De wapenrusting van God
Efeziërs 6: 10-20 Paul Egberts
Efeziërs 6: 10-20 10 Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. 11 Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. 12 Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. 13 Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. 14 Houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen, de gerechtigheid als harnas om uw borst, 15 de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten, 16 en draag bovenal het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. 17 Draag als helm de verlossing en als zwaard de Geest, dat wil zeggen Gods woorden. 18 Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. 19 Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik verkondig, zodat ik met vrijmoedigheid het mysterie mag openbaren van het evangelie 20 waarvan ik gezant ben, ook in de gevangenis. Bid dat ik daarbij zo vrijmoedig spreek als nodig is..
2
3
Inleiding Ten slotte, zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. Trek de wapenrusting van God aan… God biedt ons zijn eigen wapenrusting aan om te kunnen standhouden tegen de listen van onze tegenstander. Dat is maar goed ook, want uit onszelf zijn wij veel te zwak om de vijand te verslaan. De apostel Paulus kreeg een ‘doorn in het vlees’ om hem bij dit inzicht te houden. God zei tegen hem: ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want kracht wordt zichtbaar in zwakheid.’ (2 Kor. 12:9). Naar gelang we onze zwakheid beseffen zullen we meer gaan reiken naar Gods wapenen. Daarom begint de apostel met: ‘zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht’. De uitdrukking ‘in de Heer’ (of ‘in Christus’) komt talloze keren voor in deze brief. Paulus wil duidelijk maken dat christenen een positie hebben verkregen in de Here Jezus Christus. ‘In Christus’ zijn zij gestorven, begraven en opgestaan (doop) en hebben zij een positie met Hem verkregen ‘in de hemelsferen’ (2:6). En juist dáár wordt de strijd gevoerd: ‘tegen de kwade geesten in de hemelsferen’ (6:12). Trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel. De duivel heeft al eeuwenlang ervaring met het verleiden van de mensheid. Hij weet precies hoe hij zijn brandende pijlen moet richten (v. 16) om ons in onze zwakke plekken te raken. Wij zijn alleen maar opgewassen tegen zijn listen als wij de wapenrusting van God aantrekken. Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. Paulus tekent een strijdtoneel waarbij de zichtbare wereld het terrein is waarop machten uit de onzichtbare wereld hun invloed laten gelden. Dit beeld komen we ook tegen in het boek Daniël: landen en werelddelen worden beheerst door lokale engelenmachten, ‘de vorst van Perzië’, ‘de vorst van Griekenland’ (10:20). De Here Jezus zelf sprak over de duivel als ‘de heerser van deze wereld’ (Joh. 12:31). 4
Als moderne mensen kunnen we moeite hebben ons hiervan een voor stelling te maken. Het kan wellicht helpen wanneer we beseffen dat de maatschappij in grote mate wordt bepaald en beïnvloed door verschillende ideeën en doctrines. De vorst van de duisternis probeert als ‘vader van de leugen’ op alle mogelijke manieren de mensheid te infiltreren. Wat als ‘geest van de tijd’ geldt is dikwijls een product van de manipulatie van ‘de heersers en de machthebbers van de duisternis, de kwade geesten in de hemelsferen’. In dit verband is het veelzeggend dat de wapenrusting van God de sfeer ademt van het ‘woord’. Tegenover de kwade machten wordt het wapen van ‘Gods woorden’ als ‘het zwaard van de Geest’ gehanteerd (v. 17). De geestelijke strijd is er een van woord tegen woord, waarheid tegen leugen. Daarom wordt de christen ook geacht zich te omgorden ‘met de waarheid’, wanneer hij de wapenrusting van God aantrekt (v. 14). Neem daarom de wapens van God op om weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad, om goed voorbereid stand te kunnen houden. Christenen zijn alleen in staat om de vijand te verslaan wanneer ze de wapens van God daadwerkelijk ‘opnemen’, wanneer ze de wapenrusting van God metterdaad ‘aantrekken’ (v. 11). Het is niet genoeg wanneer zij deze wapenrusting bewonderen, zoals men bijvoorbeeld een harnas in een museum kan bewonderen. We kunnen hele bijbelstudies wijden aan de wapenrusting van God, maar wanneer we niet daadwerkelijk de wapens van God opnemen en ermee gaan strijden, zal het ons weinig baten. De wapens van God stellen ons in staat om ‘weerstand te kunnen bieden op de dag van het kwaad’. Jezus leerde zijn discipelen dat ‘iedere dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad’. De ene dag is er meer kwaad te verduren dan op een andere. Wanneer een christen hevige aanvallen van de boze heeft te doorstaan stelt de wapenrusting van God hem in staat om actief ‘weerstand te bieden’. Daarna is het geboden om ‘stand te houden’. De christen bevindt zich dankzij zijn positie in Christus op overwinningsgrond, die hij met Gods wapenen mag en kan verdedigen. ‘Weerstand bieden’ en ‘standhouden’ lukt alleen wanneer de geestelijke soldaat ‘goed voorbereid’ is. Wanneer een militair onvoorbereid, ongetraind naar het front gaat, is hij kwetsbaar en niet opgewassen tegen vijandelijke aanvallen. Het is voor de christensoldaat evenzeer belangrijk om zich te laten toerusten, zich voor te bereiden in zijn ‘kazerne’ (gemeente). 5
De waarheid Houd stand, met de waarheid als gordel om uw heupen… Het allereerste waar de christensoldaat mee moet beginnen is de ‘gordel van de waarheid’ omdoen. Daaraan zijn verschillende wapens gekoppeld en de uitrusting wordt ermee op zijn plaats gehouden. ‘De waarheid’ is het eerste wapen in de strijd tegen de listen van de leugenaar. De Here Jezus zei: ‘Wanneer u bij mijn woord blijft, bent u werkelijk mijn leerlingen. U zult de waarheid kennen, en de waarheid zal u bevrijden.’ (Joh. 8:31) Geen menselijke redeneringen, maar het woord van God is uitgangspunt voor de christen bij het zoeken van de waarheid. De waarheid van Gods woord staat dikwijls haaks op menselijke redeneringen. Het evangelie is ook ‘niet door mensen bedacht’ (Gal. 1:11) en is voor velen ronduit ‘aanstootgevend’ en ‘dwaas’ (1 Kor. 1:23). Voor een christen is Gods woord ook niet altijd even begrijpelijk of aannemelijk. De Here Jezus belooft dat wanneer wij ‘blijven bij zijn woord’, wij gaandeweg de waarheid zullen leren ‘kennen’ en de bevrijdende werking ervan zullen ondervinden. De gordel komt dan als het ware goed op zijn plaats te zitten. In dit proces van waarheidsvinding helpt de heilige Geest de gelovigen door ‘de weg te wijzen naar de volle waarheid’ (Joh. 16:13). Het uitgangs punt van deze vertolkende werking van Gods Geest is de persoon en het werk van Jezus Christus. De Geest spreekt ‘niet namens zichzelf’, maar in overeenstemming met wat Christus heeft geleerd, die zelf ‘de Waarheid’ wordt genoemd (Joh. 14:6). Jezus zelf zei van de Geest: ‘Alles wat van de Vader is, is van mij – daarom heb ik gezegd dat hij alles wat hij jullie bekend zal maken, van mij heeft.’ (Joh. 16:13-15) 6
Bij het zoeken naar waarheid dienen we wel onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken. Wanneer de apostel spreekt over ‘de waarheid’ heeft hij het met name over de christelijke heilsboodschap, zoals hij ook aan het begin van zijn brief schrijft: ‘In hem (Christus) hebt ook u de boodschap van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding’ (1:13). Met dit evangelie gaat de heilsoldaat op pad, zijn voeten geschoeid met ‘de sandalen van de inzet voor het evangelie’, een ander noodzakelijk onderdeel van de wapenrusting van God. De ‘brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is’ (v. 16) zijn de leugens, waarmee satan de mensheid infiltreert. Hij begon hier al mee in het paradijs, toen hij het eerste mensenpaar deed twijfelen aan de betrouwbaarheid van Gods waarheid: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ (Gen. 3:1). Toen de mens antwoordde door te zeggen dat God had gezegd dat ze zouden sterven na het eten van de verboden vrucht, zei de slang listig: ‘Jullie zullen helemaal niet sterven’ (v. 4) en daarmee verklaarde hij zo te zeggen God tot een leugenaar. Vervolgens gaf het mensenpaar gehoor aan ‘de vader der leugen’ (vgl. Joh. 8:44) en verwierpen de waarheid van Gods woorden. ‘Omgord met de waarheid’ staan gelovigen voor de uitdaging om de leugens van de boze te ‘ontmaskeren’ (Ef. 5:11). In een andere brief schrijft Paulus: ‘De wapens waarmee wij ten strijde trekken dienen niet ons eigen belang, maar zijn er om met hun kracht bolwerken te slechten voor God. We halen spitsvondigheden neer en iedere verschansing die wordt opgetrokken tegen de kennis van God, we maken iedere gedachte krijgsgevangene om haar aan Christus te onderwerpen’ (2 Kor. 10: 4-5). ‘De waarheid’ als onderdeel van de wapenrusting van God is dus méér dan “niet liegen, maar waarheid spreken”. Bij dit laatste gaat het om een (goede en belangrijke) menselijke eigenschap. Uiteraard moeten christenen wat dit betreft voorop lopen om dit in praktijk te brengen: ‘Leg daarom de leugen af en spreek de waarheid tegen elkaar’ (4:25). Maar het spreken van waarheid is niet hetzelfde als wat de apostel bedoelt te zeggen met ‘de gordel van de waarheid’. Het gaat bij dit laatste om een onderdeel van Gods wapenrusting. Het gaat om de goddelijke waarheid, waarmee de duivel als aartsleugenaar wordt ontmaskerd.
7
De gerechtigheid de gerechtigheid als harnas om uw borst… Het tweede onderdeel van de wapen rusting van God is ‘de gerechtigheid als harnas om uw borst’, of zoals de statenvertaling het weergeeft: ‘het borstschild’. De borst is lichaamsgedeelte dat het meest moet worden beschermd, omdat een brandende pijl in het hart fataal is. Het ‘harnas van de gerechtigheid’ is het enige wapen waarmee christenen afdoende worden beschermd tegen de dodelijke aanvallen van de boze. Wat we opmerkten over ‘de waarheid’ moet ook worden gezegd over ‘de gerechtigheid’. Het gaat bij deze beide onderdelen van de wapenrusting om goddelijke wapens, niet om louter menselijke eigenschappen. Uiteraard moeten christenen zich toeleggen op het verrichten van daden van gerechtigheid, maar in de strijd tegen de boze gaat het om Góds gerechtigheid als onderdeel van Góds wapenrusting. ‘De gerechtigheid Gods’ is het hoofdthema van de leer van Paulus. Over het evangelie schrijft hij: ‘want ik schaam mij het evangelie niet… want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard’ (Rom. 1: 16-17 nbg). De kern van het evangelie komt erop neer, dat een mens uit zichzelf niet in staat is door eigen gerechtigheid in een ‘rechte relatie’ met God te komen. Dit kan uitsluitend door het volbrachte offer van Jezus Christus, die als het volmaakte lam van God de straf op de zonde wegnam, het lam ‘dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh. 1:29). Toen Jezus Christus aan het kruis stierf nam Hij onze ongerechtigheden op zich: ‘Maar om onze ongerechtigheden werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld’ (Jes. 53:5 nbg). Bij Christus’ kruisdood gaat het ten diepste om een ruil: onze ongerechtigheden werden op Hem gelegd, terwijl zijn gerechtigheid op de gelovigen wordt gelegd. De apostel Paulus zegt het op de volgende wijze kernachtig: ‘God heeft hem die de 8
zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden’ (2 Kor. 5:21). ‘De gerechtigheid Gods’ is het meest krachtige onderdeel van de wapen rusting tot bescherming van de christen tegen de listige aanvallen van de boze. De duivel probeert mensen te verleiden tot zonde en wanneer dit lukt (helaas maar al te vaak) gaat hij over op een andere tactiek, namelijk het aanklagen van degene die hij tot zonde heeft verleid (vgl. Openb. 12: 9-10). En de duivel heeft uiteraard een punt, de zondaar hééft tenslotte gezondigd en staat niet langer in een rechte verhouding tot God. Maar het wapen van de christen is zijn ‘borstschild’: de gerechtigheid Gods. Wanneer hij zijn zonde(n) belijdt, legt God zijn eigen gerechtigheid op wie zijn toevlucht neemt tot het kruis: ‘Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid’ (1 Joh. 1:9 nbg). Het is daarom van het grootste belang dat de christen zijn zonden èrkent en békent aan God. We staan kwetsbaar tegenover de aanklager indien wij onze zonden ontkennen in plaats van te bekennen. De redenering ‘wij zijn maar mensen en God begrijpt onze zwakheden wel’ is een vroom en leugenachtig excuus om niet te (willen) veranderen. Inderdaad wéét God heel goed hoe zwak wij als mensen zijn (vgl. Psalm 103) en is Hij van harte bereid om onze zonden te vergeven (v. 3), maar dan moeten we deze zonden wel erkennen en belijden, anders missen we Gods vergeving. Bij God is het niet zomaar ‘zand erover’, maar in de evangelische betekenis van het woord: ‘bloed erover’. Zoals de doodsengel voorbijging aan de huizen van de Israëlieten, waarvan de posten waren bestreken met het bloed van het offerlam (Exodus 2), zo gaat het oordeel voorbij aan de christen, waarvan ‘de deurposten van het hart’ als het ware zijn bestreken met het bloed van het ware Offerlam: ‘het bloed van Jezus reinigt ons van alle zonde’ (1 Joh. 1:7). We lezen in het laatste boek van de bijbel over christenen, die de duivel hebben overwonnen: ‘Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen’ (Openb. 12:11). ‘Het bloed van het Lam’ is het binnenste geheim van de gerechtigheid Gods, dat als een harnas de hartstreek van de geestelijke strijder beschermt. Het ‘getuigenis’ waarmee christenen de boze overwinnen is het volgende onderdeel van de wapenrusting van God: ‘de sandalen van de inzet voor het evangelie van de vrede’.
9
Het evangelie van de vrede de inzet voor het evangelie van de vrede als sandalen aan uw voeten… Zonder sandalen aan zijn voeten is de soldaat zeer kwetsbaar. Voordat hij überhaupt in contact komt met de vijand kan hij al zijn verwond, wanneer hij bijvoorbeeld op een of ander scherp voorwerp trapt. Geschoeid met zijn sandalen kan hij zich ongehinderd uit de voeten maken. Dit onderdeel van de wapenrusting van God bepaalt ons bij de richting die de strijdende soldaat gaat. De christensoldaat trekt zijn sandalen aan om zich vervolgens richting het front te begeven. Wanneer hij zich ‘inzet voor het evangelie’ wordt hij het hevigst geconfronteerd met de machten van de tegenstander. Het is opvallend hoe de apostel in dit Schriftgedeelte de nadruk legt op evangelisatie als het terrein waarop in het bijzonder de strijd wordt gevoerd. Dat blijkt niet alleen uit dit specifieke onderdeel van de wapenrusting, maar ook uit wat hij onmiddellijk na de uitleg van de wapenrusting schrijft: ‘Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik verkondig, zodat ik met vrijmoedigheid het mysterie mag openbaren van het evangelie’ (v. 19). ‘De inzet voor het evangelie’ betekent een confrontatie met de vorst van de duisternis, zie zich met alle macht(en) tegen de boodschap van het evangelie verzet. Hij weet immers dat hij door de Hoofdpersoon van dit evangelie is ontwapend en overwonnen! ‘De voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes’, zo staat het in de nbg-vertaling. Gelovigen moeten altijd bereid zijn om te getuigen van de hoop die in hen leeft (vgl. 1 Pet. 3:15). Vlak voor Jezus’ hemelvaart vroegen zijn dischipelen Hem wanneer het koningschap over Israël zou worden hersteld. Jezus antwoordde toen: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze geberutenissen zullen plaatsvinden. Maar (dát is wel hun ‘zaak’!) wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen…’ (Hand. 1:6-8). Hoe dikwijls 10
zijn wij niet bezig met zaken die de onze niet zijn, terwijl we nauwelijks bezig zijn met de ‘zaak’ van evangelisatie. Onze inzet voor het evangelie is bepalend voor de kwaliteit van ons schoeisel. Het ‘evangelie van de vrede’ is de belangrijkste boodschap voor de mensheid. Ze spreekt van de ‘rechtvaardiging door geloof’, waardoor mensen diepe vrede met God kunnen krijgen. We lezen in de Romeinenbrief: ‘Wij zijn dus als rechtvaardigen aangenomen op grond van ons geloof en leven in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus’ (Rom. 5:1). ‘Goddelozen zullen geen vrede kennen’, luidt het woord van de Heer (Jes. 48:22), maar wie Jezus Christus aanneemt als zijn verlosser ontvangt ‘de vrede van God, die alle verstand te boven gaat’ (Fil. 4:7). Het is opmerkelijk hoe de apostel spreekt over vrede binnen een context van oorlog. Deze begrippen lijken elkaar tegen te spreken. In een oorlogsituatie is er immers (nog) geen sprake van vrede. Maar deze paradox is kenmerkend voor het ‘evangelie van de vrede’. Christenen zijn niet geroepen om verdeeldheid te zaaien en vijandschap uit te lokken, maar om vrede te brengen! ‘Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden’ (Matt. 5:9). In een wereld vol scheuring en vijandschap bepaalt dit onderdeel van de wapenrusting ons bij de belangrijke opdracht van christenen in de wereld: ‘de bediening der verzoening’. Wanneer gelovigen onderling in vrede met elkaar leven vormt dit een krachtig getuigenis naar de buitenwereld. Binnen het lichaam (de gemeente) van Christus mogen geen kloven van vijandschap bestaan, die helaas zo kenmerkend zijn voor bepaalde bevolkingsgroepen. In Christus is immers geen sprake meer van partijen die tegenover elkaar staan: ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus’ (Gal. 3:28). Christenen dienen de gelederen te sluiten en in eenheid en vrede met elkaar te leven. Dat is een krachtige boodschap in een wereld waar verdeeldheid en vijandschap zo dikwijls de boventoon voeren. Deze vrede van het evangelie is niet alleen bestemd voor degene die het evangelie ontvangt, maar ook voor degene die het evangelie brengt. De geestelijke soldaat, die vrijmoedig getuigt van zijn geloof, mag zich verheugen in een diepe vrede van zijn God. De wapenrusting van God beschermt hem tegen paniek en stress, gevoelens die dikwijls zo kenmerkend zijn in een oorlogsituatie. De strijd tegen de vorst van de duisternis is in principe reeds beslist door het volbrachte offer van Jezus Christus. Toen Hij stierf heeft hij beslissend de machten van de duisternis onttroond (vgl. Col 2:15). En dit resulteert voor de gelovige in een diepe en goddelijke vrede. 11
Het geloof …en draag bovenal het geloof als schild waarmee u alle brandende pijlen van hem die het kwaad zelf is kunt doven. ‘Het schild van het geloof’ is het onderdeel van de wapenrusting waarmee de gelovige zich ‘bovenal’ dient te wapenen tegen de aanvallen van de vijand. De brandende pijlen die op hem worden afgevuurd ketsen af tegen dit schild. In de Romeinse oudheid werden twee soorten schilden gebruikt, een klein rond schild, of een groot rechthoekig schild. In ons bijbelgedeelte wordt het begrip gebruikt dat duidt op dit laatste, langwerpige, en rechthoekige schild. Achter dit grote schild kon de soldaat zich, bukkend, geheel verbergen. Het beeld van ‘brandende pijlen’ die door middel van dit schild kunnen worden ‘gedoofd’ bepaalt ons bij een speciale taktiek die in een oorlog werd toegepast. Het was gebruikelijk om het schild te overdekken met een natgemaakte dierenhuid, wanneer de vijand zich bediende van zulke brandende pijlen. De schutter omwond de pijlpunten met vlas, doopte ze in pek en stak ze vervolgens aan om ze aldus brandend af te vuren. Maar de soldaat werd door zijn schild beschermd tegen deze brandende pijlen, die door de natgemaakte huid werden ‘gedoofd’, of ‘geblust’, zoals de statenvertaling weergeeft. Dit is een prachtig beeld om aan te geven hoe het ‘schild van het geloof’ een onmisbaar onderdeel vormt van Gods wapenrusting. De christen soldaat moet zich beschermen tegen ‘de listen van de duivel’ (v. 11), die zijn venijnige pijlen op hem richt. Het slechtste wat hij kan doen is om te proberen deze brandende pijlen eigenmachtig met zijn blote hand te weren. Hij zal alleen maar worden verwond. Maar wanneer hij zich bukt en verschanst achter het schild van het geloof is hij onaantastbaar. Het enige geluid dat hij af en toe hoort is: ‘sssh!’, het sissende geluid wanneer er weer een brandende pijl op het schild wordt gedoofd! Het schild dat de christen deze bescherming biedt is wordt ‘het schild van het geloof’ genoemd. Het is alleen door het geloof dat we kinderen 12
van God zijn en het is alleen door het geloof dat we de duivel kunnen weerstaan: ‘Wees waakzaam, wees op uw hoede, want uw vijand, de duivel, zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi. Stel u tegen hem teweer, gesterkt door uw geloof…’ (1 Pet. 5:8). Geloof in God is als een sterk en onaantastbaar schild, waarmee alle aanvallen van de tegenstander kunnen worden geweerd. Met ‘geloof’ als onderdeel van de wapenrusting van God wordt iets anders bedoeld dan een of andere menselijke geesteseigenschap, zoals door sommigen wel eens ‘autosuggestie’ wordt genoemd. In de Verenigde Staten verschijnen regelmatig boeken met titels als The magic of big thinking, waarbij lezers wordt aangeraden om ‘in geloof’ zich zaken te ‘visualiseren’, die ze zich vervolgens door dit ‘geloof’ zouden kunnen toeëigenen. Bij het ‘schild van het geloof’ gaat het (evenals bij de gordel van de waarheid en het borstschild van de gerechtigheid) niet om menselijke, maar om goddelijke mogelijkheden. Bij het bijbelse begrip van ‘geloof’ gaat het primair om de zaak waarop het geloof zich richt. Eén van de eerste zaken waar de christen zijn geloof op richt is ‘de gerechtigheid’ als pantser (v. 14). Wanneer we niet verkeren in een staat van gerechtigheid tegenover God, is het voor de duivel mogelijk om ons als aanklager kwetsend te raken. Maar wanneer we geloven dat God ons in Christus verzoening heeft geschonken, heeft de duivel geen geldige grond meer om ons aan te klagen. Onze hemelse Pleitbezorger (Advocaat) stelt de aanklager op grond van zijn zoenoffer in het ongelijk. Het geloof in het volbrachte offer van Christus is als een groot schild, waarachter de gelovige onaantastbaar is. Ten diepste is het bij dit onderdeel van de goddelijke wapenrusting niet zozeer óns geloof, maar God zélf die deze bescherming biedt. Zo sprak God eens tot Abraham (hij wordt ‘de vader der gelovigen’ genoemd): ‘Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen’ (Gen. 15:1). Ons geloof zal groeien naar de mate dat we God dichter naderen. Als het erop aankomt stelt ons geloof eigenlijk niet eens zoveel voor. Petrus dacht van zichzelf dat hij een groot geloof had, maar Jezus waarschuwde hem: Simon, Simon, weet dat Satan jullie voor zich heeft opgeëist om jullie als graan te mogen zeven (brandende pijlen!). Maar ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken. (Lukas 22: 31-32). Ons geloof is ten diepste gefundeerd in Christus’ offer en in zijn voorbede. Daarom doet de gelovige er goed aan om te allen tijde ‘de blik gericht te houden op Jezus, die ‘de grondlegger en voltooier van ons geloof’ wordt genoemd (Heb. 12:2). 13
De verlossing Draag als helm de verlossing… Een ander onmisbaar onderdeel van de wapenrusting is de helm, waarmee de soldaat zijn hoofd beschermt. Dit wapen is een hoofd-zakelijk onderdeel van de uitrusting. Wanneer het hoofd van de soldaat wordt getroffen, loopt hij het risico de contrôle over zijn gehele lichaam te verliezen. De helm wordt als onderdeel van de wapenrusting de helm van de ‘verlossing’ of van het ‘heil’ (nbg) genoemd. In de eerste brief aan de Thessalonicenzen spreekt de apostel eveneens over dit onderdeel van de wapenrusting: ‘omgord met het harnas van geloof en liefde, en getooid met de helm van de hoop op redding’ (1 Thess. 5:8). De toevoeging ‘hoop op’ geeft aan dat de apostel bij begrippen als ‘redding’ en ‘verlossing’ in het bijzonder denkt aan het toekomstige heil. De gelovigen gaan een heil-volle toekomst tegemoet, die hen als een helm beschermt tegen onheilspellende gedachten en invloeden in het heden. De wortels van deze hoopvolle toekomst liggen in het verzoeningswerk van Jezus Christus. In zijn eerste brief schrijft Petrus over deze hoop de volgende gloedvolle woorden: ‘in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden. (1 Pet. 1: 3-5). In tijden van tegenspoed mag de heilsoldaat zijn helm opzetten en met blijdschap uitzien naar deze glorierijke toekomst: ‘Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren’ (v. 6). De verwachting van de toekomstige redding geeft in het heden reeds een geweldige vreugde: ‘…en ervaart u een onuitsprekelijke, hemelse vreugde, omdat u het einddoel van uw geloof bereikt: uw redding’ (v. 8-9). Het geloof in de eindoverwinning van Christus geeft de christen moed in bange tijden. Het einddoel van het geloof is niet alleen ‘de zaligheid der 14
zielen’ (v. 9 nbg), maar ook de komst van Gods Koninkrijk, tot zegen van alle volken en het herstel van de gehele schepping: ‘Want de schepping is ten prooi aan zinloosheid, niet uit eigen wil, maar door hem die haar daaraan heeft onderworpen. Maar ze heeft hoop gekregen, omdat ook de schepping zelf zal worden bevrijd uit de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en luister die Gods kinderen geschonken wordt.’ (Rom. 8: 20-21) Met dit toekomstige heilsperspectief kunnen Gods kinderen het uithouden in perioden van verdrukking en vervolging: ‘Ik ben ervan overtuigd dat het lijden van deze tijd in geen verhouding staat tot de luister die ons in de toekomst zal worden geopenbaard’ (v. 18). Door hun toekomstverwachting worden zij geholpen om moeilijke tijden te doorstaan, te ‘verduren’ ook al kan een moeilijke periode gevoelsmatig vreselijk lang ‘duren’. Soms kun je niet uitstaan dat het heil nog uit-staat, maar eenmaal komt de langverwachte Dag en dan wist God alle tranen en zal voorgoed het kwaad worden geëlimineerd uit de gehele schepping! Wanneer de geestelijke soldaat vermoeid is van het vele strijden, mag hij zijn vermoeide hoofd opheffen naar de hemel, vanwaar zijn uiteindelijke redding en verlossing komt: ‘richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!’ (Lukas 21:28). De ‘helm van de verlossing’ bepaalt ons bij de hoopvolle toekomst, die hoe dan ook staat te komen. ‘De dag van het kwaad’, waarover ons tekstgedeelte spreekt (v. 13), zal blijvend en voorgoed overgaan in de Dag van de Algoede!
15
Gods woorden …en als zwaard de Geest, dat wil zeggen Gods woorden. Alle onderdelen van de wapen rusting, die we hebben bespro ken, zijn defensief van aard, om je te verdedigen. Alleen het ‘zwaard van Gods woorden’ is bestemd om offensief mee aan te vallen. Om de vijand effectief te kunnen belagen heeft de solaat niets aan zijn helm, harnas of schild, maar is hij aangewezen op het wapen waarmee hij offensief aanvalt: het zwaard. Met het zwaard van Gods woorden zijn christenen in staat om de tegenstander in zijn eigen territorium te belegeren. Wanneer de voeten geschoeid zijn met ‘de inzet voor het evangelie van de vrede’ en het ‘zwaard van Gods woorden’ wordt gehanteerd, krijgen ongelovigen de kans om door het verlossende evangelie van satans heerschappij verlost te worden. ‘Want levend en krachtig is het woord van God, en scherper dan een tweesnijdend zwaard: het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden’ (Heb. 4:12). Wanneer christenen onder leiding van de Geest dit goddelijke zwaard hanteren, raken zij de duivel in zijn wezen, omdat de aartsleugenaar de waarheid van Gods woord niet kan weerstaan. We zullen nooit in staat zijn om door middel van onze eigen argumenten en (eigen)wijsheid de tegenstander te weerstaan. De Here Jezus zelf bestreed de duivel met Gods woord – let wel!: met het geschreven woord van God: ‘Er staat geschreven…’ (Matt. 4: 1-11). Het is niet zo, dat de Heer in confrontatie met zijn tegenstander uit een arsenaal van goddelijke wijsheid putte, maar Hij verliet zich volkomen op het geschreven woord van God. Voor zijn discipelen is er geen andere weg. Ook zij zijn aangewezen op wat er in de Schrift staat opgetekend. Niet hun eigen woorden, maar alleen Gods woorden vormen het zwaard van de Geest. 16
We dienen er echter rekening mee te houden dat we niet eigenmachtig de beschikking hebben over dit goddelijke zwaard. Het zwaard is een onderdeel van Gods wapenrusting, het wordt daarom ‘het zwaard des Geestes’ genoemd (nbg). Niet wijzelf, maar de heilige Geest heeft de beschikking over het goddelijke woord (vgl Matt. 10: 19-20!). Daarom is het belangrijk om de leiding van de Geest te zoeken wanneer wij het zwaard hanteren, zoals de apostel ook voor zichzelf laat bidden: ‘dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik verkondig’ (v. 19). Het heeft geen zin om bij onze pogingen te evangeliseren lukraak mensen te bestoken met allerlei bijbelteksten. Het gaat om de juiste woorden op de juiste tijd. Er zijn zelfs situaties dat het wijzer is om met God over een mens in plaats van met deze mens over God te spreken. Mensen zijn dikwijls niet in staat om het evangelie als waarheid aan te nemen, omdat zij in hun gedachten door de duivel zijn ‘verblind, waardoor ze het licht van het evangelie niet kunnen zien’ (2 Cor. 4:4). In dit perspectief is gebed één van de krachtigste evangelisatiemiddelen! Het is dus essentieel om bij dit onderdeel van de wapenrusting de kracht en leiding van Gods Geest te zoeken. Zonder de kracht van Gods Geest strijden we als het ware met een bot zwaard en zullen we de tegenstander niet effectief kunnen treffen. Wanneer we daarentegen vervuld zijn met Gods Geest zullen we ervaren dat we met volmacht Gods woorden mogen doorgeven. Stefanus wordt in de bijbel beschreven als ‘een diepgelovig man, die vervuld was van de heilige Geest’ (Hand. 6:5). Toen hij Gods woorden sprak waren zijn tegenstanders niet in staat zich tegen dit zwaard van de Geest te verzetten: ‘ze konden niet op tegen zijn wijsheid en tegen de heilige Geest die hem bezielde’ (v. 10). Het is overbodig op te merken dat het gebruik van dit goddelijke zwaard kennis van Gods woorden vooronderstelt. De apostel Paulus roept zijn medegelovigen op: ‘Laat Christus’ woorden in al hun rijkdom in u wonen’ (Col. 3:16). Laten we regelmatig tijd nemen om onze harten en gedachten te vullen met de rijkdom van Gods woord. Dan kan de heilige Geest ons op het juiste moment deze woorden in herinnering brengen. Jezus nam regelmatig tijd om zijn discipelen te onderwijzen en ging ervan uit dat de heilige Geest zijn onderricht gaandeweg aan hen verder zou vertolken: ‘Later zal de pleitbezorger, de heilige Geest die de Vader jullie namens mij zal zenden, jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik tegen jullie gezegd heb’ (Joh. 14:26). De Geest kan je alleen woorden ‘in herinnering brengen’ als je ze eerst hebt gehoord. Bijbelstudie zouden we in het beeld van dit onderdeel van de wapenrusting kunnen opvatten als het slijpen van het zwaard. 17
Het gebed …Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bid voortdurend voor alle heiligen. Bid ook voor mij, dat mij de juiste woorden gegeven worden wanneer ik verkondig, zodat ik met vrijmoedigheid het mysterie mag openbaren van het evangelie. Met het zwaard hebben we het zesde en laatste onderdeel van de wapenrusting besproken. Hiermee is deze bespreking echter nog niet voltooid! Hoewel gebed niet als een specifiek onderdeel van de wapenrusting wordt getypeerd, wordt er door de apostel binnen deze context wel grote nadruk op gelegd. Zonder aanhoudend gebed zal de geestelijke soldaat falen in de strijd. Alleen door een intens gebedsleven wordt de wapenrusting effectief, is het mogelijk om ‘kracht in de Heer’ en ‘kracht van zijn macht’ (v. 10) te ervaren. Binnen het beeld van de wapenrusting zouden we het gebed kunnen vergelijken met de instructies, die de soldaat van zijn commandant ontvangt, alvorens hij naar het front vertrekt. Zonder deze instructies weet de soldaat niet goed wat hij moet doen. Hij gaat strijden zonder strategie, en zal hij ‘vechten als een vuistvechter die in de lucht slaat’ (1 Cor. 9:26). Christenen moeten zich als geestelijke soldaten regelmatig terugtrekken in hun ‘kazerne’, om van hun hemelse Commandant instructies en aanwijzingen te ontvangen. Wanneer zij geen levende relatie met hun Heer onderhouden, lopen zij grote kans aan het front een nederlaag te lijden. De tegenstander zal terrein winnen en kans zien om zijn brandende pijlen op hen te richten. We zijn in alle opzichten afhankelijk van het gebed, niet alleen van onze eigen gebeden, maar ook van die van elkaar. De apostel aarzelt niet om zijn medegelovigen te vragen om voorbede: ‘Bid ook voor mij’. Wanneer een geestelijke reus als de apostel Paulus afhankelijk is van het gebed van zijn medegelovigen, dan zijn wij het zeker! We zijn in de geestelijke strijd in grote mate aangewezen op elkaars gebeden (vgl. Matt. 18:19). Zoals we zijn aangewezen op de Geest om het zwaard van Gods woord te hanteren, zo zijn we afhankelijk van de Geest om te kunnen bidden: ‘Laat u bij het bidden leiden door de Geest’. We maken een kapitale denkfout wanneer we zouden veronderstellen dat God de passieve toehoorder is 18
wanneer wíj actief bidden. Wanneer gelovigen bidden wil de Geest daar intens en actief op betrokken zijn: ‘De Geest helpt ons in onze zwakheid; wij weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen, maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten’ (Rom. 8:26). Zoals er sprake is van een zekere coöperatieve samenwerking tussen onze menselijke geest en Gods Geest bij het getuigen – ‘die Geest getuigt met onze geest dat wij kinderen Gods zijn’ (Rom. 8:16 nbg) – zo is er sprake van een dergelijke samenwerking in het gebed. De Geest bidt (pleit) zelf en inspireert de gelovige om te bidden in de Geest. Dit ‘bidden in de Geest’ is een leerproces dat in de praktijk van het gebeds leven plaatsvindt en is onlosmakelijk verbonden met de opbouw van ons gehele geloofsleven: ‘Maar u, geliefde broeders en zusters, moet uw leven bouwen op het fundament van uw zeer heilige geloof. Laat u bij het bidden leiden door de heilige Geest’ (Jud. 20). Bidden leer je niet door erover te praten, maar door te bidden, aanhoudend en volhardend. Met deze laatste overweging over de noodzaak van het gebed besluiten we deze bespreking over de goddelijke wapenrusting. Nadat we alles hebben overdacht blíjft de vraag: zijn we nu ook echt bereid om de wapenrusting van God aan te doen en er daadwerkelijk mee te gaan strijden? Zoals we eerder opmerkten is de wapenrusting niet bedoeld om te worden bewonderd en nog minder om er mee te pronken, maar uitsluitend om ermee te strijden, schouder aan schouder in Gods leger.
19