Interventie
Rots en Water
Samenvatting Doel Algemene doelstelling van Rots en Water is jongeren te begeleiden en te sturen in hun sociaal-emotionele en mentale ontwikkeling. Een meer specifiek doel is jongens te leren omgaan met andermans en eigen macht, kracht en onmacht. In die zin leren de jongens zich te verdedigen tegen verschillende vormen van geweld en tegelijkertijd oog en gevoel te krijgen voor eigen grensoverschrijdend gedrag. Doelgroep Rots en Water was aanvankelijk bedoeld voor uitsluitend jongens, die problemen ondervinden bij hun sociaalemotionele ontwikkeling. Deze problemen uiten zich in onbeheerst en grensoverschrijdend gedrag en in het onvermogen zich tegen geweld te verdedigen. In de huidige vorm is R&W geschikt voor jongens vanaf negen jaar. De eerste serie van acht lessen is geschikt voor jongens in de hoogste klassen van de basisschool. De overige lessen zijn bestemd voor jongens van 13 jaar en ouder. Het programma wordt zeer geschikt geacht voor allochtone jongens. Met enige aanpassingen is het programma ook geschikt gebleken voor meisjes; we richten ons in deze beschrijving op het programma dat voor jongens is bedoeld. Aanpak Uitgangspunt van Rots en Water is dat jongens met sociaal-emotionele problemen zich in principe meer aangesproken voelen door een psychofysieke benaderingswijze dan door een verbaal cognitieve aanpak. Rots en Water is een seksespecifiek programma. Het programma is niet geschikt voor gemengde groepen. Er is een protocol, dat echter niet strak behoeft te worden gevolgd. De Rots en Watertraining bestaat uit veertien basislessen. De eerste acht lessen bevatten de fundamenten van het programma; deze kunnen vanaf de bovenbouw van de basisschool worden gegeven. De overige lessen behandelen thema's als seksualiteit, zelfverwezenlijking het maken van eigen keuzes en het vinden van een eigen weg (het Innerlijk Kompas) en spiritualiteit. Deze lessen zijn bestemd voor jongens vanaf dertien jaar. Een volledige les neemt gemiddeld 90 minuten in beslag. Afhankelijk van de situatie kan het verstandig zijn op basis van de handleiding zelf kortere lessen samen te stellen.Een "Rots en Waterles" bestaat altijd voor een groot deel uit fysieke oefening. De niet fysieke onderdelen bestaan uit kringgesprekken. Een ander belangrijk onderdeel is het huiswerk: elke les geeft de docent de leerlingen op papier een korte samenvatting van de les mee met vragen die thuis moeten worden gemaakt. Er wordt van tijd tot tijd een stuk van een videoband bekeken waarin thema's rondom contact maken, groepsdruk, geweld en seksueel geweld een rol spelen. Ten slotte kan de leraar ervoor kiezen de lessen af te sluiten met een werkstuk, waarin de ervaringen en de tussentijds gestelde vragen worden verwerkt. Materiaal De uitvoerders van het programma hebben een basisboek, een handleiding en videomateriaal tot hun beschikking. Onderzoek effectiviteit
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 1 / 16
Er zijn aanwijzingen voor de werkzaamheid van de interventie op basis van één veranderingsonderzoek dat positieve effecten laat zien, terwijl er geen studies zijn die het tegendeel bewijzen. Het onderzoek is een eenvoudig veranderingsonderzoek met een voor- en een nameting, uitgevoerd op enkele basisscholen. De makers of uitvoerders voeren geen studies aan die empirische steun geven aan de theoretische onderbouwing van de interventie.Er is een gecontroleerd effectonderzoek bekend naar een enigszins vergelijkbaar programma. Dit effectonderzoek heeft effecten aangetoond van het betreffende programma op een beperkt aantal van de doelstellingen. Erkenning Erkend door Panel Jeugdzorg d.d 25-01-2007 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: M. Elling (juni 2006). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Rots en Water '.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies
1. Toelichting naam van de interventie Rots en Water is een psychofysiek programma voor jeugdigen waarbij hen wordt geleerd dat zij steeds weer een keuze kunnen maken tussen een harde "rotsopstelling" of een zachte "wateropstelling". De 'Rots- en Waterhouding' kan daarbij een fysiek, een mentaal en een sociaal aspect hebben. (Ykema, 2004)Het programma droeg voorheen ook wel de naam 'Actie-Reactie'.
2. Doel van de interventie De doelstellingen van het Rots- en Waterprogramma worden als volgt omschreven: l
l l
Het bijstaan van jongens (jongeren) in hun sociaal-emotionele ontwikkeling naar volwassenheid zodat zij zichzelf kunnen verwezenlijken als volwassenen, die zich bewust zijn van hun eigen kracht en verantwoordelijkheid binnen de samenleving en de taken die daarin voor hen zijn weggelegd. Het zich bewust worden van eigen kracht en verantwoordelijkheid impliceert bij jongens in eerste instantie 'het leren zichzelf te beheersen'. Het ontwikkelen van zelfvertrouwen, zelfkennis en zelfrespect, grensgevoel en zelfgevoel. Het versterken van positieve normen en waarden met het oog op de ontwikkeling van moraliteit en het kweken van respect voor mensen met een eigen levensstijl. Dit impliceert ook het stimuleren van zelfreflectie.
Als meer specifiek doel wordt genoemd: jongens te leren macht, kracht en onmacht te hanteren. Concreet wordt hen geleerd zich enerzijds tegen verschillende vormen van geweld te verdedigen en anderzijds oog en gevoel te krijgen voor eigen grensoverschrijdend gedrag (Ykema, 2004).
3. Doelgroep van de interventie Voor wie en wat is de interventie bedoeld? Het R&W-programma is de opvolger van het programma Actie en Reactie. Actie en Reactie was een psychofysiek didactisch programma uitsluitend bedoeld voor jongens die in de rol van daders verantwoordelijk waren voor criminaliteit of voor "victimization" bij treiteren, pesten, mishandeling en seksueel misbruik. Daarmee had Actie en Reactie een wat beperktere doelstelling dan Rots en Water. Bij het werken met Actie en Reactie viel het in de eerste plaats op dat jongens niet alleen vaak dader zijn maar ook slachtoffer. Naar aanleiding van dat inzicht is Rots en Water ontwikkeld voor jongens met problemen met de sociaal-emotionele ontwikkeling in het algemeen. Daarbij ging de ontwikkelaar ervan uit dat jongens zich in principe meer aangesproken voelen door een psychofysieke benaderingswijze dan door een verbaal cognitieve aanpak. R&W bedient zich van een breed pedagogisch concept met brede doelstellingen voor een brede doelgroep. Het is de overtuiging van de ontwikkelaar dat het jongensgedrag in deze maatschappij over het algemeen slecht wordt begrepen. Zij worden vaak als lastig ervaren en dreigen vaak uit de boot te vallen wanneer zij niet voldoen aan verwachtingen op school, in de vrije tijd en op de arbeidsmarkt. Rots en Water biedt een Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 2 / 16
benaderingswijze die goed aansluit bij de "jongenswereld". Na enige jaren praktijkervaring bleek dat ook meisjes, bij het ontwikkelen van hun weerbaarheid, aangesproken werden door de psychofysieke aanpak. Zij behoren nu ook tot de doelgroep (Ykema, 2004). Rots en Water is en blijft echter een seksespecifiek programma. Dit impliceert onder meer dat het programma dient te worden uitgevoerd in groepen van jongens en meisjes apart. Overigens blijkt dat de ontwikkelaar bij de onderbouwing van het programma voornamelijk de problematiek van jongens voor ogen heeft. Ook het onderzoek dat is verricht, heeft uitsluitend betrekking op jongens. Wij behandelen het programma hier dan ook als een programma voor jongens. De variant voor meisjes wordt buiten beschouwing gelaten In de huidige vorm van 14 lessen is R&W geschikt voor jongens vanaf negen jaar.De eerste acht lessen zijn geschikt voor jongens in de hoogste klassen van de basisschool. De laatste zes lessen zijn, vanwege de thema's - seksualiteit, zelfverwezenlijking en spiritualiteit - beter geschikt voor jongens vanaf ongeveer 14 jaar (Ykema, 2004). Prevalentie en spreiding De ontwikkelaars stellen dat 'een aanzienlijk deel' van de jongens in de westerse maatschappij last heeft van onvrede, innerlijke spanningen, onzekerheden, en dat het huidige bewegingarme onderwijs jongens in onvoldoende mate steunt in het verwezenlijken van hun ontwikkelingstaken waaronder zelfbeheersing en zelfreflectie. Een en ander wordt door de ontwikkelaars gezien als de veroorzakers van agressief en ander storend gedrag en de terugval in schoolprestaties, wat ook in Nederland een steeds alarmerender verschijnsel aan het worden is (Ykema, 2004). Zie ook paragraaf. 4.3. Behalve deze in algemene bewoordingen gestelde opvatting, bevat de documentatie over de interventie geen nadere informatie over het vóórkomen van het probleem; evenmin verwijzen zij naar een bron waar die informatie is te vinden. Indicatie- en contra-indicatiecriteria In de documentatie over de interventie zijn geen specifieke indicatie- of contra-indicatiecriteria aangegeven. De problematiek van vooral jongens, waarvoor dit programma een oplossing zou kunnen zijn, is beschreven als een algemeen probleem van jongens in de westerse maatschappij. Toepassing bij etnische groepen Er wordt verondersteld dat het programma speciaal geschikt zou zijn voor jeugdigen die minder verbaal zijn ingesteld en die veel belang hechten aan de fysieke aspecten van hun optreden. Dit maakt het programma behalve voor sommige categorieën van jongeren met een Nederlandse achtergrond, bijzonder aantrekkelijk voor jongeren met een allochtone achtergrond. Dat is een gunstige bijkomstigheid aangezien veel algemene programma's minder kans van slagen hebben bij allochtone jongeren. R&W blijkt naar het oordeel van de ontwikkelaar bij hen wel effectief te zijn.Ter illustratie zij hier vermeld dat het programma zijn waarde heeft bewezen voor onder anderen Maori-jongeren en Aboriginals in Australië. Ook het beperkte Nederlandse onderzoek lijkt enige effectiviteit zichtbaar te maken (Clemens, 2004; Rots en Water Instituut, 2005).
4. Omschrijving van de interventie Methodiek De omschrijving van de interventie in de navolgende paragrafen is grotendeels gebaseerd op het boek van Freerk Ykema, (2004). Het Rots en Waterperspectief, basisboek, een psychofysieke training voor jongens, Amsterdam; SWP (Ykema, 2004). Rots- en Waterhouding In het Rots en Waterprogramma wordt geleerd de Rots- en Waterhouding in de communicatie op een afwisselende manier te gebruiken. Daarbij staat de Waterhouding voor luisteren, argumenteren en flexibel reageren op de ander. De communicatie wordt aangegaan vanuit een stevige basis. Daarbij kan men zich door argumenten laten overtuigen. De ander gelijk geven is in dat proces geen gezichtsverlies, maar op goede gronden veranderen van standpunt. De Rotshouding is onverzettelijk. Met een Rotshouding trekt men zich niets van de standpunten van de ander
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 3 / 16
aan. Men houdt voet bij stuk, zonder overigens de zelfbeheersing te verliezen. Met een Rotshouding straalt men op een beheerste manier onverzettelijkheid uit. In het leven van alledag zal men bewust de Rots- en Waterhouding afwisselen. Dat is wat de jongeren in het programma leren. Zoals eerder al aangegeven bestaat de huidige vorm van de Rots- en Watertraining uit veertien basislessen (Ykema, 2002). De eerste acht lessen bevatten de fundamenten van het programma en kunnen vanaf de bovenbouw van de basisschool worden onderwezen. Hierbij kan worden opgemerkt dat veel scholen inmiddels met nog jongere leerlingen werken, vanwege het feit dat de verschillende spelen en rollenspelen voor deze kinderen bijzonder geschikt blijken te zijn. In de laatste zes lessen komen de thema's seksualiteit, zelfverwezenlijking en spiritualiteit aan de orde. Deze lessen zijn gericht op een doelgroep van dertien- en veertien jarigen en ouder. Een volledige les neemt gemiddeld 90 minuten in beslag. Het is niet nodig, en in sommige situaties ook niet wenselijk, de lessen in hun geheel uit te voeren en de aangegeven volgorde aan te houden. Het kan verstandig zijn zelf kortere lessen samen te stellen, aangepast aan het niveau van de groep en de situatie waarin deze zich bevindt. Ook is het raadzaam om spelletjes en begrippen uit het Rots- en Waterreservoir in andere lessen gedurende het schooljaar terug te laten komen. Dit zal de integratie van het gedachtegoed in de persoonlijke ontwikkeling van zowel de leerling als van de leraar bevorderen. Het aanleren en het oefenen van de fundamenten van R&W moeten permanent terugkerende activiteiten zijn, zodat er een vloeiende overgang kan worden gemaakt tussen de eerste acht lessen en het tweede deel van het programma. Een "Rots- en Waterles" bestaat altijd voor een groot deel uit fysieke oefening. Het geheel volgt de lijn van de psychofysieke didactiek: thema's worden geïntroduceerd door middel van fysieke oefeningen, waarna ze worden verbonden met de ontwikkeling van verbale en communicatieve vaardigheden. Belangrijke zaken bij de fysieke oefeningen zijn 'gronden', 'centreren' en 'focussen'. Bij het 'centreren' leren de jongens dat de bron van hun kracht ligt in de grote spieren rondom het lichaamszwaartepunt, rondom de navel. Centreren wil zeggen: diep ademhalen en kracht en aandacht verzamelen in de buik. Daar ligt de bron van de kracht, maar het lichaamscentrum is tevens een centrum van rust. Bij het 'gronden' spelen naast het lichaamscentrum de voeten en de benen een belangrijke rol. Ook het diepe ademhalen is hierbij wezenlijk. Bij het 'gronden' leren de jongeren fysiek stevig en ontspannen te staan. Hiermee krijgt men ook een stevige 'uitstraling'. 'Centreren' en 'gronden' zijn basisvaardigheden bij het R&Wprogramma. Met 'focussen' wordt bedoeld dat leerlingen hun aandacht leren richten. Dat kan belangrijk zijn om balans te houden in fysieke balansoefeningen- en spelen. Later wordt focus vertaald naar het stellen van eigen doelen, keuzes maken en daarvoor verantwoordelijkheid leren nemen. De niet-fysieke onderdelen bestaan in de eerste plaats uit 'kringgesprekken'. Hierin wordt nu eens de essentie van de oefening naar voren gehaald, dan weer wordt de relatie gelegd met voorvallen in het dagelijkse leven en in de dagelijkse contacten. Belangrijke leermomenten in de kringgesprekken zijn ook: naar elkaar leren luisteren, woorden vinden voor en uitdrukking geven aan wat men denkt en voelt. Iedere les wordt ook afgesloten met een kringgesprek waarin de belangrijkste momenten verbaal worden doorgenomen en de belangrijkste ervaringen worden verwoord. Een ander belangrijk onderdeel is 'het huiswerk' . Elke les geeft de docent de leerlingen op papier een korte samenvatting van de les mee. Naast de belangrijkste leerpunten, zijn ook enkele vragen geformuleerd. Het is de bedoeling dat de jongens in alledaagse situaties zich wederom verdiepen in wat ze ervaren en wat ze geleerd hebben. De volgende les worden enkele jongens uitgenodigd hun antwoorden aan de rest van de groep te vertellen. Er wordt van tijd tot tijd een stuk van een 'videoband' bekeken. Dit ondersteunend materiaal bevat een aantal sleutelscènes rond geweld, contact maken en seksualiteit. De scènes stimuleren identificatie met de personen, en de gespeelde situaties worden gebruikt als aanknopingspunt voor het uitwisselen van gedachten en gevoelens.Tenslotte kan de leraar ervoor kiezen de lessen af te sluiten met een 'werkstuk', waarin de
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 4 / 16
ervaringen en de antwoorden op de tussentijds gestelde vragen worden verwerkt. Protocol / handleiding Er is een protocol. Elke les begint namelijk met een kringgesprek en eindigt daarmee. De 'Rots - en Watergroet' is daarbij een vast ritueel: zij is een essentieel onderdeel van begin en einde van een les, van een oefening en een spel. Er is een duidelijke structuur en er worden vaste afspraken gemaakt over regels, waarden en omgangsvormen. De Rots en Watergroet bekrachtigt dit en doet hieraan steeds herinneren. Een en ander is vastgelegd in het Rots en Water Praktijkboek met dertien gedetailleerd beschreven lessen en een extra les (Ykema, 2002). De eerste acht lessen zijn geschikt voor jongens uit de bovenbouw van de basisschool; de rest is voor jongens vanaf 13 tot 14 jaar.Zoals hierboven al opgemerkt staat het leraren vrij uit het boek te putten bij het samenstellen van hun lessencyclus. Er is geen voorgeschreven volgorde of gedetailleerde tijdspanne waarbinnen de cursus moet zijn doorlopen. Locatie van uitvoering De meest voor de hand liggende locatie waar de interventie wordt uitgevoerd is de school. Daarbij is het ook mogelijk de lessen in cursusverband te geven in een jongerencentrum of in een andersoortige sociaal-culturele accommodatie.De cursus wordt ook nogal eens gegeven in instellingen voor jeugdzorg, binnen de GGZ en in Justitiële Jeugdinrichtingen.
4.2 Onderbouwing: probleem- of risico-analyse Het programma is aanvankelijk speciaal voor jongens ontwikkeld. Met enige aanpassingen is het, blijkens mededelingen van de ontwikkelaar ook geschikt voor meisjes. De opzet en onderbouwing van het basisboek (Ykema, 2004) en praktijkboek (Ykema, 2002) is echter nog vrijwel geheel op jongens van toepassing. Zoals eerder al gemeld laten wij de variant voor meisjes hier buiten beschouwing. Kenmerken risico of probleem Volgens de ontwikkelaars van R&W blijken jongens en jonge mannen in onze maatschappij steeds meer een kwetsbare groep te worden. Jongens komen vaak negatief in beeld. Binnen het onderwijs is bij jongens een teruggang in schoolprestaties te constateren. Het zijn ook daar de jongens die veelal opvallen door lastig gedrag. Jongens zijn veel vaker dan meisjes daders van geweldsdelicten maar ook zijn het jongens die veelal slachtoffer zijn van datzelfde geweld. Stoerdoenerij, de macht van de kick, het zoeken naar grenzen en verlies van zelfbeheersing heeft vooral onder jongens veel slachtoffers gemaakt. Een en ander hindert hen om als volwassenen evenwichtige relaties aan te gaan en maatschappelijke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Het is de bedoeling van het R&W programma om de jongens te helpen minder kwetsbaar te worden en hen zodanig toe te rusten dat zij evenwichtiger zullen uitgroeien en het stadium van volledige zelfverwezenlijking bereiken. Zoals al is aangegeven in rubriek 2, impliceert dat:
l
het leren van zelfbeheersing, het kweken van zelfvertrouwen
l
het stimuleren van zelfreflectie
l
Paragraaf 4.3.bevat ten aanzien van deze punten meer uitgebreide informatie. Met risico of probleem samenhangende factoren De ontwikkelaars van R&W baseren zich op een scala van theorieën en theoretische overwegingen, waarmee zij de factoren "nature"en "nurture" als gedragsdeterminanten van jongens analyseren. Expliciet wordt verwezen naar publicaties van Delfos (Delfos, 2000) en van Kuipers en Weggelaar (Kuipers & Weggelaar, 1984). De interventie Rots en Water wordt gepresenteerd als een programma dat factoren bevordert, die beschermen tegen onbeheerst en agressief gedrag. (Ykema, 2004). De "nature-factoren" gelden uiteraard als onontkoombare gegevenheden, die niet of nauwelijks te beïnvloeden zijn. Het gaat daarbij voornamelijk om fysiologische ontwikkelingen bij de jongens, die het gedrag beïnvloeden. De wijze waarop een bepaald gedrag tot stand komt wordt sterk beïnvloed door de wijze waarop
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 5 / 16
de opvoeders en de maatschappelijke instituties reageren op de jongens die met hun fysiologie 'behept' zijn. Die reacties vormen de beïnvloedbare "nurture-factoren", waarop het R&W-programma zicht richt. Volgens de ontwikkelaars van Rots en Water hebben de gangbare reacties van de ouders en van de maatschappelijke instituties op het gedrag van de jongens geen goede uitwerking op hun ontwikkeling. Rots en Water biedt een meer constructief reactiepatroon, dat de jongens helpt bij het ontwikkelen van positiever gedrag en een meer ontspannen en gelukkig leven. In het navolgende worden 'nature-factoren' en de beïnvloedbare 'nurture-factoren' kort weergegeven. In de eerste plaats is er de grote hoeveelheid testosteron die (pre)pubers produceren, die de grote daadkracht en directe agressie als specifieke eigenschappen van jongens sterk beïnvloedt. De maatschappij met als belangrijkste institutie voor de leeftijdsgroep de school, let sterk op de ongewenste aspecten van het gedrag en verlangt veel stilzitten. Jongens worden vanwege hun ongewenste agressieve en 'daadkrachtige' gedrag aanzienlijk meer gestraft dan meisjes. Dit heeft geen positieve uitwerking op het inadequate en ongewenste gedrag. De tweede nature-factor is de, in vergelijking tot de ontwikkeling bij meisjes, sterker ontwikkelde rechter hersenhelft bij jongens. Van de ontwikkelaars leren wij dat dat samenhangt met de testosteron-productie: testosteron heeft een stimulerende invloed op de ontwikkeling van de rechterhersenhelft en een remmende werking op die van de linkerhersenhelft. In de linkerhersenhelft zijn de taalcentra gelokaliseerd en het vermogen tot zelfreflectie. De linker hersenhelft is analytisch en dat betekent dat een sterk ontwikkelde linker hersenhelft helpt bij het kunnen analyseren van eigen emoties en gevoelens en die van anderen en in die zin ook de ontwikkeling van het empathisch vermogen stimuleert. Omdat jongens een wat minder sterk ontwikkelde linkerhersenhelft hebben als gevolg van de hoge testosteronconcentrates l
l
hebben zij dus minder vat en inzicht op eigen emoties en die van anderen, waardoor het empathisch vermogen zich in verhouding tot meisjes / vrouwen minder ontwikkelt, en beschikken zij over een ruime mate van energie, waardoor zij geneigd zullen zijn sociale en communicatievaardigheden via een meer fysieke weg te ontwikkelen.
Een en ander leidt ertoe dat de seksuele intimiteit door jongens voornamelijk op een fysieke manier wordt beleefd. In concreto heeft dit vaak opschepperig hanengedrag tot gevolg, dat op scoren is gericht. Het staat goed en veelzijdig contact en een dieper gaande relatie met een partner in de weg. De voornamelijk fysieke manier van de seksualiteitsbeleving wordt nog eens gestimuleerd door de gangbare reactie uit de maatschappij, die bestaat uit repressieve regels en een benadrukken van de technische kant van de seksualiteit, aldus de R&W-ontwikkelaars. Tegenover de sterker ontwikkelde rechterhersenhelft, staat bij jongens een trager ontwikkelde linkerhersenhelft. Dit leidt bij jongens tot specifieke eigenschappen als 'moeite met verwoorden van gedachten en gevoelens en moeite met het integreren van gedachten, gevoelens en daden'; daarnaast leidt de trage ontwikkeling van de linkerhersenhelft tot een beperkte oriëntatie op taal. De maatschappelijke reactie is ook in dit verband wat arm: in het gangbare kringgesprek kunnen de jongetjes niet meekomen en voor het overige is er een gebrek aan oefeningen waarmee men kan proberen de 'achterstand' van jongens te 'repareren'. Jongens blijven mede daardoor 'hangen' aan machovoorbeelden, die weinig aandacht hebben voor gevoelens. Tenslotte is het een niet te verwaarlozen kenmerk van de nature dat jongens / mannen meer spierweefsel hebben, hetgeen leidt tot de behoefte om hun kracht te onderzoeken. De maatschappelijk georganiseerde 'nurture' speelt daarop in met het bevorderen van het competitiesysteem, onder andere op school. Het pestgedrag van jongens, of de pendant daarvan, het zich terugtrekken, worden door de pleitbezorgers van R&W mede gezien als resultanten daarvan.
4.3 Onderbouwing: verantwoording doelen en aanpak Koppeling risico/probleem - doelen - aanpak Het 'Rots en Waterhuis' Bij de oriëntatie op de doelen die worden nagestreefd en de aanpak die wordt gekozen, teneinde te bewerkstelligen dat de jongens zich evenwichtiger ontwikkelen en om te voorkomen dat zij in problemen Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 6 / 16
komen, gebruikt de ontwikkelaar de metafoor van het 'Rots en Waterhuis'. Het "R&W-huis" is gebouwd op een fundament bestaande uit drie bouwstenen, te weten: l l l
zelfbeheersing, zelfreflectie en zelfevaluatie, en zelfkennis en zelfvertrouwen.
Verder telt het huis vijf verdiepingen waar de jongens van onder naar boven doorheen worden geleid. De eerste verdieping biedt veiligheid, de tweede assertiviteit, de derde is een leersschool voor communicatie.De eerste drie verdiepingen zijn toegankelijk voor iedereen vanaf negen jaar. Het gaat hier om basisvaardigheden die voor iedereen van belang zijn. De bovenste twee verdiepingen staan open voor jongens vanaf dertien à veertien jaar. Daar komen de thema's 'zelfontplooiing', 'seksualiteit' en 'spiritualiteit' aan de orde. De doelen en de aanpak Bij de doelstellingen zoals geformuleerd in de rubrieken 2 en 4.2, staan het leren van zelfbeheersing, het kweken van zelfvertrouwen en het stimuleren van zelfreflectie centraal. De Rots en Wateraanpak is erop gericht de 'handicaps' bij de jongens die het realiseren van de doelstellingen bemoeilijken hanteerbaar te maken en de energie die in hen is positief aan te wenden. Het R&W-programma gaat uit van de eigenschap van jongens dat zij daadkrachtig zijn en veel agressie en kracht in zich hebben. Het R&W-programma heeft oog voor de achtergronden van het gedrag. Het maakt de jongens bewust van deze eigenschappen door oefeningen, gericht op fysieke communicatie, "gronden en centreren". Daarmee stimuleert de R&W-trainer het lichaamsbewustzijn, het emotioneel bewustzijn en zelfbewustzijn. De benadering van R&W maakt de weg vrij voor het ontwikkelen van zelfbeheersing en innerlijke kracht. In de lessen worden momenten van fysieke oefeningen die de jongens met elkaar doen afgewisseld met 'kringgesprekken' waarin de ervaringen van de oefeningen worden besproken. Niet alleen wordt stilgestaan bij de eigen ervaringen, ook worden de ervaringen van de anderen, of degenen die in de oefening de 'tegenpartij' vormden, daarbij betrokken. Bij wijze van voorbeeld wordt hier een oefening beschreven: Eén jongere staat op een mat in een gymzaal en de andere jongen wil er op. Dat kan alleen maar door de ander te verdrijven. De oefening begint met tien tellen rust waarbij de ademhaling tot rust wordt gebracht en de jongens zich goed gronden. Impulsieve reacties moeten worden vermeden. Dan begint het gevecht: daarbij blijkt dat het vaak ineffectief is een rotsachtige aanval uitsluitend rotsachtig te beantwoorden: de jongen op de mat moet de aanvaller goed in de gaten houden, soms meebuigen, dan weer weerstand bieden. Men moet het van de afwisseling hebben terwijl degene op de mat op eigen benen stevig moet blijven staan en constant in communicatie moet blijven om adequaat te blijven reageren. Na een nabespreking van wat er gebeurd is en wat de meest effectieve reacties zijn, wordt vervolgens geoefend met rots- en waterhoudingen in de conversatie. Daarbij blijkt dat in een effectieve rotsconversatie de lichaamshouding zeer belangrijk is en dat ook bij de waterhouding een stevige, wakkere communicatieve houding van belang is. De jongens leren zowel bij de fysieke oefening als in de conversatie zichzelf te beheersen en krachtig uit te stralen wat zij willen bereiken. Een belangrijk aanknopingspunt tijdens de hele training is het zich bewust worden van eigen en andermans 'lichaamstaal' en het duiden daarvan. Op die manier worden bijvoorbeeld de achtergronden van het gedrag van pesters en van gepesten geduid. Zo wordt, om het voorbeeld enigszins uit te werken, gepesten geleerd een andere meer zelfbewuste en fiere houding uit te stralen, waardoor zij minder gauw of in het geheel niet meer als slachtoffer worden uitgekozen. Ook de onzekerheid, de bangigheid en zwakke punten van de pesters of de stoere macho's wordt geanalyseerd en daarmee ontmaskerd. Bij het analyseren van gedrag wordt het gedrag ook steeds fysiek gespeeld om het fysiek na te kunnen voelen. Zo wordt de compromisloze rotshouding van macho's nagevoeld en op zijn effecten bekeken en besproken nadat de hele klas de opdracht heeft uitgevoerd zich zo te gedragen. Dat was een naargeestige jamboel, waarbij geen constructieve activiteiten meer mogelijk zijn. Zoals eerder al opgemerkt wordt er bij de rotshouding niet naar elkaars opvattingen geluisterd, blijft iedereen bij zijn eigen standpunt en is er geen beweging meer in het groepsproces te krijgen. Na dit te hebben besproken worden de jongens uitgenodigd wat meer waterachtig op de anderen te reageren. Er kan dan worden geconstateerd dat standpunten Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 7 / 16
flexibeler zijn en dat men wat meer rekening met elkaar is gaan houden. Het groepsklimaat is vriendelijker geworden. Een ander belangrijk punt, met name met het oog op seksueel gedrag, is het leren ervaren van eigen grenzen en die van anderen; het gaat daarbij om het grenzen voelen, stellen en verdedigen. Aan de hand van videomateriaal over 'meisjes versieren' en 'wedden' om een meisje aan te randen wordt het thema 'grenzen stellen' aan de orde gesteld. Deze video's en de bespreking daarvan wordt vervolgd door fysieke oefeningen waarbij de jongens worden uitgenodigd grenzen aan te geven of te laten weten dat zij afstand ten opzichte van de ander willen aanhouden, waarbij grenzen worden gevoeld door met de armen afstand aan te geven en waarbij confrontatieregels worden gesteld bij grensoverschrijdingen. De jongens leren hier lichaamstaal te gebruiken en te interpreteren en daarvoor een zekere intuïtie te ontwikkelen. Wanneer iemand aangeeft niet aangeraakt te willen worden moet dit worden gerespecteerd. Bij al deze oefeningen worden de jongens gedwongen waarnemingen, dilemma's en gevoelens onder woorden te brengen. Hierdoor krijgen de jongens gelegenheid te oefenen om gedachten, gevoelens en daden te verbaliseren en hierdoor hun empatische vermogens en hun zelfbewustzijn te vergroten. Door het vergrote zelfbewustzijn en hun vermogen tot meer empathie zullen zij gemakkelijker met hun omgeving kunnen communiceren en sociaal vaardiger zijn. Doordat zij in de training ook voortdurend gedwongen worden zich bewust te zijn van de uitwerking van hun gedrag op anderen, groepsgenoten, zullen zij naar verwachting toleranter worden en meer zelfvertrouwen krijgen. De 'leerlingen' krijgen na iedere les een samenvatting mee van wat aan de orde is geweest. Daaraan zijn ook huiswerkopdrachten verbonden. Dit zijn opdrachten om aan de hand van concrete vragen bijvoorbeeld zelfobservaties te doen, bepaalde mensen uit de omgeving als bijvoorbeeld rotsachtig of waterachtig te typeren, het eigen gedrag in een bedreigende situatie te beschrijven en dit gedrag te evalueren. Bij het begin van iedere volgende les wordt er aandacht besteed aan het huiswerk. Op die manier wordt permanent de relatie gelegd tussen wat in de lessen aan de orde komt en wat in het leven van alle dag speelt. De suggestie wordt gedaan om de leerlingen aan het eind van de training aan de hand van de huiswerkvragen een werkstuk te laten maken. Op die manier wordt de stof nog eens op het niveau van de leerling verwerkt. Uiteindelijk zal de R&W training ertoe bijdragen dat bij de betrokken jongens drie zaken beter tot ontwikkeling zijn gekomen dan zonder de training het geval zou zijn geweest: l
Zelfbeheersing. In tegenstelling tot de situatie waarin de jongens hun energie en hun agressie hebben moeten onderdrukken, wat vaak op school wordt verlangd, hebben de jongens hun energie en hun agressie leren hanteren. Zo wordt bij veel oefeningen begonnen met het stevig staan, gronden, en het aanspannen van de buikspieren, het centreren. Door dit bewust te doen staan de jongens stil bij hun fysieke kracht en brengen zij tegelijk stabiliteit en rust in hun houding. In andere oefeningen wordt geëxperimenteerd met enerzijds houdingen die openheid en zelfverzekerdheid uitstralen, en anderzijds met houdingen die zwakte laten zien. In de kringgesprekken wordt duidelijk gemaakt dat dit soort lichaamstaal gevolgen heeft in het onderling contact: hoe men wordt waargenomen en hoe de ander
l
daarop reageert. Daarbij wordt tevens duidelijk hoe men zijn kracht positief kan aanwenden. Zelfreflectie en zelfevaluatie. Wanneer een zekere mate van zelfbeheersing is gerealiseerd, is daarmee een belangrijke voorwaarde gecreëerd om te leren nadenken over het eigen handelen en om de vraag te stellen of men in een bepaalde situatie ook anders of beter had kunnen optreden. Zo zijn er verschillende oefeningen waarbij duidelijk wordt dat een reactiewijze die uitsluitend bestaat uit een rotshouding lang niet altijd voordelen brengt: onverzettelijkheid zonder souplesse van de waterhouding leidt tot een situatie zonder communicatie; er zal sprake zijn van boosheid en frustratie. Vertaald in discussiesituaties leidt dit tot geschreeuw en vruchtenloze ruzie. Door dit stelselmatig te evalueren en hierover te reflecteren wordt duidelijk dat dit niets oplost en dat een mengeling van rots- en waterhouding, en regelmatig weer gronden en centreren tot een betere en door iedereen meer gewenste situatie leidt.
l
Zelfkennis en zelfvertrouwen. Het vermogen zichzelf te beheersen en over zichzelf te reflecteren leidt tot meer zelfkennis en zelfvertrouwen. Het besef dat men zichzelf onder controle heeft en het eigen handelen kan bezien en zonodig kan aanpassen, is een belangrijke bouwsteen om in het leven een eigen richting te vinden, die leidt tot zelfontplooiing en geluk. Jongeren hebben via fysieke oefeningen en daarop volgende kringgesprekken geleerd hoe zij bij bepaalde gedragingen overkomen, wat het effect daarvan op anderen Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 8 / 16
is en hoe zij dat gedrag kunnen veranderen. Daarbij zijn er bijvoorbeeld oefeningen in het ruzie zoeken en in het ruzie negeren en daarmee voorkómen. Ook zijn er oefeningen om slachtoffers van pestgedrag effectief te helpen en daarmee verder pesten te voorkomen. Met al dit soort zaken is het de jongens duidelijk geworden dat zij het contact met anderen voor een groot deel zelf kunnen sturen en dat zij het tot op zekere hoogte in eigen hand hebben wat anderen hen aandoen. Naar verwachting leidt de combinatie van deze drie zaken tot gedrag dat steeds een bewust aan de situatie aangepast mengsel bevat van de elementen van Rots en Water. De jongens zijn dan in de gelegenheid een eigen manier van doen, een 'innerlijk kompas' te ontwikkelen. Daarmee wordt bedoeld dat zij in de gelegenheid komen zelf richting te geven aan hun leven, op basis van hun unieke arsenaal aan kwaliteiten, talenten en potenties.De jongens die Rots en Waterlessen hebben gevolgd, hebben hun gedrag naar verwachting meer in eigen hand en kiezen meer dan voorheen welke houding zij aan zullen nemen en wat zij daarmee willen bereiken. Daarbij maken zij keuzes op grond van waarden en normen ten aanzien van positief en verwerpelijk gedrag, die in lessen ter sprake zijn gekomen. Een en ander heeft tot gevolg dat dan ook een doorleefde moraliteit tot ontwikkeling zal komen. Zo hebben zij geleerd dat het niet goed is terug te slaan als zij een duw hebben gekregen en dat het de moeite waard is om iemand die in het nauw zit te helpen. In de snel veranderende maatschappij kenmerkt ook het opgroeien zich door snelheid, vluchtigheid, onechtheid en oppervlakkigheid. Er is extra inspanning en tijd voor nodig om te leren hoe men zijn eigen weg kan vinden. Hiervoor zal men zijn eigen kompas moeten leren ontdekken en leren hanteren. Rots en Water helpt daarbij. Samenvatting werkzame ingrediënten In de literatuur over Rots en Water worden impliciet enkele werkzame ingrediënten genoemd: 1 De Rots en Waterinterventie is niet beperkt tot het aantal voorgeschreven lessen maar deze biedt voldoende mogelijkheden om het gedachtegoed te verweven met andere programma's op scholen en in clubhuizen. Een permanente aandacht voor de leefwereld van de jongens vanuit Rots en Waterperspectief wordt een zeer werkzaam ingrediënt geacht. 2 Het inhaken op de fysieke ontwikkeling van de jongens, waardoor het stoere gedrag en de neiging tot stoeien en de vechtlust als gegeven en als aanknopingspunt worden aanvaard. 3 Het aansluiten bij de conflictervaringen in de alledaagse situaties. 4 Het maken van huiswerk en eventueel een werkstuk waardoor de jongeren gedwongen worden permanent de relatie te leggen tussen hetgeen in de training aan de orde is en gebeurtenissen in de alledaagse leefsituatie (generalisatie).
4.4 Eisen begeleiding, uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van uitvoering en begeleiding Voor mensen die in de pedagogische omgeving waarin zij werkzaam zijn - scholen, jeugdzorginstellingen, buurtcentra - het Rots- en Waterprogramma willen uitvoeren, is er een driedaagse Rots en Watertraining. Wie deze training heeft gevolgd ontvangt een certificaat waarmee men gerechtigd is Rots en Waterles te geven aan jongeren. Er bestaat een databestand van gecertificeerde trainers. Het is geen accreditatie voor het verzorgen van Train-The-Trainers-cursussen. Er gelden geen specifieke eisen ten aanzien van de uitvoering en begeleiding van de uitvoerend werkers. Er is door het Rots en Water Instituut een Nederlandse en een internationale e-mailgroep opgericht. Via deze groepen kunnen gecertificeerde trainers met elkaar in contact komen en ervaringen uitwisselen. Daarnaast worden er zowel in Nederland als in Australië en Nieuw Zeeland opfriscursussen georganiseerd om bestaande kennis en vaardigheden te vernieuwen en te verdiepen (Rots en Water Instituut). Daarnaast vindt jaarlijks een 'Rots en Watercongres' plaats om ook via deze weg trainers te informeren over nieuwe ontwikkelingen en nieuw geïnteresseerden breed te informeren over doelstellingen en mogelijkheden van het programma. Overige eisenDe wijze van kwaliteitsbewaking wordt verder bepaald door de uitvoerder.
5. Overige voorwaarden voor toepassing Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 9 / 16
Indicatiestelling Voor de toepassing van de interventie is geen speciale indicatie vereist, die afwijkt van de voor de sector of aanbieder wettelijk gebruikelijke indicatie.
6. Samenvatting onderzoek en beoordeling effectiviteit 6.1 Directe aanwijzingen voor de effectiviteit In 2004 is door een studente Pedagogische Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, Jolanda Clemens, een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het Rots en Waterprogramma op enkele basisscholen (Clemens, 2004). De onderzoekster is enige tijd zelf als leerkracht op een basisschool betrokken geweest bij de uitvoering van het Rots en Waterprogramma. Onderzoeksvraag Het onderzoek is ondernomen om een antwoord te krijgen op de volgende vraag: "Wat zijn de effecten van de Rots en Watertraining bij jongens en zijn er verschillen in effecten tussen Nederlandse en allochtone jongens?" Van deze algemene vraag is een aantal deelvraagstellingen afgeleid, waarbij de effecten nader gespecificeerd zijn. Hierbij staat het begrip victimization centraal. Victimization is een verzamelbegrip voor allerlei soorten van mishandeling. Hieronder valt onder andere pesten en fysieke en geestelijke mishandeling, vaak toegebracht door leeftijdsgenoten. Het onderzoek gebruikt de definitie van Olweus (Olweus, 1979; geciteerd bij Clemens, 2004): "A person is being bullied or victimized when he or she is exposed, repeatedly and over time, to negative action on the part of one or more persons". De vragen, afgeleid van de algemene onderzoeksvraag luiden als volgt: l
In hoeverre is er bij de jongens die een Rots en Watertraining hebben gevolgd sprake van verandering in kennis over victimization, en in de attitude, het gedrag en de vaardigheden met betrekking tot
l
victimization? Is er verschil in effect tussen Nederlandse en allochtone jongens op deze vier variabelen?
l
Is er een verschil in motivatie tussen Nederlandse, Marokkaanse en Turkse jongens om aan de training mee te doen en beïnvloedt dat de effectiviteit van de training?
Onderzoeksgroep Het betreft een ontwikkelingsonderzoek uitgevoerd onder 70 jongens uit de groepen 7 en 8 van het basisonderwijs, in de leeftijd variërend van 10 tot 14 jaar. Van hen hebben 46 jongens een Nederlandse achtergrond; tien jongens zijn van Marokkaanse en 14 van Turkse afkomst. De jongens zijn afkomstig van vier scholen in Weert en Roermond en drie scholen in Amsterdam. Het is een selecte onderwijsgroep: via een Rots en Watertrainersweb heeft de onderzoekster een trainer en een coördinator geworven. Deze hebben ervoor gezorgd dat de betreffende scholen mee wilden doen. De jongens van de scholen in Weert en Roermond en van één Amsterdamse school hebben een training gevolgd van zes bijeenkomsten. De overige scholen in Amsterdam hebben een training gevolgd van acht bijeenkomsten. Onderzoeksdesign en -instrumentarium Het onderzoek moest in betrekkelijk korte tijd worden uitgevoerd en er waren nauwelijks financiële middelen beschikbaar. Om de verschillende onderzoeksvragen te beantwoorden, heeft de onderzoekster vragenlijsten ontwikkeld met in totaal 84 vragen, verdeeld over de onderdelen die in de vraagstelling aan de orde zijn. De vragen over kennis, attitude en vaardigheden zijn voor een groot deel overgenomen van het onderzoek naar de effectiviteit van het Marietje Kesselsproject (Marietje Kesselsproject, 2005), een preventieproject dat zicht richt op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen en het voorkómen van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag van kinderen ten opzichte van andere kinderen. De vragen over motivatie, effect en gedrag zijn door de onderzoekster zelf geformuleerd. De vragenlijsten zijn alleen voorgelegd aan de jongens; ouders en leerkrachten zijn niet bij het onderzoek
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 10 / 16
betrokken. Het gaat dus om zelfrapportages van de jongens over hun eigen kennis, gedrag, attitude, vaardigheden, motivatie en de effecten die zij bij zichzelf waarnemen. Voorafgaand aan het afnemen van de vragenlijsten is een korte instructie gegeven waarin de leerlingen werd verzekerd dat wat zij invulden vertrouwelijk was en alleen door de onderzoeker zou worden gebruikt. Het bureau Regioplan heeft een pilotonderzoek uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de vragenlijsten en de daaraan gekoppelde schalen te testen. Op basis van de resultaten van deze pilot zijn de schalen bijgesteld. Over de resultaten van de betrouwbaarheid wordt in het onderzoeksrapport verslag gedaan. De betrouwbaarheid is over het algemeen als redelijk tot goed beoordeeld. Het onderzoeksdesign kent twee meetmomenten: er is een nulmeting gehouden voorafgaand aan de training en een nameting binnen een week na de laatste training. Het analyseplan De gegevens zijn kwantitatief geanalyseerd. De veronderstelde toename van kennis, attitude, vaardigheden en gedrag en de veronderstelde afname van victimization is eenzijdig getoetst met de t-toets voor afhankelijke steekproeven. Om het verschil tussen de groepen te meten en om de variabelen 'motivatie' en 'effect' te meten is gekozen voor de t-toets voor onafhankelijke steekproeven. De resultaten Op het gebied van 'kennis' laten een aantal kennisitems voor de hele groep een significant verschil zien tussen de voor- en de nameting. De jongens geven aan l
dat het niet goed is iemand, die hen schopt, terug te schoppen,
l
dat ze niet met iemand stiekem mee moeten gaan, als ze niet zeker weten of ze het leuk vinden en
l
dat ze niet met iemand mee moeten gaan die hen geld belooft.
Bij aparte beschouwing van de Nederlandse en de allochtone groep, laten de Nederlandse jongens geen significante verschillen meer zien. De allochtone groepen vertonen wel een significant verschil op het item terugschoppen. Er zijn significante verschillen op de gebieden 'attitude' en 'vaardigheden'. Deze verschillen gelden voor de groep als geheel, alsook voor de Nederlandse en allochtone groepen afzonderlijk. Er is na de training sprake van een meer negatieve attitude ten opzichte van victimization en de jongens zijn ook meer bereid anderen te helpen als dat nodig is. Ook de 'vaardigheden' van de jongens zijn er significant op vooruit gegaan: de jongens durven sneller hulp te vragen en ze durven sneller iets te zeggen als ze iets vervelend vinden. Tussen de Nederlandse en de allochtone jongens zijn de verschillen op dit punt niet significant. Aan de 'gedragsvariabele' zij twee aspecten te onderkennen: de frequentie waarmee de jongens victimiztion ervaren en hun manier van reageren op victimization. Wat betreft beide aspecten van de variabele 'gedrag' is er niets significant veranderd; noch wanneer we de groep in zijn geheel beschouwen, noch wanneer we de groepen afzonderlijk bekijken. Op de variabelen 'motivatie / effect' is geen significant verband gevonden. Er zijn geen significante verschillen gevonden met betrekking tot motivatie om aan de training mee te doen of effect tussen de verschillende bevolkingsgroepen. Discussie De onderzoekster knoopt nog een korte beschouwing aan deze onderzoeksresultaten vast. Het feit dat er op het gebied van kennis bij allochtone jongens een aantal significante verschillen worden geconstateerd zou te maken kunnen hebben met het feit dat ze van huis uit andere waarden en normen hebben meegekregen. Als er verschillen optreden, zijn ze dan al gauw aanzienlijk. Een zelfde verklaringsgrond zou ook kunnen gelden voor de significante verschillen die er bij allochtone jongens worden geconstateerd op het gebied van attitude. Ook kan het zijn dat het succes van de training bij zowel Nederlandse als allochtone jongens kan worden verklaard uit het feit dat de informatie niet alleen op een cognitieve manier wordt aangereikt. De combinatie met de fysieke manier spreekt aan.
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 11 / 16
Ook de verschillen op het terrein van de vaardigheden zou voor een deel kunnen worden verklaard uit de psychofysieke werkwijze die jongens in het algemeen aanspreekt. De onderzoekster staat er voor open dat ook de SES-factor hierbij een rol zou kunnen spelen: uit buitenlands onderzoek zou naar voren komen dat kinderen uit lage SES-gezinnen meer profijt hebben van de vaardigheden die hier zijn geleerd. De SES-factor is in dit onderzoek niet meegenomen. Dat er geen verschil wordt gevonden op de variabele 'gedrag' , zou samen kunnen hangen met het feit dat de jongens over zichzelf hebben gerapporteerd. Mogelijk hebben zij geen verbeteringen gemeld omdat zij deze bij zichzelf niet hebben waargenomen of omdat zij ze niet vermeldenswaardig vonden. Het feit dat er geen verschillen zijn gevonden op de variabelen 'motivatie / effect' zou mogelijk kunnen worden verklaard uit het feit dat de jongens sociaal wenselijke antwoorden hebben gegeven. Ook zou het kunnen zijn dat motivatie en effect niets met afkomst te maken hebben. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de kosteneffectiviteit. Samenvatting Nederlandse effectstudies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies. Er is een gecontroleerde effectstudie gevonden van het enigszins verwante Marietje Kesselsproject (Van der Vegt e.a., 2001). Het Marietje Kesselsproject (MKP) heeft tot doel het vergroten van de weerbaarheid van kinderen, om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig gaan maken aan (seksueel) intimiderend of grensoverschrijdend gedrag. Voor een wat meer uitgebreide beschrijving van het Marietje Kesselsproject, zij verwezen naar rubriek 8. Het MKP richtte zich aanvankelijk alleen op meisjes met een specifieke focus op weerbaarheid en het voorkomen van (seksueel) geweld tegen anderen. Later zijn hier nog enkele lessen aan toegevoegd die zich richten op jongens. Het MKP is bekeken naar de doelstellingen enigszins vergelijkbaar met het R&W-project. Het richt zich op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen, om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig (gaan) maken aan (seksueel) intimiderend of grensoverschrijdend gedrag. Vergelijking tussen de projecten noopt tot voorzichtigheid. In het effectonderzoek worden vijf onderzoeksvragen gesteld. In het verband van deze bespreking zijn twee van deze vragen het meest relevant: l
l
Wat zijn de effecten van het Marietje Kesselsproject op 'kennis en opvattingen' en 'vaardigheden en gedrag' ten aanzien van weerbaarheid en machtsmisbruik bij leerlingen in groep 7 en 8 van de basisschool? In hoeverre zijn er verschillen in effecten van het Marietje Kesselsproject op weerbaarheid en machtsmisbruik tussen jongens en meisjes?
Het onderzoek had een quasi-experimentele opzet. Bij de experimentele groep waren 36 scholen betrokken, bij de controlegroep 35 scholen. Er is op toegezien dat de controlescholen geen project hebben uitgevoerd dat vergelijkbaar is met het Marietje Kesselsproject.Er zijn metingen gehouden aan het begin van het project, aan het eind van het project en vier maanden na afloop van het project. Daarbij zijn zowel leerlingen en leerkrachten betrokken. Op beperkte schaal zijn ook ouders bij het onderzoek betrokken. De gevonden verschillen zijn op significantie getoetst. Er zijn geen effectmaten berekend. De belangrijkste gevonden effecten zijn de volgende: l
Effecten op kennis: Na afloop van het project weten zowel jongens als meisjes beter hoe ze zich weerbaar op moeten stellen. Ook op de langere termijn is dit effect zichtbaar, zij het dat de effecten bij meisjes niet meer statistisch significant zijn.
l
Effecten op attitude: Zowel jongens als meisjes zijn meer bereid anderen te helpen en vinden het minder acceptabel om ongewenst te worden aangeraakt. Deze effecten blijven ook op langere termijn significant.
l
Van de geïnterviewde ouders is een groot deel van oordeel dat hun kinderen sinds het project beter gevaren kunnen beoordelen. Effecten op vaardigheden en gedrag: Het onderzoek levert weinig aanwijzingen op over de effecten op vaardigheden en gedrag. Het enige aantoonbare verschil tussen de experimentele en de controlegroep is
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 12 / 16
dat de kinderen die het project hebben gevolgd iets beter om hulp durven te vragen dan de controlekinderen. Alleen bij jongens is dit verschil significant; het blijft overigens wel op langere termijn bestaan. Het is mogelijk dat de onderzoeksresultaten worden beïnvloed door de omstandigheid, dat het programma niet overal even zorgvuldig is uitgevoerd. Op een aantal scholen hebben de eigen klassenleerkrachten de lessen niet bijgewoond, terwijl dit door de ontwikkelaars van het programma wel van belang wordt geacht. Ook is hier en daar minder tijd voor het programma uitgetrokken dan de bedoeling is.Er is door de onderzoekers een verband gevonden tussen de effecten van het programma en de tijd die er op de scholen aan is besteed: meer tijd heeft grotere effecten tot gevolg. Buitenlandse studies De makers en uitvoerders voeren geen effectstudies aan naar buitenlandse versies van de interventie. Nederlandse studies soortgelijke interventies De makers en uitvoerders voeren geen Nederlandse effectstudies aan naar soortgelijke interventies. Er is een gecontroleerde effectstudie gevonden van het enigszins verwante Marietje Kesselsproject (Van der Vegt e.a., 2001). Het Marietje Kesselsproject (MKP) heeft tot doel het vergroten van de weerbaarheid van kinderen, om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig gaan maken aan (seksueel) intimiderend of grensoverschrijdend gedrag. Voor een wat meer uitgebreide beschrijving van het Marietje Kesselsproject, zij verwezen naar rubriek 8. Het MKP richtte zich aanvankelijk alleen op meisjes met een specifieke focus op weerbaarheid en het voorkomen van (seksueel) geweld tegen anderen. Later zijn hier nog enkele lessen aan toegevoegd die zich richten op jongens. Het MKP is bekeken naar de doelstellingen enigszins vergelijkbaar met het R&W-project. Het richt zich op het vergroten van de weerbaarheid van kinderen, om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig (gaan) maken aan (seksueel) intimiderend of grensoverschrijdend gedrag. Vergelijking tussen de projecten noopt tot voorzichtigheid. In het effectonderzoek worden vijf onderzoeksvragen gesteld. In het verband van deze bespreking zijn twee van deze vragen het meest relevant: l
Wat zijn de effecten van het Marietje Kesselsproject op 'kennis en opvattingen' en 'vaardigheden en
l
gedrag' ten aanzien van weerbaarheid en machtsmisbruik bij leerlingen in groep 7 en 8 van de basisschool? In hoeverre zijn er verschillen in effecten van het Marietje Kesselsproject op weerbaarheid en machtsmisbruik tussen jongens en meisjes?
Het onderzoek had een quasi-experimentele opzet. Bij de experimentele groep waren 36 scholen betrokken, bij de controlegroep 35 scholen. Er is op toegezien dat de controlescholen geen project hebben uitgevoerd dat vergelijkbaar is met het Marietje Kesselsproject.Er zijn metingen gehouden aan het begin van het project, aan het eind van het project en vier maanden na afloop van het project. Daarbij zijn zowel leerlingen en leerkrachten betrokken. Op beperkte schaal zijn ook ouders bij het onderzoek betrokken. De gevonden verschillen zijn op significantie getoetst. Er zijn geen effectmaten berekend. De belangrijkste gevonden effecten zijn de volgende: l
l
Effecten op kennis: Na afloop van het project weten zowel jongens als meisjes beter hoe ze zich weerbaar op moeten stellen. Ook op de langere termijn is dit effect zichtbaar, zij het dat de effecten bij meisjes niet meer statistisch significant zijn. Effecten op attitude: Zowel jongens als meisjes zijn meer bereid anderen te helpen en vinden het minder acceptabel om ongewenst te worden aangeraakt. Deze effecten blijven ook op langere termijn significant. Van de geïnterviewde ouders is een groot deel van oordeel dat hun kinderen sinds het project beter gevaren kunnen beoordelen.
l
Effecten op vaardigheden en gedrag: Het onderzoek levert weinig aanwijzingen op over de effecten op vaardigheden en gedrag. Het enige aantoonbare verschil tussen de experimentele en de controlegroep is
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 13 / 16
dat de kinderen die het project hebben gevolgd iets beter om hulp durven te vragen dan de controlekinderen. Alleen bij jongens is dit verschil significant; het blijft overigens wel op langere termijn bestaan. Het is mogelijk dat de onderzoeksresultaten worden beïnvloed door de omstandigheid, dat het programma niet overal even zorgvuldig is uitgevoerd. Op een aantal scholen hebben de eigen klassenleerkrachten de lessen niet bijgewoond, terwijl dit door de ontwikkelaars van het programma wel van belang wordt geacht. Ook is hier en daar minder tijd voor het programma uitgetrokken dan de bedoeling is.Er is door de onderzoekers een verband gevonden tussen de effecten van het programma en de tijd die er op de scholen aan is besteed: meer tijd heeft grotere effecten tot gevolg.
7. Toepassing (uitvoerende organisaties) Op de website van het Rots en Water Instituut wordt melding gemaakt van de vele ervaringen met het Rots en Waterprogramma (Rots en Water Instituut). Zo wordt er gesteld: "In elke provincie in Nederland wordt op tientallen scholen en binnen vele jeugdhulpverleningsinstellingen met veel plezier met Rots en Water gewerkt". In Noord Holland bijvoorbeeld indiceert Bureau Jeugdzorg Rots en Watertraining bij problemen met jongeren (jongens en meisjes). Ook wordt R&W gebruikt in de GGZ en in Justitiële Jeugdinrichtingen. Punt Welzijn in Limburg, om een ander voorbeeld te noemen, bedient komend cursusjaar meer dan 40 scholen met het Rots en Waterprogramma. En verder: "Het programma geniet in Australië inmiddels nationale bekendheid en begint zijn weg te vinden naar in Nieuw Zeeland, België, Engeland en Duitsland, waar de problemen in de maatschappij en onderwijs zeer veel overeenkomsten vertonen met die in Nederland". In Australië heeft het Rots en Water Instituut (internationaal meer bekend onder de naam Gadaku Institute) een partnerschap met de universiteit van Newcastle en wel specifiek met het Boys in School Program van het Family Action Centre.
8. Overeenkomsten met andere interventies Een enigszins verwant programma is het Marietje Kesselsproject: een preventieproject dat zich richt op preventie van machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van kinderen, zowel door leeftijdsgenoten als door volwassenen (Marietje Kesselsproject, 2005 en Van der Vegt e.a., 2001). Ook in dit programma komen zowel mentale als fysieke vaardigheden aan de orde. Het Marietje Kesselsproject is bestemd voor leerlingen van groep 7 en/of 8 van de basisschool; het richt zich dus op jongens en meisjes in de leeftijd van ongeveer 10 tot 13 jaar. Het doel van het project is "Het vergroten van de weerbaarheid van kinderen, om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van machtsmisbruik en/of zichzelf schuldig (gaan) maken aan (seksueel) intimiderend of grensoverschrijdend gedrag". Het aanbod bestaat uit een lessencyclus van tien tot twaalf lessen. De lessen worden onder schooltijd gegeven door speciaal getrainde preventiemedewerkers in aanwezigheid van de betrokken leerkracht. De leerlingen leren voor zichzelf op te komen en te vertrouwen op hun eigen kracht, inventiviteit, gevoelens en intuïtie. Er wordt gewerkt aan een positief zelfbeeld, wilskracht en doorzettingsvermogen (mentale weerbaarheid).Het Marietje Kesselsproject is seksespecifiek van opzet: leerlingen krijgen gescheiden les. Meisjes krijgen les van een vrouwelijke preventiewerker, jongens van een mannelijke preventiewerker. Dit biedt leerlingen de kans zich positief te identificeren. Daaraan ligt het uitgangspunt ten grondslag dat weerbaarheid verschillende kanten kent, waarvan de ene kant meer voorkomt bij jongens en de andere meer bij meisjes. Zo zijn jongens - over het algemeen - meer vaardig in fysiek weerbaar gedrag, maar zich minder bewust van hun eigen gevoelens en minder vaardig zich in een ander in te leven, lichaamstaal te herkennen en te praten over eigen en andermans gevoelens. Meisjes zijn - over het algemeen - juist in deze laatste vaardigheden beter, maar hebben weinig of zelfs geen vertrouwen in hun eigen (lichaams)kracht. De ervaring leert dat jongens en meisjes zich vrijer voelen in gescheiden groepen.
9. Overige informatie Ontwikkeld door
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 14 / 16
Rots en Waterinstituut Loet 45 1741 BN Schagen Email:
[email protected] Telefoon: 0224 213 346 Contactpersoon: Freerk Ykema Email:
[email protected] /
[email protected] Materialen Ykema, F. (2004). Het Rots en Waterperspectief, Basisboek, een psychofysieke training voor jongens. SWP, Amsterdam Ykema, F. (2002). Rots en Water praktijkboek. SWP, Amsterdam. Beide boeken zijn verkrijgbaar bij de boekhandel De website van Rots en Water is in twee talen uitgevoerd en tracht ook trainers en anderen breed te informeren over ontwikkelingen. (www.rotsenwater.nl of www.rockandwaterprogram.com)
10. Lijst met aangehaalde literatuur Clemens, J. (2004). Scriptie Evaluatie Rots en Waterinterventie. Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam. Delfos, M.F. (2000). Kinderen met gedragsproblemen, angst agressie, depressie en ADHD, een biopsychilogisch model met richtlijnen voor diagnostiek en behandeling, Swets & Zeitlinger Kuipers, C. & Weggelaar, K.(1983) Behandeling van woordblindheid, Den Haag: Staatsuitgeverij. Marietje Kesselsproject. (2005). www.huiselijkgeweld.nl, gedownload op 22 augustus 2005. Olweus, D. (1979). Stability of Aggressive Reaction Patterns in males: a review. Psychological Bulletin: vol 86, 4, p. 852-875 Rots en Water Instituut. (2005). www.rotsenwater.nl., gedownload op 3 mei, 2005. Van der Vegt, A.L., Diepeveen, M., Klerks, M., Voorpostel, M. & De Weerd, M. (2001). Je verweren kun je leren, Evaluatie van de Marietje Kesselsprojecten. Amsterdam: Regioplan Onderwijs en Arbeidsmarkt. Ykema, F. (2002). Rots en Water praktijkboek. SWP, Amsterdam.Ykema, F. (2004). Het Rots en Waterperspectief, Basisboek, een psychofysieke training voor jongens. SWP, Amsterdam.
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 15 / 16
Samenwerking erkenningstraject Het erkenningstraject wordt in samenwerking uitgevoerd door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), het RIVM Centrum Gezond Leven (CGL), het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) en MOVISIE. Door samen te werken aan het beoordelen van interventies volgens eenduidige criteria streven wij naar kwaliteitsverbetering in de betrokken werkvelden.
Gedownload op donderdag 23 oktober 2014 11:47:41 van www.nji.nl (Nederlands Jeugdinstituut)
Page 16 / 16