NIEUWS VAN HET GEWEST
DE VERENIGING ONTMOET CHARLES PICQUÉ (vervolg) Tweede deel van ons interview met minister-president Charles Picqué. Na de vragen over de financiering gaan we dit keer in op de organisatie van de gemeenten en hun betrekkingen met het Gewest en met hun personeel. Dit gesprek vond plaats vóór de akkoorden van september over de vorming van een nieuwe federale regering. De uitspraken worden dus parallel bekeken met het institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming "Een efficiëntere federale staat en een grotere autonomie voor de deelstaten” (beschikbaar op www.dekamer.be).
1. “Hoofdstedelijke samenwerking”: valstrik of opportuniteit voor het Brussels Gewest ? Een hoofdstedelijke zone Het concept van een hoofdstedelijke zone werd de voorbije jaren al meermaals door verschillende partners aangehaald 1 en staat nu in het kader van de onderhandelingen over de federale regeringsvorming opnieuw op de voorgrond. In september hebben de onderhandelaars het idee van een hoofdstedelijke zone eindelijk goedgekeurd. Toen dit interview uitgeschreven werd, was de regeringsvorming echter nog altijd niet rond. Hoewel het principe van de zone vastgelegd werd, moeten de modaliteiten dus nog allemaal bepaald worden. De hoofdstedelijke zone zou het overleg tussen het Brussels Gewest en zijn economische hinterland institutionaliseren in een vorm die nog bepaald moet worden, maar al min of meer uitgewerkt werd. De bedoeling is om afwijkingen op het gebied van agenda en beleid en zelfs echte concurrentieoorlogen te vermijden. Het principe van de hoofdstedelijke zone staat in de passage ‘Brussel en zijn hinterland’ van het institutioneel akkoord: "[…] zal de bijzondere wet een hoofdstedelijke gemeenschap oprichten. De vertegenwoordigers van de Gewestelijke regeringen zullen er in zetelen. De bijzondere wet zal bepalen dat alle gemeenten van de oude provincie Brabant net als de federale overheid van rechtswege lid zijn van de hoofdstedelijke gemeenschap. De provincies zullen er vrijwillig bij kunnen aansluiten. Deze hoofdstedelijke gemeenschap zal als missie hebben het overleg tussen die laatste te organiseren over onderwerpen waarvoor de Gewesten bevoegd zijn maar die het belang van de Gewesten overschrijden. De drie Gewesten sluiten een samenwerkingsakkoord om de nadere regels en het voorwerp van dit overleg vast te leggen. In de hoofdstedelijke gemeenschap zullen de drie Gewesten overleggen over de mobiliteit, de verkeersveiligheid en de wegenwerken vanuit, naar en rond Brussel."
Charles Picqué : De voorbije drie jaar werden twee ideeën stilaan onontkoombaar, hoewel de uitvoering nog een probleem is. Het gaat meer bepaald om de financiering van Brussel en de bepaling van het beheersniveau van het sociaaleconomische gebied waarbij Brussel en de twee andere gewesten betrokken worden volgens de benadering van de hoofdstedelijke zone. Deze projecten werden niet altijd aanvaard en boeken pas sinds drie jaar echt vooruitgang. Toch blijven sommigen de noodzaak van de financiering van Brussel ontkennen met een houding die meer wegheeft van een tactische positie dan van intellectuele eerlijkheid. De hoofdstedelijke zone, waarover ik trouwens al begin jaren negentig sprak, gaat eveneens een heel eind terug en stond al in de nota van Guy Verhofstadt maar in een versie die onvoldoende rekening hield met de Brusselaars. Het concept werd daarna overgenomen door Johan Van de Lanotte en uiteindelijk door Elio Di Rupo. De notie gaat dus al een hele tijd mee. Wanneer er geen institutionele, communautaire of verkiezingswaanzin woedt, blijkt trouwens dat iedereen het belangrijk vindt om samen te werken. Zo kwamen de ministers voor ruimtelijke ordening kort voor dit interview samen omdat men maar al te goed besefte dat er iets moest gebeuren. Momenteel bevinden we ons eerder in een fase van vrijwillig overleg, maar het is al een stap in de goede richting. Tegelijkertijd voelen we ook een grote weerstand tegen de delegatie van bevoegdheden aan een nieuw orgaan, wellicht uit vrees om bevoegdheden te moeten afstaan. Wat daarentegen wel aanvaard wordt, is om ten minste één overlegorgaan te institutionaliseren dat uiteraard bepaalde conflicten op het gebied van mobiliteit, milieu en dergelijke zou moeten oplossen maar dat ook zou dienen als think tank voor interregionale strategische plannen.
1 Bijvoorbeeld in het magazine Brussels Studies waarvan twee artikels deze kwestie aankaarten: “De politieke en institutionele ontwikkeling van het Brusselse Stadsgewest: bevindingen en perspectieven” – Staten-Generaal van Brussel – Synthesenota “Brussels Stadsgewest” en “De Brusselse metropool: naar een ontwikkelingsmodel tussen dat van Rijsel en Berlijn ?”, beschikbaar op http://www.brusselsstudies.be. Nieuwsbrief 2011/05
13
NIEUWS VAN HET GEWEST
Vandaar trouwens het idee om dit orgaan op te richten, zodat bij elke nieuwe gewestelijke zittingsperiode een algemeen beleid verklaard wordt dat in de drie gewesten een onderdeel over de hoofdstedelijke zone omvat en over hoe we die zone samen kunnen beheren. Vervolgens zouden we een akkoord kunnen vinden over een aantal operationele samenwerkingen, zodra we punten van overeenkomst gevonden hebben om bepaalde projecten uit te voeren. De hoofdstedelijke zone vindt dus ingang, maar het blijft een utopie dat deze op zeer korte termijn geïnstitutionaliseerd zal worden in een nieuw bestuurs-niveau. Maar het idee krijgt stilaan vorm om samen te werken met het oog op complementariteit en om zo op zijn minstens averechtse effecten, negatieve externe gevolgen voor het buurgewest of nutteloze concurrentie op het gebied van economie of ruimtelijke ordening te vermijden.
2. Het institutionele luik van de onderhandelingen met het oog op de regeringsvorming omvat een reeks hervormingen waarbij sommige aangelegenheden geregionaliseerd worden. Welk standpunt neemt u hieromtrent in ? Het Brusselse luik van het institutioneel akkoord In het kader van de onderhandelingen over een federale regering draagt het institutioneel pakket een reeks bevoegdheden over aan de gewesten en gemeenschappen. Eén onderdeel werd speciaal gewijd aan Brussel en een ander aan de herfinanciering van de hoofdstad. De onderhandelingen werden in september afgerond en het akkoord dat eruit voortvloeide, zou uitgevoerd moeten worden als de rest van de onderhandelingen eindigt met een regeringsvorming, wat nog geen feit was toen dit interview uitgeschreven werd. Het akkoord bestaat uit meerdere hoofdstukken, namelijk “politieke vernieuwing”, “BHV en Brussel: een duurzame communautaire oplossing”, “details van de overheveling van bevoegdheden van de federale overheid naar de deelstaten” en “details van het hervormingsvoorstel van de bijzondere financieringswet”. De overheveling van bevoegdheden heeft betrekking op de arbeidsmarkt, gezondheidszorg en hulp aan personen, kinderbijslag en justitie. Het hervormingsvoorstel van de bijzondere financieringswet voorziet in een herfinanciering van Brussel voor een bedrag van 461 miljoen euro tegen 2015, waarbij rekening gehouden wordt met verschillende verbeteringen waarnaar
14
Nieuwsbrief 2011/05
het Gewest al lange tijd vroeg. Zo vinden we naast de financiering van nieuwe bevoegdheden die aan de gewesten en gemeenschappen overgedragen worden, ook specifiekere bepalingen die gegroepeerd zijn onder de naam “Correcte financiering van de Brusselse instellingen”, rekening houdend met de dodehandcompensatie, pendelaars, enz. Het specifieke onderdeel over de Brusselse organisatie voorziet vooral in een vereenvoudiging van de stedenbouwkundige procedures en een vermindering met 50% van het aantal sociale huisvestingsmaatschappijen. Het onderhoud van alle openbare wegen wordt overgeheveld naar de gemeenten, waarbij ook het betrokken gewestelijke materieel en personeel overgedragen wordt. Over de kwestie van het personeelsstatuut moet nog beslist worden. Wat veiligheid betreft, wordt het ambt van gouverneur afgeschaft. Een gewestelijk veiligheidsplan zal de lokale veiligheidsplannen coördineren in het kader waarvan ze dus zullen moeten passen. Hetzelfde geldt voor mobiliteit, waarbij een gewestelijk plan in een ordonnantie gegoten zal worden. De gemeentelijke plannen zullen in dit gewestelijk plan moeten passen. Als een gemeente geen plan uitwerkt, zal het gewest in haar plaats optreden en werkzaamheden die niet aansluiten op het plan, zullen geen subsidies krijgen. Charles Picqué : Wat de overdracht van federale bevoegdheden betreft, werden we wel uitgenodigd aan de onderhandelingstafel maar met een vast menu: werkgelegenheid en gezondheidszorg kwamen vaak terug. Ik heb liever dat er middelen rechtstreeks door de federale regering toegewezen worden, die de controle over een bevoegdheid behoudt, dan dat de bevoegdheid geregionaliseerd wordt en de juiste middelen niet overgedragen worden. Het probleem is dat de bevoegdheden die op federaal niveau bedreigd zijn, riskeren om niet gepaard te gaan met de overdracht van de gepaste middelen. We moesten dus waakzaam blijven en zo goed mogelijk over de overdracht van de middelen onderhandelen. We mogen niet in de val lopen van een degressie van de middelen, die dus mettertijd afgetopt zullen worden, zoals voorgesteld werd. Ik vind dat een land dat die naam waard is, aandacht moet hebben voor de veiligheid en sociale samenhang in zijn hoofdstad die ook de meest complexe stad en de economische long van dat land is. Het stoort mij dus niet dat de federale regering - op voorwaarde natuurlijk dat er onderhandeld wordt over de aanwending van het geld - deze budgetten in bewaring houdt als het beleid gevoerd wordt in overeenstemming met de Brusselse realiteit. De ervaring leert ons echter dat er op federaal niveau, via Beliris, soms projecten voor de openbare
NIEUWS VAN HET GEWEST ruimte zijn die volledig losstaan van de Brusselse realiteit. Daarom hebben we een akkoord met de federale regering over het programma gevraagd dat de overdracht van het personeel in ons bestuur regelt om dit geld in goed overleg te beheren. 2
3. De werkgroep voor de verdeling van de taken tussen Gewest en gemeenten heeft de eerste fase van de werkzaamheden afgerond. Hoe ziet u de samenhang tussen Gewest en gemeenten ? Charles Picqué : Er zijn verschillende methoden om tot schaalvoordelen en een zekere samenhang of beleidsafstemming tussen de gemeenten en het gewest te komen, zoals de overdracht van bevoegdheden, de delegatie van taken en de overeenkomsten met de gemeenten. De groep van wijzen had bepaalde punten gevonden waarover er unanimiteit bestond, namelijk mobiliteit, parkeren en openbare netheid. Ik wil ook zeker vermelden dat er geen overdracht van bevoegdheden kan plaatsvinden zonder dat er duidelijke overleg- en adviesorganen opgericht zijn waarbij de gemeenten betrokken zijn. Alle grote steden hebben te maken met een gelijkaardig probleem, maar in Brussel moeten we hier zeker aandacht voor hebben. Het beheer van een stad is niet zomaar een optelsom van de sectorale beslissingen op verschillende gebieden. Wie belast is met mobiliteit, moet denken aan de bewoonbaarheid van de wijken, wie belast is met economische ontwikkeling, moet uiteraard denken aan mobiliteit, wie belast is met huisvesting, moet rekening houden met de collectieve voorzieningen en wie een sociaal project leidt, moet uiteraard samenwerken met wie eventueel verantwoordelijk is voor een tewerkstellingsbeleid. Alles houdt verband met elkaar. Hoe meer ik ervan overtuigd ben dat het Gewest belast moet zijn met mobiliteit, in de globale strategische visie, des te meer ik ervan overtuigd ben dat, als we een mobiliteitsstrategie uitwerken zonder rekening te houden met andere eisen, zoals de levenskwaliteit van de wijken, we vast zullen geraken in een visie van ingenieurs toegepast op de stad. Ik ben dus voorstander van een overdracht van bevoegdheden, op voorwaarde dat er overleg gepleegd wordt met de gemeenten.
2
Een voorbeeld. We hebben gevallen gekend dat het Bestuur voor de Verplaatsingen of de MIVB mogelijk blijk gegeven hebben van een gebrek aan gezond verstand wat de gevolgen van een beslissing voor een hele wijk betreft, en dat de gemeenten dan protesteerden, soms op basis van goede argumenten. Sommigen zijn bereid om te garanderen dat de MIVB gelijk heeft en dat de gemeenten absoluut ongelijk hebben, terwijl het project van de MIVB uiteindelijk ontwerpfouten blijkt te bevatten. De efficiëntie van een organisatie hangt dus niet af van de grootte van die organisatie. Kortom, overdracht van bevoegdheden maar ook verplicht overleg. In sommige gevallen zijn delegaties van bevoegdheden op basis van overeenkomsten mogelijk.
4. Het Plaatselijk Bestuursplan heeft een aantal doelstellingen bereikt. Wat betekenen deze resultaten voor u ? Hoe kan men het plan een tweede boost geven ? Het Plaatselijk Bestuursplan De ordonnantie van 5 maart 2009, die de Nieuwe Gemeentewet wijzigt, voerde een Plaatselijk Bestuursplan in met als doel om het bestuur te moderniseren en de kwaliteit van de openbare dienstverlening aan de burger te verbeteren. Het Plan voorziet in 4 grote hervormingen : - de gemeenten voorzien van efficiënte beheerinstrumenten; - de dienstverlening aan de bevolking verbeteren, vooral door middel van openingsuren die aangepast zijn aan de levensstijl van de medeburgers en door internetdiensten aan te bieden; - opwaardering van de plaatselijke democratie door de herziening van de rol van de commissies, de invoering van een participatief budget of de publicatie van de documenten op de website van de gemeente; - het bestuur versterken en het personeel motiveren. Charles Picqué : Dankzij het bestuursplan kon er vooruitgang geboekt worden, vooral op het gebied van personeelsbeheer. Het was niet gemakkelijk om het te laten goedkeuren, maar het is een stap vooruit. Het lijdt geen twijfel dat de gemeenten 'grote ondernemingen' zijn met personeel als hun bijna enige middelen. Er moeten nog een aantal maatregelen gestimuleerd worden, vooral om de interne controle te vergroten, maar de resultaten zijn bemoedigend, hoewel het nog te vroeg is om de balans op te maken van de tests van het bestuursplan.
Zie “Een efficiëntere federale staat en een grotere autonomie voor de deelstaten – institutioneel akkoord voor de zesde staatshervorming”, pagina 63 : “Anderzijds zal de wet van 10 augustus 2001 houdende oprichting van een fonds om de internationale rol en de hoofdstedelijke werking van Brussel te financieren worden bijgewerkt om de huidige aan het Belirisfonds toegewezen bedragen (125 miljoen euro) te consolideren. Een technische werkgroep zal moeten onderzoeken of het opportuun is om het bouwheerschap en het personeel over te hevelen.” Nieuwsbrief 2011/05
15
NIEUWS VAN HET GEWEST 5. Welke toekomst heeft de herziening van het sociaal handvest ? Binnenkort een nieuw sociaal handvest 15 jaar geleden verscheen het sociaal handvest via omzendbrief en sindsdien heeft het een invloed op het lokale personeelsbeheer. Het Gewest werkt sinds een jaar volop aan een nieuwe tekst. Zie Nieuwsbrief 2010-6 “Een sociaal handvest 2.0” of op www.vsgb.be > actua [14.01.2011] Charles Picqué : De sleutel tot onze relaties met de gemeenten en hun personeel zal inderdaad de herziening van het sociaal handvest zijn. We zijn vooral druk bezig met de evaluatie van het personeel en mobiliteit. We hebben al de taken van de gemeentesecretaris herzien in de ordonnantie van 5 maart 2009 die trouwens enkele vernieuwingen invoerde, zoals de oprichting van de wettelijke graad van personeelsdirecteur. Daarnaast hebben we ons met de grote principes beziggehouden : het beheer professionaliseren, het evaluatieprincipe veralgemenen, het beheer van de bevoegdheden waarborgen, enz. De onderhandelingen over het sociaal handvest houden natuurlijk ook verband met die over het nieuwe intersectorale akkoord. Iedereen moet op dat gebied een inspanning leveren, het Gewest heeft dit al gedaan. De vakbonden vragen nu een nieuw akkoord. We hebben de voorkeur willen geven aan het sociaal handvest in plaats van een loonakkoord, maar het is mogelijk dat we op een bepaald ogenblik de louter kwalitatieve maatregelen zullen moeten laten zijn voor wat ze zijn en ook zullen moeten praten over financiële middelen om de werknemers tevreden te stellen. Tot nu toe werd dit geblokkeerd door het debat over het tijdperk na de Copernicuspremie 3 en de Conferentie van Burgemeesters had de onderhandelingen opgeschort. Eind juni ben ik naar de Conferentie gegaan, waar men het erover eens was dat de dialoog hervat moest worden en gericht moest zijn op het sociaal handvest. Maar dat wil niet zeggen dat er geen financiële eisen op tafel zullen liggen. Zo is er het geval van de vraag tot terugbetaling van de vervoerskosten, daarna komt er misschien een systeem van een gemeenschappelijke taalpremie voor de verschillende overheden met opname van de premiebedragen in het salaris en dan is er ook nog altijd de vraag tot herziening van de lage lonen, wat niet helemaal ongegrond is. Wij hebben van onze kant een levensduurtepremie willen invoeren maar de vakbonden waren hierover verdeeld.
16
Sinds het interview werd de ‘levensduurtepremie’ voor gewestelijke ambtenaren goedgekeurd, zoals we kunnen lezen in de Regeringsverklaring 2011-2012: “De Regering keurde eveneens – in het kader van het sectoraal akkoord 2011-2012 – de toekenning goed van een levensduurtepremie aan ambtenaren die in het Brussels Gewest wonen. Deze maatregel zal midden 2012 van kracht worden en moet ervoor zorgen dat het basisbeginsel inzake sociale gelijkheid tussen de verschillende Brusselse bevolkingsgroepen bekrachtigd wordt. Voorts moet hij ook bijdragen tot een betere vertegenwoordiging van de Brusselse bevolking in het gewestelijk openbaar ambt.” Kortom, we werken volop aan de herziening van het sociaal handvest, die verband houdt met de onderhandelingen over een intersectoraal akkoord, waarbij we niet alleen kwalitatieve maar ook enkele kwantitatieve eisen moeten regelen waarover onderhandeld zal moeten worden rekening houdend met de middelen waarover we vandaag beschikken. We zullen zeker een beslissing moeten nemen over het essentiële evaluatiesysteem, maar we moeten evaluatieformules vinden die buitenmaatse lasten vermijden. Bovendien zal het gepaard moeten gaan met een sanctiesysteem. Het sociaal handvest en het intersectoraal akkoord vormen samen een evenwicht. Ze bevatten elementen waarmee iedereen akkoord gaat, zoals een goede organisatie van het werk. De werkgevers kunnen zich dan weer gemakkelijk vinden in andere elementen, terwijl de vakbonden enthousiast zijn over nog andere elementen. Naast wat ik al besprak, zijn er drie grote rubrieken, namelijk het organigram, de evaluatie van het personeel en de opleiding, waaraan ieders eisen toegevoegd moeten worden. We moeten vooruitgang boeken met het sociaal handvest en zien wat we kunnen doen met de financiële marges. Maar laten we duidelijk zijn: momenteel is het Gewest eenvoudigweg niet in staat om opnieuw de loonschalen te herwaarderen.
6. Hoe kan de aanwerving van Brusselaars bij de gemeenten bevorderd worden ? Ambtenaren zijn vaak geen Brusselaars Een groot deel van de ambtenaren, meer dan in de andere gewesten, woont niet in Brussel. Bij de problemen van de verplaatsing van werkgelegenheid komen natuurlijk de risico’s dat men het terrein niet kent of minder empathie voelt.
3 NVDR : ter herinnering, deze premie voor politieagenten drukt op de begrotingen en verkleint de bewegingsruimte van de gemeenten wat hun personeel betreft. 4 Vraag nr. 246, in Vragen en Antwoorden – Brussels Hoofdstedelijk Parlement – 15 maart 2011 (nr. 16). De bulletins van Vragen en Antwoorden zijn beschikbaar op www.bruparl.irisnet.be – de gegevens waarvan sprake zijn neergelegd bij de griffie van het Parlement. Nieuwsbrief 2011/05
NIEUWS VAN HET GEWEST De kwestie komt nu en dan terug in het politieke debat, of het nu over gewestelijk of gemeentelijk personeel gaat. Dat was ook het geval met de vraag van de heer de Patoul afgelopen januari over de “Samenstelling van de personeelsformatie in de gemeentebesturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. 4 Charles Picqué : Ik vind niet dat we mogen verwachten dat gemeentepersoneel woont in de gemeente waar ze werken. Het is wel gewenst dat ze in het Gewest wonen, want dan hebben ze een beter beeld van de realiteit waarmee ze bezig zijn. In dat opzicht biedt de levensduurtepremie volgens mij twee voordelen. Ten eerste kan de premie een aantrekkingskracht voor het beroep vormen en ten tweede komt ze tegemoet aan een onrecht, want het leven in een grootstad als Brussel is wel degelijk duurder dan buiten de stad. Het gaat daarbij niet alleen om huurprijzen. Er moet namelijk ook rekening gehouden worden met andere elementen, zoals de premie van de autoverzekering, enz. Ik zal vechten voor de levensduurtepremie, die niet alleen interessant is voor de werking van de gemeenten, maar ook een rechtvaardig principe is voor iedereen die in een grote stad woont. Deze levensduurtepremie is tevens een mooie reclame die een carrière bij de gemeente opwaardeert. Naar mijn mening zou het trouwens een goed idee zijn om ooit een sensibiliseringscampagne te organiseren over de taken van de gemeenten en de opwaardering van de functie van gemeenteambtenaar. Een gemeenteambtenaar staat mee in voor de sociale samenhang, staat in contact met de bevolking en lost problemen op die te maken hebben met het lokaal leven.
7. U hebt aangekondigd dat u zich na 2014 niet meer kandidaat zal stellen voor de functie van minister-president van het Gewest. Welke van alle hervormingen en projecten die u geleid hebt, zijn volgens u uw grootste succes en grootste frustratie ? En wat is de grootste uitdaging voor de komende jaren ? Bevolkingsgroei Uit diverse studies is gebleken dat er in het Gewest een sterke bevolkingsgroei verwacht wordt, wat vragen doet rijzen op het gebied van werkgelegenheid, huisvesting en infrastructuur. Het Gewest treft al een tijdje maatregelen om rekening te houden met deze vooruitzichten (crècheplan, beroepsopleidingsplan, schoolinfrastructuur, huisvestingsplan, ...). Naast het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling, dat een van de komende maanden verwacht wordt, komt er binnenkort nog een nieuwe versie van het Gewestelijk Bestemmingsplan, die uitdrukkelijk “demografisch”’ genoemd wordt aangezien zij rekening houdt met deze evoluties.
De Vereniging en Dexia zullen van december tot februari drie ‘Forums van de Gemeentelijke Beleidsvoerders' organiseren die specifiek gericht zullen zijn op de demografische kwestie in de gemeenten (zie bericht in deze Nieuwsbrief en op www.vsgb.be). Charles Picqué : De voorbije jaren was het het Gewest dat aan de alarmbel trok wat de gevolgen van de bevolkingsgroei betreft. Ook al ligt dit me niet het nauwst aan het hart, toch hebben we op dit gebied een van de concreetste resultaten verwezenlijkt. Eerst hebben we de gemeenschappen gesensibiliseerd over de kwestie van de plaatsen in de scholen. Onlangs hebben we besloten om zelf in infrastructuur te investeren. Twee jaar eerder waren we al gestart met het crècheplan, hoewel dit normaal gezien niet tot onze bevoegdheden behoort, wat trouwens het nodige protest wekte. Ik vind dus dat we de voorbije twee à drie jaar vrij goed gereageerd hebben op de demografische uitdaging, rekening houdend met de middelen waarover we beschikken. Niettemin gaat de strijd voort en moeten we nog meer middelen aantrekken voor Brussel. 5 Maar momenteel zal 2012 niet de grote ramp zijn waarvoor we vreesden, als alles goed blijft gaan. Ik denk dat dit een van onze nuttigste verwezenlijkingen van de laatste tijd is. Mijn grootste frustratie is dat we op het gebied van medewerking aan de ontwikkeling van het grondgebied vrij duidelijke ideeën hebben, maar dat we moeten vaststellen dat de uitvoering van die ideeën vertraging oploopt doordat er voorrang gegeven moet worden aan grote projecten, zoals de Heizel, Reyers en Tour & Taxis. Al deze plannen nemen slechts langzaam vaste vorm aan, wat frustratie opwekt. We moeten ook toegeven dat de traagheid van bepaalde verwezenlijkingen te maken heeft met onze financiële problemen. Bijgevolg moeten we noodzakelijke werkzaamheden of aankopen van grond soms uitstellen, bijvoorbeeld voor Schaarbeek-vorming waarvoor we nu een richtschema hebben zonder de gronden te beheren, waardoor we verplicht zijn om met de NMBS te onderhandelen. Het veranderingsmetabolisme van een stad is vrij traag, vooral in een ingewikkeld land waar de beslissingscentra gescheiden zijn en de overheidsmiddelen niet evenredig zijn met de ambitie van het Brussels Gewest. Interview door Philippe Delvaux, Robert Petit, Hildegard Schmidt en Marc Thoulen, samengevat door Philippe Delvaux. Op www.vsgb.be vindt u de volledige versie van dit interview.
5 We willen er nogmaals op wijzen dat dit interview afgenomen werd voordat de institutionele akkoorden met een onderdeel over de herfinanciering van Brussel afgerond waren.
Nieuwsbrief 2011/05
17