96
Boekman 68
Kunst en commercie
Lisa Kuitert is hoogleraar Boekwetenschap en docent Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam
(omdat het bij de eerste hap gewoon tomatensoep uit blik blijkt te zijn)? Nee, lijkt me. Consumeren is weten dat er jacht op je wordt gemaakt. Dus moet je op je hoede zijn. Er bestaat een mooie anekdote over Henry Fielding (1707–1754), een succesvolle schrijver in 18de-eeuws Londen. Hij was de auteur van Pamela, van Tom Jones, en schreef een derde roman: Amelia. Hij meldde zijn uitgever in 1751 dat hij aan Amelia werkte en bedong een voorschot van 800 pond, dat hij prompt kreeg. De uitgever verwachtte opnieuw een succes en liet dus een grote oplage maken. Maar terwijl hij op de eerste exemplaren zat te wachten hoorde hij van een vriend, die het manuscript gelezen had, dat het boek erg tegenviel. Wat te doen! De uitgever kon zijn drukorder niet meer terugdraaien. Hoe kon hij in vredesnaam die enorme eerste druk kwijtraken als eenmaal uitlekte dat het een slecht boek was? Hij besloot een stunt uit te halen op de fondsveiling, waar boekhandelaren de nieuwste uitgaven konden bestellen, zoiets als Vers voor de Pers nu is. Daar zei de uitgever tegen de boekhandelaren: heren, hier liggen verschillende nieuwe titels die u kunt bestellen, maar helaas, Amelia is al uitverkocht. U kunt wel intekenen op de tweede druk. De boekhandelaren haastten zich om op dit kennelijk grote succes in te tekenen, en zo raakte Fieldings uitgever zijn eerste druk toch kwijt. Er is dus weinig nieuws onder de zon.
97
Dossier
Dossier
Samen met de bibliotheekmedewerkers van de Boekmanstichting maakte de redactie van Boekman een selectie uit de in de bibliotheek aanwezige titels over kunst en commercie. Het betreft uitsluitend publicaties die de afgelopen vijf jaar zijn verschenen. Marike Lindhout verzamelde de titels en voorzag ze van een annotatie. Mieke Nooyen zocht op internet naar relevante sites. Voor diegenen die zich verder in het onderwerp willen verdiepen, is er vanzelfsprekend meer literatuur in de bibliotheek van de Boekmanstichting te vinden.
Harrewijn, R. (2006) Competitive culture: the Dutch venture capital cultural industry: a study on the functioning and possibilities of the venture capital financing method in the cultural sector. Masterthesis HKU/Open University London, 90 p. Signatuur: 06-390 Ook cultuur kan goed gedijen in een competitief klimaat. Overheidssubsidie heeft als nadeel, dat er nooit genoeg geld te verdelen is onder alle mensen die in de culturele sector werkzaam zijn. Aan de andere kant kan de vrije markt te rigoureuze effecten hebben: ‘moeilijke’ kunstuitingen krijgen geen kans. Dit hybride karakter kenmerkt de cultuurindustrie. Hoe kan risicodragend kapitaal in deze context een rol spelen? In 2000 is de participatiemaatschappij voor kunst en cultuur (PAKC) opgericht,
die inmiddels al weer ter ziele is. PAKC maakte investeringen in cultuur mogelijk en fungeerede als een soort bank voor culturele projecten. De rentabiliteit van een dergelijke intermediair blijft problematisch: de culturele investeerder zou eigenlijk gedeeltelijke gecompenseerd moeten worden met overheidsgeld. Hierdoor krijgt het cultureel ondernemerschap een impuls, vindt meer concurrentie plaats tussen de aanvragers, en kan de klakkeloze toekenning van overheidssubsidies worden gereduceerd: de overheid krijgt een faciliterende rol toebedeeld. Een mentaliteitsverandering is hiervoor wel noodzakelijk. Nijs, P. de (et al.) (2006) Kunst en economie: kool en geit. In: MMNieuws, jrg.8, nr. 4/5, p.1-33 Economisering van kunst en cultuur is binnen de cultuurwereld op dit moment een hot item. In dit thema-
nummer is een overzicht te vinden van de opvattingen van hoogleraren Arjo Klamer en Giep Hagoort, van twee leden van de Raad voor Cultuur en van scheidend Concertgebouwdirecteur Martijn Sanders. Ook worden de in november 2005 gepresenteerde plannen van de ministeries van Economische Zaken en OCW, weergegeven in de beleidsbrief ‘Ons creatieve vermogen’ besproken. MMNieuws geeft voorbeelden van samenwerking tussen kunst en bedrijfsleven en behandelt de consequenties van een veeleisend sponsorcontract, zoals bijvoorbeeld het Stedelijk Museum Amsterdam heeft afgesloten. DeTriodos bank financiert ook culturele accommodaties of manifestaties, zoals filmtheater Rialto in Amsterdam en het Korzo theater in Den Haag.
98
Boekman 68
Kunst en commercie
99
Barel, A. (2005) Het publiek aan de macht! Over de relatie tussen theater en commercie. In: Vrijetijdstudies, jrg. 23, nr. 1, 52-57 Signatuur: M05-273 Als het gaat over kunst en commercie klimmen de podiumkunsten doorgaans meteen in de gordijnen. Commercie staat immers voor vervlakking, nivellering en afbraak van het kunstklimaat. De slinkende overheidssteun betekent echter dat theatermakers en gezelschappen wel commerciëler moeten gaan werken. Om cultureel ondernemerschap te stimuleren moet volgens de auteur het overheidsbeleid op de schop. Daarnaast ziet hij mogelijkheden voor theatermakers zelf om hun werk commerciëler te benaderen zonder te vervallen tot vervlakking en nivellering.
teit Rotterdam, 80 p. Signatuur: 06-045 Hoe ziet de tentoonstellingsprogrammering van de afgelopen tien jaar eruit in een aantal representatieve musea? De gedachte was dat het tentoonstellingsbeleid in Nederland een toevallige samenloop was van inhoudelijke uitgangspunten, publiekswensen en wensen van de geldschieters. De programmering bleek inderdaad een kwestie van smaak of toeval, omdat musea de afgelopen decennia niet genoopt waren commercieel te denken. Daar komt nu verandering in, nu het krachtenveld van markt en concurrentie zich ook voor musea laat gelden. Musea zullen een manier moeten vinden om artistieke en commerciële belangen te combineren.
trie en de creatieve klasse in Nederland, waarin bijna 100.000 bedrijven actief zijn, 15% van de particuliere bedrijven in Nederland. De creatieve industrie groeit sterker dan andere sectoren in het Nederlandse bedrijfsleven, is innovatiever, maar weinig homogeen. De belangrijkste vestigingsstreek is de Randstad.
feitelijk bij aan de economie, in termen van werkgelegenheid, export, en een aantal andere indicatoren? Vervolgens worden de kenmerken van de creatieve industrie en de markten voor creatieve producten besproken en de knelpunten die zich hierbij voordoen. Het derde deel doet verslag van de indirecte bijdrage van cultuur: de relatie tussen creatieve bedrijfstakken en het culturele klimaat enerzijds en de creatieve klasse die de motor is van economische groei anderzijds. De slotparagraaf omvat een aantal ideeën voor beleid die uit het onderzoek naar voren komen. Aan de conferentie gingen vier onderzoeken vooraf: 1. De creativiteit van de markt: verkenning van de rol van de overheid bij creatieve industrieën van het CPB (05-506); 2. Knelpunten in creatieve productie: creatieve industrie vanTNO (E05742); 3. Creatieve klasse en regionaaleconomische groei van de Universiteit Utrecht (E05-596). Dit document gaat in Europees vergelijkend perspectief in op de vraag wat een regio aantrekkelijk maakt voor de creatieve klasse, en wat de effecten zijn van de aanwezigheid van een grote creatieve klasse (E05-596); 4. Cultuur en creativiteit naar waarde geschat, een onderzoek van de SEO en Stichting atlas voor gemeenten (E05-597). Op www.cultuureneconomie.nl zijn deze onderzoeksresultaten te downloaden. Ook de al eerder genoemde beleidsbrief ‘Ons creatieve vermogen: brief cultuur en economie’ (E05-929) van de beide ministeries en daaruit voortvloeiende acties zijn op deze site te vinden.
Boer, R. den ( 2005) 60-jarig jubileum BBK. Amsterdam: BBK, 33 kb Signatuur: E06-291 Op 31 oktober 2005 vierde de Beroepsvereniging van Beeldende Kunstenaars BBK haar 60-jarig jubileum in Amsterdam, met onder andere een symposium over kunst en economie, georganiseerd samen met de Boekmanstichting. Het onderwerp hield verband met het verschijnen van de beleidsbrief Cultuur en economie van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Economische Zaken, getiteld ‘Ons creatieve vermogen’. Sprekers waren onder andere Hans Abbing, Hans Dijkstal, Jo Houben en Ferry Houterman. Verslag van de bijeenkomst. Boom, R. de (2005) Tentoonstellingsprogrammering: waar commerciële en artistieke belangen botsen. Doctoraalscriptie Erasmus Universi-
Braaksma, R.M., J.P.J. de Jong en E. Stam (2005) Creatieve bedrijvigheid in Nederland: structuur, ontwikkeling en innovatie. Zoetermeer: EIM, 52 p. Signatuur: 05-706 www.eim.net/pdf-ez/A200509.pdf EIM heeft onderzoek gedaan naar de structuur-, ontwikkelings- en innovatiekenmerken van creatieve bedrijven in Nederland. Creatieve bedrijvigheid is daarbij afgebakend in vier sectoren: kunsten, media en uitgeverijen, creatieve zakelijke diensten (zoals architecten- en reclamebureaus) en kennisintensieve diensten (zoals softwareontwikkeling en onderzoek). Ook worden de termen cultuurindustrie of culturele industrie, creatieve industrie en creatieve klasse gedefinieerd en van elkaar onderscheiden, al is de overlap tussen deze gebieden groot. Het rapport geeft een goed overzicht van de stand van zaken van de cultuurindus-
Damen, C. (2005) De kunst van het netwerken. In: Vrij Nederland, jrg. 66, nr. 49, 72-74 Signatuur: M05-597 Kunstenaars kunnen doorgaans moeilijk van hun werk leven. Kunstenaars & Co biedt hulp bij het opbouwen van een netwerk. Damen geeft een overzicht van de activiteiten en werkzaamheden van deze organisatie. Op www.kunstenaarsenco.nl is meer informatie te vinden over de manier waarop Kunstenaars, Cultuur en Ondernemerschap kunstenaars ondersteunt bij het opbouwen van een rendabele beroepspraktijk. Startende kunstenaars kunnen terecht op www.beroepkunstenaar.nl, een website ontwikkeld i.s.m. de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten met praktische informatie over de zakelijke kanten van de beroepspraktijk. Raes, S.E.P. en B.P. Hofstede (2005) Creativiteit in kaart gebracht: mapping document creatieve bedrijvigheid in Nederland. Den Haag: Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 43 p. Signatuur: E05-738 Discussiestuk voor de conferentie Cultuur en Economie in de Koninklijke Schouwburg Den Haag op 28 juni 2005. Eerst komen de directe economische betekenis van de creatieve industrie en creatieve activiteiten aan de orde. Wat draagt creativiteit
Wieringa, F. (2005) Wat hebben we over voor de creatieve klasse? Het tweede debat in de Koorts manifestatie
Dossier
over creativiteit, burgerschap en zakenleven. Rotterdam: Rotterdamse kunststichting, 56 kb Signatuur: E05-720 In het tweede Koorts debat, gehouden tijdens de manifestatie Goudkoorts van 16 tot 18 juni 2005 in de BeursWTC in Rotterdam, kwam de financiering van cultuur aan de orde. De stelling was dat bedrijven de creatieve klasse omarmen als motor voor economische vernieuwing. Het debat stond onder leiding van Bert van Meggelen, voormalig intendant van Rotterdam Culturele Hoofdstad 2001 en directeur van Bureau Maatwerk. Deelnemers waren cultuursocioloog Erik Hitters, JasperTuytel van de Economic Development Board of Rotterdam en Ruud Reutelingsperger van Observatorium en organisator van Goudkoorts. Het verslag is te lezen op de website: www.rrkc.nl Beem, L. (2004) Cultureel ondernemerschap: een kwestie van balans tussen het zakelijke en het artistieke: een onderzoek naar ondernemerschap bij theatergezelschappen. Doctoraalscriptie Universiteit van Amsterdam, 127 p. Signatuur: 04-763 Wat kan ondernemerschap voor theatergezelschappen betekenen en hoe ondernemend zijn theatermakers? Beem verkreeg de gegevens voor dit onderzoek uit deskresearch, literatuuronderzoek en interviews. Deelvragen zijn: wat is cultureel ondernemerschap? Waarin verschilt het van ander ondernemerschap? Wanneer ben je een goed ondernemer? Neemt een ondernemer dezelfde stappen als een cultureel ondernemer? De auteur concludeert dat cultureel ondernemerschap meer inhoudt dan alleen marketing, finan-
ciën en commercialiteit en daardoor veel kan betekenen voor theatergezelschappen. Hagoort, G., G. Kuiper en D. Kombrink (2004) Niet het tekort maar de bron!: Cultural Business Modeling (CBM) als eerste stap op weg naar creatief financieel management van gesubsidieerde kunst instellingen. Utrecht: Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, 48 p. Signatuur: 05-632 www.hku.nl/hku/servlet/nl.gx.siteworks.client.http.GetFile?id=96911 Cultural Business Modeling (CBM) is een managementinstrument dat kunstmanagers helpt systematisch inkomstenkansen voor de organisatie te ontwikkelen. Uit vooronderzoek bleek dat het financieel management van kunstinstellingen in de praktijk creatiever kan worden ingevuld. In het huidige culturele businessmodel ligt het accent van instellingen voornamelijk op inkomsten uit subsidie en sponsoring. Bronnen als de verhuur van het eigen vastgoed, merchandising, cofinanciering, matching van fondsbijdragen, het scheppen van een eigen fonds en mecenaat zijn nog nauwelijks ontwikkeld. CBM helpt de cultureel ondernemer om (alternatieve) inkomstenkansen te signaleren en verder te ontwikkelen. Verslag van een eerste test bij vier culturele organisaties: toneelgroep Het Vervolg, het Holland Animation Film Festival, het Combattimento Consort Amsterdam en het Wereldmuseum Rotterdam. Een artikel over dit onderzoek staat in: Boekman 2005, jrg. 17, nr. 62, 62-68. Kleiterp, M. (2004) Mummies in de markt zetten: RMO kiest voor cultureel ondernemerschap.
100
Boekman 68
Kunst en commercie
In: Museumvisie, jrg. 28, nr. 2, 26-29 Grote ambities en een kleine portefeuille dwongen het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden tot ontwikkeling van cultureel ondernemerschap. Het meest vergaande plan is het in de markt zetten van een uniek product: de tentoonstelling ‘Trail of the mummy’, die vrijwel gelijktijdig op verschillende plaatsen in de wereld te zien zal zijn, waarbij een scala aan spectaculaire en hightech multimedia-applicaties, zoals beeld- en geluidsfragmenten uit films, interactieve spellen en 3Dreconstructies van scans van mummies een hoofdrol zal spelen.
http://www.erasmusgenootschap.nl/ plaatjes/Carel_Birnie_lezing_Rienstra2004.doc Op 23 januari 2004 hield Ryclef Rienstra de 4e Carel Birnie-Lezing aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De directeur van de VandenEnde Foundation vertelt over zijn persoonlijke observaties uit de dagelijkse praktijk van het cultureel ondernemerschap en de kunstfinanciering.
warring over het begrip ondernemerschap: gaat het om een zakelijke activiteit of een mentale instelling? Kunstenaars hebben weinig aan begrippen als efficiency en effectiviteit. De principes van de vrije markt zijn niet zomaar in de kunstwereld te transplanteren en hierdoor ontstaat een Babylonische spraakverwarring.
Laan, M. van der (2004) Kunstenaar moet ondernemer worden: staatssecretaris wil beeldende kunst internationaliseren. Amsterdam: Federatie van kunstenaarsverenigingen, 36 kb Signatuur: E04-343 www.minocw.nl/cultuur/toespraken Op woensdag 14 januari 2004 hield staatssecretaris Medy van der Laan een toespraak tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst van de Federatie van Kunstenaarverenigingen, de zogenoemde ‘State of the union beeldende kunst’, waarin ze aangaf dat de internationale kwaliteiten van Nederlandse beeldend kunstenaars zichtbaarder moeten worden en de zakelijke kanten van het kunstenaarschap meer aandacht moeten krijgen. Reacties hierop staan in: Federatie nieuws 2004, nr. 4, 9-13. Rienstra, R. (2004) Cultureel ondernemerschap is een kunst: Carel Birnielezing 2004. Rotterdam : Erasmus genootschap voor cultuurmanagement, 84 kb Signatuur: E05-510
Wet (2004) De wet van ColinTweedy: ‘cultuur = kampioenkweker’. In: Sponsor magazine, jrg. 16, nr. 1, Interview met de directeur van Arts & Business, ColinTweedy. Deze nonprofitorganisatie bevordert in Engeland partnerships tussen de kunstensector en het bedrijfsleven. De ontwikkelingen op het snijvlak van bedrijfsleven en kunst en de kansen van een Arts & Business in Nederland komen aan bod. Op de website is uitgebreide informatie te vinden over de programma’s die A&B uitvoert. Met name de casestudies en onderzoeksresultaten die te downloaden (en/of te bestellen) zijn maken een bezoek aan www.aandb.org.uk zeer de moeite waard. Bem, M. (et al.) (2003) Hoe vergaat het de beeldend kunstenaar als cultureel ondernemer? Interviews. In: Nieuwsbrief Stichting Fonds voor beeldende kunsten, vormgeving en bouwkunst, nr. 5, 2-8 Beeldend kunstenaars aan het woord over de voor- en nadelen van cultureel ondernemerschap en over de betekenis en inzet van het begrip cultureel ondernemerschap. Is vier jaar genoeg voor een startende ondernemer? Hoe zit het met het cultureel ondernemerschap in de vormgevingspraktijk en de architectuur? Er bestaat veel ver-
Cartigny, W. en Kruize, E. (2003) Popmuziek & reclame. In: Fret, jrg. 10, nr. 5, p. 20-23 Signatuur: M03-189 Een cd uitbrengen is voor Nederlandse artiesten niet meer de enige manier om bekendheid te krijgen. Een groeiend aantal vindt een weg om hun muziek op een alternatieve manier te verkopen in de reclamewereld, door het maken van begeleidingsmuziek bij een commercial, en in de filmindustrie. Hoe werkt het en is het lonend? Er zijn ook artiesten die uit principiële redenen wars van elke vorm van niet integere commercie zijn, omdat het de authenticiteit van hun muziek aantast. Cloostermans, M. (2003) ‘Joop, und kein Ende’: het verhaal van een cultureel ondernemer. In: Ons Erfdeel, jrg. 46, nr. 5, 672-680 Het entertainmentimperium van Joop van den Ende heeft niet alleen theaters in Nederland, maar ook in Duitsland, Spanje en de Verenigde Staten. Portret van een cultureel ondernemer die het zakelijk voor de wind gaat, door de combinatie van liefde voor theater, liefde voor het publiek en een neus voor financieel succes.Tot op vandaag weet de hoge cultuur niet precies wat ze aan moet met zijn werk en zijn producties en bestaat er een zekere angst en achterdocht voor zijn bemoeienis met de gevestigde culturele instellingen. Doorn, V. van (2003)
Bibliotheek Boekmanstichting
102
Boekman 68
Kunst en commercie
103
Kunst naar behoefte. Afstudeeronderzoek Rijksuniversiteit Groningen, 79 p. Signatuur: 04-706 Ontwikkeling van een concept voor het opzetten van een bedrijf in de beeldende kunstbranche. Onderzocht is welk bedrijfsconcept het beste past bij de afstemming van het aanbod van beeldende kunst op de vraag van kopers tussen de 25 en 55 jaar oud met een hogere opleiding. Diverse bedrijfskundige en marketingtheorieën worden gebruikt om een rendabel bedrijf te verkrijgen. Van Doorn onderscheidt vier categorieën kunstconsumenten: starters, gevorderden, experts en snobs. Ook de wensen van de klant analyseert hij uitvoerig, zowel de verlangde diensten als de prijzen die de verschillende klantengroepen bereid zijn te betalen voor beeldendekunstvoorwerpen.
drijfsleven en op de televisie. Showdanschoreografen Deo Girdharie en Noes Fiolet beschrijven de activiteiten van hun dansbedrijf Deo dancers en Deo business events.
merschap in kaart. Hij concludeert dat kunstmanagers de resultaten van hun kunstinstelling meer voor het voetlicht moeten brengen. Beleidsmakers en politici moeten meer naar de praktijk van alle dag kijken en minder hun eigen indrukken van boven af over de culturele sector uitstorten. De bijgevoegde fotobiografie geeft een impressie van het leven en het werk van Wim Warmer.
zen van een vestigingsplaats? Vergelijkend onderzoek naar de situatie in Amsterdam en Rotterdam, omdat beide steden aan veel kunstenaars de ruimte bieden en omdat er een constante concurrentiestrijd tussen deze twee steden gaande is. Amsterdam lijkt zijn functie als culturele broedplaats te verliezen door het gebrek aan voor kunstenaars betaalbare ruimte, Rotterdam profileert zich daarentegen steeds meer als stad van de architectuur en de cultuurindustrie en lijkt betere kansen te bieden aan kleine culturele ondernemers. Behalve de kosten zijn ook zaken als sfeer en imago van een stad belangrijke vestigingsfactoren.
Esch, P. van (2003) Money money money. Arnhem: Kunst & cultuur Overijssel, 62 p. Signatuur: 03-553 Themanummer over de verdiensten in de popmuziek: wat verdien je aan een hit, hoe berekenen boekers hun commissie, kun je geld verdienen met internet, maakt een Amerikaanse carrière je rijk, moet je de studio in of niet, wat komt er kijken bij de administratie, spelen op straat en tal van andere voor popmusici relevante onderwerpen op het gebied van geld. Esser, C. (2003) De smaak van de klant bepaalt de show: het commerciële circuit. In: Dans, jrg. 21, nr. 3, 14-17 Naast het theatercircuit doen (semi)professionals en amateurs goede zaken in bijvoorbeeld restaurants, disco’s, nachtclubs, het be-
Geradts-Pinckaers, M. en F.J.P.M. Hoefnagel (2003) Het cultuurbeleid en de toekomst van het culturele ondernemerschap. In: Beleid en maatschappij, jrg. 30, nr. 1, 30-41 Signatuur: M04-155 De globale eindverantwoordelijkheid van de overheid voor de cultuur heeft ook voor de verdere toekomst een zekere bestendigheid. Het traditionele beleid is echter onvoldoende in staat in te spelen op belangrijke maatschappelijke omgevingsontwikkelingen als veranderingen in de markteconomie, de internationalisering en het toenemend belang van informatieen communicatietechnologie. Hetzelfde geldt voor nieuwe, algemeen bestuurlijke ontwikkelingen binnen de overheid op punten als verantwoordelijkheidstoedeling, rechtmatigheid en doeltreffendheid. In dit artikel wordt bekeken hoe opkomende ideeën van cultureel ondernemerschap deze kwetsbaarheden kunnen wegnemen Hagoort, G. (2003) Kunstmanagement en engagement: Wim Warmer: een profiel. Delft : Eburon, 2 dl. Signatuur: 03-803 In 1976 verschijnt de eerste integrale kunstnota ‘Kunst en kunstbeleid’, en start Wim Warmer (1949-2002) zijn loopbaan als organisator op het gebied van kunst en cultuur. Aan de hand van beleidsdocumenten, voorbeelden en ervaringen uit de beroepspraktijk van Warmer, brengt Hagoort de ontwikkeling van kunstmanagement tot cultureel onderne-
Heijden, E. van der (2003) ‘Kunst is arrogant en dat willen we graag zo houden’: een onderzoek naar de artistieke en commerciële ambities van jonge culturele ondernemers. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 149 p. Signatuur: 05-156 Centrale vraag in deze scriptie is: welke verschillen in habitus manifesteren zich onder nieuwkomers op het culturele productieveld met betrekking tot de artistieke aspecten en de commerciële aspecten van hun werk? De auteur kijkt naar de maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland, de autonome kunstwereld en de invloeden van buitenaf, waarbij overheid, politiek en consument het spanningsveld tussen kunst en markt bepalen. In Rotterdam leidde dat tot het Manifest R2002, dat een verbetering van het culturele klimaat voor jongeren opeiste. Kamp, M. van de (2003) ‘One eye sees, the other feels’: het locatiekeuzeproces van kleine culturele ondernemingen in Amsterdam en Rotterdam. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 147 p. Signatuur: 04-128 Welke criteria zijn van belang voor culturele ondernemingen bij het kie-
Sauer, M. (2003) Hoe smaakt een kunstenaar? Stinkt geld echt? In: Kunstenaarswijzer, nr. 38, 12-14 Bij veel kunstenaars leeft de mythe dat ze voor de zakelijke kant van de beroepspraktijk niet in de wieg zijn gelegd. Zeker sinds de tijd van staatssecretaris voor Cultuur Rick van der Ploeg is de beroepspraktijk verzakelijkt. Kunstenaars moeten noodgedwongen uit hun ivoren toren afdalen. Verdaasdonk, H. (2003) De auteur als a-merk: de vloeiende grenzen tussen cultuur en commercie. In: Boekman, jrg. 15, nr. 55, 37-42 Het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur is niet absoluut, evenmin als dat tussen ‘kunst’ en ‘commercie’. Beide zijn gebonden aan maatschappelijke groepen en aan de tijd. Bourdieus theorie over het sterke verband tussen de hoogte van de genoten opleiding en de mate van deelname aan ‘hoge’ cultuur lijkt dan ook niet meer van kracht. Het jonge hoogopgeleide publiek kiest steeds vaker voor minder zware kost. Een
Dossier
illustratie aan de hand van een analyse van ‘populaire’ en ‘literaire’ bestsellerlijsten. Cloostermans, M. (2002) To Ben or not to Ben: musical in Vlaanderen en Nederland de pionier van de culturele economie. In: Ons Erfdeel, jrg. 45, nr. 1, 45-52 Het ontstaan en de ontwikkeling van grootschalige musicals in Nederland en Vlaanderen, in de vorm van respectievelijk de bedrijven Endemol van Joop van den Ende, en Music Hall van Geert Allaert. Het is niet ondenkbaar dat deze ontwikkeling een compleet ander subsidiebeleid zal afdwingen, een beleid dat niet uitgaat van traditioneel bestaande genres, maar dat álle cultuuruitingen op hun kwaliteiten zal beoordelen. Hierdoor zal ook het onderscheid tussen hoge en lage cultuur vervagen. Holtzer, R. (2002) Cultural scorecard: voor theaters en musea. Afstudeerscriptie Universiteit Nijenrode, 66 p. Signatuur: 02-739 Is de Balanced Scorecard (BSC) geschikt als instrument om nonprofitinstellingen, zoals musea en theaters, te professionaliseren en daarmee het cultureel ondernemerschap te stimuleren? Bij culturele instellingen spelen niet alleen financiële belangen een rol, ze hebben ook een primaire maatschappelijke functie. Managers dienen hun ondernemerschap in dienst te stellen van de professionals in de sector. Voor toekomstgericht beleid in de culturele sector ontwikkelt de auteur een variant van de BSC, de CSC: Cultural Scorecard.
Kam, S. van der (2002) Toneelbeleid omgePloegd? Een onderzoek naar de invloed van de introductie van het begrip cultureel ondernemerschap door Rick van der Ploeg, op het beleid van de toneelgezelschappen. Doctoraalscriptie Universiteit Utrecht, 101 p. Signatuur: 03-001 Voormalig staatssecretaris van Cultuur Rick van der Ploeg heeft het begrip cultureel ondernemerschap geïntroduceerd: culturele instellingen moesten méér letten op de marktwerking en het rendement van hun activiteiten, in zowel zakelijk als artistiek opzicht. De belangrijkste criteria hierbij waren: publieksbereik, opbrengst, commerciële instrumenten, samenwerkingsverbanden en het uitbaten van successen. Hoe heeft dit doorgewerkt in het beleid van de Nederlandse gesubsidieerde toneelgezelschappen? De auteur interviewde een aantal groepen uitvoerig, wat een interessante inkijk geeft in hun zakelijk beleid. De gezelschappen vinden zelf dat het cultureel ondernemerschap geen invloed heeft gehad op hun beleid en dat ze aan een aantal zaken allang aandacht besteedden. Vels Heijn, A. (2002) ‘Eruit halen wat erin zit’: in het museale veld is pragmatisch cultureel ondernemerschap gewenst. In: Boekmancahier, jrg. 14, nr. 52, 167-173 De interpretatie van cultureel ondernemerschap varieert enorm. In de visie van Vels Heijn is het een attitude, een mentaliteit, die niet alleen verankerd moet zijn in de top van een museum of culturele instelling, maar door alle medewerkers moet worden uitgedragen en betrekking moet hebben op het totale pakket van werk-
104
Boekman 68
Kunst en commercie
105
Boekman 67
Vlaanderen Uitgelicht en Nederland
Uitgelicht
Redactie: André Nuchelmans zaamheden (gebouw, locatie, omgeving, kennis, medewerkers, collectie, presentatie). Bewerkte versie van de Carel Birnielezing, gehouden op 17 januari 2002 op de Erasmus Universiteit Rotterdam. Verheyen, Y. (et al.) (2002) De vrije jongens van de cultuur. In: Sicamag, nr. 13, 1-19 De termen cultureel ondernemerschap en ‘creative industries’ worden steeds vaker gebruikt in de culturele wereld. Maar daar waar beleidsmakers volgens kunstenaars de nadruk leggen op geld verdienen, gaat het de kunstenaars in de eerste plaats om autonomie: de markt is een middel, geen doel. Beschrijving van de achtergronden van de omslag in het denken over kunstsubsidies, waar staatssecretaris Rick van der Ploeg mee begonnen is door de publicatie van de nota ‘Cultureel ondernemerschap’. Relatief nieuwe disciplines, fotografie, video of nieuwe media, omarmen het cultureel ondernemerschap gemakkelijker dan de meer traditionele disciplines. Dit themanummer omvat onder andere een interview met Gitta Luiten, directeur van de Mondriaan Stichting, een artikel over cultureel ondernemerschap en het kunstvakonderwijs en ervaringen van kunstenaars met cultureel ondernemerschap. Derksen, L. (2001) De ontwikkeling van festivals in de culturele industrie: van alternatief naar commercieel. Doctoraalscriptie Erasmus Universiteit Rotterdam, 107 p. Signatuur: 05-686 Centrale vraag in dit onderzoek is: hoe kan een festival van een kleine alternatieve culturele happening uitgroeien tot een massaal alternatief cultureel evenement? Hiervoor is de
stand van zaken in de Nederlandse culturele industrie onderzocht. Speciale aandacht gaat uit naar de rol van de programmeurs, die de inhoud van het festival bepalen. De theoretische achtergrond wordt gestaafd door de theorieën van onder andere Noordman, Adorno, Horkheimer, Morin en McDonald. De cases die Derksen hiervoor gebruikt zijn het Internationaal Filmfestival Rotterdam (IFFR) en Lowlands (Flevopolder). Beide festivals zijn klein begonnen, het IFFR dertig jaar geleden en Lowlands acht jaar geleden. Vullings, J. (et al.) (2001) Schrijver bv : schrijvers als projectontwikkelaars. In: Vrij Nederland, jrg. 62, nr. 29, 66-83 Signatuur: M02-328 Themagedeelte van de Republiek der Letteren over het beroep van schrijver, nog altijd een kleine zelfstandige. Onder andere aandacht voor de financiële positie van de schrijver, schrijvers in de reclame, uitgevers, zakendoen, de markt en het eventuele succes en de relatie van schrijvers met het openbare leven.
In de rubriek Uitgelicht is er onder meer aandacht voor reacties op eerder verschenen stukken, recent verschenen publicaties, de laatste aanwinsten uit de bibliotheek van de Boekmanstichting en benoemingen en symposia op het werkterrein van de Boekmanstichting.