Inleiding Het programma VE config is bedoelt om snel en eenvoudig Victron apparatuur in te regelen zodat het optimaal functioneert binnen een systeem. Maar ook voor het programmeren van de functie van het potentiaal vrije relais. In de software is tevens een uitgebreide help functie ingebouwd die u kan helpen bij de uitgebreide functies en diepgaande vragen. Deze handleiding is bedoelt om het werken met VE config eenvoudig uit te leggen, Voor uitgebreidere informatie kunt u gebruik maken van de Help functie of uw Victron dealer raadplegen.
Aansluiten van de Victron op VE Config Voor het aansluiten van de Victron op een computer zijn een aantal zaken noodzakelijk te weten. Niet alle modellen kunnen momenteel via VE config geconfigureerd worden. De Phoenix Chargers en Phoenix Multi (compact )apparaten echter wel. Bij de Multi apparaten geldt dat bij software 17xx130 of lager VE config werkt en bij alle hogere software versies werkt uitsluitend VE Config II Dit software nummer kunt u vinden op de verticaal geplaatste chip rechts boven op de stuurprint. U sluit de UTP kabel (gelijk als de afstandbediening kabel ) aan op de computer met behulp van de converter MK1 (b) aan op een vrij COM poort van uw computer. Heeft U geen COM poorten vrij kunt u ook met behulp van de USB converter een COM poort simuleren. Vraag uw Victron dealer om het geschikte type verloop kabel hiervoor. Instellen COM poort Het is noodzakelijk dat de FIFO buffers van de betreffende COM poort van uw computer worden uitgeschakeld, ga hiervoor op uw computer naar; <start>,
,<systeem>,, ,<poorten COM&LPT>, ,<poortinstellingen>,, vinkje weghalen bij FIFO buffers. Hierna de computer uit en inschakelen om nieuwe instellingen te gebruiken ! De Victron unit moet voor communicatie beschikking hebben over 230V of wel de betreffende DC spanning.
Selecteer poort waarop de converter is aangesloten ( vaak COM 1 )
Als de verbinding is gelegd gaat het programma automatisch naar het eerste blad “Algemene instellingen “
2
Algemene instellingen 1.
Driefase instelling
2.
Systeem frequentie opgeven
3.
Geeft aan hoe de schaalverdeling op paneel moet worden opgedeeld
4.
Selecteer gevoeligheid van frequentie meting
5.
Verbinding tussen N en PE tijdens omvormer bedrijf
6.
Grens waarbij het feedback relais weer opent , Bij bovenwaarde stopt lader
7.
Selecteer gevoeligheid van spanningvorm meting
8.
Walstroom instelling, wordt door panel overruled
9.
Instelling voor gebruik bij toeren geregelde generator
Tips en trucs 1. Als de meerdere apparaten parallel geschakeld worden kan er een fase verschuiving worden gekozen om zo 2-, 3-, of splitfase te creëren. De eerste in een meerfase systeem moet als LEADER worden geselecteerd, alle andere alleen op de betreffende fase verschuiving. Mochten er per fase weer apparaten parallel geschakeld worden hoeft aan de apparaten geen instelling te worden gepleegd !! 2. ----3. Number of slaves geeft aan dat er parallel geschakelde apparaten zijn. Om nu de schaal van het afstandbediend gelijk te houden moet deze dus worden opgedeeld. Is er nu toch meer walstroom voorhanden dan de schaal toelaat kan er een onjuiste waarde worden opgegeven. De schaal klopt dan niet meer maar er kan wel meer stroom worden ontrokken 4. Hiermee wordt geselecteerd of het wel of geen kwaad kan dat de frequentie niet exact 50 of 60 hz is. Dit is een instelling die met name bij gebruik van generatoren (niet altijd stabiel toerental) gebruikt wordt om te voorkomen dat de Multi de ingangspanning afkeurt 5. -----6. Als de spanning van de ingang zakt en onder de bovenwaarde van de ondergrens komt zal de lader teruggeregeld worden tot minimaal om verder zakken van de spanning te voorkomen. 7. Als de spanningvorm meting wordt uitgeschakeld wordt automatisch de functie ingeschakeld die ervoor zorgt dat er tijdens het inschakelen van zware verbruikers toegestaan wordt dat de onderspanning overschreden wordt ! (voorheen aangeduid met Allow inrush current ) 8. Deze instelling is alleen aktief als er geen systeem paneel wordt toegepast, let hier bij ook op nummer 3! 9. Als er een toeren geregelde generator wordt gebruikt zoals de HONDA EU serie zal de walstroom instelling virtueel worden verlaagt na een tijd van weinig vermogen gebruikt om het dalende toerental te kunnen compenseren bij snel inschakelen de vermogens.
3
INVERTER INSTELLINGEN 1.
Uitgangspanning van omvormer bepalen
2.
Geeft aan bij welke onderspanning van de accu de omvormer ermee ophoudt
3.
Geeft aan bij welke spanning de omvormer weer inschakelt na te zijnde uitgeschakeld op de onderwaarde
4.
Spaarstand om energie te sparen als er geen 230V nodig is het systeem
5.
Bijleverfunctie inschakelen om walstroom te beschermen
6.
Boostfactor geeft aan welke piek de omvormer geeft bij snelle overschrijding van de ingestelde walstroom waarde
Tips en trucs 1. ---2. Deze waarde moet om de accu te besparen niet te laag worden gekozen. 3. Om het knipperen tussen in en uitschakelen te voorkomen is het raadzaam om tussen de onderwaarde en deze waarde 1 volt of meer aan te houden 4. AES uitschakelen als het systeem snel inkomende verbruikers heeft om te voorkomen dat het inschakelen te traag gaat en dat er overload situatie ontstaat. Met name met magnetron of airco kan dit optreden 5. -----6. Deze waarde staat standaard op 2. dwz de veilige waarde want als er een kleine piek is zal deze door de inverter gevoed worden en het overtollige vermogen zal niet de ingangzekering doen overbelasten, Wees erg voorzichtig met deze instelling en wijzig alleen als de eventuele nadelen ervan goed overwogen zijn !!
4
CHARGER INSTELLINGEN 1.
Lader functie in en uitschakelen
2.
Laad karakteristiek kiezen
3.
Absorptie voltage
4.
Float voltage
5.
Maximale laadstroom
6.
Tijd dat de lader in absorptie gaat vanuit de storage mode.
7.
Frequentie dat de absorptie spanning terug komt vanuit storage mode
8.
Maximale laadtijd
9.
Instelling om te voorkomen dat er bij langdurig laden toch nog vloeistof gebruik van de accu plaatsvindt
Tips en trucs 1. Multi zal nog wel doorschakelen en bijleveren maar niet meer laden, laadstroom is dus nul ! 2. Normaal gesproken altijd de [adaptive mode] kiezen alleen in die geval dat er niet de juiste balans is tussen lader en accu kan beter voor fixed worden gekozen omdat dan de spanning te snel of te traag stijgt en daardoor de laadtijd ook te kort of te lang wordt. 3. Dit is de spanning waarbij de lader overgaat van Boost/Bulk naar absorbtion /equalize. Deze hoogte kan variëren onder invloed van de temperatuur als er een sensor is aangesloten 4. Dit is de rustspanning van de lader als het laadproces beëindigd is. 5. de laadstroom van de accu moet ongeveer 15 tot 20% van de accucapaciteit zijn, daarbij komt dan nog DC verbruik wat wordt verwacht in het systeem. Pas op , bij parallel geschakelde Multi’s moet er de stroom worden ingesteld in de Master die elke Multi op zich moet gaan leveren!. Dus bij een gewenste accu laadstroom van 75 A door 3 Multi’s wordt de instelling van de Master 25 Amp !!
5
VIRTUEEL PHOENIX PANEEL
Het virtuele paneel werkt gelijk aan de echte. Als rechtsboven op de “schroef” wordt geklikt kan het paneel gesloten danwel verborgen worden.
Tips en trucs 1. Dit virtuele paneel werkt gelijk aan het normale Phoenix multi paneel ,soms moet bij de eerste keer dat er gebruik van wordt gemaakt de Multi in en uit geschakeld worden voordat de Multi reageert op de interface. 2. Voor gebruik van dit paneel is het strikt noodzakelijk dat de interface MKI B wordt gebruikt. 3. Bij gebruik van dit virtuele paneel op een Phoenix Charger zal er een Phoenix Charger paneel verschijnen 4. Deze softwareversie van het Phoenix multi paneel is niet geschikt als Powerman paneel ! Bij gebruik van een powermanager dus de computer rechtstreeks op de Multi aansluiten en niet via de powermanager !!
6
VIRTUAL SWITCH
7
•
Relais sturing uitgeschakeld (tab bladen zijn dan niet zichtbaar )
•
Instelling om het potentiaalvrije relais te programmeren
•
Instelling om het backfeed relais te programmeren
1.
Vertragingtijd tussen schakelen van relais
2.
Mogelijkheid om de voorwaarden van in en uitschakelen om te draaien
3.
Voorwaarden wanneer het relais moet inschakelen
4.
Voorwaarden wanneer het relais moet uitschakelen
Tips en trucs Als de tijd instelling achter een voorwaarde 0 of meer is is de voorwaarde aktief, -1 wil zeggen dat deze voorwaarde buiten beschouwing wordt gelaten met de tijdaanduiding 0 wordt aangegeven dat er zonder tijdvertraging wordt gereageerd Let Op , Voorwaarden op tabblad A (inschakelvoorwaarden) hebben prioriteit over de voorwaarden op tabblad B (uitschakelvoorwaarden). Deze prioriteit is met de [invert virtual switch] setting te wijzigen zodat de voorwaarden van blad B prioriteit krijgt over de voorwaarden van blad A. Deze voorwaarden verschuiven dan van A naar B en omgekeerd Bij gebruik van alarm voorwaarden kan ook het PRE (voor ) Alarm gebruikt worden Dit betekent dat bij overschrijding van vermogen of temperatuur meteen kan worden gereageerd in tegen stelling tot een alarm waarbij de unit al is uitgeschakeld Voorbeeld Om een Multi nu via het potentiaal vrije relais alarm te laten geven of een generator te starten op het moment dat de accuspanning te laag is en of het afgegeven vermogen te groot is moet het onderstaande geprogrammeerd worden. Tabblad [Usage]
Selecteer [ Use VS to control multifunctional switch ]
Tabblad [ON]
Stel tijd op 0 bij instelling [ When Udc lower then] en geef ondervoltage op Stel tijd op 0 bij instelling [When load higher then ] en geef vermogen op
Tabblad [OFF}
Stel tijd op 0 bij instelling [When no ON condition ]
Kies voor de optie [send settings ] om de gegevens verzenden naar de Victron unit (**in plaats van de tijd op 0 in te stellen kan ook voor een vertraging gekozen worden )
8
Opmerkingen
Werk zoveel mogelijk spanningloos tijdens aansluiten !
Raak de printplaten van de (geopende) Victron unit niet aan tijdens bedrijf !
Zorg dat er geen belangrijke verbruikers in werking zijn tijdens programmeren
Controleer na instellen met Multimeter de accu instellingen
Wat te doen bij
Error melding na insteken communicatie kabel Controleer of het aparaat geschikt in voor configuratie per computer (Phoenix Charger / Phoenix Multi (compact) Controleer of de gebruikte software geschikt is voor interne software van de Victron ( VE config met DAT file voor software versie lager dan xxxx 130 ) Controleer de bekabeling ( Communicatie kabel is een zo genaamde 1 op 1 kabel , geen cross link !)
Victron Unit werkt na instellen niet meer ( zoals het hoort) Kies bij Tabblad defaults voor [ set all settings to defaults ] om fabrieksinstellingen te herstellen. Belangrijk is om daarna de gegevens te verzenden [ Send ] om de instellingen aktief te doen worden. Probeer hierna nogmaals de Victron unit.
9