De ware christen Ds. B. Labee – Romeinen 14:8
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 39: 3 Romeinen 14 Psalm 119: 1, 2, 16, 17 Psalm 135: 2 Psalm 84: 6
Gemeente, wij vragen uw aandacht voor wat u kunt vinden in het schriftgedeelte dat u is voorgelezen, Romeinen 14 en daarvan het achtste vers. We lezen dat samen: Want hetzij dat wij leven, wij leven de Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven de Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. We lezen hier over: De ware christen. We staan stil bij drie gedachten: 1. De ware christen leeft voor de Heere (naar aanleiding van het tekstgedeelte: Hetzij dat wij leven, wij leven de Heere) 2. De ware christen sterft in de Heere (naar aanleiding van het stukje waarin het klinkt: Hetzij dat wij sterven, wij sterven de Heere) 3. De ware christen is van de Heere. (naar aanleiding van het laatste gedeelte van de tekst: Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren) 1. De ware christen leeft voor de Heere Gemeente, wij zijn nooit zeker van ons leven. We weten wel zeker dat we allemaal moeten sterven. Gelooft u dat ook? Uw naam zal eens klinken in Gods huis. Wij zullen allemaal eens geopenbaard moeten worden voor de rechterstoel van Christus. Ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven. (Gen.2:17) Dat geldt voor u en mij, maar dat gold in bijzondere zin wel voor de gemeente van Rome aan wie de apostel Paulus deze zendbrief schrijft. Een wonderlijke brief, want vermoedelijk is de apostel nog nooit in Rome geweest als hij deze brief schrijft. En u weet, meestal schreef de apostel een brief aan een gemeente, soms maar een heel kleine gemeente, soms maar een huisgemeente, als hij er geweest was. In Rome is de apostel vermoedelijk nooit geweest en toch heeft hij een brief geschreven aan de gemeente. In Rome leefde de jonge keizer Nero. En jullie weten wel, dat was een wrede keizer. Huiveringwekkend; hij liet zijn eigen moeder vermoorden. Eén van zijn vrouwen trouwens ook. Hij heeft het besloten om de christenen als tuinverlichting te gebruiken.
www.prekenweb.nl
1/11
Ds. B. Labee – De ware christen
Hij smeerde ze in met pek en stak ze in brand, terwijl er een feest was in de paleistuin. En zo kwamen die christenen om in de vlammen. Voelt u hoe treffend onze tekst dan is? Dan moet u eigenlijk die tijd voor u nemen, waarin de kleine christelijke gemeente van Rome leefde. Het waren mensen die elke dag in gevaar waren, want de grillen van de keizer waren bijna grenzeloos. Maar als je ook nog christen was, dan was je je leven zéker niet veilig. En nu schrijft de apostel een brief aan die christelijke gemeente van Rome. En dan klinkt het zo heel treffend voor die christenen, wat is het een wonder als je dat na mag zeggen: Hetzij dat wij leven, wij leven de Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven de Heere. Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. En toch, als het nu om dit veertiende hoofdstuk gaat, dan is dat kunnen en moeten sterven niet de eigenlijke reden van de apostel om te schrijven. In Thessalonica waren dwalingen over de wederkomst van Christus. Dat weet u wel, het is de oudste paulinische brief. Maar vermoedelijk speelde dat in Rome niet. Er speelde wel wat anders. In hoofdstuk 14 horen we van een ander probleem: mag je nu wel of niet varkensvlees eten? Daar hadden ze het over in Rome. En moet je nu de feestdagen van het Oude Testament nog onderhouden? Moet je dat Paasfeest nu nog vieren naar oude inzetting? En dat Loofhuttenfeest? En moet je de sabbat nog houden of houden we nu de nieuwtestamentische rustdag, de zondag? Daar ging het vermoedelijk ook over. Het zijn twistvragen, waar het in Rome over gaat. Misschien zegt u: Moet je daar nu ruzie over maken? Het gaat over leven of dood in Rome! Je kunt elke dag opgepakt worden. Het zal je maar gebeuren, dat je in een van de amfitheaters om moet komen, in zo’n stierengevecht. Of als een fakkel worden aangestoken, het zal je maar gebeuren! En moet je dan ruzie gaan zitten maken over een stukje varkensvlees, over die oudtestamentische inzettingen, of je die nu wel of niet houdt? Over het drinken van wijn, of je nu geheelonthouder moet zijn? Heb je nu in Rome geen betere dingen te doen? Ja, gemeente, het is net als in onze tijd. Er zijn mensen die nergens anders over lijken te kunnen praten dan over bijzaken. En van bijzaken worden hoofdzaken gemaakt. En als dat gebeurt, krijg je hete hoofden en koude harten. Maar - en dat is de andere kant, die we ook moeten zeggen - die bijzaken zijn weer niet zo onbelangrijk als sommige mensen denken, hoor! Rome kende twee partijen, de sterken en de zwakken. Zo noemt de apostel Paulus ze: de sterken en de zwakken. Gemeente, weet u nu wat zo’n wonder is? Zowel van die sterken als van die zwakken mag gezegd worden dat de Heere er zijn Kerk onder heeft. Het is dus niet zo dat al die sterken kinderen des Heeren zijn en die zwakken niet. Of omgekeerd, dat die zwakken kinderen des Heeren zijn en die sterken niet. Nee, in hoofdstuk 14 horen we het: onder zowel die sterken als die zwakken heeft de Heere Zijn kinderen. En dan gaat de apostel Paulus tot de kinderen des Heeren spreken. Die zwakken zeiden: ‘Als je de Heere vreest eet je geen vlees van onreine dieren. Dan eet je natuurlijk geen varkensvlees. Dat weet je toch? Dat staat in de Bijbel. Dat doen de heidenen. De Romeinen zijn er wild op. Maar wij doen dat niet. Het staat toch in de Bijbel, dat je de feestdagen moet houden? Die heeft God toch ingezet? God verandert Zijn Woord toch www.prekenweb.nl
2/11
Ds. B. Labee – De ware christen
niet?’ Zo redeneerde die ene partij, die zwakken. En over die sterken zeiden ze: ‘Alles kan er maar mee door bij die zogenaamde sterken. En dit doen ze ook en dat doen ze ook al. Ze zijn zo wereldgelijkvormig als dat ze groot zijn!’ En dan die sterken. Ja, die hadden ook sterke papieren. ‘Je mag dat varkensvlees best eten. We hebben toch de woorden van de apostel Petrus en die beschrijft toch dat visioen waarin God tegen hem zegt: Sta op, Petrus, slacht en eet. Wat God rein noemt, dat mag jij niet gemeen, onrein noemen.’ En ze wezen erop dat in de Bijbel staat dat een weinig wijn goed is. Ze wezen erop dat de inzettingen van het oude verbond van de Heere een nieuwe betekenis hadden gekregen onder het nieuwe verbond. Ze redeneerden, ze redeneerden, ze redeneerden en ze keken neer op de zwakken. Waar stond de apostel Paulus nu eigenlijk? Hoorden hij nu bij die zwakken, of bij die sterken? Gemeente, dat is geen vraag. De apostel Paulus hoorde bij de sterken. De apostel schrijft toch aan de Galaten heel nadrukkelijk over degenen die de besnijdenis uitvoeren, dat hij niet anders kan zeggen dan dat ze dwalen. De apostel Paulus schrijft aan de Efeziërs dat de middelmuur des afscheidsels gebroken is en dat er niet meer dat onderscheid is tussen jood en heiden. In vers 14 van Romeinen 14 staat: Ik weet en ben verzekerd in de Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelf; dan die acht iets onrein te zijn, dien is het onrein. De apostel Paulus staat aan de kant van de sterken. Weet u wat zo wonderlijk is? Nu gaat hij niet uitvaren naar die zwakken. Hij zet ze niet in de hoek. Hij maakt ze niet bespottelijk. De apostel Paulus neemt een middenpositie in. Vindt u dat niet wonderlijk? Hij zegt in vers 3 tegen de sterken: Die daar eet (en dat zijn dus de sterken) verachte hem niet, die niet eet. En vervolgens tot de zwakken: Die niet eet, oordele hem niet, die daar eet; want God heeft hem aangenomen. Wat is dat eerlijk en schriftuurlijk! Paulus zet zichzelf in het midden en dan gaat hij zo wijs spreken tegen die zwakken en tegen die sterken. Mag ik het heel eenvoudig zeggen: Als je links koerst krijg je bijval en als je rechts koerst krijg je bijval. Maar je moet gewoon eerlijk de Schrift naspreken, wat er dan ook komt. Ik kom daar straks op terug. Maar als je net als Paulus deze positie kiest, dan krijg je geen bijval van rechts of links, maar mag je wel zeggen dat je recht staat voor het aangezicht van de Heere. Kent u dat verlangen van de apostel Paulus om samen te binden? Het was zijn verlangen om die gemeente van Rome, in de branding van die tijd, samen te binden. Die gemeente mag niet verloren gaan, niet scheuren door twisting! Het is het verlangen van de apostel, dat in die gemeente, de Heere woont en werkt met Zijn lieve Geest, dat er mensen bekeerd worden. En gemeente, dan gaat het niet meer om dat varkensvlees, maar dan gaat het om de waarachtige bekering die uit God is. En daarom kiest de apostel Paulus deze positie. En mag ik dan heel kort de twee redenen noemen van de apostel? Eerst vers 4: Wij zijt gij, die eens anderen huisknecht oordeelt? Hij staat of hij valt zijn eigen heer, want God is machtig hem vast te stellen. Jongens en meisjes, ze hadden slaven in die tijd, dienstknechten en dienstmaagden. En dan zegt de apostel Paulus: ‘Je mag toch niet oordelen over de slaaf van je buurman? Daar heb je niets mee te maken! Die buurman van jou zal wel tegen zijn eigen slaaf zeggen of hij het goed doet of niet. Dat is niet jouw zaak. Wel, zo mag je ook niet over elkaar oordelen. Want de Heere www.prekenweb.nl
3/11
Ds. B. Labee – De ware christen
regeert. De Heere kent het hart van een ieder van ons. Hij zal straks oordelen, hetzij goed hetzij kwaad.’ De tweede reden vinden we in vers 6 en 7: Die de dag waarneemt (zo’n oudtestamentische feestdag) die neemt hem waar de Heere; en die de dag niet waarneemt, die neemt hem niet waar de Heere. Die daar eet, die eet zulks de Heere, want hij dankt God; en die niet eet, die eet zulks de Heere niet, en hij dankt God. Want niemand van ons leeft zichzelf, en niemand sterft zichzelf. Onze kanttekenaren schrijven: ‘Een gelovige christen, of hij nu sterk is of zwak, moet zijn leven aanstellen, niet naar zijn eigen lust of profijt (voordeel) gelijk hij wil, alzo hij zichzelfs eigen niet is, maar onder een ander, namelijk de Heere staat, naar Wiens bevel en tot Wiens dienst hij zijn leven moet richten.’ Als het goed is gaat ’s morgens zo’n zwakke op zijn knieën en bidt: ‘Heere, mag mijn leven vandaag zijn tot eer van U en mag ik nu doen wat U welbehagelijk is? Daar hebt U recht op.’ En zo’n sterke buigt ook zijn knieën en zegt: ‘Heere wilt U mij gebruiken als een middel in Uw hand, om anderen te brengen aan Uw voeten? Mag ik dienstbaar zijn in mijn werk, in mijn studie? Mag ik dienstbaar zijn in alles wat me bezighoudt?’ Gemeente, ligt u zo ook elke morgen op uw knieën? Jongeren, doe je dat nog, elke morgen, elke dag, niet alleen op zondag? ‘Heere, mag ik leven tot eer van Uw Naam? Daar hebt u recht op.’ Dan zegt de apostel Paulus: ‘Dat doen zowel die zwakken als die sterken. Er is niemand die voor zichzelf leeft.’ Kan dat van u ook gezegd worden, gemeente? Leef je nu nog voor je geld, voor je bezit, voor je genot en noemt u maar op? Of leeft u voor de Heere? De apostel Paulus zegt: ‘Zo moet het zijn. Zo is het bij de sterken die de Heere vrezen en bij de zwakken die de Heere vrezen. Zij dienen de Heere, en waarom zou je dan oordelen over elkaar?’ En nu is onze eerste gedachte een samenvatting van heel dat voorgaande: Want hetzij dat wij leven, wij leven de Heere. ‘Leven voor de Heere’, zo hebben we het samengevat. Wij, de zwakken en de sterken… De apostel Paulus heeft het hier over de kinderen van de Heere. Zouden nu al die mensen in Rome de Heere vrezen? Als je zo die brief leest, lijkt het of heel die gemeente van Rome een kind van God is. Daar moet ik twee dingen over zeggen. Natuurlijk zal niet iedereen per definitie kind van God geweest zijn. Wel dit: als je je in Rome aansloot bij die christenen, dan wist je dat het om je leven ging. Je kon opgepakt worden, je kon verbrand worden, voor de wilde dieren geworpen worden. Dat was wel een heel andere beslissing dan in de samenleving heden ten dage, dat voelt u wel. Het ging om leven of dood. Het tweede: De apostel Paulus gaat er niet van uit dat heel de gemeente de Heere vreest. Een avondmaal vierende verbondsgemeente, u kent die uitdrukking wel. Nee, de apostel schrijft in Romeinen 1 nadrukkelijk tot wie hij schrijft. Tot wie dan? In hoofdstuk 1 vers 7 lezen we: Allen die te Rome zijt, geliefden Gods en geroepen heiligen. Aan hen schrijft hij. Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Heere Jezus Christus. We weten uit Jezus’ gelijkenis van de tien maagden. Jongens en meisjes, vijf waren dwaas en vijf waren wijs. Paulus zegt op een andere plaats in zijn brieven: ‘Beproef uzelf of u in het geloof bent. Onderzoek of gij echt behoort tot de gemeente des Heeren!’
www.prekenweb.nl
4/11
Ds. B. Labee – De ware christen
Vanmorgen is er ook onderscheid. Maar bedenk wel dit, gemeente: het moet voor ons allemaal eeuwigheid worden. Daar hoef je geen 85 of 79 voor te zijn. Daar kun je ook 7 jaar voor zijn. Zult u erover nadenken? Het moet vrede worden in ons leven, voordat het sterven wordt. Is het vrede in uw leven? Mag u nu behoren bij dat volk dat mag zeggen: ‘Wij leven voor de Heere, ons leven is een leven in Zijn dienst’? Hoort u bij Gods kinderen? Dat kunt u weten. Waaraan kunt u dat nu weten? Heel eenvoudig hieraan: dan leeft u voor de Heere. Dat was in het paradijs ons levensdoel: leven tot eer van God. Na onze diepe val (bent u daar al achter gekomen?) leven we voor onszelf, leven we voor de wereld. Misschien zelfs wel voor de zonde. Maar als de Heere met Zijn genade werkt in je ziel, in dat uur van de wedergeboorte, wordt dat anders. Ken je dat uur van de wedergeboorte, dat onvergetelijke ogenblik dat er iets ging veranderen in je leven? Al kun je niet precies het moment aanwijzen, maar er kwam een verandering in je leven. Je ging vragen: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Dan is het niet meer zo belangrijk of je carrière maakt of dat je straks cum laude slaagt en een prachtige titel mag halen. Gemeente, dan gaat het om de vraag: Leef ik nu voor de Heere? Op de plaats die de Heere me gaf, op welke positie op de maatschappelijke ladder dan ook, op welke plaats in de samenleving dan ook. Leef ik nu voor de Heere? Dan komt er een verlangen om altijd voor de Heere te leven. Wie wordt er nu met ‘de Heere’ bedoeld? De kanttekenaren wijzen erop dat hier met dat woordje ‘Heere’ de Middelaar wordt bedoeld. Leven voor de Heere. Weet u wat er letterlijk staat? Leven voor Jezus! Leven voor Hem, die de Kurios is, de opgestane Levensvorst. Hij, Die gisteren en heden Dezelfde is en tot in der eeuwigheid. Kom, mag u weten verlost te zijn van die andere heer, die het van nature voor het zeggen heeft in uw en mijn leven? Wij zijn de duivel toegevallen. We doen zijn begeerte. We leven naar zijn wil. We lopen aan zijn leiband. Is dat uw smart geworden? Dat is ons bestaan zonder God. Maar nu dat wonder. Paulus spreekt nu tot mensen die een andere Heere hebben gekregen, die overgegaan zijn uit de macht van de vorst der duisternis en die gekomen zijn in handen van de macht van de Vorst van het leven. Zij zijn verlost uit de handen van hem die het geweld van de dood had. Zij mogen Hem kennen; die Koning Die leeft tot in alle eeuwigheid. Mag u dat weten? Als je nu nog voor jezelf leeft, als je nu nog altijd je eigen leven bepaalt, als je het nu altijd nog zelf wilt weten, dan reis je naar de buitenste duisternis. En nu dat gelukkige volk, die ‘wij’ die hier genoemd worden. Zij zijn door Gods Geest bearbeid. Weet u hoe de wereld ze noemt? Huichelaars, overdrijvers, een pest, aller afschrapsel… Zo werden ze genoemd in de eerste eeuw na Christus. Maar de Heilige Schrift noemt hen ‘geliefde kinderen Gods’. Christus schaamt zich niet hen broeders te noemen; medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods. En weet u hoe ze zichzelf bevend noemen? De grootste der zondaren en de minste der heiligen. Gemeente, nu zijn er onder hen sterken en zwakken. Maar nu is het alsof de apostel Paulus zegt: Zul je het zien in dit perspectief? Ze leven voor de Heere. En als je nu leeft voor de Heere, zou het dan gaan over sterk of over zwak? Zou dat dan het kernpunt zijn? Nee, zegt de apostel, daar gaat het niet om! Het gaat om die grote vraag: Leef je nu vóór www.prekenweb.nl
5/11
Ds. B. Labee – De ware christen
de Heere of tégen de Heere? Ben je trawant van satan, een volgeling van de duivel? Dan ben je tegen de Heere. Dan ben je tegen Zijn Koninkrijk. Dan ben je tegen Gods wil gericht. Dan ben je tegen Gods Woord gericht. Dan leef je nog in strijd met Gods wet. Wonderlijk, in Rome blijkt er een gemeente te zijn met sterken en zwakken. Liggingsverschillen, zouden we tegenwoordig zeggen. Mensen die toch wel wat verschillen van inzicht. Gemeente, ze leven toch voor de Heere! Wel, zegt de apostel Paulus, als dat nu zo is, moet je dáár dan niet meer gericht op zijn? Leven voor de Heere… Ik kan kanttekening 37 niet overslaan. Daar vatten onze vaderen zo kernachtig samen wat nu dat leven voor de Heere is. ‘Wij staan’, schrijven ze, ‘onder het gezag van de Heere Jezus Christus, als Zijn eigen dienstknechten zijnde, door Zijn bloed gekocht, en moeten over zulks ons leven tot Zijn dienst en eer besteden.’ Tekent dat ook uw leven? Ik sta onder het gezag van de Heere Jezus Christus. Ik buig onvoorwaardelijk onder de wetten van Zijn Koninkrijk. Ik ben een dienstknecht. In het Grieks staat er eigenlijk: slaaf van de Heere Jezus Christus. Ik ben Zijn lijfeigene. Ik ben gekocht en betaald met Zijn dierbaar bloed en daarom behoor ik Hem toe. Dat is meer dan met goud of met zilver gekocht te zijn, zoals bij de slaven waar het in Rome van wemelde. Als ik nu Zijn slaaf, Zijn dienstknecht ben, dan leef ik voor de Heere. Dan doe ik Zijn bevelen met lust. Dan wandel ik in Zijn wegen en inzettingen, zonder murmureren. Dan volg ik Hem, door bezaaide en onbezaaide wegen. Al moet dit dan een kruisweg zijn, al is dat dan een onmogelijke gang om te maken… Sterken en zwakken, overweeg dat eens. Ben je een dienstknecht geworden van Jezus Christus? Dan leef je voor de Heere! We moeten naar onze tweede gedachte: 2. De ware christen sterft in de Heere De apostel zegt nog meer: Die sterft in de Heere. Hij vervolgt in vers 8: Hetzij dat wij leven, wij leven de Heere; hetzij dat wij sterven, wij sterven de Heere. Leven en sterven worden hier aan elkaar verbonden. Er zijn mensen die denken dat het met je sterven ineens anders zal zijn dan in je leven. Hoop jij, jongere in ons midden, misschien op zo’n sterfbedbekering? Dat kan. De Heere kan je op het laatste moment bekeren. Maar we lezen dat niet zoveel in de Schrift en je maakt het ook niet zoveel mee. Een enkele keer gebeurt het. Zult u daar niet op wachten, gemeente? Smytegelt zegt: ‘Je ziet aan de meeste bomen waarheen ze gaan vallen.’ Je ziet toch naar welke kant ze hangen? En waarheen de boom valt, daar zal hij eeuwig blijven liggen. Als je hart uitgaat naar de zonde, de wereld en de goddeloosheid, dan weet je waarheen je levensboom gaat vallen. Die zal vallen naar het eeuwig verderf. Niet je laatste woorden zijn bepalend, maar je leven is bepalend voor je eeuwige bestemming. En natuurlijk is het een wonder, kinderen des Heeren, als je laatste woorden, woorden mogen zijn waarin Christus verheerlijkt wordt en waarin iets schitteren mag van de genade van de Heere Jezus Christus. Wat is het een wonder als op je lippen maar één woord overblijft: de Koning van de Kerk, Jezus, de Kurios, de Heere. Maar het gaat om ons leven. Leven en sterven worden nauw verbonden in onze tekst. En wat bedoelt de apostel nu met ‘de Heere te sterven’? ‘In de Heere te sterven’, staat er eigenlijk. Wat is dat nu? De Heilige Schrift spreekt over een sterven met Christus. Maar dat is het hier niet. Want een sterven met Christus moet u in uw leven leren www.prekenweb.nl
6/11
Ds. B. Labee – De ware christen
kennen. Als u een kind van God bent, dan moet u tussen wieg en graf, die korte tijd dat wij leven, sterven met Christus. Dan denken we aan het woord van de apostel: Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding. (Rom.6:5) We denken ook aan wat de Heidelberger zegt: ‘In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekering des mensen? In twee stukken: in de afsterving van de oude en de opstanding van de nieuwe mens.’ Een stervend leven, dat moet u kennen als u genade bespreekt. Een stervend leven, sterven aan mezelf, aan mijn verkeerde wil, aan mijn goddeloze lusten… Maar dat bedoelt de apostel Paulus hier niet. Wat dan wel? Mag ik eerst kanttekening 62 laten horen? ‘Dat is: Wij moeten bereid zijn om ten dienste en ere onzes Heeren ons leven af te leggen als het Hem belieft en zullen na onze dood van ons doen rekenschap geven.’ Het gaat hier om een Gode verheerlijkend sterven. Daarvan spreekt Christus na Zijn opstanding aan de zee van Tiberias. En dit zeide hij, betekenende met hoedanige dood hij God verheerlijken zou. (Joh.21:19) Dan spreekt de Middelaar over een van Zijn discipelen. Een Gode verheerlijkend sterven… Gemeente, wanneer sterft een adamskind in Christus, tot verheerlijking van de Heere, tot verheerlijking van een drie-enig God? Wanneer is dat eigenlijk? Dat is als wij verenigd zijn met de tijd waarop we moeten sterven. Dan zeg je, als de Heere je nu heel jong weg zou nemen: ‘Heere, dat is goed.’ En als je heel oud moet worden: ‘Heere, mag ik Uw raad uitdienen?’ Dan ben ik het eens met de Heere. U voelt wel, daar past euthanasie niet in, gemeente. ‘Heere, mag ik nu leven tot het moment dat U bepaald hebt voor mijn sterven?’ Dat is een Gode verheerlijkend sterven in de Heere. Dat betekent ook dat ik het met de Heere eens ben over de wijze waarop ik sterven moet. In de tijd van Rome kon iemand dan zeggen: ‘Heere, moet ik verbrand worden? O, geef me de kracht om staande te blijven! Moet ik voor de wilde dieren? Heere, dat ik me over mag geven aan Uw wil! Heere, moet ik door de bliksem getroffen worden? Moet ik een vreselijk ziekbed meemaken? Heere, U doet wat U behaagt.’ In de Heere sterven, gemeente, dat is verlangen dat God zelfs door mijn dood verheerlijkt wordt, dat de Heere de eer krijgt van het sterven van een adamskind. Dat ik het met Stefanus mag zeggen, biddend voor degenen die mij doden: Heere Jezus, ontvang mijn geest! (Hand.7:59). Dan ben je volkomen eenswillend met de Levensvorst. Gods kinderen zijn zo vaak onverenigd met de weg die de Heere met hen gaat. Maar wat een wonder als ze, verenigd met Jezus, in Jezus mogen sterven. Dan is het waar: Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen. (Openb.14:13) Gemeente, ben je nog altijd rampzalig? Ben je nog altijd van jezelf? Leef je nog altijd voor jezelf? Dan moet ik u de andere kant ook voorhouden. Dan zal je straks sterven. En dat zal wat zijn, als je sterven moet in jezelf. Dan volgt het eeuwig verderf, het eeuwige oordeel, de buitenste duisternis… Is dat nog uw toekomst? Wat een ernst! De apostel Paulus spreekt over de gelukkige mensen die leven voor de Heere. Is dat wel eens uw verlangen geworden? We zullen er straks iets van horen, dat er zo weinig van
www.prekenweb.nl
7/11
Ds. B. Labee – De ware christen
terechtkomt in hun eigen waarneming. Maar het is hun verlangen om te leven voor de Heere. En straks zullen ze sterven in de Heere. Het is alsof de apostel dat zegt: Als je daar dan over spreekt, is het dan belangrijk of je varkensvlees op je bord hebt? Zou het dan nog belangrijk zijn of er mensen zijn die ook op de sabbat zo heel graag samen willen komen? Zou het dan nog belangrijk zijn of je het Loofhuttenfeest wel of niet viert? O, zegt de apostel, als je nu leeft voor de Heere, als je een verlangen hebt om te sterven voor de Heere, zou je elkaar dan verbijten en vereten in Rome? Zou je daar nu over vechten? Heb je niet wat beters te doen? Spreek dan over die dingen die je hart vervullen! Leven voor de Heere, sterven in de Heere... Twee keer het woordje ‘Heere’. Jongens en meisjes, eigenlijk staat er twee keer het woordje ‘Jezus’. Een echte christen is, als het goed ligt, altijd bezig met Christus. Kinderen des Heeren, was het maar zo, hè? Waren we maar er maar altijd mee bezig! En als je daar nu altijd mee bezig bent, als Hij nu altijd in je gedachten is, als je mag weten van Zijn nabijheid, of als je Hem mist, als je hart naar Hem uitgaat, waar zou je dan over praten? Het is of de apostel Paulus zegt: Zou je dan niet praten over hoe Jezus leefde? Was de Heere Jezus nu sterk of zwak? Ik denk, gemeente, dat als ik die vraag stel, u dat wel weet. Dan hadden ze Johannes de Doper een zwakke genoemd en de Heere Jezus een sterke, gelooft u niet? Johannes de Doper vastte heel vaak. De Heere Jezus niet. Dat lezen we tenminste niet. Johannes at sprinkhanen en wilde honing. Heel sober leefde die man. De Heere Jezus niet. Johannes had een kemelsharen mantel, Jezus had een rok, geweven uit een stuk, een kostbaar kleed. Jezus ging naar maaltijden van rijken en Hij lag daar aan. Jezus had omgang met allerlei soorten mensen. Hij woonde niet in de afzondering. Maar nu is het of de apostel Paulus zegt: Het gaat niet alleen daar om, het gaat er vooral om dat Jezus dicht bij de inzettingen van Zijn Vader leefde. U ook? Jezus was menigmaal in het huis van Zijn Vader. Bent u ook altijd in de kerk, zondags en doordeweeks als het kan? Jezus was altijd aan het spreken over Zijn Vader. Waar praten wij het meeste over, zondags en doordeweeks? Jezus was altijd gericht op de eer van Zijn Vader. Jezus is gestorven, volkomen eenswillend met de Vader: ‘Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.’ 33 jaar jong. Hij gaf Zichzelf gewillig over aan het vloekhout der schande, de kruisdood. Een gevloekte, een verachte, een smadelijke dood. Indien gij dan Mij zoekt, zo laat dezen heengaan. (Joh.18:8) Gemeente, daar gaat het om: leven voor de Heere, sterven in de Heere. Leven zoals die gezegende Heere Jezus, opdat God verheerlijkt zou worden. We moeten naar onze derde gedachte, maar eerst gaan we samen zingen Psalm 135 vers 2: God is goed; looft Hem te zaâm Met gezang en snarenspel; Prijst Zijn liefelijke naam; Want de HEER’ heeft Israël Zich ten eigendom geschikt; Jakob door Zijn heil verkwikt.
www.prekenweb.nl
8/11
Ds. B. Labee – De ware christen
De ware christen leeft voor de Heere en sterft in de Heere. We staan nog kort stil bij onze derde gedachte: 3. De ware christen is van de Heere Er staat namelijk nog iets in onze tekst: Hetzij dan dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn des Heeren. Dan schrijven onze vaderen: ‘Dat is: Wij zijn Christus’ eigendom en dienstknechten, die onder Hem staan en naar Zijn bevel leven en sterven moeten.’ Des Heeren te zijn… Zo was het eens - mag ik het nog eens zeggen? - in de staat der rechtheid. Adam en Eva waren van de Heere, uit Zijn hand voortgekomen, Zijn beeld vertonend; kennis, gerechtigheid en heiligheid. We zijn van de levenswortel afgescheurd. We dachten vrij te zijn. Misschien zijn er jonge mensen die dat denken: Als ik straks een keuze moet maken, dan niet voor de kerk, en zeker niet voor zo’n zware kerk. Dan weet ik wel wat ik doe. Denk jij dat misschien ook in je hart? Maar weet je, we hebben al een keuze gemaakt! We zijn al het eigendom van de duivel geworden. En weet u wat nu het wonder is? Nu spreekt Paulus over mensen die eens het eigendom waren van satan. Hij had geen recht op hen, want ze zijn schepselen van God. Maar ze hebben zich aan hem uitgeleverd. Maar in de weg van waarachtige bekering, door het ware geloof, zijn ze het eigendom geworden van Jezus Christus. Hij is hun Heer. Hij is hun Kurios. Naar Zijn bevelen en wetten willen ze leven, altijd en eeuwig. Hoe zijn ze nu het eigendom van Christus geworden? Dat is door verkiezing. Dat gelooft u toch wel? Van eeuwigheid heeft de Vader dat volk verkoren. Dat is de diepste grond, de laatste reden van het zalig worden om niet. Ze zijn door de gave van de Vader aan de Zoon Zijn eigendom geworden. Zij waren Uwe, en Gij hebt Mij dezelve gegeven. (Joh.17:6) Als loon op Zijn middelaarsarbeid. Een treurig loon, vind je niet, jongeren? Ellendige zondeslaven als Rachab, als Manasse, Maria Magdalena, bezeten van zeven duivelen. Een zwarte bruid! Jawel, maar liefelijk in Zijn oog. Ze zijn van Jezus geworden door koping. Hij heeft voor hen betaald met Zijn dierbaar bloed, Hij heeft voldaan aan Gods eisend recht. Hij heeft die vaten de machtige ontroofd. Hij is hun Verlosser. Zo hebben we ervan gezongen: Want de Heere heeft Zich Israël ten eigendom beschikt, Jakob door Zijn heil verkwikt. Gemeente, het is niet te zeggen hoe rijk die mensen in Rome zijn, die zwakken en die sterken. Ze zijn, zo staat hier, het eigendom des Heeren. Het wettig eigendom des Heeren. Wat wij hier op aarde als bezit hebben, als ons eigendom, kun je zomaar kwijt raken. Als je aandelen hebt kunnen die de ene dag aardig wat waard zijn en de volgende dag niets of bijna niets meer waard zijn. Gemeente, wees toch niet gericht op het bezit van deze aarde. Je raakt het zomaar weer kwijt. Het is zo groot als dít waar mag zijn: ge-eigend door de Zoon, Zijn eigendom te zijn, door koping, niet met zilver of goud, maar met Zijn dierbaar bloed. Dat is dezelfde hoogte als Zondag 1: Dat ik beide in leven en sterven niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmaker Jezus Christus eigen ben, Die met Zijn bloed voor al mijn zonden volkomen heeft betaald en mij alzo bewaart, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan. Ja, ook dat mij alle dingen tot mijn nut en mijn zaligheid geschieden moet. www.prekenweb.nl
9/11
Ds. B. Labee – De ware christen
Mag u zo leven? Is dat nu uw bestaan voor het aangezicht van de Heere? Of leef je nog voor jezelf, onbekeerd en onverzoend? Dat moet veranderen, anders zul je ook in jezelf sterven. En dan word je voor eeuwig uitgeleverd aan je heer, aan satan. Mag ik u raden, als je daar nu nog buiten staat, om die Zaligmaker aan te roepen. Nog werft die Koning van Sion onderdanen. Smeek dan of de Heere u van koning doet veranderen, of Hij je trekt en verlost uit alle heerschappij van de duivel. Er zijn nog milde handen, gemeente! Er zijn nog vriendelijke ogen. Het is nog genadetijd. Zou je het geluk van dat volk waar het hier over gaat, zou je de God van dat volk niet zoeken? Misschien zegt u: ‘Het ligt allemaal zo overhoop.’ Misschien zegt u: ‘Als ik eerlijk ben is er zo weinig verschil tussen mij en zo’n natuurlijk mens. Mijn leven is zo vaak niet zoals het moet zijn. Ik ben vaak zo aards en zo aardsgericht. En de dood… ik ben er zo weinig mee bezig. Het verschrikt me zo weinig. En dat leven der toekomende eeuw… ik ben er zo weinig over aan het peinzen hoe dat toch zijn zal.’ Misschien zegt u: ‘Er is zo weinig geloofsoefening in mijn leven.’ Weet u, nu hangt het niet af van die geloofsoefening. Maar het hangt wel aan dat andere: het werk van de levende God in je ziel. Daar moet je iets van weten. Zul je dat onderzoeken, of je iets kent van dat werk van de Heere Jezus in je leven? Dat je weet dat er een moment gekomen is dat de vraag kwam: ‘Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal?’ Dat je weet, dat je niet meer voor jezelf leeft en niet meer voor de dingen van deze wereld, voor het hier en nu. Dat er een diep verlangen kwam om altijd voor de Heere te leven op de plaats waar de Heere je stelde, eenvoudig en getrouw, tot eer van Zijn grote Naam. Kinderen des Heeren, sta ernaar om een nauw leven te hebben. Ze zeiden vroeger vaak: ‘Een nauw leven geeft een ruim sterven.’ Daarmee bedoelden ze niet allereerst dat je een leven moest hebben als zo’n zwakke. Maar een leven als Paulus, dat is het! Hij staat in Romeinen 14 eigenlijk boven die sterken en zwakken. Nee, dat zeg ik niet goed; hij gaat náást hen staan en wijst hen een uitnemende weg: een leven in de vreze van de Heere, waarin de Heere verheerlijkt wordt en de naaste niet bedroefd wordt. Nee, dan ga je niet zo gemakkelijk mogelijk leven, maar dan ga je een nauw leven leiden. Niet tot opspraak van Gods kinderen en het hoeft ook niet tot dwaasheid in de wereld te zijn. Dichtbij de Schrift, ziende op Hem, de gezegende Heere Jezus Christus, Die om de schande die wij verdiend hadden, tot schande is geworden. Die daar hing aan het vloekhout der schande. Die geleefd heeft tot eer van Zijn Vader. Wat een gelukkig volk, dat in zijn beste ogenblikken zeggen mag - en dat is heel wat, gemeente, om dat zo mogen zeggen: ‘Hetzij dat wij leven, hetzij dat wij sterven, hoe het dan ook zal zijn, maar dit staat vast: ik ben van de Heere, wij zijn des Heeren.’ Wat een troost! Wat er ook gebeuren mag in dit aardse Mesech: Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij. (Ps.23:4) Wat een troost om te mogen weten dat de dood gedood is. En wat dan straks komt, dat is de laatste vijand en tegelijkertijd is het als een bode des vredes. Ds. van Reenen schrijft: ‘Als Vaders dienaar, om Zijn kind thuis te halen.’ En kinderen des Heeren, dat werke de Heere in rijke mate in uw hart: dat levende geloof in beoefening, dat zien mag op de Koning. Opdat in leven en sterven de gestorven en levende Heere Jezus Christus in het oog mag zijn. Wij zijn, ik ben des Heeren… Dan is er niets wat zo’n adamskind - want dat blijven ze tot hun dood toe - scheiden kan van de liefde die in Christus Jezus, onze Heere, is. Als daar www.prekenweb.nl
10/11
Ds. B. Labee – De ware christen
iets van in het hart mag zijn, gemeente, dan ben je rijk, onbevattelijk rijk! Dan blijft er maar één ding over: ‘Rabbouni, Rabbouni, mijn lieve Meester!’ Amen.
Slotzang: Psalm 84:6 Want God, de HEER’, zo goed, zo mild, Is t’ allen tijd’ een zon en schild; Hij zal genaad’ en ere geven; Hij zal hun ‘t goede niet in nood Onthouden, zelfs niet in de dood, Die in oprechtheid voor Hem leven. Welzalig, HEER’, die op U bouwt, En zich geheel aan U vertrouwt.
www.prekenweb.nl
11/11