Dossier 234
ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bestaand regionaal bedrijf N.V. Wijckmans Ham
A.
A .1 .
Samenvatting van het dossier
S it ue r in g
De Vlaamse regering heeft het voorliggend ontwerp van RUP voorlopig vastgesteld op 14 oktober 2005. N.V. Wijckmans bekwam op 14 juli 2004 een positief planologisch attest, na advies van Vlacoro van 20 april 2004 (zie verder onderdeel B.3).
A.2.
O nt w erp
De vestiging van N.V. Wijckmans te Ham ligt in de oksel van het Albertkanaal en het kanaal DesselKwaadmechelen. De bestaande site bevindt zich voor het grootste deel in de gewestplanbestemming gebied voor kleine en ambachtelijke bedrijven en voor een klein deel in agrarisch gebied en reservatiestrook voor het verbreden van het kanaal Dessel-Kwaadmechelen. Het bedrijf heeft op vandaag een oppervlakte van ongeveer 2,77 ha in gebruik. Ten zuiden van het bedrijf bevindt zich een beperkt woonlint (3 woningen). Ten noorden (2) en ten westen (1) van het bedrijf bevinden zich drie zonevreemde woningen. De woning ten westen is in eigendom van het bedrijf. In het RUP wordt de bestendiging en een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten mogelijk gemaakt. De reservatiestrook voor een eventuele verbreding van het kanaal wordt behouden. De drie zonevreemde woningen worden opgenomen in het bedrijventerrein. Het geplande bedrijventerrein voor bestaand regionaal bedrijf is 7 ha groot. De industriële bestemming neemt aldus toe met 4,7 ha. De agrarisch bestemming vermindert met 5,1 ha.
A .3 .
O ve re en st e m m in g met het R S V
De gemeente Ham is in het RSV geselecteerd als economisch knooppunt, als deel van het economisch netwerk Albertkanaal. De vestiging van N.V. Wijckmans te Ham wordt beschouwd als een bestaand regionaal bedrijf, gelegen in een economisch knooppunt. Vermits het bedrijf niet werd meegenomen in de studie rond het economisch netwerk Albertkanaal, is de ruimtelijke afweging gedaan op basis van de ligging van het bedrijf in de open ruimte.
1
Dossier 234
A .4 .
Open ba ar on de rzo ek
Het ontwerp van gewestelijk RUP werd conform art. 42 van het decreet op de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 onderworpen aan een openbaar onderzoek gedurende 60 dagen, m.n. van 21 november 2005 tot 19 januari 2006. Dit openbaar onderzoek resulteerde in 6 tijdige bezwaarschriften, die eveneens voldoen aan de vormvereisten. De bezwaarschriften werden opgenomen in een databank (cfr. bijlage) Vlacoro dient over dit ontwerp van RUP advies uit te brengen binnen de 90 dagen na het afsluiten van het openbaar onderzoek, namelijk vóór 19 april 2006.
A .5 .
A d viez en
Er werden 2 adviezen tijdig ingediend: - Gemeenteraad Ham [A1] - Provincieraad Limburg [A2]
B.
Advies van Vlacoro
B.1. Bespreking van de bezwaarschriften 1. De Scheepvaart NV van publiek recht [B1] a. Het reservatiegebied (“Op te heffen voorschriften”) dient te worden behouden gezien dit de reservatiezone van 35 meter gemeten vanaf de kanaaloever omvat. Op basis van deze reservatiezone kunnen juridische bouwbeperkingen worden opgelegd binnen deze zone. b. In de tabel "Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen" zijn de kanaalaanhorigheden vermeld. Bij deze opgave dient eveneens te worden gevoegd "Overslag en stapelen". c. Met de overdruk van de artikelen 1.5 en 2.2 wordt slechts de zone bedoeld begrepen tussen de openbare weg en het kanaal. Deze zone is meestal smaller dan 35m. Zij dient uitgebreid te worden tot 35m, gemeten uit de kanaaloever. a. Vlacoro wijst erop dat de nodige ruimte voor openbaar nut gereserveerd wordt middels de stedenbouwkundige voorschriften van de artikelen 1.5 en 2.2 van het RUP (gebied aangeduid met overdruk). Het opheffen van de gewestplanbestemming "reservatiegebied" is dan ook verantwoord. b. De commissie stelt voor om de tekst aan te vullen met de woorden "installaties voor overslag en stapelen". c. Het betrokken gebied is wel degelijk overal 35 meter breed. De begrenzing ervan (dunne blauwe lijn) is echter niet goed zichtbaar op een A4-formaat van het verordenend grafisch plan. Het is aangewezen deze grenslijn wat beter in de verf te zetten.
2. Elia Noord [B2] a. De aanwezigheid van een hoogspanningslijn (plan bijgevoegd) noopt tot het vaststellen van een maximum toelaatbare bouwhoogte die niet mag overschreden worden binnen een strook van 21,60 meter langs weerszijden vanuit de buitenste geleider van de hoogspanningslijn. Tussen de masten 88M-89M bedraagt deze maximum toelaatbare bouwhoogte 24,30 meter en tussen de masten 89M90M 15,10 meter (ten opzichte van de Zwarten hoekstraat). b. Elia Noord is eigenaar van het mastperceel 89M en dit dient gevrijwaard te worden (onder meer recht van doorgang van en naar de openbare weg, zoals bedongen in de aankoopakte). Ingevolge de algemeen nutverklaring van de hoogspanningslijn krijgt Elia vrije toegang tot onze masten voor controle en onderhoud en dit via de kortst mogelijke weg vanaf de openbare weg.
2
Dossier 234
Binnen of buiten (tot 2,00 meter afstand) de mastfundering bevindt zich een aardingsinstallatie, waarmee bij grondwerken rekening te worden gehouden. Om beschadiging van de hoogspanningsmast te voorkomen dient men indien nodig, afscheidingsblokken of dergelijke te plaatsen rondom de mast. In een strook, zich uitstrekkend 20,00 meter aan beide zijden van de as van de hoogspanningslijn mogen geen aanplantingen hoger dan 3,00 meter worden gedaan. Indien er gebruik gemaakt wordt van een werfkraan kunnen er bepaalde beperkingen worden opgelegd en dient de bezwaarindiener min. 2 werkdagen op voorhand te worden gecontacteerd. Van latere bouwwerken dienen de bouwplannen te worden voorgelegd voor een meer gedetailleerd advies. Ter wille van de veiligheid van mensen, de continuïteit van de elektriciteitsvoorziening en de vrijwaring van alle betrokken installaties, dienen bij uitvoering van werken in de omgeving van een hoogspanningslijn bijzondere veiligheidsvoorschriften nageleefd (voorschriften als bijlage bij het bezwaarschrift gevoegd). a. Vlacoro stelt vast dat de stedenbouwkundige voorschriften (art. 1.2) richtlijnen omtrent een maximale bouwhoogte bevatten. Zij dringt erop aan dat deze voorschriften worden aangepast overeenkomstig de vraag van Elia Noord. b. De commissie meent dat deze opmerkingen geen aanleiding dienen te geven tot een aanpassing van het RUP. Er kan beter over gewaakt worden naar aanleiding van het verlenen van stedenbouwkundige vergunningen.
3 In twee bezwaarschriften met hetzelfde adres [B3 en B4] wordt het volgende opgemerkt. a. De informatieplicht is geschonden. Geen enkele administratie waar het dossier kon ingekeken worden, kon de drie artikels in een dagblad voorleggen. Er is in het dossier geen spoor van het bericht op de openbare radio. Op de website van AROHM werd verkeerdelijk verwezen naar de gemeente Zonnebeke, waar men de bezwaarindieners niet kon verder helpen. De rechtstreeks betrokkenen werden niet persoonlijk op de hoogte gebracht. b. Het gebied aangeduid in het ontwerp van RUP wijkt af van het planologisch attest. In het planologisch attest zijn de betrokken woningen ten noorden immers niet vervat. Waarom is men bereid meer grond op te offeren dan het bedrijf in zijn planologisch attest heeft gevraagd? Is dit omdat men de gewenste bijkomende betoncentrale wenst in te planten tegen de huidige woningen en het bijgevolg eenvoudiger is om dan ook de woningen in het RUP te betrekken en paars in te kleuren? De betoncentrale dient elders te worden ingeplant. Is het niet zo dat er is aanbevolen om de eventuele nieuwe betoncentrale in te planten op de huidige vijver? Hier heeft men het minste hinder en is er aansluiting bij het kanaal. c. Door huidige RUP onverkort uit te voeren is de sociale impact voor de bewoners enorm. Het algemeen belang kan perfect gediend worden zonder hier een sociaal drama te organiseren boven de hoofden van betrokkenen. Navraag bij ROHM leert dat de NV Wijckmans werd bezocht en dat er gesprekken werden gevoerd over dit RUP, helaas viel deze eer niet te beurt aan de omwonenden, rechtstreeks betrokkenen. Naar verluidt zou het bedrijf mondeling bevestigde overeenkomsten hebben met huidige eigenaars over het verwerven van hun woningen. Als dat zo is waarom bevinden zich daarover geen stukken in het dossier? Deze contacten zijn nooit gelegd. Met het mes op de keel, of beter met het RUP op de keel, worden de eigenaars onder druk gezet tot verkoop. Indien dit RUP onder de bestaande vorm wordt goedgekeurd, dient er eveneens een onteigeningplan te worden voorzien. Er dient rechtszekerheid te worden gecreëerd voor de betrokken woningen en dienen duidelijke juridisch afdwingbare besluiten te worden genomen. De bewoners gelegen ten zuiden hebben rechtszekerheid en men heeft voor hen een verbetering aangebracht door de stapelplaats ten zuiden van het gebied weg te laten nemen. Dit is een aanzienlijke verbetering voor deze bewoners in termen van overlast en geluidshinder. Gelieve ook voor de andere bewoners beschermende maatregelen te nemen en hen rechtszekerheid en gemoedsrust te geven door aldaar een woonkorrel te voorzien en het huis van de bezwaarindieners in te kleuren in woonzone, zoals deze 100 meter verder ten zuiden van de KMO-zone.
3
Dossier 234
d. De buffering zoals omschreven in het planologisch attest is nog steeds niet voorzien. Er werd nochtans een duidelijk termijn en vorm omschreven. Dit dient juridisch afdwingbaar te zijn. Er dient een buffering te worden aangelegd van 25 meter breed met hoge en laagstammige inlandse, streekeigen boomsoorten, vanaf de perceelgrenzen van de omliggende woningen op kosten van het bedrijf. e. Nergens wordt een onderbouwde visie gegeven over de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Welke garanties geeft het bedrijf voor de werkgelegenheid? Men offert beschikbare waardevolle landbouwgrond, in pacht van een bestaand rendabel landbouwbedrijf, zomaar op voor industrie, zonder garanties. Herlokalisatie diende overwogen te worden? Waar is de studie die aantoont dat een herlokalisatie niet meer opportuun is? Het is niet omdat dit bedrijf langs een waterweg ligt, dat er geen betere locatie voorhanden is en dat men die waterweg ook daadwerkelijk zal gebruiken. De draagkracht van de omgeving wordt nu reeds geschaad, door onaangepaste afwatering, vervuilde bodem, stookplaats ten westen van de betonmolen. Gezien Limburg enkel wordt doorkruist door de E313/E314 en de meeste streken slechts via gewest of secundaire wegen bereikbaar zijn, zal het merendeel van de transporten door woonkernen plaatsvinden. a. Vlacoro heeft geen aanwijzingen over eventuele onregelmatigheden in het kader van het openbaar onderzoek. Een verkeerde verwijzing op een website kan geen aanleiding geven tot nietigheid van het openbaar onderzoek. Het internet is immers geen wettelijk verplicht informatiekanaal. Het individueel op de hoogte brengen van de bewoners of eigenaars van gronden binnen een plangebied is wettelijk niet vereist. Uit het feit dat de bezwaarindieners een bezwaarschrift hebben ingediend blijkt dat zij op de hoogte zijn geweest van dit openbaar onderzoek en hun rechten hebben kunnen doen gelden. b. Een RUP dat volgt op een planologisch attest, kan ook ruimer ingevuld worden dan voorzien in het planologisch attest, zolang deze invulling verzoenbaar is met de regelingen en voorwaarden voor de invulling van de kortetermijn- en langetermijnbehoeften zoals aangegeven in het planologisch attest. Indien er een ruimere invulling is dient ook toegelicht waarom en in welke mate deze verzoenbaar is. Deze toelichting ontbreekt in het dossier. In de toelichtingsnota wordt op blz. 8 wel gesteld dat er “vanuit zuinig ruimtegebruik geopteerd is om de uitbreidingszone van het bedrijventerrein te beperken”. De commissie ziet alvast niet in hoe zuinig ruimtegebruik te rijmen valt met de vaststelling dat het bedrijf zelf naar aanleiding van het dossier over het planologisch attest 4,1 ha als ruimtebehoefte opgaf (1,2 ha korte termijn en 2,9 ha lange termijn), terwijl het plangebied van het RUP een vermeerdering van de industriële bestemming van 4,7 ha blijkt mee te brengen. Wat de inplanting van de betoncentrale betreft wijst de commissie erop dat de betoncentrale in het plan voor de langetermijnbehoefte bij de aanvraag planologisch attest gesitueerd werd bovenaan perceel 994K en vlak onder perceel 1009K (met noordelijk gelegen woning). In het verordenend grafisch plan van het RUP is op die plaats een tijdelijke bufferzone gepland, die blijft bestaan zolang de woonfunctie in het noorden van het plangebied blijft bestaan. Er is dus voorzien in een minder hinderlijke inplanting. Ook het voorstel van de commissie over de schrapping van noordelijke woningen en de omzetting van tijdelijke naar definitieve buffer (zie punt c hierna) komt neer op een minder hinderlijke inplanting van de betoncentrale. c. Blijkens de toelichtingsnota (blz.7) worden “de drie zonevreemde woningen (ten westen en ten noorden) mee in de uitbreiding van het bedrijventerrein genomen. Deze woningen worden bestendigd tot een eventuele aankoop ervan door het bedrijf.” Uit deze passage kan vooreerst afgeleid worden dat het Vlaamse overheid er niet voor opteert om de betrokken woningen te onteigenen. Vervolgens kan ook vastgesteld worden dat er voor de woning ten westen zich geen problemen stellen, aangezien deze reeds in eigendom blijkt van het bedrijf. De woningen ten noorden zijn echter nog niet aangekocht door het bedrijf en de commissie beschikt ook over geen elementen waaruit blijkt dat deze aankoop binnen afzienbare tijd zou doorgaan. Het bezwaarschrift laat het tegendeel veronderstellen. Het is ook helemaal niet zeker dat het bedrijf deze woningen ooit zal kunnen verwerven. De kans is dus vrij groot dat de eigenlijke bestemming als bedrijventerrein voor bepaalde percelen nooit zal kunnen gerealiseerd worden. De commissie meent dan ook dat dergelijke percelen uit het plangebied dienen te worden gelaten. De commissie ziet ook niet in om welke dwingende planologische redenen de betrokken woningen wel in het plangebied zouden moeten behouden blijven. De commissie dringt er bijgevolg op dat aan dat de percelen met de noordelijke woningen die niet in eigendom zijn van het bedrijf, uit het plangebied worden gelaten en dat - als logisch gevolg daarvan - de tijdelijke buffer wordt omgezet tot een definitieve en afdoende buffer.
4
Dossier 234
d. De commissie meent dat de stedenbouwkundige voorschriften voldoende waarborgen bevatten voor een daadwerkelijke buffering. e. Vlacoro meent dat de principiële vraag of het bedrijf kan behouden blijven op de plaats waar het gevestigd is en kan uitbreiden, reeds beslecht is naar aanleiding van de aanvraag planologisch attest, waaromtrent ook een openbaar onderzoek heeft plaats gehad. N.V. Wijckmans bekwam een positief planologisch attest en kan ter plaatse blijven en uitbreiden. De bezwaarindieners dragen geen elementen aan die toelaten dit uitgangspunt opnieuw in vraag te stellen. 4. Een beroepslandbouwer [B5] lijdt verlies aan grond en zodoende ook een verlies aan inkomsten. Zijn bezwaar is gestoeld op volgende argumenten. a. Het gebied dat besproken wordt in dit RUP, wordt bij de afbakening van het buitengebied (Neteland), waarvan de te herbevestigen landbouwgebieden zo goed als vast liggen, gecatalogeerd als beleidsmatig te herbevestigen agrarisch gebied (GM08). Uit de ruimtebalans in de toelichtingsnota blijkt echter dat in dit gebied 5,1 ha aan landbouwgrond zou verdwijnen. Het argument dat deze afbakening tot op heden nog niet geformaliseerd is en dat daarom de gewestplanwijziging gegrond is, is een drogreden aangezien de administratie er ongetwijfeld ook van op de hoogte is dat de finalisatie van deze herbevestiging in het kader van de afbakening van het buitengebied slechts een kwestie van enkele maanden is. Op deze manier wordt dus een loopje genomen met het instrument dat de landbouwers in de streek nu net bedrijfszekerheid zou moeten geven in dit gebied. Een verdere uitbreiding van de NV Wijckmans in landbouwgebied is dan ook onaanvaardbaar zolang er geen voldoende compensatie is voor de geleden schade. Door het verlies aan grond is er voor de landbouwer niet enkel verlies omwille van de aankoop van extra voeder, maar daarenboven ook een verlies aan premies, die immers geactiveerd moeten worden op de gronden. Het grondverlies dient daarom op een ander, in de nabijheid gelegen perceel, gecompenseerd te worden. b. Het feit dat minstens twee huizen die binnen de uitbreidingszone van de NV Wijckmans liggen zonevreemd zijn, en het dus logisch is dat ze na verloop van tijd zullen opgenomen worden binnen het grondgebied van de NV Wijckmans is evenzeer een drogreden. Dit omdat ook delen van de NV Wijckmans momenteel zonevreemd zijn doordat ze op het gewestplan geel zijn ingekleurd en deze niet moeten verdwijnen. Wanneer deze huizen na verloop van tijd toch een nieuwe bestemming zouden krijgen, is het niet meer dan logisch dat deze bestemming de geëigende, en dus de landbouwbestemming wordt (hoewel betrokkene hier zeker geen vragende partij voor ben aangezien deze bewoners evenzeer het recht hebben daar te wonen dan dat de NV Wijckmans het recht heeft daar zijn bedrijfsactiviteiten te vestigen). c. In het planologisch attest waarnaar verwezen wordt in de tekst werden de kaarten anders ingetekend dan de manier waarop dat is gebeurd voor dit RUP. Een rechtvaardiging voor dit RUP kan dit positief planologisch attest dan ook onmogelijk zijn. d. De uitbreiding kan beter ingeplant worden in de nabij gelegen industriegebieden tussen het kanaal en de autosnelweg, aangezien hier planologisch reeds plaats is voorzien voor dergelijke uitbreidingen. a. Indien het agrarisch gebied dat bestreken wordt door het RUP, ook daadwerkelijk in aanmerking komt als onderdeel van de te herbevestigen landbouwgebieden van het Neteland, meent de commissie dat rekening dient gehouden te worden met het volgende. De aanvraag planologisch attest dateert van 20 november 2003. Over de afbakening van de natuurlijke en de agrarische structuur nam de Vlaamse regering op 17 oktober 2003 de beslissing om Haspengouw-Voeren en Kust-Polders-Westhoek aan te duiden als pilootregio’s voor een gebiedsgerichte aanpak voor de afbakening van het buitengebied. Op 17 december 2004 heeft de Vlaamse Regering beslist deze aanpak ook door te trekken tot alle andere buitengebieden (waaronder het Neteland). N.V. Wijckmans bekwam echter vooraf op 14 juli 2004 reeds een positief planologisch attest. De commissie meent dan ook dat het agrarisch gebied wel degelijk kan herbestemd worden tot bedrijventerrein. Vlacoro is zich ervan bewust dat de uitbreiding van het bedrijf de bezwaarindiener voor problemen kan plaatsen bij de uitbating van zijn landbouwbedrijf. De commissie is echter van oordeel dat deze uitbreiding te verantwoorden is vanuit ruimtelijke, economische, historische en verkeerstechnische overwegingen.
5
Dossier 234
b. De commissie neemt aan dat de bezwaarindiener de twee noordelijke woningen bedoelt en verwijst naar haar antwoord bij kader 3c. Aangezien de commissie voorstelt om de betrokken percelen uit het plangebied te laten, is de vraag van de nabestemming voor de commissie niet aan de orde. c. De commissie verwijst naar haar antwoord bij kader 3b. d. De commissie verwijst naar haar antwoord bij kader 3e. 5. [B6]a. De vraag om deze bijkomende betoncentrale te bouwen (hoofdoorzaak voor uitbreiding) is ongefundeerd. Bovendien is de gerelateerde werkgelegenheid geen correcte benadering van de werkelijkheid. De vraag om te kunnen uitbreiden in Ham is ingegeven door de mogelijke vervanging van de capaciteit in Lommel. De afbouw in Lommel zal dan ook gepaard gaan met de opbouw in Ham, de werkgelegenheid wordt niet netto gecreëerd maar louter verschoven. De capaciteit van Lommel kan trouwens worden overgenomen door CBR in Tessenderlo, met wie Wijckmans een goede verstandhouding heeft. Hiervoor moet dus absoluut geen bijkomend agrarisch gebeid worden opgeofferd. Het toestaan van een uitbreiding van dit historisch gegroeid bedrijf geeft een fout signaal aan de KMO's. Indien dit RUP verder doorgang vindt zal men de huidige beslissing tot uitbreiding van de KMO-zone binnen de 5 jaar aangrijpen om van het ganse gebied (gelegen tussen Albertkanaal en Kempisch kanaal, met in het noorden de brug van Gerhoeven) om te schakelen naar KMO-zone. Door het huidige RUP geeft men aan bereid te zijn agrarisch gebied op te offeren ten voordele van industrie. Dit zal binnen de kortste keer worden geïnterpreteerd en aangegrepen worden om dit gebied lang het Kempisch kanaal verder te ontwikkelen als KMO-zone. Voor het bestaande landbouwbedrijf dat nu de gronden pacht zal dit de doodsteek zijn. De dienst voor scheepvaart zal voor of achter de sluis van Ham geen loskade toestaan. Men zal aangrijpen dat er een aanvang van industriezone ligt langs het Kempisch kanaal en dit verder ontwikkelen. Het huidige RUP maakt dit mede mogelijk, versterkt dit. b. Het RUP wijkt af van het oorspronkelijk toegekende planologisch attest. Het planologisch attest alsook het ontwerp van RUP stelt onvoldoende concrete eisen aan de NV Wijckmans met betrekking tot buffering, beplanting, controle, bepalingen omtrent wat de bewoners nog kunnen en mogen, bepalingen wat er gebeurt in geval de NV Wijckmans, stopt, failliet gaat, andere activiteiten opstart dan de huidige c. De standpunten van de omwonenden zijn nergens terug te vinden. Ik verneem vanuit de pers dat de bewoners niet werden ingelicht over de op til zijnde wijziging. Dit lijkt me toch wel essentieel bij een dergelijk ingrijpende verandering. Er is geen onteigeningsplan voor de woningen die zonevreemd zijn. Er is geen concrete afpraak met deze eigenaars, men spreekt enkel over een intentie tot aankoop. Dit is nauwelijks van enige waarde voor de huidige eigenaars. Wat gebeurt er indien de NV Wijckmans in vreemde handen overgaat? Welke afspraken gelden er dan voor de bewoners? Hoe is dit door de bewoners hard te maken? Veel vragen zonder antwoorden. d. Uit de stukken blijkt een inplanting van een mogelijke betoncentrale op een zeer ongelukkige plaats. In de nabijheid van twee woningen. Dit dient nader onderzocht volgens het planologisch attest. Dit is nauwelijks een garantie dat die betoncentrale daar nooit zal komen. Dit dient toch wel duidelijker omschreven. Bewoning en industrie op een dergelijk beperkt gebied gaan niet samen. Er is hier moeilijk te spreken van goed en efficiënt gebruik van de beschikbare ruimte. Het blijft eigenaardig dat men een produktiebedrijf de kans geeft om verder uit te breiden. Hoewel het geweten is dat een dergelijk proces in België op termijn niet houdbaar zal zijn. a. b. c. d.
De commissie verwijst naar haar antwoord bij kader 3e. De commissie verwijst naar naar antwoord bij kader 3b. Vlacoro verwijst naar haar antwoord bij kaders 3a en 3c. De commissie verwijst naar haar antwoord bij kader 3b.
6
Dossier 234
B.2. Bespreking van de adviezen 6. Gemeenteraad Ham [A1] (GUNSTIG - 20 december 2005) De gemeenteraad van Ham verleent gunstig advies aan het dossier ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan N.V. Wijckmans & Cie, Zwartenhoekstraat 1 te 3945 Ham, zoals opgesteld door de Vlaamse regering voor de uitbreiding van het bedrijf gelegen in deelgemeente Kwaadmechelen, ter plaatse Zwartenhoekstraat 1 te 3945 Ham, kadastraal bekend als Sie A nr. 992g, 992h, 994k, 9941, 10021, 1007w, 1007y, 1011, 1012c, 1016a, 1017, 1018, 1019, 1020a, 1020b, 1021a, 1022a, 1023a, 1024, 1113c. Blijkens de overwegingen van het gemeenteraadsbesluit is dit gunstig advies verleend overeenkomstig het advies college van burgemeester en schepenen van 4 april 2005 ter gelegenheid van de plenaire vergadering. Dit laatste advies was onder meer gesteund op de volgende overweging: "het plangebied op lange termijn is omgeven door slechts drie woningen". Vlacoro neemt kennis van dit gunstig advies. De commissie merkt daarbij op dat de gemeenteraad geen melding maakt van de kadstrale percelen nrs. 1004g, 1004e, 1005e, 1009h, 1009k en 994m, die betrekking hebben op de noordelijk gelegen woningen binnen het plangebied. De raad verwijst anderzijds wel naar de kadastrale percelen nrs. 1018, 1019, 1020a, 1020b, 1021a en 1022a, die niet in het voorliggend RUP zijn opgenomen, doch wel begrepen waren in de langetermijnbehoefte van de aanvraag planologisch attest.
7. Provincieraad Limburg [A2] (GUNSTIG MITS - 18 januari 2006) Gunstig advies mits aan volgende voorwaarden wordt voldaan: a. Bij de opmaak van provinciale RUP's voor regionale bedrijventerreinen heeft de provincie geopteerd voor een degelijke buffer van 25 meter rond de regionale bedrijventerreinen. Hoewel bij het ruimtelijk concept 4 de noodzaak voor een voldoende brede buffer wordt aangehaald, worden er geen afmetingen voor de bufferzone bij de stedenbouwkundige voorschriften en het verordenend grafisch plan opgenomen. Enkel bij de kolom "Eisen gesteld aan inhoudelijke elementen" wordt gemeld dat voor de breedte van de bufferzone uitgegaan wordt van een standaardbreedte van 20 meter. Voor de tijdelijke bufferzone ter hoogte van de 3 zonevreemde woningen wordt zelfs geen richtlijn naar breedte opgenomen. In het algemeen kan gesteld worden dat de breedte van de bufferzone best afgedwongen wordt door ze vast te leggen in het verordenend grafisch plan of bij het stedenbouwkundig voorschrift artikel 1, 1.4. b. Hoewel het om een bestaande lokale weg gaat, is het toch wenselijk om bij het stedenbouwkundig voorschrift artikel 3 "gebied voor weginfrastructuur" een minimum aan richtlijnen op te nemen naar gebruik, breedte, scheiding of menging van verkeer, aanplantingen, enz., eventueel richtinggevend. c. Bij de bestaande juridische toestand tabel 1 op p.9 en 10 moet de opsomming van de milieuvergunninqen nog vervolledigd worden met: schrijven d.d. 10 juni 2002: bevestiging van bovengrondse en ondergrondse stookolietank, ondergrondse dieseltank; besluit d.d. 5 december 1995: aanleg van een nieuwe grondwaterwinning categorie A voor 20 jaar; besluit d.d. 4 december 2003: uitbreiding met de opslag van cement en andere toeslagstoffen. d. Ondanks het advies van de Afdeling Water om een watertoets uit te voeren blijkt uit het ministerieel besluit houdende de voorlopige vaststelling dat het Vlaamse Gewest de uitvoering van de watertoets naast zich neerlegt door te stellen dat er nog geen adviesverlenende instantie is aangeduid door de Vlaamse regering voor het uitvoeren van de watertoets. Verder bevat het plan een kleine verwijzing naar de summiere tekst inzake waterberging in de verordenende bepalingen. Artikel 8 van het decreet integraal waterbeleid stelt toch duidelijk dat alle negatieve gevolgen voor het watersysteem moeten voorkomen worden en eventueel gecompenseerd worden. Dus is er geen echte watertoets uitgevoerd. Het plan met de bestaande toestand bevat ook geen informatie inzake de afkoppeling en herbruik van regenwater, de rioleringssytemen, risico's voor grondwater en de afwatering in zijn totaliteit.
7
Dossier 234
De provincieraad gaat ervan uit dat de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater d.d. 1 oktober 2005 gevolgd wordt, maar stelt zich toch de vraag waar de ruimte voor water die gecreëerd moet worden onder de vorm van open infiltratiezones en waterbergingszones gerealiseerd zal worden. De tekst onder punt 1.2 van het stedenbouwkundig voorschrift art. 1 geeft namelijk aan dat de zone voor bedrijfsactiviteiten volledig verhard mag worden. e. Er dient een onteigeningsplan toegevoegd te worden. a. Omdat het hier om een gekend regionaal bedrijf gaat, waarvan de omvang en de aard reeds duidelijk kenbaar worden gemaakt in het planologisch attest en bij dit RUP, is ook Vlacoro van oordeel dat de breedte van de bufferzone verordenend dient vastgelegd te worden (in de stedenbouwkundige voorschriften en op het grafisch plan). b. Vlacoro treedt de provincieraad bij omdat de weg volledig omsloten wordt door het bedrijventerrein. De commissie vraagt dat de tekst wordt aangepast in de gevraagde zin. c. De commissie dringt erop aan dat de tekst aangepast wordt zoals gevraagd. d. De commissie treedt de provincieraad bij. Uit artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid en uit de memorie van toelichting omtrent dit artikel blijkt dat de overheid die over een plan moet beslissen, ingeval van een risico op een schadelijk effect dit plan aan een watertoets dient te onderwerpen vooraleer een beslissing te nemen. Deze overheid, in casu de Vlaamse regering, kan zich aan die verplichting niet onttrekken door erop te wijzen dat er nog geen waterbeheerplannen beschikbaar zijn en geen adviserende instantie is aangeduid. De Vlaamse regering voldoet evenmin aan deze verplichting door in haar besluit te stellen dat in de stedenbouwkundige voorschriften steeds wordt opgenomen dat er aandacht moet gaan naar het waterbergend vermogen van het terrein en dat het overstromingsrisico dient beperkt te worden en dat voor verhardingen wordt aangegeven dat dit best met waterdoorlatende materialen dient te gebeuren. Een dergelijke overweging kan niet worden beschouwd als een watertoets, die trouwens moet worden uitgevoerd vooraleer een beslissing te nemen. Aangezien de zone voor bedrijfsactiviteiten volledig verhard mag worden, meent Vlacoro dat de provincieraad terecht de vraag stelt waar de ruimte voor water (open infiltratiezones en waterbergingszones) zal gerealiseerd worden. Mogelijk moet daarvoor bedrijfsoppervlakte worden afgestaan. e. De commissie is geen voorstander van onteigening. Zij meent dat de woningen uit het plangebied dienen te worden gelaten en verwijst verder naar haar antwoord bij kader 3c.
B.3. Eigen opmerkingen van Vlacoro Het advies dat Vlacoro op 20 april 2004 naar aanleiding van het planologisch attest gaf, luidt als volgt: “Vlacoro verleent gunstig advies over het planologisch attest NV Wijckmans H. en CIE N.V. te Ham mits (1) zowel bij de korte- als langetermijnbehoefte voorzien wordt in een voldoende ruime buffer die zowel lagere begroeiing als hoogstammen bevat (2) nader onderzocht wordt of er geen minder hinderlijke inplanting voor de betoncentrale (langetermijnbehoefte) mogelijk is (3) het perceel naast de hoofdtoegang waarop de vijver gelegen is, opgenomen wordt in het bedrijventerrein (4) de vorstvrije stapelplaats ten zuiden van de Zwartenhoekstraat wordt geschrapt. Aangezien het bedrijf een positief planologisch attest bekwam wordt hier enkel nagegaan in welke mate het voorliggende RUP in overeenstemming te brengen is met de opmerkingen van Vlacoro. Ad (1): Ad (2): Ad (3): Ad (4):
Er wordt voorzien in een voldoende buffering Een minder hinderlijke inplanting van de betoncentrale blijkt mogelijk te zijn. Het perceel met de vijver is opgenomen in het plangebied. De stapelplaats ten zuiden van de Zwartenhoekstraat is niet opgenomen in het plangebied.
Samenvattend: er is voldoende rekening gehouden met de opmerkingen van Vlacoro.
8
Dossier 234
B .4 .
B es lu i t
Vlacoro geeft gunstig advies over het ontwerp van RUP Bestaand regionaal bedrijf “N.V. Wijckmans” mits, −
voldaan wordt aan bovenvermelde voorwaarden en opmerkingen.
Verleend te Brussel op 18 april 2006,
De vaste secretaris,
De voorzitter,
Lieve Reenaers
Filiep Loosveldt
Bijlage: overzicht bezwaarindieners en adviesinstanties
9