De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
The relation between depressive symptoms and objectively measured changes in brain activity
Karin Prak
Eerste begeleider: Mevr. Dr. N.E. Jacobs Tweede begeldeider: Mevr. Prof. Dr. L. Lechner Extern begeleider: Dhr. Drs. P.J.H. Römkens Februari 2011 Faculteit Psychologie Afstudeerrichting Gezondheidspsychologie Open Universiteit Nederland
0
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
Dankwoord Een aantal mensen zou ik graag persoonlijk willen bedanken voor hun steun en hulp bij de totstandkoming van deze scriptie: Mevrouw Nele Jacobs, mijn scriptiebegeleidster, voor de gezellige uurtjes achter de computer en het nauwkeurig nakijken van al mijn psychologische en statistische onjuistheden. De heer Pascal Römkens, mijn stagebegeleider, die mijn enthousiast heeft gemaakt voor dit onderwerp, voor je scherpe blik en het geduldig nakijken van alle vijftig versies van deze scriptie. Roland Goebbels, mijn partner en steun en toeverlaat, voor je geduld als ik weer eens onuitstaanbaar was, je liefde, je rust, je enthousiasme en eindeloze vertrouwen. Dank je wel, zonder jou had ik het niet gered! Marijke Prak, mijn zus, voor je onvermoeibare geduld als ik weer eens zei dat ik geen tijd voor je had. Wolter en Trijnie Stuurwold, mijn ouders, voor jullie vertrouwen, belangstellig en bodemloze trots en gepronk. Heel Spanje zou het horen! Danielle Goebbels, mijn schoonzus, voor je lach en onvoorwaardelijke vriendschap. Arthur Jorissen, mijn zwager, voor je plezier en hulp bij mijn statistische analyses. Marlies Goebbels, mijn schoonmoeder, voor je luisterend oor, je arm om me heen en voor alle kopjes koffie met stukjes vlaai. Mijn collega’s van Health & Sports, voor jullie interesse in deze “psycholoog to be”. Jan Goebbels, mijn schoonvader, die zo trots en geïnteresseerd was in mijn studie en altijd zo betrokken was, maar die het eindresultaat niet meer mee mocht maken.
Karin Prak 1
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
Inhoudsopgave
Dankwoord
2
Samenvatting
4
Summary
5
Inleiding
6
Methode
14
Onderzoeksgroep
14 Meetinstrumenten
14
Inclusie- en exclusiecriteria
19
Beslisboom depressieve klachten
20
Procedure
21
Onderzoeksdesign
22
Analyse
22
Resultaten
25
De onderzoeksgroep
25
Analyses
26
Discussie
28 2
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
Hoofdeffecten
28
Beperkingen en vervolgonderzoek
31
Conclusies en aanbevelingen
33
Literatuurverwijzingen
34
Bijlagen: Bijlage 1: Hans Berger, de grondlegger van EEG- onderzoek
38
Bijlage 2: Informatie folder diagnostisch onderzoek
40
Bijlage 3: Informed consent
43
3
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
Samenvatting
Er is veel onderzoek gedaan naar Kwantitatieve EEG (QEEG) en de depressieve stoornis. Neurowetenschappers ontdekten een specifiek hersengolfpatroon waardoor het mogelijk werd mensen met een biologische predispositie voor depressie te identificeren. In de huidige studie werd met behulp van QEEG de hersenactiviteit van 137 respondenten met de diagnose depressieve stoornis bepaald. Depressie als syndroom is een ziektebeeld waarbij ook subjectieve aspecten een grote rol spelen. Subjectief ervaren depressieve klachten werden vast gesteld door het invullen van de BDI-II, de SCL-90 en de MMPI-2. De doelstelling van het huidige onderzoek was meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen objectief gemeten hersenactiviteit en subjectief ervaren depressieve klachten. Vernieuwend hierbij is dat er een onderscheid gemaakt wordt tussen subtypen depressie om op die manier inzicht te krijgen in verschillen in hersenactiviteit in twee verschillende groepen depressieve klachten. Op basis van hun scores op de BDI-II en de MMPI-2 werden de respondenten ingedeeld in twee groepen, namelijk een groep (groep 1) werd gekarakteriseerd door een depressieve stemming met een afvlakking van het gevoelsleven, verlies van interesses en plezier, moeheid of verlies van energie, slapeloosheid en remming, en een tweede groep (groep 2) werd gekarakteriseerd door een depressieve stemming met agitatie, overmatig slapen, hostiliteit en angst. De subschalen slaapproblemen en hostiliteit van de SCL-90 werden tevens in verband gelegd met geobjectiveerde hersenactiviteit. Uit de resultaten blijkt dat er geen samenhang bestaat tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit. Er werd geen verschil in hersenactiviteit geobjectiveerd tussen de twee groepen. De subschaal hostiliteit van de SCL-90 bleek geen verband te houden met veranderingen in hersenactiviteit. Tenslotte werd er geen ondersteuning gevonden voor de hypothese dat de subschaal slaapproblemen van de SCL-90 samen ging met veranderingen in hersenactiviteit. Het lijkt nuttig in vervolgonderzoek rekening te houden met een grotere onderzoekspopulatie en gebruik te maken van andere vragenlijsten die de ernst en aard van depressieve klachten meten. Vervolgonderzoek kan tevens rekening houden met de variabelen medicijn- en drugsgebruik, het nuttigen van koffie en uren slaap voor de meting.
4
De samenhang tussen subjectief ervaren depressieve klachten en objectief gemeten veranderingen in hersenactiviteit
Summary
There is much research on quantitative EEG (QEEG) and major depression. Neuroscientists discovered specific brainwave patterns which made it possible to identify people with a biological predisposition for depression. In the current study using QEEG, brain activity of 137 respondents diagnosed with major depressive disorder was determined. Subjective elements play a major role in major depression. Perceived depressive complaints were objectified by completing the BDI-II, SCL-90 and the MMPI-2. The objective of the present study was to examine the relationship between objectively measured brain activity and subjective experienced depressive symptoms. Innovative is that there is a distinction between subtypes of depression in order to get insight into differences in brain activity in two different groups of depressive symptoms. Based on their scores on the BDI-II and MMPI-2, the respondents were divided into two groups, namely one group (group 1) which was characterized by a depressed mood with a flattening of emotional life, loss of interest and pleasure, fatigue or loss of energy, insomnia and inhibition, and a second group (group 2) which was characterized by a depression with agitation, excessive sleeping, anxiety and hostility. The sleep and hostility subscales of the SCL-90 were also linked with objectified brain activity. The results show no association between depressive symptoms and perceived objectively measured changes in brain activity. There was no difference in brain activity between the two groups objectified. The hostility subscale of the SCL-90 did not appear to be related to changes in brain activity. Finally, no support was found for the hypothesis that the sleep subscale of the SCL-90 was associated with changes in brain activity. It seems useful in further studies to take account of a larger study population and to use other questionnaires that measure the nature and severity of depressive symptoms. Further research may also take into account the variables medicine and drug use, the consumption of coffee and sleep hours before the measurement.
Keywords: depression, QEEG, subjective and objective symptoms, brain activity
5