“De Rekeningen van Paars” Persconferentie 15 september 2006
De Rekeningen van Paars Zeven begrotingen op rij. Zeven jaar evenwicht op rij. De Paarse regeringsploeg laat geen kans onbenut om haar vlekkeloos begrotingsparcours onder de aandacht te brengen. En wie kan ze dat kwalijk nemen? Evident is zo’n prestatie immers niet. In Europa kunnen enkel Finland en Spanje aan de Belgische prestatie tippen. En toch, van dichtbij bekeken zijn er heel wat diepe krassen op het Paarse begrotingsblazoen. Anders dan in bedrijven wordt een overheidsbegroting opgesteld volgens de regels van de kasboekhouding. Enkel de inkomsten en uitgaven van het lopende jaar worden geregistreerd. De gevolgen van beslissingen voor de toekomst worden niet in rekening gebracht. Hoe dit uitnodigt tot Paarse creativiteit, zal hierna in overvloed geïllustreerd worden. Bovendien heeft de begrotingsopmaak een erg grote symbolische waarde. In de realiteit zou vooral het afsluiten van de rekeningen moeten tellen. Eens alle inkomsten geteld zijn en alle uitgaven gedaan zijn, wat zit er dan nog in kas? M.a.w. kloppen de rekeningen? In de praktijk wordt deze afrekening nauwelijks onder de aandacht gebracht. Alle aandacht gaat naar de begrotingsramingen: de begrotingsopmaak en de tussentijdse begrotingscontroles. Opnieuw een opportuniteit voor creatieve Paarse beheerders. Omwille van deze redenen maken wij hier de balans op van de “Rekeningen van Paars” eerder dan van de “Begrotingen van Paars”. Iets om in het achterhoofd te houden bij het bestuderen van de krassen in het blazoen. De eerste kras: de gemiste kansen België is één van de weinige landen in de wereld waar het woord “rentesneeuwbal” tot de alledaagse woordenschat behoort. Een hoge schuld (eind 2005 nog steeds meer dan 93% van het BBP) betekent ook hoge rentelasten. In 1999 besteedde de overheid nog 6,86 procent van ons BBP (of zo’n 16,3 miljard euro) aan rentebetalingen. Eén zevende van de totale inkomsten van de overheid was zo al op voorhand gespendeerd. Voornamelijk dankzij de internationale lagere rentestand, verminderden de rentelasten tijdens de Paarse regeerperiode spectaculair. In 2005 was de rentelast nog goed voor 4,52% van het BBP (13,4 miljard euro), of minder dan één elfde van de overheidsontvangsten. Een leuke meevaller dus. Ideaal om wat ademruimte te creëren voor het toekomstig beleid. Ideaal ook om de budgettaire kosten van de vergrijzing op te vangen. Maar die ademruimte is niet gecreëerd. De vermindering van de rente uitgaven met 2,34%BBPpunt tussen 1999 en 2005 werd meer dan volledig opgesoupeerd door een verhoging van de andere uitgaven met 2,53%BBP-punt in diezelfde periode! In de periode 1997-2001 stegen de uitgaven boven inflatie jaarlijks met gemiddeld 1,8%. In de periode 20022006 verdubbelde dit stijgingsritme tot bijna 3,2%! Het gaat hierbij niet om investeringen. De netto-overheidsinvesteringen in de periode 2000-2004 waren gelijk aan nul! Het geld is dus opgegaan in consumptieve uitgaven. Het resultaat liegt er niet om: het primair saldo (dit is het verschil tussen inkomsten en uitgaven, zonder de rentebetalingen) verslechterde van 7,1% in 2001 naar 2,8% in 2007. Niets aan de hand. Paars kon het zich permitteren om wat minder spaarzaam te zijn. Ze hadden nu toch middelen op overschot dankzij de afgenomen rentelasten. Niet echt. De Hoge Raad van Financiën (HRF) heeft becijferd dat op middellange termijn een begrotingsoverschot van 1,5% van het BBP gerealiseerd moet worden om de uitdagingen van de vergrijzing het hoofd te bieden. De studiecommissie voor de Vergrijzing heeft aangetoond dat de jaarlijkse meerkost van de vergrijzing tegen 2030 3,8% van het BBP zal bedragen. Dit is 2
grotendeels het gevolg van stijgende financiële noden in het kader van pensioenen en gezondheidszorg. CD&V streeft ernaar dat het aanbevolen begrotingstraject van de HRF van onder het Paarse stof wordt gehaald. Gezonde overheidsfinanciën zijn een absoluut onmisbaar onderdeel van de kuur tegen de vergrijzingproblematiek. De tweede kras: stel uit tot morgen wat je vandaag niet wil doen Het mooie aan pensioenen is dat je ze pas moet uitbetalen als de mensen op pensioen gaan. En dan nog pas ieder jaar een stukje ervan. Dat terwijl je nu de bijdragen al kunt incasseren. Zo luidt alvast de redenering van de Paarse regeringsploeg. Op 31 december 2005 stortte de NMBS 295 miljoen euro op de rekening van de overheid. Opnieuw een leuke meevaller voor de begroting van dat jaar dus. En de NMBS staat niet alleen: ook de pensioenverplichtingen van Belgacom (overdracht van 5 miljard (!) euro), Belgocontrol (190 miljoen euro), BIAC (151 miljoen euro) en het Havenbedrijf Antwerpen (236 miljoen euro) werden overgenomen. In totaal werd dus zo’n 5,8 miljard euro in ontvangst genomen en … onmiddellijk terug uitgegeven! Maar het beheer van pensioenen is toch een kerntaak van de overheid, dus is het niet logisch dat die verplichtingen worden overgenomen? Misschien wel. Wat alle logica tart is om de overdracht van de reeds opbouwde financiële middelen te boeken als een ontvangst voor één bepaald jaar. Tegenover de inkomende middelen staat immers de verplichting om in de toekomst pensioenen uit te betalen aan de rechthebbenden. Met andere woorden: tegenover een eenmalige inkomst staan jaarlijkse uitgaven tot ver in de toekomst. Over de periode 2006-2020 zal de overheid reeds 5,3 miljard euro aan pensioenen dienen te betalen door de overname van pensioenfondsen. De som van de toekomstige betalingen overtreft ook systematisch de eenmalige ontvangsten. Er werd bijvoorbeeld geen volledige berekening gemaakt van de pensioenlasten. De projecties van de Paarse regering stoppen eind 2020. Het uitbetalen van de pensioenen niet. Een tweede veel gebruikte praktijk onder Paars is de verkoop en wederinhuring van overheidsgebouwen. Op het moment van de verkoop wordt de volledige verkoopprijs geboekt als ontvangst. De rekening volgt opnieuw pas in de toekomst: jaarlijks krijgt de overheid de huurfactuur gepresenteerd. Over de periode 1992-1999 stegen de huurkosten gemiddeld met 4% per jaar. Over de periode 1999-2005 bedroeg deze jaarlijkse stijging meer dan 10%. En als gevolg van de Paarse beslissingen in de voorbije jaren zullen de huurlasten in 2008 nog eens zo’n 145 miljoen euro hoger zijn dan in 2005. De conclusie is duidelijk: wat nu als inkomst geboekt wordt, zal in de toekomst leiden tot veel extra uitgaven. Of hoe de Paarse regering nu een evenwicht op de begroting kan presenteren door de begrotingen in de toekomst te verzwaren. CD&V is niet bij voorbaat gekant tegen de overname van pensioenfondsen en de verkoop met wederinhuur van gebouwen. Dit kan echter niet gebeuren als noodoplossing om de begroting in evenwicht te krijgen. De inkomsten moeten dienen om de toekomstige uitgaven te kunnen betalen. Bij de overname van pensioenverplichtingen moet een volledige raming worden gemaakt van de toekomstige uitgaven. De verkoop en wederinhuur van gebouwen moet gebaseerd zijn een betrouwbare en marktconforme waardering van de activa. Kortom: we kijken verder dan de huidige begroting.
3
De derde kras: begrotingen in de mist Als iemand een huis wil bouwen, maar daar niet voldoende geld voor heeft, stapt hij naar de bank om een lening af te sluiten. Op die lening betaalt hij interest. Alles klaar en duidelijk. De Paarse regeringsploeg is almaar verder afgedwaald van het pad van deze “klassieke” leningen. Om haar uitgaven te financieren deed ze beroep op erg ondoorzichtige financieringsmethodes. Gebouwen werden verkocht en opnieuw ingehuurd. Belastingsvorderingen werden verkocht aan financiële instellingen. De ene methode is al creatiever dan de andere, maar toch loopt er een rode lijn doorheen het verhaal. De prijs die betaald wordt (of die zal moeten betaald worden) ligt vele malen hoger dan de rente op een “klassieke” overheidslening. De Paarse regering betaalt dus een onnodige meerkost. Net in een periode waarin de rente historisch laag stond waardoor “klassiek” lenen goedkoper kon! Stel dat de overheid nood heeft aan 250 miljoen euro. Volgens de “klassieke methode” zal ze ten belope van dit bedrag obligaties uitgeven. Op die obligaties betaalt ze een rente van zo’n 4%. Tweede optie: ze verkoopt een gebouw dat ongeveer 250 miljoen waard is. Aangezien ze haar personeel nog steeds moet huisvesten, huurt ze het gebouw terug van de koper. Vanaf nu is de overheid geen eigenaar meer, dus bespaart ze op een aantal kosten, zoals onderhoud en onroerende voorheffing. Deze kostenbesparing bedraagt ongeveer 2% van de waarde van het gebouw. Een verstandig investeerder zal nu de meest voordelige financieringsvorm kiezen. Dit betekent dat de huurprijs niet ver boven 6% van de verkoopwaarde mag liggen om optie 2 te weerhouden. Dit is inderdaad ongeveer de huurprijs die de Vlaamse Regering betaalt in deze dossiers. De Paarse regering betaalt een stuk meer: ongeveer 10% van de verkoopprijs! Een meerkost van maar liefst 4%. Op jaarbasis kost het “investeringstalent” van Paars 51 miljoen euro aan meeruitgaven. Over een periode van 30 jaar, dit is de contractueel vastgelegde huurtermijn, betekent dit een totale meerkost van 1,5 miljard euro of het equivalent van de opbrengst van de verkopen tussen 2001 en 2006! De Paarse regering: een verstandig investeerder? Niet echt, maar blijkbaar is dit de kost die Paars bereid is te betalen om de begroting ondoorzichtig te maken. Een gelijkaardig verhaal geldt voor de verkoop van belastingsvorderingen aan financiële instellingen. De overheid ontvangt het geld nu, maar moet in de toekomst de geïnde bedragen afstaan aan de kopers. In feite krijgt ze dus gewoon een lening van de bank maar de kostprijs van deze alternatieve operatie ligt opnieuw boven de gangbare rente. Ook de wildgroei inzake begrotingsfondsen (het “Effectiseringsfonds FOD Financiën”, het “Gebouwenfonds Politie”, …) maakt dat het globale begrotingsbeeld erg troebel wordt. Aan de hand van deze fondsen kan de overheid ontvangsten vervroegd boeken en uitgaven pas in een volgend jaar uitvoeren. Zo wordt het quasi onmogelijk om een betrouwbaar resultaat per jaar vast te stellen. Begin jaren ’90 werd er een stop geplaatst op het gebruik van dergelijke begrotingsfondsen, net wegens hun gebrek aan transparantie. Onder Paars beleven begrotingsfondsen en gebrekkige transparantie hun tweede jeugd. Ook Eurostat stelt zich duidelijk vragen bij de transparantie van de begrotingen van Paars. Zo rekent het de overname van de NMBS-schuld aan als een overheidsuitgave. Hierdoor kan er voor 2005 een begrotingstekort van 7,5 miljard euro ontstaan. Een nieuwe Paarse truc zal hier een oudere moeten goedmaken. CD&V eist dat schuldfinanciering op een transparante wijze en aan de laagste kost gebeurt. De regering moet steeds het bewijs leveren dat dit effectief het geval is.
4
De vierde kras: iedere dag de lotto winnen Een droom van vele mensen: een mooi bedrag winnen met de lotto. Zo kan je immers eens “iets extra’s” doen. De Paarse regering realiseert deze droom keer op keer. De fiscale regularisatie, de verkoop van overheidsgebouwen, … Voor de Paarse ploeg zijn het allemaal meevallers die toelaten om iets extra’s te doen. De keerzijde van dit beleid is een verarming van de overheid. De lotto-speelpot geraakt stilaan leeg. Gebouwen kan je maar één keer verkopen. Andere éénmalige maatregelen, zoals de overname van pensioenverplichtingen, zorgen dan weer dat de schulden van de overheid toenemen. Door het Paarse begrotingsbeleid is de Belgische overheid in 7 jaar tijd ruim 14,5 miljard1 armer geworden. CD&V pleit voor een begroting die structureel in evenwicht is en niet resulteert in een verarming van de overheid. Dit structureel evenwicht is nodig als duurzame basis om te effecten van de vergrijzing te kunnen aanpakken. Huidige maatregelen mogen de houdbaarheid van toekomstige begrotingen niet ondergraven. De vijfde kras: de goed-nieuws-show De hervorming van de personenbelasting van 2001 werd door de Paarse Regering met veel tromgeroffel voorgesteld. Tot twee maal toe. Uiteindelijk werd ze slechts één keer en met vertraging uitgevoerd. Normaal gezien zou de belastingvermindering verrekend moeten worden via de bedrijfsvoorheffing zodat de mensen onmiddellijk het effect merken op hun loonstrookje aan het einde van de maand. In de praktijk blijkt dit niet het geval: de regering heeft een te hoge bedrijfsvoorheffing aangerekend en de belastingsvermindering voor een groot deel via de aanslagbiljetten met twee jaar vertraging doorgevoerd. Door deze werkwijze hebben de mensen ook ongewild een renteloze lening van 2 jaar aan de overheid toegekend. Goed voor een bedrag van 2,7 miljard in 2006 alleen al. Of anders gesteld: uitgezet aan een rente van 2% had een correcte verrekening de belastingplichtigen 54 miljoen euro meer opgebracht! Daarenboven werden de belastingen in 2001 en 2002 verhoogd door de niet-indexering van de belastingschalen. Deze niet-indexering werd telkens pas in de drie daaropvolgende jaar terugbetaald aan de belastingplichtigen. Een tweede verdoken renteloze lening aan de overheid. Wanneer mensen hun aanslagbiljet te laat indienen is de overheid nochtans erg snel met het aanrekenen van verwijlinteresten. Tientallen mensen kregen in 2006 zelfs al een boete aangesmeerd nog voor ze hun aanslagbiljet ontvangen hadden! Maar uiteindelijk dalen de belastingen toch onder Paars. Dus eind goed, al goed? Niet volgens cijfers van de NBB. Daaruit kun je afleiden dat de totale belastingsdruk voor particulieren is gestegen van 26,9% van het BBP in 2001, tot 27,5% van het BBP in 2005. De, door henzelf, zo geroemde vermindering van de directe belastingen onder Paars werd meer dan gecompenseerd door een stijging van de inkomsten uit indirecte belastingen. In 2004 en 2005 samen werd meer dan 1 miljard aan extra inkomsten gehaald uit BTW en accijnzen. De totale belastingen betaald door particulieren stegen 1
Dit cijfer volgt uit een soort “balansbenadering” van de overheidsfinanciën. Een verkoop van gebouwen komt neer op het verlagen van het actief. De overname van pensioenverplichtingen resulteert dan weer in een stijging van het passief. De 14,6 miljard euro is de som van de totale daling van het actief en de totale stijging van het passief. Dit bedrag geeft dus een indicatie van de verarming van de overheid.
5
over de periode 2001-2005 met 1,8 miljard euro. Dit staat in schril contrast met de belofte (neergeschreven in de regeerverklaringen van 1999 en 2003) om de fiscale en parafiscale druk gestaag te verlagen over de duur van de legislatuur. CD&V past voor dergelijke misplaatste goed-nieuws-shows. Wij willen correct informeren en respectvol onze beloftes nakomen. Zeggen wat we doen, en doen wat we zeggen. De zesde kras: wie zal dat betalen? In iedere kennissenkring vind je er wel zo één: eerst vrolijk feest vieren op café maar onvindbaar zijn als de rekening eraan komt. De Paarse regering is duidelijk ook niet vies van deze praktijk. Om de rekening te doen kloppen heeft Paars al dikwijls facturen niet of met grote achterstand betaald. De meerkosten van de politiehervorming werden niet of niet tijdig betaald aan de RSZ. En een voorbeeld dat iedereen zich nog wel levendig herinnert, is het debacle omtrent de petroleumcheques. In 2005 besliste de regering om een korting te geven op de oliefactuur voor het gedeelte van de prijs van huisbrandolie die hoger was dan 0,5 euro. Wie wat en wanneer zou betalen was allesbehalve duidelijk. Dat gold ook voor de kostprijs van de operatie. Aanvankelijk verklaarde de minister van Begroting dat de oliesector de volledig kost zou dragen. Daarna ging het opeens om een lening van de sector aan de overheid. Het Rekenhof merkt in zijn commentaren bij de begroting voor 2006 bovendien op dat de terugbetaling van de lening van 100 miljoen aan de petroleumsector niet is opgenomen in de begrotingstabellen. De laattijdige betalingen hebben ook een kostenplaatje. In 2005 betaalde de federale overheid maar liefst 2,3 miljoen aan verwijlinteresten op achterstallige facturen. Dit is letterlijk weggegooid geld. CD&V pleit ervoor dat eerst de financiering duidelijk geregeld wordt verplichtingen aan te gaan. Facturen moeten steeds tijdig betaald worden.
alvorens
De zevende kras: punten en komma’s? De extreem hoge huurprijzen zijn maar één voorbeeld van onzorgvuldig financieel beheer door de Paarse regering. De lijst van fouten en onzorgvuldigheden is erg lang. Gebouwen die aangekocht werden voor de opvang van asielzoekers werden nooit gebruikt en uiteindelijk opnieuw verkocht met een verlies van meer dan 21 miljoen euro. Gebouwen werden onnodig gehuurd doordat de behoeftes vooraf niet ingeschat werden. Een treffende voorbeeld is de overname van het huurcontract van het WTC II gebouw van de Post. Om het gebouw “te kunnen vullen”, werden andere gebouwen ontruimd die nog maar recentelijk gehuurd en speciaal ingericht waren. De inspectie van Financiën schat de meerkost van het contract op 60 miljoen euro. De kosten van een aantal bouwprojecten ontspoorden volledig. De renovatie van het Berlaimont gebouw voor de Europese ambtenaren heeft veel langer geduurd en veel meer gekost dan oorspronkelijk gepland. Het overschrijden van de deadlines kostte handenvol geld: de herhuisvesting van de ambtenaren, de gederfde huur en boetes voor de vertraging waren samen goed voor een meerkost van 52 miljoen euro in 2004. Bovendien werden de kosten van de werkzaamheden sterk onderschat. Uiteindelijk moest hiervoor nog 830 miljoen worden bijgepast door de Belgische overheid.
6
Voor de verkoop van gebouwen werd beroep gedaan op externe consultants. Hiertoe werden nodeloos dure contracten afgesloten. Bovendien was de uiteindelijke vergoeding vaak beduidend hoger dan voorzien in de initiële offerte. Voor de verkoop van de financietoren bedroeg de geraamde kost 372.196 euro. Uiteindelijk werd 817.769 euro betaald. De achtste kras: het bouwvallig financieel huis Een fout bij de administratie van de FOD Financiën slaat een gat van 800 miljoen tot 1 miljard euro in de begroting van 2006. De overschatting van de inkomsten voor 2006 betekent meteen ook een fout in de prognoses voor de ontvangsten in het kader van de begrotingsopmaak voor 2007. En dit is lang niet de eerste valse noot die we opvangen vanuit de gebouwen van de FOD Financiën. Er waren voor het aanslagjaar 2006 immers al dossiers opgedoken waarbij geen rekening werd gehouden met het plafond voor forfaitaire beroepskosten of waarbij de voorafbetalingen van zelfstandigen werden genegeerd. De afrekening van het aanslagjaar 2005 verliep extreem problematisch. Vooreerst zorgden vertragingen bij de verwerking van de aangiftes voor vertraging bij de vaststelling van de verschuldigde eindbelasting. Vervolgens bleek begin 2006 dat er duizenden belastingsdossiers geplaagd werden door rekenfouten zodat nog meer tijd verloren ging. De rekenfouten zijn nog maar één ziektesymptoom. Al jaren verschijnen verontrustende berichten in de media omtrent verouderde software, gebrek aan informatici, te hoge tijdsdruk bij het personeel, … De gevolgen van het mismanagement blijven niet uit. Aanslagbiljetten worden te laat verzonden (AJ 2005). Het behandelen van de dossiers start steeds later: in het aanslagjaar 2002 was dit nog in oktober, in 2002 en 2003 in december, in 2001 en 2005 in januari en in 2006 pas in februari. Het tax-on-web systeem werd (en wordt nog steeds) geplaagd door allerhande kinderziektes. Bovendien wordt nog maar zo’n 14% van de aangiftes elektronisch doorgegeven. Ter vergelijking: in Nederland is dat 82%. De bevoegde minister Reynders blinkt uit in het achterhouden van informatie en het verschaffen van onbetrouwbare gegevens.
7
Het mag stilaan duidelijk zijn: dat de Paarse rekeningen al zeven jaar op rij in evenwicht zijn, is voor discussie vatbaar. De begrotingen van Paars zijn een aaneenschakeling van gemiste kansen, onzorgvuldig financieel beheer, gekleurde informatie, gebrek aan transparantie, … Kortom: slecht bestuur in vele vormen. Bovendien gaan de maatregelen steevast gepaard met een belasting van de toekomst en een verarming van de overheid. Over de periode 2006 tot 2013 alleen al zal de overheid 3,5 miljard euro extra huur- en pensioenlasten dienen te betalen. Als ook andere Paarse maatregelen (effectisering van schuldvorderingen, aangegane beloftes in kader van ontwikkelingssamenwerking, verhoging van de aftrek voor pensioensparen, sociale toelage I voor de politie) in rekening worden gebracht is de extra budgettaire last gelijk aan 1,3 miljard euro voor 2007 en 0,8 miljard euro voor 2008. Dit komt bovenop de extra middelen die de regering volgens de Hoge Raad van Financiën op zij moet zetten om de vergrijzing aan te pakken. Het Paarse beleid staat dus gelijk aan een zware belasting van de toekomst. Anders bekeken kunnen we concluderen dat 7 jaar Paars beleid de overheid met 14,6 miljard verarmd heeft. Maar de alarmerendste vaststelling is dat de Paarse regering onvoldoende de uitdaging van de vergrijzing heeft voorbereid door de daling van het primair saldo. Hiertoe zijn structureel gezonde overheidsfinanciën een absolute vereiste. In de regeerverklaring van 1999 stond nog dat de “noodzakelijke middelen zouden worden vrijgemaakt om de gevolgen van de demografische vergrijzing op te vangen zonder de huidige bescherming in vraag te stellen”. In het licht van bovenstaand verhaal blijkt dit nog maar eens een loze belofte van Paars. En het stopt natuurlijk niet bij de vergrijzing. Andere kerntaken werden ook niet altijd naar behoren uitgevoerd. De broodnodige politiehervorming werd dan wel doorgevoerd, maar de rekening is nog altijd niet vereffend. Paars verhoogde wel zijn uitgaven, maar dit uitte zich vooral in een sterke toename van de werkingsmiddelen (zie o.a. de huurlasten) en een explosieve groei van de uitgaven binnen de sociale zekerheid. Er werd geen ruimte gecreëerd voor nieuwe noden. Er werden geen nieuwe prioriteiten naar voor geschoven. Het begrotingsblazoen blinkt dus lang niet zo fel als de Paarse troepen ons willen laten geloven. Integendeel, het is meer dan hoogdringend aan een oppoetsbeurt toe. CD&V wil weer aanknopen met een toekomstgericht en transparant budgettair beleid. Geen plak en knipwerk op 1 jaar, maar een duidelijke visie over meerdere jaren. Zoals aangegeven in ons sociaal-economisch alternatief, “Weten waar naartoe”, willen wij het traject volgen dat werd uitgezet door de Hoge Raad van Financiën: geleidelijk aan een vorderingsoverschot opbouwen van 1,5% van het BBP om te vergrijzingskost te kunnen opvangen. Naar het beeld van haar Vlaamse tegenhanger moet de federale regering ook opnieuw een investeringsregering worden. Daarbij hebben wij oog voor nieuwe maatschappelijke noden, in het bijzonder in het kader van het versterken van het groeien werkgelegenheidspotentieel, een pro-actief gezinsbeleid en andere nieuwe samenlevingsbehoeften.
8