HET VLAAMS PAARD (1/3)
De roots van de Vlaanderaar Lucrèse HALSBERGHE
T
ijdens de opzoekingen voor mijn seminariewerk Waregem, draaischijf van unieke hippische manifestaties voor de opleiding Toeristisch Gids in Tielt in 1992, vond ik dat de eerste Waregem Koerse gereden werd met "peerden van inlandsch ras bestemd voor den landbouw". Meteen was interesse gewekt voor een aanvullende studie omtrent het ‘verdwenen’ Vlaams paard. De prijsvraag in 1994 uitgeschreven door de West-Vlaamse Gidsenkring, afdeling Westhoek, gaf mij een extra impuls. Het werd een verbazingwekkende ontdekkingstocht. Via de redactie van Landbouwleven (infoblad voor landbouwers) kwam ik in contact met de heer Jean-Paul Halsberghe, de enthousiaste voorzitter van de vereniging Het Vlaams Paard. En dit bracht mij in de ban van het Vlaams Paard. 1. Even voorstellen Veelal wordt verkeerdelijk gedacht dat een zwaar trekpaard automatisch een Belgisch Trekpaard is. De man in de straat maakt geen onderscheid tussen een paard op een nationale prijskamp en de bruine oude Bella, de zware croisé van gepensioneerde keuterboertje Jantje Peeters. Voor hem zijn dat van die lekker ouderwetse boerenpaarden, van de goede oude tijd. Het Vlaams paard echter is duizendmaal meer dan het Belgische trekpaard vergroeid met onze streken. Vroeger werd in de gewone omgang trouwens meer de naam "landpaard" gebruikt in de plaats van “boerenpaard”. Het Belgische trekpaard is een kunstmatig en door inteelt verkregen typisch Belgisch ras, als uniform type amper een halve eeuw oud; daar waar de Vlaamse paarden aan de basis lagen van de meeste koudbloed rastrekpaarden ter wereld. Het Vlaams Paard is een combinatie van een trekpaard en een rijpaard. Het heeft een fijner beendergestel dan het gewone trekpaard, maar is toch zwaarder dan een rijpaard, als het ware een harmonie tussen kracht en elegantie. Dit toonaangevende koudbloedras wordt voor heel wat doeleinden gebruikt vanwege zijn zachtaardige karakter. Daarnaast heeft het een uitzonderlijk uithoudingsvermogen en door zijn fijner beendergestel bovendien een hogere slachtwaarde. Het Vlaams paard is hoogbenig en dikwijls ‘overbouwd’. De gewone kleuren van het paard waren zwart, vos en schimmel en hielden stand tot 1880. Verder heeft het de volgende kenmerken:
schofthoogte: 1.65 tot 1.80 m. betrekkelijke klein hoofd (geen ‘kop’!) neusgaten een weinig open. lange rug hellend kruis laag aangezette staart brede borst dunne pijpbeenderen
de Gavergids 2007 / 2
27
2. Het Vlaams Paard en zijn roots Tot in de vijfde eeuw na Christus werden onze gewesten verzwolgen door de zee. Door de systematische drooglegging verbeterden de leefomstandigheden van onze landmensen aanzienlijk. De bevolking groeide aan en de landbouw kende een bloei. Hier liggen ook de roots van het Vlaams Paard. In de elfde en twaalfde eeuw kwam het Vlaams Paard op de voorgrond, eerst bij de edelen en kloostergemeenschappen die hele stoeterijen bezaten, en later bij de vrije burgers. Het gebied van oorsprong van het Vlaams Paard sterkte zich uit van Zeeland over het Brugse Vrije en de kasselrij Veurne tot die van Broekbrug. In de loop der eeuwen verspreidde het paard zich over het hele graafschap Vlaanderen en geraakte in het oosten vermengd met de paarden stammend uit de Maasvallei (Ardenner). Tevens waren de Vlaamse paarden een bijzonder gegeerd exportartikel. In de twaalfde eeuw voerden de Engelse koningen Richard Leeuwenhart en Jan Zonder Land massaal Vlaamse paarden in. Ze droegen bij tot de vorming van het Shire Horse, dat dus afstamt van het Vlaams Paard. Later in de zeventiende eeuw zou de grote kloeke, doch ‘rilde’ Vlaanderaar zijn Vlaamse bloed laten gelden bij de vorming van de Clydesdale en de Suffolk Punch. De zware Engelse rassen werden gevormd door eeuwenlange inkruisingen met de Vlaamse importhengsten.
de Clydesdale
de Suffolk Punch
De roemruchte Hendrik VIII (1491-1547) loofde de "Flander" en vergeleek zelfs zijn vierde vrouw Anna Van Cleef in een grove bui met een "Vlaamse Merrie". Algemeen wordt aangenomen dat deze merries de beste, de sterkste zijn en ... een groot uithoudingsvermogen hebben. In Rusland droeg "de Vlaanderaar" bij tot de vorming van het Vladimir trekpaard. De Percheron, uit de streek van Le Perche in Frankrijk, is eveneens van Vlaamse origine. Sterk chauvinistische officiële Franse documenten stellen de Boulonnais (uit Boonen, nu Boulogne) en het Vlaams Paard quasi gelijk als ras. Zoals algemeen wordt erkend, is de Boulonnais van origine een oud Vlaams paard. Het ras onderging oosterse invloeden tijdens de kruistochten. Ook in zijn temperament en karakter schuilt nog Arabisch bloed. De Boulonnees is zeer sober en vlot in stap, draf en galop, en heeft werkkracht, karakter en uithoudingsvermogen zat. Terug naar ons eigen graafschap. Omstreeks 1300 waren de Vlaamse paarden uitermate in trek. Voor de middeleeuwse ridder was dit paard het ideale strijdros: oersterk en toch behendig. Het kon de ridder met zijn ijzeren wapenuitrusting torsen en was toch snel en wendbaar. Het Vlaams Paard was zo fel gegeerd in Europa dat de Vlaamse graven de uitvoer van paarden af en toe moesten verbieden om in de eigen behoeften te kunnen voldoen. Vol-
de Gavergids 2007 / 2
28
gens een ordonnantie uit 1518: "In onze landen van Vlaenderen grote menichte van meryen aangekocht, omme die uiten zelven landen te voeren." Een maatregel waarschijnlijk genomen om te voorkomen dat ook vijandelijke troepen over goede Vlaamse paarden zouden beschikken. De oudst bekende afbeelding van het Vlaams Paard dateert uit de dertiende eeuw. Ze is terug te vinden in de Vieil Rentier, een prentenboek uit Oudenaarde. De “Flander" afgebeeld in het Equile Joannis Ducis Austriaci Caroli uit 1568 door Stradanus, alias Jan Van der Straet uit Brugge, is veruit de indrukwekkendste en grootste van deze reeks prenten.
Jan Van der Straet – Vlaams Paard
Vanaf het begin van de veertiende eeuw begon het buskruit een belangrijke rol te spelen. De bewapening werd lichter, de oorlogen tactischer en de ruiterij beweeglijker. Hierdoor wordt het belang van zware paarden en geharnaste ruiters in veldslagen steeds kleiner. Ze speelden voor het laatst een rol in de strijdtonelen van Saint-Quentin (1557) en Grevelingen (1558). Daarna wordt het zware paard niet meer gebruikt als krijgspaard maar vooral benut als sleepen landbouwpaard. Door de vele oorlogen gevoerd door Karel de Stoute tot Keizer Karel en Filips II was het paardenbestand in onze gewesten rampzalig gedaald. Onder aartshertogen Albrecht en Isabella was Vlaanderen relatief rustig en welvarend waardoor de landbouw en de paardenfokkerij herleefden. Er werden stoeterijen opgericht in Mariemont en Groenendaal (Hoeilaart) met de bedoeling lichtere luxepaarden te kweken. Ook deze modetrend (rank en slank) kwam het Vlaamse Paard niet ten goede. De Franse zonnekoning Lodewijk XIV was verantwoordelijk voor een nieuwe periode van vernieling en ellende in West-Europa. In de 18de eeuw nam keizerin Maria-Theresia als "verlicht vorst" maatregelen voor de bevordering van de productie van lichtere paarden, ten nadele van het traditionele zware paard. De inheemse fokkers weigerden echter hun merries door de ingevoerde hengsten uit de overheidsstoeterijen te laten dekken. Zij wilden zware en sterke paarden voor het werk op het land. Het initiatief kende geen succes en werd weer ingetrokken door haar opvolger keizer-koster Jozef II. Ook Napoleon wilde tijdens de Franse periode oorlogspaarden laten kweken en richtte zelf een stoeterij op in Tervuren. Omdat de fokkers niet wilden meewerken aan deze ondes-
de Gavergids 2007 / 2
29
kundige kruisingen slaagde ook zijn opzet niet. Koning Willem van Oranje zal tijdens de Hollandse bezetting gedacht hebben: ‘driemaal is scheepsrecht’, maar ondanks de oprichting van een stoeterij in Walferdange (Luxemburg) kon hij het tij niet doen keren. Vlaanderen bleef ‘zijn paard’ trouw. Ondanks het feit dat het uiterlijk niet helemaal beantwoordde aan het toenmalige heersende hippische schoonheidsideaal, bleef er een onafscheidelijke, idyllische band tussen de Vlaamse boevers (menners) en het Vlaams Paard. De conclusie is dat karakter en handelbaarheid minstens even belangrijk zijn als schoonheid. Tot voor de negentiende eeuw behoorden de paarden van onze provinciën tot een tamelijk heterogeen slag. Hun uitzicht was sterk afhankelijk van de aard van de bodem. Zo was het Vlaamse ras uit de kasselrij Veurne uitsluitend als trekpaard gebruikt op de drassige kleigrond, terwijl in het Brugse Vrije de paarden lichter waren, aangepast aan de zachtere zandgrond. Het Vlaams Paard was tot dan toe steeds symbool voor het nijvere en wilskrachtige Vlaanderen. Ze vormden het kostbaarste bezit van elk landbouwbedrijf. Vanaf 1830 stimuleerde de Belgische Staat de inbreng van uitheems bloed. De massale export had invloed gehad op de fokkerij met een verarming van onze rassen als gevolg. Youatt legde in 1831 al de vinger op de wonde: "dat de Vlaamse paarden groot en sterk zijn en prachtig gebouwd. De beste lijnen van onze rassen zijn wij hen verschuldigd, en wij zullen nog dikwijls moeten importeren voor de verbetering en het behoud van onze rassen." In 1834 schreef Anciaux de Glisnes in een rapport aan Koning Leopold I dat er in België drie soorten paardenrassen gehouden worden:
het Vlaams Paard de Brabander (de paarden van de leemstreekgroep) de Ardenner (uit de Ardennen)
de Brabander
de Ardennais
In 1835 rolde de eerste trein op het vasteland van Brussel naar Mechelen. De industrialisering was onweerstaanbaar. Het lichte vervoer vereiste, meende men, lichte paarden. Hoe paradoxaal het ook moge klinken: het omgekeerde was waar. Door de verbetering van het wegennet bouwde men grotere en zwaardere wagens, die getrokken dienden te worden door sterke paarden, Vlaamse paarden. De handel en nijverheid nam in de loop der jaren toe. Ook daarbij werden paarden ingezet, o.a. in de haven van Antwerpen en als trekpaard voor de binnenscheepvaart. (volgende aflevering: De terugval van het Vlaams Paard)
de Gavergids 2007 / 2
30
Lucrèse bij haar geliefde Vlaams Paard, op een hengstenkeuring in augustus 2006 Bronnen
tijdschrift Landbouwleven (met dank aan de heer Roger Degezelle) geschreven notities van, gesprekken en telefonische contacten met de heer Jean-Paul Halsberghe, voorzitter van de vereniging Het Vlaams Paard E. Goedleven, Het Belgisch Trekpaard - Levend Cultureel Erfgoed, 20 p. H. Bouckaert, ‘Het ware verhaal van Waregem Koerse’, in: 15de jaarboek van de Geschied- en heemkundige kring De Gaverstreke, 1987, 30 p. handboek Paardenkweek, Landbouwschool, 1931, 21 p. (met dank aan Meester Vanneste, Tieltse Gidsenkring) tijdschriften Het Belgisch Landpaard en Het Vlaams Landpaard persmap Het Belgisch Landpaard , 11 maart 1990 persmap Marcus, n.a.v. de aankomst van 4 Vlaamse merries uit de U.S.A. en Canada, 4 februari 1994 telefonisch onderhoud met Baron Jean Casier, voorzitter Koninklijke Waregemse Koersvereniging, 25 januari 1993 informatie van de Toeristische Dienst van Waregem (met dank aan de Heren L. Cloet en R. Steelandt) bronnenstudie Het Vlaams Paard, een natuurrecht innemende woorden van R. Vandeputte, bestuurslid van Het Vlaams Paard met dank aan de Heer Adolf Derammelaere, voorzitter van de Waregemse Gidsenkring voor het vertaalwerk www.vlaamspaard.be www.dkimages.com/discover > animals (foto’s trekpaarden) www.thinker.org/fam/about/imagebase (tekening Jan Van der Straet)
de Gavergids 2007 / 2
31