De rol van de overheid in de van de commissie Sociaal financiële sector Manifest Economische Zaken, SGP-jongeren
»Index » Voorwoord
P. 1
» Inleiding
P. 2
» 1. SNS: wat gebeurde er?
P. 3
» 2. Geldschepping
P. 4
» 3. De rol van toezichthouder DNB (De Nederlandse Bank)
P. 7
» 4. Praktijk: faillissementen. De IJslandse crisis, Icesave en Cyprus P. 11 » 5. Ethiek en verantwoordelijkheid
P. 19
» 6. Conclusies en aanbevelingen
P. 22
» Literatuur
P. 24
De rol van de overheid in de financiële sector
»Voorwoord Het thema van dit manifest is ‘De rol van de overheid in de financiële sector’. Als commissie Sociaal Economische Zaken van SGP-jongeren hebben wij ons hier de laatste maanden in verdiept. De aanleiding hiervoor was de huidige financiële en economische crisis, welke zich op het terrein van onze commissie afspeelt. De complexiteit en de gevolgen van de crisis intrigeren ons. Mede naar aanleiding van de nationalisatie van de SNS bank besloten wij ons te verdiepen in dit thema. Al gauw bleek dat het nodig was een afgebakend thema vast te stellen, omdat de economische problemen te groot en te uitgebreid zijn om in zijn geheel te behandelen. Na de nationalisatie van de SNS bank besloten we deze casus als uitgangspunt te nemen en ons verdere onderzoek hieraan te linken. Op deze manier zijn we tot dit manifest gekomen. Eén ding is duidelijk geworden: er is geen eenvoudige oplossing voor de huidige crisis. Wel kunnen en moeten we, als Nederland, aan een oplossing werken. In de aanbevelingen zijn we hiervoor tot een aantal richtlijnen gekomen. Wij wensen u veel leesplezier. Juni 2013 Commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren Roland den Boef Teunis Brand Maarten den Dekker Pim van Dijk Berna de Ruiter Jonathan Schroevers Corstiaan Verweij
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
1
»Inleiding In dit manifest staat de casus van de nationalisatie van de SNS Bank in februari 2013 centraal. Het doel van dit manifest is om aan de hand hiervan op verschillende aspecten van de rol van de overheid ten aanzien van de financiële sector in te gaan. De aanbevelingen die zullen worden gedaan, zijn mede daarop gericht. Om hiertoe te komen, wordt onder andere gekeken naar de rol van toezichthouders binnen de financiële sector en de rol van de Centrale Bank. Ook ethiek binnen de financiële wereld komt aan bod. In één hoofdstuk worden alternatieve casussen in het geval van een bank-faillissement, IJsland en Cyprus, behandeld. Dat het anders moet in de financiële sector is duidelijk. Hoe het anders moet, niet. De aanbevelingen in het afsluitende hoofdstuk kunnen een richtlijn bieden voor de stappen die in de juiste richting genomen moeten worden. Hoewel hier niet altijd concrete overheidsmaatregelen aan gekoppeld kunnen worden, is het voor de politiek wel belangrijk om hierop een visie te vormen. Het manifest draagt hieraan bij.
2
De rol van de overheid in de financiële sector
»SNS: Wat gebeurde er? Inleiding Op 1 februari 2013 werden SNS REAAL NV en SNS Bank NV genationaliseerd door de Nederlandse staat, waardoor een faillissement van de bank werd voorkomen (Rijksoverheid, 2013). Dit kwam niet zomaar uit de lucht vallen. De bank kende een voorgeschiedenis van problemen die uiteindelijk tot nationalisatie geleid hebben. Deze gebeurtenissen worden beschreven in dit hoofdstuk. Casus SNS In 2006 maakt de bank een gang naar de beurs. Dit levert veel geld op. Hiermee koopt SNS voor 810 miljoen euro een deel van het Bouwfonds, Property Finance, van ABN AMRO. Het Bouwfonds was van oorsprong een semipublieke instelling die door heel Nederland woningen bouwde. De aandelen van deze instelling waren in het bezit van Nederlandse gemeenten. Bouwfonds professionaliseerde steeds meer en kwam op een gegeven moment volledig in private handen: ABN AMRO kocht in 2000 de aandelen. Met de overname hoort de SNS in één keer bij de grootste Nederlandse financiers in de vastgoedmarkt. Het eerste jaar lijkt dit een goede stap te zijn geweest. In 2007 maakt Property Finance veel winst. Ook in 2008 is deze afdeling nog winstgevend, hoewel de bank vanwege de kredietcrisis staatssteun nodig heeft en in totaal 500 miljoen euro verlies draait. In 2009 is het over met de winstgevendheid van Property Finance. Na het tweede kwartaal moet bekend gemaakt worden dat er wederom veel verliezen geleden zijn, ditmaal door de vastgoedtak van de bank. De bank kan hierdoor de staatsteun van de Nederlandse staat van het vorige jaar niet terug betalen. De top van SNS besluit dan om de internationale vastgoed financiering zoveel mogelijk af te bouwen. Er wordt ook een onderzoek gestart naar de vastgoedprojecten van de bank. In 2010 komt het eerste vertrouwelijke rapport van Ernst & Young (EY) terecht bij de bestuursvoorzitter van SNS. De financiële situatie van SNS ziet er niet rooskleurig uit: bij Property Finance blijkt het veel slechter te gaan dan gedacht. De internationale vastgoedleningen zullen hoogstwaarschijnlijk niet terugbetaald worden. EY stelt voor om 1,2 miljard af te schrijven op kredieten naar het buitenland. SNS maakt het rapport niet bekend, en schrijft 610 miljoen euro af. Bij een afschrijving van 1,2 miljard zou de bank op dat moment al staatsteun hebben moeten aanvragen. In 2011 komt een definitief rapport uit over verschillende vastgoedprojecten van de bank die onderzocht zijn. Er blijkt dat er veel mis is bij deze projecten. Slechte controle, incompetentie en nalatigheid van vastgoedmedewerkers, vermoedens van valsheid in geschrifte, witwassen en dubieuze transacties zijn aan de orde. Het geld dat in de projecten gestoken is, ziet SNS hoogstwaarschijnlijk niet terug. Een bestuurder van de bank laat algauw weten dat er geen behoefte is om ook andere projecten van Property Finance te onderzoeken. In 2012 wordt bekend gemaakt dat SNS Goldman Sachs heeft ingehuurd voor advies. Zij stellen verschillende oplossingen voor, onder andere het oprichten van een ‘bad bank’ waarin slechte kredieten van Property Finance terecht moeten komen (NRC, 2013). Intussen blijft Property Finance stevige verliezen leiden. Zoveel, dat in 2013 de bank niet langer meer aan de Europese eisen voor banken voldoet. Onder andere de kapitaalbuffer is te klein. In deze vorm heeft de bank geen toekomst. Om faillissement te voorkomen, wordt de bank genationaliseerd. De Nederlandse staat neemt alle aandelen van de bank over. Aandeelhouders en achtergestelde obligatie eigenaren worden onteigend en de vastgoedtak wordt gescheiden van SNS Reaal. De overname kost de Nederlandse staat 3,7 miljard euro, waarvan het grootste gedeelte, 2,2 miljard, nieuw geld voor kapitaalbuffers inhoudt. Het onteigenen van aandeelhouders scheelt 1 miljard euro voor de Nederlandse staat. Ook Rabobank, ING en ABN AMRO betalen via heffingen mee aan de overname, dit scheelt 740 miljoen (NRC, 2013 I). Er loopt op dit moment een groot onderzoek naar de fraude bij Property Finance. Onder andere Buck G., voormalig directielid, zit vast op verdenking van witwassen, omkopen en oplichting (NRC, 2013 II).
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
3
»Geldschepping Inleiding De nationalisatie van SNS Reaal, als beschreven in het vorige hoofdstuk, roept natuurlijk de vraag hoe het zo mis heeft kunnen gaan. In dit hoofdstuk wordt beschreven wat bij SNS geleid heeft tot nationalisatie van de bank en vervolgens wordt ingegaan op het fenomeen ‘geldschepping’, wat een rol speelt bij het uitgeven van leningen. SNS Property Finance gaf veel leningen uit. Daarom is het belangrijk nader op dit thema in te gaan. Fouten bij SNS Na enig onderzoek was al snel duidelijk dat de kern van het probleem bij SNS lag bij SNS Property Finance, de vastgoedtak van de bank. De overname van Bouwfonds Property Finance, de vastgoedfinancieringstak van Bouwfonds door SNS (voor 810 miljoen euro) was opmerkelijk, omdat algemeen bekend was de SNS geen vastgoedspecialisten in dienst had. Vanaf toen heette het Bouwfonds SNS Property Finance (SPF). SPF verleende grote leningen aan vastgoedprojecten en meende daarmee enorm veel geld te kunnen verdienen. Alle andere grote banken deden ook in vastgoed. Dat was in die tijd ‘booming business’, onder andere door de stijgende huizenprijzen en de lage rente.. Toch waren er toen al lopende projecten waarvan het onduidelijk was of de leningen wel terugbetaald zouden worden. Blijkbaar durfde SNS het wel aan om de verantwoordelijkheid voor deze risicovolle projecten te nemen en werd verwacht op andere projecten zoveel winst te kunnen maken dat het de risicovolle projecten ruimschoots zou kunnen compenseren. Het is ook mogelijk dat men niet kritisch genoeg was op de lopende projecten. Het Bouwfonds stond er altijd om bekend dat het heel eenvoudig was om daar geld te lenen. Het fonds was rijk en strooide met geld. Na de overname door SNS veranderde er wat dat betreft niet veel. Er werden leningen verstrekt van €50 miljoen, soms zelfs zonder dat de projectontwikkelaar eigen geld meebracht. Dat was altijd een eis geweest, een bepaald percentage van het bedrag moest met eigen geld worden gefinancierd. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid gespreid en heeft de projectontwikkelaar een financiële prikkel om het project zorgvuldig en winstgevend ten uitvoer te brengen en niet te speculeren. Deze eis werd dus losgelaten en SNS beging daarmee een groot risico. Om dat risico te compenseren vroeg SNS een fors percentage van de winst, mocht het project slagen. Het blijkt dat er enorm onzorgvuldig is omgegaan met het verstrekken van leningen en de eisen en controle veel te zwak zijn geweest. Veel projecten zagen er op papier groots uit, maar in praktijk kwam er weinig van de grond. Zo liep een project voor een ouderenverblijf in Spanje al snel vertraging in de bouw op. In eerste instantie zou er pas begonnen worden met bouwen als er een bepaald percentage van de woningen verkocht was. De verkoop kwam maar langzaam op gang en men besloot te gaan bouwen voordat het vereiste percentage was behaald.1 SNS keurde dit goed. De vastgoedfinanciers van SPF zijn niet één keer langs geweest bij het betreffende project om de voortgang te controleren. Er werden enorm lage eisen gesteld. Dat hier sprake is van mismanagement, zoals Mark Rutte het op de dag van de nationalisatie noemde, is wel duidelijk. Na een paar jaar werden er op verschillende projecten enorme verliezen geleden. Het geld was moeiteloos verstrekt, en even moeiteloos werd verzuimd om terug te betalen. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de nationalisatie van SNS. De overige delen van de bank waren relatief gezond.
Geldschepping In een ander hoofdstuk wordt ingegaan op de rol van de Nederlandsche Bank bij de overname van Bouwfonds Property Finance door SNS. Het is duidelijk dat hier al steken zijn laten vallen, leidend tot de besproken problemen bij de bank. Toch blijft het an sich opmerkelijk dat een vastgoedfinancier zo eenvoudig zulke enorme leningen kan verstrekken. Dit stelt enorm veel vragen aan de rol van financiers. Bepalen zij zelf de voorwaarden voor een lening? Dragen zij verantwoordelijkheid als er iets fout gaat, of kunnen ze die verantwoordelijkheid vrij eenvoudig afwentelen (in dit geval op de staat, en dus de belastingbetaler)? Waar komt het geld dat geleend wordt eigenlijk vandaan? De centrale vraag is: Wat gebeurt er eigenlijk als een bank een lening verstrekt?
1
4
Zie de documentaire ‘SNS, klein geworden door groot te doen’ van Zembla, http://www.uitzendinggemist.nl/afleveringen/1335626.
De rol van de overheid in de financiële sector
Hier moet verder op worden ingegaan, ook omdat er veel misverstanden over bestaan (Bezemer, 2012). Er is bij het uitgeven van een lening namelijk sprake van geldcreatie. De meeste Nederlanders denken waarschijnlijk dat alleen de Nederlandsche Bank (of de Europese Centrale Bank) geld kan uitgeven. Dat misverstand wordt vaak gewekt op het journaal, waarbij filmpjes van draaiende geldpersen vertoond worden als er gesproken wordt over de groei van de geldhoeveelheid. Hoe werkt het dan wel? SNS, ABN AMRO, Rabobank en ING zijn in Nederland de geldscheppende banken. Dat betekent dat als iemand naar de bank gaat en een lening krijgt, dit geld door de bank wordt gecreëerd. Het geld was er voorafgaand aan de lening niet. Natuurlijk zijn er wel voorwaarden voor geldschepping. De belangrijkste voorwaarde is dat de bank een bepaald percentage het geld op bankrekeningen als reserve moet achterhouden als dekking voor de uitstaande leningen. Dit worden reserve-eisen of buffers genoemd2. Naar aanleiding van de financiële crisis zijn de eisen voor deze buffers wel verscherpt en dus verhoogd, maar volgens veel economen zijn ze nog lang niet hoog genoeg. Laten we dit proces iets verhelderen met een concreet voorbeeld3. Persoon A heeft €1.000 gespaard en zet dit op de bank. De geldende reserve-eis stellen we op 5%, dat betekent dat een bank minimaal 5% van dit geld niet mag uitlenen. Persoon B komt naar de bank voor een lening, en krijgt het maximale bedrag dat de bank mag uitlenen mee: €950. Hij koopt daar een auto voor. De dealer, persoon C, ontvangt dit geld en zet het op de bank. Van dit geld mag weer 95% uitgeleend worden, dus €902,50. Zodoende komt er dus steeds meer geld in de omloop. Hoe lager de reserveeis is, hoe meer geld er in omloop wordt gebracht. De risico’s zijn dan echter wel groter, omdat een bank minder in staat is om zijn schulden af te betalen. Een bank is nooit geheel zeker of de schulden wel kunnen worden afbetaald, omdat dat alles te maken heeft met rendementen van bedrijven in de toekomst. Dat betekent dat de instabiliteit van financiële markten endogeen is en niet alleen exogeen (Minsky, 1977). De vraag in het geval van SNS is hoe het kon dat er zoveel geld geleend kon worden. Het is in ieder geval zo dat Bouwfonds een erg rijk fonds was. Na de overname door SNS waren de buffers blijkbaar hoog genoeg om grote leningen uit te geven. Uiteindelijk is dat wel fataal gebleken.
Rol van de Centrale Bank Hierboven werd al even aangegeven dat de Centrale Bank (de Nederlandsche Bank en de Europese Centrale Bank) niet de primaire geldscheppende instantie is, maar dat dit de commerciële banken zijn. Centrale banken hebben echter wel indirecte invloed op de geldhoeveelheid. In de eerste plaats is het de rol van de Centrale Bank om de gestelde kapitaaleisen te handhaven. Daarmee wordt gedoeld op de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, de solvabiliteit. Hoe kleiner het eigen vermogen van een bank is in verhouding tot het vreemd vermogen, hoe minder goed een bank aan zijn verplichtingen kan voldoen. Een lage solvabiliteit is dus risicovol. Ook kan een Centrale Bank de rente bepalen waarmee commerciële banken bij de Centrale Bank geld kunnen lenen. Als deze rente omhoog gaat, betekent dat lenen bij de Centrale Bank duurder wordt en dat daarmee de mogelijkheden om leningen uit te geven kleiner worden. De Centrale Bank kan ook eisen om een bepaald deel van de activa van een bank bij de Centrale Bank op een deposito te plaatsen. Daardoor is dat geld vrij van risico. Ook hiermee kan de Centrale Bank invloed uitoefenen op de kapitaalpositie van banken en daarmee op de mogelijkheden tot het uitgeven van leningen. Perverse prikkels Geldschepping is een verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid ligt nu bij de commerciële banken. De Nederlandsche Bank kan de eisen voor geldschepping verscherpen. Dat is iets wat wij als commissie Sociaal Economische Zaken van SGP-jongeren absoluut noodzakelijk vinden. Ook is er bij bankiers sprake van perverse prikkels. Daarmee wordt bedoeld dat het in het voordeel van de bankier kan zijn om in het nadeel van consumenten en het systeem als geheel te handelen. Als er vervolgens iets fout gaat, is er vaak geen sprake van persoonlijke aansprakelijkheid van de in feite verantwoordelijke bankiers. In zo’n systeem is er eerder sprake van een winner-verliezer model – waarbij bankier en klant elkaars concurrenten zijn – en niet van een klantgerichte dienstverlening die win-win situaties kan opleveren.
Deze reserve-eisen moeten onderscheiden worden van kapitaaleisen. Bij kapitaaleisen gaat het om de verhouding eigen vermogen en vreemd vermogen. 3 Zie voor een verhelderend filmpje over geldschepping: http://www.youtube.com/watch?v=cY0vWo-2Mv8. 2
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
5
Het probleem is dat bankiers beloond worden voor het uitgeven van leningen. Dat heeft te maken met het beloningsbeleid van banken: er zijn financiële prikkels voor bankiers om hoge leningen uit te geven. Het probleem is echter dat de bankier uiteindelijk de verantwoordelijkheid niet draagt als er sprake is van wanbetaling. Dan wordt het probleem afgewenteld op de belanghebbenden bij de bank die geld in de bank gestoken hebben, zoals aandeelhouders en consumenten. Omdat SNS een systeembank is in Nederland kon SNS niet zomaar failliet gaan. Dat zou te grote problemen opleveren voor de andere banken en voor het financiële systeem.
Aanbevelingen Dit hoofdstuk heeft laten zien dat er een aantal weeffouten in het financiële systeem zitten. Na de financiële crisis zijn deze problemen wel aangekaart, maar nog niet genoeg aangepakt. Het betreft dan met name het toezicht op de geldscheppende rol van banken, de kapitaaleisen en het beloningsbeleid dat voor perverse prikkels zorgt. Het is wel duidelijk dat er op een fundamentele manier moet nagedacht worden over de rol van geld in onze maatschappij. Om de stabiliteit in de toekomst te waarborgen is dus het verhogen van de kapitaaleisen niet voldoende. Ook het opstellen van een eed voor bankiers voldoet niet. Het is vooral nodig om op een hele basale manier na te denken over de rol van geldschepping en de beloningen die bankiers daarvoor krijgen. Door de huidige schuldencrisis is echter de aandacht verplaatst naar nationale overheden, waardoor er minder aandacht is voor de problematiek in de financiële sector. 1. Kapitaaleisen moeten omhoog. We volgen hierin het advies van het Sustainable Finance Lab dat het ‘harde’ eigen vermogen versterkt moet worden tot 12-15% (Sustainable Finance Lab, 2011). 2. Het beloningsbeleid (bonussen en andere variabele beloningen) van banken moet streng worden gecontroleerd om perverse prikkels tegen te gaan. Ook andere oorzaken van perverse prikkels moeten worden onderzocht en tegengegaan. 3. Het maatschappelijk debat over de rol van geldschepping en beloningen voor bankiers moet blijven plaatsvinden.
6
De rol van de overheid in de financiële sector
»De rol van de toezichthouder DNB (De Nederlands Bank) Inleiding Uit het verleden is genoegzaam gebleken dat geen macht zonder tegenkrachten kan. Macht zonder tegenmacht corrumpeert altijd (Mackay, 2013). Deze stelling is niet alleen van toepassing op politieke macht, maar zeker ook op de ‘macht van de vrije markt (economie)’. Om laatstgenoemde macht te beteugelen en te reguleren, dient er een instituut te zijn die aan deze taak invulling kan geven. De vraag in het licht van dit manifest is derhalve: hoe is dit in Nederland vormgegeven? In dit hoofdstuk wordt nader op deze vraag ingegaan. Rol van toezichthouders in de financiële sector Het financiële stelsel is in belangrijke mate gebaseerd op vertrouwen. Vertrouwen vormt het fundament onder de werking van de financiële markten (Financieel InfoNu, 2011). Alhoewel de huidige crisis weinig aanleiding geeft tot deze gedachte, is het één van de pijlers voor het functioneren van de financiële sector. In Nederland vervult de overheid middels diverse instituten een regulerende en toezichthoudende taak, hetgeen als doel heeft het eerder genoemde vertrouwen te waarborgen. Deze taak is vastgelegd in de Wet op het financieel toezicht (Wft) (AFM, z.d.). De Wft onderscheidt twee grote toezichthouders: De Nederlandse Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) (Rijksoverheid, z.d.). Alvorens hier nader op in te gaan, is het van belang om op te merken dat er nog een derde, internationale toezichthouder is: de Europese Centrale Bank (ECB). Vanwege het lidmaatschap van Nederland aan de eurozone en de sterk op export gerichte economie, is de ECB een belangrijke actor en factor. Het hoofddoel van deze bank is het handhaven van prijsstabiliteit in de eurozone (ECB, z.d.). Daartoe houdt de ECB systematisch toezicht op conjuncturele en structurele ontwikkelingen in het eurogebied (Financieel InfoNu, 2011). Verder is het noodzakelijk de rol van de minister van Financiën te benoemen. Deze bewindspersoon is verantwoordelijk voor het algehele functioneren van het financiële stelsel (Rijksoverheid, z.d.). De twee eerder genoemde grote, nationale toezichthouders opereren grotendeels onafhankelijk en hebben ieder dan ook een afzonderlijke taak. DNB houdt toezicht op de betrouwbaarheid en financiële stabiliteit, ook wel prudentieel toezicht genoemd. Concreet betekent dit dat erop toegezien wordt dat financiële instellingen hun verplichtingen nakomen. De AFM is gedragstoezichthouder en let in die hoedanigheid op het gedrag van financiële instellingen. Een voorbeeld van de werkzaamheden van de AFM, betreft het controleren van de informatie die consumenten krijgen; de informatie dient duidelijk en eerlijk te zijn (Rijksoverheid, z.d.). In de praktijk lopen de werkzaamheden van DNB en de AFM nogal eens door elkaar. Risico’s op gedrags- en prudentieel gebied hangen met elkaar samen en liggen in elkaars verlengde. De financiële crisis heeft blootgelegd hoe groot de systeemrisico’s op de markten kunnen zijn. Mede om deze reden hebben DNB en de AFM zich ten doel gesteld om de onderlinge samenwerking te versterken (AFM, z.d.).
Rol van toezichthouder DNB DNB is expliciet verantwoordelijk voor het systeemtoezicht (Financieel InfoNu, 2011). Aangezien in dit manifest de rol van de overheid ten opzichte van de financiële sector met betrekking tot systeemrisico’s centraal staat, wordt de rol van DNB nader toegelicht. DNB (‘hoedster van financiële stabiliteit’) verwoordt haar missie zelf als volgt: DNB maakt zich sterk voor financiële stabiliteit en draagt daarmee bij aan duurzame welvaart in Nederland (DNB, z.d.). Binnen deze missie besteedt de DNB aandacht aan verschillende taken (DNB, z.d.): 1. Financiële stabiliteit waarborgen: a. Monetair beleid vormgeven (inflatie, stabiele prijzen, rente); b. Betalingsverkeer monitoren; c. Toezicht houden op financiële instellingen. 2. Diverse aan bovenstaande werkzaamheden gerelateerde taken: a. Economisch advies verstrekken aan de regering; b. Wetenschappelijk onderzoek verrichten; c. Statistiek bedrijven over de financiële sector. Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
7
Een andere definiëring van de taken van DNB spitst zich toe op het waarborgen van de financiële stabiliteit. Hierin worden vijf vormen van toezicht onderscheiden (Financieel InfoNu, 2011): 1. Systeemtoezicht: bewaken van de stabiliteit van het financiële stelsel als geheel; 2. Prudentieel toezicht: toezicht op de soliditeit en solvabiliteit van financiële ondernemingen; 3. Integriteitstoezicht: integriteitswet- en regelgeving handhaven; 4. Oversight toezicht: toezicht op een veilig, betrouwbaar, efficiënt en snel betalingsverkeer; 5. Materiaal toezicht: toezicht op bepalingen van pensioenfondsen in relatie tot regelgeving.
Bevoegdheden van toezichthouder DNB Teneinde zich goed van haar toezichtstaak te kunnen kwijten, zijn aan DNB toezichtsbevoegdheden toebedeeld. Deze zijn vastgelegd in hoofdstuk 5.2 (‘Handhaving – toezicht op de naleving’) van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (Roth, 2009): » Artikel 5:15 ‘het betreden van plaatsen’; » Artikel 5:16 ‘het vorderen van inlichtingen’; » Artikel 5:17 ‘het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden’; » Artikel 5:20 ‘medewerkingsplicht jegens de toezichthouder’. Daarnaast kent de Wft (hoofdstuk 1.4 ‘Toezicht en handhaving’), soms de Awb overlappend, bevoegdheden aan DNB toe (DNB, 2007): » Bevoegdheid in het kader van het verzamelen en beoordelen van informatie: » Artikel 1:72 – 1:74 ‘inlichtingenbevoegdheid’; » Instrumenten in het kader van het bijsturen en interveniëren bij een onder toezicht staande financiële onderneming: » Artikel 1:75 ‘aanwijzingsbevoegdheid’; » Artikel 1:76 ‘bevoegdheid benoemen curator’; » Artikel 1:79 ‘bevoegdheid opleggen last onder dwangsom’; » Artikel 1:80 ‘bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete’; » Artikel 1:94, 1:97 en 1:99 ‘bevoegdheid openbare waarschuwing en de publicatie van een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom’. Naar aanleiding van de financiële crisis is de Interventiewet in werking getreden. Deze wet geeft DNB en de minister van Financiën nieuwe bevoegdheden om tijdig in te grijpen bij een financiële onderneming in problemen (DNB, 2012). Ook voor de invoering van de Interventiewet was er al een crisisinstrumentarium beschikbaar, waarvan echter gebleken is dat het niet voldoet. In het oude crisisinstrumentarium kon wel de noodregeling of het faillissement worden aangevraagd, maar daadwerkelijk interveniëren was niet aan de orde. Aangezien een faillissement van bijvoorbeeld een grote bank de stabiliteit van het financiële stelsel kan bedreigen, zijn er extra bevoegdheden aan DNB toegekend (DNB, 2012): » Verkoop van de probleeminstelling aan een private partij door de overdracht van aandelen; » Overdracht van de deposito’s van de probleeminstelling aan een private partij met financiering van het depositogarantiestelsel; » Overdracht van activa en/of passiva van de probleeminstelling aan een private partij. De splitsing van de probleeminstelling in een good/bad bank wordt hiermee mogelijk. Deze bevoegdheden mogen worden gebruikt indien (1) er sprake is van een gevaarlijke ontwikkeling met betrekking tot het eigen vermogen, de liquiditeit, solvabiliteit of technische voorzieningen van een bank of verzekeraar (2) en dat redelijkerwijs is te voorzien dat deze ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede zal keren (DNB, 2012). Deze voorwaarden worden beoordeeld op basis van vier criteria (DNB, 2012): 1. Behoud van vertrouwen van deposanten of polishouders; 2. Behoud van vertrouwen van markten/financiers; 3. Garanderen van continuïteit van vitale functies (betalingsverkeer, kredietverlening etc.) van de probleemi stelling; 4. Verminderen van moreel risico door aandeelhouders en andere verschaffers van risicodragend vermogen zo veel mogelijk te confronteren met de verliezen die zij bij liquidatie zouden hebben geleden. Niet direct tot het onderwerp van deze paragraaf behorend, maar er wel zeer nauw mee verbonden, is het feit dat ook de minister van Financiën twee extra bevoegdheden heeft gekregen (DNB, 2012): » Ingrijpen in de interne bevoegdheden van een financiële onderneming;
8
De rol van de overheid in de financiële sector
» Onteigenen van vermogensbestanddelen of effecten van een financiële onderneming. Ten slotte wordt opgemerkt dat DNB in haar Visie (2010) de volgende twee zaken opmerkt over haar eigen toezichtsaanpak: Ten eerste moet het toezicht vaker een instellingsoverstijgend perspectief hanteren. In de kredietcrisis is de verwevenheid van financiële instellingen onderling en met de reële economie groter gebleken dan gedacht. Ten tweede dient er naast het traditionele toezicht, dat vooral gericht is op kwantitatieve criteria als solvabiliteit en liquiditeit, meer aandacht te komen voor de strategische en kwalitatieve elementen in het toezicht (DNB, 2010).
Rol toezichthouder DNB in casus SNS Zoals in de vorige paragraaf is beschreven, heeft DNB een relatief uitgebreid takenpakket, waaraan diverse bevoegdheden gekoppeld zijn. In deze paragraaf wordt bezien hoe dit tot uitdrukking is gekomen in de rol die DNB heeft gespeeld in zake de casus SNS Reaal. Achteraf gezien kan gesteld worden dat DNB steken heeft laten vallen in haar rol als toezichthouder. De overname van Bouwfonds Property Finance door SNS Reaal in 2006 is een bijzonder onverstandige keuze geweest, waar DNB destijds echter wel haar goedkeuring aan verbonden heeft. Over deze beslissing zegt Jan Sijbrand, de huidige toezichthouder op de banken bij DNB, dat dit nu nooit meer zou gebeuren (NOS, 2013). Niet verwonderlijk, wanneer we de doelstellingen van het takenpakket van DNB naast de overname van Bouwfonds Property Finance leggen. Voor overnames, fusies en investeringen van financiële ondernemingen dient DNB een verklaring van geen bezwaar (vvgb) af te geven. Daarbij wordt onder andere beoordeeld of een beslissing de bedrijfsvoering niet in gevaar brengt en/of zou kunnen leiden tot een ongewenste ontwikkeling van de financiële sector (NOS, 2013). De vvgb werd verstrekt, terwijl SNS Reaal geen enkele ervaring had met vastgoedfinanciering. Met de kennis van nu is deze handeling zonder meer af te keuren. Echter, ook met de kennis van het verleden had deze handeling niet moeten plaatsvinden. Wel is er enig begrip voor op te brengen, aangezien het in 2006 een tijd was van financiële expansie en versoepeling van regels. DNB had echter de bevoegdheden in huis om deze ongewenste handeling, het overleggen van een vvgb, niet te laten plaatsvinden! In de discussie over de verhouding tussen banken en DNB wordt meer dan eens gesuggereerd dat de afstand tussen beide partijen te klein is (met name na de bankreddingen in 2008 en 2009). Het toezicht werd vervolgens aangepast, maar niet in voldoende mate. Dat blijkt uit het feit dat de overheid in 2008 financiële steun verleende aan SNS Reaal, op basis van de conclusie dat de bank in de kern gezond was (Trouw, 2013). De informatie in voorgaande alinea spreekt dit duidelijk tegen! Daarbij komt nog eens dat DNB een jaar voor de overname het klantenbeleid en de klantenkennis van Bouwfonds Property Finance als onvoldoende heeft beoordeeld (NRC, 2013 III). Er zijn aldus kritische vragen te stellen bij de overlegging van een vvgb bij de overname van Bouwfonds Property Finance in 2006 (1), de verleende financiële steun in 2008 (2), maar ook bij de nationalisatie in 2013 (3). Belangrijke economen leveren scherpe kritiek op DNB bij de redding van SNS Reaal. Het betreft de manier waarop DNB concludeerde dat SNS Reaal onder alle omstandigheden gered moest worden. DNB merkte SNS Reaal aan als systeemrelevante bank, maar de criteria daarvoor zijn niet openbaar (is overigens niet verplicht). R. Beetsma van de Universiteit van Amsterdam (UvA) duidt dit als een democratische tekortkoming (NRC, 2013 IV). Het gevolg van de niet-openbare criteria is dat niet onafhankelijk te controleren valt of een bank terecht is aangemerkt als systeembank. Dit is een onwenselijke situatie. Verder is de nationalisatie volgens onze commissie uiteindelijk, hoe spijtig ook, wel te billijken. SNS Reaal werd bedreigd door een bankrun, bezat derhalve nog weinig kapitaal (Nieuwsuur, 2013) en kampte zelfs met een kapitaalgat dat onoplosbaar was geworden (Rijksoverheid, 2013 I). Alternatieven waren niet beter en dus onacceptabel.
Aanbevelingen De rol van de overheid en meer specifiek DNB als ‘hoedster van de financiële stabiliteit’ is van groot belang voor het functioneren van de economie. Uit het recente verleden is gebleken dat het toezicht op de bancaire sector gebreken vertoond. Naast het feit dat er binnen de bestaande bevoegdheden, constaterend met de kennis van nu, verkeerde beslissingen zijn genomen, is zichtbaar dat bevoegdheden om situaties zoals ze zich nu onder andere voordoen bij SNS Reaal te voorkomen onvoldoende aanwezig zijn. Derhalve is het vanuit het oogpunt van preventie raadzaam om extra bevoegdheden aan het toezichtskader toe te kennen. Tevens is het noodzakelijk om de transparantie van de toezichthouders te vergroten, opdat ook zij aan democratisch toezicht onderworpen zijn. Immers, zoals reeds eerder is gesteld, geen macht kan zonder tegenkracht. In het kader van de rol van de toezichthouders en met name DNB kunnen aanbevelingen worden gedaan voor het functioneren in de toekomst. Hierbij is het goed te beseffen dat, zoals DNB zelf ook opmerkt in Visie DNB toezicht
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
9
2010 – 2014, het karakter van het toezicht in toenemende mate instellingsoverstijgend en internationaal moet zijn. Samenwerking met andere Europese banken en de ECB is derhalve van wezenlijk belang. De aanbevelingen die worden verstrekt zijn deels afgeleid van het advies van het Sustainable Finance Lab, een organisatie die als doel heeft ‘ideeën te ontwikkelen voor een daadwerkelijke verduurzaming van de financiële sector’ (Sustainable Finance Lab, z.d.). » DNB dient transparanter te zijn in haar besluitvorming. Criteria ten aanzien van het aanmerken als systeem bank dienen ten minste bij de volksvertegenwoordiging bekend te zijn. » Vergroot de diversiteit aan medewerkers binnen DNB. Dit is noodzakelijk om te komen tot breed gedragen besluiten en voorkomt tunnelvisie. » Uitbreiding van bevoegdheden voor DNB is noodzakelijk om problemen in de toekomst te voorkomen. DNB dient de volgende eisen te kunnen stellen aan Nederlandse banken: » Kapitaaleisen verhogen; » Goedkeuring DNB nodig voor nieuwe financiële producten. » Teneinde de pluriformiteit van de Nederlandse bankensector te vergroten, dient er een gelijk speelveld te komen voor grote en kleine banken. Dit vereist ook een meer gedifferentieerd toezicht, zodat kleine banken minder worden belast. Grote (systeem)banken hebben immers profijt van de impliciete staatsgaranties en andere voordelen.
10
De rol van de overheid in de financiële sector
»Praktijk: faillissementen. De IJslandse crisis, Icesave en Cyprus Inleiding In dit hoofdstuk wordt gekeken naar een ander scenario van een in problemen geraakte systeembank: het faillissement. Dit gebeurde in IJsland in 2008. Eerst wordt nader ingegaan op de economische situatie in dit land, daarna welke keuzes er tijdens die crisis gemaakt zijn. Kan Nederland daar iets van leren? Diezelfde vraag geldt ook voor de Cypriotische bankencrisis. Is er een beter alternatief voor het redden van onverantwoordelijke banken? Financiële crisis in IJsland In oktober 2008 sloeg de crisis extreem hard toe in IJsland. De grootste (systeem)banken, met een totale balans die 10 keer zo groot was als het bruto nationaal product (BNP), gingen allen failliet4. De IJslandse kroon daalde met meer dan 50% in een dag, en in totaal meer dan 80%5. De inflatie steeg tot 20% binnen een paar maanden6. De aandelenmarkt verloor 90% van zijn waarde7. Onroerend goed daalde met meer dan een kwart in waarde8. De werkloosheid vernegenvoudigde9. In de maanden daarop bleek dat meer dan 80% van de IJslandse bedrijven eigenlijk failliet was door de crisis. Geschat werd dat een kwart van de huishoudens zich in een vergelijkbare positie bevond10. Kortom, IJsland was van alle landen verreweg het zwaarst getroffen door de financiële crisis. Aanpak van de failliete IJslandse banken De overheid had eigenlijk geen andere keus dan om de banken te laten vallen. Ze waren simpelweg te groot om te redden. De IJslandse overheid heeft de eigen spaarders betaald tot de depositogarantie en de failliete banken werden genationaliseerd. Er werd een begin gemaakt met de sanering. Kapitaalcontroles en –restricties werden ingesteld om een kapitaalvlucht te voorkomen. Later zijn er 3 kleine nieuwe banken opgericht om diensten te verlenen aan de lokale economie. De regering werd onder druk gezet om de bankschulden aan het buitenland (met name Nederland en het Verenigd Koninkrijk) over te nemen, maar na protesten werden er meerdere malen referenda gehouden over de verschillende akkoorden. De plannen om de buitenlandse crediteuren terug te betalen werden op die manier door het volk verworpen. Wel kregen de Nederlandse en Engelse spaarders later hun geld terug na de sanering (zie kopje ‘Icesave’). Belangrijke bankiers zijn vervolgd en veroordeeld voor fraude en wanbeleid. Bescherming van de private sector De regering nam ook maatregelen om de private sector en de huishoudens te beschermen tegen de gevolgen van de ineenstorting van de economie. Te hoge private schuld werd afgeschreven (boven 110% van de reële waarde van het huis)11. Lokale bedrijven konden hun schuld afschrijven om te overleven, als zij geloofwaardig konden maken dat het bedrijf weer winstgevend zou zijn in de toekomst. De armste huizenbezitters in de grootste problemen kregen een tijdelijke subsidie van de overheid. Leningen aan het buitenland werden overgeschreven in (gedevalueerde) IJslandse kronen, zodat de schuld effectief voor meer dan de helft werd afgeschreven. De overheid bezuinigde flink en schrapte belasting-voordelen die vooral voor rijkere mensen golden12. Behandeling van Icesave Icesave was de Nederlandse tak van de IJslandse bank Landsbanki, één van de systeem-banken die failliet gegaan waren. De internetspaarbank stuntte met rentes van 5% (deposito’s werden aangetrokken omdat de obligatiemarkt opgedroogd was voor de IJslandse banken). Ondanks de nieuwe instroom van spaargeld ging Landsbanki eind 2008 failliet, en daarom moest ook Icesave haar deuren sluiten. De IJslandse staat vergoedde de schade voor de eigen spaarders, maar Nederlandse en Britse tegoeden werden niet uitbetaald. IJsland heeft wel toegezegd de spaargelden Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 & Redactie, Fighting recession the Icelandic way, Bloomberg.com, 26-09-2012 6 Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 7 Redactie, Fighting recession the Icelandic way, Bloomberg.com, 26-09-2012 8 Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 9 Redactie, Fighting recession the Icelandic way, Bloomberg.com, 26-09-2012 10 Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 11 Thorolfur Matthiasson, Icelands debt relief lessons for eurozone, The Guardian.co.uk, 21-08-2012 12 Redactie, Fighting recession the Icelandic way, Bloomberg.com, 26-09-2012 4 5
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
11
terug te betalen uit de boedel van Landsbanki, die op dit moment nog steeds afgewikkeld wordt. De Nederlandse staat heeft spaargeld tot 100.000 euro voorgeschoten onder het Nederlandse depositogarantiestelsel (waarde: 1,4 miljard euro). De spaarders die boven dat bedrag zaten, werden wel gedupeerd. Nederland heeft ondertussen een kleine 750 miljoen euro teruggekregen uit de liquidatie van de bezittingen van Landsbanki. De curator verwacht dat het volledige bedrag van 1,4 miljard euro terugbetaald zal worden13 aan Nederland, net als het geld boven de 100.000 euro14 (grote spaarders, gemeentes en provincies).
Sanering van de boedel van Landsbanki De oorzaak dat dit nog steeds niet opgelost is, is dat een bankfaillissement erg moeilijk af te wikkelen is. Bankbalansen zijn vaak ondoorzichtig, er moet rekening gehouden worden met delen die buiten de balans zijn gehouden (derivaten?), soms is nog niet duidelijk hoeveel verliezen er genomen zullen moeten worden op uitstaande leningen (bijvoorbeeld slechte hypotheken of bedrijfsleningen) en grote belangen in bijvoorbeeld supermarkten, een scheepvaartbedrijf en farmaceutische industrie zijn niet altijd zomaar te verkopen op de geld- en kapitaalmarkt zonder daarmee de prijs teveel onder druk te zetten. En de wisselkoers is hierbij ook nog een onzekere factor. In 2018 moet dit alles afgerond zijn. Om het inzichtelijk te maken, een zeer versimpelde vorm van een bankbalans.
Bezittingen Vaste activa Hypotheken Bedrijfskrediet Aandelen, obligaties & financiële producten Cashreserve
Schulden Aandeelhouders (eigen vermogen) Achtergestelde obligatiehouders Obligatiehouders Preferente obligatiehouders (centrale bank) Deposito’s van spaarders
In geval van faillissement moeten de aandeelhouders de eerste klappen opvangen, daarna de (achtergestelde) obligatiehouders, en pas daarna kunnen de spaarders en de centrale bank aangeslagen worden. Het geluk was in IJsland dat de bezittingen van de bank voldoende blijken te zijn om in ieder geval de spaarders terug te betalen. Spaarders zijn normaliter relatief veilig, al kan het dus lang duren voordat het geld terug is. Hoeveel spaargeld er terugkomt, hangt af van hoe groot het aandeel van de deposito’s is in de financiering van een bank. Hoe meer obligatiefinanciering, hoe veiliger de spaarders.
Hoe staat het er nu voor in IJsland? Vijf jaar later is de werkloosheid laag (minder dan 5%!), groeit de economie van het land weer en heeft de reële economie de plaats van de financiële sector ingenomen. De leningen van het IMF (Internationaal Monetair Fonds) zijn eerder terugbetaald dan afgesproken en de kredietrating zit weer op ‘investment grade’15. Volgens het IMF is het herstel gedreven door binnenlandse vraag, een teken dat de financiële positie van de meeste huishoudens weer op een stevig niveau zit. De referenda hebben voorkomen dat de democratische legitimiteit van de overheid niet verdampt is. De inflatie is nog wel hoog en de restricties op kapitaal zijn lastig af te wikkelen. Ook is er veel emigratie geweest naar Scandinavië. De overheidsschuld zit rond de 100% van het BNP, maar omdat de economie weer gezond is en groeit, is de capaciteit om die af te betalen voldoende aanwezig. Het begrotingstekort is ondertussen gedaald van 13,5% in 2009 en zit nu allang ruim onder de (gehate) 3%. Voor- en nadelen van de IJslandse aanpak Is dit nou een betere aanpak van een failliete systeembank? De voor- en nadelen op een rijtje. In de aanbevelingen komt dit natuurlijk terug. Het is wel belangrijk de verschillen tussen de landen in het oog te houden. Voordelen: + de verantwoordelijke bankiers hebben hun rechtvaardige straf ontvangen en zitten achter de tralies + het IJslandse probleem met te grote banken is duurzaam opgelost16 IJsland betaalt al ons Icesave geld terug, RTL Nieuws, 30-11-2012 Al het geld uit IJsland komt terug, RTL Nieuws, 23-10-2012 15 Obligaties worden vaak onderscheiden naar ‘investment grade’, relatief veilige beleggingen, en ‘high yield’ of ‘junk bonds’, gevaarlijke leningen aan niet-kredietwaardige instanties. De IJslandse overheidsschuld werd dus weer toegankelijk voor bijv. institutionele beleggers als pensioenfondsen. 16 Daar bedoelen wij niet mee dat het nooit weer kan gebeuren, maar dat er geen problemen meer zijn dankzij de oplossing. In Nederland zijn we verder weg dan ooit van een gezonde situatie, met drie van de grootste banken in staatshanden en afhankelijk van de belastingbetaler. 13 14
12
De rol van de overheid in de financiële sector
+ de financiële sector haalt niet al het talent meer weg uit de reële economie + er is geen belastinggeld gebruikt om onverantwoordelijke bankiers te redden + de financiële sector is weer dienstbaar aan de samenleving + met name de kwetsbare groepen in de samenleving zijn geholpen door de overheid + bedrijven kregen hulp om te blijven draaien tijdens de tijdelijke instorting van de economie + de economie groeit weer mede dankzij schuldenvermindering Nadelen: - deze aanpak is in een geografisch geïsoleerd en bijzonder klein eiland gebruikt en is daarom misschien niet makkelijk te vertalen naar Nederland - de IJslandse crisis was veel zwaarder dan in Nederland en is daarom niet 1 op 1 te vergelijken - Nederland zou, als dat nodig zou zijn in een dergelijke situatie, niet kunnen devalueren binnen de Eurozone - de IJslandse overheidsschuld is hoger dan in Nederland (al kan deze met de aanwezige economische groei beter afgelost worden)
Conclusie De conclusie is dat de IJslandse aanpak ervoor gezorgd heeft dat de reële economie niet kapot is gegaan aan het faillissement van systeembanken. De oplossing is veel rechtvaardiger en eerlijker dan die in andere landen na de crisis in 2008. Ondanks de zeer zware crisis, die nog steeds diepe sporen heeft achtergelaten, is er weer hoop voor de toekomst. Cyprus: de problemen De tweede casus is Cyprus. De Cypriotische bankensector was (net als in IJsland) extreem groot in verhouding tot het BNP. De banken draaiden vooral op buitenlands (Russisch) (zwart) geld en trokken veel spaarders aan door de zeer hoge rente. Het spaargeld werd vervolgens in Griekenland belegd in staatsobligaties en leningen aan bedrijven en particulieren. Het praktische faillissement van Griekenland (de ‘haircut’ op obligaties)17 en de daaropvolgende depressie betekenden een sterke verslechtering van de activazijde van de bankbalansen. Het eigen vermogen was bij lange na niet genoeg en zonder noodgeld van de ECB (Emergency Liquidity Assistance) waren deze banken allang omgevallen. De akkoorden Er werd al maanden onderhandeld over de ‘redding’, maar die kon pas doorgang vinden toen de communistische president van Cyprus werd vervangen tijdens de verkiezingen. Er kwam 10 miljard van de Europese landen, maar het overige geld (zo’n 6 miljard) moest door de Cyprioten zelf worden opgehoest. De staat had al een schuld van 90% van het BNP en het IMF stelde terecht dat die miljarden de staatsschuld onhoudbaar zouden maken. De enige mogelijkheid was toen om de crediteuren van de banken verliezen laten lijden. Het eigen vermogen was al verdampt en er waren maar weinig obligatiehouders, dus moesten de spaarders meebetalen. Omdat de Cyprioten de heffing op spaargeld boven de 100.000 euro onder de 10% wilden houden, moesten in het eerste plan ook de kleine spaarders bijna 7% betalen. De deal werd bereikt met de Eurogroep, de verzameling van Europese ministers van financiën, onder leiding van Jeroen Dijsselbloem. Maar deze deal werd sterk bekritiseerd en kwam uiteindelijk niet door het Cypriotische parlement. Een nieuw akkoord werd vervolgens doorgevoerd, waarbij spaarders onder de 100.000 euro toch werden ontzien en de grotere spaarders (waaronder bedrijven) en de weinige obligatiehouders alle pijn moesten dragen. Ondertussen waren de bankfilialen in Londen en Rusland gewoon open, zodat oligarchen e.d. hun geld onbeperkt weg konden halen en alle pijn bij de Cyprioten zelf terechtkwam. Intussen was het door de kapitaalcontroles zowel in Cyprus als in rest van de jurisdictie van de ECB (dus de Eurozone) niet mogelijk geld op te nemen van een Cypriotische bankrekening. Een verbetering was wel dat de Laiki Bank, één van de grootste banken en de meest zwakke, feitelijk opgeheven werd en afgewikkeld werd als faillissement. Blauwdruk voor de toekomst? Jeroen Dijsselbloem beweerde na het akkoord dat deze aanpak in de toekomst vaker zou worden toegepast en dat de belastingbetaler niet meer op behoort te draaien voor bancaire problemen. Dit leidde tot nog meer stress op de financiële markten en nog meer imagoschade voor de voorzitter, na het debacle van het eerste akkoord. Hij deed net alsof hij dat niet had gezegd, maar er werd later duidelijk dat de gevolgde aanpak inderdaad in de toekomst vaker zal worden gebruikt. Onze commissie zal later betogen dat er veel voor deze aanpak te zeggen is, maar dat er ook grote gevaren aan zitten. 17
De ‘haircut’ wil zeggen dat er metaforisch een stuk van de schuld afgeknipt wordt. In Griekenland ging het erom dat de staatsobligaties ‘vrijwillig’ voor een groot deel afgeschreven werden, wat dus feitelijk een gedeeltelijk faillissement inhoudt.
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
13
Wat ging er mis? In Cyprus was het plan van aanpak niet duidelijk, het akkoord werd slecht gecommuniceerd en het aanpakken van kleine spaarders was gevaarlijk. Ook het sluiten van de banken en het telkens uitstellen van de heropening draaide de lokale economie de nek om. Het open zijn van buitenlandse vestigingen zorgde ervoor dat alle pijn op Cyprus zelf terechtkwam. Ook hadden de Cypriotische regering en de centrale bank geen monetaire vrijheid, omdat Cyprus deelneemt aan de Europese monetaire unie (EMU). Een complicerende factor was dat de hoeveelheid spaargeld in verhouding veel groter was dan in de meeste landen, en waren de buitenlandse spaarders niet ondergebracht in een aparte organisatorische tak binnen de bank. Diefstal? Naar aanleiding van de deal op Cyprus willen we het volgende aangeven, dat wat ons betreft heel belangrijk is. Dit geldt ook voor Icesave en voor elke andere huidige bank. Er werd na het akkoord veel gesproken over ‘diefstal’ van spaargeld door de EU. Hoewel dat zeker zo kan voelen en we niet willen zeggen dat het niet pijnlijk kan zijn, is dit eenvoudigweg niet waar. Waarom niet? Het spaargeld op een (direct opneembare) depositorekening is geen geld. Het geld is namelijk uitgeleend door de bank (of belegd in derivaten e.d.). Slechts een klein gedeelte wordt achtergehouden: de cashreserve. De minimum reserve-eis van de ECB is sinds de crisis van 2% naar 1% verlaagd18. Een deposito is slechts een vordering op de bank. De bank belooft de deposito’s terug te betalen als de spaarder daarom vraagt. Als de bank in gebreke blijft, ziet de spaarder zijn geld niet terug. Maar wat er niet is (geld), kan dus ook niet gestolen worden. Omdat het al een heel tijdje goed ging (sinds de Grote Depressie), is iedereen de vorderingen als echt geld gaan beschouwen, maar dat is het dus niet. Het is slechts de belofte van de bank. Om dit inherent wankele bancaire systeem overeind te houden is de centrale bank in het leven geroepen. Die lenen in geval van nood onbeperkt liquiditeit aan in de problemen geraakte banken. Maar als een bank ook insolvabel is, kan die steun het niet oplossen. Dan wordt die failliet verklaard (of gered met belastinggeld). Lessen en aanbevelingen Welke lessen kunnen uit deze voorbeelden getrokken worden? Welke aanbevelingen komen hier uit naar voren? We zetten er enkele op een rijtje. Wie betaalt de rekening? Leren van Cyprus De eerste vraag is: waar moet de rekening van een bankfaillissement neergelegd worden? Wij denken dat Dijsselbloem toch gelijk heeft. De gevolgen van zijn eerlijkheid zullen nog moeten blijken, maar alleen al het feit dat dit het systeem in gevaar brengt, betekent dat we met een disfunctioneel financieel systeem opgescheept zitten. Aandeelhouders en obligatiehouders weten dat ze risico’s lopen en dat banken failliet kunnen gaan. Daar hoeven we dus geen traan om te laten. Zij zullen hun verkeerde investering niet meer terugzien bij een faillissement. Dat is de buffer die voor de spaarders zit. Maar als dat niet genoeg is om de verliezen op te vangen, zullen ook de spaarders aangeslagen moeten worden. Spaarders moeten zich bewust worden dat in het moderne bankieren een deposito geen hard geld is, slechts een belofte, en dat die belofte dus ook niet 100% veilig kan zijn. Ook zij lopen risico’s. De moderne economie draait vooral om consumptie van een stabiele middenklasse als drijvende kracht. Dit zijn vaak de kleine spaarders. Voor de samenhang van de maatschappij is het beter als die ontzien worden bij een faillissement. Grotere spaarders kunnen bovendien vaak wel een stootje hebben, volgens het principe van sterkste schouders, zwaarste lasten. Wat ons betreft is de bescherming van spaarders wel zeer belangrijk19 en moeten we bedenken hoe we dat het beste kunnen regelen. Er is eigenlijk geen goede reden waarom de belastingbetaler op zou moeten draaien voor de problemen van een Zie http://www.ecb.int/press/pr/date/2011/html/pr111208_1.en.html Dat is inderdaad absurd weinig. Dat gaat goed zolang er niet één bank is die veel meer uit ziet stromen dan binnenkomen (geld geheel uit het bancaire systeem halen in contant geld is slechts individueel mogelijk, niet op grote schaal, omdat slechts een paar procent van het geld cash is). De ECB zit er dan nog altijd tussen met noodleningen (Emergency Liquidity Assistance). De lage reserveratio betekent dat er heel veel krediet geschapen kan worden en dat de banken dus sterk kunnen groeien (tot vele malen de reële economie, in o.a. Cyprus, IJsland, Ierland, Luxemburg, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, maar ook de Nederlandse financiële sector is relatief groot). De reserveratio wordt ook gebruikt door de centrale bank om de geld- en kapitaalmarkt te beïnvloeden. In geval van oververhitting en oplopende inflatie kan de centrale bank dan de creatie van krediet beperken en daardoor de groei van de geldhoeveelheid. 19 Spaarders zijn juist de bron van kapitaalopbouw en dus de langetermijninvesteringen. Sparen is investeren in de toekomst, terwijl lenen vaak het tegenovergestelde is: naar voren gehaalde consumptie (in ieder geval de afgelopen decennia). Echte economische groei kan alleen ontstaan door investeringen in bijvoorbeeld productiecapaciteit, innovatie, nieuwe technieken, e.d. Daar is spaargeld voor nodig. 18
14
De rol van de overheid in de financiële sector
bank, behalve dat men het belang van spaarders boven dat van belastingbetalers stelt. De afgelopen jaren is dat gebeurd, maar zoals Dijsselbloem aangaf, onterecht. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat simpelweg deposito’s afschrijven zodat de bank gewoon lekker door kan gaan (zonder faillissement, curator, ontslagen, of sanering en reorganisatie) terecht als buitengewoon onrechtvaardig kan worden beschouwd. Kortom, de vraag ‘wie betaalt de rekening?’ is op Cyprus beantwoord, maar de uitvoering was helaas rampzalig. Daar kunnen we beter voor naar IJsland kijken.
Wat te doen met de failliete bank zelf? De lessen van IJsland Een belangrijk punt hier is dat het overeind houden van banken d.m.v. afboeken van de schulden (‘bail-in’, zoals bij Cyprus), vaak niet de goede keuze is. Het lost lang niet altijd het probleem op. De financiële sector was al te groot. Om die te verkleinen is het beter om een bank simpelweg te liquideren en de spaarders hun geld terug te geven, zoals in IJsland is gebeurd en bij één bank in Cyprus (Laiki). Dan zorg je snel voor verkleining van de bancaire sector en het afvoeren van de rotte delen van het financiële systeem. Deze creatieve destructie is van levensbelang voor een gezonde kapitalistische markt, waarbij gevolgen van beslissingen niet meer afgewenteld kunnen worden op de overheid en de samenleving. Banken kunnen failliet gaan en gaan ook failliet bij wanbeleid, zo zou het moeten worden. Nieuwe spelers nemen de plaats van oude in en zorgen voor een eerlijke concurrentie. Het draait er dus om dat we moeten zorgen dat de bank niet zomaar doorgaat met business as usual op kosten van de crediteuren. Dat kan bij een normale doorstart van een bedrijf ook niet! Belangrijke maatregelen zijn dan onder andere het management ontslaan, net als bestuurders, de raad van toezicht, het terugvorderen bonussen, bankiers persoonlijk aansprakelijk stellen bij wanbeleid en zo mogelijk vervolgen, curators aanstellen om de bank te saneren/ op te knippen. Als dat nodig is, moet de wet daarvoor gewijzigd worden. Gevolgen voor het financiële systeem en de reële economie De tweede les van IJsland is dat het failliet laten gaan van systeembanken niet hoeft te betekenen dat het financiële systeem en de reële economie geheel instorten. Beleidsmakers moeten zorgvuldig studie maken van deze situatie en een noodplan met de geleerde lessen hebben klaarleggen in het geval van nieuwe crises, want die zullen er altijd zijn. Natuurlijk kan niet alles één op één overgezet worden naar de Nederlandse situatie. Maar erger dan de IJslandse crisis van 5 jaar terug kan het in Nederland gelukkig niet worden! Zelfs in dat zeer extreme geval was het mogelijk de bankencrisis op een eerlijke en probleemoplossende manier af te wikkelen en de schade voor de reële economie te beperken. Ook uit het voor- en nadelenlijstje kwam naar voren dat een dergelijke aanpak waarschijnlijk beter is. Nederland zit na 5 jaar nog steeds in de zich verdiepende crisis, de banken zijn wankeler dan ooit, de kredietverlening zit nog steeds op slot en de meeste verantwoordelijke bankiers zitten nog gewoon op hun oude plek, terwijl de gewone mensen zuchten onder hun schuldenlast. IJsland laat zien dat hard zijn voor de bankiers en zacht zijn voor de kwetsbare samenleving óók mogelijk is. De paradox van het bankieren: vertrouwen op de bank of niet? Naar aanleiding van de Dijsselbloem-doctrine doemt er echter wel een groot probleem op. Het moderne bankieren is erg dubbel: sinds de Grote Depressie is er alles aan gedaan om het vertrouwen van de mensen in dit inherent instabiele bancaire systeem overeind te houden20. Dit is ook de reden dat de centrale banken opgericht zijn. Spaarders moesten weten dat hun geld veilig was, omdat er anders bij elk zuchtje wind een bankrun op kon steken. De overheid heeft daar uiteindelijk zelf ook garanties aan toegevoegd. Maar dit vertrouwen en deze stabiliteit leiden tot overmoed en het nemen van excessieve risico’s door de bankiers. Stabiliteit leidt tot instabiliteit21. Ook werd het eigen vermogen steeds kleiner en kleiner (tot enkele procenten) en de cashreserve idem dito (minimaal 1%). De risico’s namen dus toe en de buffers namen af. Het kon niet anders dan misgaan en dat moment kwam in 2008. Sindsdien zijn we erachter gekomen dat spaargeld niet 100% veilig is. Bezinning op de rol van de bank en het feit dat het eigendomsrecht van spaargeld bij de bankier ligt, loopt dus uit op de conclusie dat spaargeld wel degelijk risico loopt en dat het niet eerlijk zou zijn om altijd de belastingbetaler voor dat risico op te laten draaien. Dijsselbloem was de eerste die dat openlijk durfde toe te geven. Maar hiermee is wel de doos van Pandora opengedaan: spaarders moeten namelijk inschatten of hun bank betrouwbaar en stevig is (iets waar zelfs de toezichthouders blijkbaar niet goed toe in staat zijn) en moeten anders hun geld weghalen, voordat de bank failliet gaat. Te laat? Eigen schuld, dikke bult. Dit is niets anders dan een oproep tot bankrun bij de zwakke banken. Zie ook hoofdstuk 3. Volgens de financiële instabiliteithypothese van de beroemde econoom Hyman Minksy leidt stabiliteit tot instabiliteit, bijvoorbeeld door onverantwoorde risico’s te nemen, door te speculeren met geleend geld of door te verwachten dat de economie altijd blijft groeien en daar je acties op te baseren. De instabiliteit vindt haar oorsprong met name in de financiële sector. 20 21
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
15
Het vertrouwen van de mensen, wat fundamenteel is voor het voortbestaan van het systeem, is onterecht gebleken. En dit kan niet op een slechter moment komen, omdat bijna geen enkele bank goed voorbereid is op zware tijden en de buffers nog steeds zeer laag zijn. De conclusie is misschien wel dat je niet van twee walletjes kunt eten. Of je staat doe dat er regelmatig bankruns zijn op zwakke banken (houdt het systeem dat wel? Niet met zulke lage buffers), of je geeft spaarders hun onkwetsbaarheid weer terug (maar ten koste van wie?), of je denkt na over een ander systeem. Een depositogarantiestelsel kan helpen, maar daar is op dit moment geen geld voor omdat er niet is gespaard.
Preventie: versterken van banken Maar wat kunnen we doen om banken steviger te maken, vóórdat ze omvallen? Hoe zorgen we er voor, dat banken niet zo gemakkelijk meer excessieve risico’s kunnen nemen? Hoe bereiken we een prudente financiële sector? Een belangrijke vraag. Voorkomen is beter dan genezen. De ethische kant wordt in het volgende hoofdstuk belicht, enkele mogelijke puur economische maatregelen overwegen we hieronder. Kapitaaleisen verhogen Het verhogen van de kapitaaleisen is een niet zo vergaande maatregel die banken steviger maakt. Dit is de route van het Sustainable Finance Lab. De kapitaaleisen geven aan hoe groot het vreemd vermogen (schulden) mag zijn ten opzichte van het eigen vermogen. Deze kapitaaleisen zijn onder de huidige Europese regulering risicogewogen, dat wil zeggen dat een bank meer kapitaal achter moet houden voor risicovolle beleggingen (bijv. junk bonds) dan voor veilige (bijv. staatsobligaties). Deze regulering valt onder Basel III (het verdrag dat komende jaren wordt ingevoerd). De risicogewogen kapitaalbuffers van banken moeten volgens deze regels ongeveer 10% bedragen. Ongewogen kapitaaleisen zijn er echter niet! Door ‘risicoloze’ beleggingen te kopen (bijv. Griekse, Portugese, Spaanse en Italiaanse staatsobligaties) zijn de werkelijke (ongewogen) kapitaalbuffers slechts enkele procenten. Dit betekent dat de meeste banken voor rond de 95% afhankelijk zijn van geleend geld. Een waardevermindering van de bezittingen van 5% zorgt er dan al voor dat een bank technisch failliet is. Een onaangename situatie, waar we nu echter wel midden in zitten. Dit is ook de reden dat er zoveel banken omgevallen zijn. Voor de volledigheid: een bank kan door middel van derivaten (dit is niet direct zichtbaar op de balans) het vreemd vermogen nog verder opvoeren. Dan zit je bijvoorbeeld op effectief 2% eigen vermogen. Als het goed gaat, extreem winstgevend, maar anders… Europese context van bankregulering Het is belangrijk te beseffen dat de behandeling van de financiële sector bij uitstek een terrein is waar internationale samenwerking geboden is. Megabanken trekken zich weinig aan van landsgrenzen. De regulering is ook Europees opgesteld en volgend jaar gaat de ECB toezicht houden op grote (systeem)banken. Dit betekent dat de bewegingsvrijheid van nationale overheden kleiner is dan vroeger. Extra kapitaal: de praktijk Het probleem is echter dat voor de ophoging van de buffers naar 10% (ongewogen) veel nieuw kapitaal aangetrokken moet worden door de Europese banken, wat er niet is: er is zelfs naar huidige maatstaven veel te weinig, zo’n 1000 tot 3000 miljard volgens de hoofdeconoom van Citigroup22. De extra buffers die het SFL voorstelt, komen daar nog bovenop, net als de kosten van toekomstige waardevermindering van activa (onvermijdelijk in een depressie, nog afgezien van overheidsfaillissementen natuurlijk). Er is op dit moment niemand die dit benodigde nieuwe geld (misschien wel vele duizenden miljarden) wil steken in de Europese banken. In Nederland alleen gaat het dan al om tientallen miljarden! Die heeft de overheid helemaal niet op de plank liggen. De andere route is een aandelenemissie, maar er zijn natuurlijk maar heel weinig beleggers die in een wankele, bijna failliete bank willen stappen. Bankschulden afschrijven? Het lijkt erop dat het verhogen van kapitaaleisen op korte termijn alleen is te bereiken door de schulden van banken af te schrijven (aandeel- en obligatiehouders)23. Dat is althans de conclusie van Willem Buiter, hoofdeconoom van Citigroup. Dit vergt een gezamenlijke aanpak waarbij het probleem in één keer internationaal (Europees) aangepakt wordt24. Om chaos te voorkomen (bankruns, bevroren kapitaalmarkten, etc.) moet dat onverwacht gebeuren (in het
Interview met Willem Buiter, hoofdeconoom Citigroup, De meeste banken zijn zombies, er is amper nieuwe kredietverlening aan bedrijven, Financieel Dagblad, 30-03-2013 23 Een complicerende factor is dat al die banken ook elkaars crediteuren zijn, zodat afschrijven op de schulden van de ene bank de andere bank weer failliet maakt en andersom. Er is dus steeds weer meer geld nodig. 24 Interview met Willem Buiter, hoofdeconoom Citigroup, De meeste banken zijn zombies, er is amper nieuwe kredietverlening aan bedrijven, Financieel Dagblad, 30-03-2013 22
16
De rol van de overheid in de financiële sector
geheim voorbereid25) en moet er voldoende kapitaal aangemaakt worden26. Anders vallen de banken alsnog om, zoals in Cyprus. Een dergelijke actie zou wel de banken steviger maken, maar de bankiers blijven lekker zitten. En je moet dan maar hopen dat het vertrouwen in het systeem behouden blijft, anders krijg je de gevreesde ineenstorting alsnog. De Europese en Nederlandse politici kiezen echter voor afwachten tot de volgende crisis langskomt.
Zombiebanken De methode die banken nu gebruiken om te blijven leven, is de zombieoplossing27. Zolang de bezittingen tegen nominale waarde op de balans staan, blijft een bank overeind. De reële waarde van de activa (Spaans vastgoed, leegstaande Nederlandse kantoren, Griekse obligaties) is echter veel lager. Maar zolang ze niet verkocht worden, blijven ze op de balans staan tegen nominale waarde en is de bank op papier nog niet failliet. De bank hoopt op betere tijden om de bezittingen dan tegen een goede prijs te verkopen. Ondertussen blijven de problemen doorsudderen en kan er geen nieuw krediet worden verleend. Dit is een recept voor langdurige stagnatie28. Ook DNB is bezorgd over het doorschuiven van verliezen en noemt de lage rente een verkeerde prikkel29. In plaats daarvan moeten de banken hun verlies nemen en, zoals we al hebben geconcludeerd, hun kapitaalbuffers aansterken. Onder andere het maximeren van (relatieve) bankgrootte, opknippen van banken die te groot zijn, het scheiden van zaken- en consumentenactiviteiten en het verhogen van de verplichte cashreserve zijn andere mogelijke maatregelen. Depositogarantiestelsel Wat is nou het beste systeem om spaarders te beschermen? En is een depositogarantie wel terecht, omdat spaarders zelf moeten beseffen dat ze risico’s lopen? Een geopperd plan is banken van te voren laten sparen d.m.v. een verplichte premie. Dan is het depositogarantiestelsel een soort verzekering voor spaarders tegen wanbetalers (failliete banken). Het van te voren sparen is een goed idee, alleen daar zijn we erg laat mee en het is dus vooral van belang voor ons toekomstige systeem. De overheid laat dan risicovolle banken meer premie betalen voor het depositogarantiestelsel. Het probleem hier is wel: hoe bepaalt DNB hoe risicovol de activiteiten van een bank zijn? De afhandeling van Icesave, DSB en SNS doet het ergste vermoeden over de kwaliteiten van onze bankregulering. De ondoorgrondelijkheid, grootte 30 en complexiteit van het moderne bankieren en de bankbalansen maken het bijna onmogelijk om de risico’s op juist waarde te schatten. Bovendien heeft de overheid geen prikkel om het toezicht effectief uit te voeren. Een private depositoverzekeringsmaatschappij zou wel moeten, anders gaat zij failliet als ze uit moet keren bij een bankroet. Dan worden banken ook gedwongen hun balansen en gegevens te versimpelen, omdat de verzekering anders geweigerd wordt en een bank dus onbeschermd is, wat resulteert in hogere rentes voor obligatiehouders en spaarders. Maar het is lastig dit op te zetten en het zal natuurlijk wel tijd eisen voordat het werkt, omdat er eerst gespaard moet worden. De kinderziektes kunnen ook vrij pijnlijk zijn (bijvoorbeeld als de verzekeringsmaatschappij failliet gaat). Banken afschaffen? De nucleaire optie is het verbieden van (fractioneel) bankieren31. Dat wil zeggen dat (direct opvraagbare) deposito’s uitlenen, verboden wordt. Je kunt alleen je spaargeld in bewaring geven, maar dat kost dan geld, omdat het in de kluis blijft liggen. Als je toch geld wilt verdienen, kun je dan ervoor kiezen je spaargeld via een investeringsbank te investeren in het bedrijfsleven. Dat geld is dan echter niet meer opvraagbaar, maar staat vast tot het einde van de looptijd (en kan eventueel op secundaire markt doorverkocht worden). Je loopt dan ook risico dat als het niet goed gaat er verlies op de investering genomen moet worden, maar deze keer is het risico voor de investeerder/spaarder van te voren volstrekt duidelijk. We zetten ook hiervan de voor- en nadelen op een rij. Voordelen: + Banken32 kunnen niet meer failliet gaan, het systeem is stabiel + Er is minder krediet beschikbaar (in onze tijd absoluut positief) + Kleinere financiële sector33
Honderden banken in het geheim saneren, zonder dat er iets uitlekt? Het is lastig. Dus geen herstel tot een kapitaal van 0% naar 5%, maar naar minimaal 10% (ongewogen) of hoger. Een failliete bank veranderen in een wankele bank is volstrekt onvoldoende. 27 Vernoemd naar Japanse banken in de jaren ’90, die massaal verliezen uitstelden. 28 Zie bijvoorbeeld Marcel ten Broeke, het risico van de economische crisis zit ‘m in de oplossing, Reformatorisch Dagblad, 23-03-2012 29 Arend Clahsen en Pieter Couwenbergh, DNB bezorgd dat banken verliezen doorschuiven, Financieel Dagblad, 19-04-2013 30 ING is groter dan ons BNP, en de bankensector in totaal is meerdere malen groter dan ons BNP. 31 Zie bijvoorbeeld: Chicago Plan Revisited, een paper van het IMF. De auteurs stellen dit voor, net als de groep ‘Positive Money’ in het Verenigd Koninkrijk. Beiden worden genoemd door het Sustainable Finance Lab. 32 Banken in de zin van bewaarplaatsen voor direct opvraagbare deposito’s. 33 Slimme mensen gaan nu in de reële economie werken, in plaats van bij een bank, hedgefonds e.d.. 25 26
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
17
+ Veel minder inflatie (zeker als de geldpers in bedwang wordt gehouden) + Geen of veel kleinere boom-bust cycli (zeepbellen) die voor recessies zorgen34 + Er blijft ruimte voor investeringen + Investeerders/spaarders worden zich bewust van de risico’s die zij lopen en mogelijke verliezen bij investeringen worden neergelegd bij degenen die ervoor getekend hebben + De overheid kan minder geld lenen Nadelen: - Geen rente op direct opvraagbare deposito’s, die kosten juist geld - Minder krediet beschikbaar35 - Hypotheken lastig te financieren - De overgang naar zo’n systeem is moeilijk te bewerkstelligen
Samenvatting aanbevelingen in punten De onderstaande punten zijn aanbevelingen, die uit dit hoofdstuk naar voren komen: 1. Bankfaillissementen moeten volgens de methode die in Cyprus is toegepast, betaald worden. 2. Banken die failliet zijn of dreigen te gaan dienen grondig gesaneerd te worden, inclusief ontslagen van verantwoordelijken en mogelijke gerechtelijke vervolging, voordat er een doorstart kan zijn. Geen afschrijving zonder gevolgen. 3. Als een bank zo verrot is, dat een doorstart niet verantwoord is, moet deze bank failliet gaan en netjes afgewikkeld worden, zoals in IJsland is gebeurd. De grootte van de financiële sector is hierbij ook een punt van overweging. Het is cruciaal dat banken failliet kunnen gaan. 4. De overheid moet hierbij niet meteen terugschrikken voor de mogelijke gevolgen voor het financiële systeem, maar in plaats daarvan werken aan maatregelen die de schade verkleinen en de reële economie te beschermen. IJsland is hierbij een belangrijke hulpcasus. 5. Bij een grote calamiteit (meerdere omvallende banken) moet er een plan van aanpak klaar liggen waarin de lessen uit IJsland (en Cyprus) zijn verwerkt. De overheid kan en moet dan niet meer alle bankschulden garanderen. 6. Politici moeten zich zo snel mogelijk richten op de huidige problemen in de financiële sector (zoals lage kapitaalbuffers, slechte leningen, ondoorzichtige balansen) en de genationaliseerde banken stevig saneren. Er is in internationaal en Europees verband samenwerking nodig om deze problemen op te lossen. Praten is niet voldoende, er zijn echte daden nodig. Verhoging van de kapitaaleisen, zoals voorgesteld door het Sustainable Finance Lab, is een eerste stap. 7. Bij die taak dient de overheid andere mogelijke maatregelen, die de stabiliteit van de financiële sector vergroten (zoals een scheiding van consumenten- en zaken-activiteiten), in overweging te nemen en zo nodig in te voeren. 8. De overheid dient een rechtvaardig depositogarantiesysteem op te zetten, waarbij (mogelijk privaat) toezicht en risicoanalyse van het grootste belang zijn. 9. Er is een maatschappelijke en economisch-theoretische discussie nodig over het huidige financiële systeem en mogelijke alternatieven daarvoor. 10. Onze commissie roept de politiek ertoe op, niet te rusten, vóórdat de grote en voor de reële economie en samenleving zeer bedreigende problemen binnen de financiële sector opgelost zijn op een eerlijke, doeltreffende en rechtvaardige manier.
Kredietgroei via het bancaire systeem wat leidt tot verkeerde investeringen die geliquideerd worden in een recessie. Dat wordt versterkt als de rente te laag wordt gehouden door de centrale bank. 35 Dit nadeel valt mogelijk wel te overzien: in een vrije markt betekent een schaarste van geld om te investeren een hogere rente voor spaarders. Dat zorgt ervoor dat er meer mensen sparen en zo worden vraag en aanbod van kapitaal weer beter op elkaar afgestemd. In theorie. 34
18
De rol van de overheid in de financiële sector
»Ethiek en verantwoordelijkheid Inleiding Nadat de SNS Bank overgenomen werd door de staat, vroegen veel mensen zich af waar nu eigenlijk de verantwoordelijkheid ligt. Wie is er verantwoordelijk voor het feit dat (deels) de spaarder, de overheid, en daarmee de belasting betaler, en ook de aandeelhouder de dupe wordt van de gevolgen van deze falende bank? Volgens onze commissie is het een gedeelde verantwoordelijkheid die drukt op de schouders van de bank, de consumenten en de aandeelhouders. In dit onderdeel zal toegelicht worden op welke manier deze verantwoordelijk verdeeld is en hoe hier uiting aan gegeven zou moeten worden. De bijzondere zorgplicht van banken Banken kennen een bijzondere zorgplicht, dit is in privaatrechtelijke en publiekrechtelijke regels verankerd (Pijls, 2011). Deze bijzondere zorgplicht komt voort uit de gedachte dat een financiële dienstverlener en een consument ongelijke partijen zijn. Dit komt doordat de financiële wereld voor een consument zeer ondoorzichtig is. Ook zijn financiële producten vaak zeer ingewikkelde producten en zijn de producten vaak lastig vergelijkbaar. Daarnaast vervult de bank een zeer essentiële, maatschappelijke functie. De zorgplicht is vooral gericht op effectenhandel, waar grotere risico’s worden genomen. De privaatrechtelijke en publiekrechtelijke zorgplicht kennen een bepaalde mate van overlap en zijn juist ook een aanvulling op elkaar. Voor de dienstverlenende sector geldt een privaatrechtelijke zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat dienstverlenende professionals die diensten aanbieden aan de particuliere aankoper, de zorg van een opdrachtnemer goed in acht moet nemen. Dit komt voort vanuit het idee dat de particuliere aankoper het vertrouwen schenkt aan de dienstverlener. Hoe groot de omvang van de zorgplicht is, is per geval verschillend. Hier is geen algemeen geldende norm voor. Voor de financiële dienstverlenende sector geldt er een bijzondere zorgplicht. Deze zorgplicht is vooral van belang voor de banken. Deze bijzondere zorgplicht komt voort uit het idee dat de bank een bijzondere maatschappelijke positie inneemt. Deze zorgplicht houdt in dat de bank rekening dient te houden met het belang van de consument. Deze zorgplicht kan zo ver gaan, dat de bank zelfs onder bijzondere omstandigheden de consument tegen zichzelf in bescherming moeten nemen (Pijls, 2011). Zoals eerder genoemd kent de financiële dienstverlening ook een publiekrechtelijke zorgplicht. In het publiekrecht houdt de zorgplicht in dat de financiële dienstverlener zich op een billijke en professionele wijze voor haar cliënten dient in te zetten. Over de wijze waarop de dienstverlener de consument dient in te lichten, zijn er een tal van regels bijgekomen (Pijls, 2011). Uit bovengenoemd stuk blijkt dat banken een grote verantwoordelijkheid hebben als het gaat om zorg voor de cliënt. De zorgplicht is vooral gericht op de mate van risico die gelopen wordt bij het sluiten van een bepaald contract. De optiehandel is een goed voorbeeld van een zeer risicovolle beleggingsmogelijkheid. De zorgplicht richt zich vooral op de risico’s van een bepaalde belegging die gedaan wordt, deze zorgplicht gaat zelfs zo ver dat het de cliënt tegen zichzelf kan beschermen. De zorgplicht richt zich niet direct op het risico van het kiezen tussen banken, maar op het kiezen van welk soort belegging binnen de bank. In het recht wordt de zorgplicht ook vrijwel alleen toegepast op de effectenhandel, zie hiervoor het bijhorende artikel met het totaal aan genoemde arresten (Pijls, 2011). Toch geeft de zorgplicht goed weer dat de bank en de consument een ongelijkwaardige positie innemen. Zou er een gelijkwaardige positie zijn, dan zou al deze regelgeving niet nodig zijn. De regelgeving is gegeven om de posities tussen personen gelijkwaardiger te maken. De bank neemt een natuurlijk sterkere positie in. Voor de consument is het niet altijd overzichtelijk bij welke bank je het veiligst bent. De bank dient de nodige informatie te geven als het gaat om geld op een rekening te zetten. De zorgplicht draait om die cliënt van de bank, de bank dient het belang van de cliënt te dienen en de cliënt te voorzien van de juiste informatie en risico’s van het aangaan van een contract. Aanbevelingen over de zorgplicht van banken Banken kennen bijzondere regelgeving als het gaat om zorg voor klanten. Deze regelgeving is er om de consument tegen gevaren van financiële transacties te beschermen. Bij alles dient de klant centraal te staan en het belang van de consument dient op nummer één te staan. De producten die banken aanbieden moeten van dienende aard zijn voor de consument. De producten die geleverd worden moeten transparant en op eenduidige wijze te interpreteren zijn. De informatie die over het financiële product bestaat, moet op een eenvoudige manier te verkrijgen zijn. Hierbij moet
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
19
voldoende voorlichting worden gegeven over de risico’s die met dit product verbonden zijn. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat de consument ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, consumenten hebben wel een keuzevrijheid. De consument moet een goed en redelijk advies krijgen, op grond daarvan kan de consument zelf een conclusie geven over het gekozen product. Wanneer deze zorgplicht goed functioneert zou dit tot gevolg hebben dat de markt voor een consument transparanter en eenvoudiger te begrijpen wordt.
Verantwoordelijkheid van de consument Kan de consument er vanuit gaan dat zijn/haar rekening absoluut op een zelfde niveau blijft? Is het redelijk dat consumenten de gevolgen dragen van een faillissement van een bank? Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al is geschreven, is het een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de bank, de consumenten en de aandeelhouders. Een betere vraag is in welke mate de consument, de bank en de aandeelhouders een faillissement aangerekend kan worden. In deze paragraaf wordt er gekeken naar de verantwoordelijkheid van de consument. Het meebetalen van een consument aan een faillissement van een bank is geen gewone zaak. Dit komt door het grote maatschappelijk belang dat een bank heeft in de samenleving. De bancaire sector neemt een grote centrale rol in, iedereen heeft een rekening bij één of meerdere banken. Niemand denkt er meer over na om zijn geld in een ‘oude sok’ te bewaren. Dit komt mede doordat de consument de banken vertrouwt, de consument staat er nauwelijks of nooit bij stil dat een bank failliet kan gaan en het saldo op de rekening kan verdampen. Veel mensen gaan er vanuit dat de bank al dan niet de overheid garant staat voor het saldo op de rekening. Dit komt mede door het grote vertrouwen die mensen in banken hebben. Vaak zijn banken voor consumenten grote en onoverzichtelijke dienstverleners. Banken bieden een groot aantal financiële producten aan, waarvan de consument geen of nauwelijks een idee van heeft. Voor een consument is het dan ook niet te overzien hoeveel risico het houden van een rekening inhoudt. Welke consument zag de nationalisering van de SNS vroegtijdig aankomen? Deze bovengenoemde zaken duiden erop dat het voor een consument lastig is om een risico in te schatten. Door het bovengenoemde is misschien de gedachte gewekt dat de consument totaal afhankelijk van de bank is, maar dit is geen compleet beeld. Een consument is zelf ook verantwoordelijk, de consument maakt zelf de keuze naar welke bank hij/zij gaat. Toch zijn er voor de consument bepaalde dingen die hij/zij in het oog kan houden. Er is één goede indicator voor de consument, dit is de hoogte van de rente. Hoe hoger de rente, hoe meer risico een bank met het gestorte geld neemt. Daarnaast kan er ook worden gekeken naar hoe solide de bank is, dit kan gemakkelijk door de ratings die worden gegeven door de verschillende kredietbeoordelaars. Hoe hoger de rating hoe meer solide een bank is. Toch willen deze indicatoren niet alles zeggen, een absolute garantie voor een veilige bank is er niet. Ook kredietwaardigheid van een bank is essentieel; dit kan erop duiden dat een bank meer solide is. De consument is niet totaal blind voor het vallen van een bank. Het besef dat een bank kan vallen is belangrijk. Een consument kan voor een klein deel zien of een bank een veilige haven is, maar heeft niet het totale beeld. Aanbevelingen over de verantwoordelijkheid van consumenten Voor consumenten is het vaak lastig te overzien wat het gevaar is van financiële producten. De bank dient producten te leveren die transparant en overzichtelijk zijn. Ook dient de bank het belang van de consument boven aan te hebben staan. Producten moeten van dienende aard zijn. Door middel van het in acht nemen van de bijzondere zorgplicht, kan de consument op een betere wijze tot een besluit komen. Dit zorgt ervoor dat de verantwoordelijkheid van de consument kan worden vergroot, zo kunnen risico’s beter worden ingeschat door de consument. Aandeelhouders Vaak gaat men bij een faillissement van een bank uit van de verantwoordelijkheid van het bestuur, maar is dat uitgangspunt wel terecht? In de inleiding van dit hoofdstuk werd al vermeld dat onze commissie deze verantwoordelijkheid als een gedeelde verantwoordelijkheid ziet. Niet alleen de bank, maar ook de consument en de aandeelhouder dragen een deel van de verantwoordelijkheid. In een eerdere paragraaf is ingegaan op de verantwoordelijkheid van de consument. In deze paragraaf zal ingegaan worden op de verantwoordelijkheid van de aandeelhouder. Niet alleen de commissie Sociaal Economische Zaken van SGP-jongeren pleit voor meer verantwoordelijkheidsgevoel bij de aandeelhouders, maar ook de toenmalige minister van Financiën, Wouter Bos, verweet de aandeelhouders van banken dat zij de afgelopen tijd te veel gericht zijn geweest op het maken van winst. Het management van de banken werd afgerekend op de hoeveelheid dividend die zij konden uitkeren aan hun aandeelhouders. De focus kwam hierdoor meer te liggen op het maken van winst dan het mijden van risico’s. (Te) grote risico’s werden genomen om winst te behalen. De financiële instellingen werden opgejaagd door het winstbejag van hun aandeelhouders, met alle gevolgen van dien. Daarom moeten aandeelhouders moeten meer oog hebben voor de belangen op lange termijn van een organisatie, aldus Bos (Accountant.nl, 2009). De te sterke focus van de banken op hun aandeelhouders is ook gesignaleerd door de adviescommissie Advies Toe-
20
De rol van de overheid in de financiële sector
komst Banken. Zij pleiten echter niet voor meer verantwoordelijkheidsgevoel van de aandeelhouders. Zij zien meer een oplossing in een gebalanceerde koers, weg van de focus op de aandeelhoudersbelangen naar een meer evenwichtig beleid van het management (Blom, 2012). Dat houdt in dat het management zich niet alleen laat leiden door de belangen van de aandeelhouders, maar ook de effecten op de langere termijn in de gaten houdt. In het debat rondom de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders zijn er mensen die benadrukken dat het belangrijk is dat het management een andere koers gaat varen en er zijn mensen die sterk wijzen op de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders. Eén van mensen die sterk op de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders wijst, is de heer Streppel. Hij is voorzitter van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code. Hij wijst in Trouw op het feit dat een aandeelhouder ook een burgerplicht heeft. Hiermee bedoel hij dat een aandeelhouder niet puur op winstbejag uit moet zijn. De aandeelhouders moeten beseffen wat de gevolgen zijn van de keuzes die zij maken. Een voorbeeld van de macht die aandeelhouders hebben, is de splitsing van de ABN AMRO. Deze beslissing van de aandeelhouders had een groot gevolg voor de Nederlandse economie. De aandeelhouders moeten zich bewust zijn van de verantwoordelijkheid die zij hebben. Het kiezen voor eigen voordeel kan grote en dure gevolgen hebben voor de belastingbetaler en de klanten van de bank. De heer Streppel betoogt dat de macht van de aandeelhouders ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt. Zij moeten burgerschap betrachten in hun beslissingen (Trouw, 2009). In het Financieel Dagblad verscheen in 2012 een artikel waarin de auteur een idee beschreef waardoor de aandeelhouders gestimuleerd worden om bewuster met hun verantwoordelijkheid om te gaan. Als een bank in financieel zwaar weer terecht komt, moeten de aandeelhouders financieel bijspringen, volgens de auteur. Banken krijgen vaak hulp van de overheid als het financieel slecht gaat, omdat zij van grote invloed zijn op de economie. De auteur stelt dat de overheid moet eisen, bij een dreigend faillissement van een bank, dat een bank extra aandelen uitschrijft. Stel dat er te weinig kopers zijn voor die aandelen, dan moeten de aandeelhouders verplicht worden om deze aandelen te kopen. Dit moet namelijk tot gevolg hebben dat de aandeelhouders, als eigenaren van een bank, het management van hun bank scherper controleert, waardoor het management gedwongen wordt om minder risico’s te nemen (Kleinknecht, 2012). Wij vinden deze oplossing, hoe sympathiek deze ook mag klinken, niet de juiste oplossing. In de loop van de tijd is er steeds meer aandacht gekomen voor de verantwoordelijke rol die de aandeelhouder heeft. Er worden ook verschillende pogingen ondernomen om aandeelhouders hiervan bewust te maken. Ook op Europees niveau is men hiermee bezig. Zo wordt door de Franse eurocommissaris voor de Interne Markt een wet voorbereid, waarin de aandeelhouders verplicht worden om als eerste de banken financieel te ondersteunen bij een faillissement. Voordat het fonds European Stability Mechanism een bank te hulp schiet, moeten eerst de aandeelhouders, schuldeisers en grote spaarders over de brug komen. Hiermee wordt mogelijk bereikt dat aandeelhouders scherper op het beleid van het management zullen gaan letten (Express.be, 2013). Poul Bakker (e.a.) stellen dat organisaties en de maatschappij van tegenwoordig doordrongen is van het ‘Amerikaanse denken’ en dat het typisch ‘Europese denken’ losgelaten wordt. Het ‘Amerikaans denken’ wordt het AngloAmerikaanse shareholder value denken genoemd, dat gebaseerd is op individueel succes, een minimum aan bemoeienis van de Staat en winst op korte termijn. Het ‘Europese denken’ wordt het Rijnlandse model genoemd. Dit model is vooral gebaseerd op de kracht van het collectief, maatschappelijke consensus, een actieve rol van de Staat en een lange termijn mentaliteit. Het Rijnlandse model verkiest duidelijk de voorkeur van de auteurs (Poul, 2005). Ook onze commissie is ervan overtuigd dat het Rijnlandse model een veel grotere plaats in het denken van banken, aandeelhouders en consumenten moet krijgen dan nu het geval is.
Aanbevelingen over aandeelhouders Aan de ene kant is het dus belangrijk dat de aandeelhouders hun verantwoordelijkheid gevoelen, omdat zij als eigenaren van de bank ook verantwoordelijkheid hebben. Dit is vooral een ethische kwestie. Achten aandeelhouders hun individueel belang boven het algemene belang of niet? Gaan aandeelhouders voor het maximaliseren van hun eigen winst of gaan zij voor verantwoord ondernemen? Wij zijn er van overtuigd dat aandeelhouders hun eigen belang ondergeschikt moeten stellen aan het algemeen belang. Er zijn mogelijkheden die ervoor zorgen dat het verantwoordelijkheidsgevoel gestimuleerd wordt. Dit kan doormiddel van een financiële ‘stok achter de deur’, waardoor aandeelhouders gestimuleerd worden om het management beter te controleren om zo bankcrisissen te voorkomen. Deze maatregelen moeten zeker serieus overwogen worden. De aandeelhouders moeten bewust gemaakt worden over de verantwoordelijkheid die zij dragen. Daarnaast moet het bankmanagement een evenwichtig koers varen, tussen enerzijds de aandeelhoudersbelangen en anderzijds de lange termijn belangen voor de organisatie.
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
21
»Conclusie en aanbevelingen De financiële sector moet dienstbaar zijn aan ontwikkeling van een duurzame reële economie. Dit cruciale uitgangspunt is in de achterliggende jaren helaas herhaaldelijk met voeten getreden. Momenteel lijkt er politiek en maatschappelijk breed draagvlak aanwezig te zijn om dit uitgangspunt voortaan beter in te vullen. Voldoende draagvlak betekent echter niet automatisch voldoende concrete maatregelen. Zowel door marktpartijen als de overheid, in haar rol als toezichthouder, dienen forse stappen gezet te worden op weg naar die duurzame reële economie. Een economie waarin de financiële sector gefocust is op de lange termijn in plaats van het korte termijn denken, waarin niet alleen financiële, maar ook maatschappelijke overwegingen een rol spelen. Een economie waar, in lijn met het Rijnlandse model, rekening wordt gehouden met de belangen van zowel share- als stakeholders. Op dit vlak ligt ergo een belangrijke taak voor de overheid. Om de ‘macht van de vrije markt’ te beteugelen en te reguleren, dient er immers een instituut te zijn die aan deze taak invulling kan geven. In Nederland vervult de overheid middels de AFM en DNB een regulerende en toezichthoudende taak, hetgeen als doel heeft het vertrouwen in het financiële stelsel te waarborgen. Uit het onderhavige onderzoek is echter gebleken dat ook de overheid op dit gebied steken heeft laten vallen. De rol van de overheid ten opzichte van de financiële sector met betrekking tot systeemrisico’s is onvoldoende vormgegeven. Op basis van de ‘casus SNS Reaal’ is in dit manifest op zoek gegaan naar mogelijkheden om de financiële sector te verduurzamen, waarin de rol van de overheid centraal stond. Vanuit diverse invalshoeken is de huidige situatie geanalyseerd, maar zijn tevens aanbevelingen verstrekt voor de toekomst. Aanbevelingen op het gebied van taakinvulling en verantwoordelijkheid, aangevuld met lessen die we kunnen leren uit de praktijk (IJsland, Cyprus). Deze worden achtereenvolgens gecategoriseerd weergegeven.
Geldschepping Er zitten een aantal weeffouten in het financiële systeem. Het betreft dan met name het toezicht op de geldscheppende rol van banken, de kapitaaleisen en het beloningsbeleid dat voor perverse prikkels zorgt. Het is vooral nodig om op een hele basale manier na te denken over de rol van geldschepping en de beloningen die bankiers daarvoor krijgen. 1. Kapitaaleisen moeten omhoog. We volgen hierin het advies van het Sustainable Finance Lab dat het ‘harde’ eigen vermogen versterkt moet worden tot 12-15% (Sustainable Finance Lab, 2011). 2. Het beloningsbeleid (bonussen en andere variabele beloningen) van banken moet streng worden gecontroleerd om perverse prikkels tegen te gaan. Ook andere oorzaken van perverse prikkels moeten worden onderzocht en tegengegaan. 3. Het maatschappelijk debat over de rol van geldschepping en beloningen voor bankiers moet blijven plaatsvinden.
Toezicht De rol van DNB als ‘hoedster van de financiële stabiliteit’ is van groot belang voor het functioneren van de economie. Uit het recente verleden is gebleken dat het toezicht op de bancaire sector gebreken vertoond. Naast het feit dat er binnen de bestaande bevoegdheden, verkeerde beslissingen zijn genomen, is zichtbaar dat bevoegdheden om ongewenste situaties te voorkomen onvoldoende aanwezig zijn. 4. DNB dient transparanter te zijn in haar besluitvorming. Criteria ten aanzien van het aanmerken als systeembank dienen ten minste bij de volksvertegenwoordiging bekend te zijn. 5. Vergroot de diversiteit aan medewerkers binnen DNB. Dit is noodzakelijk om te komen tot breed gedragen besluiten en voorkomt tunnelvisie. 6. Uitbreiding van bevoegdheden voor DNB is noodzakelijk om problemen in de toekomst te voorkomen. DNB dient de volgende eisen te kunnen stellen aan Nederlandse banken: » Kapitaaleisen verhogen; » Goedkeuring DNB nodig voor nieuwe financiële producten. 7. Teneinde de pluriformiteit van de Nederlandse bankensector te vergroten, dient er een gelijk speelveld te ko-
22
De rol van de overheid in de financiële sector
men voor grote en kleine banken. Dit vereist ook een meer gedifferentieerd toezicht, zodat kleine banken minder worden belast. Grote (systeem)banken hebben immers profijt van de impliciete staatsgaranties en andere voordelen.
Praktijk: faillissementen Uit het recente verleden zijn diverse lessen te trekken ten aanzien van bankfaillissementen en de rol die overheid daarin heeft gespeeld. Onderstaande aanbevelingen zijn gebaseerd op de cases in IJsland en Cyprus. 8. Bankfaillissementen moeten volgens de methode die in Cyprus is toegepast, betaald worden. 9. Banken die failliet zijn of dreigen te gaan dienen grondig gesaneerd te worden, inclusief ontslagen van verantwoordelijken en mogelijke gerechtelijke vervolging, voordat er een doorstart kan zijn. Geen afschrijving zonder gevolgen. 10. Als een bank zo verrot is, dat een doorstart niet verantwoord is, moet deze bank failliet gaan en netjes afgewikkeld worden, zoals in IJsland is gebeurd. De grootte van de financiële sector is hierbij ook een overwegingspunt. Het is cruciaal dat banken failliet kunnen gaan. 11. De overheid moet hierbij niet meteen terugschrikken voor de mogelijke gevolgen voor het financiële systeem, maar in plaats daarvan werken aan maatregelen die de schade te verkleinen en de reële economie te beschermen. IJsland is hierbij een belangrijke hulpcasus. 12. Bij een grote calamiteit (meerdere omvallende banken) moet er een plan van aanpak klaar liggen waarin de lessen uit IJsland en Cyprus zijn verwerkt. De overheid kan en moet dan niet meer (alle) bankschulden garanderen. 13. Politici moeten zich zo snel mogelijk richten op de huidige problemen in de financiële sector (zoals lage kapitaalbuffers, slechte leningen, ondoorzichtige balansen) en de genationaliseerde banken stevig saneren. Er is in internationaal en Europees verband samenwerking nodig om deze problemen op te lossen. Praten is niet voldoende, er zijn echte daden nodig. Verhoging van de kapitaaleisen, zoals voorgesteld door het Sustainable Finance Lab, is een eerste stap. 14. Bij die taak dient de overheid andere mogelijke maatregelen, die de stabiliteit van de financiële sector vergroten (zoals een scheiding van consumenten- en zakenactiviteiten), in overweging te nemen en zo nodig in te voeren. 15. De overheid dient een rechtvaardig depositogarantiesysteem op te zetten, waarbij (mogelijk privaat) toezicht en risicoanalyse van het grootste belang zijn. 16. Er is een maatschappelijke en economisch-theoretische discussie nodig over het huidige financiële systeem en mogelijke alternatieven daarvoor. 17. De commissie roept de politiek ertoe op, niet te rusten, vóórdat de grote en voor de reële economie en samenleving zeer bedreigende problemen binnen de financiële sector opgelost zijn op een eerlijke, doeltreffende en rechtvaardige manier.
Ethiek & verantwoordelijkheid In het financiële systeem heeft eenieder die hier op enigerlei wijze een rol inspeelt een eigen verantwoordelijkheid. Overheid, banken, aandeelhouders en consumenten dienen hier een goede invulling aan te geven. 18. De producten die banken aanbieden moeten van dienende aard zijn voor de consument. De producten die geleverd worden moeten transparant en op eenduidige wijze te interpreteren zijn. De informatie die over het financiële product bestaat, moet op een eenvoudige manier te verkrijgen zijn. Hierbij moet voldoende voorlichting worden gegeven over de risico’s die met dit product verbonden zijn. Hierbij moet wel in acht worden genomen dat de consument ook een eigen verantwoordelijkheid heeft, consumenten hebben wel een keuzevrijheid. 19. De aandeelhouders moeten bewust gemaakt worden over de verantwoordelijkheid die zij dragen. Daarnaast moet het bankmanagement een evenwichtig koers varen, tussen enerzijds de aandeelhoudersbelangen en anderzijds de lange termijn belangen voor de organisatie. 20. De overheid moet bij een dreigend faillissement van een bank eisen dat deze extra aandelen uitschrijft. Stel dat er te weinig kopers zijn voor die aandelen, dan moeten de aandeelhouders verplicht worden om deze aandelen te kopen. Dit moet namelijk tot gevolg hebben dat de aandeelhouders, als eigenaren van een bank, het management van hun bank scherper controleert, waardoor het management gedwongen wordt om minder risico’s te nemen.
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
23
»Literatuur Accountant.nl (2009). Bos wijst aandeelhouders op verantwoordelijkheid. Geraadpleegd op 4 april 2013, van http:// www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Bos+wijst+aandeelhouders+op+verantwoordelijkheid.aspx AFM (z.d.). Rol- en taakverdeling in het toezichthouden op financiële markten. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.afm.nl/nl/over-afm/werkzaamheden/verantwoordelijkheid.aspx AFM (z.d.). Wet op het financieel toezicht (Wft). Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.afm.nl/nl/professionals/regelgeving/nationaal/wft.aspx Bakker, P., Evers, S., Hovens, N., Snelder, H. & Weggeman, M. (2005). Het Rijnlandse model als inspiratiebron. Hollands management review. Bezemer, Dirk (2012) Lessen uit de crisis: waarom we opnieuw moeten nadenken over geld, TPEdigitaal 2012, jaargang 6(3/4) 63-73. Blom, P. (2012). Inclusief bankieren: Reactie op het white paper “Klant centraal in de Bankensector”. Geraadpleegd op 4 april 2013, van http://www.commissiecodebanken.nl/scrivo/asset.php?id=979447 DNB (2012). DNB en de minister van Financiën krijgen meer bevoegdheden bij financiële ondernemingen in problemen. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.dnb.nl/nieuws/nieuwsoverzicht-en-archief/dnbulletin-2012/ dnb274196.jsp DNB (z.d.). Taken. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.dnb.nl/over-dnb/taken/index.jsp DNB (z.d.). Toezicht. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.dnb.nl/toezichtprofessioneel/index.jsp DNB (2007). Toezichtbevoegdheden voor beleggingsondernemingen. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www. toezicht.dnb.nl/2/2/50-202542.jsp DNB (2010). Visie DNB toezicht 2010-2014. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.dnb.nl/binaries/Visie%20 DNB%20Toezicht%202010-2014_tcm46-230507.pdf DNB (z.d.). Werken aan vertrouwen. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.dnb.nl/over-dnb/onze-missie/ index.jsp ECB (z.d.). Taken. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.ecb.int/ecb/orga/tasks/html/index.nl.html Express.be (2013). ‘Dat aandeelhouders en spaarders voor bankenfaillissement opdraaien wordt in juni EU-wet’. Geraadpleegd op 7 mei 2013, van http://www.express.be/business/nl/economy/dat-aandeelhouders-en-spaarders-voorbankenfaillissement-opdraaien-wordt-in-eujuni-wet.htm Financieel InfoNu (2011). De rol van de Nederlandsche Bank en AFM als toezichthouders. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://financieel.infonu.nl/geld/18160-de-rol-van-de-nederlandsche-bank-en-afm-als-toezichthouders.html Kleinknecht, A. (2012). Dwing aandeelhouder bij te springen bij redden banken. Geraadpleegd op 4 april 2013, van http://bureaudehelling.nl/artikel/dwing-aandeelhouder-bij-te-springen-bij-redden-banken Mackay, E. (2013). Het Grote Huis; christelijke geloofstraditie in een (post)moderne wereld. Apeldoorn: De Banier. Minsky, H.P. (1977) The Financial Instability Hypothesis: an interpretation of Keynes and an alternative to “standard” theory, Challenge, Vol. 20(1), 20-27. Nieuwsuur (2013). SNS en de rol van DNB. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://nieuwsuur.nl/onderwerp/469604sns-en-de-rol-van-dnb.html
24
De rol van de overheid in de financiële sector
NOS (2013). SNS Reaal en DNB gehoord. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://nos.nl/artikel/482157-sns-reaalen-dnb-gehoord.html NRC (2013). Teruglezen: reconstructie van het bankiersdrama bij SNS Reaal. Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/01/teruglezen-reconstructie-van-het-bankiersdrama-bij-sns-reaal/ NRC (2013 I). Staat nationaliseert SNS Reaal – kosten 3,7 miljard. Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://www. nrc.nl/nieuws/2013/02/01/staat-nationaliseert-sns-reaal/. NRC (2013 II). Alweer arrestatie in strafrechtelijk onderzoek naar fraude SNS. Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://www.nrc.nl/nieuws/2013/03/12/alweer-arrestatie-in-strafrechtelijk-onderzoek-naar-fraude-sns/ NRC (2013 III). DNB zag probleem bij Property Finance al vóór SNS-overname. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.nrc.nl/nieuws/2013/03/26/dnb-zag-probleem-al-voor-sns-overname/ NRC (2013 IV). Economen kritisch over rol DNB bij nationalisatie SNS Reaal. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.nrc.nl/nieuws/2013/02/02/economen-kritisch-over-rol-dnb-bij-nationalisatie-sns/ Opiniestuk van de redactie van de financiële nieuwsdienst Bloomberg, 26-09-2012 http://www.bloomberg.com/news/2012-09-26/is-remedy-for-next-crisis-buried-in-iceland-view-correct-.html Pijls, A.C.W. (2011). De bijzondere zorgplicht van de financiële dienstverlener. Geraadpleegd op 13-05-2013. Rijksoverheid (2013). BEKENDMAKING ONTEIGENING SNS REAAL EN SNS BANK. Geraadpleegd op 27 april 2013, van http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/02/01/bekendmaking-onteigening-sns-reaal-en-sns-bank.html. Rijksoverheid (2013 I). Q&A Nationalisering SNS REAAL. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.rijksoverheid. nl/onderwerpen/hervorming-financieel-stelsel/vraag-en-antwoord/q-a-nationalisering-sns-reaal.html Rijksoverheid (z.d.). Hoe is het toezicht op de financiële sector geregeld? Geraadpleegd op 8 april 2013, van http:// www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financieel-toezicht/vraag-en-antwoord/hoe-is-het-toezicht-op-de-financiele-sector-geregeld.html Rijksoverheid (z.d.). Toezicht op het financiële stelsel. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.rijksoverheid. nl/onderwerpen/financieel-toezicht/toezicht-op-het-financiele-stelsel Roth, G.P. (2009). De toezichtsbevoegdheden van de AFM en DNB. Ondernemingsrecht, 10 (12), 492-500. Sustainable Finance Lab (2011). Hoofdconclusies en aanbevelingen d.d. 24 november 2011. Geraadpleegd op 3 mei 2013, van http://sustainablefinancelab.nl/files/2011/11/Sustainable-Finance-Lab-hoofdconclusies-en-aanbevelingen-24-11-2011.pdf Sustainable Finance Lab (z.d.). Sustainable Finance Lab. Geraadpleegd op 3 mei 2013, van http://sustainablefinancelab.nl/ The Guardian (2012). Artikel van Thorolfur Matthiasson, econoom en professor op de universiteit van IJsland, over de aanpak van de IJslandse crisis. Geraadpleegd van http://www.guardian.co.uk/business/economics-blog/2012/aug/21/iceland-debt-relief-lessons-eurozone Trouw (2009). ‘Aandeelhouder heeft ook burgerplicht’. Geraadpleegd op 4 april 2013, van http://www.trouw.nl/tr/ nl/4324/Nieuws/article/detail/1177130/2009/12/22/rsquo-Aandeelhouder-heeft-ook-burgerplicht-rsquo.dhtml Trouw (2013). ‘DNB en banken te innig’. Geraadpleegd op 8 april 2013, van http://www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/detail/3388095/2013/02/04/DNB-en-banken-te-innig.dhtml#
Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren
25
De rol van de overheid in de van de commissie Sociaal financiële sector Manifest Economische Zaken, SGP-jongeren
De rol van de overheid in de financiële sector - Manifest van de commissie Sociaal Economische Zaken, SGP-jongeren