De Staat van het Klimaat 2014 Hoe betrek je Nederlanders bij het klimaatprobleem?
‘We halen de politiek gewoon onderuit!’ interview door Han van de Wiel
26
Frans Stokman
Maarten Hajer
Grunneger Power
Planbureau voor de Leefomgeving
D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
Grunneger Power gaat het maken. Dat is de stellige overtuiging van zijn voorzitter Frans Stokman. ‘Dit is de manier! In 2030 is het bekeken’. Honderden energiecoöperaties telt ons land. Zijn ze een blijvertje, of hebben we te maken met een tijdelijk fenomeen? Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, ziet ze vooral als sociologisch teken aan de wand. ‘Energiecoöperaties zijn een uitdrukking van een sociaal kantelpunt: burgers willen worden bevrijd uit de pure consumentenrol.’
Apetrots is Frans Stokman op de geavanceerde installatie in zijn huis, in een nieuwbouwproject in de stad Groningen. Eerst werd de warmtepomp aangelegd, die zorgt voor een aanzienlijke besparing in het gasgebruik. Toen kwamen de zonnepanelen, die de elektriciteitskosten drukken. En sinds kort kan Stokman energie uitwisselen met 18 straatgenoten die net als hij meedoen aan het demonstratieproject PowerMatching City, waarin onder meer Enexis, Essent, Gasunie, DNV KEMA en TNO samenwerken. Stokman: “Binnenkort hebben we een vergadering om te kijken of we zonnepanelen gaan leggen op een van de grote gebouwen hier in de buurt. Mijn ideaal komt steeds dichterbij!” Op een tablet kan hij real time zien hoeveel hernieuwbare energie hij en zijn straatgenoten opwekken, wat ze verbruiken, hoeveel ze van het net halen of eraan leveren. Ook kan hij terugkijken in de historie, naar de pieken en dalen in vraag en aanbod. “Dat helpt je bijvoorbeeld de wasmachine zó te programmeren, dat hij draait als de vraag naar stroom laag is.” Of dat ook gebeurt, is onderwerp van onderzoek. Aan Stokman zal het niet liggen. Frans Stokman is hoogleraar sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij onderzoekt de transitie van de energievoorziening richting duurzaamheid en decentrale opwekking. De bereidheid van burgers om daaraan deel te nemen is cruciaal. Om daar achter te komen ‘WE HALE N DE POLITI E K G EWOON ON DE R U IT!’
en de transitie handen en voeten te geven, richtte hij in 2011 Grunneger Power op, een energiecoöperatie voor de stad Groningen. Stokman is voorzitter van het bestuur. Doel van Grunneger Power is om van zo veel mogelijk Groningers energieproducenten in plaats van consumenten te maken. Stokman: “Ons ideaal is dat alle energie decentraal door onszelf wordt opgewekt en aan elkaar geleverd. Dan zijn we een decentrale energiecentrale.” De wording van dat ideaal is terug te vinden in de nog korte maar onstuimige historie van Grunneger Power. De coöperatie begon met het stimuleren van de aankoop van zonnepanelen: gratis advies voor leden en korting op de aanschaf van de panelen. “Maar we wilden professionaliseren.” Daarom begon Grunneger Power in 2012 met elektriciteitslevering aan de leden en klanten. Energieleverancier werd Trianel Energie, een Nederlandse dochter van het Duitse Trianel, dat verbonden is met lokale energiecoöperaties. Trianel ging eind 2012 failliet. Het had zich vertild aan wanbetalers en te veel gespeculeer. Grunneger Power wist zijn klanten toch te behouden. Stokman: “We hebben toen met alle energiecoöperaties in de drie noordelijke provincies de koppen bij elkaar gestoken en samen NLD Energie opgericht, Noordelijk Lokaal Duurzaam Energie.” Op 1 april 2014 (“een jaar na de aanvraag”) kreeg NLD Energie een energieleveringsvergunning van de Autoriteit Consument & Markt. Het nieuwe energiebedrijf heeft een lening van 300 duizend euro en een subsidie van 100 duizend euro van de drie noordelijke provincies. Wat dit energiebedrijf bijzonder maakt, is dat de klanten de normale prijzen betalen, en dat de lokale coöperaties waar zij toe behoren jaarlijks 75 euro per klant krijgen voor duurzame investeringen. “Die kan het geld investeren in projecten die worden gedragen door de leden van die coöperatie.” Op die manier smeed je een ijzersterk verband, meent Stokman. “Een: de coöperatie wordt financieel onafhankelijk 27
en heeft geld om te investeren. Dus los van de politiek en het grote bedrijfsleven. Twee: de investeringen zijn optimaal, aangepast aan en gedragen door de lokale situatie. Drie: er komt geld voor investeringen in de lokale economie, los van politieke arrangementen.” De drie componenten van duurzaamheid zijn zo geborgd. “Je maakt het mogelijk dat lokale gemeenschappen een energietransitie kunnen doormaken. Doordat ze moeten overleggen worden ze sociaal sterker. En bovendien is het economisch voordelig.” Stokman is een beminnelijke hoogleraar, die ondanks zijn 72 jaar nog steeds onderwijs en onderzoek binnen de universiteit verricht. Maar zijn taalgebruik is dat van de activist. “Het belangrijkste is dat we afmoeten van de eenzijdige afhankelijkheid van een paar grote bedrijven en landen. We moeten toe naar een systeem van wederzijdse lokale afhankelijk heden. Op deze manier garandeer je dat de besluitvorming zo lokaal mogelijk gebeurt.” De klantengroei van NLD contrasteert voorlopig nog met de hoge ambitie. Stokman: “Het gaat veel minder snel dan we dachten. Nu we een leveringsvergunning hebben gaat het hopelijk beter.” Grunneger Power/NLD heeft in de stad Groningen 600 klanten. Daarnaast zijn er 700 leden die nog geen klant zijn, waaronder een aantal bedrijven.
Staat de betaalbare energierekening centraal of gaat het primair om het aanpakken van klimaatverandering? Stokman: “Om dat laatste natuurlijk! We moeten afscheid nemen van de fossiele energie en de lineaire economie. We kunnen niet langer grondstoffen gebruiken en daarna weggooien. We moeten een nieuwe circulaire economie opbouwen, en de energietransitie geeft ons die mogelijkheid.” Landelijk zijn er rond de 110 energie coöperaties à la Grunneger Power. Ze richten zich vooral op doorlevering van 28
hernieuwbare energie, collectieve inkoop van zonnepanelen, plaatsing van zonnepanelen op utiliteitsgebouwen, energiebesparing en – in een enkel geval – op de productie van windenergie.
Sociaal kantelpunt Hoe moet je energiecoöperaties duiden? Zijn ze een sociologisch verschijnsel, of zullen ze in staat zijn zoden aan de dijk te zetten op energiegebied? Op het bureau van Maarten Hajer, directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving, ligt de recente PBL-studie Energiecoöperaties: ambities, handelingsperspectief en interactie met gemeenten. Daarin is onderzocht welke activiteiten energiecoöperaties ontplooien, wat hun interactie is met gemeenten en hun bijdrage aan de verwezenlijking van de gemeentelijke klimaat- en energiedoelen. Hajer: “Er zit een dubbelzinnigheid in waar we staan. In termen van percentages opgewekte energie is het nog helemaal niets.” Volgens het onderzoek zal onder de huidige omstandigheden de bijdrage van energiecoöperaties aan de opwekking van hernieuwbare energie en energiebesparing in 2020 naar verwachting beperkt blijven ‘tot hoogstens enige petajoules’. “Maar in termen van sociale innovatie zijn ze wél heel interessant”, zegt Hajer. “Ik denk dat energiecoöperaties een uitdrukking zijn van een sociaal kantelpunt: burgers willen worden bevrijd uit de pure consumentenrol. En ze kunnen het ook. Je ziet die trend overal. Burgers slaan aan het experimenteren met voedsel, ze boeken zonder bemiddeling hun vakanties. Het is niet zo dat iedereen dat doet, maar zij die het wel doen maken de corporate wereld aardig zenuwachtig. Energiecoöperaties houden druk op het systeem en kunnen innovatie aanjagen.” Volgens Hajer is momenteel sprake van ‘echte energiepolitiek’. “Het is volstrekt duidelijk dat de regels waaronder energiecoöperaties moeten functioneren bij het systeem horen D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
waar ze niet uit voortkwamen. Die regels zijn opgesteld onder de premisse dat we een klein aantal grote aanbieders hebben van centraal opgewekte elektriciteit. Dus de nieuwe aanbieders zijn in zekere zin innovatief, omdat ze decentraal aanbieden en met elkaar energie willen uitwisselen. Daar is het systeem niet op ingericht. Maar er zijn dan ook grote belangen in het geding. De grote energieaanbieders wíllen helemaal niet dat de regels veranderen, want dan bezwijkt het systeem, zo suggereren ze. Wat deels klopt, omdat decentraal opgewekte stroom een andere kant opgaat. De grote energiebedrijven realiseren zich dat hun businesscase onder druk komt te staan als hun aandeel in de markt afneemt.” Dat zie je in Duitsland al gebeuren. De grote Duitse utiliteitsbedrijven hebben de opkomst van hernieuwbare energie genegeerd. Hajer: “Tijdens de piekuren dringt ‘hernieuwbaar’ voor op ‘fossiel’ en verkoopt dus elektriciteit op de duurste uren, waardoor de businesscase van de grote bedrijven in de war raakt. Een van de spannende dingen is dat iedereen wel voor hernieuwbare, schone energie is, maar dat betekent niet per se dat de veerkracht van het systeem groter wordt. Sterker, die neemt in eerste instantie af. Je kan verwachten dat we stevige black outs gaan krijgen. Niet omdat we het systeem niet goed op orde hebben, maar omdat we het willen veranderen. Dat is een enorme klus.” Energiecoöperaties zullen niet snel verdwijnen, denkt Hajer. “Ik zet ze sterk af tegen de grote, moderne organisaties van de twintigste eeuw. In alle sectoren zie je een verandering van op efficiency gerichte grootschalige organisaties naar organisaties die fluïde zijn, sneller kunnen veranderen. Energiecoöperaties zijn lichte organisaties, geen molochs die dertig jaar vooruit moeten plannen.” Dat is geen garantie dat energiecoöperaties een blijvertje zijn. “Er is altijd een startgroep van vrijwilligers die er vol enthousiasme voor gaat. Dan krijg je de eerste bestuurscrisis, en neemt de directeur of voorzitter afscheid. Omdat ze zo klein zijn, ‘WE HALE N DE POLITI E K G EWOON ON DE R U IT!’
zijn ze ook kwetsbaar. Na een tijdje komt de vraag op van de professionalisering. Als er een professional komt, bijt dat met de vrijwillige inzet van al die mensen. In die zin kun je echt niet met zekerheid zeggen dat dit doorgaat.”
Zo krijg je de movement Waar Hajer de energiecoöperaties als sociologisch fenomeen betekenis geeft, ziet Stokman ze ook als instrument voor energietransitie. Stokman laat zich dan ook niet uit het veld slaan door de bevindingen van de PBL-studie. “We moeten het echt zo gaan doen. Het is dé manier.”
Maar er zit een gigantische kloof tussen de energievraag van Nederland en het minimale lokale aanbod. Stokman: “We zitten in een transitieperiode, met een financiële, economische, ecologische, energie- en klimaatcrisis. Het bewustzijn daarover groeit. Bovendien is er een enorm wantrouwen tegen het grote bedrijfsleven. Nog belangrijker is dat we nu nog niet kunnen bedenken welke extra voordelen en mogelijkheden lokale energieopwekking oplevert. Vergelijk het met de computer. In 1985 zat ik in de Raad van Advies van het universitaire rekencentrum. Ik was een van de eersten met een pc. De directeur van het rekencentrum begreep niet dat ik de computer gebruikte om teksten te schrijven. Een computer was om te rekenen! Nu zijn we zo ver.” Stokman haalt zijn smartphone tevoorschijn. “Met de smartphone maken en delen we foto’s, we mailen ermee, kijken filmpjes, gebruiken ‘m als navigatie, slaan er teksten in op, luisteren naar muziek, zoeken er dingen mee op. Functies die we in 1985 niet kenden. Dat ga je op terrein van energie ook zien. Als het lukt om voldoende mensen te motiveren, krijg je het volume en ontstaan er allerlei mogelijkheden die we nu niet kennen en zelfs niet kunnen verzinnen. Zodra we dat gaan inzien, krijg je de movement.” 29
Hoe krijg je die movement van de grond? Stokman: “Als je mensen in beweging wilt krijgen, moet je een goed doel formuleren dat haalbaar en ambitieus is. Iedereen heeft het over energieneutraal zijn in 2050, maar die horizon is zo ver weg. Ik ben betrokken bij de stichting Samen Energie Neutraal. Die wil dorpen en buurten helpen om in tien jaar energieneutraal te worden, op voorwaarde dat het hún ambitie is. We zijn nu met drie dorpen bezig die deze ambitie hebben uitgesproken en er zitten er drie aan te komen. We beginnen pas als de dorpsvereniging het wil. Daarna krijgt het hele dorp een brief om de ambities uit te leggen en met de vraag mee te doen. Wie meedoet krijgt voor 75 euro een energiescan, uitgevoerd door lokale ondernemers. Zo revitaliseer je die dorpen. Wie vervolgens investeert in zonnepanelen, krijg dat geld terug. Een deel van het energieverbruik kunnen de leden niet zelf opwekken. Daarvoor is bijvoorbeeld een windmolen of een zonneweide nodig, die met de gezamenlijke investering van alle leden wordt betaald. Hoe? Door klant te worden van NLD Energie, dan krijgt de dorpsvereniging 75 euro per klant.” Een van de dorpen die meedoet is Ruinerwold, met 1700 huishoudens. “We hebben een positieve reactie van 550 huishoudens. Dat is echt veel. In Koekangerveld, 300 huishoudens, zitten we ongeveer op de helft. Het kenmerk is steeds dat er een kern is van mensen die zegt: we beginnen gewoon. Zo zijn we hier in de straat ook ooit begonnen. Als we bezig gaan, ontstaat er een zwaan-kleefaan-effect.” Dat effect heeft grote gevolgen, denkt Stokman. “Als je investeert in zonnepanelen, hoef je nooit meer energie te kopen, die is gratis. Vorig jaar verdubbelde het aantal zonnepanelen in Nederland. Voorlopig gaat die groei exponentieel. Een verdubbeling van een verdubbeling is een verviervoudiging. Alle investeringen gaan dan dus over het opslaan, aan elkaar leveren. Dan komen die energiebedrijven in grote problemen. Als je mij vraagt hoeveel energie over twintig jaar kost, 30
zeg ik: niks. Want iedereen produceert dan zijn eigen energie. Fossiele energie produceren is dan onrendabel. Dat heb ik ook tegen Essent en Nuon gezegd. Hun businessmodel verdwijnt. Wat blijft zijn de netwerken, daar heb je grote bedrijven voor nodig.”
In 2012 was ongeveer 4,4 procent van het energieverbruik afkomstig uit hernieuwbare bronnen. Hoe krijg je die andere 95,6 procent voor elkaar? Deze percentages slaan Stokman niet uit het veld. “Het is niet zo dat we in 2050 de helft van onze energie zelf duurzaam produceren: in 2030 is het bekeken. Daar ben ik heilig van overtuigd. In 1985 dachten we ook niet dat het in 2005 allemaal bekeken was. Toen was er helemaal geen ict-infrastructuur. In 1985 begonnen we, omdat zakenlieden die communicatiemiddelen wilden; het ging vliegen toen de jongeren het over gingen nemen. De grote hindernis is de politiek. Zie het verschil tussen Duitsland en Nederland. Maar we zullen de politiek ondermijnen. Als minister Kamp straks de zelflevering aan het net wil belasten, dan heeft in de kortste keren iedereen een batterij om de energie op te slaan. We halen de politiek gewoon onderuit!” De kracht van het lokale model schuilt volgens Stokman in het terugvloeien van geld van klanten naar de coöperaties. “Klanten van energiecoöperaties hebben allemaal belang bij gezamenlijke investeringen.”
Een druppel op een gloeiende plaat Maarten Hajer gelooft niks van dat omslagmoment in 2030. “2030 is net zo ver weg van ons als 2000. 2030 is om de hoek. In 2000 liepen we al allemaal met een mobieltje rond. Sinds 2000 is er geen spoorlijn aangelegd. Ik weet zéker dat we niet in staat zullen zijn ons dan met hernieuwbare energie te voeden. We zitten nu op minder dan 5 procent, en de bulk daarvan komt voor rekening D E S TA A T V A N H E T K L I M A A T 2 0 1 4
van het bijstoken van biomassa. Het is een druppel op de gloeiende plaat. Weinig mensen realiseren zich hoe fossiel onze samenleving is. Alle windmolens samen produceren evenveel energie als de Amercentrale.” Volgens Hajer is de doorlooptijd fnuikend voor innovatie. “Bij consumentengoederen zie je wilde veranderingen. Bijvoorbeeld bij de opkomst van de digitale fotografie, toen we en masse onze zeer geavanceerde spiegelreflexcamera’s afdankten. Met elektriciteit gaan we dat niet redden, niet met de beste wil van de wereld. Op een groot dak kunnen negen zonnepanelen. Daarmee wek je misschien de helft van de elektriciteit op. En dan hebben we het nog niet over de warmtevraag. Dan praat je alleen over huishoudens, niet over transport en industrie. We are way off.”
Kan energiezuinigheid in betrekkelijk korte tijd de sociale norm worden, net als niet-roken? Hajer: “Je kan bedenken dat het zo gaat, maar óf het zo gaat is een open vraag. Ik heb een tijdje technieksociologie gedoceerd in Duitsland. De interessante analogie is dat het beschikbaar hebben van bepaalde technologieën leidt tot waardeverandering. Als jij heel schoon en zuinig rijdt in de stad, en voor je rijdt een vieze Mercedes met een rookpluim, dan zeg je: ‘hé, waar ben je mee bezig?’ Dat is sociale correctie. Een tweede mechanisme dat een rol speelt is dat van een aspirational good: kan een schoon en zuinig apparaat iets zijn wat mensen graag willen hebben? Dan moet het een soort iPhone-achtige karakteristiek hebben. Volgens de marketingmensen moet er dan fun en joy op zitten. Dat is tegengesteld aan een ander motief, dat je vaak in kringen van milieuorganisaties hoort: het moet! Die zitten niet per se op een lijn met de marketingtypes. En dan heb je nog de enorme valkuil van groen consumeren: het reboundeffect. Ik zie het in mijn buurt: de nouveau riche die zijn huis en ‘WE HALE N DE POLITI E K G EWOON ON DE R U IT!’
tuin uitlicht omdat ledlampen zo zuinig zijn. Maar dan gebruiken ze er zo veel, dat het effect van de zuinigheid volledig teniet wordt gedaan. Dus schoon en zuinig kan de norm worden, zeker, maar dan is het nog helemaal niet zeker dat het ons grote klimaatprobleem oplost. Je komt er dus niet zonder regels te stellen. Ik vind 2050 een prachtige ijkdatum voor de schone economie, maar we hebben nog de plafonds nog niet afgestemd op die vraag. Dat zou je kunnen doen via verhandelbare rechten of een tax, een budget. Maar daar lopen we voorlopig nog even om heen.”
Dat is de taak van de overheid. We verwachten veel van de overheid, terwijl ze zich terugtrekt en de bal juist bij de samenleving legt. Hajer: “De overheid kan financieel niet meer zo veel als vroeger, maar in termen van regelgeving wel. Dat de overheid een ordenende rol heeft ten aanzien van publieke doelen en die rol op dit moment maar mondjesmaat pakt, klopt. In de jaren tachtig zei de OECD het al, nu zegt ook het IMF het, het IEA, de Wereldbank: overheid, je moet zorgen dat de prijzen goed zijn. De overheid moet optreden. Als je die grote transitie wilt inzetten, kan het niet alleen komen van energiecoöperaties. Je moet een beleidscontext creëren waarbij het rendeert. De notie dat overheidsoptreden in een markt die markt verstoort, is op een aantal dossiers niet meer overeind te houden. Maar dat betekent wel transitiepijn. Het betekent dat een aantal bedrijven het niet zullen redden, en dat een aantal andere zal inspelen op die nieuwe condities. Ik denk overigens dat de echte doorbraak kan komen van de boeren. Als díe incentives krijgen om dit te doen…dat zijn echte ondernemers. Burgers zijn schattig, maar als boeren in de energiemarkt stappen, kan het snel gaan.”
31