JURYRAPPORT
De jury Jan Gras (voorzitter), directeur Agora theater, bioscoop & congrescentrum Pietie van Veen, programmeur Vivienne Ypma, directeur De Kleine Komedie Joris Henquet, journalist Harry Kies, oud- cabaretproducent Eveline Mol, programmeur, artistiek leider Cameretten Ria Marks, theatermaker De jury wordt ondersteund door een signaleringscommissie, bestaande uit: Katja Brenninkmeijer, Marijt Helmink, Frank Heijman, Jeanne Kers, Adriaan Bruin, Heleen Boom, Kim Muller en Floor Nicolas.
De uitreiking Maandag 7 september 2015 in café Schiller in Amsterdam
De Prijs De Poelifinario; de VSCD Cabaretprijs voor die theatermaker(s) met het meest indrukwekkende cabaretprogramma van het seizoen. De Neerlands Hoop; de VSCD Cabaretprijs voor die veelbelovende theatermaker(s) met het grootste toekomstperspectief. De Nederlandse fotograaf Corbino (Maarten Corbijn) maakt portretten van de winnaars voor de Fotoportrettengalerij Cabaretiers in De Kleine Komedie in Amsterdam. De gelauwerden krijgen tijdens de prijsuitreiking een symbolisch voorproefje in de vorm van een spiegel.
INLEIDING In zijn tweede jaar is de vernieuwde cabaretjury, die op één mutatie en één toevoeging na gelijk is aan die van het seizoen 2013/2014, tot een verfijning van werkwijze en criteria gekomen waaraan alle voorstellingen die dit jaar zijn uitgekomen zijn getoetst. Uitgangspunt is dat de programma’s zich onderscheiden van andere podiumkunstvormen doordat de cabaretier of kleinkunstenaar meestal zowel maker, schrijver en bedenker als uitvoerende kunstenaar is. Er is een signaleringscommissie samengesteld van betrokken en capabele programmeurs uit het hele land die mede rapport uitbrachten van de programma’s die ze zagen. Alle programma’s die zijn uitgekomen dit seizoen zijn gezien en beoordeeld. De jury beoordeelde alle voorstellingen vervolgens op basis van onderstaande criteria. De punten waarnaar gekeken wordt zijn: • Verbeelding/verbeeldingskracht • Persoonlijkheid/authenticiteit • Geloofwaardigheid • Inhoud/dramaturgie • Originaliteit • Enscenering/vormgeving • Noodzaak/drive/motief/urgentie Deze criteria zijn gelijkwaardig, bestaan niet zonder elkaar, maar kunnen uiteraard per programma/maker individueel worden gewogen. Voor de Neerlands Hoop gelden deze criteria ook, met als aanvulling dat er gekeken wordt of ze in aanleg aanwezig zijn en perspectief bieden voor ontwikkeling in de toekomst. Twee criteria, van essentieel belang voor de perceptie van een voorstelling, lichten we graag toe:
Verbeelding In een cabaretvoorstelling leeft men, als het goed gaat, gedurende de voorstelling tijdelijk mee met de fantasie van de maker, in een verbeelding die kennelijk overdraagbaar is. Het is blijkbaar mogelijk om iets te ervaren dat er nooit eerder was, uniek is en emotionerend kan zijn. Het ‘bewustzijn’ van de bezoeker wordt als het ware door die van de cabaretier overschreven en men
lift live mee in de gedachtewereld van een ander. In een wereld die er voor aanvang niet was, en die echter lijkt dan de dagelijkse werkelijkheid en daarom confronterend kan zijn. Immers: de zelfcensuur van het dagelijks leven van de bezoeker wordt aangepakt. Het is ingewikkeld om kunst te definiëren, maar hoe krachtiger de verbeelding wordt verzonden en binnenkomt, hoe dieper iets als kunst, als iets unieks, wordt ervaren, en hoe groter de impact er van is. Het effect van verbeelding kan, in wisselwerking, effectief versterkt worden door inhoud en dramaturgie, enscenering en vormgeving.
Urgentie Een cabaretier is vaak bedenker, schrijver, maker en uitvoerende van de theatervoorstelling en zet daarmee zijn hele universum en persoonlijkheid op het toneel. Er is de drang om iets te vertellen, iets dat noopt om op het podium te staan. Die drang kan vele oorzaken hebben, maar het mooiste is als de cabaretier duidelijk maakt dat de inhoud buitengewoon urgent is. En niet alleen voor hemzelf, hoewel dat uiteraard geldt als belangrijke drijfveer, maar juist ook voor het publiek. Kunst hoeft niet per se urgent te zijn en urgentie op zich maakt nog geen kunst. Bij cabaret kan urgentie echter, vooral als het over zaken gaat die de samenleving aangaan en niet alleen de persoon van de cabaretier, wel het belang van een voorstelling benadrukken. Of zelfs de noodzaak van de voorstelling zelf zijn. En soms kan een cabaretier, bijvoorbeeld in gespeelde personages, urgente maatschappelijke zaken een gezicht geven. In het mooiste, zeldzame, geval valt urgentie samen met de persoon van de cabaretier zelf. Urgentie leunt zwaar op andere criteria: Geloofwaardigheid, authenticiteit en persoonlijkheid. De nominaties van 2015 zijn allen aan deze graadmeters getoetst en positief beoordeeld. Maar ook buiten de nominaties heeft de jury veel voorstellingen gezien die op één of meerdere criteria positief beoordeeld werden. De jury had dan ook – en dit klinkt als een dooddoener maar toch was het echt zo – veel te kiezen in het seizoen 2014/2015. Het was een rijk en gevarieerd jaar waarin veel cabaretiers met een sterke nieuwe voorstelling in première gingen, en waarin ook de oudejaarsconferences soms voor een opvallende ontwikkeling zorgden. Het cabaret is een breed genre, en in elk van de subgenres, zoals het toneelmatige cabaret, het actualiteitencabaret en het kleinkunstconcert, waren er uitblinkers te zien.
Maakproces als onderwerp Een opvallende trend in het cabaretseizoen 2014/2015 was dat diverse cabaretiers het maakproces van cabaret tot onderwerp namen, en daarmee voor de ogen van het publiek de aard van het cabaret als kunstvorm onderzochten. Naast de genomineerden Micha Wertheim en Daniël Arends, zat ook Sander van Opzeeland op dit spoor in zijn interessante voorstelling Kunst met een grote K. Hij verwarde in die voorstelling zijn publiek door expres de ongemakkelijkheid op te zoeken, en een verwarde, afstandelijke versie van zichzelf op te voeren op het podium, waarmee het geduld van het publiek danig op de proef werd gesteld. Tot slot ging ook Freek de Jonge uitgebreid in op zijn relatie tot het publiek in zijn zeer succesvolle voorstelling Als je me nu nog niet kent. De Jonge rekende daarin voorgoed af met zijn imago van zure moralist, en maakte door middel van prachtige conferences, actuele grappen en veel fijne muziek duidelijk waarom we blij mogen zijn dat hij nog steeds op het podium staat.
Actualiteitencabaret De grote nieuwsthema’s kwamen op diverse, verrassende manieren voorbij in het afgelopen seizoen. Onder meer in het sterke Zo goed als nieuw van Pieter Derks, waarin het mooi is om te zien hoe een cabaretier binnen het raamwerk van de voorstelling ruimte vindt om bijna achteloos en speels de actualiteit van de week en de dag een plaats te geven. Ook waren er mooie oudejaarsconferences van Youp van ’t Hek (Wat is de vraag?) en Dolf Jansen (De Nieuwsjager). Vooral Jansen liet in zijn show een opvallende persoonlijke ontwikkeling zien: naast het becommentariëren van het nieuws was Dolf Jansen voor het eerst echt persoonlijk, warm, eerlijk en positief, met krachtige humor als zeggingskracht, waar vroeger sentimentaliteit en afstandelijkheid nogal eens de boventoon voerden.
Sketchvoorstellingen Er waren in het afgelopen seizoen veel sketchvoorstellingen te zien, waarvan naast de genomineerden Plien & Bianca en De Partizanen ook het duo Droog Brood met hun voorstelling Kissy Kissy in het oog sprong. Deze voorstelling is weer karakteristiek eigen en er wordt sterk geacteerd door Bas Hoeflaak en Peter van de Witte, die bovendien meer loskomen van hun vaste rolverdeling en een aantal weergaloos komische scènes neerzetten, zoals de non-verbale sketch waarin met een lijk wordt gesold en de ruziescène waarin een oor wordt afgebeten.
Muzikale hoogtepunten Het afgelopen seizoen kende volop muzikale hoogtepunten, die om uiteenlopende redenen buiten de nominaties vielen. Aan het begin van het seizoen zette een grote groep kleinkunstenaars De Kleine Komedie in vuur en vlam met Om Maarten, een indrukwekkend eerbetoon aan Maarten van Roozendaal. Acda & De Munnik namen in hun stijf uitverkochte afscheidstournee op verrassend theatrale en muzikaal stijlvolle wijze afscheid van hun fans. In Zonder voorbehoud, haar tweede programma, verrijkt Louise Korthals de Nederlandse liedkunst met een hele serie prachtige nieuwe kleinkunstliedjes. Mich Walschaerts (Kommil Foo) zong krachtige, eigenzinnige versies van liedjes van o.a. The Scene en André Manuel in zijn solovoorstelling Duizend man sterk. Brigitte Kaandorp creëerde volop hilariteit in haar best ofvoorstelling Kaandorp Grande de Luxe, maar liet horen dat zij ook een indrukwekkende versie van de Annie M.G. Schmidt-Harry Bannink-klassieker ‘Het is over’ in huis heeft.
GENOMINEERDEN NEERLANDS HOOP Henry van Loon – Sluimer
Henry van Loon blijft zich de laatste jaren in de breedte ontwikkelen en duikt telkens weer op in nieuwe hoedanigheden: als acapella-zanger in de vijfmansgroep Stanley & De Menzo’s, als sullige maffiavader in familiefilm De Boskampi’s of als zangpartner van Alex Klaasen, met wie hij deze zomer De Parade op zijn kop zette met megahits als ‘Dorp in het groen’ en ‘Neuken is voor meisjes’. Ook in zijn derde solovoorstelling Sluimer zet Van Loon een grote stap voorwaarts in zijn ontwikkeling: hij vertelt een mooi rond verhaal over zijn slapeloosheid, en roept daarbij een intrigerende, surreële wereld in de nachtelijke uurtjes op, waarin de vreemdste figuren uit zijn straat en dromen voorbij komen, zoals de Kutzooiman en de Belgische Bonnetjesprikkerman. Sluimer zit barstenvol met gevatte terzijdes en voortreffelijke typeringen, bijvoorbeeld van Ernest, de personal assistant uit de tijd dat Van Loon als topmodel de wereld over reisde. De vormgeving is eenvoudig maar stijlvol, en er wordt slim gebruikt gemaakt van licht en muzikale begeleiding. Ook zingt Van Loon in Sluimer met verrassend prettige zangstem een aantal liedjes, waaronder het nummer ‘Kameleon’, dat veel zegt over Van Loons veelzijdige persoonlijkheid. In Sluimer valt veel te lachen, maar daarnaast laat Van Loon zien dat zijn ambities verder reiken dan enkel pleasen.
De Partizanen – De Partizanen
Een overrompelend debuut, anders kan de jury de eerste voorstelling van De Partizanen, het cabaretduo van Merijn Scholten en Thomas Gast (beiden uit 1983), niet omschrijven. Met De Partizanen is het Nederlands cabaret in één klap een zeer smakelijk sketchduo rijker. Na hun overwinning op het Leids Cabaret Festival in 2013 maakten Scholten en Gast een grote ontwikkeling door: ze werkten hard aan hun spel- en schrijftechniek en dat is allemaal goed terug te zien in het flitsende De Partizanen, waarin ze tonen dat ze uitstekend op elkaar zijn ingespeeld en elkaar de ruimte gunnen om te excelleren. Razendsnel, zeer geestig en met een fraai decor bestaande uit kartonnen dozen die op talloze inventieve manieren figureren in hun sketches, schieten ze van scène naar scène. De uitspattingen van hun verwende generatiegenoten zijn hierbij een terugkerend thema. Soms letterlijk terugkerend, zoals twee Gooise tutjes die tientallen keren achter elkaar zeggen hoe lekker de wijn op het feestje wel niet was. Door gaandeweg een hippe beat aan dit gesprekje toe te voegen, wordt van zo’n irritante, nietszeggende dialoog aanstekelijke muziek gemaakt en tonen De Partizanen hun originaliteit. Ook een achteloos gepresenteerd, maar schitterend gemaakt manga-animatiefilmpje bewijst dat De Partizanen zeer creatief zijn.
Ook bijzonder aan De Partizanen is dat de jury de voorstelling gedurende de tournee steeds weer van inhoud en volgorde zag veranderen, en daarmee beter zag worden. Veel festivalwinnaars houden in hun eerste show krampachtig vast aan het bewezen succes van hun winnende festivalhalfuur. Het getuigt van veel lef en professionaliteit dat Scholten en Gast steeds nieuwe scènes toevoegden. En met resultaat, want de nieuwst toegevoegde scènes vormen het sterkste deel van de voorstelling. Het onderstreept nog maar eens hoeveel we kunnen verwachten van De Partizanen.
DE VSCD CABARETJURY KENT DE NEERLANDS HOOP 2015 TOE AAN De Partizanen! GENOMINEERDEN POELIFINARIO
Plien & Bianca – Gaat het nog door?
De nieuwste show van Plien & Bianca is een zeldzaamheid binnen het veelvuldig beoefende subgenre van de sketchvoorstelling: in de reeks van tientallen aaneengesloten scènes zitten nauwelijks zwakke plekken. Vanaf de hilarische openingsscène, waarin twee balletdansers aan hun pas de deux willen beginnen maar hun cassettebandje met muziek vergeten zijn, dendert de show in één lange, hilarische golf door naar de finale waarin Plien & Bianca op hun knieën gaan zitten om te transformeren tot piepjonge Amerikaanse schoonheidskoninginnetjes. In hun sketches en muzikale parodieën bewijzen Plien van Bennekom en Bianca Krijgsman dat ze perfect acterende comédiennes zijn. Deze voorstelling zit vol met geweldige slapstick en tragikomische personages, die we ter plekke zien ontstaan omdat het duo zich op het toneel omkleedt. Gaat het nog door? is strak geregisseerd, technisch mooi verzorgd, er wordt geweldig gezongen en het vindingrijke decor speelt als het ware het derde personage. In de beste scène uit de voorstelling, waarin twee Amsterdamse vrouwen discussiëren over waar je tegenwoordig allemaal wel geen kanker van kunt krijgen, zit miscommunicatie, venijn en machtsspel, waardoor deze topvoorstelling soms amuseert en schrijnt tegelijkertijd. De grote zalen waarin Plien & Bianca ook het komende seizoen hun amusement van de bovenste plank brengen zitten bomvol, en dat is volledig terecht.
Daniël Arends – Carte Blanche
In zijn vijfde solovoorstelling doet Daniël Arends waar de jury al een tijdje op hoopte: hij laat zien dat er een gevoelig mens schuilgaat achter de façade van zijn soms arrogante en hooghartige theaterpersoonlijkheid. Arends doet dat in een spannende en zorgvuldig opgebouwde voorstelling, die een aantal verrassende wendingen kent. Hij permitteert zich van alles in deze show, hij heeft immers carte blanche. In de eerste helft van de voorstelling richt Arends zijn pijlen op de nepheid in zijn sociale omgeving, de krampachtigheid waarmee mensen met bijvoorbeeld tatoeages of dreadlocks proberen een imago in stand te houden dat hun ware identiteit afschermt. Na dit vlijmscherpe eerste deel richt Arends de aandacht op zichzelf. Middenin in een verhaal over zijn jeugd in het Gooi valt hij stil, gaat languit op het podium liggen en concludeert dat hij ‘volledig uitgeluld’ is. In de verrassende tweede helft die daarop volgt werpt hij allerlei vragen op over wie Daniël Arends nu eigenlijk precies is. Wat moet hij nog nu alles wel gezegd is over zijn adoptie uit Indonesië? Waarom staat hij precies op het podium, wat voor cabaret wil hij maken? En hoe moeten we reageren als de standup comedian Arends ineens een gitaar pakt en een gevoelig lied begint te zingen? In Carte Blanche is Arends zeer geestig, hij daagt het publiek voortdurend uit en durft zichzelf ter discussie te stellen: is hij niet te veroordelend, moet hij niet juist op zoek naar het ‘waardeoordeelloze moment’? Het is een gedurfde nieuwe stap die een hoogst intrigerende show heeft opgeleverd.
De Bloeiende Maagden – Toen neuken nog gewoon was
Na een pauze van vijf jaar keerden Minou Bosua en Ingrid Wender terug met een confronterende en schaamteloze analyse van ‘de relatie’ in al zijn facetten. Door optimaal en uitbundig gebruik te maken van karaoke, decor, verkleedpartijen, filmprojecties en hun pianist wordt een totale theaterchaos gecreëerd, waarin de Maagden ons meenemen naar ‘relationshift-resort’ De Tamme Weide, een onheilspellende plek waar een aantal types samenkomt om hun relatieproblemen op te lossen. De Bloeiende Maagden laten deze types volledig ontsporen, en uiteindelijk ook zichzelf. Want ook al hebben ze een pruik op, altijd schemeren Bosua en Wender er genadeloos en dwars doorheen en onderzoeken ze vooral hun eigen relatie. Er zit een grote kwetsbaarheid en durf in deze voorstelling, die nooit pretentieus of banaal wordt, maar inspireert en ontroert. Bosua en Wender maken in hun voorstelling volop gebruik van het toneelidioom, maar in de kern blijven ze cabaretières. En dan cabaretières van het volstrekt nietijdele soort, die weliswaar naaktpakken dragen, maar die naaktpakken wel en plein public aantrekken, wat een van de beste grappen uit de voorstelling oplevert. Toen neuken nog gewoon was is een weergaloos document waarin de Maagden hun persoonlijke verhaal met ongekende theatraliteit hebben weten vorm te geven. En dan op zo’n manier en dat het ook over ons gaat.
Micha Wertheim – Voor zichzelf
Micha Wertheim heeft de afgelopen tien jaar een verwachtingspatroon opgebouwd waarbij je altijd vermoedt dat er iets gaat gebeuren, een verrassende twist - zoals de voorstelling waar hij een heel stuk letterlijk herhaalt of het programma waarin hij zijn toneeltekst live op het toneel uittypt – waardoor een Wertheimshow afwijkt van elke andere cabaretvoorstelling. Het feit dat hij juist met dit verwachtingspatroon speelt door zijn zesde solo te beginnen met een ellenlange stilte waarop het publiek zelf zijn verbeelding los moet laten, is een meesterzet die Voor zichzelf van begin tot eind fascinerend maakt. Hoewel je lange tijd geen idee hebt waar Wertheim naartoe wil met zijn geestige en vaak metaforische verhalen over de vorming van identiteit en een zoektocht naar ultieme vrijheid, weet hij in de prachtig vormgegeven finale alle lijntjes die hij heeft uitgezet toch weer in één ruk bij elkaar te trekken, als een illusionist die zijn trucs heeft geperfectioneerd en moeiteloos het publiek om de tuin weet te leiden. Voor zichzelf is een subliem spel met publieksverwachtingen en cabaretconventies, dat naadloos past in een oeuvre waarin elke nieuwe voorstelling een op zichzelf staand hoogtepunt is, en tegelijk ook weer naadloos aansluit op de vorige show. Wertheim put voor zijn voorstellingen uit literatuur- en toneeltheorie, en vernieuwt op deze manier de gekende grenzen van het cabaretgenre. De jury is zeer benieuwd naar de stap die Wertheim hierna zal gaan zetten. Wat volgt er op de stilte?
André Manuel – Het geval apart
André Manuel beledigt in Het geval apart op uiterst grappige wijze alles en iedereen waar men in deze tijd uit angst om te kwetsen met een grote boog omheen loopt. Op de achtergrond hangt een grote vlag waarbij je visueel op het verkeerde been wordt gezet: het lijkt een vlag van Islamitische Staat, maar als je goed kijkt blijken er beugelflessen Grolsch op te staan in plaats van gesluierde dames. Deze dubbelzinnigheid geldt niet alleen de vormgeving, maar ook voor Manuels ogenschijnlijk ongenuanceerde verhaal. Hij begint bij het extremistische deel van de islam, om vervolgens via alle andere religies, zieke zangers, het koningshuis en de handel in slaven en tomaten de gehele samenleving onderuit te halen. Behalve de Tukkers natuurlijk. Daar kunnen we schuilen als het oorlog wordt. Het geval apart is de kroon op André Manuels oeuvre tot nog toe: waar hij in vorige voorstellingen zijn agressie nogal eens op het publiek wilde richten, geeft hij ditmaal niet de zaal de schuld, maar houdt hij zijn boosheid bij zichzelf op het podium en onderzoekt hij waar de grenzen bij zijn publiek liggen. Wat kun je wel en niet zeggen, welke grap is smakeloos en welke niet? Door deze uiterst effectieve aanpak gaat Manuel samen met het publiek op zoek naar de antwoorden, en weet je als toeschouwer van tevoren nog niet wat je gaat vinden. Er word je geen mening opgedrongen door de cabaretier, maar de grappen en provocaties dwingen je om goed na te denken over wat je er zelf nu eigenlijk van vindt. Zo doet Manuel precies waar een cabaretpodium bij uitstek voor geschikt is. Hier mag dat en hier kan dat, een boodschap die nog eens een extra lading kreeg toen halverwege de tournee de aanslagen op de Charlie Hebdo-redactie plaatsvonden. De prachtige gitaarliedjes die Manuel tussendoor speelt vormen een sterk contrast met de harde grappen, en laten zien dat achter de vuilbekkende Tukker een warme en bezorgde romanticus schuilgaat. Alles bij elkaar maakt het deze voorstelling tot een schitterende ode aan het vrije woord: relevant, urgent en uiterst actueel.
DE VSCD CABARETJURY KENT DE POELIFINARIO 2015 TOE AAN André Manuel!
STATE OF THE ART 2015 In 2013 heeft de VSCD de jury van de cabaretprijzen in zijn geheel vervangen naar aanleiding van interne en externe commotie rond de toenmalige jury. De nieuwe jury maakte schoon schip en stelde een aantal aanvullende, heldere criteria op die in de State of the Art 2014 werden geïntroduceerd en verantwoord. In 2014-2015 ging deze nieuwe jury, met één mutatie en één aanvulling haar tweede seizoen in. In september 2014 werd voorafgaand aan de prijsuitreiking van de Cabaretprijzen, een debat georganiseerd als eerste aanzet tot een brede discussie over de stand van zaken in het cabaret met als uitgangspunt cabaret te benaderen, te herbevestigen, als serieuze kunstvorm. Dat was immers de doelstelling bij het instellen van de VSCD Cabaretprijzen in het seizoen 2002-2003. De cabaretwereld bleek vorig jaar zeer verdeeld en moeilijk onder één noemer te krijgen. Het vervolg van de discussie van 2014 staat echter pas gepland in september 2016. Toch is een spoedige constructieve discussie hoogst noodzakelijk. De problemen rond teruglopende publieksaantallen, dalend consumentenvertrouwen en in moeilijkheden verkerende podia zijn
namelijk groot. Deze situatie heeft enorme gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van het nieuwe cabarettalent. Niet alleen op dit moment maar vooral ook voor de toekomst. Na de nominaties in juni van 2015 werd de jury geconfronteerd met twee cabaretiers, Micha Wertheim en Daniel Arends, die de prijs voor het meest indrukwekkende programma, de Poelifinario, op voorhand weigerden. De jury wil dit hier te gaarne benoemen, vindt het opmerkelijk, maar heeft respect voor de argumenten van Wertheim en Arends en hoeft daar niet over in discussie. Toch staat hun beider carrière op de VSCD podia niet los van het gehéle theaterlandschap waar zij deel van uitmaken. “Micha Wertheim voor Zichzelf”, staat tot groot genoegen van de Cabaretjury intussen geprogrammeerd – en wel vanavond- tijdens het Theaterfestival, het mekka van het gesubsidieerde theater. (De erkenning van het cabaret als kunstvorm ontwikkelt gestaag). Onderdeel van het Theaterfestival is onder andere de uitreiking van de VSCD toneelprijzen. Het weigeren van een VSCD prijs in gesubsidieerde kring is, toen in de
tijdgeest van “de actie tomaat” begin jaren 70 van de vorige eeuw, niet meer voorgekomen. Het is een oppervlakkige maar niet onbelangrijke constatering: Sindsdien is het gesubsidieerde theater geëvalueerd tot een argumenterend, altijd verdeeld collectief met allerlei tegenstrijdige belangen en conflicten. Maar is wel gegroeid tot een familie waarin, door onderlinge binding, die bij de Raad van Cultuur begint, de problemen worden aanpakt, uitgebreid besproken en zo mogelijk opgelost. Zo wordt de genadeloze bezuiniging op scholing en doorstroming van jong talent die door het kabinet Rutte 1 werd ingevoerd door het opheffen van productiehuizen, binnenkort toch enigszins verzacht. De Cabaretwereld is in vergelijking daarmee een kruiwagen met kikkers, waar niemand weet wat een kruiwagen is. Hoewel veel mensen daar de genoemde problemen erkennen, is er weinig gemeenschappelijk overleg, laat staan beleid. De ingebeelde schijnwerkelijkheid bij het cabaret is: Men is niet gesubsidieerd, men moet alles zelf doen. Men heeft daarnaast geen tijd of zin, en is losdradig bij elkaar betrokken. Bij het gesubsidieerde theater wordt 24/7 beleid gevoerd. Bij cabaret gaat het om markt, publieksaantallen, concurrentie,
individuele inzichten en uiteindelijk om de eigen carrière. Uiteraard zijn de culturen verschillend. Acteurs en dansers zijn veelal in loondienst van een gezelschap dat via beleidsuitgangspunten wordt gesubsidieerd. Ze werken vaak in ensembles, en verdienen volgens de cao toneel of dans een vast, of een daaraan gerelateerd salaris. Terwijl cabaretiers meestal als solist optreden en hun exploitatie zelf moeten regelen, vaak als zzp-er. Met verantwoordelijkheid voor de salarissen voor hun technici, regisseurs, ontwerpers et cetera. Toch hebben de cabaretiers en de gesubsidieerde gezelschappen iets wezenlijks gemeenschappelijk: ze spelen op podia die door gemeenten worden gefinancierd. Zonder die geldstroom is het reizende Nederlandse theaterstelsel, waar het cabaret, alsook het ‘vrije’ toneel en musicals deel van uitmaken, volstrekt onmogelijk. Dus ook cabaretiers profiteren volop van subsidiegelden. Op gemeentelijk niveau gaat dat jaarlijks omgerekend alleen al voor cabaret over miljoenen euro’s. Welke verantwoordelijkheid neemt het cabaret zelf, als tegenprestatie voor de miljoenen euro’s die door VSCD podia jaarlijks in cabaret worden geïnvesteerd? Nemen de podia zelf wel voldoende verantwoordelijkheid voor die
enorme geldstroom als het om de ontwikkeling van het cabaret gaat? De gesubsidieerde gezelschappen worden, door hun aanvragen in te dienen bij Fondsen en overheden, gedwongen beleid te formuleren en zich uit te spreken over hun artistieke keuzes. Daar vindt al een belangrijke schifting plaats tussen programma’s van betere of mindere kwaliteit die op tournee gaan. Daar wordt het beschikbare geld van de gemeenten dus verantwoord besteed. Veel nieuw cabarettalent komt bovendrijven via cabaretfestivals en stand up comedy organisaties. Dat ontstond zo’n 50 jaar geleden met een eerste landelijk cabaretfestival. Geleidelijk is een infrastructuur ontstaan die de grondslag is gaan vormen voor de bloei van het amateurcabaret. Dat heeft anno 2015 geleid tot een enorme toestroom. De stap naar professie en dus naar VSCD podia is geleidelijk aan steeds moeilijker geworden. De laatste jaren zijn veel podia – jongerencentra en buurthuizen, die een eerste filter vormden waarop jong cabarettalent het vak kon leren alvorens het toetrad tot de VSCD podia- wegbezuinigd en gesloten. De VSCD podia met een kleine of middelgrote zaal, hebben, ook al hebben zij daar nooit om gevraagd, om die reden een laboratoriumfunctie gekregen. Zij vormen met elkaar tegenwoordig de
praktijkscholing voor nieuw cabarettalent. Door de crisis, én met een enorm aanbod om uit te kunnen kiezen, lijken de podia geneigd het nieuwe cabarettalent uit winstoogmerk of om de kosten te drukken willekeurig te programmeren en dus niet op grond van inhoudelijke en artistieke motieven. Nieuw talent wordt snel, vaak tegen niet meer dan een onkostenvergoeding in het programma geplaatst. Terwijl zo’n voorstelling de betreffende gemeente dus een flink bedrag aan subsidie kost. Als het nieuwe talent na één debuutvoorstelling niet genoeg publiek heeft, of niet bevalt, wordt het bedankt en vervangen door de volgende nieuwkomer. Zo worden per nieuwe cabaretier, bij gebrek aan inhoudelijke filters, honderdduizenden euro’s per jaar geïnvesteerd, zonder reëel, in te schatten perspectief op succes. Met een enorme, ook immateriële kapitaalvernietiging tot gevolg. Het publiek is de dupe. De willekeur bij programmering van cabaret leidt tot een onsamenhangend artistiek idee – (er bestaat geen canon)- en tot verstoring van consumentenvertrouwen. De verantwoordelijkheid en het beleid die de podia tezamen nemen, laat dus ook te wensen over. Dat kan beter.
Gelukkig is een flink aantal cabaretiers ondanks dit alles de laatste jaren toch tot wasdom gekomen. De oogst voor de Poelifinario 2015 is kwalitatief zeer goed. Maar dit is dan wel de generatie die is begonnen vóór 2006, ruim voor de crisis, die de podia keihard heeft geraakt. Bij de categorie Neerlands Hoop, de generatie vanaf 2008, stapelen de problemen zich in rap tempo op. Van de 45 potentiële kandidaten waren er niet meer dan twee nominabel volgens de criteria van de jury. Dat kunnen er volgend jaar weer meer zijn, maar er is een fundamenteel onderliggend probleem. De VSCD cabaretjury adviseert de afgelopen twee jaar ook over de aanvragen die worden gedaan voor het ‘Blijvend Applaus Stipendium’. Beginnende cabaretiers kunnen daar een aanvraag doen voor een beurs die hen in het begin van hun carrière bijstaat in ondersteunende opleidingsactiviteiten die men uit de eigen begroting niet kan financieren. Bij sommige begrotingen blijkt men rekening te houden met een gemiddelde dagopbrengst van €300. Dat is schokkend weinig. Dat zou moeten veranderen. En dat kan ook. Door zowel aan de aanbodals de afnamezijde gezamenlijk beleid te voeren.
Nu er op korte termijn van de kant van het aanbod geen collectieve actie is te verwachten, is het initiatief aan de VSCD podia. Voor het nieuwe talent wordt het tijd voor strengere selectie aan de poort en doelmatige inzet van collectieve middelen, miljoenen euro’s dus, volgens duidelijke artistieke criteria en herkenning van talent voor de langere termijn, met scholing, praktijkervaring en continuïteit als achterliggende uitgangspunten. Opdat zo’n weloverwogen selectie uit het alsmaar sterk groeiende nieuwe aanbod zich gedurende langere tijd kan ontwikkelen. Tijdens een praktijkopleiding voor nieuw cabarettalent, die 3 programma’s zou kunnen of moeten duren. Waarbij niet op financiële uitgangspunten geconcurreerd wordt, maar in termen van talentontwikkeling wordt gedacht. Met méér, eigenlijk gelijkblijvende middelen, voor minder voorstellingen. Ook uit verantwoordelijkheid naar het publiek, dat recht heeft op niet het goedkoopste nieuwe talent maar op het meest veelbelovende. Zo’n selectie, een echte weloverwogen artistieke investering, levert als bijvangst de podia -op de langere termijn- meer rendement op. Het publiek krijgt continuïteit, kan smaak ontwikkelen en vertrouwen opbouwen en zal vaker naar de kleine zaal komen. De cabaretjury
maakt al vruchtbaar gebruik van een signaleringscommissie van VSCD podia die is samengesteld uit betrokken en capabele programmeurs, die zo’n selectie voor alle VSCD podia zou kunnen voorsorteren. Een manier om zowel de kwaliteit als de economie van het nieuwe talent daadwerkelijk te verbeteren. Een reële mogelijke praktische constructie ter verbetering zou een samenwerking kunnen zijn, waarbij de podia samen met de cabaretiers en hun vertegenwoordigers die wél willen samenwerken, een collectief fonds oprichten waarin investeringen en opbrengsten eerlijk verrekend worden. Een Fonds voor de Cabaretkunsten voor nieuw talent met gemeenschappelijk geld (uit een miniem percentage uit de recette) en gedeeld, te ontwikkelen beleid, bedoeld om voortdurend aan de kwaliteit te kunnen werken en marktgrillen gezamenlijk het hoofd te kunnen bieden. Aanpassen van het huidige businessmodel rond het cabaret ‘for the benefit of all’ zou ook een gespreksonderwerp kunnen zijn. Het uitgangspunt voor cabaret om VSCD podia te bespelen, stamt uit de jaren 70 van de vorige eeuw. Uit verdeeldheid tot beleid komen is moeilijk. Het cabaret kan, in overleg met de VSCD podia, van de gesubsidieerde sector nog een hoop leren. Een gesprek met NFPK (Fonds
voor de podiumkunsten) en NAPK (brancheorganisatie gesubsidieerde gezelschappen) is dan een eenvoudige start. Harry Kies, 4 september 2015