P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 12
D
TVW, 34e jg, nr 305, februari 2010
DE PANEL STUDIE VAN BELGISCHE HUISHOUDENS EN ONDERZOEK IN HET WELZIJNSWERK
12
Dimitri MORTELMANS 1
De Panel Studie van Belgische Huishoudens (PSBH) was wellicht een van de grootste en meest uitdagende academische ondernemingen uit de jaren negentig. De studie werd in 1990 opgestart met als doelstelling het realiseren van een longitudinaal gegevensbestand dat beleidsvoorbereidende en beleidstoetsende analyses mogelijk moest maken op socio-economische en gezinssociologische thema’s. Voor het eerst werden op die schaal data verzameld die representatief zouden zijn voor huishoudens én individuen. In 1992 realiseerde de eerste golf van het panel maar liefst 4439 inter views met huishoudens over het hele grondgebied. De Vlaamse data werden verzameld binnen de Universitaire Instelling Antwerpen onder leiding van Thérèse Jacobs. De Waalse data vielen onder de verantwoordelijkheid van Bernadette Bawin van de Universiteit van Luik. In Brussel werkten beide teams samen voor het veldwerk. Vanaf de derde golf in 1994 werd de Belgische panelstudie geïntegreerd in het European Community Household Panel (ECHP). Dat maakt het mogelijk om de panelgegevens in Europese context te vergelijken. De ECHP-studie heeft evenwel een beperktere opzet, omdat deze gefocust is op de economische activiteit van huishoudens en hun inkomen. Ondanks de integratie in het Europese panel heeft PSBH steeds het brede opzet rond socio-economische en gezinssociologische thema’s behouden. In 2002 kwam een eind aan de dataverzameling van PSBH. Er zijn sindsdien elf golven vrij beschikbaar voor onderzoek (Mortelmans e.a., 2004). PSBH werd opgevolgd door de Sur vey on Income and Living Conditions (SILC), die uitgevoerd wordt door de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie (ADSEI), beter gekend als het vroegere Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS). De SILC is heel sterk gericht op het meten van inkomens en beperkt het aantal vragen over de persoonlijke levenssfeer of het gezinsleven. Zorg en intergenerationele relaties kunnen dan ook niet langer gedetailleerd bestudeerd 1. De auteur is verbonden aan het Centr um voor Longitudinaal en Levensloop onderzoek (CELLO) van de Universiteit Antwerpen. Contact: dimitri.mor
[email protected].
P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 13
worden met deze databank. Ook is SILC geen strikt panel zoals PSBH maar een roterend panel. Dat betekent dat mensen maximaal vier jaar gevolgd worden, waarna zij verdwijnen uit de SILC. In dit artikel blikken we kort terug op de panelstudie PSBH. W e gaan in op de eigenheid van het panel en op de resultaten en inzichten die uit de studie zijn voortgekomen. Daarbij beperken we ons wel tot die domeinen die aansluiting vinden bij het welzijnswerk in brede zin.
PSBH in de Belgische onderzoekscontext Een van de bijzondere eigenschappen aan de panelstudie is de omvang er van. PSBH is de meest omvangrijke panelstudie die ooit in België uitgevoerd werd. PSBH realiseerde tussen 1992 en 2002 elf jaarlijkse golven. Er werden over deze periode gemiddeld 3500 huishoudens bevraagd en daarnaast nog eens gemiddeld 6500 volwassen respondenten en 2000 kindvragenlijsten afgenomen. Deze cijfers verhullen echter meer dan ze vertellen. De PSBH-data zijn niet alleen volumineus, ze zijn inhoudelijk ook apart. Aan de ene kant wordt in de vragenlijst strikt het Europese stramien gevolgd opdat de data internationaal vergelijkbaar zijn, maar daarnaast biedt de PSBH een rijke waaier aan sociologische en economische determinanten die de vaak eenzijdig inkomensgerichte ECHP-benadering aanvullen en verdiepen. V erder werd de jaarlijkse standaardvragenlijst bij elke golf aangevuld met een of meerdere extra modules. Voor onderzoekers bieden deze modules de gelegenheid om de populatie in het panelonderzoek in de diepte te leren kennen. Zo maken de modules over echtscheiding, on derwijscarrière of loopbaan het mogelijk gedetailleerd de gezins-, onderwijs- of arbeidsgeschiedenis van mensen te reconstrueren.
Een bijkomend typerend element betreft de vrije verspreiding van de PSBH-gegevens. V an bij de start van het project was het de uitdrukkelijke opdracht van de panelstudie om niet alleen representatieve panelgegevens te verzamelen, maar ook om ze gratis aan de nationale en internationale onderzoeksgemeenschap ter beschikking te stellen. Ook dit was in België in 1992 een nieuw gegeven. In veel gevallen worden data verzameld en voor lange tijd of zelfs permanent onder embargo gehouden. Het uitgangspunt daarbij is dat wie de data verzamelt, het alleenrecht krijgt op de exploitatie van de gegevens. V oor grote dataverzamelingen als de PSBH is dat echter niet houdbaar. De maatschappelijke investering in de opbouw van dergelijke databanken is zo groot dat één enkele onderzoeksploeg on mogelijk de volledige rijkdom er van kan uitputten. Het federale wetenschapsbeleid voert in zijn AGORA-programma een expliciete politiek om grote databanken op te bouwen of te verbeteren en zo goed als onmiddellijk ter beschikking te stellen van de brede onderzoeksgemeenschap. Dat koppelt de rol van dataverzamelaar los van die van dataanalist. Op dit ogenblik wordt deze scheiding in sommige gevallen nog verder doorgetrokken vanuit het idee dat dataverzameling primair een taak
13
P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 14
is voor de overheid en de analyse toekomt aan wetenschappelijke instellingen en overheidsadministraties. Deze redenering kadert in een toenemende aandacht om sur vey-onderzoek, waar mogelijk, te ver vangen door ambtelijke registergegevens. In 1992 echter was de PSBH één van de eerste om op grote schaal data vrij te verspreiden.
PSBH en onderzoek over armoede, zorg en welzijn
14
In dit artikel blikken we niet terug op wat de panelstudie aan gegevens opleverde. Die omvang van informatie is imponerend. In de catacomben van het nieuwe gebouw van de faculteit Politieke en Sociale W etenschappen in Antwerpen liggen nog honderden meters vragenlijstboekjes als stille getuigen van deze indrukwekkende dataverzameling. De vraag werpt zich echter op wat de inspanning opgeleverd heeft, en meer in het bijzonder in welke ma te d e P SBH b ijgedragen heeft aan kennisopbouw binnen het brede domein van het welzijnswerk. In de eerste plaats heeft de PSBH een belangrijke rol gespeeld in het armoedeonderzoek. Het opzet van het Europese panel is daar niet vreemd aan. In de ECHP ligt de klemtoon in sterke mate op inkomensgerelateerde gegevens. De meerderheid van de studies die gebeurden, bekijken de armoe deproblematiek vanuit een Belgisch (De wilde, Levecque, 2002; Robeyns, 1997) of een Europees stand punt (Marlier e.a., 1998; Marlier , W olf, 1997) met een nadruk op monetaire (Van Dam e.a., 2004) maar ook nietmonetaire factoren (De Keulenaer , Dewilde, 2001; Dewilde, 2006). De beperking van de studies tot het nationale grondgebeid maakt duidelijk waar
de geografische grenzen van de PSBH zich bevinden. Analyses op Vlaams niveau zijn nog mogelijk, maar verder afdalen naar een arrondissement of zelfs een ge meente is niet mogelijk. Toch ma ken deze nationale analyses een specifieke beleidsgerichte aanpak niet onmogelijk (Groenez, 2002), al geven Forrier, et. al. (2004) aan dat dit in sterke mate afhangt van het thema. Het onderzoek naar armoede en armoededynamiek ging hand in hand met de constructie van indicatoren. Niet alleen de individuele armoedetrajecten worden op die manier in kaart gebracht, maar een hele reeks armoede-indicatoren maken het mogelijk trends in armoede in België of Europa te volgen. Zo werd de PSBH bijvoorbeeld gebruikt ter ondersteuning van het Nationale Plan Insluiting. De armoede-indicatoren vormen weliswaar de meest bekende reeks be leidsindicatoren die op basis van PSBH berekend werden, toch zijn er nog diverse andere domeinen waar onderzoekers specifieke indicatoren ontwikkelden ter ondersteuning of ter evaluatie van het beleid: een welzijnsindex (Breda e.a., 1997), arbeidsmarktindicatoren (Steunpunt WAV) of indicatoren ten aanzien van het leven van kinderen (o.a. V an Ourti, Mortelmans, 2004). Een bijzondere vermelding willen we hier toch maken voor de gender-indicatoren (Goffin e.a., 2002; Steegmans e.a., 2002), die via de genderzakboekjes en de genderjaarboeken opgang maakten. Ook hier was de huishoudenstructuur van PSBH een aangewezen bron om inzichten tussen mannen en vrouwen én tussen en binnen huishoudens te geven. Ook bij de uitwerking van indi-
P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 15
catoren allerhande stelt zich het probleem van de schaal waarop indicatoren berekend kunnen worden. Op nationaal en federaal niveau zijn zinvolle indicatoren mogelijk, op lager niveau is de panelstudie ontoereikend en zijn meer gerichte sur veys of administratieve populatiebestanden noodzakelijk. Een ander domein waar de PSBH een belangrijke rol speelde, is dat van de ouderenzorg. Ouderen en ouderenzorg kregen structureel bijvoorbeeld veel aandacht via de jaarlijkse ad hoc modules. Zo werden aparte modules afgenomen over intergenerationele relaties en eenzaamheid. Een van de redenen voor deze uitgebreide aandacht is te vinden in de onderzoeks tradities die in de Vlaamse en Frans talige PSBH-ploegen zelf aanwezig was op dit domein. Een exhaustief overzicht geven van alle onderzoeken binnen en buiten de PSBH is onmogelijk binnen het korte bestek van dit artikel. W el is duidelijk dat de vrees dat demografische ontwikkelingen als gezinsverdunning leiden naar een uitholling van informele zorg en een afname van steun tussen generaties, hier als een rode draad doorheen het onderzoek loopt (BawinLegros e.a., 1996; Casman, Thomsin, 2002; Jacobs, 1993a; Jacobs, 1994; Jacobs, Derijckere, 1993). Naast deze intergenerationele stroom is er eveneens bijzondere aandacht voor de oudste ouderen (Jacobs e.a., 1995; Jacobs, Derijckere, 1997) Als we van de ene kant van de levensloop naar de andere kijken, dan zien we dat voor jongeren en de jeugdzorg heel wat minder aandacht is. Groot ouders (Jacobs, 1993b) en hun rol in de kinderopvang komt nog enigszins
aan bod (Ruelens, Hede bouw, 1999). Dat is de keerzijde van de opwaartse steun tussen de generaties: ouderen zorgen voor de jongeren en de jongsten. De leefwereld van kinderen op zich bleef echter relatief onderbelicht (uitzonderingen zijn: Jacobs, V an Aelst, 1997; Speltincx e.a., 1997). Dat is opvallend omdat de vragenlijst van de panelstudie uitgebreid aandacht had voor kinderen. V anaf de leeftijd van 15 jaar werd een kind apart geïnterviewd, maar voor elk kind jonger dan 15 werden ook aparte vragen gesteld.
Een unieke inkijk in het dagelijks leven van de Belgische huishoudens Wat kunnen we nu besluiten uit deze korte helikoptervlucht over het onderzoek op de Panelstudie van Belgische Huishoudens? In de eerste plaats stellen we vast dat de eigenheid van een huishoudpanel een hele reeks domeinen en onderwerpen per definitie uitsluit. De interactie tussen zorgvrager en zorgontvangers, tussen cliënten, patiënten en hulpverleners blijft buiten de scope van dit type gegevensbank. Daarnaast speelt de steekproef een belangrijk rol in wat mogelijk wordt aan analyses. We verwezen eerder reeds naar de onmogelijkheid om geografisch fijnere analyses te maken dan die van nationaal of federaal niveau. Op lokaal niveau kan de informatie van de PSBH geen enkele rol spelen. Indicatoren die op basis van de panelstudie berekend worden zijn dus enkel nuttig voor het Vlaamse of federale beleid. Een tweede beperking is de geringe aanwezigheid van kleine, voor het welzijnswerk interessante populaties.
15
P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 16
Zo is de groep allochtonen of gehandicapten in de panelstudie te beperkt om statistisch krachtige analyses toe te laten. Dat maakt onderzoek naar specifieke deelpopulaties niet onmogelijk (zie bv. Samoy, 2004), maar bij kleine groepen zijn de (statistische) foutenmarges echter zo groot dat onderzoekers voorzichtig moeten zijn met interpretaties en extrapolaties. Voor gerichte casestudies of grondig onderzoek van deze populaties is kwalitatief onderzoek meer aangewezen.
16
Bleef de PSBH dan onderbenut? Hier op is het antwoord volmondig nee. De stroom publicaties – zelfs tien jaar later in 2010 – blijft aangroeien. De panelstudie heeft veel nieuwe inzichten gebracht in vele domeinen. Misschien is deze output minder zichtbaar binnen het welzijnsonderzoek of het T ijdschrift voor W elzijnswerk. Toch is de kruisbestuiving vanuit andere domeinen ook hier onmiskenbaar aanwezig, al dan niet binnen de limieten die we eerder schetsten. PSBH levert een unieke inkijk in het dagelijks leven van de Belgische huishoudens. Het levert soms een heel herkenbaar beeld op van Jan met de Pet, maar even vaak zorgt het voor verrassingen die praktijken op de werkvloer een nieuwe wending ge ven. Inzichten die onderzoekers naar voor brengen over de leefwereld van jongeren of ouderen, kansarmen of welgestelden zetten in de praktijk sociaal werkers aan het denken, plannen en ontwerpen van nieuwe initiatieven. Het dynamisch karakter van een panel geeft inzichten in veranderingen in de leefwereld en geeft aan waar ingrepen efficiënter zouden kunnen verlopen of waar beleidsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het huishoudenkarakter maakt duidelijk dat indivi-
duen niet geïsoleerd leven en interageren. Hoe die interacties verlopen en waar botsingen voorkomen of juist steunnetwerken ontstaan, deed het besef ontstaan dat ingrijpen in die leefwereld ook geen unidimensioneel gegeven is. PSBH bracht ook nieuwe problematieken en doelgroepen aan de oppervlakte, denken we bijvoorbeeld aan de oudste ouderen. Sociale wetenschappers en beleidsmakers ontwikkelen voortdurend doelgroepen en ontwikkelen hier beleid voor. Eens nieuwe sociale kwesties duidelijk worden, maakt een panelstudie die jarenlang loopt het mogelijk om onmiddellijk de leefwereld en antecedenten van deze groepen in kaart te brengen en snel eerste conclusies te trekken vóór diepgaander kwantitatief of kwalitatief onderzoek inzoomt op de problematiek en deze uitwerkt. Op die domeinen vormt PSBH een schoolvoorbeeld van fundamenteel én praktijkgericht onderzoeksmateriaal. Het is jammer dat sinds 2002 geen beleid meer werd gevoerd dat voorbij de enorme kosten van een panel kijkt en (zoals Duitsland of Groot Brittan nië) investeert in sociaal wetenschappelijke data die pas na vijf of tien jaar haar volle investeringswaarde begint terug te verdienen. Sinds enkele jaren zien we in het buitenland immers het rendement van dit soort investeringen exponentieel toenemen. Niet alleen zijn de generatiegenoten van PSBH, zoals het Britse of het Duitse huishoudpanel, nu volwassen langlopende panels met een groot aantal golven, ook en vooral is de drempel tot het longitudinaal onderzoek enorm verlaagd.
P5-TvW 305:binnenwerk p.5- 13/01/10 13:08 Pagina 17
In heel Europa worden cursussen gegeven om longitudinale data te analyseren en ook de grote softwarepakketten als SPSS, SAS of ST ATA hebben uitgebreide modules die het analyseren van longitudinale data eenvoudiger maken. De mogelijkheden van dit soort analyses openen hele nieuwe we relden waar de dynamiek in het leven van mensen en het voortdurend v eranderen v an i nteracties tussen huishoudleden de kern van het onderzoek wordt. Paneldata zien mensen ge boren worden, afstuderen, trouwen, scheiden en sterven. Al deze transities kunnen in hun aanleidingen, verloop en gevolgen bestudeerd worden, waardoor betere causale uitspraken over oorzaken en gevolgen on derscheiden kunnen worden.
In afwachting van een nieuw Belgisch of Vlaams huishoudenpanel blijft PSBH een langzaam ouder wordend, maar rijk sociaal-wetenschappelijk ar chief met vele onontgonnen ruwe diamanten verborgen in 65 megabyte vrij beschikbare databestanden.
Bibliografie • De uitgebreide bibliografie van dit artikel is te verkrijgen bij de auteur of op de website van het Centrum voor Longi tudinaal en Levensloop Onderzoek (CELLO): www.ua.ac.be/cello.
• De PSBH-data zijn vrij beschikbaar en kunnen opgevraagd worden via www.psbh.be.
17