Hoofdstuk 2
De verschillende rechtsgebieden
Het recht gaat over het maatschappelijk leven in al zijn aspecten. Velen denken bij recht alleen aan de strafrechtpleging. Dat is dus veel te beperkt. Het strafrecht gaat over het opleggen van een straf als iemand bepaalde rechtsregels heeft geschonden. En daarbij denk je dan nog in de eerste plaats aan die regels waarvan de wet heeft bepaald dat schending ervan een ernstig feit is. Moord en doodslag, diefstal, oplichting, geweld, aanranding, huisvredebreuk. Dat ìs belangrijk, maar er is veel meer. Het recht gaat ook over de manieren waarop mensen in het maatschappelijk verkeer transacties met elkaar voeren. Koop, huur, arbeidsovereenkomsten, om een paar in het oog lopende voorbeelden te noemen. En in onze industriële – zelfs ‘postindustriële’ – samenleving komt daar nog een hele vloed van regelingen bij over vergunningen, plannen, heffingen, subsidies, uitkeringen, schadevergoeding wegens aanleg van een openbaar werk (een metro bijvoorbeeld), en dergelijke meer. Het recht van een moderne samenleving kun je opgedeeld denken in vier stukken: het staatsrecht, strafrecht, burgerlijk recht en bestuursrecht. Staatsrecht gaat over de staatsinrichting. Dat is in paragraaf 1.3 al aan de orde geweest. De regels van het staatsrecht gelden in de eerste plaats voor de organen van de overheid. Onder meer zijn het rechtsregels voor de wijze waarop rechtsregels tot stand gebracht moeten worden. Ze worden voortdurend en zonder veel opzien toegepast, maar gaan zelf niet rechtstreeks over maatschappelijke verhoudingen. Bestuursrecht is een verzamelterm voor zeer uiteenlopende regelingen, zoals de regelingen over het milieu, de ruimtelijke ordening, het gebruik van de straat en andere openbare ruimte; regeling van de wareninspectie, arbeidsinspectie en dergelijke; uitkeringen; ook het belastingrecht, en het recht over openbare werken. Vaak gaat dit in de net genoemde vormen: vergunningen, subsidies, enzovoort. In hoofdstuk 4 komt het bestuursrecht nog even terug (in een noot). Hier, in dit hoofdstuk, gaat het om enkele begrippen uit het strafrecht en het burgerlijk recht. Deze twee stukken vormen de kern van het recht van alledag. NB. Behalve deze vier onderdelen, zijn er ook voorschriften voor de wijze waarop procedures gevoerd moeten worden. Bijvoorbeeld het strafproces, of een procedure voor de burgerlijke rechter. Dit is procesrecht. Daarop richten we de aandacht in het volgende hoofdstuk. Internationaal recht. Als we het hebben over ‘het recht’, bedoelen we het recht van een staat. Dus het recht dat bij een bepaald samenlevingsverband hoort. Het internationale recht bestaat uit rechtsregels die hun oorsprong niet hebben binnen zo’n verband. Het betreft vooral regels voor het gedrag van staten tegenover elkaar. Denk aan situaties van oorlog, de oorlogsverklaring, de behandeling van krijgsgevangenen. Of regels ter vermijding van statelozen: minimumafstemming op elkaar van de wetten over nationaliteit van de verschillende staten. Regels over de vrije zee; over de eigendom van delfstoffen onder zee. Eigen aan het internationaal recht (oftewel het volkenrecht) is dat er geen algemeen erkende internationale wetgever of rechter is, en kan zijn. Er kunnen verdragen worden gesloten, en er is wat gewoonterecht (onder andere over het sluiten van verdragen!). Hoe summier en onbevredigend ook, wat er is, is van het hoogste belang. NB. Het Internationaal Gerechtshof (te Den Haag) is niet vergelijkbaar met de rechter van een staat. Staten die een conflict hebben, zijn alleen onderworpen aan een uitspraak als zij het geschil vrijwillig aan het Hof voorleggen. Zijn positie lijkt dus meer op die van een arbitragecommissie.
21
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
Er zijn ook internationale organisaties. Zij worden opgericht bij verdrag. Soms wordt afgesproken dat zo’n organisatie recht kan vormen dat voor de aangesloten staten en hun onderdanen zal gelden, of dat er een rechter bij de organisatie is aan wiens uitspraken de staten en hun onderdanen gebonden zijn. Dat verandert de zaak: dan is er als het ware een soort nieuw samenlevingsverband, dat over de maatschappelijke ordes van de aangesloten staten heen ligt. Het belangrijkste voorbeeld van zo’n internationale organisatie met wetgevende en rechterlijke bevoegdheden, is de Europese Gemeenschap (EG). Er zijn thans 27 ‘lidstaten’ die tot de EG horen. Noch op het algemene internationale recht, noch op het recht van de internationale organisaties, gaan we in.
EU-commissaris voor Mededinging Neelie Kroes tijdens een persconferentie in Brussel.
2.1
Enkele sleutelbegrippen
S T RAF B E PAL I N G E N
Het sleutelbegrip van het strafrecht is de strafbepaling. Tot het strafrecht horen nog andere rechtsregels, maar deze gaan steeds over de wijze waarop met strafbepalingen omgegaan moet worden. Er kan alleen sprake zijn van strafrechtspleging als iemand een strafbepaling heeft overtreden, of er het vermoeden is dat iemand dat heeft gedaan. Een strafbepaling omschrijft bepaald gedrag, en verbindt hieraan de mogelijkheid dat iemand wordt gestraft. Bijvoorbeeld ‘Hij die een ander opzettelijk van het leven berooft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren’. Of ‘Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste dertig jaren’. Steeds zijn er twee onderdelen: de omschrijving van het strafbare feit (het delict), en de bepaling van de straf die daar bij past. Dus: delictsomschrijving + bepaling van de straf.
22
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
Zie in dat een strafbepaling een rechtsregel is. U kunt haar in de als..dan..-vorm gieten. Bijvoorbeeld ‘Als iemand een ander opzettelijk van het leven berooft, dan wordt hij gestraft met … (etc.)’. Nog een aantal voorbeelden uit dezelfde sfeer. ‘Mishandeling wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren’. ‘Het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren’. ‘Mishandeling die de dood ten gevolge heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren’. ‘Het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat de dood ten gevolge heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren’. U ziet dat de wet nauwkeurig verschillende mogelijke gevallen onderscheidt, en de strafwaardigheid uitdrukt in de daarbij horende (maximum)straf. Voor het betoog hier doet het er niet toe, maar om een verkeerde indruk te vermijden het volgende. Een strafbepaling stelt haast altijd ook een geldboete op een strafbaar feit. (Dat is in de voorbeelden weggelaten.) En zelfs als een strafbepaling alleen maar gevangenisstraf noemt, kan de rechter volgens een algemene bepaling in de wet toch een boete opleggen in plaats van gevangenisstraf.
Merk op dat de wet in deze voorbeelden geen verbod formuleert. Dat had ook gekund. Bijvoorbeeld ‘Het is verboden iemand te mishandelen’. En dan ‘Overtreding van dit verbod wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren’. De delictsomschrijving is dan ‘Overtreding van dit verbod ...’. We kunnen dit een ‘verwijzende’ delictsomschrijving noemen: zij verwijst naar een apart geformuleerd verbod. De strafbepalingen in ons Wetboek van Strafrecht hebben alle de vorm van de eerdere voorbeelden. Maar in de meeste bestuursrechtelijke wetten staan ook een of meer strafbepalingen. Die hebben (bijna) altijd de tweede vorm. Artikel 51 van de Wegenverkeerswet zegt bijvoorbeeld ‘Het is verboden voor het verkrijgen van een kentekenbewijs onjuiste opgaven te doen’. Achterin dezelfde wet staat (art. 176): ‘Overtreding van artikel 51 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden’. Hoe dan ook, een strafbepaling is altijd: delictsomschrijving + bepaling van de straf. VERBINTENISSEN
U wilt een tweedehands auto hebben. U komt in contact met iemand die er een aanbiedt. De vraagprijs vindt u te hoog. Er wordt onderhandeld, en u wordt het eens. Dat wil zeggen, u bereikt wilsovereenstemming. Hierdoor is er een overeenkomst ontstaan, en wel een koopovereenkomst. Kijken we eerst nader naar de onderhandeling. De eigenaar van de auto had een vraagprijs, dat wil zeggen: hij deed een aanbod om tegen deze prijs te verkopen. U verwierp dit aanbod, en deed zelf een ander aanbod: om te kopen tegen een bepaalde (lagere) prijs. En zo verder. Op het moment dat een van beide partijen het laatste aanbod van de ander aanvaardde, werd u het eens. Een overeenkomst ontstaat door de aanvaarding van een aanbod. Het aanbod en de aanvaarding versmelten dus tot één gemeenschappelijke wil. Wat houdt de overeenkomst in? In dit geval dat de een de eigendom van de auto moet overdragen, en dat de ander de koopprijs moet betalen, dat wil zeggen de eigendom van dat geld moet overdragen. Twee verplichtingen dus. Zo’n verplichting van iemand om iets bepaalds te doen tegenover een bepaalde andere persoon, is een verbintenis. De koopovereenkomst houdt twee, goed te onderscheiden, verbintenissen in. Misschien zijn er nog wel meer verbintenissen. De verkoper zal de auto schoon maken voordat hij de eigendom overdraagt. De koper zal hem op komen halen, en wel vóór een bepaalde dag (want daarna gaat de verkoper geruime tijd
23
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
weg, en hij wil de zaak voordien afgehandeld hebben). Of de verkoper zal de auto juist komen brengen als hij gepoetst is. Allemaal verschillende verbintenissen. Wat iemand moet doen in een bepaalde verbintenis kan ook verschillen: overdragen van eigendom, de auto reinigen, betalen, ophalen voor een bepaald tijdstip, enzovoort. Waartoe iemand in een verbintenis verplicht is, noemen we met een algemene term de prestatie. Een verbintenis is dus een verhouding tussen twee personen, waarbij de ene (de debiteur) een bepaalde prestatie moet leveren tegenover een ander (de crediteur). Dat kun je net zo goed andersom zeggen: de crediteur heeft recht op de prestatie van de debiteur. In een koopovereenkomst zijn beide partijen zowel crediteur (in de ene verbintenis) als debiteur (in de andere). Belangrijk is dat u inziet dat de koper door het sluiten van de koopovereenkomst nog geen eigenaar is geworden van de auto. Dat is hij pas als de verkoper zijn verbintenis om de eigendom over te dragen is nagekomen. Het sluiten van de overeenkomst heeft slechts het ontstaan van verbintenissen tot gevolg. Als je een rol vuilniszakken koopt in een winkel, is er geen ruimte voor veel onderhandeling! De rollen liggen bijvoorbeeld in een bak waarop een prijs is vermeld. Dat is een aanbod van de winkelier dat hij bereid is voor die prijs een rol te verkopen. Pak je er een, en leg je hem neer bij de kassa, dan geef je aan dat je het aanbod aanvaard hebt. Er is dus een overeenkomst met twee verbintenissen. In dit geval duren die maar heel kort: seconden later heb je afgerekend (nakomen van jouw verbintenis) en de rol mee gepakt (wat de caissière toelaat, waarmee de winkel zijn verbintenis tot overdracht van de eigendom van de rol nakomt). U stapt binnen bij een kapperszaak om u te laten knippen. Weer hetzelfde verhaal: de kapper doet alsmaar een aanbod (er hangt bijvoorbeeld een lijst met ‘Haarknippen € 20’), en u aanvaardt; overeenkomst, met twee verbintenissen. Maar nu is de prestatie van de kapper niet het overdragen van iets, maar het verlenen van een bepaalde dienst. Uw verbintenis is weer wel: overdracht van eigendom, namelijk van de 20 euro. Verreweg de meeste prestaties horen tot één van drie soorten. 1. Overdracht van de eigendom van iets. 2. Het verlenen van een dienst. 3. Het door een ander (de crediteur) laten gebruiken van iets wat van jou blijft. De verbintenis van de verhuurder tegenover de huurder in een huurovereenkomst is hiervan een voorbeeld. Dit is tevens een voorbeeld van een verbintenis die niet meteen verdwijnt maar langer kan duren. De tegenprestatie van de huurder is: het (soms periodiek) overdragen van de huur. In een arbeidsovereenkomst is de werknemer verbonden om bepaalde werkzaamheden te verrichten (dus diensten te verlenen) op aanwijzing van de werkgever. Deze moet weer periodiek het loon betalen. Een prestatie kan natuurlijk best een gemengd karakter hebben. Denk aan een schilder die uw huis opschildert. Dat is in de eerste plaats het verlenen van een dienst, maar terwijl hij schildert verkrijgt u ook de eigendom van de verf. En hij verhuurt u de steiger die hij nodig heeft voor het werk. Kan een verbintenis alleen maar ontstaan door het sluiten van een overeenkomst? Nee. Stel, u verleent op een kruispunt (zonder verkeerslichten, geen voorrangsweg) geen voorrang aan iemand die van rechts komt. Aanrijding, allebei schade. Maar u hebt een onrechtmatige daad gepleegd, wat niet meer wil zeggen dan een daad die in strijd is met een rechtsregel. Dan bepaalt de wet dat u verplicht bent de schade die daarvan het gevolg is te vergoeden; uiteraard aan degeen die de schade heeft geleden. Door het feit van de onrechtmatige daad ontstaat volgens de wet een verbintenis (immers een verplichting om een prestatie te leveren aan een bepaalde andere persoon).
24
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
Er zijn dus twee, ieder op zichzelf voldoende, redenen om een overeenkomst niet te verwarren met een verbintenis. 1. Door het sluiten van een overeenkomst ontstaan (bijna) altijd meer verbintenissen. 2. Er zijn ook andere feiten waaraan het recht het gevolg verbindt dat er verbintenissen ontstaan. (Behalve overeenkomst en onrechtmatige daad zijn er nòg andere feiten waaraan de wet dit gevolg verbindt.) De verbintenis is het sleutelbegrip van het burgerlijk recht. Dit gaat over verhoudingen tussen personen die uit verbintenissen bestaan. Als er een burgerlijkrechtelijk geschil is, komt dit er altijd op neer dat iemand beweert, dat een ander jegens hem debiteur is in een verbintenis en deze niet nakomt. R E C H T E N (I N S U B J E C T I E V E Z I N)
In een overeenkomst zeggen de partijen elkaar over en weer prestaties toe, die voor de ander (de wederpartij) kennelijk waardevol zijn. Wat kan iemand te bieden hebben? Bijvoorbeeld bepaalde kundigheden, waarmee hij een ander een dienst kan bewijzen (bijvoorbeeld als werknemer in een arbeidsovereenkomst). Of een zaak die een ander wil gebruiken (bijvoorbeeld huur). Of die hele zaak: die kan dan overgedragen worden (bijvoorbeeld bij verkoop). Altijd betreft het iets waarover iemand de exclusieve zeggenschap heeft. De zeggenschap over een zaak heet eigendom. Maar over de diensten die iemand met zijn vaardigheden kan verrichten, heeft hij uiteraard ook exclusieve zeggenschap: hij is vrij om zich tegenover een ander te binden bepaalde diensten te verrichten. De zeggenschap over sommige ‘bundels’ van mogelijkheden, die voor anderen waardevol kunnen zijn, noemen we ‘rechten’. Eigendom is een voorbeeld: het recht van iemand op een zaak (= op wat je allemaal met die zaak kunt doen) is zijn eigendom. Maar er zijn ook andere voorbeelden. Als iemand een boek heeft geschreven, heeft hij de exclusieve zeggenschap over de exploitatiemogelijkheden van de tekst: hij heeft het ‘auteursrecht’. (Vroeger werd dit met een fraaie term ‘intellectuele eigendom’ genoemd.) Nog een voorbeeld: A heeft een winkeltje, waarvoor hij een bepaald concept heeft uitgewerkt, en hij heeft er een pand voor gehuurd. Hij sluit een overeenkomst met B, die voor een termijn van drie jaar de winkel voor zijn (B’s) rekening en risico zal drijven. (Waarschijnlijk met een tegenprestatie van B aan A.) B is nu crediteur in een (uit de overeenkomst voortvloeiende) verbintenis met A (als debiteur) en heeft een exclusieve zeggenschap: hij heeft recht op de prestatie van A, inhoudende dat deze zijn gebruik zal dulden. Precies hierdoor kan B volgens zijn eigen inzichten de winkel exploiteren. Zo’n ‘crediteurschap’ is net zo goed een recht als bijvoorbeeld eigendom of een auteursrecht. Er is alleen een recht als er plichten mee corresponderen die het recht (in objectieve zin) aan anderen of een ander oplegt. Als het zo zou zijn dat een recht van iemand geheel beschreven kan worden door die plichten te beschrijven, zouden we het begrip ‘recht’ in subjectieve zin best kunnen missen. Voor veel ‘rechten’ is dat inderdaad zo. Het recht van ieder om zich over de openbare weg te bewegen, is niets anders dan de plicht van de eigenaar van de grond, waarover de weg loopt, om dat verkeer te dulden. Of het recht op vrije meningsuiting: dit gaat op in de plicht van de overheid om dat niet te verbieden, of aan een voorafgaande vergunning te binden. (Vgl. alle voorbeelden helemaal aan het begin van hoofdstuk 1.) Maar met de rechten die een exclusieve zeggenschap over iets zijn, ligt dit anders. Ook hier is het zo dat het recht gevolgen verbindt aan (bijvoorbeeld) eigendom: op diefstal kan worden gereageerd met een straf, op beschadiging met een bevel tot schadevergoeding. Maar daar komt bij dat het recht eist dat anderen respecteren wat de gerechtigde ook maar met zijn object (datgene waarop hij zijn recht heeft) doet. Aan de uitoefening van zijn recht volgens zijn goeddunken verbindt het recht het gevolg dat dit door anderen gerespecteerd moet worden. Onder andere ook dat hij bepaald gebruik
25
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
van zijn object, of zijn hele recht, inbrengt in een overeenkomst. De concrete inhoud van zo’n recht is dus niet volledig beschreven in het recht (in objectieve zin). De inhoud hangt ook af van een invulling door de gerechtigde. Om dat uit te drukken, is het begrip ‘recht’ (in subjectieve zin) zeer geschikt (en wel haast onmisbaar).
Nog even over een vanzelfsprekende beperking van de exclusieve zeggenschap over iets. Exclusief betekent hier dat ieder ander die zeggenschap niet heeft. Het wil niet zeggen dat wat er met dat ‘iets’ gebeurt, afhangt van zijn hoogstpersoonlijke, ‘exclusieve’ ideeën of dat hij ermee kan doen wat hem ook maar invalt. Een recht van een individu is uiteraard ingebed in een maatschappelijke orde. Volgens de – in het recht (in objectieve zin) omschreven – maatschappelijke gang van zaken kan het onacceptabel zijn dat iemand zijn recht op een bepaalde manier uitoefent. Je mag een hamer niet gebruiken om er een ander mee op het hoofd te slaan. Al wil je meer licht in een kamer van jouw huis, je mag geen raam maken in een muur die dicht tegen de grens met het perceel van je buurman staat, althans niet zonder zijn toestemming. CONTRACTSVRIJHEID
De vrijheid van de burgers om in het maatschappelijk verkeer de middelen te verwerven voor de eigen doelen die zij willen verwerkelijken, gaat door middel van overeenkomsten. In ruil voor de prestaties die zij wensen, brengen zij prestaties in waarover zij de exclusieve zeggenschap hebben. (Het ruilen gaat meestal via de tussenstap van geld, dat wil zeggen via hoeveelheden ‘koopkracht’.) Een prestatie kan ook inhouden dat iemand in een bepaald soort van situaties op een bepaalde manier moet handelen. De verplichting van de debiteur kan dus het karakter van een regel hebben (: àls zich zo’n geval voordoet, dàn moet de debiteur zus doen.) Stel bijvoorbeeld een afspraak dat een werknemer doorbetaald zal worden als het werk door vorst stilligt. Dat is een prestatie van de werkgever – als debiteur – in een van de verbintenissen van de arbeidsovereenkomst. Merk op dat dit geen rechtsregel is, in de zin van een regel van recht in objectieve zin. Rechtsregels gelden voor iedereen; deze regel geldt alleen voor de debiteur, en wel omdat hij zich ertoe verbonden heeft door de overeenkomst. We kunnen het een contractuele regel noemen. (De debiteur is er natuurlijk wel aan gebonden. Het recht verbindt consequenties aan het niet nakomen van zo’n regel, net zoals het dat doet bij het niet leveren van andere prestaties in verbintenissen.) Dergelijke contractuele regels komen veel voor; vooral in overeenkomsten met een duurkarakter (bijvoorbeeld huur van huizen, arbeidsovereenkomsten, leveringscontracten van energie, water, etc.). In de praktijk is iedereen – behalve aan de rechtsregels – ook aan vele contractuele regels gebonden.
Het fundamentele uitgangspunt van een moderne westerse staat is contractsvrijheid. (Nogmaals: contract en overeenkomst zijn synoniem.) Dat wil in de eerste plaats zeggen dat iemand vrij is om wel of niet een overeenkomst te sluiten. Dan nog zou het zo kunnen zijn dat dit een soort overeenkomst moet zijn die de wet erkent en waarvoor zij een regeling geeft. Maar dat is niet zo: de meeste overeenkomsten zullen in de praktijk wel dergelijke standaardovereenkomsten zijn, maar mensen zijn vrij bindende afspraken te maken over wat dan ook; dat hoort ook tot de contractsvrijheid. Het idee van contractsvrijheid is belangrijk om de moderne samenleving te begrijpen. Maar zij staat niet op zichzelf. Zij veronderstelt een maatschappelijke orde waarbinnen zij werkt. Dat zagen we eigenlijk al bij het ‘maatschappelijke verdrag’ (paragraaf 1.3, onder ‘In ons land gelden de regels die we met elkaar hebben afgesproken’). Met alleen het begrip overeenkomst kun je een samenleving niet verklaren. Hier nog een aanvulling op de twee overwegingen die daar zijn behandeld. Als aan de willekeur van iemand om zijn recht uit te oefenen grenzen worden gesteld die uit het recht voortvloeien (zie hierboven), gelden deze ook voor de contractsvrijheid.
26
De verschillende rechtsgebieden
2.1
Enkele sleutelbegrippen
Een overeenkomst om tegen betaling een moord te plegen, is ongeldig. Maar deze grenzen zijn wel zo ruim dat ook ongebruikelijke en nieuwe maatschappelijke verhoudingen mogelijk zijn.
27