Overheid H2
De overheid De grote herverdeler van inkomens
Ontvangsten: belasting en premies
De overheid
Uitgaven: uitkeringen en subsidies
“De grote herverdeler van inkomens”
2
De Nederlandse overheid Belangrijke begrippen De collectieve sector (of: publieke sector)
Overheid in enge ruimezin zin
Rijksoverheid in Den Haag (11) Ministerie van Financiën
Ministerie van Onderwijs
Uitvoering van de sociale verzekeringen en bijbehorende uitkeringen
...
Voorbeelden: AOW, ANW, AWBZ, WIA
Provincies (12) NoordHolland
ZuidHolland
Sociale zekerheid
Frieslan d
...
Gemeenten (421) Amsterdam
Zaanstad
Diemen
Weesp
Muiden
... 3
Drie belangrijke ministeries voor de Nederlandse economie •
Ministerie van Financiën Minister de Jager
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
•
Opstellen van de begroting van de overheid (inkomsten en uitgaven) Binnen de EMU-normen
•
Zorgen voor een goed ondernemersklimaat en eerlijke concurrentie
• •
Sociale uitkeringen Loononderhandelingen tussen werkgevers en werknemers
Minister Verhagen
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Minister Kamp
4
Ministeries worden ondersteund door het CPB, CBS en de SER Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Centraal Planbureau (CPB)
• •
•
•
Kijkt vooruit Maakt voorspellingen van de Nederlandse economie Zorgt voor de financiële onderbouwing van het te voeren beleid Bijvoorbeeld: wat gebeurt er met ontvangsten en uitgaven als de BTW verhoogt wordt van 19% naar 25%?
• •
Kijkt terug Verzamelt historische cijfers over de Nederlandse economie (en vele andere zaken)
Sociaal-Economische Raad (SER)
• •
•
Kijkt terug en vooruit Adviseur van de overheid over sociaaleconomische problemen Bestaat uit werkgevers, werknemers en andere benoemde leden
5
Rijksbegroting 2011 Uit de Miljoenennota op Prinsjesdag 2010
6
Nog een keer . . . • •
Overzicht van verwachte ontvangsten en uitgaven Voorstel van regering aan parlement
• •
Samenvatting van de Rijksbegroting Toelichting op het begrotingsbeleid
•
Derde dinsdag in september
Rijksbegroting
Miljoenennota
Prinsjesdag
7
Rijksbegroting Belangrijkste ontvangsten en uitgaven Ontvangsten
Rijksbegroting
Belastingen Inkomstenbelasting: betaald over loon (tot 52%) Vermogensbelasting: betaald over bezit / vermogen Kostprijsverhogende belastingen − BTW: belasting als je iets koopt − Accijns: belasting op bijvoorbeeld tabak, alcohol, benzine Niet-belastingen
Winsten van overheidsbedrijven (bijvoorbeeld gaswinning) Bijvoorbeeld boetes voor snelheidsovertredingen
Uitgaven
Sociale uitkeringen Bijvoorbeeld: AOW, AWBZ, ANW, AKW, WIA, WW Onderwijs
Rente op de staatsschuld
Overige uitgaven Ziekenhuizen, verpleeghuizen, etc. (“semi-collectief”)
Begrotingstekort: ontvangsten < uitgaven 8
Rijksbegroting moet binnen de EMU-norm gemaakt worden Verwachte situatie 2011 (volgens Europese Commissie) Begrotingstekort: maximaal 3% van het nationaal inkomen
0 12 160
20
40
60
80
100
120
140 12
Ierland
10
10
8
Griekenland Spanj e
6
8
Frankrijk
6 Portugal
4 2
Italië
NL Belgi ë Luxemburg
Finlan d
Duitslan d
0
4 2 0
0 20 40 60 80 100 120 140 160 Staatsschuld: maximaal 60% van het nationaal inkomen
9
Het kan altijd nog erger . . . de staatsschuld van de VS
10
52% 11
Vandaag: inkomstenbelasting en vermogensbelasting Let op: dit staat niet in het boek! Ontvangsten Rijksbegroting Belastingen Inkomstenbelasting: betaald over loon Vermogensbelasting: betaald over bezit / vermogen Kostprijsverhogende belastingen − BTW: belasting als je iets koopt − Accijns: belasting op bijvoorbeeld tabak, alcohol, benzine Niet-belastingen Winsten van overheidsbedrijven (bijvoorbeeld gaswinning) Bijvoorbeeld boetes voor snelheidsovertredingen
Uitgaven
Sociale uitkeringen Bijvoorbeeld: AOW, AWBZ, ANW, AKW, WIA, WW Onderwijs
Rente op de staatsschuld
Overige uitgaven Ziekenhuizen, verpleeghuizen, etc. (“semi-collectief”)
Premies sociale verzekeringen Premies volksverzekeringen Premies werknemersverzekeringen
Begrotingstekort: ontvangsten < uitgaven
12
Belasting betalen Het Nederlandse boxenstelsel
Box 1
Box 2
Box 3
• •
Belasting over je loon Loonbelasting (en premies volksverzekeringen)
•
Belasting voor mensen die meer dan 5% van de aandelen in een bedrijf bezitten (= aanmerkelijk belang)
• •
Belasting over je spaargeld / vermogen Vermogensbelasting
13
Belasting berekenen in box 1 In drie stappen Getallenvoorbeeld
Stap 1: Bepaal belastbaar inkomen
Aftrekposten (belangrijkste: hypotheekrente!)
–
Belastbaar inkomen Stap 2: Bereken belasting voor kortingen Stap 3: Trek kortingen eraf
Schijventarieven
Te betalen loonbelasting
Rente is 4% per jaar
8.000
–
37.000
x
Loonbelasting voor kortingen
Heffingskortingen
Hypotheek € 200.000
45.000
Bruto-inkomen
van 33 tot 52%
x
13.856
–
3.492
–
•Algemene korting: voor iedereen •Arbeidskorting: voor werkenden
10.364 14
Box 1: loonbelasting Een progressief schijvensysteem (2011) oneindig 4e schijf (schijflengte: oneindig)
52,0%
Progressief: je betaalt procentueel meer belasting naarmate je meer verdient
€ 55.694 3e schijf (schijflengte: € 22.258)
€ 33.436
2e schijf (schijflengte: € 14.808)
€ 18.628 €0
42,0% 41,95%
1e schijf (schijflengte: € 18.628)
33,0% 15
Box 1: loonbelasting Voorbeeld: belastbaar inkomen = € 37.000,oneindi g 4e schijf (schijflengte: oneindig)
52,0%
3e schijf (schijflengte: € 22.258)
42,0%
42,0% x € 3.564
2e schijf (schijflengte: € 14.808)
41,95%
41,95% x € 14.808 = € 6.211,96
33,0%
33,0% x € 18.628
€ 55.694
€ 33.436 € 18.628 €0
1e schijf (schijflengte: € 18.628)
= € 1.496,88
= € 6.147.24
+
€ 13.856,08
16
Box 1: loonbelasting Voorbeeld: belastbaar inkomen = € 37.000,-
Belastbaar inkomen
Schijventarieven
37.000 x
Loonbelasting voor kortingen Heffingskortingen
Te betalen loonbelasting
van 33 tot 52%
x
13.856 –
3.492
–
10.364
17
Belasting berekenen in box 3 Getallenvoorbeel d 50.000
Gemiddelde vermogen
Vrijgesteld vermogen
–
Belastbaar vermogen
1,2% (= 30% x 4%)
Vermogensbelasting
15.000
–
35.000
x
1,2%
x
420
18
Het effect van ons belastingstelsel Bruto inkomen
Dhr P. Gewoon
Mevr. L. Ongewoon
€ 25.000,-
€ 105.000,-
26.329 9.084 6.092 6.094
2.845 6.094
Box 1 Heffingskortingen Te betalen belastingheffing Gemiddelde belastingdruk
+
+
8.938
47.598
2.204
2.204
6.735 27%
–
45.394
–
43% 19
Vier belangrijke begrippen! •
Het draagkrachtbeginsel – Hogere inkomens moeten in verhouding meer afdragen dan lagere inkomens – “De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten”
•
Nivellering – Het verschil tussen de hoogste en laagste inkomens wordt kleiner – De verhouding tussen de hoge en lage inkomens verandert ten gunste van de lage inkomens
•
Een progressief belastingstelsel – Hogere inkomens worden met een hoger tarief belast – De gemiddelde belastingdruk stijgt als het inkomen toeneemt: van 33% naar 52% Heffingsbedrag
•
Gemiddelde belastingdruk =
x 100% Bruto-inkomen 20
Gemiddelde vs. marginale belastingdruk Gemiddelde belastingdruk •
Marginale belastingdruk
Het belastingpercentage dat iemand gemiddeld betaalt over zijn gehele inkomen
Heffingsbedrag
•
Het belastingpercentage dat iemand betaalt over zijn laatstverdiende euro
•
Oftewel: het percentage van de hoogste schijf waarin iemand met zijn inkomen valt
Verandering heffingsbedrag
x 100%
x 100%
Bruto-inkomen
Verandering bruto-inkomen
21
Een voorbeeld: marginale belastingdruk Persoon A
Persoon B
+ € 1.000,-
+ € 1.000,-
€ 105.000,-
€ 45.000,-
Verhoging brutoinkomen Marginale belastingdruk Verhoging nettoinkomen
+ € 1.000,-
+ € 1.000,-
42%
52%
+ € 580
+ € 480,-
22
Ons belastingstelsel is een beetje schizofreen Progressief belastingstelsel
• • •
Heffingskortingen
• • • •
Aftrekposten
•
• •
De progressie in het belastingstelsel werkt nivellerend op de inkomensverdeling Hoge inkomens betalen in procenten meer belasting De verschillen tussen “arm en rijk” worden kleiner
Heffingskortingen werken nivellerend op de inkomensverdeling De korting is voor iedereen even hoog in euro’s Voor iemand met een laag inkomen is de procentuele verandering echter veel groter De verschillen tussen “arm en rijk” worden kleiner
De aftrekposten (hypotheekrente is de belangrijkste!) hebben een denivellerende werking op de inkomensverdeling Hoge inkomens hebben meer voordeel van de aftrekposten De verschillen tussen “arm en rijk” worden groter 23
Een voorbeeld: het effect van aftrekposten Persoon A
Persoon B
- € 10.000,-
- € 10.000,-
95.000,€€105.000,-
€ 45.000,€ 35.000,-
Hypotheekrente aftrek Marginale belastingdruk Belastingvoordeel
- € 10.000,-
- € 10.000,-
42%
52%
€ 4.200,-
€ 5.200,-
24
Drie heffingsbeginselen samengevat 1
Draagkrachtbeginsel
• •
2
Doelmatigheidsbeginsel
3
Profijtbeginsel
“De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten” Hogere inkomens moeten in verhouding meer afdragen dan lagere inkomens
•
De kosten van het innen van de belasting mogen niet hoger zijn dan het te ontvangen belastingbedrag
•
Degene die profiteert van een voorziening moet hier ook voor betalen Voorbeeld: motorrijtuigenbelasting
•
25
Drie problemen bij belastingheffing 1. Belasting ontwijken
2. Belasting afwentelen
3. Belasting ontduiken
• Dit mag
• Dit mag
• Dit mag niet
• Proberen om het belastbaar inkomen te verlagen (en zo de belastingafdracht te verkleinen)
• Twee belangrijke voorbeelden
• Fraude • Voorbeelden - Verzwijgen van inkomen - Te hoge aftrekposten opgeven - Spaargeld in Zwitserland op een bankrekening zetten - Als bedrijf een deel van de omzet niet opgeven - Etc.
• Zoeken naar “mazen in de wet”, de belasting ontwijken • Vaak met behulp van een belastingadviseur
1.Een ondernemer die meer winstbelasting moet betalen, verhoogt de verkoopprijzen 2.Een werknemer die meer loonbelasting moet betalen, eist een hoger brutoloon van zijn baas 26
Laffercurve
Opgave 2.17 1. Meer sociale uitkeringen 2. Belasting- en premiebedrag omhoog (Netto loon omlaag, dus eis hoger loon) 3. Loonkosten stijgen 4. Internationale concurrentiepositie verslechtert 5. Export daalt en import stijgt 6. Productie daalt 7. Werkgelegenheid daalt 8. Werkloosheid stijgt
Sociale zekerheid • Solidariteitsbeginsel – iedereen is gelijkwaardig – Het recht op en de hoogte van een uitkering zijn onafhankelijk van het betalen van premies.
• Privatisering – Premie wordt meer afhankelijk van het risicio dat iemand loopt