar gewoon op?’ ‘Ik zei al dat het me spijt.’ ‘Dat is niet genoeg! Denk je dat je daarmee de schuld van je af kunt schuiven? Jij hebt me hierin meegetrokken, Harris – jij en je stomme corpsbal, de-wereld-ismijn-speeltje-egoïsme! Door jou moet ik nu rennen voor mijn leven, en heb ik al drie dagen lang hetzelfde ondergoed aan, en huil ik mezelf in slaap elke nacht terwijl ik me afvraag of die psychopaat over me heen gebogen staat wanneer ik morgenochtend mijn ogen open doe! Sorry dat je mentor je voor de gek houdt, en dat jouw leven op Capitol Hill het enige is wat je hebt, maar ik heb nog een heel leven voor me en dat wil ik terug! Nu! Dus geef jezelf een schop onder je kont en laten we wegwezen hier. We moeten er nog achter komen wat we daar verdomme in dat ondergrondse lab hebben gezien, en we hebben op dit moment een afspraak met een wetenschapper waar we dankzij jou te laat gaan komen!’ Ik ben zo verbluft door haar uitbarsting dat ik me nauwelijks kan bewegen. ‘Huil jij jezelf echt in slaap?’ vraag ik uiteindelijk Viv slaat me met een duistere blik om de oren die me het antwoord geeft. Haar bruine ogen gloeien door de rook heen. ‘Nee.’ ‘Viv, ik wist dat je je nooit…’ ‘Ik wil het niet horen.’ ‘Maar ik…’ ‘Je hebt het gedaan, Harris. Je hebt het gedaan en het is gebeurd. Ga je het nog goedmaken of hoe zit het?’ Buiten het gebouw is iemand veiligheidsinstructies aan het schreeuwen door een megafoon. De politie is er. Als ik het wil opgeven, is dit de plaats om het te doen. Viv loopt verder door de gang. Ik blijf staan. ‘Vaarwel, Harris,’ roept ze. De woorden steken wan353
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 353
13-4-10 21:31
neer ze ze zegt. Toen ik haar voor het eerst om hulp vroeg, beloofde ik haar dat haar niets zou overkomen. Net zoals ik Matthew beloofde dat het maar een onschuldig spelletje was. En Pasternak beloofde, toen ik hem voor het eerst ontmoette, dat ik de eerlijkste persoon zou zijn die hij ooit zou aannemen. Al die woorden… toen ik ze oorspronkelijk zei… ik meende elke lettergreep – maar, dat leed ook geen twijfel, die woorden waren altijd voor mij. Ikzelf. Ik, ik, ik. Het is de gemakkelijkste plaats om te verdwalen op Capitol Hill – midden in je gevoel van eigenwaarde. Maar terwijl ik Viv in de rook zie verdwijnen, wordt het tijd om weg te draaien van de spiegel en mijn focus te verleggen. ‘Wacht,’ roep ik, achter haar aan rennend en de rook induikend. ‘Dat is niet de beste weg.’ Ze stopt midden in haar stap, maar glimlacht niet, maakt het me niet makkelijker. Dat zou ze ook niet moeten doen. Er is een meisje van zeventien voor nodig om me eindelijk te behandelen als een volwassene.
354
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 354
13-4-10 21:31
63
‘H
oe staat het ervoor?’ vroeg Lowell toen zijn assistent in zijn kantoor op de vierde verdieping van het hoofdgebouw van Justitie stapte op Pennsylvania Avenue. ‘Laat ik het zo zeggen,’ begon William en veegde zijn warrige bruine haar uit zijn mollige, jongensachtige gezicht. ‘De kerstman bestaat niet, de paashaas bestaat niet, er was geen cheerleader die je aardig vond op de middelbare school, je 401.000 dollar is toiletpapier, je bent niet getrouwd met het knapste meisje van de klas, je dochter gaat een kleine krijgen van een serieuze rotzak, en zie je dat prachtige uitzicht dat je hebt over het Washington Monument?’ vroeg William, over Lowell’s schouders wijzend naar het raam. ‘Dat gaan we zwart verven en vervangen door moderne kunst.’ ‘Zei je moderne kunst?’ ‘Geen grapje,’ zei William. ‘En dat is nog het goede nieuws.’ ‘Is het echt zo erg?’ vroeg Lowell, gebarend naar de rode dossiermap die zijn assistent vasthield. Buiten Lowell’s kantoor en tegenover de naastgelegen vergaderkamer, beantwoordden twee receptionisten de telefoons en maakten ze een schema. William, aan de andere kant, zat direct buiten Lowell’s kantoor. Hij had de titel van Lowell’s ‘vertrouwelijke assistent’, wat betekende dat hij het beveiligingsniveau had om de meest belangrijke professionele problemen af te handelen – en, na drie 355
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 355
13-4-10 21:31
jaar met Lowell, ook de persoonlijke problemen. ‘Op een schaal van een tot tien is het Watergate,’ zei William. Lowell forceerde een lachje. Hij probeerde het luchtig te houden, maar de rode map vertelde hem al dat het alleen maar erger zou worden. Rood betekende fbi. De vingerafdrukken zijn van Robert Franklin uit Hoboken, New Jersey,’ begon William, lezend uit de map. Lowell trok een gezicht. Hij vroeg zich af of de naam Janos vals was. ‘Dus hij heeft een strafblad?’ vroeg hij. ‘Nope.’ ‘Hoe ben je dan aan zijn afdrukken gekomen?’ ‘Die hebben ze intern.’ ‘Ik snap het niet.’ ‘Hun stafafdeling. Personeel,’ legde William uit. ‘Het schijnt dat deze knul gesolliciteerd heeft naar een baan een paar jaar geleden.’ ‘Je houdt me voor de gek.’ ‘Niet dus. Hij heeft gesolliciteerd.’ ‘Bij de fbi?’ ‘Bij de fbi,’ bevestigde William. ‘Waarom hebben ze hem dan niet aangenomen?’ ‘Dat zeggen ze niet. Die informatie is te hoog voor me. Maar toen ik ze smeekte om een hint, zei mijn mannetje daar dat ze dachten dat die sollicitatie stonk.’ ‘Dachten ze dat hij probeerde te infiltreren? Voor zichzelf of als huurmoordenaar?’ ‘Maakt dat uit?’ ‘We moeten hem gaan zoeken buiten het systeem – kijken of hij…’ ‘Waar denk je dat ik het laatste uur mee bezig ben geweest?’ Lowell forceerde een nieuwe grijns, greep de armleuningen van zijn leren stoel en vocht om zichzelf ervan te weerhouden om op te staan. Ze hadden lang genoeg samengewerkt dat William wist wat die greep betekende. ‘Vertel me nou maar wat je gevonden hebt,’ drong Lowell aan. 356
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 356
13-4-10 21:31
‘Ik heb ze door een paar van onze buitenlandse connecties gehaald… en volgens hun systeem zijn deze afdrukken van ene Martin Janos, ook wel bekend als Janos Szasz, ook bekend als…’ ‘Robert Franklin,’ zei Lowell. ‘En bingo. Een en dezelfde.’ ‘Dus waarom hebben ze zijn vingerafdrukken daar wel?’ ‘O, baas-man, dat is echt het kersje op de taart. Hij heeft gewerkt bij Zes.’ ‘Waar heb je het over?’ ‘Martin Janos – of wat zijn echte naam ook is – zat bij mi-6. Britse Geheime Dienst.’ Lowell sloot zijn ogen en probeerde zich Janos’ stem voor de geest te halen. Als hij Brits was, was het accent allang verdwenen. Of goed verborgen. ‘Hij was nog haast een kind toen hij bij ze kwam werken – net afgestudeerd,’ voegde William toe. ‘Hij zou een zus hebben gehad die om het leven kwam door een autobom. Dat had hem voldoende opgefokt. Ze hebben hem rechtstreeks binnengehaald als rekruut.’ ‘Dus geen militaire achtergrond?’ ‘Als die er is, staat het niet vermeld.’ ‘Hij kan niet hoog in de pikorde hebben gestaan.’ ‘Gewoon een analist in het Directoraat voor Prospectief Onderzoek. Dat klinkt alsof hij naar een computer staarde en heel veel papieren aan elkaar vastniette. Wat het ook was, hij heeft daar twee jaar gewerkt en is toen ontslagen.’ ‘Werd er een reden gegeven?’ ‘Insubordinatie. Wat een verrassing. Ze gaven hem een opdracht en die weigerde hij. Toen een van zijn superieuren hem daarvoor op zijn lazer gaf, werd de discussie een beetje verhit, en op dat moment greep de jonge Janos een nietapparaat en gaf hem daarmee een pak rammel.’ ‘Beetje een kort lontje, niet?’ ‘Hebben de slimsten altijd,’ zei William. ‘Hoewel het 357
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 357
13-4-10 21:31
voor mij klinkt alsof hij altijd al een vaatje buskruit was. Toen hij daar eenmaal was vertrokken, ging hij voor zichzelf aan de slag, deed wat werk voor de hoogste bieder…’ ‘En nu is hij weer terug in actie,’ stemde Lowell in. ‘Dat is zeker een mogelijkheid…’ zei William, maar zijn stem stierf weg. ‘Wat?’ vroeg Lowell. ‘Niets – het is gewoon… nadat hij de dienst van Hare Majesteit had verlaten, is Janos ineens vijf jaar verdwenen, dan verschijnt hij hier op een dag, meldt zich aan bij de fbi met een nieuwe identiteit, wordt afgewezen omdat hij probeerde te infiltreren, en verdwijnt weer in het duister en we horen nooit meer wat van hem – tot, ineens, een paar dagen geleden, toen hij zo te zien zijn goed getrainde vaardigheden gebruikte om… eh… om de zijruit van jouw auto in te slaan.’ William liet de stilte zijn werk doen en staarde nadrukkelijk naar zijn baas. Lowell staarde glashard terug. De telefoon op zijn bureau begon te rinkelen. Lowell nam niet op. En hoe langer hij zijn assistent bestudeerde, hoe meer hij besefte dat dit geen discussie was. Dit was een aanbod. ‘Meneer, als er iets is wat u wilt dat ik…’ ‘Dat waardeer ik, William, werkelijk. Maar voordat ik je hier tot over je oren in betrek, laten we eerst eens zien wat we nog meer kunnen vinden.’ ‘Maar ik kan…’ ‘Geloof me, je bent onmisbaar voor de zaak, William – dat zal ik niet vergeten. Maar laten we eerst verder graven.’ ‘Absoluut, meneer,’ zei William met een grijns. ‘Daar ben ik al mee bezig.’ ‘Al een paar aanknopingspunten gevonden waar je iets mee kunt?’ ‘Eentje maar,’ zei William, wijzend naar de map. Een fax van het Financiële Misdaden Opsporings Netwerk stak eruit. ‘Ik heb al Janos’ identiteiten eens laten bekij358
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 358
13-4-10 21:31
ken door de jongens van Finmon. Ze kwamen terug met een offshore-rekening die naar Antigua leidt.’ ‘Ik dacht dat we die niet konden benaderen…’ ‘Ja, wel, sinds 9-11 zijn sommige landen wat meer bereid tot samenwerken dan anderen – zeker wanneer je zegt dat je belt vanuit het kantoor van de ProcureurGeneraal.’ Nu was Lowell degene die grijnsde. ‘Volgens hen bevat de rekening overschrijvingen ter waarde van vier miljoen dollar van iets dat bekend staat als de Wendell Group. Het enige wat we daar dusver van weten is dat het een lege vennootschap is met een niet-bestaand bestuur.’ ‘Denk je dat je de eigenaar hiervan kunt achterhalen?’ ‘Dat is het doel,’ zei William. ‘Het vereist wat snuffelen in de juiste plaatsen, maar ik heb die gasten eerder aan het werk gezien – als ik ze jouw achternaam geef, zouden ze de Easy Blue-spaarrekening terugvinden die je moeder voor jou geopend heeft toen je zes was.’ ‘Dan zijn we dus in goede handen?’ ‘Laat ik het zo zeggen, meneer – u kunt koffie gaan halen en een paar koekjes bij McDonald’s. Tegen de tijd dat je terug bent hebben we Wendell – of wie ze dan ook zijn – in je schoot liggen.’ ‘Ik waardeer het nog steeds zeer wat je doet,’ zei Lowell, zijn assistent strak aankijkend. ‘Ik sta bij je in het krijt.’ ‘Je bent me nog geen rooie cent verschuldigd,’ zei William. ‘Het komt allemaal neer op wat je me geleerd hebt op mijn eerste dag: klooi niet met het Ministerie van Justitie.’
359
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 359
13-4-10 21:31
64
‘I
s dit het?’ vraagt Viv, terwijl ze haar hoofd naar achteren buigt en uit de taxi stapt in het centrum van Arlington, Virginia. ‘Ik verwachtte een groot onderzoekscentrum.’ Recht voor ons torent een twaalf verdiepingen hoog modern gebouw boven ons uit, ondertussen stromen honderden forensen uit het nabijgelegen Ballston-metrostation en haasten zich langs de omliggende coffeeshops en trendy restaurantjes die zo hip zijn als maar mogelijk is in de buitenwijken. Het gebouw is niet groter dan de anderen die het omringen, maar de vier woorden die gebeiteld zijn in de zalmkleurige stenen façade zorgen ervoor dat dit gebouw onmiddellijk eruit springt: Nationaal Instituut voor Wetenschap. We lopen naar de hoofdingang, ik trek een van de zware glazen deuren open en controleer de straat voor de laatste keer. Als Janos hier was, zou hij ervoor zorgen dat we niet naar binnen kwamen – maar dat betekent niet dat hij niet in de buurt is. ‘Goeiemorgen, liefje – waar kan ik je mee van dienst zijn?’ vraagt een vrouw met een limoenkleurige sweater van achter een ronde receptiebalie. Aan onze rechterkant staat een gedrongen gekleurde bewaker wiens ogen een paar seconden te lang op ons blijven hangen. ‘Ja… we zijn hier voor een ontmoeting met Doctor Minsky,’ zeg ik en probeer me te concentreren op de receptionist. ‘We hebben een afspraak. Congreslid Cor360
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 360
13-4-10 21:31
dell…’ voeg ik eraan toe, gebruikmakend van de naam van Matthew’s baas. ‘Prima,’ zegt de vrouw alsof ze daadwerkelijk blij voor ons is. ‘id’s en foto, alstublieft?’ Viv kijkt me snel aan. We hebben steeds geprobeerd om het gebruik van onze eigen namen te vermijden. ‘Maak je geen zorgen, Terry, ze horen bij mij,’ zegt een ondernemende vrouwenstem. Achterin, bij de liften, wuift een lange vrouw in een maatpak naar ons alsof we oude vrienden zijn. ‘Marilyn Freitas – van het kantoor van de directeur,’ kondigt ze aan. Ze schudt mijn hand krachtig en glimlacht alsof ze een spelprogramma presenteert. Het idkaartje om haar nek vertelt me waarom: Directeur van Wetgeving en Staatszaken. Dit is niet een secretaresse. Ze zijn al bezig om het zware geschut tevoorschijn te halen – en hoewel ik deze vrouw nog nooit van mijn leven gezien heb, is dit een dans die ik ken. Het Nationaal Instituut voor Wetenschap krijgt per jaar meer dan vijf miljard dollar van de Begrotingscommissie. Als ik een van hun begroters hier binnen breng, rollen ze de grootste rode loper uit die ze kunnen vinden. Daarom gebruikte ik ook de naam van Matthew’s baas in plaats van die van mij. ‘En, is het Congreslid hier?’ vraagt ze, nog steeds met de glimlach op. Ik kijk door de glazen deur achter me. Ze denkt dat ik op zoek ben naar mijn baas. Eigenlijk ben ik aan het controleren of Janos er nog niet is. ‘Hij zou zich dadelijk bij ons moeten voegen,’ leg ik uit. ‘Voor het geval dat.’ Haar glimlach vervaagt een beetje, maar niet veel. Zelfs als ze liever het Congreslid zou hebben, ze is slim genoeg om het belang van de staf in te zien. ‘Wanneer hij aankomt is het prima,’ zegt ze terwijl ze ons naar de liften leidt. ‘Oh, en…,’ voegt ze eraan toe, ‘welkom bij het niw.’ Terwijl de lift naar de tiende vloer stijgt, stuiteren mijn gedachten terug naar de tocht met de lift gisteren: de 361
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 361
13-4-10 21:31
kooi die tegen de wanden bonkte en het water dat neerstroomde op onze modderige helmen. Ik leun naar achteren tegen de gepoetste koperen stang en glimlach dunnetjes tegen Viv. Ze negeert het, houdt haar ogen gericht op de rode digitale nummers die onze stijging aangeven. Ze heeft geen zin meer om vriendjes te zijn. Ze wil er vanaf zijn. ‘Ik begrijp dat u hier bent om met Dr. Minsky te praten over neutrino’s,’ zegt Marilyn in een poging de conversatie op gang te houden. Ik knik. Viv knabbelt op haar lip. ‘Iedereen zegt dat hij de expert is,’ zegt ze en doet haar best het niet als een vraag te laten klinken. ‘O, dat is hij absoluut,’ antwoordt Marilyn. ‘Daar is hij begonnen – subatomisch. Zelfs zijn vroege werk over leptonen… natuurlijk, dat lijkt tegenwoordig basismateriaal, maar in die tijd zette hij de standaard.’ We knikken allebei alsof ze praat over de kruiswoordpuzzel in de tv-gids. ‘En doet hij hier zijn onderzoek?’ voegt Viv toe. De vrouw laat een lachje horen dat meestal begeleid wordt door een vriendelijk klopje op iemands hoofd. ‘Ik weet zeker dat Dr. Minsky het heerlijk zou vinden om weer terug te keren naar het lab,’ legt ze uit. ‘Maar dat is geen onderdeel meer van zijn taakbeschrijving. Hierboven houden we ons primair bezig met het werven van fondsen.’ Het is een goede beschrijving maar een totale understatement. Ze houden zich niet alleen bezig met het werven van fondsen, ze beheersen het. Vorig jaar heeft het niw meer dan tweeduizend studies en onderzoeksfaciliteiten wereldwijd gefinancierd. Het gevolg is dat ze een vinger hebben in zo ongeveer elk belangrijk wetenschappelijk experiment ter wereld – van een radiotelescoop die de evolutie van het heelal kan zien, tot een klimaattheorie die ervoor kan zorgen dat we het weer kunnen beheersen. Als je het kunt bedenken, zal het niw overwegen om het idee financieel te ondersteunen. 362
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 362
13-4-10 21:31
‘En we zijn er,’ kondigt Marilyn aan op het moment dat de liftdeuren openschuiven. De zilveren letters die aan de linkerkant de muur versieren vormen de woorden Directoraat voor Mathematische en Natuurkundige Wetenschappen. Het bord is zo groot dat er nauwelijks ruimte is voor het logo van het NIW, maar dat krijg je als je de grootste bent van de elf afdelingen van het niw. Marilyn leidt ons langs een andere receptiebalie en de hoek om naar een wachtkamer die de warmte heeft van een wachtkamer in een ziekenhuis, en zegt verder niets meer. Aan beide kanten van de gang zijn de muren behangen met wetenschappelijke posters: een met een rij schotelantennes onder een regenboog, een tweede met een opname van het Windmolenstelsel genomen vanuit het Kitt Peak National Observatorium. Beide posters zijn bedoeld om zenuwachtige bezoekers te kalmeren. Geen van beide doen ze hun werk erg goed. Achter ons, in de verte, gaan de liftdeuren weer open. Ik draai me snel om om te zien wie daar is. Als wij de belangrijkste expert over neutrino’s van het land kunnen vinden, kan Janos dat ook. Een man met dikke brillenglazen en een gekreukelde sweater stapt de lift uit, de gang in. In aanmerking genomen hoe hij eruitziet is het iemand die hier hoort. Viv bemerkt mijn opluchting en draait zich weer om naar de wachtkamer, die omringd is door een half dozijn gesloten deuren. Allemaal hebben ze het nummer 1005. De deur recht voor ons heeft als extra label .09. Alleen het Nationaal Instituut voor Wetenschap kent zijn kamers decimale aanduidingen toe. ‘Doctor Minsky?’ roept Marilyn. Wanneer de deur langzaam open gaat, is een gedistingeerde oudere man met dikke wangen al opgestaan uit zijn stoel. Hij schudt mijn hand terwijl hij over mijn schouder kijkt. Hij zoekt Cordell. ‘Het Congreslid komt er zo direct aan,’ legt Marilyn uit. 363
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 363
13-4-10 21:31
‘Hij zei dat we maar zonder hem moeten beginnen,’ voeg ik eraan toe. ‘Perfect… perfectie…’ antwoordt hij, eindelijk oogcontact makend. Hij bestudeert me met rookgrijze ogen en krabt lichtjes aan de zijkant van zijn baard die, net als zijn piekerige dunne haar, meer zout- dan peperkleurig is. Ik probeer te glimlachen, maar zijn blik blijft op me drukken. Daarom heb ik altijd een hekel aan ontmoetingen met academische types. Hun sociale vaardigheden zijn altijd wat minder ontwikkeld. ‘Ik heb je nog nooit eerder gezien,’ flapt hij er eindelijk uit. ‘Andy Defresne,’ stel ik mezelf voor. ‘En dit is…’ ‘Catherine,’ zegt Viv, die mijn hulp weigert. ‘Een van onze stagiaires,’ vul ik aan en garandeer daarmee dat hij haar nauwelijks meer een blik waardig keurt. ‘Dr. Arnold Minsky,’ zegt hij en schudt Viv’s hand. ‘Mijn kat heette Catherine.’ Viv knikt zo vriendelijk mogelijk en bekijkt de rest van zijn kantoor in een poging verdere conversatie te vermijden. Hij heeft een gestoffeerde sofa, bijbehorende stoelen en een prachtig uitzicht over het centrum van Arlington door de glazen ramen die de gehele rechterkant van zijn kantoor vormen. Minsky, altijd de geleerde, gaat rechtstreeks terug naar zijn bureau, dat bedekt is met enorme stapels proefschriften, boeken en artikelen voor tijdschriften, op grootte geordend. Net zoals zijn werk is hier elke molecuul terug te vinden. Ik ga in de stoel recht tegenover hem zitten, Viv glijdt in de stoel die vlak naast het raam staat. De plek biedt een perfect uitzicht op de drukke straat aan de voorkant van het gebouw. Ze is alweer op zoek naar Janos. Ik bekijk de muren, op zoek naar iets anders wat me een aanwijzing kan geven. Tot mijn verrassing zijn de muren van Minsky’s kantoor, in tegenstelling tot het gebruikelijke D.C. ego-altaar, niet bedekt met diploma’s, 364
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 364
13-4-10 21:31
foto’s met beroemde mensen of zelfs maar een enkel ingelijst krantenartikel. Dat zijn hier niet de producten. Hij hoeft niet meer te bewijzen dat hij hier hoort. Maar dan nog, elk universum heeft zijn eigen valuta. De muren aan beide zijden van Minsky’s bureau zijn bedekt met ingebouwde boekenkasten, van plafond tot vloer, gevuld met honderden boeken en academische teksten. De ruggen zijn allemaal versleten, en ik besef al snel dat dat precies de bedoeling is. In het Congres is de gouden ring beroemdheid en status. Hier is het kennis. ‘Wie is dat bij u op de foto?’ vraagt Viv, wijzend naar een smaakvolle zilveren lijst met een foto van Minsky die naast een oudere man staat met krullend haar en een wat spottende blik. ‘Murray Gell-Mann,’ zegt Minsky. ‘De Nobelprijswinnaar…’ Ik rol mijn tong tegen mijn wang. Status is overal belangrijk. ‘En waarmee kan ik u vandaag van dienst zijn?’ vraagt Minsky. ‘Eigenlijk,’ zeg ik, ‘vroegen we ons af of we u een paar vragen mogen stellen over neutrino’s…’
365
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 365
13-4-10 21:31
65 ‘J
e hebt ze gezien?’ vroeg Janos, die zijn mobieltje in een hand vasthield en het stuur van de zwarte sedan met zijn andere omklemde. Het verkeer was niet druk, deze ochtend, zelfs voor Washington, maar op dit punt was elk moment vertraging genoeg om hem over de rooie te krijgen. ‘Hoe zagen ze eruit?’ ‘Verloren,’ zei zijn handlanger. ‘Harris kon er nauwelijks een woord uitkrijgen, en dat meisje…’ ‘Viv.’ ‘Kwaad klein ding. Je zag het in de lucht hangen. Ze stond op het punt zijn kop eraf te trekken.’ ‘Zei Harris iets?’ ‘Niets dat je niet al wist.’ ‘Maar ze waren daar?’ vroeg Janos. ‘Absoluut. Ze gingen zelfs naar het kantoor van de baas – niet dat dat ze veel geholpen heeft,’ zei de man. ‘Dus je hebt voor alles gezorgd?’ ‘Alles wat je vroeg.’ ‘En ze geloofden het?’ ‘Zelfs dat over Dinah. In tegenstelling tot Pasternak zorg ik ervoor dat alles netjes wordt afgerond.’ ‘Je bent een echte held,’ zei Janos bitter. ‘Ja, nou… vergeet niet dat aan je baas te vertellen. Met die leningen, die operaties, en al mijn andere schulden…’ ‘Ik ben me terdege bewust van je financiële situatie. Dat is waarom…’ 366
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 366
13-4-10 21:31
‘Het gaat niet om het geld – het geld kan me mijn rug op; het is meer dan dat. Ze hebben erom gevraagd. Echt waar. De snauwen, het negeren… mensen denken maar dat ik niets merk.’ ‘Zoals ik al zeg, ik voel volkomen met je mee. Dat was de reden dat ik jou om te beginnen benaderde.’ ‘Goed, want ik wilde niet dat je denkt dat elke lobbyist het alleen doet voor het geld. Dat is een kwaadaardig stereotype.’ Janos bleef stil. In veel opzichten was zijn collega niet anders dan de glimmende sedan die hij reed – overdreven en maar nauwelijks toereikend. Maar, zoals hij beredeneerde toen hij de auto uitkoos, sommige dingen zijn noodzakelijk om erbij te horen in Washington. ‘Zeiden ze waar ze daarna naar toe gingen?’ vroeg Janos. ‘Nee, maar ik heb een idee…’ ‘Ik ook,’ zei Janos terwijl hij een scherpe bocht naar rechts maakte en de ondergrondse parkeergarage inreed. ‘Prettig je te zien,’ riep hij en zwaaide naar de bewaker bij de parkeerplaats voor personeel. De bewaker glimlachte warm terug. ‘Ben je waar ik zei?’ vroeg zijn collega door de telefoon. ‘Maak je geen zorgen over waar ik ben,’ schoot Janos terug. ‘Richt je nou maar op Harris. Als hij terugbelt, willen we dat je je oren en ogen wijd open houdt.’ ‘Oren gaat wel lukken,’ zei Barry, zijn stem klonk raspend door de telefoon. ‘De ogen zijn altijd al wat problematisch geweest.’
367
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 367
13-4-10 21:31
66
‘W
aar was dit voor, zei je?’ vraagt Dr. Minsky. Ondertussen buigt hij een paperclip recht en tikt er zachtjes mee op de rand van zijn bureau. ‘Gewoon achtergrond,’ zeg ik, in de hoop de discussie gaande te houden. ‘We hebben dit project waarmee we bezig zijn…’ ‘Een nieuw experiment met neutrino’s?’ onderbreekt Minsky, duidelijk opgewonden. Het is nog steeds zijn lievelingsonderwerp, dus als er nieuwe gegevens rondslingeren daarbuiten, wil hij als eerste met de speeltjes aan de slag. ‘Dat mogen we eigenlijk niet zeggen,’ antwoord ik. ‘Ze zijn nog in een heel vroeg stadium.’ ‘Maar als ze…’ ‘Het is eigenlijk iemand die een vriend is van het Congreslid,’ onderbreek ik. ‘Het is niet voor publieke consumptie.’ De man heeft twee promoties. Hij snapt de hint. Congresleden doen elke dag wel gunsten voor vrienden. Daarom staat het werkelijke nieuws op Capitol Hill nooit in de kranten. Als Minsky meer gunsten van ons wil, weet hij dat hij ons hiermee moet helpen. ‘Neutrino’s, dus, hè?’ vraagt hij uiteindelijk. Ik glimlach. Viv ook – maar in de manier waarop ze haar hoofd een beetje draait en een blik naar buiten werpt, kan ik zien dat ze nog steeds op zoek is naar Janos. We kunnen hem niet blijven ontlopen zonder een voorsprong. 368
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 368
13-4-10 21:31
‘Laat ik het zo doen,’ zegt Minsky, snel omschakelend naar zijn professor-kant. Hij houdt de rechte paperclip omhoog als een kleine aanwijsstok, gebaart dan naar beneden, van het plafond naar de vloer. ‘Terwijl we hier zitten, nu, vliegen vijftig miljard – niet miljoen – vijftig miljard neutrino’s vanaf de zon, door jouw schedel, door je lichaam naar beneden, door je voetzolen en door de negen verdiepingen onder ons. Daar stoppen ze niet – ze gaan recht door de betonnen vloer van het gebouw, recht door de kern van de aarde, door China en dan weer naar buiten, de Melkweg in. Je denkt dat je hier gewoon alleen met mij zit, maar ondertussen worden jullie gebombardeerd. Vijftig miljard neutrino’s. Elke seconde. We leven in een zee van neutrino’s.’ ‘Maar zijn ze zoals protonen? Elektronen? Wat zijn het?’ Hij kijkt naar beneden en probeert geen zuur gezicht te trekken. Voor een geleerde man is niets erger dan een leek. ‘In de subatomische wereld zijn er drie soorten deeltjes die massa hebben. De eerste en zwaarste zijn quarks, die protonen en neutronen maken. Daarna komen de elektronen en hun familie, die nog lichter zijn. En uiteindelijk zijn er neutrino’s, die zo ongelooflijk licht zijn dat er nog steeds een paar twijfelaars zijn die betwisten dat ze helemaal geen massa hebben.’ Ik knik, maar hij weet dat ik er nog steeds niets van snap. ‘De betekenis ervan is dit,’ voegt hij eraan toe. ‘Van alles dat je in de telescoop ziet kun je de massa berekenen, maar wanneer je al die massa bij elkaar optelt, heb je nog steeds maar ongeveer tien procent van wat het universum bevat. Dat betekent dat er nog negentig procent vermist is. Dus waar is die ontbrekende negentig procent? Dat vragen natuurkundigen zich al decennia af: waar is de ontbrekende massa van het universum?’ ‘Neutrino’s?’ fluistert Viv. ‘Neutrino’s,’ zegt Minsky en richt de paperclip op haar. ‘Het is natuurlijk waarschijnlijk niet de volle ne369
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 369
13-4-10 21:31
gentig procent, maar een deel ervan… ze zijn de belangrijkste kandidaat.’ ‘Dus als iemand neutrino’s bestudeert, dan proberen ze…’ ‘…de ultieme schatkist open te breken,’ zegt Minsky. ‘De neutrino’s waar we nu in zwemmen zijn gemaakt tijdens de oerknal, bij supernova’s, en zelfs, door fusie, in het hart van de zon. Enig idee wat deze drie dingen gemeen hebben?’ ‘Grote explosies?’ ‘Creatie,’ zegt hij indringend. ‘Daarom proberen natuurkundigen ze te begrijpen, en daarom hebben ze een paar jaar geleden de Nobelprijs gegeven aan Davis en Koshiba. Ontsluit neutrino’s en je ontsluit mogelijkerwijs de aard van materie en de evolutie van het heelal.’ Het is een leuk antwoord, maar het brengt me geen stap dichter bij mijn echte vraag. Tijd om bot te worden. ‘Zouden ze kunnen worden gebruikt om een wapen te maken?’ Viv kijkt weg van het raam, Minsky houdt zijn hoofd een beetje schuin en zijn wetenschappers-ogen ontrafelen me. Ik zit tegenover een genie, maar je hoeft geen genie te zijn om te weten dat er meer aan de hand is. ‘Waarom zou iemand het als wapen willen gebruiken?’ vraagt hij. ‘Ik zeg niet dat ze dat doen… we zouden… we willen alleen weten of dat kan.’ Minsky laat de paperclip vallen en legt zijn handpalmen plat op zijn bureau. ‘Wat voor project zei u ook weer dat dit is, meneer Defresne?’ ‘Misschien moet ik dit aan het Congreslid overlaten,’ zeg ik in een poging de situatie te kalmeren. Het effect is precies het omgekeerde. ‘Misschien is het het beste als u me het daadwerkelijke voorstel voor het project laat zien,’ zegt Minsky. ‘Dat zou ik wel willen – maar op dit moment is het vertrouwelijk.’ ‘Vertrouwelijk?’ 370
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 370
13-4-10 21:31
‘Ja, meneer.’ De lont is bijna op. Minsky beweegt niet. ‘Luister, mag ik eerlijk zijn?’ ‘Wat een fantastisch idee.’ Hij gebruikt sarcasme als een geestelijke shovel. Ik draai me opzettelijk om in mijn stoel en doe net alsof hij de controle heeft. De rope-a-dope-techniek. Hij mag dan wel twintig jaar ouder zijn, maar ik heb dit spelletje gespeeld met de beste manipulatoren van de wereld. Minsky is alleen maar iemand die een tien heeft voor wetenschap. ‘Oké,’ begin ik. ‘Vier dagen geleden kreeg ons kantoor een voorlopig voorstel voor een state-of-the-artcentrum voor onderzoek naar neutrino’s. Het was persoonlijk bezorgd aan het Congreslid op zijn huisadres.’ Minsky pakt zijn paperclip weer op, in het vermoeden dat hij nu de insiders-informatie krijgt. ‘Van wie was dat voorstel? Regering of militair?’ vraagt hij. ‘Waarom denkt u dat?’ ‘Niemand anders kan zich dat veroorloven. Hebt u enig idee wat deze dingen kosten? Privéondernemingen kunnen zich dat soort bedragen niet veroorloven.’ Viv en ik wisselen een blik uit, opnieuw moeten we ons beeld van Wendell, of wie ze dan ook zijn, bijstellen. ‘Wat kun je me over het project vertellen?’ vraagt Minsky. ‘Volgens hen is het uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden, maar wanneer iemand een gloednieuw lab bouwt, ruim twee kilometer onder de grond, trekt dat toch de aandacht van wat mensen. Vanwege de partijen die hierbij betrokken zijn, willen we zeker weten dat dit niet over tien jaar terugkomt om ons te bijten. Daarom willen we graag weten wat, in het slechtste geval, de mogelijke schade is die ze kunnen veroorzaken.’ ‘Dus ze zijn met een oude mijn bezig, hé?’ vraagt Minsky. Hij klinkt niet verrast. ‘Hoe weet u dat?’ antwoord ik. 371
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 371
13-4-10 21:31
‘Dat is de enige manier waarop ze dat kunnen doen. Het Kamioka-lab in Japan is een oude zinkmijn… Sudbury, Ontario, is in een kopermijn… Enig idee wat het kost om zo’n diep gat te graven? En dan al die structurele ondersteuning te moeten testen? Als je geen oude mijn gebruikt, voegt dat twee tot tien jaar toe aan het project, en miljarden dollars.’ ‘Maar waarom moet je om te beginnen daar beneden zijn?’ vraagt Viv. Minsky kijkt bijna geërgerd door de vraag. ‘Het is de enige manier om de experimenten tegen kosmische straling te beschermen.’ ‘Kosmische straling?’ vraag ik sceptisch. ‘De aarde wordt er voortdurend mee gebombardeerd.’ ‘Maar wat is kosmische straling?’ ‘Ik besef dat het een beetje sf-achtig klinkt,’ zegt Minsky, ‘maar denk eens hieraan: wanneer je van de ene kant van de VS naar de andere vliegt, krijg je het equivalent van twee borströntgenfoto’s. Daarom controleren luchtvaartmaatschappijen geregeld hun stewardessen om te kijken of ze zwanger zijn. We worden op dit moment overspoeld met allerlei soorten deeltjes. Dus waarom je laboratorium onder de grond stoppen? Geen achtergrondgeluid. Hier boven geeft de wijzerplaat van je horloge radium af – zelfs met de beste loodschilden is er overal straling. Het is alsof je probeert openhartoperaties te doen tijdens een aardbeving. Daar, onder het oppervlak van de aarde, is al die radioactieve straling niet meer te merken, en daarom is het een van de weinige plaatsen waar neutrino’s te ontdekken zijn.’ ‘Dus het feit dat het lab ondergronds is…’ ‘…is eigenlijk pure noodzaak,’ zegt Minsky. Zonder mijn is er geen project.’ ‘Locatie, locatie, locatie,’ mompelt Viv, terwijl ze mijn kant op kijkt. Voor het eerst in drie dagen beginnen dingen eindelijk zinnig te klinken. Al die tijd dachten we 372
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 372
13-4-10 21:31
dat ze de mijn wilden hebben om het project in te verbergen, maar in werkelijkheid hebben ze de mijn nodig om het project aan de gang te krijgen. Daarom hadden ze Matthew nodig om die mijn aan de begroting toe te voegen. Zonder mijn hebben ze niets. ‘Natuurlijk is de belangrijkste vraag wat ze daar precies aan het doen zijn,’ zegt Minsky. ‘Heb je een schema?’ Ik ruik een opening. ‘Jawel… alleen… het Congreslid heeft het,’ zeg ik. ‘Maar het meeste ervan weet ik nog wel – er was een grote metalen bol gevuld met dingen genaamd fotomultiplicator-buizen…’ ‘Een neutrino-detector,’ zegt Minsky. ‘Je vult de tank met zwaar water zodat je de neutrino’s kunt stoppen en zodoende kunt detecteren. Het probleem is dat wanneer de neutrino’s interacteren met andere deeltjes, ze daadwerkelijk van de ene identiteit in een andere veranderen, waardoor er verschillende neutrino-’smaken’ ontstaan. Het is een soort Dr. Jekyll en Mr. Hyde-effect. Dat maakt het zo lastig om ze te detecteren.’ ‘Dus die buizen zijn alleen voor observatiedoeleinden?’ ‘Beschouw het maar als een grote, ingesloten microscoop. Het is een dure onderneming. Er bestaan er maar een paar van in de hele wereld.’ ‘En de magneet?’ ‘Welke magneet?’ ‘Er was ook een nauwe gang met een enorme magneet en die lange metalen buizen die door de hele kamer liepen.’ ‘Hadden ze daar beneden een versneller?’ vraagt Minsky, verward. ‘Geen idee – het enige andere ding was een groot krat waar Wolfraam opstond.’ ‘Een groot blok wolfraam. Dat klinkt absoluut als een versneller, maar…’ Hij onderbreekt zichzelf en wordt opvallend stil. ‘Wat? Wat is er aan de hand?’ ‘Niets – alleen, als je een detector hebt, heb je meestal 373
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 373
13-4-10 21:31
niet ook nog een versneller. Het lawaai van de ene zou interfereren met het andere.’ ‘Weet u het zeker?’ ‘Waar het neutrino’s betreft… het veld is zo in ontwikkeling… niemand is ergens zeker van. Maar tot nu toe bestuderen mensen ofwel het bestaan van neutrino’s, ofwel hun beweging.’ ‘Maar wat gebeurt er als je een detector en een versneller samenvoegt?’ ‘Ik weet het niet,’ zegt Minsky. ‘Ik heb nog nooit gehoord dat iemand het deed.’ ‘Maar als ze het deden… wat is de mogelijke toepassing?’ ‘Intellectueel gezien, of…?’ ‘Waarom zou de regering of het leger het willen?’ vraagt Viv, ter zake komend. Soms heb je een kind nodig om door de nonsens heen te breken. Minsky is niet in het minst afgeleid. Hij weet wat er gebeurt wanneer de regering zijn klauwen in de wetenschap zet. ‘Er zijn zeker verschillende defensieve toepassingen denkbaar,’ begint hij. ‘Dit vereist geen versneller, maar als je wilt weten of een bepaald land over nucleaire wapens beschikt, zou je een onbemand vliegtuigje over het land kunnen sturen, een luchtmonster nemen en dan de ‘stilte’ van de mijn kunnen gebruiken om de radioactiviteit in die lucht te meten.’ Het is een goede theorie, maar als het zo eenvoudig was, zou Wendell – of wie ze dan ook zijn – gewoon de mijn gevraagd hebben aan de subcommissie van Defensie. Door te proberen het via Matthew en de binnenlandse subcommissie te loodsen, spelen ze een vuil spelletje – wat betekent dat ze iets omhanden hebben dat ze niet publiek bekend willen hebben. ‘En wapens, of geld maken?’ vraag ik. Minsky draait de top van zijn paperclip door de rand van zijn baard, in gedachten verzonken. ‘Wapens zijn zeker mogelijk… maar wat je zei over het maken van geld… bedoel je letterlijk of figuurlijk?’ 374
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 374
13-4-10 21:31
‘Wat bedoelt u?’ ‘Het komt terug op de natuur van neutrino’s. Je kunt niet gewoon een neutrino zien zoals je een elektron ziet. Het is niet zichtbaar onder de microscoop – het is als een spook. De enige manier waarop je ze kunt zien is door de interacties waar te nemen met andere atomische deeltjes. Bijvoorbeeld, wanneer een neutrino de kern van een atoom raakt, genereert het een bepaald type straling, een optische geluidsdreun. Het enige wat we kunnen zien is de dreun, en dat vertelt ons dat daar zojuist een neutrino was.’ ‘Dus u meet de reactie wanneer de twee dingen botsen,’ zegt Viv. ‘Precies – de moeilijkheid is dat wanneer een neutrino je raakt, het je ook verandert. Sommigen zeggen dat het komt omdat een neutrino constant van identiteit verandert. Anderen hanteren de hypothese dat het atoom zelf verandert wanneer er een botsing ontstaat. Niemand weet het antwoord – nog niet, tenminste.’ ‘En wat heeft dat te doen met het maken van geld?’ vraag ik. Tot onze verrassing begint Minsky te grijnzen. Zijn zoutkleurige baard verschuift met de beweging. ‘Ooit gehoord van transmutatie?’ Viv en ik kunnen ons nauwelijks bewegen. ‘Zoals koning Midas?’ vraag ik. ‘Midas… Iedereen heeft het altijd meteen over Midas,’ lacht Minsky. ‘Is het niet prachtig wanneer fictie de eerste stap is van wetenschap?’ ‘Dus je kunt neutrino’s gebruiken voor alchemie?’ vraag ik. ‘Alchemie?’ antwoordt Minsky. ‘Alchemie is een middeleeuwse filosofie. Transmutatie is een wetenschap – het veranderen van het ene element in het andere door middel van een subatomische reactie.’ ‘Ik snap het niet. Hoe kunnen neutrino’s…’ ‘Denk eens terug. Jekyll en Hyde. Neutrino’s beginnen met de ene smaak en veranderen dan in een andere. 375
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 375
13-4-10 21:31
Dat wat ze ons vertellen over de aard van materie. Hier…’ voegt hij toe terwijl hij de linker bovenlade van zijn bureau opentrekt. Hij rommelt er even in, schuift de lade dan weer dicht en opent de lade eronder. ‘Oké, hier…’ Hij haalt een gelamineerd vel papier tevoorschijn en slaat het op zijn bureau. Er ligt een raster van bekende vierkante blokken. Het periodiek systeem. ‘Ik neem aan dat u dit wel eerder gezien heeft,’ zegt hij, wijzend naar de genummerde elementen. ‘Een – waterstof; twee – helium; drie – lithium…’ ‘Het periodiek systeem. Ik weet hoe het werkt,’ dring ik aan. ‘Oh, is dat zo?’ Hij kijkt naar beneden en verbergt een glimlach. ‘Vind chloor,’ voegt hij er uiteindelijk aan toe. Viv en ik buigen ons voorover in onze stoelen, zoekend in de tabel. Viv’s scheikundelessen zijn korter geleden. Ze prikt met haar vinger naar de letters Cl. Chloor.
‘Atoom nummer zeventien,’ zegt Minsky. ‘Atoomgewicht 35.453(2)… niet-metallische classificatie… geelgroen van kleur… halogeengroep. Je hebt ervan gehoord, nietwaar?’ ‘Natuurlijk.’ ‘Wel, jaren geleden, in een van de eerste neutrinodetectors, vulden ze een tank van bijna vierhonderdduizend liter met chloor. De stank was afschuwelijk.’ ‘Net als een stomerij,’ zegt Viv. ‘Precies,’ zegt Minsky, aangenaam verrast. ‘Nu, zoals je je herinnert, zie je neutrino’s alleen wanneer ze met 376
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 376
13-4-10 21:31
andere atomen botsen – dat is het magische moment. Dus wanneer neutrino’s precies op de goede manier tegen een chlooratoom botsen, dan vinden de natuurkundigen ineens…’ Minsky wijst weer naar het periodiek systeem en drukt zijn paperclip tegen het vakje naast chloor. Atoomnummer achttien.
‘Argon,’ zegt Viv. ‘Argon,’ herhaalt hij. ‘Atoomsymbool Ar. Van zeventien naar achttien. Een extra proton. Een vakje naar rechts in de periodieke tabel.’ ‘Wacht, dus wat je wil zeggen is dat toen de neutrino botste met de chlooratomen, ze allemaal veranderden in argon?’ vraag ik. ‘Allemaal? Nee, was dat maar waar… Nee, nee, nee – dit was een klein argonatoom. Een. Elke vier dagen. Het is een verbazingwekkend moment – en volkomen willekeurig, goddank voor chaos. De neutrino botst, en hup, zeventien wordt achttien… Jekyll wordt Hyde.’ ‘En dit gebeurt allemaal nu in de lucht om ons heen?’ vraagt Viv. ‘Ik bedoel, zei u niet dat neutrino’s overal zijn?’ ‘Je kunt onmogelijk die reacties zien met alle omringende interferentie. Maar wanneer het geïsoleerd is in een versneller… en die versneller bevindt zich diep genoeg onder de grond… en je richt een straal neutrino’s precies in de goede richting… Wel, niemand heeft het nog zelfs maar weten te benaderen, maar denk je eens in wat er zou kunnen gebeuren als je het kon beheersen. Je pakt het element waarmee je wilt werken; je schuift het 377
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 377
13-4-10 21:31
een vakje naar rechts in de periodieke tabel. Als je dat kunt doen…’ Mijn maag draait zich om. ‘…kun je lood in goud veranderen.’ Minsky schudt zijn hoofd – en schiet dan weer in de lach. ‘Goud?’ vraagt hij. ‘Waarom zou je in vredesnaam goud willen maken?’ ‘Ik dacht dat Midas…’ ‘Midas is een kinderverhaaltje. Denk aan de werkelijkheid. Goud kost, wat? Vijfentwintig, dertig dollar per gram? Koop maar een ketting en een bedelarmbandje, ik weet zeker dat het erg aardig is – aardig en kortzichtig.’ ‘Ik geloof niet dat ik…’ ‘Vergeet de mythologie. Als je echt de mogelijkheid hebt om te transmuteren, zijn er veel waardevollere elementen te vinden. Bijvoorbeeld…’ Minsky prikt opnieuw met zijn paperclip op het periodiek systeem. Atoomnummer Np.
‘Dat is niet stikstof, toch?’ vraag ik. ‘Neptunium.’ ‘Neptunium?’ ‘Genoemd naar de planeet Neptunus,’ legt Minsky uit, de eeuwige leraar. ‘Wat is het?’ vraag ik haastig. ‘Ah, maar je mist het punt,’ zegt Minsky. ‘De vraag is niet wat is het? De vraag is wat zou het kunnen worden…’ Met een laatste prik, verplaatst Minsky zijn paperclip naar de het dichtstbijzijnde element aan de rechterkant.
378
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 378
13-4-10 21:31
‘Pu?’ ‘Plutonium,’ zegt Minsky en nu is zijn lach allang verdwenen. ‘Vandaag de dag is dit misschien wel het waardevolste element op de kaart.’ Hij kijkt naar ons op om er zeker van te zijn dat we het begrijpen. ‘Zeg maar hallo tegen de nieuwe Midas-manier.’
379
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 379
13-4-10 21:31
67
L
owell schrobde zijn handen in het mannentoilet van de vierde verdieping en staarde schuin naar beneden, naar de voorpagina van de Stijl-bijlage van de Washington Post, die plat op de tegelvloer lag en uit de zijkant van het dichtstbijzijnde hokje stak. Dat was niets nieuws – elke morgen begon een nog onbekende medewerker met de Stijl-bijlage en liet het dan achter zodat anderen het konden lezen. Voor Lowell, die normaal gesproken niets anders las dan de krantenartikelen die zijn staf voor hem verzamelde, was dit een ritueel dat de dunne lijn tussen gemak en slechte hygiëne met voeten trad. Daarom pakte hij de krant nooit op, ook al lag deze vlakbij. Nooit. Hij wist wat anderen deden terwijl ze de krant lazen. En waar hun handen geweest waren. Walgelijk, had hij lang geleden besloten. Natuurlijk waren sommige dingen belangrijker. Zoals het controleren van de beruchte roddelcolumn van de Post, De Betrouwbare Bron, om er zeker van te zijn dat zijn naam niet genoemd werd. Hij had er deze morgen naar willen kijken, maar de tijd was omgevlogen. Het was nauwelijks drie dagen geleden geweest dat hij Harris had ontmoet. En in het restaurant had hij die nacht minstens vier reporters gezien. Vooralsnog was alles stil, maar elk van hen kon hebben geklikt over die ontmoeting tussen hem en Harris. Dat alleen maakte het de moeite waard om even een kijkje te nemen. 380
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 380
13-4-10 21:31
Hij gebruikte de punt van zijn schoen om de bovenkant van het papier te pakken en schoof de bijlage uit het hokje. De achterkant was nat, waardoor de krant een beetje bleef plakken toen Lowell het naar zich toe probeerde te trekken. Hij probeerde er niet aan te denken, concentreerde zich in plaats daarvan om de zijkant van zijn voet te gebruiken om de voorpagina om te slaan. Maar net toen hij zijn voet naar binnen schoof, zwaaide de deur van het toilet open en bonsde tegen de muur. Lowell draaide zich haastig om en deed of hij druk bezig was met de handdroger. Achter hem stoof zijn assistent naar binnen, buiten adem. ‘William, wat is…?’ ‘U moet dit lezen,’ zei William dringend en schoof de rode map naar Lowell. Lowell nam zijn assistent zorgvuldig op, veegde zijn handen af aan zijn broek, reikte naar de map en sloeg hem open. Het duurde een ogenblik om het officiële voorblad te lezen. Lowell’s ogen werden groot – en dertig seconden later was de roddelcolumn totaal onbelangrijk geworden.
381
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 381
13-4-10 21:31
68
‘W
acht even,’ zeg ik. ‘Je bedoelt dat mensen wat neutrino’s kunnen gooien tegen wat…’ ‘Neptunium…’ zegt Minsky, ‘…neptunium, en dan plotseling een stapel plutonium hebben?’ ‘Ik zeg niet dat het al gedaan is – nog niet, in elk geval – maar het zou me niets verbazen als er al iemand die kant op aan het werken is… in elk geval op papier.’ Hij praat met de kalmte van iemand die denkt dat het nog steeds theoretisch is. Viv en ik weten beter. We hebben het met onze eigen ogen gezien. De bol… de versneller… zelfs het tetrachloorethyleen… Dat is wat Wendell daar aan het bouwen is – daarom wilden ze het zo stil houden. Als bekend zou worden dat ze plutonium proberen te maken… Onmogelijk dat dit op een formele manier zou lukken. ‘Maar niemand kan dit nog doen, toch?’ vraagt Viv in een poging zichzelf te overtuigen. ‘Dat is niet mogelijk…’ ‘Zeg dat maar niet in deze gangen,’ plaagt Minsky. ‘Theoretisch is alles mogelijk.’ ‘Vergeet maar of het mogelijk is of niet,’ zeg ik. ‘Aangenomen dat dit te doen is, hoe haalbaar is het dan om dit te bereiken? Is neptunium zelfs maar te krijgen, of is het net zo lastig te vinden?’ ‘Nou, dat is de kernvraag,’ zegt Minsky, die me tot ridder slaat met de paperclip. ‘Normaal gesproken is 382
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 382
13-4-10 21:31
het een zeldzaam aardmetaal, maar neptunium-237 is een bijproduct van kernreactoren. Hier in de VS is het moeilijk te pakken te krijgen, omdat we onze gebruikte kernbrandstof niet opwerken. Maar in Europa en Azië werken ze gigantische hoeveelheden op.’ ‘En dat is slecht?’ vraagt Viv. ‘Nee, maar erger is dat het wereldwijd volgen van neptunium pas begon in 1999. Dat betekent dat het neptunium van de voorgaande decennia onvindbaar is. Wie weet wat er in die jaren mee gebeurd is? Iedereen zou dat nu kunnen hebben.’ ‘Dus het is er nog?’ ‘Absoluut,’ zegt Minsky. ‘Als je weet waar je moet zoeken, ligt er een hoop ongeregistreerd neptunium voor het oprapen.’ Terwijl de consequenties tot me doordringen, kronkel ik in mijn stoel en veeg mijn bezwete handpalmen af aan de zijkant van het zitkussen. Een paar minuten geleden deed ik alsof ik niet op mijn gemak was. Nu hoef ik niet meer te doen alsof. Van welke tak van de regering Wendell Mining ook is, het zal geen goed nieuws zijn. ‘Mag ik nog een vraag stellen?’ vraagt Viv. ‘Ik begrijp wat u vertelde – ik weet dat het mogelijk is, en ik besef dat men aan neptunium kan komen – maar kunnen we het een moment hebben over de waarschijnlijkheid? Ik bedoel, neutrino’s bestuderen – dat is een klein vakgebied, niet? Er kunnen maar weinig mensen zijn die in staat zijn om zoiets in elkaar te zetten… Dus wanneer je dat allemaal optelt en rondkijkt in de neutrino-gemeenschap, zou… zou u het niet merken als er zoiets gaande is?’ Minsky krabt nogmaals aan zijn baard. Zijn sociale vaardigheden zijn te slecht om Viv’s paniek te lezen, maar hij begrijpt de vraag. ‘Hebt u wel eens gehoord van Dr. James A. Yorke?’ vraagt hij ten slotte. We schudden allebei ons hoofd. Ik kan nauwelijks stil blijven zitten. ‘Hij is de vader van de chaostheorie – heeft zelfs de 383
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 383
13-4-10 21:31
term bedacht,’ vervolgt Minsky. ‘Je kent de metafoor, correct? – dat als een vlinder met zijn vleugels wappert in Hong Kong hij een orkaan kan veroorzaken in Florida? Wel, zoals Yorke het brengt, betekent het dat als er zelfs maar een vlinder is waar je niets van weet, het onmogelijk is om het weer op lange termijn te voorspellen. Een kleine vlinder. En, zoals de man zegt, er is altijd een vlinder.’ De woorden botsen als een trein tegen een berg. Ik heb ervoor gezorgd dat Matthew met zijn vleugels ging wapperen… en nu zijn Viv en ik opgeslokt door de orkaan. ‘Het is een grote wereld, daar buiten,’ voegt Minsky toe aan Viv’s vraag. ‘Ik kan onmogelijk bijhouden wie er allemaal werkt in mijn veld. Kunt u daar iets mee, juffrouw – sorry, hoe heet u ook alweer?’ ‘We moeten gaan,’ zeg ik, overeind springend. ‘Ik dacht dat het Congreslid onderweg was?’ vraagt Minsky terwijl we al onderweg gaan naar de deur. ‘We hebben al wat we weten wilden.’ ‘Maar de briefing…’ Het is eigenlijk verbazingwekkend. We hebben alleen maar een paar slecht verborgen hints laten vallen over een regeringsproject dat plutonium kan maken, en hij is nog steeds bezorgd over die ontmoeting. God, wat is er mis met deze stad? ‘Ik zal er zeker voor zorgen dat ik hem vertel hoe behulpzaam u was,’ zeg ik snel, intussen de deur open makend. Ik gebaar Viv naar buiten. ‘Doe hem vooral de groeten,’ roept Minsky. Hij zegt nog iets, maar we zijn al in de gang, rennen naar de liften. ‘Waar gaan we nu naar toe?’ vraagt Viv. De enige plaats waarvan Janos nooit verwacht dat we er naartoe gaan. ‘Het Capitool.’
384
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 384
13-4-10 21:31
69
‘I
k begrijp het niet,’ zegt William terwijl hij door het ronde trappenhuis naar beneden denderde. ‘Waar gaan we heen?’ ‘Waar denk je?’ vraagt Lowell, die hem langs het bord van de begane grond leidde en doorging naar de kelder. ‘Nee, ik bedoel na de parkeergarage. Waar gaan we daarna heen? Moeten we niet iemand iets laten weten?’ ‘Wat laten weten? Dat we erachter zijn wie Wendell bezit? Dat ze niet zijn wie ze zeggen dat ze zijn? Goed, ze zijn gekoppeld aan Janos, maar totdat we de rest weten, hebben we er niets aan. Er is niets te vertellen.’ ‘En waar laat dat ons?’ ‘Niet ons,’ zei Lowell. ‘Mij.’ Hij sprong de laatste paar treden af, duwde de deur van de kelder open, en rende de parkeergarage in. Hij hoefde niet ver te gaan. De Vice-Procureur-Generaal heeft een plaats meteen vooraan. Als hij had gewild, kon hij in vier seconden in zijn auto zitten. Desondanks pauzeerde hij even en zocht om zich ervan te vergewissen dat Janos hem niet opwachtte. De zilveren Audi was leeg. Met een druk op de knop opende Lowell de auto en gleed naar binnen. ‘Wat doe je?’ vroeg William toen Lowell probeerde het portier te sluiten. ‘Ik ga een vriend opzoeken,’ zei Lowell en startte de motor. 385
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 385
13-4-10 21:31
Het was geen leugen. Hij kende Harris al meer dan tien jaar – sinds ze allebei hadden gewerkt voor Senator Stevens. Dat was waarom Janos hem toen had opgezocht. Hij had al eerder geprobeerd Harris te bereiken op zijn werk, thuis en op allebei zijn mobieltjes. Als Harris zich verborgen hield, was er maar een plaats waar hij zou zijn – de plaats die hij het beste kende. En op dit moment was Harris vinden de enige manier om de rest van het verhaal te krijgen. ‘Waarom neem je niet op z’n minst wat back-up mee?’ vroeg William. ‘Waarvoor? Zodat ze mijn vriend kunnen ondervragen? Geloof me, ik weet hoe Harris denkt. We willen dat hij gaat praten, niet dat hij in paniek raakt.’ ‘Maar, meneer…’ ‘Tot ziens, William.’ Met een harde ruk sloeg Lowell de deur dicht en trapte het gaspedaal in. De auto scheurde weg uit zijn plaats. Lowell weigerde er nog verder over na te denken en bedacht in plaats daarvan met wie hij ook weer te maken had. Als hij met gewapende mannen bij het Capitool zou verschijnen – nog even voorbijgaand aan de scène die dat zou veroorzaken – zou Harris daar echt niet in meegaan. Lowell zette de radio aan en verloor zich in de geestelijke massage van een praatprogramma. Zijn grootmoeder hield van praatprogramma’s en tot de dag van vandaag gebruikte Lowell die om, zoals zijn grootmoeder het uitdrukte, zijn kalmte te krijgen. Terwijl de auto zich vulde met de belangrijkste nieuwsberichten, haalde Lowell eindelijk vrijer adem. Voor een hele minuut slaagde hij erin Harris te vergeten, en Wendell, en de rest van de chaos die door zijn hoofd maalde. Maar het gevolg was dat hij de zwarte sedan die een paar honderd meter achter hem aan reed toen hij de parkeergarage uit en het daglicht in kwam, volkomen miste.
386
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 386
13-4-10 21:31
70
‘G
eloof me, ik weet hoe Harris denkt. We willen dat hij gaat praten, niet dat hij in paniek raakt.’ ‘Maar, meneer…’ ‘Tot ziens, William.’ Weggedoken achter de rij auto’s en verborgen door niets meer dan een nabijgelegen parkeerplek, bekeek Janos het gesprek vanuit de bestuurdersstoel van zijn zwarte sedan. De rimpel in Lowell’s voorhoofd… de wanhoop op zijn gezicht… zelfs de afhangende schouders van zijn assistent. Lowell vroeg William om stil te blijven, maar hij bleef protesteren. Janos vernauwde zijn ogen, concentreerde zich intensief op Williams afhangende schouders. Op deze afstand was het moeilijk een inschatting te maken. De kreukels in zijn witte, gerimpelde overhemd vertelden dat hij nog steeds zijn shirts twee keer achter elkaar droeg om geld te besparen. Maar de gloednieuwe riem… Gucci… die hadden zijn mams en paps gekocht. Die jongen kwam uit een familie met poen – wat betekent dat hij de instructies van zijn baas zal volgen. ‘Ik zei je al dat Lowell niet zou blijven zitten waar hij zat… hij focust alleen maar op zichzelf,’ zei Barry door de mobiele telefoon. ‘Stil,’ waarschuwde Janos. Hij hield er niet van om met Barry te praten – de paranoia was altijd te overheersend, zelfs al was het de perfecte knop om in te druk387
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 387
13-4-10 21:31
ken. Maar hij moest toegeven dat Barry wel gelijk had over Lowell. In de verte sloeg Lowell het portier dicht. Zijn banden gierden toen hij zijn parkeerplaats verliet. William bleef nog een paar seconden treuzelen en rekte zijn nek uit om zijn baas te volgen… uiteindelijk ging hij terug naar de trap. Met een snelle draai van zijn pols draaide Janos de contactsleutel om. De sedan hoestte, maar Janos keek snel naar beneden en legde zijn open hand op het dashboard. Typisch, dacht hij. Slechte stationair. De nok moet verder omhoog. ‘Je had me eerder moeten inschakelen,’ zei Barry in zijn oor. ‘Als je naar me toe was gekomen voordat je naar Pasternak ging…’ ‘Als Pasternak er niet geweest was, was Harris hier nooit bij betrokken geraakt.’ ‘Dat is niet waar. Hij is veel uitgeputter dan je denkt. Hij wil je gewoon laten geloven –’ ‘Blijf dat maar lekker denken,’ zei Janos, Lowell ondertussen net genoeg voorsprong gevend. De zilveren Audi draaide de hoek om, Janos trapte het gaspedaal in en reed ook langzaam weg. ‘Enig idee waar hij naartoe gaat?’ vroeg Barry. ‘Nog niet,’ zei Janos terwijl hij de parkeergarage uitreed en de straat opdraaide. Vier auto’s verderop vlocht Lowell’s Audi zich door het verkeer. En anderhalve kilometer of zo voor hen uit, aan het eind van Pennsylvania Avenue, welfde de koepel van het Capitool in de lucht. ‘Ik zou me niet al te druk maken,’ zei hij tegen Barry. ‘Hij gaat niet ver.’
388
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 388
13-4-10 21:31
71
‘V
olgende groep alstublieft! Volgende groep!’ roept de politieman van het Capitool uit en wuift ons naar de bezoekersingang aan de westzijde van het Capitool. Viv en ik schuifelen achter de groep van twintig middelbare scholieren aan die allemaal honkbalpetjes dragen met Future President erop. We houden onze hoofden omlaag en onze regerings-id’s verborgen onder onze shirts. De westzijde verwerkt gemiddeld vier miljoen bezoekers per jaar, waardoor het voortdurend een circus is van toeristen met camera’s en kaarten. Op de meeste dagen vermijden mensen die er werken het als de pest. Dat is precies waarom wij hier wel zijn. Terwijl de groep zichzelf naar binnen wringt, word ik er weer eens aan herinnerd dat het Capitool het enige gebouw ter wereld is zonder achterkant – zowel de westzijde (die uitkijkt over uitkijkt over de Mall) als de oostzijde (die uitkijkt op het Hooggerechtshof) beweert de ware voorkant te zijn. Dat is voornamelijk omdat, met zoveel mensen die zichzelf belangrijk vinden bij elkaar, iedereen wil denken dat hun eigen prachtige uitzicht het beste is. Zelfs de noord- en zuidkant doen mee met het spel, door zichzelf de Senaat-entree en de Houseentree te noemen. Het gebouw heeft vier kanten en geen achterkant. Dat kan alleen het Congres zijn. Nu we deel uitmaken van de rondleidinggroepen zijn we op de enige plaats waar niemand onze id’s con389
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 389
13-4-10 21:31
troleert of ons langer dan een seconde aankijkt. Met alle mensen die hier rondlopen kunnen we eenvoudig opgaan in de menigte. ‘Alle camera’s en telefoons op het röntgenapparaat, alstublieft,’ zegt een van de beveiligers tegen de groep. Het is een eenvoudig verzoek, maar de studenten slagen erin het te laten lijken op de laatste momenten van de Titanic. Ze praten, klagen, bewegen – maken drukte om alles. Terwijl de bezoekers hun gebruikelijke scène trappen, glippen Viv en ik door de metaaldetector zonder dat mensen ons twee keer aankijken. We blijven bij de groep wanneer ze onder het grote gewelfde plafond lopen van de rotonde en direct naar beneden gaan naar de Crypte, de ronde kamer die nu dient als tentoonstellingsruimte voor blauwdrukken, tekeningen en andere historische documenten van het Capitool. De gids legt uit dat de ronde vorm van de Crypte niet alleen de rotonde steunt, maar ook de koepel van het Capitool direct erboven. Iedereen in de groep kijkt tegelijkertijd naar boven – en Viv en ik glippen weg naar rechts, door de deur die naast het beeld van Samuel Andrews staat. Terwijl we langs een brede zandstenen trap naar beneden racen, reik ik in mijn shirt en trek ik het kettinkje met mijn id tevoorschijn. Achter me hoor ik die van Viv rinkelen om haar nek. Van toeristen naar stafleden in maximaal een minuut. ‘Juten,’ fluistert Viv wanneer we de onderste tree bereiken. Ze gebaart naar rechts. Ver weg in de gang lopen twee agenten van het Capitool onze kant op. Ze hebben ons nog niet gezien, maar ik ben niet van plan het risico te lopen. Ik grijp Viv’s pols, draai om de marmeren reling heen en trek haar naar rechts, uit de grootste hal weg. Op een bordje staat: Geen rondleidingen voorbij dit punt. Ik scheer er zo snel langs dat ik het bijna omver gooi. Hier ben ik wel eens eerder geweest – dit is nog steeds toegankelijk voor stafleden. De gang loopt dood bij een zwart gietijzeren hek met een lichte boog erboven. 390
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 390
13-4-10 21:31
‘Is het niet geweldig?’ vraag ik aan Viv, wat levendigheid in mijn stem proppend. Ze pikt het snel op. ‘Ongelooflijk,’ zegt ze. Achter het hek, onder een rechthoekige glazen kist, ligt een lange zwarte doek gedrapeerd over iets wat eruitziet als een doodskist. Het bordje aan onze rechterkant vertelt ons echter dat het de houten katafalk is die de lichamen heeft gedragen van Lincoln, Kennedy, Lyndon B. Johnson en ieder ander die is opgebaard in het Capitool. Achter ons laat het geklikklak van laarzen op de vloer me weten dat de smerissen van het Capitool op het punt staan ons voorbij te lopen. We proberen eruit te zien als stafleden maar voelen ons als gevangenen op het moment dat Viv en ik de tralies stevig vasthouden en de kleine betonnen cel inkijken. Deze kleine, bedompte ruimte, die in het exacte midden van het Capitool ligt, was oorspronkelijk ontworpen als grafkelder voor George en Martha Washington. Vandaag de dag bevinden hun lichamen zich in Mount Vernon en wordt deze ruimte alleen gebruikt om de katafalk op te slaan. Ik sluit mijn ogen. De politieagenten van het Capitool komen dichterbij. Ik probeer gefocust te blijven, maar zelfs zonder de overblijfselen van Washington ruikt deze bekrompen ruimte nog steeds naar de dood. ‘Harris, ze komen…’ fluistert Viv. Achter in de gang zijn de voetstappen vlak achter ons. Een van hen stopt. Er klinkt gekraak door zijn radio. Naast me hoor ik Viv bidden. ‘Ja, we komen er direct aan,’ zegt een van de smerissen. De voetstappen versnellen – er is geen twijfel meer dat ze dichterbij komen – en dan, zomaar, zijn ze verdwenen. Zoals gewoonlijk is Viv de eerste die reageert. ‘Ik denk dat we geluk hebben,’ zegt ze. ‘Ja… ze zijn weg.’ Ik durf me nog niet om te draaien en heb nog steeds de tralies vast. ‘Harris, we moeten echt opschieten.’ 391
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 391
13-4-10 21:31
Ik weet dat ze gelijk heeft – we zijn er bijna – maar naar die donkere zwarte lijkwade starend, ziend hoe die levenloos over de bijna honderdvijftig jaar oude baar hangt, kan ik alleen maar denken dat, als we niet oppassen, de volgende lijken hier in de buurt die van ons zijn. ‘Weet je zeker dat dit de goede weg is?’ vraagt Viv, die voor me uit rent hoewel ik verondersteld word de leiding te hebben. ‘Gewoon doorlopen,’ zeg ik terwijl ze de hal naar rechts volgt, die ons steeds dieper door de zandkleurige gangen brengt van de betonnen kelder. In tegenstelling tot de rest van het Capitool zijn de gangen hier smal en nauw, een doolhof van willekeurige bochten die ons langs afvalkamers, opslagplaatsen voor verf, hvac-apparatuur en elk soort reparatieruimte; elektrisch, loodgieter en bedrading. Toen ik Matthew hierheen bracht, klaagde hij altijd omdat hij moest bukken om hier rond te kunnen lopen. Viv en ik hebben dat probleem niet. ‘Weet je zeker dat dit je bekend voorkomt?’ vraagt Viv wanneer het plafond verderop nog lager blijkt. ‘Absoluut,’ vertel ik. Ik kan het haar niet kwalijk nemen dat ze zich zorgen maakt. In de drukkere delen van het gebouw hangen er bordjes op de muren om ervoor te zorgen dat leden en de staf niet kunnen verdwalen. Ik kijk vluchtig naar het spinnenweb van barsten langs de muren. We hebben al zeker drie minuten geen bordjes meer gezien. Erger nog, hoe dieper we gaan, hoe meer de gangen gevuld zijn met stapels afgedankte spullen: kapotte archiefkasten, antieke beklede stoelen, industrieel grote rollen kabels, rollende vuilnisbakken, zelfs een stapel oude verroeste pijpen. We hebben geen andere mensen meer gezien sinds het laatste bordje naar de lift. Het enige levensteken hier is het geluid van apparaten uit de omringende machineruimtes. Viv loopt nog steeds voor me, maar na een scherpe draai naar rechts stopt ze. Ik hoor haar schoenen slippen over de stoffige vloer. Wanneer ik na haar 392
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 392
13-4-10 21:31
de hoek omdraai, is het meubilair en de bedrading en buizen hoger opgestapeld dan ooit. Het is niet moeilijk haar gedachten te lezen. Net als in elke slechte buurt geldt hier dat hoe verder we gaan, hoe onverstandiger het is om hier alleen rond te lopen. ‘Ik geloof echt niet dat dit klopt,’ zegt ze dringend. ‘Dat is ook niet de bedoeling,’ zeg ik. Ze denkt dat ik bijdehand ben. Dat ben ik niet. Ik haast me vooruit, passeer een half dozijn deuren links en rechts. De meesten ervan, net als negentig procent van de deuren in het Capitool, hebben bordjes erop die precies vertellen wat er in zit. Elektrisch Substation. Senate Daily Digest. Zelfs een bordje met Rookkamer. Een deur heeft geen bordje. Dat is degene waar ik heen ga – kamer ST-56, de onopvallende, ongemerkte deur die halverwege de gang aan mijn linkerkant is. ‘Is dit het?’ vraagt Viv. ‘Het ziet eruit als een bezemkast.’ ‘Echt?’ vraag ik terwijl ik een sleutelbos uit mijn zak haal. ‘Hoeveel bezemkasten ken jij met een dubbele vergrendeling?’ Ik steek de sleutels in hun respectievelijke opening en geef een scherpe draai aan de deurknop. De deur is zwaarder dan die lijkt – ik moet er met mijn schouder tegenaan duwen om hem open te krijgen. Wanneer het eenmaal zwaait, ram ik mijn vuist tegen het lichtknopje en laat ik Viv eindelijk zien wat hier is. Het eerste wat ze opmerkt is het plafond. In tegenstelling tot de limbostok van luchtkanalen waar ze je in de gang onderdoor dwingen, stijgt het plafond hier zeker zes meter uit boven de lange, ruime kamer. Tegen de warme, wijnrode muren staat een chocoladebruine leren bank, geflankeerd door bij elkaar passende mahoniehouten Empire-dressoirs. Boven de bank hangt een verzameling antieke speelgoedzeilbootjes aan de muur. Het gevoel van een herenclub wordt nog versterkt door een drie meter lange vis – ik denk een zwaardvis – die aan de linkermuur hangt, een tas met golfclubs vlak 393
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 393
13-4-10 21:31
naast de deur en, aan de rechterkant van de kamer, een enorme zeekaart uit 1989 van de Atlantische Kust van de Chesapeake Bay tot de Jupiter Inham. Viv kijkt in totaal dertig seconden naar de kamer. ‘Schuilplaats?’ vraagt ze. Ik knik en grijns. Sommige mensen zeggen dat er geen geheimen meer zijn in Washington. Het is een aardige, citeerbare uitdrukking. Maar het is duidelijk afkomstig van iemand die geen schuilplaats heeft. Op de ladders van macht hebben sommige leden van het Congres geweldige commissies. Anderen hebben geweldige parkeerplaatsen voor hun staf. Een paar krijgen voorkeursplaatsen vlak naast het Capitool. En een paar heel speciale mensen krijgen een privéchauffeur om ze extra belangrijk te doen lijken. En dan zijn er mensen met schuilplaatsen. Het zijn de bestbewaarde geheimen van het Capitool – privé-toevluchtsoorden voor een senator om weg te gaan van zijn staf, lobbyisten en de gevreesde rondleidinggroepen die alleen-maar-vlug-een-foto-willen-wantwe-kwamen-het-hele-eind. Hoe privé zijn ze? Zelfs de architect van het Capitool, die het hele gebouw beheert, heeft geen volledige lijst van wie waar zit. De meeste van deze ruimtes staan zelfs niet op de plattegrond. ‘En waar gebruikt Stevens deze voor?’ vraagt Viv. ‘Laat ik het zo zeggen….’ Ik wijs over haar schouder naar de ronde lichtschakelaar op de muur. ‘Een dimmer?’ vraagt Viv, nu al met afschuw. ‘Hij heeft het meteen de eerste week hier laten installeren. Het is hier blijkbaar een populaire optie – meteen na automatische ramen en automatische remmen.’ Ze merkt dat ik probeer om dingen kalm te houden. Het maakt haar alleen maar nerveuzer. ‘En hoe weet je nu dat de senator hier niet elk moment naar binnen kan stappen?’ ‘Hij gebruikt deze niet meer – niet sinds hij de kamer met de open haard kreeg.’ 394
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 394
13-4-10 21:31
‘Wacht… hij heeft meer dan één schuilplaats?’ ‘Je dacht zeker niet dat ze dit allemaal eerlijk deden? Toen Johnson de leider van de meerderheidspartij was, had hij er zeven. Dit is tegenwoordig een extra. Er is echt geen kans dat hij…’ Mijn ogen stoppen op de handgesneden koffietafel. Een sleutelbos met een bekende sleutelhanger ligt erop. Er klinkt een hard geluid van een toilet dat wordt doorgetrokken. Viv en ik wentelen naar links, naar het toilet achterin. Het licht onder de deur is aan. Dan gaat het uit. Voordat een van ons kan gaan rennen, zwaait de wc-deur open. ‘Kijk maar niet zo verrast,’ zegt Lowell en stapt de kamer binnen. ‘Willen jullie nog weten waar je jezelf in hebt gewerkt of niet?’
395
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 395
13-4-10 21:31
72
‘W
at doe je?’ vraag ik en mijn stem schalt luid door de kleine kamer. ‘Rustig aan,’ zegt Viv. ‘Luister naar haar,’ zegt Lowell, die zijn best doet om bezorgd te klinken. ‘Ik ben hier niet om je kwaad te doen.’ Hij knikt naar Viv en probeert te doen alsof ze zijn kant kiest. Hij is te lang Vice-Procureur-Generaal geweest. Het enige wat hij kent zijn oude trucs. Deze heeft hij me al geleerd in het eerste jaar dat ik voor hem werkte in het kantoor van de senator. ‘Hoe ben jij hier binnen gekomen?’ vraag ik. ‘Op dezelfde manier als jij. Toen ik stafchef was, gaven ze me een sleutel.’ ‘Je wordt verondersteld die terug te geven wanneer je vertrekt.’ ‘Alleen wanneer ze erom vragen,’ zegt Lowell op een gemaakt speelse toon. Slag twee. Hij mag dan een goede vriend zijn geweest, op het moment dat hij me dat restaurant uit deed rennen was onze vriendschap voorbij. ‘Ik weet wat je denkt, Harris – maar je begrijpt niet in welke positie ik me bevond. Hij bedreigde mijn familie… kwam naar de speeltuin van mijn dochter… hij ramde zelfs mijn hoofd toen ik je die nacht een waarschuwing gaf,’ zegt hij en laat me de pleister op zijn achterhoofd zien. Nu wil hij mijn sympathie. Derde slag, en hij is uit. ‘Val dood, Lowell! Hoor je me? Val dood! De enige reden 396
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 396
13-4-10 21:31
dat Janos daar die nacht was is omdat je hem dat verteld hebt! Jij hebt dat geregeld!’ ‘Harris, alsjeblieft…’ ‘En wat is de volgende steek die je me geeft? Heb je hem ook verteld dat ik hier ging schuilen, of bewaar je dat als toetje?’ ‘Ik zweer je, Harris – ik werk niet met hem samen.’ ‘Oh, en nou moet ik je ineens geloven?’ ‘Harris, laten we nou maar gaan,’ zegt Viv en ze grijpt mijn arm. ‘Besef je wel hoe stom het was om hier te komen?’ vraag ik. ‘Denk je niet dat Janos elke stap van jou gevolgd heeft?’ ‘Als dat zo is, zou hij hier nu staan,’ brengt Lowell naar voren. Oké, goed punt. ‘Wil je nu alsjeblieft even naar me luisteren?’ smeekt hij. ‘Wat? Je bedoelt dat ik je moet vertrouwen zeker? Sorry, Lowell, dat is een beetje uitverkocht deze week!’ Hij beseft dat hij met mij niet verder komt, bekijkt Viv en ziet zijn nieuwe doel. ‘Jongedame, kunt u…?’ ‘Niet met haar praten, Lowell!’ ‘Laat maar, Harris,’ zegt Viv. ‘Blijf uit haar buurt, Lowell! Ze heeft hier niets mee…’ Ik onderbreek mezelf, vechtend voor zelfbeheersing. Hou je gedeisd, zeg ik tegen mezelf. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang om de razernij te bedwingen. We hebben geen tijd meer. Ik open de deur en wijs Lowell de opening. ‘Vaarwel, Lowell.’ ‘Kun je niet…?’ ‘Vaarwel.’ ‘Maar ik…’ ‘Eruit, Lowell. Nu!’ ‘Harris, ik weet wie ze zijn,’ flapt hij eruit. Ik bekijk hem zorgvuldig, bestudeer de stand van zijn wenkbrauwen en de angstige hoek waarin zijn nek staat. Ik heb Lowell Nash het grootste deel van mijn professionele leven gekend. Niemand kan zo goed liegen. ‘Waar heb je het over?’ vraag ik. 397
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 397
13-4-10 21:31
‘Ik weet van de Wendell Group… of hoe ze zich ook noemen. Ik heb ze door het systeem gegooid. Op het eerste gezicht zijn ze zo solide als de Kmart – geregistreerd in Delaware, een bedrijf dat meubels importeert – maar wanneer je een beetje dieper graaft, merk je dat ze een dochteronderneming zijn van een corporatie in Idaho, die een partnerschap heeft in Montana, die een onderdeel is van een holding die geregistreerd is in Antigua… De lijst blijft maar doorgaan, laag na laag, maar het is allemaal een façade.’ ‘Voor de regering, nietwaar?’ ‘Hoe wist je dat?’ ‘Dat zagen we in het lab. Alleen een regering heeft die hoeveelheid geld.’ ‘Wat voor lab?’ vraagt Lowell. ‘In de mijn.’ Te beoordelen naar de uitdrukking op zijn gezicht is dit allemaal gloednieuw voor hem. ‘In South Dakota… ze hebben een compleet laboratorium verborgen in een oude goudmijn,’ leg ik uit. ‘Aan de apparaten kon je zien dat de experimenten…’ ‘Ze waren iets aan het bouwen?’ ‘Daarom gingen we…’ ‘Vertel me wat ze bouwden.’ ‘Dit gaat gestoord klinken…’ ‘Zeg het nou maar, Harris. Wat waren ze aan het maken?’ Ik kijk naar Viv. Ze weet dat we geen keus hebben. Als Lowell ervan wist, zou hij die vraag niet stellen. ‘Plutonium,’ zeg ik. ‘Ik denk dat ze plutonium aan het maken zijn – vanaf atoomniveau.’ Lowell staat erbij als bevroren. Zijn gezicht wordt bleek. Ik heb hem wel eens eerder nerveus gezien, maar nog nooit zo erg. ‘We moeten iemand bellen…’ stottert hij. Zijn arm vliegt zijn jaszak in en reikt naar zijn mobiel. ‘Je hebt hier beneden geen signaal.’ Hij ziet dat ik gelijk heb en kijkt snel het kantoor rond. ‘Is er een…’ 398
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 398
13-4-10 21:31
‘Op het dressoir,’ zeg ik terwijl ik naar de telefoon wijs. Lowell’s vingers rammen op de toetsen om zijn assistent te bellen. ‘William, met mij… Ja,’ zegt hij, even pauzerend. ‘Luister. Je moet de pg bellen. Vertel hem dat ik er over tien minuten ben.’ Hij stopt weer. ‘Kan me niet schelen. Haal hem eruit.’ Lowell ramt de telefoon neer en racet naar de deur. ‘Het klopt nog steeds niet,’ roept Viv. ‘Waarom zou de regering van de VS plutonium maken wanneer we er al genoeg van hebben? Het enige wat kan gebeuren is dat het in verkeerde handen terecht komt…’ Lowell stopt en draait zich om. ‘Wat zei je?’ ‘Het… het klopt niet…’ ‘Daarna.’ ‘Waarom zou de regering van de VS…’ ‘En waarom denk je dat het onze regering is?’ vraagt Lowell. ‘Pardon?’ vraag ik. Viv is net zo verward als ik. ‘Ik dacht dat je zei…’ ‘Je hebt echt geen idee wie er achter Wendell zit, hé?’ vraagt Lowell. Het is zo stil in de kamer dat ik het bloed in mijn hoofd kan horen suizen. ‘Lowell, wat gebeurt er verdomme allemaal?’ vraag ik. ‘We hebben het terug weten te volgen, Harris. Het was heel goed verborgen: Idaho, Montana – allemaal staten die het moeilijker maken om de gegevens van corporaties te doorzoeken. Degene die dit heeft opgezet kende alle goeie trucs. Na Antigua stuiterde het naar een nepbestuur in Turks en Caicos – wat ons natuurlijk ook niet hielp – maar ze hadden ook een geregistreerde agent op de lijst met een lokaal adres in Belize. Natuurlijk was het adres vals, maar de naam… die ging naar de eigenaar van een betonbedrijf van een regering in, van alle plaatsen, Sana’a.’ ‘Sana’a?’ ‘De hoofdstad van Jemen.’ 399
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 399
13-4-10 21:31
‘Jemen? Je bedoelt dat Wendell Mining een façade is voor Jemen?’ vraag ik. Er klinkt een barst in mijn stem. ‘Daar leiden de gegevens naar toe – en heb je enige idee wat er gebeurt wanneer ze plutonium gaan maken en dat gaan verkopen aan degene met de dikste portemonnee? Heb je enig idee hoeveel gekken daarvoor in de rij zullen staan?’ ‘Allemaal.’ ‘Allemaal,’ herhaalt Lowell. ‘En als een van hen dichtbij komt… We hebben oorlogen gevoerd voor minder.’ ‘Het… dat is onmogelijk… ze gaven geld… ze stonden op de verlanglijst… al die namen…’ ‘Geloof me, ik heb gezocht naar ook maar één Arabische naam op de lijst. Deze gasten huren over het algemeen alleen eigen mensen in, maar de manier waarop ze verborgen zijn… Ik vermoed dat ze iemand van hier naar binnen hebben gehaald om een openbaar masker te kunnen dragen en de juiste mensen te lijmen – een of ander directietype om ervoor te zorgen dat alles er zuiver uitziet. We vermoeden dat het Andre Saulson is, want die staat op een van Wendell’s bankrekeningen. De naam is waarschijnlijk vals, maar een van onze jongens merkte dat het adres overeenkomt met een oude registratie die we hadden van iemand die Sauls heet. Het zal wel even duren om het te kunnen bevestigen, maar hij past wel in het plaatje. London School of Economics, Sophia Universiteit in Tokio. We hebben hem een paar jaar geleden onder de loep genomen voor kunstfraude – hij zou geprobeerd hebben de Vaas van Warka te verplaatsen toen die uit het Nationaal Museum van Irak gestolen werd; vermoedelijk is dat ook hoe Jemen hem gevonden heeft. Hele high-end oplichtingen. Jemen betrekt hem erbij voor de geloofwaardigheid, en Sauls huurt Janos in om de weg te effenen, en misschien een andere gast die ze door het systeem kan loodsen…’ ‘Pasternak… Zo is hij erbij betrokken.’ ‘Precies. Ze betrekken Pasternak erbij – misschien weet hij niet eens wie ze werkelijk zijn – en daarmee 400
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 400
13-4-10 21:31
hebben ze een van de beste spelers te pakken. Het enige wat ze nu nog moeten doen is hun goudmijn krijgen. Je moet het ze wel nageven. Waarom de wraak van inspecteurs in het Midden-Oosten riskeren wanneer je jouw bom kunt bouwen in onze eigen achtertuin zodat niemand er twee keer naar kijkt? Als je het goed opzet, geeft het Congres je zelfs het land gratis erbij.’ Mijn maag krimpt ineen. Ik kan nauwelijks overeind komen. ‘W-Wat moeten we nu doen?’ vraagt Viv. Haar hele gezicht glimt van het zweet. We zijn niet alleen overtroefd – we weten zelfs niet welk spel we eigenlijk spelen. Lowell is al klaar om de redder in nood te zijn en rent terug naar de gang. ‘Sluit de deur goed achter me – beide sloten. Tijd voor mij om de koning te bellen.’ Die uitdrukking heb ik eerder gehoord. Zodra hij bij de Procureur-Generaal is, bellen ze naar het Witte Huis. Op het moment dat Lowell de kamer verlaat, ziet Viv dat zijn sleutels nog op de koffietafel liggen. ‘Lowell, wacht…!’ roept ze, grijpt de sleutelbos en rent hem achterna. ‘Viv, niet doen!’ schreeuw ik. Te laat. Ze snelt de gang in. Terwijl ik naar de deur ren, hoor ik Viv schreeuwen. Ik stap de gang in net op het moment dat ze tegen mij aan terugdeinst. Verderop in de gang, nauwelijks de hoek om, drukt Janos zijn onderarm tegen Lowell’s nek en pint hem vast tegen de muur. Voordat ik zelfs maar kan reageren, trekt Janos zijn zwarte doos terug van Lowell’s borst. Lowell’s lichaam stuiptrekt even en valt dan levenloos op de grond. Zijn lichaam raakt het met twee holle bonzen – eerst zijn knieën, dan zijn hoofd – die door de lege gang echoën. Het is een geluid dat ik me altijd zal blijven herinneren. Ik kijk naar beneden, naar mijn vriend. Zijn ogen zijn nog steeds open en staren naar ons, leeg. Janos zegt geen woord. Hij schiet alleen naar voren.
401
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 401
13-4-10 21:31
73
‘R
en!’ schreeuw ik naar Viv, terwijl ik haar bij haar schouder grijp en haar verder de gang in duw, weg van Janos. Janos stormt op me af, met een gemene grijns. Hij probeert me te intimideren. Hij verwacht dat ik ga rennen. Daarom blijf ik staan. Deze gek heeft drie van mijn vrienden vermoord. Hij gaat geen vierde krijgen. ‘Ga door!’ roep ik naar Viv, om er zeker van te zijn dat ze genoeg voorsprong heeft. Vanuit de hoek waaruit Janos aan komt, kan hij niet zien waar ik naar kijk: net achter de deur van de schuilplek, leunt de leren tas met golfclubs van de senator tegen de muur. Ik reik naar de clubs, maar Janos is me te vlug af. Net wanneer mijn hand een glimmende ijzeren negen pakt, ploegt hij tegen me aan, ramt me naar achteren in de drempel van de deur. Mijn rug kraakt luid, maar ik blijf de club vasthouden. Hij pint me net zo vast als bij Lowell en steekt de zwarte doos naar mijn borst; ik sla zijn arm opzij met het uiteinde van de club. Voordat hij beseft wat er gebeurt ram ik mijn hoofd naar voren en stoot zo hard als ik kan tegen zijn neus. Dezelfde plek waar ik de wetenschapper in de mijn geraakt heb. Het perfecte plekje, zoals mijn oom het altijd noemde. En ja hoor, een straaltje bloed stroomt uit Janos’ linker neusgat en over zijn bovenlip. Hij is daadwerkelijk verrast. Tijd om het initiatief te nemen. 402
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 402
13-4-10 21:31
‘Ga… weg!’ schreeuw ik, gebruikmakend van het moment om hem naar achteren te duwen. Voordat hij zijn evenwicht kan herstellen, grijp ik de golfclub vast als een honkbalknuppel en ren recht op hem af. Soms wordt het beste spel gewoon snel gespeeld. Terwijl ik de club rondzwaai, beschermt hij de zwarte doos en drukt deze tegen zijn borst. Hij denkt dat ik hoog ga. Daarom ga ik naar beneden, ik buig de club naar onderen en ram hem zo hard als ik kan tegen de zijkant van zijn knie. Het voelt aan alsof ik tegen een rots sla. Er klinkt een luid gekraak en de club trilt in mijn handen. Nog steeds laat ik niet los. Op het laatste moment rolt hij mee met de slag, maar het komt hard genoeg aan om zijn been onder hem in elkaar te laten zakken. Net als eerst laat hij nauwelijks een grom horen. Ik ben niet onder de indruk. Dit gaat goed, denk ik, en kom dichterbij voor de volgende slag. Dat is mijn fout. Zelfs terwijl hij op de grond valt, blijft hij kijken naar de club. En voordat ik kan uithalen trekt hij de ijzeren negen uit mijn handen. Hij is zo snel dat ik het nauwelijks zie gebeuren. Het blijkt dat ik hem nog steeds niet rechtstreeks kan verslaan. Maar ik heb wat ik wilde. Achter me is Viv de hoek om geslagen. Nu hebben we een voorsprong. Janos slaat tegen de betonnen vloer. Ik draai me om en ren zo snel als ik kan door de gang. Wanneer ik de hoek om kom, ren ik Viv bijna omver. ‘Wat doe je?’ vraag ik terwijl ik snel om haar heen stap. Ze begint met me mee te lopen. ‘Ik zei dat je weg moest rennen.’ ‘Ik wilde zeker weten dat je in orde was.’ Ze probeert sterk te klinken. Het werkt niet. Achter ons schraapt de golfclub over de grond. Janos komt overeind. Hij begint te rennen, de echo’s van zijn voetstappen zijn onregelmatig. Hij hinkt, absoluut – maar de stappen versnellen. Terwijl we ons paniekerig langs de stapels meubilair worstelen die om ons heen verspreid liggen, kijk ik de gang door op zoek naar hulp. Hier beneden zijn de 403
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 403
13-4-10 21:31
meeste deuren op slot en ongemerkt. ‘Deze?’ vraagt Viv en wijst naar een deur met een bordje Wapenmeester. Ik duik naar de deurknop. Hij draait niet. Verdomme. Op slot. ‘Deze ook,’ zegt Viv die een gesloten deur aan onze rechterkant probeert. Ik hoor haar achter me hijgen. We zijn bijna aan het einde van de gang en in tegenstelling tot de laatste keer is de politie van het Capitool te ver weg. We hebben een korte voorsprong, maar het is niet genoeg – niet tenzij we heel snel iets weten te doen. Voor ons, aan onze linkerkant, klinkt een luid mechanisch gezoem. Het is de enige deur die open is. Op het bordje staat: Gevaar Ruimte voor Mechanisch Materieel Uitsluitend voor Geautoriseerd Personeel Ik kijk over mijn schouder om te zien hoe we er voor staan. Een eind terug in de gang raast Janos de hoek om als een gewonde tijger. Hij heeft de golfclub in zijn ene hand en de zwarte doos in zijn andere. Zelfs hinkend komt hij enorm snel op ons af. ‘Rennen…’ zeg ik en trek Viv naar de open deur. Alles om er maar voor te zorgen dat hij ons niet meer kan zien. De betonnen kamer is nauw maar diep – ik kan het eind zelfs niet zien – en gevuld met rijen zoemende, drie meter hoge industriële luchtfilters, uitlaatventilatoren en luchtcompressoren, die allemaal met elkaar verbonden zijn door een jungle van buizen en pijpen die alle kanten op slingeren, net als de draden uit een robot van de jaren ‘50. Boven ons hoofd lopen gasleidingen, koperen buizen en elektrische bedradingen die verweven zijn met de verschillende buizen en kanalen die langs het plafond kronkelen en de weinige tl-buizen in de kamer nog verder verbergen. Vlak bij de deur is een muur vol ronde glazen drukmeters die in geen jaren gebruikt zijn, en verder twee 404
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 404
13-4-10 21:31
ronde vuilnisbakken, een lege doos luchtfilters, en een lege, vieze mopemmer waarin enkele stukken gereedschap liggen. Achter de vuilnisbakken ligt een donkergrijze legerdeken gekreukeld op de grond; hij bedekt ternauwernood een rij van zes metalen propaantanks. ‘Vlug… hierheen…’ fluister ik tegen Viv, terwijl ik haar schouder grijp en haar naar de tanks trek. ‘Wat doe je?’ ‘Sssst. Gewoon bukken.’ Ik duw haar hoofd naar beneden, grijp de deken en trek die over haar hoofd. ‘Harris, dit is niet…’ ‘Luister naar me.’ ‘Maar ik…’ ‘Verdomme, Viv – luister nou eens een keer!’ berisp ik haar. Ze houdt niet van die toon. Maar op dit moment heeft ze het nodig. ‘Wacht tot hij langs ons rent,’ zeg ik tegen haar. ‘Wanneer hij weg is, haal je hulp.’ ‘Maar dan ben je…’ Ze onderbreekt zichzelf. ‘Je kunt hem niet verslaan, Harris.’ ‘Ga hulp halen. Ik zorg wel voor mezelf.’ ‘Hij maakt je af.’ ‘Alsjeblieft, Viv. Haal nou hulp.’ Onze blikken kruisen elkaar, en ze staart dwars door me heen. Toen Viv me voor het eerst haar bodeklas zag toespreken, en later hoorde over het verhaal van Lorax, dacht ze dat ik onoverwinnelijk was. Dat dacht ik toen ook. Nu weet ik wel beter. En zij ook. Nu ze beseft wat ik van haar vraag, beginnen de tranen te komen. Na alles wat we hebben doorgemaakt, wil ze niet gaan. Ik kniel neer en geef haar een klein kusje op haar voorhoofd. ‘Viv…’ Ze weigert te luisteren. ‘Ssst,’ zegt ze. ‘Bid mee met me.’ ‘Wat? Nu? Je weet dat ik niet geloof in…’ ‘Voor deze keer,’ smeekt ze. ‘Een klein gebed. Een laatste gunst.’ Ik heb geen keus en buig mijn hoofd. Viv’s hoofd is al gebogen. Ze grijpt mijn handen terwijl ik mijn ogen sluit. 405
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 405
13-4-10 21:31
Het helpt niet. Mijn gedachten gaan te snel, en dan, in de stilte… God, zorg alstublieft voor Viv Parker. Dat is alles waar ik om vraag. Alles wat ik verder heb gedaan, dat spijt me… Mijn hoofd wordt leeg en mijn ogen blijven dicht. ‘Was dat zo erg?’ vraagt Viv, daarmee de stilte verbrekend. Ik schud mijn hoofd. ‘Je bent een fantastisch persoon, Vivian. En op een dag ga je een geweldige senator worden.’ ‘Ja, oké… Dan heb ik een goede stafchef nodig.’ Het is een lieve grap, maar het zorgt er niet voor dat ik me beter voel. Ik heb me niet meer zo naar gevoeld sinds mijn vader overleed. Ik voel een brok in mijn keel. ‘Maak je geen zorgen over mij,’ zeg ik en dwing mezelf te glimlachen. Voordat Viv kan protesteren trek ik de deken over haar hoofd en ze verdwijnt uit het zicht. Gewoon nog een verborgen propaantank. Ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat ze veilig is en ga naar het gereedschap, op zoek naar een wapen. Ronde buigtang… elektrische tape… een rolmaat… en een doos industriële scheermesjes. Ik grijp de scheermesjes, maar wanneer ik de doos openmaak, zijn de mesjes verdwenen. Nou ja, de ronde buigtang dan maar. Ik duik dieper de kamer, ram de buigtang tegen de zijkant van elke metalen machine die ik zie en maak zoveel herrie als ik kan. Ik moet ervoor zorgen dat Janos langs Viv komt. Ik blijf mezelf voorhouden dat dit de beste manier is om haar te beschermen. De draaimolen stilzetten en haar laten uitstappen. Op het moment dat ik net achter een enorm airconditioningapparaat duik, klinkt er een schrapend geluid achter de deur. Italiaanse schoenen die stoppen. Janos is hier. Viv is verborgen. En ik ben weggedoken achter een metalen rooster dat tot mijn scheenbeen komt. Ik bons tegen het rooster, doe net alsof het per ongeluk ging. Janos begint te rennen. Kom op, Viv, zeg ik tegen mezelf in een laatste stil gebed. Nu is je kans… 406
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 406
13-4-10 21:31
74
D
e kriebelige, gevlekte legerdeken stonk naar een mengsel van zaagsel en kerosine, maar toen Viv haar hoofd tussen haar knieën drukte en haar ogen sloot, was die geur de minste van haar problemen. Weggedoken onder de olijfgroene mantel kon ze het gekras van Janos’ schoenen horen toen hij de kamer in kwam. Gebaseerd op het geluid dat Harris maakte – rammen op wat klonk als plaatstaal in de verte – vermoedde ze dat Janos zou gaan rennen. En dat deed hij, een paar stappen. En toen stopte hij. Vlak voor haar. Viv hield haar adem in en deed haar best om niet te bewegen. Instinctief opende ze haar ogen, maar het enige wat ze kon zien was dat het puntje van haar rechtervoet onder de deken uitstak. Was het bedekt, of was dat waar Janos naar keek? Een traag gegrom rimpelde door de lucht, Janos draaide een beetje, stukjes beton kraakten onder de punten van zijn schoenen. Viv wist wel beter dan te bewegen en greep haar knieën stevig vast, duwde haar nagels in haar eigen schenen. ‘Vlug…!’ fluisterde Harris in de verte, zijn stem echode door de betonnen gang. Janos stopte en draaide zich terug naar het geluid. Viv wist dat het Harris’ zwakke manier was om hem af te leiden, maar Janos begon te rennen, dus het werkte in elk geval wel. Viv telde in zichzelf. Ze wilde niet overhaast reageren. Geen wenkbrauw bewegen totdat hij echt helemaal ver407
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 407
13-4-10 21:31
dwenen is. Opnieuw hield ze haar adem in – niet alleen om zich te verbergen, maar om elk geluid in zich op te nemen. Het gerommel van de airconditioners… het gezoem van de tl-buizen… en het allerbelangrijkste, het lichte geschraap van Harris’ voetstappen die vervaagden in de verte… en het kauwende, snelle geschuifel van Janos’ schoenen die hem achtervolgden. Zelfs toen ze uit het gehoor verdwenen waren bleef Viv nog enkele seconden zitten, voor de zekerheid. Tenslotte keek ze onder de deken uit en onderzocht de ingang. Niets te zien. Alleen wat vuilnisbakken en haar mede-propaantanks. Met een scherpe ruk gooide ze de deken van haar schouders af en keilde hem richting het afval. Ze haastte zich naar de deur, barstte de gang in en volgde het terug naar links. ‘Help!’ riep ze. ‘Hallo, iemand! We hebben hulp nodig!’ Net als eerst waren de stapels afgedankte kantoormeubelen de enige dingen die haar geroep hoorden. Ze plande haar weg terug naar de politie van het Capitool en racete naar de korte trap aan de linkerkant – maar net toen ze de hoek om sloeg, botste ze rechtstreeks tegen de borst van een lange man in een net streepjespak. De klap kwam hard aan – haar neus knalde tegen zijn magenta Zegna-das en duwde die tegen zijn borst. Maar tot Viv’s verrassing slaagde de man erin om naar achteren te stappen en mee te rollen. Bijna alsof hij haar hoorde aankomen. ‘Help… Ik heb hulp nodig,’ zei Viv met overslaande stem. ‘Rustig aan,’ antwoordde Barry. Zijn glazen oog staarde een beetje naar links toen hij een hand op zijn arm legde. ‘Vertel me maar wat er aan de hand is…’
408
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 408
13-4-10 21:31
75
I
k haast me door het kronkelende pad tussen twee naast elkaar liggende luchtcompressoren en luister gespannen naar Janos, maar het geraas van de apparaten hier overstemt elk ander geluid. Bij de ingang was het lawaaierig; hier achterin is het oorverdovend. De machines hier zijn allemaal als grote dinosauriërs. Het enige goede hieraan is dat als ik hem niet kan horen, hij mij ook niet hoort. Aan het eind van het gangetje volg ik het pad naar rechts. Tot mijn verrassing loopt de kamer gewoon door, een doolhof van kanalen en ventilatiemachines die nooit op lijkt te houden; de ene kamer loopt over in de andere. Aan mijn linkerkant staan ovalen tanks die eruitzien als industriële boilers. Rechts van me is een nog grotere rechthoekige compressor met een gigantische motor erbovenop. Er zijn drie verschillende paden, die me elke kant op kunnen leiden: rechts, links, rechtdoor. Voor het ongetrainde oog, met machine naast machine en alle leidingen die ervoor zorgen dat je nergens verder door kunt kijken, is het makkelijk om te verdwalen. Daarom is er een vervaagde gele lijn geschilderd over stukken van de vloer. Ik gok erop dat het onderhoudspersoneel die gebruikt om hier naar binnen en naar buiten te komen. Ik gebruik het voor hetzelfde doel, maar in plaats van dat ik de lijn blijf volgen en daarmee Janos een gemakkelijk spoor geef om hem te volgen, vermijd ik het opzettelijk en pik steeds een willekeurig pad. 409
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 409
13-4-10 21:31
Halverwege het gangetje kruip ik weg onder een paar laaghangende leidingen en volg ik het ernaast liggende gangetje dieper de donkere kamer in, die er meer en meer uit gaat zien als een echte kelder. Beschimmelde bakstenen muren… vochtige, modderige vloeren… en geen raam te zien. Het gebarsten gipsen plafond is hier zo laag als een grot, welft zich dan ineens zes meter de lucht in naar zwarte, onverlichte toppen. Hoe verder ik ga, hoe minder machines ik tegen kom, en hoe stiller het wordt. Een koele vlaag tocht blaast in mijn gezicht, iets dat me terug doet denken aan de windtunnels in de goudmijn. Er moet ergens een open deur zijn. Aan allebei de kanten naast me blokkeren hopen in elkaar geweven leidingen nog steeds het zicht, maar ik hoor het gestamp van zware voetstappen. Janos komt dichterbij. Het geluid echoot aan mijn rechterkant, dan aan mijn linkerkant. Dat is niet logisch. Hij kan niet op twee plaatsen tegelijk zijn. Ik draai me snel om in een poging het geluid te volgen. Mijn wenkbrauw botst tegen een van de leidingen en een metaalachtig geklik galmt door de kamer. Ik sluit mijn ogen en buk me zo snel dat mijn knokkels tegen het beton botsen. Dan hoor ik het metalige gerommel achter me echoën. Een heel eind achter me. Ik trek een wenkbrauw op en kijk omhoog naar de donkere bogen van het plafond. Een hoog gefluit zoeft over me heen. Hé. Op mijn knieën zittend tik ik met een vinger tegen de leiding. Er klinkt een lichte ping, gevolgd door de echo van de ping ongeveer tien meter achter me. Het is het geluidsequivalent van een spiegeldoolhof. Toen het Capitool gebouwd werd, bestond er nog geen airconditioning, dus toen de Congresleden klaagden over de verstikkende temperaturen in de kamers van de Senaat en het Huis, werd er een uitgebreid sys teem van natuurlijke luchttunnels onder de grond gebouwd. Lucht stroomde van buiten door onderaardse tunnels, weefde zich omhoog door het gebouw, en van daaruit stroomde het door interne tunnels die leken op 410
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 410
13-4-10 21:31
stenen airconditioningkanalen, uiteindelijk koele lucht brengend in de spelonkachtige ruimtes van het gebouw die geen ramen hadden. Hoewel het natuurlijk is gemoderniseerd, bestaat dat systeem vandaag de dag nog steeds, verzamelt verse lucht die rechtstreeks in de airconditioningmachines wordt gevoerd, en daarna wordt rondgepompt door de nog steeds bestaande kanalen en een paar overgebleven passages. Ik besef al snel dat ik niet gewoon in de kelder ben. De manier waarop de wind langs me zwiept… het echoënde geluid… ik dacht dat de luchtkanalen boven en onder me liepen. Maar nu ik rondkijk naar de gebogen wanden van de muren… Deze hele kamer is een grote tunnel. Ik heb er de hele tijd in gestaan. Dat is de tocht die ik op mijn gezicht voel. En daarom staan al die airconditioningapparaten hier. De onderaardse gang graaft zich omhoog van onder ons, komt uit in deze kamer en voedt al deze machines met verse lucht. Ik kijk omhoog naar de donkere bogen in het plafond en zie dat ze helemaal niet doodlopen. Voorbij deze duisternis zijn de passages die omhoog lopen, het Capitool in. Dit is de naaf die de spaken van het gebouw bedient. Net zoals de kanalen van de airconditioning zijn deze tunnels allemaal met elkaar verbonden. Daarom echoden Janos’ voetstappen zowel aan mijn linker- als mijn rechterkant. Tik op het metalen rooster aan je rechterkant en je hoort het ook achter je. Dat is goed om te weten – zeker nu. Nog steeds gehurkt schiet ik tussen twee parallelle luchtkanalen in en hoor Janos’ voetstappen uit drie verschillende richtingen. Alle drie worden ze harder, maar vanwege het gefluit van de windtunnel en het vage geraas van de machines, is het nog steeds onmogelijk om te zeggen welke set voetstappen het eerst komt. Het enige goede is dat Janos hetzelfde probleem heeft. ‘Er is al hulp onderweg!’ roep ik en ik hoor de echo’s achter me. ‘De politie van het Capitool is onderweg!’ Ik ga richting de linkerkant van de kamer. Met behulp van de echo zou Janos het van rechts moeten komen. Het is 411
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 411
13-4-10 21:31
niet de beste truc van de wereld, maar op dit moment is het enige wat ik moet uitstellen. Tijd rekken zodat Viv de redding kan brengen. ‘Hoorde je wat ik zei, Janos?! Ze zijn onderweg!’ voeg ik toe, in de hoop hem te verwarren met de manier waarop mijn stem heen en weer door de kamer stuitert. Hij blijft nog steeds stil. Hij is te slim om antwoord te geven. Daarom besluit ik persoonlijk te worden. ‘Je lijkt me geen fanaticus, Janos – dus hoe hebben ze het voor elkaar gekregen je te laten tekenen? Iets tegen de Verenigde Staten, of was het gewoon een financieel besluit?’ Er klinkt een scherp geschraap wanneer hij om zijn as draait en terugloopt. Het geluid komt van achter hem. Hij is echt verdwaald. ‘Kom op, Janos – zelfs voor iemand als jij zijn er grenzen. Dat een mens ook moet eten betekent niet dat je elk stukje kauwgom van de straat hoeft te likken.’ De voetstappen worden luider, dan weer zachter als hij van gedachten verandert. Nu is hij geërgerd. ‘Begrijp me niet verkeerd,’ vervolg ik, gebogen onder een deel van de luchtkanalen en verborgen achter een van de ovalen boilers. ‘Ik snap dat het leven bestaat uit partij kiezen, maar deze gasten… Niet om je nou als stereotype te gebruiken, maar ik heb je gezien, Janos. Je komt nou niet echt uit hun nest. Ze mogen ons misschien wel dood willen nu, maar jij staat niet ver onder ons op de lijst.’ De voetstappen vertragen. ‘Denk je dat ik het mis heb? Ze duwen je niet alleen een mes in je ruggengraat; ze weten precies tussen welke twee wervels ze moeten steken om ervoor te zorgen dat je elke centimeter van het mes zult voelen. Kom op, Janos, denk eens aan over wie we praten… Dit is Jemen …’ De voetstappen stoppen. Ik til mijn hoofd op en staar door de kamer. Dit is onwerkelijk. ‘Hebben ze je dat niet verteld?’ vraag ik. ‘Je had geen idee.’ Opnieuw stilte. 412
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 412
13-4-10 21:31
‘Wat, denk je dat ik dit verzin? Het is Jemen, Janos. Je werkt voor Jemen!’ Ik sluip achter de boiler vandaan en buig terug in de richting van Janos, nog steeds gehurkt. Met een lichte tik raak ik een ander apparaat met de tang. Hoe meer ik in beweging blijf, hoe lastiger het is om me te vinden. ‘Hoe hebben ze het voor je verborgen weten te houden, trouwens? Laat me raden: ze hebben een of ander directeurtypetje ingehuurd om ervoor te zorgen dat het lijkt op een Amerikaans bedrijf; en die knul heeft jou ingehuurd. Hoe dichtbij ben ik? Heet? Koud? Voeten in de fik?’ Hij geeft nog steeds geen antwoord. Voor de verandering heb ik hém uit balans gebracht. ‘Heb je nog nooit The Godfather gezien? De huurlingen ontmoeten nooit de echte baas.’ Dat laatste is alleen maar bedoeld om hem over de rooie te krijgen. Ik hoor nergens meer voetstappen. Hij is het of aan het verwerken, of hij probeert het geluid van mijn stem te volgen. Hoe dan ook, het bestaat niet dat hij nog helder nadenkt. Voorover gebogen en volkomen stil begeef ik me langs een drie meter hoge blower die vastzit in het stoffigste metalen rooster dat ik ooit heb gezien. Vastgemaakt aan de grille is het een lang aluminium kanaal dat zo’n zes meter door de kamer loopt, terug naar de deur. Voor me draaien de bladen van de ventilator langzaam, dus wanneer ik het goed uitmik, kan ik door de hele pijp kijken en de andere kant zien. Ik werp een snelle blik in de pijpen slik bijna mijn tong in wanneer ik de achterkant van een bekende borstelkop met zouten peperkleurig haar zie. Ik duik in elkaar en hurk achter het rooster van de ventilator. Vanaf de plek waar ik sta, heb ik een duidelijk beeld onder het lange kanaal door. De Ferragamoschoenen aan de andere kant zijn duidelijk te herkennen. Janos staat recht voor me en gezien de manier waarop hij daar staat, gefrustreerd en bevroren, heeft hij geen idee dat ik achter hem sta. 413
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 413
13-4-10 21:31
Ik grijp de buigtang in mijn bezwete vuist, blijf gehurkt en maak me klaar om naar voren te gaan. In drie seconden heb ik het mezelf uit mijn hoofd gepraat. Ik heb genoeg vervolgen van Friday the 13th gezien om te weten hoe dit zal eindigen. De man is een moordenaar. Het enige wat ik moet doen is verborgen blijven – alle andere acties lopen het risico tot een slechte horrorfilm te verworden. Het vervelende is dat hoe langer ik hier zit, des te groter de kans is dat hij zich omdraait en me recht aankijkt. Op deze manier heb ik in elk geval het voordeel van de verrassing. En na wat hij Matthew, Pasternak en Lowell heeft aangedaan… sommige dingen zijn gewoon het risico waard. Nog steeds in elkaar gedoken wapen ik mezelf met een laatste diepe ademhaling. Daarna schuifel ik met een kippenloopje naar voren. Mijn hand glijdt lichtjes langs de zijkant van het metalen kanaal, de andere houdt de buigtang stevig vast. Ik kruip nog dieper in elkaar om langs de onderkant van het kanaal te kijken. Janos staat nog steeds aan het uiteinde en doet zijn best mijn locatie te bepalen. Vanuit dit deel van de kamer maakt het gerommel van de machines dat lastiger dan ooit. Desondanks doe ik zo rustig mogelijk aan, blijf ik voorzichtig bij elke stap. Ik ben ongeveer drie meter bij hem vandaan. Vanuit mijn huidige positie is Janos’ bovenlichaam verborgen door de bovenkant van het kanaal. Ik kan het topje van zijn rechterschouder zien. Ik kom een beetje dichterbij en kan daardoor de bovenkant van zijn hoofd en de rest van zijn arm zien. Minder dan anderhalve meter. Hij kijkt om zich heen – ja hoor, hij is echt verdwaald. In zijn rechterhand is de zwarte doos. In zijn linkerhand is de ijzeren negen van de senator. Als ik het goed heb zijn dat de enige wapens die hij heeft. Elk ander wapen – een mes of een pistool – zou nooit door de metaaldetector zijn gekomen. Hij staat minder dan een meter van me af. Ik klem mijn tanden op elkaar en hef de tang. De wind blaast 414
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 414
13-4-10 21:31
door de tunnel, bijna alsof het sneller gaat. Onder mijn voeten klinkt een licht gekraak. Een verdwaald stukje gips breekt doormidden. Ik bevries. Janos beweegt niet. Hij heeft het niet gehoord. Alles is in orde. Ik tel in mezelf, verplaats mijn gewicht, klaar om toe te slaan. Ik ben zo dichtbij dat ik de steken op de zwarte riemlussen van zijn broek kan zien, en de te lange stoppels achter op zijn nek. Ik was al bijna vergeten hoe groot hij is. Van hieronder is hij een reus. Ik verstrak mijn kaak en til de tang nog hoger op. Bij drie: een… twee… Ik spring omhoog als een duveltje uit een doosje, recht op hem af, en ram de tang naar de achterkant van zijn nek. Janos spint zo snel rond dat hij even vervaagt, hij heeft de golfclub vast en mept de tang uit mijn hand. Het vliegt door de kamer. Voordat ik zelfs maar kan reageren, heeft hij zijn andere arm in de lucht. In een snelle beweging buigt het naar beneden. En de zwarte doos prikt rechtstreeks naar mijn borst.
415
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 415
13-4-10 21:31
76
‘S
nel… We moeten hulp halen!’ zei Viv dringend, terwijl ze aan de mouw van Barry’s jas rukte. ‘Rustig aan. Dat heb ik al gedaan,’ zei Barry terwijl hij de gang scant. ‘Ze kunnen hier elk moment zijn. Nou, waar is Harris?’ ‘Daar…’ zei ze en wees naar de machineruimte achter haar. ‘Waar wijs je naar? De deur?’ ‘Kun je dat zien?’ vraagt Viv. ‘Alleen silhouetten en schaduwen. Breng me daarheen…’ Hij greep Viv’s elleboog en haastte zich naar voren, dwong haar mee te gaan naar de deur. ‘Ben je gek?’ vroeg Viv. ‘Ik dacht dat je zei dat hij daar was met Janos.’ ‘Deed ik ook, maar…’ ‘Wat wil je liever doen – hier blijven en wachten op de smerissen van het Capitool, of daar naar binnen gaan en proberen zijn leven te redden? Hij is alleen tegen Janos. Als Harris nu geen hulp krijgt, maakt het niet meer uit.’ ‘M-Maar je bent blind…’ ‘Nou en? Het enige wat we nu nodig hebben zijn lijven. Janos is slim – als er twee mensen binnenkomen, gaat hij geen confrontatie riskeren. Dan gaat hij rennen. Kom je nou nog of niet?’ Overweldigd door zijn haast volgde Viv Barry toen hij met zijn stok door de gang tikte. Ze keek nog even 416
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 416
13-4-10 21:31
over haar schouder, op zoek naar de politie van het Capitool. Barry had gelijk. Ze hadden bijna geen tijd meer. Ze versnelde haar pas en leidde hem snel naar voren. Ze was niet van plan Harris alleen te laten. Halverwege de gang passeerden ze Lowell’s levenloze lichaam, dat nog steeds op de grond lag. Viv keek vluchtig naar Barry. Zijn ogen staarden leeg vooruit. Hij kon het niet zien. ‘Lowell is dood,’ zei ze. ‘Weet je het zeker?’ Ze keek om naar het bevroren lichaam. Lowell’s mond stond wijd open, verloren in een laatste, stille schreeuw. ‘Ik weet het zeker.’ Ze draaide zich terug naar Barry en vervolgde: ‘Was hij degene die je gebeld had?’ ‘Wat?’ ‘Lowell. Was hij degene die je had gebeld? Was dat hoe je wist dat je moest komen?’ ‘Ja,’ zei Barry. ‘Lowell had gebeld.’ Barry’s stok botste tegen de onderkant van de deur. Viv reikte naar de deurkruk. Ze duwde de deur open en voelde een vlaag koele lucht langs haar gezicht strijken. ‘Hoe ziet het eruit?’ fluisterde Barry. Ze gluurde naar binnen om er zeker van te zijn dat alles veilig was. Er was niets veranderd. De mopemmer. De propaantanks. Zelfs de legerdeken lag precies waar ze het gelaten had. Verderop in de kamer hoorde ze daarentegen een diep gegrom. Het geluid van iemand die pijn had. ‘Harris!’ riep ze en trok Barry met haar mee de kamer in. Ondanks haar snelheid hield hij haar elleboog stevig vast. Ze overwoog hem achter te laten, maar Barry had wat een ding betreft gelijk: er was nog steeds veiligheid in aantallen. ‘Weet je zeker dat je me bij kunt houden?’ vroeg ze terwijl ze zich naar voren haastte. Tot haar verrassing ging het rennen makkelijker dan ze verwachtte, zelfs met Barry’s gewicht. ‘Absoluut,’ zei Barry. ‘Ik ben vlak achter je.’ Viv knikte tegen zichzelf. Hij had dit duidelijk vaker 417
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 417
13-4-10 21:31
gedaan. Maar net toen ze zich wegdraaide van Barry en zich weer concentreerde op de kamer, voelde ze zijn greep om haar elleboog verstrakken. Eerst was het alleen maar hinderlijk, maar toen… ‘Dat doet pijn, Barry.’ Zijn grip verstevigde nog meer. Ze probeerde haar arm los te trekken, maar hij liet niet los. ‘Barry, hoor je wat ik…’ Ze draaide om om hem aan te kijken, maar hij was al bezig uit te halen. Net op het moment dat Viv naar hem toe wervelde, sloeg Barry haar met de rug van zijn hand tegen haar gezicht. De slag was wild, raakte haar net boven de mond. Haar bovenlip spleet open, en terwijl ze uit balans op de vloer viel proefde ze de smaak van haar eigen bloed. Ze stak haar palmen uit om haar val te breken, maar het hielp niet. Ze landde hard op haar knieën en scharrelde op handen en knieën om weg te komen. ‘Wat, nou ben je plotseling stil?’ vroeg Barry. Hij was pal achter haar. ‘Harris… Harris…’ probeerde ze te schreeuwen. Maar voordat ze de woorden kon zeggen, sloeg Barry zijn arm om haar nek en trok zo hard hij kan. Viv hoestte oncontroleerbaar. Ze kreeg geen lucht meer. ‘Sorry – zei je iets?’ vroeg Barry. ‘Soms hoor ik niet zo goed.’
418
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 418
13-4-10 21:31
77
H
et zwarte doosje van Janos komt recht op mijn borst af. Mijn ogen zijn gericht op de twee tanden die eruit steken. Ze gaan recht naar mijn hart – dezelfde plaats waar ik hem Lowell zag steken. Ik draai en doe mijn best om uit de weg te glijden. Janos is meedogenloos snel. Ik wil graag denken dat ik sneller ben. Ben ik niet. De naalden missen mijn borst, maar ze prikken wel door mijn mouw en zinken diep in mijn biceps. Eerst voelt het alsof er overal naalden in worden gestoken, door mijn arm en over mijn vingertoppen. Binnen seconden begint de schok te branden. Een ranzige lucht die me herinnert aan verbrand plastic vult de lucht. Mijn eigen vlees en spieren die verbranden. ‘Rrraaaah!’ schreeuw ik, spartel wild om me heen en ik schuif tegen Janos’ schouder met mijn vrije arm. Hij is zo gericht op het beschermen van de zwarte doos dat hij bijna niet merkt dat ik de golfclub uit zijn vrije hand ruk. Woedend tilt hij de doos omhoog voor een tweede poging. Ik zwaai wild in de hoop hem van me af te houden. Tot mijn verrassing raakt de top van de club de rand van de doos. Het is geen directe slag, maar het is genoeg voor Janos om zijn grip kwijt te raken. De box vliegt door de lucht, stort uiteindelijk neer op de grond en barst open. Draden, naalden en penlight-batterijen verspreiden zich over de grond en rollen onder een luchtbehande 419
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 419
13-4-10 21:31
lingunit die daar vlakbij ligt. Ik werp een blik op Janos. Zijn meedogenloze ogen scheuren me uit elkaar en zijn onheilspellender dan ooit. Hij komt op me af zonder een woord te zeggen. Hij heeft er genoeg van. Ik til de golfclub weer op alsof het een honkbalknuppel is. De laatste keer heb ik hem verrast. Het probleem is alleen dat je Janos niet twee keer kunt verrassen. Ik zwaai de club naar zijn hoofd – hij stapt opzij en ramt de knokkel van zijn middelvinger in het botje aan de binnenkant van mijn pols. Een schok van pijn verkrampt mijn hand en mijn vuist springt onwillekeurig open, waardoor de club op de grond valt. Ik probeer een vuist te maken, maar kan mijn vingers nauwelijks bewegen. Janos heeft dat probleem niet. Hij stoot tegen me met de precisie van een bokser en boort de top van zijn knokkel recht tegen het kuiltje in mijn bovenlip. Ik heb nog nooit zo’n hete golf van pijn gevoeld en water stroomt mijn ogen uit. Ik kan nauwelijks kijken. Maar ik ben hier niet om zijn piñata te zijn. Hoewel ik nog steeds nauwelijks mijn hand kan sluiten, haal ik toch uit met een scherpe stoot. Janos leunt naar links en grijpt mijn pols op het moment dat die zijn kin passeert. Hij maakt volledig gebruik van mijn momentum, trekt me naar hem toe, tilt met een snelle beweging mijn arm op en duwt twee vingers diep in mijn oksel. Ik voel een bijensteek van pijn, maar voordat ik dat goed en wel besef wordt mijn hele arm slap. Janos gaat gewoon door en blijft mijn pols stevig vasthouden. Hij trekt het nog verder naar zijn linkerkant, gebruikt dan zijn vrije arm om mijn elleboog naar rechts te rammen. Er klinkt een hoorbare krak. Mijn elleboog overstrekt. Mijn spieren scheuren verder en wanneer het gevoel weer terug komt is het duidelijk dat die arm niet meer goed gaat werken. Hij trekt me stukje voor stukje uit elkaar – systematisch sluit hij elk deel van mijn lichaam kort. Hij knielt een beetje, gromt uit zijn keel en verrast me met een nieuwe stoot die me recht tussen mijn kruis en 420
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 420
13-4-10 21:31
mijn navel raakt. De hele onderste helft van mijn lichaam schiet met een stuiptrek naar achteren, waardoor ik struikelend naar zijn hoek van de kamer ga. De achterkant van mijn kuiten stoot met een zestig centimeter hoog deel van de ventilator en het momentum wint het weer van me. Ik tuimel naar achteren, struikel over de ventilatoren en stort plat op mijn billen achter een enorm airconditioningapparaat dat zeker zo groot is als een vuilniswagen. Aan de zijkant van de machine kucht een zwarte rubber transportband tot leven – draait snel rond, vertraagt dan weer, zijn korte cyclus voltooiend. Maar terwijl Janos op me afdendert, over de ventilatoren springend en landend met een luide bons, zijn z’n ogen niet gericht op de lopende band – of zelfs maar op mij. Waar hij naar kijkt bevindt zich recht achter mijn schouder. Nog steeds op de grond liggend draai ik me snel om en volg zijn blik. Minder dan zes meter verderop markeert een gebogen, verroeste bakstenen muur het einde van de luchttunnel – maar wat Janos’ aandacht trekt is dat wat zich daar direct onder bevindt: een donker, open gat dat breder is dan een liftschacht, en zo te zien minstens zo diep. Ik heb hierover gehoord, maar er zelf nog nooit een gezien. Een van de ondergrondse tunnels die van onder het gebouw afkomt. Hier vandaan komt de verse lucht binnen, ondergronds, onder het hele Capitool… en gevoed door een van de weinige verse lucht-aanvoergebieden. Sommige mensen zeggen dat deze gaten bijna honderd meter diep zijn. Afgaande op de gapende echo die langs me fluit met een vlaag frisse lucht, zou dat best eens kunnen kloppen. Naast het gat staat een rechthoekig metalen rooster rechtop, geleund tegen de muur. Normaal gesproken dient het rooster om het gat af te schermen, maar op dit moment is het enige wat het gat bedekt een dunne streep geelzwart politietape met het woord Voorzichtig erop. Wat ze hier ook aan het doen zijn, het is duidelijk nog onder constructie. Natuurlijk neemt het Capitool 421
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 421
13-4-10 21:31
zijn gebruikelijke veiligheidsmaatregelen: twee gele borden met Pas op – Natte vloer balanceren precies op de rand. De borden kunnen nog geen niesbui tegenhouden – en dat is precies waar Janos op rekent wanneer hij voorover buigt en me bij de kraag van mijn shirt grijpt. Hij tilt me op mijn voeten en duwt me achteruit naar het gat. Mijn benen voelen aan alsof ze van pap zijn. Ik kan nauwelijks staan. ‘Nee… niet doen…’ smeek ik, en ik vecht om overeind te blijven. Zoals altijd is hij zo stil als het graf. Ik doe mijn best om op mijn voeten te blijven staan. Hij slaat opnieuw tegen mijn borst. Deze slag voelt aan als de knal van de geluidsbarrière. Ik probeer wanhopig om zijn shirt vast te houden, maar ik kan geen grip krijgen… En naar achteren struikelend vlieg ik regelrecht op het gat af.
422
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 422
13-4-10 21:31
78
M
et zijn arm strak om Viv’s nek gesloten klemde Barry zijn tanden op elkaar en leunde naar achteren, en kneep zo hard hij kon. Viv vocht om lucht te krijgen en Barry kon haar nauwelijks in bedwang houden. Gezien de breedte van haar schouders was ze groter dan hij zich herinnerde. En ook sterker. Dat was het probleem wanneer je moest afgaan op schaduwen – je wist nooit het precies totdat je je handen op iemand kreeg en het zelf kon voelen. Viv’s lichaam spartelde en schokte alle kanten op. Haar nagels groeven in Barry’s onderarm. Ze snakte nog steeds naar adem en kuchte een golf van speeksel over zijn ontblote pols. Wat goor, dacht hij. Hij spande zijn arm nog wat strakker aan en trok haar dichterbij. Maar op dat moment reikte Viv over zijn schouder en klauwde naar zijn gezicht. Barry draaide zijn hoofd opzij om zijn gezicht te beschermen. Dat was alles wat Viv nodig had. Ze reikte naar achteren, greep een bos haar en trok zo hard ze kon. ‘Aaaaahh…!’ brulde Barry. ‘Rotw…!’ Hij leunde naar voren om de pijn te stoppen en stond op zijn tenen. Viv boog nog verder voorover, liet hem elke centimeter van haar lengte voelen. Barry was eindelijk uit balans. Ze gooide haar gewicht naar achteren en lanceerde zichzelf naar de bakstenen muur achter haar. Barry’s rug smakte hard tegen de bakstenen, maar hij liet nog steeds niet 423
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 423
13-4-10 21:31
los. Ze struikelden ongecontroleerd omver en ploegden tegen de verzameling propaantanks, die omvielen als bowlingkegels. Barry probeerde Viv terug te trekken, maar terwijl ze rond bleven draaien duwde Viv hem alleen maar harder weg. Nu vlogen ze achteruit tegen een boiler die vlakbij stond en ze voelde haar volledige gewicht tegen Barry aan storten op hetzelfde moment dat de top van een open pijp in zijn rug duwde en in zijn ruggenwervel gedrukt werd. Barry brulde het uit van pijn en stortte op zijn knieën, niet in staat om haar nog langer vast te grijpen. Hij hoorde Viv’s schoenen schuifelen over het beton. Ze scharrelde dieper de kamer in. Niet ver. Net genoeg om zichzelf te verbergen. Barry wreef over zijn rug, bedwong de pijn en keek de kamer rond. Er was niet veel licht, waardoor de meeste schaduwen eruit zagen als modderige bobbels die voor hem schenen te zweven. In de verte hoorde hij rasperig grommen en nasaal kreunen. Harris en Janos. Het zou niet lang duren voordat Janos met Harris had afgerekend, wat betekende dat Barry zich alleen maar hoefde te concentreren op Viv. ‘Kom op – denk je nou werkelijk dat ik je niet kan zien?’ riep hij uit. Ondertussen luisterde hij scherp naar het geschuifel van haar schoenen en hoopte hij dat zijn bluf haar zou lokken. Hoog bovenin kon hij de randen van de luchtzuiveraars zien, maar beneden, in de buurt van de vloer, vervaagden de details snel. Aan de linkerkant klonk het geschraap van rots tegen beton. Viv bewoog zich. Barry draaide zijn hoofd, maar er flitste niets langs. Het was dezelfde modderige brij als eerst. Had het bewogen? Nee… Blijf geconcentreerd. Vooral nu, vertelde Barry zichzelf. Als hij Viv maar eenmaal had… wanneer ze dit voor elkaar kregen… Hij had helemaal onderop gezeten – nu was het zijn beurt om aan de top te zijn. Een seconde later hoorde hij een hoog gekletter achter hem. Een van de propaantanks. Hij draaide zich om om 424
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 424
13-4-10 21:31
het geluid te volgen, maar het geluid was te hoog. Als van een kiezel tegen metaal. Ze had een steentje gegooid. ‘Nu ben je me aan het testen, hé?’ riep hij en draaide zich weer om naar de machines. Hij probeerde sterk te klinken, maar terwijl hij de kamer scande – van links naar rechts… op en neer – de schaduwen… nee… er bewoog niets. Er bewoog niets, drong hij aan. Overal om hem heen zoemden de machines hun zachte symfonie. Rechts van hem floepte de vlam van de oven aan, vlamde op met een luid woesj. Aan zijn linkerkant beëindigde een kuchende compressor zijn cyclus, klikte weer de leegte in. De wind floot recht langs hem. Maar nog steeds geen spoor van Viv. In zijn zoektocht naar het hijgende geluid van haar ademhaling isoleerde Barry elk geluid – elk gekletter, sis, gesputter, gekraak en gehijg. Naarmate hij verder de kamer in stapte werd het steeds moeilijker om te zien, maar hij wist dat Viv bang was. Uit balans. Dat was wanneer ze een fout zou maken. Het probleem was alleen dat hoe dieper Barry naar binnen kwam, hoe meer de geluiden om hem heen leken te dansen. Er klonk een gerinkel links van hem… of was het van rechts? Hij pauzeerde midden in een stap, bevroor op zijn plaats. Een gefluister van stof achter hem. Hij wervelde terug naar de deur, maar het geluid stopte net zo snel. ‘Viv, doe geen domme dingen…’ waarschuwde hij, maar zijn stem klonk gebarsten. In de kamer was het doodstil. Er klonk een zacht gekraak, als een stokje wanneer het in een kampvuur gegooid werd. ‘Viv…?’ Nog steeds geen antwoord. Barry draaide zich opnieuw naar de achterkant van de kamer en bestudeerde het silhouet van elk apparaat. De blob was onveranderd. Er bewoog niets… er bewoog niets… ‘Viv, ben je daar…?’ 425
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 425
13-4-10 21:31
Even voelde Barry een bekende beklemming op zijn borst, maar hij herinnerde er zichzelf haastig aan dat er geen reden voor paniek was. Viv ging nergens heen. Zolang ze die angst had, zou ze niet riskeren om iets te doen. Een luid gekrijs scheurde over de vloer. Schoenen stampten in volle galop. Achter hem… Viv rende naar de deur. Barry wervelde zich net op tijd om de mopemmer tegen de muur te horen slaan. Er klonk een scherp geschraap van metaal over beton toen ze een van de lege propaantanks optilde. Barry nam aan dat ze die verplaatste om naar de deur te komen, maar toen hij haar eindelijk in beeld kreeg, verraste het hem dat haar schaduw niet kleiner werd. Het werd groter. Ze rende niet weg. Ze kwam recht op hem af. ‘Kijk hier maar eens goed naar, klootzak…’ schreeuwde Viv en zwaaide de propaantank met al haar kracht. Ze hield het stevig vast en ramde het tegen de zijkant van Barry’s hoofd. Het geluid alleen al was de moeite van de botsing waard – een onnatuurlijke plof, alsof een aluminium knuppel tegen een meloen smakte. Barry’s hoofd rukte abrupt opzij en de rest volgde snel. ‘Zag je dat? Was dat helder genoeg voor je?’ schreeuwde Viv toen Barry op de grond viel. Sinds de eerste dag dat ze in hun huis aan de rand van de voorstad verhuisde was ze gepest. Nu had ze eindelijk profijt van al die gevechten. Hij reikte naar haar been, maar zijn wereld draaide al om zich heen. Viv gooide de propaantank op zijn borst. Alle lucht werd uit zijn borstkas geperst en nu kon hij nauwelijks bewegen. ‘Dacht je nou echt dat je een kans had?’ schreeuwde ze en een stroom speeksel vloog uit haar mond. ‘Je kunt niets zien! Wat dacht je nou – dat je me kon verslaan omdat ik een meisje ben?!’ Omhoog kijkend zag Barry Viv’s lange schaduw over hem heen staan. Ze tilde haar voet op boven zijn hoofd, klaar om het naar beneden te trappen. Het was het laatste dat Barry zag voordat de wereld zwart werd. 426
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 426
13-4-10 21:31
79
T
erwijl ik naar achteren struikel naar het open gat aan het eind van de luchttunnel, verspil ik geen tijd met proberen mijn vaart te vertragen. Ik gebruik alles wat ik nog over heb, zwenk opzij en probeer mezelf om te draaien. Tegen de tijd dat ik de diepte van de put kan zien ben ik nog maar een paar stappen van de rand. Maar ik beweeg tenminste snel. Mijn voet raakt de rand van het gat en ik gebruik de snelheid om een grote diagonale sprong naar rechts te maken. Inertie draagt me het grootste deel. Ik slaag er ternauwernood in de hoek van het gat te vermijden – dat is goed – maar nu kom ik recht op de bakstenen muur af – dat is niet goed. Ik steek mijn palmen naar voren en ram de muur met volle vaart. Mijn armen vangen het grootste deel van de klap op, maar wanneer mijn hele gewicht botst, klapt mijn elleboog in. De pijn is ontzettend. Ik zak in elkaar op de grond, rol op mijn rug, duw mezelf overeind op mijn goede elleboog en kijk snel naar het open gat. Verdwaalde steentjes en stukjes vuil tuimelen over de rand van de put. Ik luister om in te schatten hoe lang het duurt voordat ze de bodem raken, maar voordat ik besef wat er gebeurt wordt er weer hard aan de voorkant van mijn shirt getrokken. Ik kijk net op wanneer Janos probeert me overeind te trekken. Ik ben niet meer in staat om te vechten. In paniek scharrel ik op mijn achterste en probeer op deze manier 427
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 427
13-4-10 21:31
naar achteren te krabbelen. Zijn greep is te strak. Hij houdt me vast met zijn linkerhand en gebruikt de rechter om me een klap met zijn handrug op mijn voorhoofd te geven. Net als daarnet weet hij precies waar hij op mikt. Zijn knokkel snijdt mijn wenkbrauw open. Het bloed komt snel, stroomt over de zijkant van mijn gezicht en verblindt me nog meer dan eerst. Hij probeert me het op te laten geven, maar terwijl de klap me weer terug op mijn billen gooit, reageer ik met het enige wat ik nog kan doen. Ik schop omhoog en richt tussen zijn benen, en plant de top van mijn schoen diep in zijn ballen. Janos klemt zijn tanden op elkaar om de grom te verbergen, maar hij kan de schade niet verhullen. Hij buigt voorover en grijpt zijn kruis strak beet. Belangrijker is dat hij eindelijk mijn shirt loslaat. Ik krabbel naar achteren. Het enige wat ik nodig heb is een paar seconden. Maar het is nog steeds niet genoeg. Voordat ik zelfs maar overeind kan komen, herpakt Janos zich en ploegt recht op me af. Aan de uitdrukking op zijn gezicht te zien heb ik hem alleen maar bozer gemaakt. Achter me bots ik tegen de zijkant van de airconditioner, die verticaal tegen de muur doodloopt. Ik heb nu helemaal geen ruimte meer om te rennen. ‘Dit hoef je niet te doen,’ zeg ik hem. Hij is stil, net als altijd. Zijn ogen verstrakken en een dunne grijns verschijnt op zijn lippen. Vanaf dit moment doet hij dit helemaal voor zichzelf. Janos grijpt mijn oor, knijpt hard en draait het naar achteren. Ik moet mijn kin wel omhoog doen. Hij verstevigt zijn grip en ik staar naar het plafond. Mijn nek is volkomen onbeschermd. Hij maakt zich klaar voor de beslissende slag, en… …rukt zijn hoofd naar links en struikelt uit balans. Een luide holle bons echoot door de lucht. Iets heeft hem tegen zijn achterhoofd geraakt. Het verbazingwekkendste is dat hij in de laatste seconde er zelfs in slaagt om mee te rollen – bijna alsof hij voelde dat het kwam. 428
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 428
13-4-10 21:31
Desondanks is hij behoorlijk hard neergeslagen – en nu hij zijn hoofd vasthoudt en opzij struikelt naar de bakstenen muur, kan ik eindelijk zien wat er achter hem staat. Viv heeft de ijzeren negen vast die ik eerder heb laten vallen en houdt de club klaar in een perfecte slagmanhouding. ‘Ga verdomme weg van mijn vriend,’ waarschuwt ze. Janos kijkt ongelovig achterom. Dat duurt niet lang. Hij richt zich op Viv, fronst en zijn vuisten ballen zich. Als hij pijn heeft laat hij het niet merken. In plaats daarvan is woede het enige wat zichtbaar is. Zijn ogen zijn zwart – twee kleine houtskooltjes in diepgelegen oogkassen. Hij schiet naar voren als hondsdol dier en vliegt naar Viv. Ze zwaait de club met geklemde tanden, in de hoop hem nog een kuil in zijn hoofd te bezorgen. Ik heb hetzelfde al eens eerder geprobeerd. Ze heeft geen schijn van kans. Janos vangt de club op midden in zijn zwaai, draait het om met een snelle beweging, steekt het dan als een biljartkeu naar voren. De botte kant prikt precies in haar keel. Viv wankelt naar achteren en grijpt haar nek, ze kan geen adem meer halen. Puur door momentum slaagt ze erin de golfclub uit zijn handen te trekken, maar ze kan het niet vast blijven houden en het klettert op de grond. Janos heeft het niet meer nodig. Viv hoest hevig. Janos blokkeert haar vluchtweg en komt naar voren om het af te maken. ‘B-Blijf weg,’ hijgt ze. Janos grijpt de voorkant van haar shirt, trekt haar naar hem toe, en met een bliksemsnelle beweging ramt hij zijn elleboog in haar gezicht. Het raakt haar op haar wenkbrauw, net als bij mij – maar deze keer, wanneer het bloed begint te stromen, houdt Janos niet op. Hij ramt zijn elleboog weer naar voren en tikt haar opnieuw. En opnieuw. Steeds op dezelfde plaats. Hij probeert haar niet alleen bewusteloos te krijgen… ‘Raak haar niet aan…!’ schreeuw ik en stort me naar 429
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 429
13-4-10 21:31
voren. Mijn arm is zo opgezwollen dat ik die zelfs niet meer kan voelen. Mijn benen trillen zo dat ze me nauwelijks nog kunnen dragen. Het kan me niet schelen. Hij neemt haar niet ook nog mee. De pijn negerend ren ik op hem af, ram van achteren tegen hem aan en wikkel mijn arm om zijn nek. Hij veegt de hand terug over zijn eigen schouder en probeert mijn hoofd eraf te trekken. De enige kans die we hebben is twee tegen een. Het is nog steeds niet genoeg. Viv probeert zijn wang te krabben, maar Janos is er klaar voor. Hij tilt zijn beide voeten op en schopt haar rechtstreeks in haar gezicht. Viv vliegt naar achteren, slaat tegen de metalen zijkant van de airconditioner. Haar hoofd raakt als eerste. Ze zakt in elkaar, bewusteloos. Janos weigert nog steeds om te stoppen, slaat zijn hoofd terug en smakt tegen mijn neus. De luide plop vertelt me dat hij gebroken is. Ik laat hem los en wankel naar achteren, mijn gezicht een bloederige massa. Janos vertraagt niet. Hij marcheert recht op me af… een wandelende tank. Ik haal uit met mijn linkerhand, maar hij blokkeert de stomp. Ik struikel weer en hij werpt een blik over mijn schouder. Net als daarnet richt hij zich op het open gat. ‘Niet doen… alsjeblieft, niet doen!’ Hij duwt me naar achteren en ik stort ter aarde. Ik hoop dat dit er in elk geval voor zorgt dat ik niet verder beweeg. Maar net als ik opkijk, grijpt hij mijn shirt weer en trekt me overeind. Het gat is direct achter me. In tegenstelling tot de vorige keer geeft hij me nu geen extra ruimte om te rennen. Janos trekt me naar voren voor een laatste duw. Mijn rechterarm is dood. Mijn hoofd brand. Het enige wat mijn hersens registreren is de geur van drop in zijn adem. ‘Je kunt het niet winnen…’ stotter ik. ‘Wat je ook doet… het is voorbij.’ Janos stopt. Zijn ogen vernauwen zich en hij grijnst vals. ‘Mee eens,’ zegt hij. 430
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 430
13-4-10 21:32
Zijn handen vliegen naar voren en ploegen in mijn borst. Ik tuimel naar het gat. De laatste keer maakte ik de fout naar zijn shirt te grijpen. Deze keer ga ik voor de man zelf. Ik steel zijn eigen truc, reik uit, grijp Janos’ oor en houd stevig vast. ‘Wat doe je?!’ Voordat hij de vraag zelfs maar kan afmaken vallen we naar het gat. Mijn voet glijdt over de rand. Ik laat nog steeds niet los. Janos’ hoofd schiet naar voren. Terwijl ik naar beneden glijd, over de rand, grijpt Janos mijn arm vast in een poging zijn eigen pijn te verminderen. Ik blijf hem stevig vasthouden. Hij komt terecht op mijn borst. Het vertraagt onze afdaling, maar ik beweeg al te snel. De onderste helft van mijn lichaam is al in het gat… en glibbert snel verder. Terwijl ik glijd, bijten kiezelsteentjes in mijn buik. Het beton doet hetzelfde met Janos’ borst. Hij volgt me, hoofd vooruit. Terwijl we nog steeds slippen, laat hij mijn arm los met een hand en vecht om achteruit te trappelen, klauwend in het beton; ik schop tegen de wanden in het gat, op zoek naar een voetsteun om onze val te stoppen. Janos sluit zijn ogen en graaft met alles wat hij heeft. Een grote ader puilt uit zijn voorhoofd. Zijn gezicht is net tomatensoep. Hij laat me niet zijn oor meenemen. En dan, plotseling… stoppen we. Een laatste wolk van vuil en stof rolt van de rand van de vloer en landt op mijn gezicht. Ik bungel aan mijn linkerarm, het enige deel van me dat nog niet in het gat zit. Mijn oksel hangt op de rand, en deze houdt het grootste deel van mijn gewicht, maar mijn hand houdt nog steeds Janos’ oor vast met alles wat ik heb. Het is de enige reden dat hij mijn pols nog vast heeft. Plat op zijn buik realiseert hij zich dat we gestopt zijn. Als hij loslaat, val ik naar beneden, dat is zeker, maar ik neem een deel van hem – of gewoon alles – met me mee. Dankzij de druk op zijn oor kan Janos zijn hoofd nauwelijks optillen. Zijn wang ligt tegen het beton gedrukt. Maar niet voor lang. Hij draait een klein beetje en kijkt vluchtig mijn kant op – om er zeker van te zijn dat ik er 431
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 431
13-4-10 21:32
niet uit kan. Vanuit het gat zitten mijn kin en arm net boven de rand. Hij is klaar om me de rest van de weg naar beneden te zenden. ‘Janos, nee…!’ Hij probeert mijn greep te breken, knijpt in mijn pols en verandert van houding. Hij is te veel uit balans. We glijden weer verder, dieper het gat in, komen dan weer plotseling tot stilstand. In plaats van mijn elleboog zit ik er tot mijn elleboog in, die nu een deel van mijn gewicht draagt. Janos ligt nog steeds op zijn buik. Zijn wang ligt in het vuil en gezien de manier waarop zijn lichaam gedraaid is, is een van zijn schouders al over de rand. Mijn ogen komen nauwelijks over de rand uit. Ik laat nog steeds niet los. Ik houd zijn oor zo stevig vast dat deze paars begint te worden. Als ik naar beneden val en hem nog steeds vast heb, komt hij er meteen achteraan. Onder me echoën de kleine plofjes van gevallen steentjes naar boven. Geen twijfel mogelijk, het is een heel eind naar beneden. Janos negeert het risico en graaft zijn vingers in de onderkant van mijn pols. De pijn is onbeschrijflijk. Ik kan het niet langer vol houden. Mijn pink glijdt van zijn oorlelletje af. Hij trekt zijn hoofd terug, probeert zichzelf vrij te trekken. Mijn ringvinger glijdt er ook vanaf. Hij is er bijna. Te voelen aan de manier waarop hij mijn pols grijpt, staat hij op het punt door mijn vel te breken. Ik hark over het beton met mijn vrije hand, maar ik ben al te ver. Er is geen mogelijkheid meer om grip te krijgen. De pijn is te hevig. Ik moet los… ‘Janos, als je hem laat vallen kun je een wedstrijd gaan doen wie het eerst beneden is,’ waarschuwt een bekende vrouwenstem. Ze zet een voet op zijn heup en dreigt hem naar beneden te duwen. Janos bevriest… en grijpt mijn arm. Mijn gewicht hangt niet langer aan zijn oor, maar ik houd het nog steeds stevig vast. Hij probeert niet eens zijn hoofd naar de stem te draaien. Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Hij ligt zo dicht op de rand dat met een ver432
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 432
13-4-10 21:32
keerde beweging we allebei naar beneden gaan. Ik kijk over Janos’ schouder. Viv staat op haar voeten, de golfclub omhoog geheven in de lucht. ‘Ik meen het,’ zegt Viv. ‘Als je hem loslaat, zet ik je hoofd op een golftee en sla het naar Nashville.’
433
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 433
13-4-10 21:32
80
‘G
oed zo… Houd hem maar goed vast,’ zegt Viv tegen Janos, die nog steeds mijn pols vast heeft. Ze denkt dat hij luistert, maar terwijl hij daar plat op zijn borst ligt, is hij nog steeds aan het proberen zijn oor te beschermen en tijd te winnen. ‘Viv, houd hem goed in de gaten!’ roep ik. Mijn voeten blijven bungelen boven het pikdonkere gat, maar ik kan het zien aan de duistere rimpel tussen zijn wenkbrauwen. Zelfs met die pijn is hij nog zijn allerlaatste zet aan het plannen. ‘Precies… goed zo,’ zegt Viv, de ijzeren negen over haar schouder geheven. ‘Trek hem nu omhoog.’ Janos beweegt zich niet. Hij heeft nog steeds mijn pols vast en houdt me tegen, maar alleen omdat ik zijn oor nog vast heb. ‘Hoor je me?’ vraagt Viv. Hij beweegt nog steeds niet. Hoewel hij het grootste deel van mijn gewicht ondersteunt, kan hij niet alles steunen. Ik houd nog steeds druk op zijn oor. Zijn wang ligt dicht bij het beton en zijn hoofd is onhandig naar het gat gedraaid. Zijn gezicht is nog dieper rood dan daarnet. Janos houdt me, maar de pijn begint te branden. Hij sluit zijn ogen, perst zijn lippen samen, ademt dan uit door zijn neus. De rimpel tussen zijn wenkbrauwen wordt vager, maar niet veel. ‘Janos…’ ‘Laat de club vallen,’ blaft Janos. 434
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 434
13-4-10 21:32
‘Pardon?’ vraagt Viv. Voor haar gevoel is hij niet in de positie om eisen te stellen. ‘Laat de club vallen,’ herhaalt hij. ‘Geen geintjes, Vivian. Leg het neer of ik laat Harris los.’ ‘Niet naar hem luisteren!’ schreeuw ik. Viv staart naar beneden en probeert een betere inschatting te krijgen van de situatie. ‘Je zult hem de hele weg naar beneden horen schreeuwen,’ zegt Janos. ‘Denk je dat je dat aankunt?’ Haar mond opent zich een beetje. Dit zou voor iedereen moeilijk zijn. Laat staan voor iemand van zeventien… ‘Denk je dat ik een geintje maak?’ vraagt Janos. Hij graaft zijn vingers weer in mijn pols. Ik schreeuw het uit van pijn. ‘Harris…!’ schreeuwt Viv. Janos ontspant wat en heeft alleen weer mijn pols vast. ‘Harris, gaat het?’ vraagt Viv. ‘S-Sla zijn hoofd eraf,’ zeg ik tegen haar. ‘Raak hem.’ ‘Doe dat en ik laat hem vallen!’ waarschuwt Janos. ‘Dat doet hij toch wel,’ voeg ik eraan toe. ‘Dat is niet waar,’ zegt ze, ze weigert het te geloven. ‘Trek hem nu omhoog!’ schreeuwt ze tegen Janos. ‘Ik wil hem hier hebben, nu!’ Ondanks de pijn die dat veroorzaakt schudt Janos langzaam zijn hoofd heen en weer. Hij heeft genoeg van onderhandelen. Ik kan het hem niet eens kwalijk nemen. Zodra ik op de grond sta, is de kans groot dat hij zelf in het gat geschopt wordt. En dat niet alleen, maar het is nu weer twee tegen een. Terwijl ik aan mijn arm bungel zakt de realiteit bij me in. Er is geen enkele kans dat hij me omhoog trekt – wat mijn beslissing aanmerkelijk makkelijker maakt. ‘Viv, luister naar me!’ schreeuw ik. ‘Sla hem nu terwijl je de kans hebt!’ ‘Niet slim, Vivian,’ waarschuwt Janos, zijn stem onveranderd kalm. ‘Als je dat doet, stort Harris samen met mij naar beneden.’ 435
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 435
13-4-10 21:32
‘Viv, laat hem je niet ompraten!’ Het is te laat. Ze bestudeert hem nu, niet mij. ‘Je moet je concentreren! Concentreer je je?’ schreeuw ik. Ze draait mijn kant op, maar haar blik is leeg. ‘Viv, concentreer je je?!’ Eindelijk knikt ze. ‘Goed… ik wil dat je één ding goed begrijpt. Wat je ook doet, ik val toch wel naar beneden. Of Janos laat me vallen, of je raakt hem en dan vallen Janos en ik samen. Begrijp je me? Ik val hoe dan ook.’ Mijn stem breekt wanneer ik deze woorden zeg. Ze weet dat het waar is – en ze is slim genoeg om de consequenties te begrijpen: ze heeft gezien hoe snel Janos beweegt. Als ze hem nu niet uitschakelt, is het in een oogwenk voorbij. Ik voel hoe Janos zijn greep om mijn pols verstrakt. Hij staat klaar om me los te laten en naar Viv te springen. ‘Doe het nu!’ schreeuw ik. ‘Kom op, Vivian – ben je werkelijk klaar om je vriend te doden?’ vraagt Janos. Met de ijzeren negen in de lucht geheven staart Viv naar beneden – haar ogen dansen van Janos naar mij, dan weer terug naar Janos. Ze heeft maar een paar seconden om te beslissen. Ze trekt de club terug. Haar handen beginnen te trillen, en de tranen rollen over haar wangen. Ze wil het niet doen, maar hoe langer ze hier staat, hoe meer ze beseft dat ze geen andere keus heeft.
436
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 436
13-4-10 21:32
81
‘R
aak hem, Viv! Raak hem nu!’ schreeuw ik. Viv heeft de club opgeheven. Ze zwaait nog steeds niet. ‘Wees slim, Vivian,’ gaat Janos verder. ‘Spijt is de ergste last om te dragen.’ ‘Harris, weet je het zeker?’ vraagt ze voor de laatste keer. Voordat ik kan antwoorden knijpt Janos in mijn pols en probeert mijn greep te breken. Ik kan zijn oor niet langer vasthouden. ‘D-Doe het!’ beveel ik. Met zijn rug naar Viv blijft Janos gefocust op mijn pols en graaft zijn vingers diep in. Hij neemt niet eens de moeite meer om naar haar om te kijken. Net als alle gokkers neemt hij het risico. Als Viv nog niet gezwaaid heeft, zwaait ze helemaal niet meer. ‘Viv, alsjeblieft…!’ smeek ik. Haar hele lichaam beeft en de tranen komen nog sneller… Ze begint te snikken, volkomen overweldigd… maar de golfclub is nog steeds boven haar hoofd. ‘Harris…’ roept ze uit. ‘Ik wil niet…’ ‘Je kunt het,’ vertel ik haar. ‘Het is oké.’ ‘W-Weet je het…’ ‘Ik zweer het, Viv – het is oké… ik beloof het…’ Met een prik ramt Janos zijn vinger in mijn pols. Mijn hand valt open – maar net wanneer ik slip, wegglijd in het gat, laat hij me niet vallen. In plaats daarvan 437
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 437
13-4-10 21:32
grijpt hij mijn vingers en knijpt ze samen. Zijn gezicht vertrekt tot een brede grijns. Hij houdt ervan om de controle te hebben… zeker wanneer hij het in zijn voordeel kan gebruiken. Ik bungel aan mijn arm en bekijk Viv zorgvuldig. ‘Alsjeblieft… doe het alsjeblieft…’ Viv slikt moeilijk, ze kan nauwelijks spreken. ‘A-Alleen… God, vergeef me,’ voegt ze eraan toe. Janos stopt. Hij hoort iets in haar stem. Hij draait zich een beetje om naar haar. Hun blikken kruisen, en Janos bekijkt haar nu ook. Het op en neergaan van haar borst… de manier waarop ze steeds haar greep aanpast… zelfs de manier waarop ze haar onderlip likt. Uiteindelijk laat Janos een klein, bijna onhoorbaar lachje horen. Hij gelooft niet dat ze het in zich heeft. Hij heeft het mis. Ik knik naar Viv. Ze snuft een laatste neusvol tranen op en beweegt haar lippen in het woord Dag. Ze richt zich weer op Janos en plant haar voeten neer. Kom op – Viv, het is hij of jij… Viv zwaait de club naar achteren. Janos lacht weer bij zichzelf. En overal om ons heen blijven de luchtverversers doorpruttelen. Het is een bevroren moment. En dan… terwijl een druppel zweet van haar neus valt… gooit Viv al haar gewicht in de slag en brengt de golfclub naar beneden. Janos laat meteen mijn hand los en draait om haar te bespringen. Janos verwacht dat ik terugval en mijn dood tegemoet stort. Maar hij kan de kleine voetsteun niet zien waarop ik de laatste paar minuten heb staan balanceren – een kunstmatige zode die in de binnenwand van het gat gegraven is. De punt van mijn schoen grijpt de vijf centimeter brede richel. Ik buig mijn been. En voordat een van hen beseft wat er gebeurt, spring ik net genoeg omhoog om Janos bij de achterkant van zijn shirt te grijpen. Hij is midden in zijn sprong naar Viv en volkomen uit balans. Zijn fout – de laatste die hij zal maken in ons 438
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 438
13-4-10 21:32
kleine schaakspel. In elke sport, maar vooral in politiek, werkt niets beter dan een goede afleiding. Nauwelijks in staat om de rand van het gat vast te houden met mijn rechterhand, ruk ik hem naar achteren met links. Hij heeft geen idee wat er gebeurt. Ik geef hem een scherpe ruk richting het gat, duik naar beneden en laat de zwaartekracht de rest doen. ‘Wat doe…?!’ Hij kan zijn zin nooit meer afmaken. Ongecontroleerd tuimelt hij naar de mond van het gat en valt achterwaarts het gat in. Terwijl hij mij passeert, grijpt hij naar mijn schouders… mijn middel… mijn benen… zelfs naar de zijkant van mijn schoenen. Hij beweegt te snel om ergens grip te krijgen. ‘Neeeeee!’ schreeuwt hij, zijn laatste woord echoot naar boven terwijl hij wegduikelt en verdwijnt in de duisternis. Ik hoor hem tegen een van de binnenwanden stuiteren… dan tegen een ander. Er klinkt een rauw, schrapend geluid doordat hij de hele weg naar beneden heen en weer pingpongt. Het geschreeuw stopt nooit. Niet tot de gedempte plof op de bodem. Een seconde later begint een schrille sirene te gillen vanuit de diepte van het gat. Ik ben niet verrast. Het is het luchtinlaatsysteem van het hele Capitool. Natuurlijk zit er een alarm op. De politie van het Capitool zal niet lang op zich laten wachten. Terwijl de sirene blijft loeien grijp ik de betonnen rand en vecht ik om op adem te komen. Ik tuur naar beneden, bestudeer de diepte van de duisternis. Er beweegt niets. Afgezien van het alarm is het een doodstille vijver. Hoe langer ik ernaar kijk, hoe hypnotiserender het wordt. ‘Harris, gaat het?’ vraagt Viv en knielt neer naar de rand. ‘Ga weg van dat gat!’ schreeuwt een diepe stem. Achter haar stormen drie Capitool-agenten de kamer in, hun pistolen op ons allebei gericht. ‘Stewie, alle ventilatorgaten moeten worden afgesloten!’ blaft de langste officier in zijn radio. ‘Het is niet wat je…’ 439
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 439
13-4-10 21:32
In een oogwenk grijpen de twee andere officieren mijn oksels en trekken me uit het gat. Ze gooien me met mijn gezicht naar beneden op de grond en proberen mijn armen achter mijn rug te boeien. ‘Mijn arm!’ schreeuw ik wanneer ze die naar achter buigen. ‘Je doet hem pijn!’ schreeuwt Viv terwijl de lange officier haar neerdrukt en haar een eigen set boeien om doet. ‘Zijn arm is gebroken!’ Allebei onze gezichten druipen van het bloed. Ze horen geen woord van wat we zeggen. ‘Gaten worden afgesloten,’ krijst een mannenstem door de radio. ‘Iets anders?’ ‘We hebben een lijk in de gang en een bewusteloze knul hier!’ voegt de officier met de radio toe. ‘Barry probeerde me te vermoorden!’ brult Viv. Barry? ‘We werden aangevallen!’ zegt ze. ‘Controleer onze id’s maar – we werken hier!’ ‘Ze zegt de waarheid,’ stotter ik, nauwelijks in staat om mijn hoofd op te tillen. Mijn arm voelt aan alsof die in tweeën gebroken is. ‘En waar is die aanvaller dan?’ vraagt de kortste officier. ‘Daar beneden!’ schreeuwt Viv, plat op haar borst. Ze wijst met haar kin. ‘Controleer dat gat maar!’ ‘Z-Zijn lichaam…’ vul ik aan. ‘Jullie… jullie zullen zijn lichaam wel vinden…’ De korte officier gebaart naar de lange, die de walkietalkie weer naar zijn mond brengt. ‘Reggie, ben je er al?’ ‘Bijna,’ zegt een diepere stem die tegelijkertijd door de radio en door de opening van het gat komt. Hij staat op de bodem. ‘Oh man…’ voegt hij er eindelijk aan toe. ‘Wat heb je?’ vraagt de officier met de radio. ‘Er zijn hier wat bloedvlekken…’ ‘Dat zei ik toch!’ schreeuwt Viv. ‘…alle explosieven-snuffelaars zijn verpletterd… het spoor gaat verder… en zoals het eruitziet, heeft hij het 440
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 440
13-4-10 21:32
rooster in een keer losgerukt van het veiligheidshek…’ Oh, nee. ‘Dat is een val van dertien meter,’ zegt de officier met de radio. ‘Oh, hij heeft zichzelf absoluut pijn gedaan,’ zegt Reggie door de radio. ‘Maar ik kan je meteen al vertellen… ik zie geen lijk.’ Ik til mijn kin van de grond. Mijn arm is de minste van mijn problemen. ‘Jeff, zorg ervoor dat onderhoud die ventilatorschachten afsluit, en geef Reggie wat back-up,’ zegt de kleinere officier tegen degene met de radio. ‘En Reggie…!’ vult hij aan, over de rand van de put geleund en schreeuwend zo hard hij kan. ‘…ga daar meteen vandaan en begin dat bloed te volgen! Hij is gewond, met minstens een paar gebroken poten. Hij kan niet ver gekomen zijn.’
441
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 441
13-4-10 21:32
82
Z
e hebben hem nog steeds niet gevonden. Dat zal ook nooit gebeuren. Ik ben niet verrast. Janos was ingehuurd met een goede reden. Net zoals elke goede goochelaar wist hij niet alleen geheimen te bewaren – hij wist ook de waarde van een goede verdwijntruc. Het is zeven uur geleden dat we de diepten van de kelder van het Capitool en de luchttunnels achter ons hebben gelaten. Om er zeker van te zijn dat het lucht systeem niet gecompromitteerd was, hebben ze het hele gebouw geëvacueerd, iets wat ze niet meer hebben gedaan sinds de miltvuurdreigingen van een paar jaar geleden. Ze hebben ons ook verplaatst. De meeste mensen weten dat als het Capitool volledig wordt aangevallen door terroristen, de hotemetoten en bobo’s worden verplaatst naar een topgeheime locatie in de buurt. Als het een aanval op kleinere schaal is, gaan ze naar Fort McNair, in het zuidwesten van Washington D.C. Maar als de aanval klein en beheersbaar is – zoals een gasfles die in de gangen wordt gegooid – komen ze hierheen, naar de Congresbibliotheek. Ik sta buiten de gesloten deuren van de Europese Leeskamer op de tweede verdieping en zak op de grond zodat ik op de marmeren vloer kan zitten. Mijn schouder rust uiteindelijk tegen de poot van een van de enorme glazen toonkabinetten die opgesteld staan in de hal en die gevuld zijn met historische artefacten. 442
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 442
13-4-10 21:32
‘Meneer – wilt u daar alstublieft niet gaan zitten,’ zegt een fbi-agent vlakbij met zilverkleurig haar en een puntige neus. ‘Wat maakt dat nou voor verschil, zeg?’ dreigt mijn advocaat, Dan Cohen, terwijl hij zijn hand over zijn eigen geschoren hoofd strijkt. ‘Wees niet zo’n idioot – laat die arme man even zitten.’ Dan, een oude vriend uit mijn dagen op Georgetown Law School, is een halfjoodse, half-Italiaanse gehaktbalknul die in een goedkoop, slecht gesneden pak gepropt zit. Na ons afstuderen gingen de meeste van ons naar de Hill of voor bedrijven werken, maar Dan ging terug naar zijn oude buurt in Baltimore, heeft daadwerkelijk een bord opgehangen en nam de zaken aan waar de meeste advocaten om moesten lachen. Dan, die zijn stamboom met trots terug kan leiden naar zijn achter-achteroom, gangster Meyer Lansky, hield altijd wel van een goed gevecht. Maar hij geeft zelf toe dat hij geen connecties meer heeft in Washington. Dat is precies waarom ik hem gebeld heb. Ik heb genoeg van deze stad. ‘Harris, we moeten eigenlijk gaan,’ zegt Dan. ‘Je staat op instorten, joh.’ ‘Ik ben oké.’ ‘Je liegt.’ ‘Ik ben oké,’ dring ik aan. ‘Kom op, wees niet zo stom. Je hebt vijfenhalf uur ondervraging achter de rug – zelfs de agenten zeiden dat je even rust moet nemen. Kijk nou eens – je kunt niet eens meer staan.’ ‘Je weet wat ze daarbinnen aan het doen zijn,’ zei ik, wijzend naar de gesloten deuren. ‘Dat is niet belangrijk…’ ‘Dat is wel belangrijk! Voor mij wel in elk geval. Geef me nog een paar minuten.’ ‘Harris, we zitten hier al twee uur te wachten – het is al bijna middernacht; je moet je neus laten zetten en je arm laten gipsen.’ ‘Mijn arm is in orde,’ zeg ik en herschik de mitella die 443
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 443
13-4-10 21:32
de paramedici me gegeven hebben. ‘Maar als je…’ ‘Dan, ik weet dat je het goed bedoelt – en ik waardeer je er des te meer om – maar slik nou voor een keer eens je trots in en erken dat dit een deel van het probleem is dat je niet kunt oplossen. ‘Trots inslikken?’ vraagt hij en trekt een gezicht. ‘Ik haat trots inslikken. En ik haat het nog meer als het om jou gaat.’ Ik kijk tussen mijn knieën door naar beneden en zie mijn spiegelbeeld in de marmeren vloer. ‘Nou, ja… soms is het niet zo erg als het lijkt.’ Hij zegt nog iets, maar ik luister niet meer. In elkaar gezakt kijk ik nog een keer naar de gesloten deuren. Na alles wat ik heb doorgemaakt is er nog maar een ding wat me kan schelen. Veertig minuten later kan ik door mijn hele arm het gebons van mijn hartslag voelen pompen. Maar wanneer de deuren van de leeskamer open gaan, is al die pijn verdwenen… en een heel nieuw soort pijn komt ervoor in de plaats. Viv loopt de kamer uit met twee pleisters over haar wenkbrauw. Haar onderlip is gespleten en gezwollen en ze houdt een babyblauwe ijszak tegen haar andere oog. Ik klim overeind en probeer contact met haar te maken, maar een man in een pak met dubbele knopen stapt haastig tussen ons in. ‘Waarom laat u haar niet even met rust,’ zegt haar advocaat en legt zijn palm op mijn borst. Hij is een lange Afro-Amerikaanse man met een borstelige rupsensnor. Toen we hier binnen werden gebracht, vertelde ik Viv dat ze Dan kon gebruiken, maar haar ouders brachten snel hun eigen advocaat in. Ik kan het ze niet kwalijk nemen. Sinds die tijd hebben de fbi en de advocaat ervoor gezorgd dat Viv en ik elkaar niet hebben gezien, gehoord of met elkaar hebben gesproken. Dat neem ik ze ook niet kwalijk. Het is een slimme zet. Houd je cliënt 444
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 444
13-4-10 21:32
apart. Ik heb deze advocaat nog nooit gezien, maar alleen al aan zijn pak te beoordelen krijgt hij de zaak wel voor elkaar. En hoewel ik niet zeker weet hoe Viv’s familie hem kan veroorloven, gezien alle heisa in de pers die dit zal veroorzaken, denk ik niet dat hij zich zorgen maakt. ‘Hoorde je wat ik zei, knul? Ze heeft een lange nacht gehad.’ ‘Ik wil met haar praten,’ zeg ik. ‘Waarom? Zodat je haar leven nog meer kunt verkloten dan je al gedaan hebt?’ ‘Ze is mijn vriend,’ dring ik aan. ‘Meneer Thornell, het is in orde,’ zegt Viv en elleboogt hem opzij. ‘Ik kan… Ik trek het wel.’ Thornell kijkt even voor de zekerheid, besluit dan haar aanwijzing op te volgen. Hij stapt ongeveer een halve meter opzij. Viv werpt nog een blik op hem en gaat dan terug naar de vitrine, waar Dan en de andere fbi-agent staan. Voorlopig hebben we de hoek van de vergulde hal helemaal voor onszelf. Ik kijk naar Viv, maar ze vermijdt mijn blik en kijkt naar de grond. Het is acht uur geleden dat we elkaar gesproken hebben. Ik ben de laatste drie uur bezig geweest om te proberen te bedenken wat ik precies wilde zeggen. Ik herinner me er geen woord meer van. ‘Hoe is het met je oog?’ ‘Hoe is het met je arm?’ vragen we tegelijkertijd. ‘Ik overleef het wel,’ antwoorden we beiden. Het is genoeg om een kleine glimlach van Viv te krijgen, maar ze trekt haar mondhoeken snel weer naar beneden. Ik ben nog steeds degene die haar bij deze puinhoop heeft betrokken. Wat ze ook voelt, ze betaalt er de prijs voor. ‘Weet je, je hoefde niet te doen wat je daarbinnen deed,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Ik weet niet waar je het over hebt.’ ‘Ik ben geen idioot, Harry, ze hebben me verteld wat je zei…’ ‘Viv, ik heb nooit…’ 445
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 445
13-4-10 21:32
‘Wil je soms dat ik ze citeer? Dat je me hiertoe gedwongen hebt… dat toen Matthew stierf, je me bedreigd hebt zodat ik je zou helpen… dat je gezegd had dat je mijn gezicht kapot zou rammen als ik niet in die privéjet ging en iedereen vertelde dat ik jouw stagiaire was. Hoe kon je dat zeggen?’ ‘Je trekt het uit de context…’ ‘Harris, ze hebben me de verklaring laten zien die je geschreven hebt!’ Ik draai me naar de klassieke wandschilderingen aan de muur, niet in staat om haar aan te kijken. Er zijn vier muurschilderingen, elke met een vrouwelijke soldaat in antieke wapenrusting, die verschillende stadia in de ontwikkeling van een natie representeren: Avontuur, Ontdekking, Verovering, en Beschaving. Ze zouden er nog een moeten hebben met als label Spijt. Mijn antwoord is een gefluister. ‘Ik wilde niet dat je zou worden meegezogen met het zinkende schip.’ ‘Wat?’ ‘Je weet hoe dit soort dingen gaan – kan het iemand schelen dat we de boel hebben gered? Ik heb gegokt met de wetgeving… een privévliegtuig toegeëigend… en je zou kunnen zeggen dat ik heb bijgedragen aan de dood van mijn beste vriend… Zelfs als je er was om de allerbeste redenen – en geloof me, jij was de enige onschuldige in de hele menigte – trekken ze jouw kop eraf, gewoon omdat je naast me stond. Moord vanwege metgezelschap.’ ‘Dus je verdraait de waarheid en draait overal alleen voor op?’ ‘Geloof me, Viv – na waarin ik jou heb meegezogen, verdien ik veel meer dan dat.’ ‘Wees niet zo’n martelaar.’ ‘Wees dan niet zo naïef,’ kaats ik terug. ‘Het moment dat ze denken dat jij uit eigen beweging handelde is het exacte moment dat ze je op de schopstoel zetten en je ontslaan.’ ‘Nou en?’ 446
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 446
13-4-10 21:32
‘Wat bedoel je, “nou en”?’ ‘Ik bedoel, nou en? Nou en dat ik mijn baan verlies? Jammer dan. Het is niet alsof ze me brandmerken. Ik ben een zeventien jaar oude bode die haar stageplaats verloren heeft. Ik zou het niet echt beschouwen als het eind van mijn professionele carrière. En verder zijn er veel belangrijker dingen dan een stomme baan – zoals familie. En vrienden.’ Ze staart me aan met haar ene oog en houdt het ijspak tegen de andere. ‘Mee eens,’ vertel ik haar. ‘Ik wilde alleen… ik wilde alleen niet dat ze je zouden ontslaan.’ ‘Dat waardeer ik. ‘Wat is er nou daarbinnen gebeurd?’ vraag ik. ‘Ze hebben me ontslagen,’ zegt ze nonchalant. ‘Wat? Hoe konden ze…?’ ‘Kijk me niet zo aan. Uiteindelijk komt het erop neer dat ik nog steeds de belangrijkste regel gebroken heb van een bode: ik ben van de campus afgegaan zonder goedkeuring en ik ben ‘s nachts weggebleven zonder toestemming. En het ergste van alles is dat ik heb gelogen tegen mijn ouders en tegen het schoolhoofd, en daarna naar South Dakota ben gevlogen.’ ‘Maar ik heb ze verteld…’ ‘Het is de fbi, Harris. Ze zijn misschien wel zware jongens, maar ze zijn geen complete idioten. Tuurlijk, misschien kun je me wel dwingen in een vliegtuig te stappen, of een of twee boodschappen te doen voor je, maar hoe krijg je me naar het motel, en naar de mijn, en de schacht in, en in het lab? Dan moeten we nog de vlucht terug regelen. Je bent veel dingen, Harry, maar een kidnapper staat niet op de lijst. Dacht je nou werkelijk dat ze al die nonsens zouden geloven?’ ‘Toen ik het vertelde, ging dat vlekkeloos.’ ‘Vlekkeloos, hé? Mijn gezicht kapot rammen?’ Ik kan het niet helpen, ik moet lachen. ‘Precies,’ zegt ze. Viv stopt even en haalt eindelijk de ijszak van haar gezicht. ‘Ik waardeer echt dat je het ge447
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 447
13-4-10 21:32
probeerd hebt, Harris. Dat had je niet hoeven doen.’ ‘Nee. Maar ik deed het wel.’ Ze staat daar en weigert in discussie te gaan. ‘Mag ik je nog één ding vragen?’ zegt ze, wijzend op de grond. ‘Toen we daar beneden waren met Janos… en je zat vast in dat gat… stond je toen al de hele tijd op die kleine richel?’ ‘Niet tot het einde… mijn voet stootte ertegen.’ Ze blijft een moment stil. Ik weet waar ze naar toe wil. ‘Dus toen je me vroeg om die golfclub te zwaaien…?’ Daar gaan we. Ze wil weten of ik echt bereid was mezelf op te offeren, of dat ik het alleen maar deed om Janos af te leiden. ‘Maakt het uit?’ vraag ik. ‘Ik weet het niet… misschien.’ ‘Wel, als het jou beter doet voelen, ik had je hoe dan ook wel gevraagd om te slaan.’ ‘Makkelijk genoeg om dat nu te zeggen.’ ‘Natuurlijk is het dat, maar ik vond die voetsteun pas op het laatste moment, toen hij mijn grip wist te breken.’ Ze stopt wanneer de consequenties tot haar doordringen. Het is geen leugen. Ik had gedaan wat nodig was om haar te redden. Voetsteun of niet. ‘Beschouw het maar als een compliment,’ voeg ik eraan toe. ‘Je bent het waard, Viv Parker.’ Haar mondhoeken gaan onwillekeurig omhoog. Ze heeft geen idee wat ze moet zeggen. Verderop in de hal begint een mobieltje te tjirpen. Viv’s advocaat pakt het op en houdt het bij zijn oor. Hij knikt een paar keer, sluit het en kijkt onze kant op. ‘Viv, uw ouders zijn net ingecheckt in hun hotel. Tijd om te gaan.’ ‘Een moment nog,’ zegt ze. Ze blijft nog even bij me en vraagt: ‘Dus nog steeds niets gehoord over Janos?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ze gaan hem niet meer vinden, nietwaar?’ ‘Geen kans op.’ 448
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 448
13-4-10 21:32
‘Denk je dat hij nog op ons gaat jagen?’ ‘Ik denk het niet. De fbi vertelde me dat Janos betaald werd om dingen stil te houden. Nu dat de zaken bekend zijn, is zijn werk gedaan.’ ‘En geloof je dat?’ ‘Viv, we hebben ons verhaal al verteld. Bewakingscamera’s hebben beelden van hem toen hij het Capitool binnenkwam. Het is niet waarschijnlijk dat ze ons nodig hebben als getuigen of om hem te identificeren. Er is niets wat nog gewonnen kan worden door kogels door onze hoofden te jagen.’ ‘Dat zal ik onthouden wanneer ik achter elk douchegordijn kijk voor de rest van mijn leven.’ ‘Als het jou beter doet voelen, ze zeiden dat we een beveiligingeenheid kunnen toewijzen aan ons allebei. Trouwens, we hebben hier al acht uur gezeten. Als hij ons dood had gewild, was dat al gebeurd.’ Dat is niet echt heel geruststellend, maar op een kromme manier is dat het beste wat we hebben. ‘Dus dat is het? We zijn klaar?’ Ik kijk achterom naar mijn advocaat wanneer ze de vraag stelt. Na tien jaar op Capitol Hill is de enige persoon die in mijn hoek staat degene die betaald is om daar te staan. ‘Ja. We zijn klaar.’ De toon van mijn stem bevalt haar niet. ‘Bekijk het zo, Harris – in elk geval hebben we gewonnen.’ De fbi-agenten hebben hetzelfde tegen me verteld – we hebben geluk gehad dat we het overleefden. Het is een aardige gedachte, maar het brengt Matthew, Pasternak of Lowell niet terug. ‘Winnen is niet alles,’ vertel ik. Ze kijkt me lang aan. Ze hoeft niets te zeggen. ‘Juffrouw Parker – uw ouders…!’ roept haar advocaat. Ze negeert hem. ‘En wat ga je nu doen?’ vraagt ze me. ‘Dat hangt er vanaf wat voor regeling Dan kan maken met de regering. Op dit moment is het enige waar ik me zorgen over maak Matthew’s begrafenis. Zijn moe449
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 449
13-4-10 21:32
der heeft me gevraagd om een van de redes uit te spreken. Mij en Congreslid Cordell.’ ‘Ik zou me er niet druk over maken – ik heb je zien spreken. Ik weet zeker dat je hem recht zult doen.’ Het is het enige dat iemand in de afgelopen acht uur heeft gezegd dat me daadwerkelijk beter doet voelen. ‘Luister, Viv, nogmaals, het spijt me dat ik je in dit…’ ‘Zeg het niet, Harris.’ ‘Maar een bode zijn…’ ‘…is niets in vergelijking tot wat we de laatste paar dagen gedaan hebben. Echt niets. Het rondrennen… dat lab vinden… zelfs de stomme dingen – ik heb een douche genomen in een privéjet! – denk je nou echt dat ik dat allemaal zou willen ruilen zodat ik de maagtabletten van een of andere senator mag bijvullen? Heb je niet gehoord wat ze zeiden bij de bode-oriëntatie? Het leven is een school. Het is allemaal een school. En als iemand me gezeik wil geven over dat ik ontslagen ben, wel… wel, wanneer was de laatste keer dat zij van een klif zijn gesprongen om een vriend te helpen die het nodig had? God heeft me niet hier gebracht om nu terug te krabbelen.’ ‘Da’s een mooie politieke speech, die zou je moeten bewaren.’ ‘Dat ben ik ook van plan.’ ‘Ik meen serieus wat ik eerder zei: je gaat een goede senator worden op een dag.’ ‘Senator? Heb je een probleem met een grote, zwarte, vrouwelijke president?’ Ik moet nu echt hardop lachen. ‘Ik meende ook wat ik zei,’ voegt ze eraan toe. ‘Ik heb nog steeds een goede stafchef nodig.’ ‘Dat is afgesproken. Daarvoor kom ik zelfs terug naar Washington.’ ‘Oh, dus je laat ons allemaal in de steek? Wat ga je doen – een boek schrijven? Of ga je in de advocatuur met je vriend Dan? Of ga je gewoon ergens relaxen op een strand, net zoals aan het eind van thrillers?’ 450
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 450
13-4-10 21:32
‘Weet ik nog niet… ik zat eraan te denken om gewoon een poosje naar huis te gaan.’ ‘Dat klinkt goed – jongen uit een kleine stad komt thuis… ze geven je een triomftocht… iedereen eet een stuk appeltaart…’ ‘Nee, niet naar Pennsylvania,’ zeg ik. Het grootste deel van de afgelopen tien jaar heb ik mezelf ervan weten te overtuigen dat succes met de grote spelers op de een of andere manier mijn verleden zou begraven. Het enige ding wat het begroef was mijzelf. ‘Ik was eigenlijk van plan om hier in de buurt te blijven. Dan zei dat er een middelbare school in Baltimore is die een goede leraar maatschappijleer kan gebruiken.’ ‘Wacht eens even… jij gaat lesgeven?’ ‘Is dat zo’n slecht idee?’ Ze denkt er even over na. Een week geleden zou ze, net als elke andere bode, hebben gezegd dat er belangrijkere dingen waren die ik kon doen in mijn leven. Nu weten we allebei beter. Haar glimlach is enorm. ‘Eigenlijk klinkt dat perfect.’ ‘Bedankt, Viv.’ ‘Maar je weet dat die kinderen je met huid en haar verslinden.’ Ik grijns. ‘Dat hoop ik wel.’ ‘Juffrouw Parker!’ brult haar advocaat voor de laatste keer. ‘Ik kom eraan… Luister, ik moet ervandoor,’ zegt ze en geeft me een snelle knuffel. Wanneer ze haar armen om me heen slaat, voel ik de ijszak tegen mijn rug. Ze knijpt zo stevig dat mijn arm weer pijn doet. Het doet er niet toe. De knuffel is elke seconde waard. ‘Blaas ze omver, Viv.’ ‘Wie? Mijn ouders?’ ‘Nee.. de wereld.’ Ze maakt zich los met dezelfde stralende grijns die ze had toen we elkaar voor het eerst ontmoetten. ‘Weet je, Harris… toen je me in eerste instantie om hulp vroeg… ik was zo smoor op je.’ 451
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 451
13-4-10 21:32
‘En nu?’ ‘Nu… Ik weet het niet,’ plaagt ze. ‘Ik denk zo’n beetje dat ik een goed zittend pak moet gaan regelen.’ Ze loopt achteruit de gang door en voegt eraan toe: ‘Weet je trouwens wat het leukste deel is van leraar zijn?’ ‘Nou?’ ‘De jaarlijkse reis naar Washington.’ Ditmaal ben ik degene met de stralende grijns. ‘Dat zou je wel leuk vinden, hé, koning Midas?’ vult ze aan. Ze draait zich om, keert me de rug toe en gaat naar haar advocaat. ‘Ik meen het serieus over die stafchef baan, Harold,’ roept ze en haar stem echoot door de lange gang. ‘Nog maar achttien jaar totdat ik aan de vereiste leeftijd voldoe. Ik verwacht je daar fris en vroeg.’ ‘Wat u zegt, Mevrouw de President. Ik wil het voor geen goud missen.’
452
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 452
13-4-10 21:32
83 Londen
‘P
rettige avond, meneer Sauls,’ zei de chauffeur toen hij de achterdeur van de zwarte Jaguar opende en een paraplu boven het hoofd van zijn baas hield. ‘Jij ook, Ethan,’ antwoordde Sauls terwijl hij de auto uitstapte en naar de voordeur liep van het exclusieve zes verdiepingen hoge appartementsgebouw aan Park Lane, in het hart van Londen. Binnen wuifde een portier gedag van achter een walnoothouten balie en overhandigde Sauls een stapeltje post. Sauls stapte de lift in en gebruikte de reis om door de gebruikelijke verzameling rekeningen en sollicitaties te bladeren. Tegen de tijd dat hij zijn goed uitgeruste appartement binnenstapte, had hij de ongeadresseerde post er al tussenuit gevist, en die gooide hij snel in een keramische prullenbak die naast de antieke, met leer bedekte secretaire stond waarop hij zijn sleutels gooide. Hij liep naar de gangkast en hing zijn grijs kasjmieren overjas over een hanger van kersenhout. Daarna liep hij door de huiskamer, knipte de schakelaar om en de ingebouwde lampen boven de boekenkasten die de linkerkant van de kamer bekleedden gloeiden tot leven. Eindelijk ging hij naar de keuken en ontbijthoek die uitzicht bood op Speakers Corner in Hyde Park en liep recht naar de glimmende, zwartpanelen koelkast. Hij kon 453
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 453
13-4-10 21:32
zijn eigen spiegelbeeld in de deur zien toen hij ernaartoe liep. Hij greep een glas van het aanrecht, trok de koelkast open en schonk wat cranberrysap in. Toen de deur dichtsloeg, stond hij opnieuw naar zijn spiegelbeeld in de deur te kijken – maar deze keer stond er iemand achter hem. ‘Mooi adres,’ zei Janos. ‘Nnnnnuh!’ schrok Sauls, die zo snel rondtolde dat hij bijna zijn glas liet vallen. ‘Laat me niet zo schrikken!’ schreeuwde Sauls, naar zijn borst grijpend. Zijn glas zette hij haastig neer op het aanrecht. ‘God… ik dacht dat je dood was!’ ‘En waarom zou je dat denken?’ vroeg Janos terwijl hij dichterbij kwam, een hand weggeduwd in de zak van zijn zwarte overjas, de andere omklemde de matmetalen top van een aluminium wandelstok. Hij tilde zijn kin een beetje omhoog, waardoor de blauwe plekken en sneeën op zijn gezicht goed zichtbaar werden – vooral waar de botten in zijn wang waren verbrijzeld. Zijn linkeroog was rooddoorlopen als een kers, een vers litteken was gehecht op zijn kin, en zijn linker dijbeen was in zoveel stukken gebroken dat ze een titanium staaf in zijn been hadden moeten zetten om de botten te stabiliseren en ervoor te zorgen dat de spieren en pezen meer waren dan een slappe zak van bloed en weefsel. Zeven centimeter lager waren de enige dingen die zijn knie bijeenhield de Erector Set-pennen die door zijn huid recht de fragmenten van zijn botten in liepen. Deze val was de ergste die hij ooit had meegemaakt. ‘Ik heb geprobeerd contact met je op te nemen – er kwam een week lang geen antwoord,’ zei Sauls, naar achteren stappend. ‘Heb je zelfs maar een idee wat er aan de hand is? De fbi heeft alles in beslag genomen… Ze hebben de mijn volledig leeggehaald.’ ‘Weet ik. Ik lees de kranten,’ zei Janos terwijl hij naar voren hinkte. ‘Trouwens, sinds wanneer heb jij een privéchauffeur?’ ‘Waar heb je…? Ben je me gevolgd?’ vroeg Sauls en schuifelde nog verder naar achteren. 454
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 454
13-4-10 21:32
‘Wees niet zo paranoïde, Sauls. Sommige dingen kun je zien vanuit het raam van je slaapkamer – zoals mijn auto die voor je huis geparkeerd staat. Heb je ‘m daar gezien? Die irisblauwe mgb….’ ‘Wat wil je van me, Janos?’ ‘Bouwjaar 1965 – het eerste jaar dat ze omschakelden naar deurvergrendeling met een duwknop. Het is moeilijk om te schakelen met die spijkers in mijn been, maar echt een mooie auto…’ ‘Als het om geld gaat, we hebben je betaald, precies zoals we hadden afgesproken…’ ‘…in tegenstelling tot die oude Spitfire die ik had, deze is betrouwbaar… solide…’ ‘Je hebt het geld gekregen, toch?’ ‘…sommigen zouden zelfs zeggen, integer.’ Sauls botste tegen het aanrecht en stopte. Janos, met een hand nog steeds in zijn zak, fixeerde zijn ogen op zijn partner. ‘Je hebt tegen me gelogen, Marcus.’ ‘N-Niet waar! Ik zweer het!’ drong Sauls aan. ‘Dat is nog een leugen.’ ‘Je begrijpt niet…’ ‘Geef antwoord,’ waarschuwde Janos. ‘Was het Jemen, of niet?’ ‘Het is niet wat je denkt… Toen we begonnen…’ ‘Toen we begonnen, vertelde je me dat Wendell een privébedrijf was zonder banden met een regering.’ ‘Alsjeblieft, Janos, je wist wat we daar beneden deden… We hebben nooit verborgen…’ ‘Een privébedrijf zonder banden, Marcus!’ ‘Het resultaat is hoe dan ook hetzelfde!’ ‘Nee, dat is het niet! Het ene is speculatie, het andere is zelfmoord! Heb je enig idee hoe lang ze hiervoor op ons zullen jagen? Nou, wie heeft die verdomde rekening getekend – was het Jemen of niet?’ ‘Janos…’ ‘Was het Jemen of niet?’ ‘Kalmeer alsjeblieft, en…’ 455
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 455
13-4-10 21:32
Janos trok een pistool tevoorschijn en duwde het tegen Sauls’ voorhoofd. Hij duwde het naar voren en begroef de loop tegen zijn huid. ‘Was. Het. Jemen. Of. Niet?’ ‘A-Alsjeblieft, niet doen…’ smeekte Sauls. De tranen sprongen in zijn ogen. Janos trok de hamer van het pistool naar achteren en legde zijn vinger op de trekker. De tijd voor vragen was voorbij. ‘Jemen!’ stotterde Sauls met vertrokken gezicht. Hij sloot zijn ogen. ‘Het was Jemen… Alsjeblieft, niet schieten…!’ Zonder een woord te zeggen liet Janos het pistool zakken en in zijn zak terugglijden. Op het moment dat het pistool zijn voorhoofd verliet, opende Sauls zijn ogen. ‘Het spijt me, Janos… Het spijt me verschrikkelijk…’ smeekte hij verder. ‘Haal adem,’ beval Janos en gaf Sauls het glas cranberrysap. Sauls slokte de drank wanhopig naar binnen, maar het bood hem niet de kalmte waar hij naar zocht. Zijn handen trilden toen hij het glas liet zakken en het rinkelde op het aanrecht. Janos schudde zijn hoofd, draaide zich om op zijn goede been en maakte zich klaar om te vertrekken. ‘Vaarwel, Sauls,’ zei hij terwijl hij de keuken verliet. ‘D-Dus je gaat me niet vermoorden?’ vroeg Sauls, een versteende glimlach tevoorschijn persend. Janos draaide zich om en bekeek hem met een duistere blik. ‘Wie zei dat?’ Een lange, zware pauze verstreek tussen de twee mannen. Toen begon Sauls te hoesten. Eerst een beetje. Toen harder. In enkele seconden explodeerde zijn keel met een nat, blaffend gehijg. Het klonk als de terugslag van een oude auto. Sauls greep naar zijn nek. Het voelde alsof zijn luchtpijp was ingestort. Janos staarde naar het lege glas cranberrysap en zei niets. 456
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 456
13-4-10 21:32
Sauls kon de woorden tussen de hoestbui door nauwelijks naar buiten krijgen. ‘Jij kleine klootz…’ Janos bleef gewoon staan. Op dit moment zou een hartaanval die veroorzaakt werd door dat zwarte doosje te veel een visitekaartje zijn. Een tijdelijk opgezwollen luchtpijp, aan de andere kant, was gewoon een verstikking in de keuken, gewoon een ongeluk. Sauls klauwde naar zijn keel, greep dan naar het aanrecht om te blijven staan, maar viel op zijn knieën. Het sapglas versplinterde op de zwart-witte vloer. Janos vertrok voordat de spasmen begonnen. Het was toch al tijd voor een vakantie.
457
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 457
13-4-10 21:32
Epiloog
T
erwijl ik door de glazen afscheiding van het Centrale Detentiegebouw van Washington D.C. staar, kan ik het niet helpen om naar de eenzijdige gesprekken om me heen te luisteren. Met Rosemary gaat het goed… Maak je geen zorgen, hij gaat jouw auto heus niet gebruiken… Binnenkort, ze zeiden binnenkort, lieverd… In tegenstelling tot de films heeft de bezoekershal hier geen afscheidingen aan de linker- en rechterkant voor extra privacy. Dit is de gevangenis van D.C. met een budget van D.C. – geen extraatjes toegestaan. Het resultaat is een koor van babbelende stemmen, waarbij iedereen zijn best doet zacht te praten, maar nog steeds hard genoeg zodat ze zichzelf over alle herrie kunnen horen. Voeg daar het onnatuurlijke gezoem van de stemmen van de gevangenen die door het glas heen sijpelen aan toe, en we hebben alle ingrediënten van een gigantische telefooncel. Het enige goede nieuws is dat de mensen in de oranje overalls aan de andere kant van het glas zijn. ‘Hier komt hij,’ roept de bewaker bij de deur naar mij. Wanneer hij de woorden zegt kijkt elke bezoeker in de kamer, van de gekleurde vrouw met het blonde haar tot de goedgeklede man met de bijbel op zijn schoot, eventjes naar links. Dit is nog steeds Washington D.C. Ze willen allemaal weten of het iemand is die belangrijk genoeg is om naar te kijken. Voor mij geldt dat in elk geval wel. 458
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 458
13-4-10 21:32
Met beide armen en benen geboeid schuifelt Barry naar voren, zijn stok is vervangen door de bewaker die hem bij zijn biceps vasthoudt en hem naar de oranje plastic stoel tegenover me leidt. ‘Wie?’ vraagt Barry. Ik lees de vraag van zijn lippen. Zijn bewaker vormt mijn naam. Op het moment dat Barry het hoort, pauzeert hij, verbergt het dan snel achter een perfecte grijns. Het is de klassieke lobbyers-truc – doe net alsof je blij bent iedereen te zien. Zelfs als je niet kunt zien. De bewaker helpt Barry in de stoel en geeft hem de hoorn die aan het glas hangt. Om zijn pols zit een armband met een naam erop die eruit ziet als een ziekenhuisarmband. Er zitten geen veters in zijn sneakers. Barry lijkt zich nergens wat van aan te trekken. Hij slaat zijn benen over elkaar en trekt aan de onderkant van zijn oranje overal alsof het zijn gewone tweeduizenddollar-pak is. ‘Neem op,’ roept de bewaker door het glas en gebaart dat ik de telefoon moet oppakken. Een oceaan van zuur golft door mijn buik op het moment dat ik de gebutste hoorn tegen mijn oor houd. Ik heb twee weken op dit telefoontje zitten wachten, maar dat betekent niet dat ik ernaar uitkijk. ‘Hey,’ fluister ik in de hoorn. ‘Man, je klinkt bagger,’ zingt Barry terug. Hij probeert te doen alsof hij al in mijn hoofd zit. Hij draait zijn hoofd een beetje, net of hij elke uitdrukking op mijn gezicht kan zien. ‘Nee, serieus – je ziet eruit alsof iemand je in het gezicht geschopt heeft.’ ‘Dat heeft iemand gedaan,’ zeg ik en staar hem recht aan. ‘Is dat de enige reden dat je hier bent?’ vraagt hij. ‘Een laatste steek onder water?’ Ik blijf stil. ‘Ik begrijp niet eens wat je nog te klagen hebt,’ voegt hij eraan toe. ‘Heb je nog een krant gelezen de laatste tijd? Zoals de pers het brengt kom jij er prima uit.’ 459
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 459
13-4-10 21:32
‘Dat gaat wel veranderen wanneer dat stuk over het gokken naar buiten komt.’ ‘Misschien wel, misschien niet. Tuurlijk, je zult geen andere baan bij de regering krijgen – en je bent misschien de komende jaren een paria, maar dat gaat wel voorbij.’ ‘Misschien wel, misschien niet,’ kaats ik terug, in een poging hem betrokken te houden. Alles om hem aan de praat te houden. ‘En hoe zit het met senator Stevens?’ vraagt Barry. ‘Heeft hij er al spijt van dat hij je eruit geschopt heeft?’ ‘Hij had geen keus.’ ‘Gesproken als een waar staflid,’ zegt Barry. ‘Bedoel je dat ik het verkeerd heb?’ ‘Je hebt het absoluut verkeerd. Hij wist dat je een deal zou maken met de regering – dat is de enige dekmantel die hij nodig heeft. In plaats daarvan heb je je tien jaar lang kapot gewerkt voor die man, en hij laat je vallen als een baksteen op het moment dat je hem het hardst nodig hebt? Heb je enig idee hoe erg dat er voor hem uitziet? Let op mijn woorden – dat gaat hem zijn herverkiezing kosten.’ ‘Hij zal het wel redden.’ ‘Wat ik al zei, gesproken als een waar staflid.’ ‘Ex-staflid,’ kaats ik terug. ‘Ik zou niet klagen,’ zegt Barry. ‘Ik bedoel, bekijk het maar zo… jij hebt tenminste nog veters.’ Hij verdraait de enkel die op zijn knie rust. Hij probeert te doen alsof het hem niet raakt, maar achter op zijn pols pulkt hij aan de armband. ‘Overigens, heb je het stukje in de Post van vandaag gelezen?’ vult hij aan. Zijn glimlach wordt breder, maar het gepulk aan de armband versnelt. Iemand kan maar een beperkte tijd een dapper gezicht ophouden. ‘Ze hebben me daadwerkelijk een terrorist genoemd.’ Ik blijf weer stil. Hij is degene die hier publiekelijk voor wordt opgehangen. Ondanks het feit dat het kantoor van Lowell Saul’s naam heeft weten te vinden en 460
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 460
13-4-10 21:32
dit terug heeft weten te leiden naar Wendell, heeft het weken gekost voordat ze konden bewijzen wat er werkelijk aan de hand was. Vandaag, nu Sauls dood is en Janos nog steeds spoorloos verdwenen, hebben ze een nek nodig voor de strop – en de enige nek die beschikbaar is, is die van Barry. ‘Ik heb gehoord dat je Richie Rubin hebt ingehuurd. Hij is een goede advocaat,’ zeg ik. Hij herkent prietpraat van een kilometer afstand – hij was tenslotte in die zakenwereld. Nu is hij geërgerd. De glimlach verdwijnt snel van zijn gezicht. ‘Wat wil je, Harris?’ Daar gaan we… twee volle minuten om terug te keren tot de werkelijkheid. De man is niet dom. Hij weet hoe ik erover denk – ik zou nog niet eens in zijn keel pissen als zijn longen in brand stonden. Als ik hier zit, heb ik iets nodig. ‘Laat me raden,’ zegt Barry. ‘Je brandt van verlangen om te weten waarom ik het deed…’ ‘Ik weet waarom je het deed,’ kaats ik terug. ‘Wanneer je geen loyaliteiten hebt, en je zo verdomd paranoïde bent, denk je dat de hele wereld tegen je is –’ ‘De hele wereld is tegen me!’ schreeuw hij en leunt naar het glas toe. ‘Kijk waar ik zit! Ga je me vertellen dat ik het mis heb?!’ Ik schud mijn hoofd, weiger erop in te gaan. Van welke kleineringen hij ook denkt dat hij het slachtoffer is, ze hebben in elk geval zijn realiteitszin aardig weg weten te slijpen. ‘Veroordeel me niet, Harris. Niet iedereen is zo gelukkig om jouw gezegende leven te leiden.’ ‘Oh, dus nu is het mijn fout?’ ‘Ik heb je gedurende de laatste jaren verschillende keren om hulp gevraagd. Je hebt het me nooit gegeven. Niet een keer.’ ‘Dus ik ben de oorzaak?’ ‘Vertel me nou maar waarom je hier bent. Als het niet om mij is, en niet om even bij te praten…’ 461
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 461
13-4-10 21:32
‘Pasternak,’ flap ik eruit. Een brede grijns kruipt over zijn gezicht. Hij leunt achterover in zijn stoel, slaat zijn armen over elkaar en stopt de hoorn tussen zijn kin en zijn schouder. Alsof hij het Barry-masker weer opzet. Hij priegelt niet langer aan zijn armband. ‘Dat knaagt aan je, nietwaar?’ vraagt hij. ‘Jij en ik… we hadden altijd die competitieve vriendschap. Maar jij en Pasternak…? Hij werd verondersteld jouw mentor te zijn. De enige persoon waar jij heen zou gaan als je een noodgeval had en het glas moest breken. Is dat wat ervoor zorgt dat je de hele nacht ligt te draaien en te woelen?’ ‘Ik wil gewoon weten waarom hij het deed.’ ‘Natuurlijk wil je dat. Sauls heeft het loodje gelegd… Ik sta op het punt hetzelfde te doen… maar Pasternak – dat is degene die je voor de rest van je leven zal blijven frustreren. Je kunt hem niet slaan, of tegen hem schreeuwen, of de grote confrontatie aangaan met het bitterzoete einde. Het is de vloek van een overpresteerder – je kunt geen problemen aan waar geen oplossing voor is.’ ‘Ik hoef geen oplossing, ik wil alleen een antwoord.’ ‘Geen verschil, Harris. Het punt is alleen, als je ineens van me verwacht dat ik je een handje toesteek… wel… je kent het cliché.’ De eeuwige lobbyer. Hij weet zijn punt duidelijk te maken zonder ooit maar daadwerkelijk de woorden te zeggen. Hij gaat geen informatie geven zonder iets in ruil te krijgen. God, wat haat ik deze stad. ‘Wat wil je?’ vraag ik. ‘Nu niets,’ antwoordt hij. ‘Laten we zeggen dat je me iets verontschuldigd bent.’ Zelfs in een oranje overal en achter vijftien centimeter dik glas wil Barry nog steeds geloven dat hij de overhand heeft. ‘Oké, ik ben je iets verontschuldigd,’ vertel ik hem. ‘Hoe zit het nu met Pasternak?’ ‘Nou, als je je er iets beter door voelt, ik denk dat hij niet echt wist wie er achter het stuur zat. Natuurlijk 462
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 462
13-4-10 21:32
maakte hij gebruik van je in het spel, maar dat was alleen om het mijnbouwverzoek aan de begroting toe te voegen.’ ‘Ik snap het niet.’ ‘Wat valt er te snappen? Het was een onbelangrijk verzoek voor een opgedroogde goudmijn in South Dakota. Hij wist dat Matthew het nooit toe zou staan – niet tenzij hij een reden had die goed genoeg was,’ zegt Barry. ‘Van daaruit nam Pasternak gewoon het spel in handen en zette de boel op.’ ‘Dus Pasternak was een van de dungeon-masters?’ ‘De wat?’ ‘De dungeon-masters – de jongens die de weddenschappen uitzoeken en het geld verzamelen. Is dat hoe het verzoek voor de mijn in het spel kwam? Hij was een van de gasten die het leidde?’ ‘Hoe zou het er anders in moeten komen?’ vraagt Barry. ‘Ik weet het niet… het is gewoon… al die maanden dat we speelden… alle mensen waartegen we weddenschappen zetten… Pasternak probeerde steeds erachter te komen wie er nog meer bij betrokken was. Als de taxi-bonnetjes binnenkwamen nam hij ze allemaal door in de hoop de handschriften te herkennen. Hij maakte zelfs een lijst van mensen die met bepaalde zaken bezig waren… Maar als hij een dungeon-master was…’ Ik onderbreek mezelf op het moment dat de consequenties tot me doordringen. Barry kantelt zijn hoofd. Zijn wazige oog staart recht naar me, zijn glazen oog is ergens naar links gedraaid. Vanuit het niets begint hij te lachen. ‘Neem je me nou in de maling?’ ‘Wat? Als hij een dungeon-master was, zou hij dan niet alle andere spelers kennen?’ Barry houdt op met lachen wanneer hij beseft dat ik de grap niet vat. ‘Je weet het niet eens, hè?’ ‘Weet wat niet?’ ‘Wees eens eerlijk, Harris – heb je het nog niet door?’ 463
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 463
13-4-10 21:32
Ik doe mijn best om te kijken alsof ik het allemaal weet. ‘Natuurlijk – het meeste heb ik wel… Over welk deel heb je het?’ Zijn mistige oog kijkt me recht aan. ‘Er is geen spel. Er was nooit een spel.’ Zijn oog beweegt zich niet. ‘Ik bedoel, je weet dat dit allemaal bullshit was, nietwaar? Rookgordijnen.’ Wanneer de woorden door de ontvanger in mijn oor kruipen, voel ik mijn hele lichaam verdoven. De wereld voelt alsof mijn persoonlijke zwaartekracht zojuist verdubbeld is. Ik zink neer in – bijna door – mijn oranje plastic stoel en weeg duizend kilo. ‘Wat een clou, hè?’ vraagt Barry. ‘Ik viel bijna om toen ze me het vertelden. Kun je het je voorstellen – al die tijd die besteed is aan het bestuderen van medewerkers, proberen erachter te komen wie er nog meer weddenschappen plaatsen, en de enige mensen die het spel daadwerkelijk speelden zijn jij en Matthew?’ ‘Twee minuten,’ kondigt de bewaker achter Barry aan. ‘Het is briljant, als je erover nadenkt,’ voegt Barry eraan toe. ‘Pasternak heeft het erover; je gelooft hem omdat je hem vertrouwt… dan sturen ze een paar pages naar binnen, vullen een paar taxibonnetjes in, en jullie denken dat je weet hebt van het grootste geheim dat Capitol Hill te bieden heeft. Het is net een van die vluchtsimulatortochtjes in Disney World, waar ze de film op het scherm projecteren en het karretje een beetje bewegen – je denkt dat je op en neer vliegt in een achtbaan, maar je hebt in feite geen centimeter bewogen.’ Ik forceer een lach, mijn lichaam nog steeds bevroren. ‘Man, de gedachte alleen al,’ praat Barry door, zijn stem versnelt. ‘Dozijnen stafleden die weddenschappen plaatsen op onbelangrijke wetgeving zonder dat iemand het weet? Alsjeblieft, wat een droom – alsof iemand hier zijn mond langer dan een paar seconden dicht kan houden,’ plaagt hij. ‘Toch, je moet het Pasternak nageven. Je 464
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 464
13-4-10 21:32
dacht dat je het hele systeem in de maling nam, en de hele tijd was jij degene die in de maling genomen werd.’ ‘Ja… nee… het is inderdaad verbazingwekkend.’ ‘Het liep ook als een trein – tot dat hele gedoe met Matthew. Toen dat eenmaal gebeurde, wilde Pasternak ermee stoppen. Ik bedoel, hij had er dan wel voor getekend om jou te overtuigen – dat is een deel van het werk van elke lobbyist – maar hij wilde niemand daadwerkelijk kwaad doen.’ ‘Dat… Dat is niet wat ik gehoord heb,’ bluf ik. ‘Dat heb je dan verkeerd gehoord. De enige reden dat hij dit allemaal in elkaar zette was vanwege precies dezelfde reden dat iedereen iets doet in dit deze stad: Heb je misschien ooit een klein landje voor een klant? Kleine landjes brengen kleine fortuinen op, en kleine bedrijven hebben die wanhopig nodig – vooral wanneer de begroting alleen al dit jaar met 36 procent gekelderd is. Na het eerste jaar dat het mislukte om de overdracht van die goudmijn erdoor te krijgen, besloot Pasternak uiteindelijk om een meer inventieve achterdeur te gebruiken. En hallo, daar was het spel – de minst schadelijke manier om wat extra fondsen aan een begroting toe te voegen. Maar toen werd Matthew nieuwsgierig, en kwam Janos erbij, en, wel, dat is het moment dat de trein ging ontsporen…’ De bewaker kijkt ons aan. We hebben bijna geen tijd meer, maar Barry maakt geen enkele aanstalten om te vertragen. Na al die tijd in de gevangenis heeft hij eindelijk lol. ‘De naam is ook geweldig, trouwens – het Nullenspel – zo melodramatisch. Maar het is waar: in elke vergelijking, wanneer je vermenigvuldigt met nul, eindig je altijd met niets, nietwaar?’ Ik knik, met stomheid geslagen. ‘Wie heeft het je nou eigenlijk verteld?’ vraagt hij. ‘fbi, of heb je het zelf uitgevogeld?’ ‘Nee… ik. Ik… eh… ik bedacht het zelf.’ ‘Goed gedaan, Harris. Goeie man.’ 465
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 465
13-4-10 21:32
Ik zit daar, vastgeplakt aan mijn stoel, en kijk hem aan. Het is alsof je erachter komt dat een jaar van je leven een toneelstuk is geweest. En ik ben de enige stommerik die zijn kostuum nog draagt. ‘Tijd,’ zegt de bewaker. Barry blijft praten. ‘Ik ben zo blij dat je…’ ‘Ik zei: Tijd,’ onderbreekt de bewaker. Hij trekt de hoorn van Barry’s oor, maar ik hoor nog steeds zijn laatste gedachte. ‘Ik wist dat je het zou waarderen, Harris! Ik wist het! Zelfs Pasternak zou daar blij om zijn…!’ Er klinkt een luide klik in mijn oor wanneer de bewaker de hoorn in de telefoon hangt. Hij knijpt de achterkant van Barry’s nek samen en trekt hem uit zijn stoel. Barry struikelt door de kamer, richting de stalen deur. Maar wanneer ik alleen achter de glazen afscheiding zit en erdoorheen staar naar de andere kant, is er geen twijfel mogelijk dat Barry gelijk heeft. Pasternak vertelde het me al de eerste dag dat hij me aannam. Het is de eerste regel in de politiek: de enige keer dat je gekwetst wordt is wanneer je vergeet dat het allemaal maar een spelletje is.
466
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 466
13-4-10 21:32
Over de schrijver
B
rad Meltzer is de schrijver van The Book Of Fate, dat op de eerste plaats in de New York Times bestsellerlijst heeft gestaan, en van vijf andere thrillers op de New York Times lijst: The Tenth Justice, Dead Even, The First Counsel, The Millionaires, en The Zero Game. Hij is ook de schrijver van de bestverkopende stripverhalen Identity Crisis en Justice League of America. Meltzer is afgestudeerd aan de Universiteit van Michigan en Columbia Law School en woont tegenwoordig in Florida. Om meer interessante feiten over Brad te lezen dan op deze bladzijde past, kun je zijn website bezoeken: www. bradmeltzer.com. ‘Er wordt gezegd dat Meltzer de beste thrillerschrijver is die vandaag de dag werkt.’ - Houston Chronicle
467
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 467
13-4-10 21:32
Dankwoord
E
r staat maar één naam op het omslag van dit boek, maar in mijn ogen is er altijd veel meer nodig om een idee dat in je hoofd zit te verwezenlijken. Daarom wil ik de volgende mensen graag bedanken: allereerst uiteraard mijn lieve Cori. Met een knipoog naar iemand die veel betere teksten schrijft dan ik, want mijn woorden krijgen pas echt betekenis als Cori ze heeft gelezen. Ze is altijd mijn belangrijkste redacteur en raadgever geweest, en juist omdat zij als jurist voor het Congres werkt, fungeerde ze bij dit boek ook als mijn gids in de complexe wereld van Capitol Hill. Ze had helemaal niet in de gaten hoe nederig ik me voelde toen ik haar bezig zag ik haar dagelijkse werk. Terwijl ze dacht dat ze me alleen maar inwijdde in de interne gang van zaken in de politiek, zag ik hoe ze het goede doel altijd voorop heeft staan. Eigenlijk heeft ze me opnieuw laten kennismaken met het idealisme. Dat is een van de vele redenen waarom ik van haar hou. Er zijn talloze redenen waarom ik dit nooit zonder haar zou kunnen doen. C. Jill Kneerim, mijn agent en goede vriendin, toont zo veel begrip dat ik steeds weer wordt uitgedaagd om vooral oprecht te zijn als ik schrijf. Ze is een van de eersten die ik om raad vraag als ik dat nodig heb, maar het is vooral haar vriendschap die ik enorm op prijs stel (nog meer dan ze weet). Elaine Rogers, voor de enorme hoeveelheid die ze 468
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 468
13-4-10 21:32
van meet af aan heeft verzet. Ike Williams, Hope Denekamp, Elizabeth Dane en al die andere ongelooflijk aardige mensen bij het Kneerim & Williams Agency. Deze keer wil ik vooral ook mijn ouders bedanken die mij met hun onvoorwaardelijke liefde hebben gemaakt tot wie ik ben. Zij zorgen ervoor dat ik met beide benen op de grond blijf staan, steunen me en herinneren me er altijd aan waar ik vandaan kom. Alles wat ik heb en alles wat ik ben... is bij hen begonnen. Mijn zus Bari, een van de sterkste mensen die ik ken, wil die kracht altijd met mij delen als ik daar behoefte aan heb. Bedankt, Bari, voor alles wat je doet. Dale en Adam Flam hebben me geholpen bij het bedenken van het spel, en Bobby Flam en Ami en Matt Kuttler, die al in een vroeg stadium de opzet van het boek lazen. Ik kon altijd op hun toewijding en steun rekenen. Steve ‘Scoop’ Cohen, collega-dromer, broer in de creativiteit en een op hol geslagen genie in alle opzichten, zorgde ervoor dat ik ineens het heldere idee kreeg dat uiteindelijk tot dit boek leidde. Hij heeft goede ideeën, maar zijn vriendschap waardeer ik nog meer. Bedankt, Cheese! Noah Kuttler, zonder zijn hulp had ik geen kant opgekund en was ik stapelgek geworden. Na mijn vrouw is Noah altijd de eerste persoon die ik een nieuw idee voorleg. Hij heeft veel talent. Hij weet dat hij bij de familie hoort, ik hoop dat hij ook beseft hoe blij ik ben dat hij tot mijn kennissen hoort. Ethan en Sarah Kline hebben geholpen bij het ontwikkelen van het spel en Ethan heeft me bovendien vanaf de eerste versie van mijn manuscript gesteund als schrijver. Paul Brennan, Matt Oshinksky, Paulo Pacheco, Joel Rose, Chris Weiss en Judd Winick zijn mijn alter ego’s die met hun reacties en onwrikbare vriendschap een eindeloze bron van inspiratie vormen. De bedoeling van elke roman is een volledig verzonnen verhaal als zeer realistisch te presenteren. De enige manier waarop dat lukt, is ervoor te zorgen dat je van alle relevante zaken de details weet. De volgende mensen ben ik enorm veel dank verschuldigd omdat ze me 469
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 469
13-4-10 21:32
tot in de details hebben voorgelicht. Met betrekking tot het functioneren van de overheid is Dave Watkins mijn parlementaire instructeur geweest, een geweldige leraar, die het geduld had om al mijn domme vragen te beantwoorden. Vanaf het moment dat het idee voor het eerst ter sprake kwam, tot de laatste keer dat de tekst gecontroleerd is, heb ik me tot in het kleinste detail door hem laten leiden. Hij heeft me nooit teleurgesteld. Scott Strong van het Amerikaanse Capitool en mijn gids voor alle onontdekte en verlaten gangen en tunnels. Alleen door zijn vriendschap en vertrouwen is het me gelukt deze wereld te creëren. Tom Regan heeft me tweeëneenhalve kilometer onder het aardoppervlak gebracht om me eraan te herinneren waarop dit land is gebouwd. Ik hoop dat hij weet hoe belangrijk deze vriendendienst voor me is geweest. Sean Dalton heeft een paar dagen uitgetrokken om me tot in de puntjes uit te leggen hoe een begrotingsvoorstel in elkaar wordt gezet. Dat is niet niks. Dat hij die materie volledig beheerst, is enorm belangrijk geweest voor dit boek. Andrea Choen, Chris Guttman-McCabe, Elliot Kaye, Ben Lawskiy en Carmel Martin waren er altijd voor me. Omdat ze allemaal goede vrienden zijn, kon ik ze de meest stomme vragen voorleggen. Dick Maker is een instituut op zich. Door zijn hulp en geschiedkundige kennis kwam het Capitool als Instituut tot leven. Julian Epstein, Perry Appelbaum, Ted Kalo, Scott Deutchman, Sampak Garg en alle andere leden van de juridische commissie van het Congres zijn allemaal fantastisch geweest. Ze hebben me aan mensen voorgesteld, dingen uitgelegd en me overal bij geholpen. Michone Johnson en Stephanie Peters waren geweldige vriendinnen die me hebben geholpen Viv tot leven te brengen. Luke Albee, Marscha Berry, Martha Carucci, Jim Dyer, Dan Freeman, Charles Grizzle, Scott Lilly, Amy McKennis, Martin Paone, Pat Schroeder, Mark Schuermann, Will Smith, Debbie Weatherly en Katryn Weeden hebben hun wereld aan me laten zien en talloze vragen beantwoord. Hun hulp 470
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 470
13-4-10 21:32
is heel belangrijk geweest. Congreslid John Conyers, congreslid Harold Ford Jr. en congreslid Hal Rogers zijn zo aardig geweest me een uitnodiging voor een zitting van het Congres te sturen. Dat waren twee dagen waar ik zeer van heb genoten. Lorette Beaumont, Bruce Evans, Leif Fonnesbeck, Kathy Johnson, Joel Kaplan, Peter Kiefhaber, Brooke Livingston en Chris Topik hebben me met eigen ogen laten zien hoeveel werk er wordt verzet bij de begrotingscommissie Milieu. Mazen Basrawi stelde me in staat om door de ogen van een blinde te kijken. Lee Alman, David Carle, Bruce Cohen, Georg Crawford, Jerry Callegos, Jerry Hartz, Ken Kato, Keith Kennedy, David Safavian, Alex Sternhill, Will Stone en Reid Stuntz hebben een duidelijk idee gegeven van het leven op Capitol Hill. Chris Galagher, Rob Gustafson, Mark Laisch, William Minor en Steve Perry waren de experts die me alles over lobbyen konden vertellen. Michael Brown, Karl Burke, Steve Mitchell en Ron Waterland van Barrick Gold die in goede samenwerking hebben geregeld dat ik de mijn in kon. Michael Bowers, Stacie Hunhoff, Paul Ordal, Jason Recher, Elizabeth Roach en Brooke Russ hebben mee teruggenomen naar mijn jonge jaren en hebben me laten zien hoe leuk het is om page te zijn. Bill Allen, Davind Angier, Jamie Arbolino, Rich Doerner en James Horning hebben we me op de hoogte gebracht van de fysieke bijzonderheden van het Capitool. David Beaver, Terry Catlain, Deborah Lanzone, John Leshy, Alan Septoff en Lexi Shultz hebben me geinformeerd over de mijnindustrie en de overdracht van grond. Keith Nelson en Jerry Shaw hebben me gevechtstechnieken geleerd. Dr. Ron Flam en Bernie Levin hebben me hun geboortestad laten zien. Edna Farley, Kim uit L.A., John Faust, Jo Ayn ‘Joey’ Glanze, Harvey Goldschmid, Bill Harlan, Paul Khoury, Daren Newsfield, Susan Oshinsky, Mike Rotker, Greg Rucka en Matthew Weiss hebben me de rest van de bijzonderheden verteld. Brian Lipson, Phil Raskind en Lou Pitt wil ik bedanken voor hun harde werk en vriendelijk471
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 471
13-4-10 21:32
heid, Kathleen Kennedy, Donna Langley, Mary Parent en Gary Ross voor hun onwankelbare vertrouwen, zonder ook maar een letter te hebben gelezen. En Rob Weisbach omdat hij de eerste was die ‘ja’ zei, en de rest van mijn familie en vrienden, die sowieso op deze pagina thuishoren. Tot slot wil ik iedereen van Warner Books bedanken: Larry Kirshbaum, Maureen Egen, Tina Andreadis, Emi Battaglia, Karin Torres, Martha Otis, Chris Barba, de meest vriendelijke en ijverige verkoopafdeling van de amusementsindustrie, en alle andere geweldige mensen die me het gevoel geven dat ik er helemaal bij hoor. Zij hebben zwaar werk moeten verzetten en dankzij hen hebt u dit boek nu in handen. Verder wil ik Jamie Raab, mijn eindredacteur, uit het diepst van mijn hart bedanken. Vanaf het begin heeft zij me begeleid, maar dit is het eerst boek waarvoor zij alleen eindverantwoordelijk is. Ik heb heel veel geluk gehad. Haar begrip voor de personages dwong me om nog dieper te graven en door haar suggesties is het verhaal nog beter geworden. Dat geluk zou iedere schrijven moeten hebben. Nogmaals bedankt, Jamie, voor je vriendschap, je eindeloze enthousiasme en vooral je vertrouwen.
472
870-6329_Wetgevers_BW_Def.indd 472
13-4-10 21:32