de overgang n a a r h e t v o o r tg e z e t o n d e r w i j s in deze special: • Hoe kom je tot een goede keuze? • Interview met twee brugklassers • De introductietijd • Zoektocht naar een school voor een kind met een beperking • 5010-vragen, handige tips, cursusaanbod en websites
N
KO
informatie voor ouders met leerlingen in het primair onderwijs Er staat een drukke en enerverende periode voor de deur voor alle leerlingen uit groep 8 en hun ouders. Meteen na de kerstvakantie begint de zoektocht naar een geschikte middelbare school. In februari wordt de eindtoets afgenomen en daarna breekt er een tijd aan van afscheid nemen, afsluiten en voorbereiding op de volgende fase. De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is heel spannend en de leerlingen zullen moeten wennen aan hun nieuwe leeromgeving. Ook voor ouders is het bijzonder als hun kind naar het voortgezet onderwijs gaat. Deze speciale editie van Ouders&School is dan ook bedoeld als een helpende hand bij deze overstap.
n e d e r l a n d s e k at h o l i e k e v e r e n i g i n g v a n o u d e r s
2 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
Met de keuze voor een school in het voortgezet onderwijs, begint er een nieuwe fase in het leven van ouder en kind. Waar moet je op letten bij het kiezen van een school en wat is daarbij belangrijk? Hoe steekt het huidige voortgezet onderwijs in elkaar? En wat staat je wachten als je zoon of dochter naar het voortgezet onderwijs gaat? Het is daarom van belang om je tijdig te oriënteren op die schoolkeuze.
de keuze
voor een school in het voortgezet onderwijs
hoe kom je tot de keuze? welke scholen zijn er? Om te weten te komen welke scholen er allemaal voor voortgezet onderwijs zijn in jouw gemeente, kun je de telefoon- en gemeentegids raadplegen, maar ook de websites bekijken die een overzicht geven van alle scholen per gemeente, zoals: www.schoolinbeeld.nl www.scholenlijst.nl en www.schoolzoeker.nl
de schoolgids Om meer te weten te komen over een school kun je de schoolgids opvragen bij de administratie van die school. Ook is het vaak mogelijk om de gids te downloaden van de website van de school. In zo’n gids staat allerlei informatie over de school zoals: speciale toelatingsregels, de uitgangspunten en doelstellingen van de school, de manier van lesgeven, lestijden, vakantieroosters, de vrijwillige ouderbijdrage, namen van docenten, maar ook de procedures met betrekking tot overgang en doubleren, de zorg voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften en de klachtenregeling. De school moet de schoolgids ieder jaar controleren en bijwerken.
open dagen Veel scholen voor voortgezet onderwijs verzorgen in januari en februari open dagen. Tijdens een open dag krijg je een indruk van de sfeer op de school en hoe de school eruit ziet. Er wordt allerlei informatie gegeven en je kunt er vragen stellen. Het is weliswaar een goede manier om een indruk van een school te krijgen, maar een bezwaar kan zijn dat scholen zich mooier voordoen op zo’n dag dan dat ze waar kunnen maken.
informatie van andere ouders Vaak heb je als ouder nog het meest aan de informatie van andere ouders waarvan de kinderen al op een school voor voortgezet onderwijs zitten.
websites met informatie over de kwaliteit van het onderwijs Informatie over hoe de beoogde school scoort in vergelijking met andere scholen, is terug te vinden op de website van de onderwijsinspectie. De inspectie is kort geleden overgegaan op risicogericht toezicht houden. Dit betekent dat de mate van toezicht per school kan verschillen. Hoe groter de risico’s op slecht onderwijs, hoe intensiever het toezicht. Vanaf het najaar van 2008 wordt er door
middel van de ‘Toezichtkaart’ weergegeven hoe een school ervoor staat. Om te zoeken naar de gegevens van individuele scholen, of scholen in een bepaalde regio, kun je gebruik maken van de ‘schoolwijzer’ van de inspectie: www.onderwijsinspectie.nl en klik vervolgens op schoolwijzer. Bedenk wel dat cijfers en getallen maar beperkt informatie geven over de kwaliteit van een school. Ze geven bijvoorbeeld geen informatie over de leerlingensamenstelling (zoals: zitten er veel/weinig allochtonen op school?) of over de startpositie van de leerlingen bij binnenkomst. Evenmin krijg je een indruk van de sfeer en de manier waarop met leerlingen omgegaan wordt, of van bijzondere activiteiten. Daarvoor is persoonlijk contact met de school nodig, in de vorm van een bezoek aan de school of een afspraak met de brugklascoördinator.
handige vragenlijst Als je voor de schoolkeuze gebruik wilt maken van een handige vragenlijst of een checklist, kijk dan op: www. 5010.nl klik voortgezet onderwijs aan, vervolgens schoolkeuze, hulp bij het kiezen en dan ‘lijst met vragen’. Je kunt ook kijken op: http://oudersvo.kennisnet.nl/ schoolkeuze/checklist
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 3
leerlingvolgsysteem, eindtoets en schooladvies Als je kind in groep 8 zit, krijgt het een schooladvies voor het voortgezet onderwijs. Het advies is eigenlijk een onderwijskundig rapport, dat door de groepsleerkracht wordt opgesteld in overleg met het team. Als het goed is, worden de ouders ook betrokken bij de opstelling ervan. Het advies is gebaseerd op de kennis en de ervaring die de leerkrachten gedurende de schoolloopbaan hebben opgedaan met betrekking tot de prestaties, interesses en motivatie van de leerling. Daarnaast worden er meestal ook de resultaten van een eindtoets in meegenomen.
het leerlingvolgsysteem Soms blijkt dat je niet helemaal af kunt gaan op de schoolrapporten van je kind, wat betreft het perspectief op de verdere schoolloopbaan. Dan heeft je zoon gedurende de hele basisschoolperiode mooie rapporten gehad en verwacht je op basis daarvan dat hij zeker wel naar de havo kan gaan. Maar dan blijkt dat hij toch niet hoger uitstroomt dan naar het vmbo. Als je wilt weten hoe je kind de basisschool tot nu toe heeft doorlopen (met het oog op de schoolkeuze), dan is het nuttig om de gegevens van het leerlingvolgsysteem (LVS) op te vragen. Het LVS is bedoeld om de leervorderingen en de eventuele achterstanden van leerlingen vast te stellen. In het LVS worden toetsen afgenomen die het niveau van de leerling aangeven. De meeste toetsen richten zich direct op het meten van de ontwikkeling van cognitieve vaardigheden (de aanwezige kennis). De leerkracht berekent de ruwe score per toets per leerling. Deze kan worden omgerekend tot een Didactische Leeftijd Equivalent. Deze DLE wordt vergeleken met de Didactische Leeftijd (DL = het aantal maanden onderwijs dat het kind gedurende de schoolloopbaan genoten heeft vanaf groep 3. Daarbij gaat men uit van 10 maanden onderwijs per jaar). Het verschil tussen de DL en de DLE geeft het aantal maanden voorsprong of achterstand van de leerling aan. Je kunt dus de LVS-gegevens van je eigen kind opvragen om meer zicht te krijgen op de prestaties van je kind gedurende zijn basisschooltijd en wat je kan verwachten met betrekking tot de verdere schoolcarrière. Voor leerkrachten is het beeld wat uit deze gegevens naar voren komt heel belangrijk voor het schooladvies.
de cito-entreetoetsen Met deze toetesen kan de leerkracht goed nagaan of de leerling op niveau presteert en of er in de kennis en vaardigheden op bepaalde onderdelen achterstanden zitten. Op basis van de uitslag van de toets kan er zo nodig een gericht plan gemaakt worden om de hiaten op te vullen.
de eindtoets Er zijn een aantal toetsen die vaak gebruikt worden in groep acht om de keuze voor een school voor middelbaar onderwijs te ondersteunen. De meest gebruikte zijn de eindtoets van CITO, de ISI (Intelligentie Schoolvorderingen Interesses)- toets en de NIO (Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau). De eindtoets van CITO stelt vast wat een leerling na acht jaar basisonderwijs aan leerstof heeft verworven. De ISI-toets en de NIO meten zowel kennis- als aanlegfactoren. Meestal wordt alleen het intelligentiegedeelte afgenomen. Hierbij gaat het om de achterliggende intelligentiefactoren die als het ware de voorwaarden vormen om tot schools leren te kunnen komen. Alle drie de toetsen laten zich niet uit over een aantal belangrijke persoonlijkheidskenmerken, zoals leermotivatie, zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen.
het schooladvies Dit wordt schriftelijk meegedeeld en meestal ook nog in een gesprek toegelicht. Als ouder ben je niet gehouden aan het schooladvies, het is echter wel zo dat scholen voor voortgezet onderwijs het schooladvies van de basisschool erg serieus nemen. De ene school voor voortgezet onderwijs zal veel waarde hechten aan het schooladvies en een andere school zal zich voornamelijk baseren op de uitslag van de eindtoets.In de meeste gevallen wegen zowel de eindtoetsscore als het advies van de leerkracht mee. In principe is de schoolkeuze dus vrij. In de praktijk wordt de keuze beperkt door het advies van de basisschool en de toelatingseisen van de middelbare school.Het schoolbestuur van de school voor voortgezet onderwijs bepaalt of een leerling wordt toegelaten.
de onderbouw van het voortgezet onderwijs Na de basisschool zijn er verschillende mogelijkheden. Een leerling kan naar het vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs), het havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) of het vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Het vmbo is in de plaats gekomen van vbo (voorbereidend beroepsonderwijs) en mavo. Het vmbo biedt vier leerwegen. Naast deze vier leerwegen is er leerwegondersteunend onderwijs (lwoo). Dit onderwijs is bestemd voor leerlingen met leer- of gedragsproblemen die extra begeleiding nodig hebben om een vmbo-diploma te halen. Na het vmbo stromen deze leerlingen gewoon door naar het mbo. Het praktijkonderwijs is bedoeld voor leerlingen voor wie het behalen van een diploma in één van de leerwegen van het vmbo te hoog gegrepen is. Voorheen waren dat de scholen voor vso-mlk (voortgezet speciaal onderwijs voor moeilijk lerende kinderen). Voor zowel lwoo als praktijkonderwijs is er een indicatie nodig van de regionale verwijzingscommissie (RVC)
de onderbouw Alle scholen voor voortgezet onderwijs beginnen met de ‘onderbouw’.Deze fase vormt de overgang tussen het basisonderwijs en de door de vakkenkeuze meer gespecialiseerde bovenbouw, waarin naar het uiteindelijke examen toe wordt gewerkt. Het verschilt van school tot school hoe lang deze onderbouw duurt. Het uitgangspunt is dus
4 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
om alle leerlingen zo breed mogelijk te vormen en daarbij meer onderlinge samenhang tussen de vakken te creëren. De gedachte hierachter is dat ze op deze manier pas echt een bewuste studiekeuze kunnen maken. Daarom krijgen alle leerlingen een breed samengesteld vakkenaanbod, dat niet veel verschilt per schoolsoort. Daarbij wordt er veel aandacht besteed aan praktische alledaagse situaties. In de onderbouw worden in ieder geval de volgende vakken gegeven: Nederlands, Engels, Duits óf Frans, geschiedenis en staatsinrichting, aardrijkskunde, economie, lichamelijke opvoeding, wiskunde, natuur- en scheikunde, biologie, verzorging, informatiekunde, techniek en twee kunstvakken, waarbij de school mag kiezen uit beeldende vakken, zoals: tekenen, handvaardigheid, fotografie, film of audiovisuele vorming en muziek, drama of dans. In Friesland wordt ook les gegeven in de Friese taal, tenzij de school hiervoor ontheffing heeft gekregen. Naast de verplichte vakken hebben de scholen zeven uur per lesweek beschikbaar om zelf invulling aan te geven. Deze uren kunnen bijvoorbeeld besteed worden aan extra lessen of aan de begeleiding van zwakke leerlingen. Omdat de leerlingen na de onderbouw moeten kiezen voor een studie- of een beroepsrichting, krijgen ze ook een zogenaamde ‘oriëntatie op studie of beroep’. Tijdens die oriëntatie leren ze meer over allerlei beroepen en de opleidingen die daarvoor nodig zijn. Deze oriëntatie vormt een vast onderdeel van de onderbouw.
de brugklas Alle scholen beginnen dus met de onderbouw, maar daarnaast
kennen de meeste scholen voor voortgezet onderwijs met meer dan één onderwijssoort een brugperiode van één of twee jaar. Die brugklas is onder andere bedoeld om de keuze - vmbo-beroepsgericht of theoretisch, vmbo-theoretisch of havo en havo of vwo - nog een tijdje uit te stellen. In die periode gaat de school na wat voor de leerling de meest passende onderwijssoort is. Scholen verschillen van elkaar in de manier waarop ze de groepen indelen. Veel scholen stellen brugklassen samen waarin leerlingen zitten met ongeveer hetzelfde schooladvies, bijvoorbeeld vmbo beroepsgericht-theoretisch, vmbo theoretisch-havo, havo-vwo. Dat worden wel 'dakpanklassen' genoemd. Andere scholen zetten alle leerlingen door elkaar in de brugperiode. Aan het eind van het tweede leerjaar brengen de scholen in ieder geval een advies uit. Daarin staat meestal welke algemene richting de leerling het beste kan volgen: vmbo, havo of vwo. Als de school een leerling adviseert om naar het beroepsonderwijs te gaan, dan zal zij meestal ook aangeven welke beroepsrichting het meest voor de hand ligt. Bijvoorbeeld: bouwtechniek, mode en commercie, voertuigentechniek, handel en verkoop, metaaltechniek, elektrotechniek of verzorging. De beslissing over de verdere (school)loopbaan is niet niks, daarom worden ouders en leerlingen hier nauw bij betrokken. Om een verstandige keuze te maken moet er worden gekeken naar de aanleg van de leerling, de ambities, de capaciteiten en welke kans de leerling heeft om zijn of haar talenten optimaal te ontwikkelen. victorine meuwissen
verschil tussen leerplicht en kwalificatieplicht De leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot en met 16 jaar. Die plicht gaat in op de eerste dag van de maand nadat een kind 5 jaar is geworden en stopt aan het einde van het schooljaar waarin het 16 jaar is geworden, of aan het einde van het twaalfde schooljaar. De basisschoolperiode telt mee voor acht jaar, ook als de leerling hier in werkelijkheid korter over heeft gedaan. Sinds 1 augustus 2007 geldt daarnaast de zogenaamde kwalificatieplicht. Hiermee wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalifi-
catie heeft gehaald, of tot de dag dat de leerling 18 jaar wordt. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo-niveau 2, 3, of 4- diploma. De kwalificatieplicht verplicht alle jongeren een volledig onderwijsprogramma te volgen totdat zij een startkwalificatie hebben behaald. De kwalificatieplicht betekent niet altijd dat een leerling vijf dagen per week naar school gaat. Het is ook mogelijk om met combinaties van leren en werken aan de kwalificatieplicht te voldoen, zoals de beroepsbegeleidende leerweg in het MBO.
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 5
Bij een special over de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs, mag het verhaal van startende brugklassers niet ontbreken. Om deze reden heb ik met Noor en Shivane, twee meiden van twaalf, op een vrijdagmorgen afgesproken in een trendy koffiebar achter het station van Leiden. Ze waren tijdens het gesprek, ondanks het vroege uur, erg bijdehand, kritisch en (eigen)wijs. Op mijn vraag wat ze wilden drinken was het antwoord ‘doe mij maar een glas rode wijn’. Mijn verbaasde blik had veel gegiechel tot gevolg. De sfeer zat er meteen goed in.
brugklassers aan het woord
6 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
B
eide dames zitten in de eerste klas van het voortgezet onderwijs. Niet op dezelfde, ook al zaten ze in groep acht bij elkaar in de klas. Maar beiden zijn er wel van overtuigd dat zij voor de juiste hebben gekozen; ze zitten allebei op een school die het beste bij hen past. Noor zit in een brugklas voor HAVO en VWO op dezelfde school als haar oudere zus. Shivane zit op dezelfde school als haar oudere broer, waar ze tweetalig onderwijs op VWO-niveau volgt. Ze hebben naar eigen zeggen absoluut niet voor hun school gekozen omdat hun broer en zus daar heen gingen. Dat speelde heel misschien een beetje een rol, maar geen grote.
de overstap Ze dachten dat ze wel goed voorbereid waren op de overstap naar het voortgezet onderwijs. Toen ze in groep acht zaten, zijn een aantal eersteklassers die voorheen op hun basisschool zaten, een keer terug gekomen naar school, om over hun ervaringen met hun nieuwe school te vertellen. Dit was nuttig en gaf een goed beeld. Ook hebben ze de open dagen van verschillende scholen in de buurt bezocht. Op het moment zelf vonden ze dit erg leuk en interessant. Maar nu ze eenmaal op school zitten en terug denken aan de open dagen, vinden ze deze wel een beetje misleidend. Het mooie beeld dat toen naar voren kwam, klopte niet echt met de realiteit. Shivane vindt het vooral veel drukker op school dan ze van te voren had verwacht. Tijdens die open dagen hebben beide dames vooral gelet op de sfeer van de school. Of ze zichzelf er zagen lopen. Of ze zich er thuis voelden. Of de andere mensen op de school hen aanspraken. Of er leuke keuzevakken waren zoals toneel, modeontwerpen en Spaans. Dat soort dingen waren voor hen belangrijk bij het maken van een keuze. Maar vooral waren ze erg toe aan de overstap en een nieuwe leeromgeving. Ze vonden zelf dat ze niks meer op de basisschool leerden en ‘wisten alles eigenlijk al’. Ook waren ze die kleine buurtschool echt ontgroeid en hadden geen voeling meer met de jongere klassen. Ze keken uit naar een nieuwe uitdaging. Toch was het op hun nieuwe school anders dan verwacht. Zo waren ze niet gewend aan het maken van huiswerk, het bijhouden van een agenda en de drukte op school. ‘De middelbare school is vooral vermoeiend; nu heb je zorgen over cijfers, toetsen en huiswerk’, zegt Noor. Ze vond het fijn dat ze op de basisschool geen huiswerk kreeg en geen agenda nodig had, maar de overgang was daardoor wel groot.
huiswerkbegeleiding De meeste scholen zijn zich bewust van de problemen die sommige leerlingen hebben met de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Daarom geven zij speciale hulp. Dit gebeurt onder meer in de vorm van studielessen en huiswerkbegeleiding op school. Studielessen zijn bedoeld om leerlingen te leren hoe ze
Op de vraag of er dingen beter hadden gekund in hun voorbereiding op het voortgezet onderwijs, komt geen duidelijk antwoord. ‘Nou ja, het had wel leuk geweest om een echte schooldag mee te maken’, zegt Shivane. ‘Gewoon een dagje meelopen alsof je echt op de school hoort. Dan weet je pas echt hoe het er aan toe gaat in de pauzes en wat de regels zijn op school’. Ze wist van te voren bijvoorbeeld niet dat de eersteklassers geen boodschappen mogen doen bij de Albert Heijn naast de school, dat je tas soms echt heel zwaar is, dat er in de pauzes alleen ouderejaars een tafeltje hebben en dat je je locker niet makkelijk kunt ruilen als je er niet bij kunt omdat je te klein bent.
extra begeleiding Nu ze in de brugklas zitten, krijgen ze speciale aandacht. Zo zijn er op beide scholen wekelijks studielessen of ‘mentor-flex’-lessen. Tijdens deze lessen wordt er met de scholieren gesproken over hun ervaringen op de nieuwe school, wordt het schoolsysteem uitgelegd, hun cijferkaart gecontroleerd en wordt gekeken of ze hun agenda wel goed bijhouden. Ook zijn er dan hulpmentoren in de klas. Dat zijn ouderejaars leerlingen die meehelpen en een goed aanspreekpunt zijn voor alledaagse vragen waarmee je niet naar een leerkracht wilt gaan. Natuurlijk blijft het spannend om zo’n ouderejaars aan te spreken op de gang. Dat zouden ze dan ook niet zo snel doen, maar het idee dat het kan, is wel prettig. dorine wiersma
moeten studeren en hoe ze dat zelf kunnen organiseren. Huiswerkbegeleiding bestaat meestal uit het maken van huiswerk op school. Daarbij wordt hulp geboden door een leraar. Maar er zijn ook leerlingen die nog meer, of structurele hulp nodig hebben en die op school niet voldoende kunnen worden begeleid. Voor deze leerlingen kun je het beste huiswerkbegeleiding buiten school zoeken. Huiswerkinstituten helpen bij de planning van het huiswerk, geven bijles in alle schoolvakken en verzorgen ook diverse andere vormen van begeleiding in aanvulling op de school. De kosten die dat met zich meebrengt zijn voor rekening van de ouders zelf en kunnen nogal uiteenlopen. Het is daarom goed om de verschillende instituten met elkaar te vergelijken. Voor het vinden van huiswerkbegeleiding bij u in de buurt, kunt u onder andere kijken op: • www.huiswerkbegeleiding.nl • www.lvsi.nl (de Landelijke Vereniging van Studiebegeleidingsinstituten) • www.studentsplus.nl. • Op de website van de NKO kunt u onder www.nko.nl » Winkel » Folders gratis de kopieerfolder: ‘Het is niet jouw huiswerk en andere tips voor coachende ouders’, downloaden. Hierin vindt u tal van handreikingen om uw kind te helpen.
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 7
toelating, introductie en begeleiding op duinzigt in oegstgeest Enthousiaste verhalen van ouders over de begeleiding van de leerlingen van de locatie Duinzigt in Oegstgeest (onderdeel van het Teylingencollege), maakten mij nieuwsgierig naar hun aanpak. Daarbij was ik vooral benieuwd naar de begeleiding van de nieuwe leerlingen. Brugklascoördinator Vincent van Boven informeerde mij uitgebreid over de IVO-werkwijze van deze mavo met havo-instroom.
D
e IVO-werkwijze staat voor Individualiserend Voortgezet Onderwijs. De grondlegger van deze werkwijze was Kees Boeke. Hij vond dat het onderwijs zoveel mogelijk moest aansluiten bij de behoeften en talenten van leerlingen. Binnen het onderwijs moet er plaats zijn voor verschillende vormen van intelligentie (cognitief, sociaal en creatief). Duinzigt wil zich op een hedendaagse manier inzetten voor kwalitatief goed onderwijs en een dekkend netwerk van leerlingenzorg. Er is bewust gekozen voor het gebruik van de terminologie mavo en mavo/havo, omdat dat het beste weergeeft wat voor een school het is.
toelatingsprocedure Vincent van Boven: ‘Het Teylingencollege heeft een gezamenlijke “aannamecommissie” voor de drie verschillende locaties. Deze commissie houdt wel rekening met het eigen beleid van iedere vestiging. Duinzigt kent een tweejarige brugperiode voor mavo en mavo/havo. In de m/h-klassen wordt op havo- niveau lesgegeven. Nieuwe leerlingen worden op grond van de citoscore en het advies van de basisschool geplaatst in een mavoklas of een mavo/havoklas. Wij vinden dat er moeilijk een peil op te trekken is, op die citoscore. Daarom hechten wij de meeste waarde aan het advies van de basisschool. Dat betekent dat een leerling, die een positief advies heeft gekregen voor onze school, maar die een te lage score heeft behaald bij de eindtoets, toch geplaatst wordt. Voor onze mavo (vmbo-t) brugklas plaatsen we leerlingen met een score tussen de 525 en de 533, mits het schooladvies dus positief is. Wij hebben ook leerlingen rondlopen die een score hadden van 524 (terwijl de regionale afspraak is dat alleen leerlingen met een score tussen de 530 en 533 voor vmbo-t in aanmerking komen) en die gaan toch met een diploma naar huis. Wij denken dat de IVO-werkwijze goed is voor alle jongeren en dat deze leerlingen met wat extra begeleiding toch dit niveau kunnen behalen. In feite vindt de selectie van leerlingen plaats op basis van persoonlijk contact met de basisscholen. Soms, bij twijfel, nemen we hier op school nog een toelatingstest af, die moet dan uitsluitsel geven. Het persoonlijk contact met de basisscholen is zodanig dat wij alle basisscholen, waar onze leerlingen afkomstig van zijn, om het jaar een bezoek brengen. Dat doe ik zelf samen met het directielid
8 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
onderbouw en een mentor onderbouw. Die bezoekjes vinden plaats na de herfstvakantie, omdat we ons dan een beeld van de kinderen hebben gevormd. Het is een nadere kennismaking met de leerkrachten van groep 8 én over en weer wordt informatie uitgewisseld over de leerlingen en de werkwijzen van de scholen. Wij kunnen aangeven dat we bij een bepaalde leerling ergens tegen aan lopen en informeren of dat bij hen ook speelde. We koppelen ook andere ervaringen terug, bijvoorbeeld als we merken dat een school structureel een te hoog schooladvies geeft aan leerlingen, of als het ons opvalt dat we van een bepaalde school allemaal leerlingen krijgen die slecht blijken te zijn in spelling. Met de scholen die we dit jaar niet bezoeken, hebben we telefonisch contact’.
dige identiteit. Ondanks dat we zo’n 900 leerlingen hebben, doen we toch kleinschalig aan. Qua aandacht en veiligheid sluit de sfeer aan bij de basisschool. De leerlingen worden niet gelijk losgelaten, we bieden veel structuur. Het is niet zo dat we door onze aanpak meer aanwas hebben van probleemleerlingen. Wel hebben we over het geheel genomen meer leerlingen met dyslexie dan andere scholen in de omgeving. Voor de overige vmbo-leerwegen en de LWOO- (leerwegondersteunend onderwijs) leerlingen heeft het Teylingencollege een andere locatie. De KTS in Voorhout heeft de LWOO-licentie. De aannamecommissie bekijkt dus waar een leerling het best tot z’n recht komt’.
introductie populatie ‘Wij zijn een echte streekschool, onze leerlingen zijn afkomstig van zo’n 120 basisscholen uit de omtrek; de Bollenstreek. Ouders kiezen bewust voor deze school onder andere vanwege onze onderwijskun-
‘De nieuwe leerlingen krijgen voor aanvang van het schooljaar een namenlijst van de leerlingen uit hun klas. De introductieperiode begint met een open middag; dan hebben alle andere leerlingen vrij. De eerste klassers maken dan kennis met hun klasgenoten en hun
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 9
mentor. Er is een gezamenlijke lunch en de leerlingen maken met hun mentor een rondje door de school, waarbij ze een bezoekje brengen aan de directeur, de conciërge, de roostermaker en aan mij. Daarna hebben ze twee weken gewoon les. Dan is er een survivaldag in de polder die in het teken van samenwerken staat. Die dag wordt afgesloten met een klassenavond. Het laatste onderdeel van de introductietijd bestaat uit projectlessen met het thema ‘ontwerp je eigen school’, waarbij verschillende studievaardigheden en competenties aan bod komen. De lessen worden met een eindpresentatie afgesloten. De leerlingen hebben wekelijks een klassikaal mentoruur en ze hebben ook allemaal een individueel gesprek met hun mentor. Verder is er een informatieavond voor de ouders. In de week voor de herfstvakantie wordt de introductieperiode afgesloten met een brugklasfeest’.
het herkansen of het inhalen van een aftekening. Een aftekening is een schriftelijk getoetst, afgerond stuk leerstof, waarvoor de leraar zijn handtekening plaatst als het voldoende beheerst wordt. Als de leerstof nog niet voldoende wordt beheerst, krijgt de leerling een extra kans middels een herkansing. Als de leerling de leerstof na het volgen van I-uren voor de herkansing nog steeds niet goed kent, dan is er sprake van een ‘achterstand’. Leerlingen in de eerste klas krijgen een extra uur Nederlands, wiskunde en Engels. Dat heet de basis plusles. Kinderen die er moeite mee hebben, gaan de lesstof in andere werkvormen (bijvoorbeeld in spelvorm) herhalen en de leerlingen die extra uitdaging nodig hebben, krijgen verrijkingsstof (plusstof). Als leerlingen een 7,5 gemiddeld hebben voor de mogelijke examenvakken en de verrijkingsstof met succes hebben gemaakt, dan komen ze voor de havo in aanmerking.
begeleiding ‘Om leerlingen goed te kunnen begeleiden voeren wij een 45-minutenrooster, in plaats van 50 minuten. De tijd die daarmee opgespaard wordt, gebruiken we voor individuele begeleidingsuren (Iuren) aan het begin of aan het einde van de dag. De leerlingen die geen I-uur nodig hebben, kunnen ’s ochtends later naar school of hebben juist eerder vrij. De I-uren kunnen zowel voor pre-teaching als voor re-teaching gebruikt worden. Leerlingen kunnen zelf een afspraak maken met een leraar voor een I-uur, maar ze kunnen er ook toe verplicht worden. De I-uren worden verder gebruikt voor
nog meer begeleiding We vinden dat de leerlingen hun eigen niveau moeten kunnen halen. Bij een leerling die niet aan de overgangsnormen voldoet en waarvan we denken dat het voor hem of haar toch mogelijk moet zijn om het diploma te behalen, bieden wij meer dan het simpelweg overdoen van het lesprogramma van een bepaald leerjaar. Door middel van een intensief begeleidingstraject, ‘Op Maat’ geheten, wordt gewerkt aan de achterstanden. Als het nodig is, worden er ook testen afgenomen. Voor leerlingen met een leer- of ontwikkelingsstoornis wordt er gewerkt met handelingsplannen. De handelingsplannen van een lesgroep of mentorgroep vormen samen het groepsplan. Hierin staat hoe leraren tijdens de lessen het beste met deze leerlingen om kunnen gaan. Dyslectische leerlingen krijgen gedurende de hele schoolloopbaan begeleiding. In overleg met de betrokkenen wordt er gekeken met welke ondersteuning de leerling het beste geholpen is. Iedere dyslectische leerling krijgt een eigen dyslexiecoach, die ongeveer vier keer per jaar contact heeft met de leerling en die nagaat of de genomen maatregelen (nog) volstaan. Deze coaches leggen ook de link met de begeleiding thuis en eventueel met de RT-ers buiten de school. Ik vind Duinzigt echt een hele leuke school om voor te werken en het is een goed streven om leerlingen door onze werkwijze meer kansen te bieden om op mavo en havo niveau uit te stromen’. victorine meuwissen Voor meer informatie over Duinzigt kijk op: www.teylingen-college.nl
Brugklascoördinator Vincent van Boven
contact met de school Voor veel ouders is het even wennen dat de vaak zeer persoonlijke relatie met de basisschool plaats moet maken voor een meer zakelijke relatie met de school voor het voortgezet onderwijs. Meestal ligt de school verder van huis, is groter en massaler dan de basisschool en opgroeiende tieners zullen het niet zo op prijs stellen als hun ouders zich al te nadrukkelijk met hun handel en wandel bemoeien. Niettemin stellen verreweg de meeste scholen voor voortgezet onderwijs contact met ouders wel op prijs. Meer hierover kunt u lezen in het artikel: ‘Voortgezet onderwijs blackbox voor ouders? Schoolleiders zetten zich in voor een transparante school’. Stuur een e-mail naar:
[email protected] als u dit artikel wilt ontvangen. Tot slot zijn hier nog enkele algemene tips:
10 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
- Maak kennis met de mentor van uw kind en zorg er voor dat u de contactgegevens van de mentor krijgt. Denk hierbij met name aan zijn telefoonnummer en e-mailadres. - Veel scholen maken tegenwoordig roosters, proefwerkdata en behaalde cijfers bekend via het internet. Als ouder kunt u dan met een inlogcode de verrichtingen van uw puber via de website van de school volgen. - Bezoek ouderavonden en 10-minutengesprekken. - Praat met uw kind over zijn verrichtingen op school. Spreek ook over huiswerk en hoe uw kind denkt dat huiswerk te gaan aanpakken qua planning en uitvoering. Het is daarbij handig als u over het lesrooster van uw kind beschikt. - Word eventueel lid van de ouderraad of oudergeleding van de medezeggenschapsraad.
b e r i c h t e n
hoe zit het nu precies met de gratis schoolboeken?
werking van de hersenen bij adolescenten:
Vanaf het schooljaar 2009-2010 hoeven ouders geen schoolboeken meer te huren of te kopen. De school zorgt voor gratis schoolboeken voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs. Leerboeken, werkboeken, project- en tabellenboeken, examentrainingen en –bundels, eigen leermateriaal van de school, bijbehorende cd’s of dvd’s die een leerling in een leerjaar nodig heeft en de kosten van licenties, worden gratis. Atlassen, woordenboeken, rekenmachines en agenda’s, sportkleding, pennen en dergelijke worden niet gratis. Meer informatie over de gratis schoolboeken kunt u vinden op: www.gratisschoolboeken.nl.
De adolescentie is een unieke periode waarin de hersenen zich nog volop ontwikkelen. Uit MRI-onderzoek naar hersenactiviteit bij jongeren blijkt dat een specifiek deel van hun hersenen, de dorsolaterale prefrontale cortex (DLPFC), nog in ontwikkeling is. Dit hersengebied is belangrijk voor rationeel gedrag en is sturend bij het maken van overwogen keuzes. Nieuwste inzichten laten zien dat jongeren vaak impulsieve en risicovolle keuzes maken, omdat de ‘rationele’ DLPFC het niet altijd kan winnen van de impulsen van het emotionele brein. Terwijl gierende hormonen lange tijd verantwoordelijk werden gehouden voor pubergedrag, denken wetenschappers nu dat gebrekkige communicatie tussen rationele en emotionele hersenengebieden hiervan de oorzaak is. Je kunt je daarom bijvoorbeeld afvragen of het Studiehuis wel de juiste leeromgeving is voor tieners van deze leeftijd. Zij kunnen namelijk wel veel leerstof opnemen, maar door dat het genoemde hersengebied nog niet voldoende ontwikkeld is, kunnen zij nog niet goed plannen. Men heeft met de invoering van het Studiehuis een groot beroep gedaan op vaardigheden die nog volop in ontwikkeling zijn bij leerlingen. Het gevaar van overschatting van deze vaardigheden ligt op de loer. Ook is het de vraag of het verstandig is om leerlingen al op jonge leeftijd ingrijpende keuzes te laten maken over hun specialisatie, omdat adolescenten de langetermijngevolgen van hun gedrag immers nog niet goed kunnen overzien. Er staat wel weer tegenover dat deze periode juist buitengewoon geschikt is voor het ontwikkelen van speciale talenten, zoals op muzikaal en sportief gebied. Het in september uitgekomen boek ‘Het puberende brein’ van de ontwikkelingspsychologe Eveline Crone, gaat over de nieuwste bevindingen betreffende de ontwikkeling van de hersenen bij adolescenten. Het boek kost normaal € 17,95 bij Uitgeverij Bert Bakker (ISBN 97890352696). Tot 15 februari 2009 kunt u, als u de bon van pagina 15 inlevert, dit boek verkrijgen voor slechts € 15,00.
passend onderwijs Met de invoering van Passend Onderwijs moet het voor elke leerling mogelijk worden om optimaal gebruik te maken van de onderwijsvoorzieningen en alle ondersteuning die daarbij geboden kan worden. De kern van Passend Onderwijs is dat voor alle leerlingen de kansen op de beste ontwikkeling centraal staan. De grootste verandering zal zijn dat schoolbesturen zelf gaan bepalen hoe de extra zorg voor kinderen in het onderwijs er uit zal moeten zien. De schoolbesturen krijgen een ‘zorgplicht’. Dit betekent dat ieder schoolbestuur de verantwoordelijkheid heeft om een passend onderwijszorgarrangement aan te bieden aan iedere leerling, die zich bij een school of bestuur aanmeldt, of bij een school van het bestuur is ingeschreven. Als een schoolbestuur zelf geen passend arrangement kan bieden, zal dat bestuur in samenspraak met andere besturen afspraken moeten maken zodat de leerling het zorgarrangement elders krijgt. Om organisatorisch een betere basis te bieden zodat voor alle leerlingen een passend onderwijszorgarrangement kan worden gerealiseerd, worden er regionale netwerken gevormd. In 2011 moet er een landelijk dekkende infrastructuur van regionale netwerken zijn gerealiseerd. Voor meer informatie over Passend Onderwijs kijk op: www.passendonderwijs.nl
Actualiteit
k o r t e
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 11
Kinderen met een beperking, zoals doofheid, blindheid, autisme en ADHD, gaan tegenwoordig zoveel mogelijk naar het regulier onderwijs. Basisscholen en scholen voor het voortgezet onderwijs krijgen daarvoor extra middelen van de overheid. Toch blijft het voor ouders met een gehandicapt kind vaak lastig om een geschikte school te vinden. Irma Konijn uit Leidschendam vertelt hoe zij een goede middelbare school voor haar zoon heeft gevonden.
met een beperking naar het voortgezet onderwijs
12 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
basisschool Irma: ‘Onze Bas is laat gediagnosticeerd. Pas in groep 6 van de basisschool hebben wij een Rugzak voor hem aangevraagd en gekregen. Je merkt aan hem niet zo gauw dat hij een beperking heeft. Hij is meer dan gemiddeld intelligent en, in tegenstelling tot veel kinderen met gedragsproblemen, niet druk of opvallend. Eerder is hij juist te stil en in zichzelf gekeerd. Toen er eenmaal PPDNOS was vastgesteld, heeft Bas remedial teaching en ambulante begeleiding gekregen. Verder heeft de basisschool, omdat zijn werktempo vrij laag ligt, toegestaan dat hij minder opgaven ging maken dan de overige leerlingen. Doordat hij cognitief sterk is, kon dat ook geen kwaad. Tevens mocht hij, in plaats van de NIO-, de WISC-III-toets van de schoolbegeleidingsdienst als eindtoets doen. Die WISC-toets is namelijk korter, maar geeft wel een prima beeld van de kennis en vaardigheden van een leerling. Door dit alles hebben wij in de laatste drie jaar op de basisschool goed gemerkt hoe afhankelijk de ontwikkeling van je kind is van de kennis en kunde van de leerkracht en van de school. We hebben ons in die periode daarom al meteen georiënteerd op een geschikte school voor voortgezet onderwijs’.
speurtocht ‘De basisschool had zelf nog te weinig ervaring met PDD-NOS om ons te kunnen helpen bij het vinden van een geschikte school. Gelukkig hebben we veel steun ondervonden van de toenmalige ambulante begeleider van Bas en van zijn remedial teacher die hem ook nu nog één uur in de week begeleidt. Een tijdje hebben mijn man en ik er over gedacht om Bas bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs aan te melden. Daar hebben wij uiteindelijk vanaf gezien omdat die school te ver weg was en omdat wij eigenlijk vinden dat Bas moet leren zichzelf te redden in de gewone mensenmaatschappij. Met de nodige adviezen van, onder andere, de remedial teacher en de ambulant begeleider zijn we daarom op zoek gegaan naar een reguliere school voor het voortgezet onderwijs. Uiteraard wilden we het liefst een niet al te grote, overzichtelijke school bij ons in de buurt. Dat was best even zoeken en we hebben dan ook met drie scholen een gesprek gehad. Wat ons daarbij opviel, was dat de meeste scholen slechts beperkt bereid zijn om zogenaamde zorgleerlingen op te vangen. Scholen willen kennelijk niet dat die leerlingen een te groot stempel gaan drukken op het onderwijs en de sfeer. Ook zijn ze blijkbaar huiverig voor overbezorgde ouders, want één schoolleider zei heel bot dat Bas wel welkom was, maar dat zijn school verder geen bemoeienis wenste te hebben met ons als ouders. Die school viel natuurlijk gelijk af’.
sint-maartenscollege ‘Uiteindelijk zijn we bij het Sint-Maartenscollege in Voorburg uitgekomen. Deze school stond aanvankelijk niet bovenaan ons prioriteitenlijstje omdat ze tamelijk groot is. Maar op een rustige woensdagmiddag is Bas daar eens een kijkje gaan nemen onder begeleiding van de dochter van zijn remedial teacher. Daar was hij zo enthousiast over dat wij daarna contact met de school hebben gezocht. Wat ons gelijk aan de school beviel was het feit dat op het Sint-Maartenscollege alle lessen onder één dak plaatsvinden. Het is een overzichtelijk gebouw met een heldere indeling. Verder zijn er duidelijke gedragregels en is de school voor Bas redelijk snel bereikbaar. Ook vonden wij van belang dat er een aantal kinderen van zijn basisschool naar het Sint-Maartenscollege gingen. Doorslaggevend was echter de wijze waarop wij als ouders door de school werden benaderd. Er was gelijk belangstelling en wij merkten dat de onderbouwcoördinator van de school zijn best deed om zich een goed beeld van Bas te vormen door ons heel veel vragen te stellen over zijn karakter, leervermogen, mate van zelfstandigheid en sociale omgang met andere kinderen. Om goed aan te kunnen geven waar Bas’ knelpunten precies liggen, hadden wij een kopie van het aan-
vraagformulier voor de Rugzak meegenomen. Daar hadden wij in het gesprek veel steun aan. De onderbouwcoördinator gaf ons ook heel veel informatie over de school en wat de school precies voor Bas en ons kan betekenen’.
overgang Ondanks deze zorgvuldige oriëntatie en voorbereiding is de overgang naar het voortgezet onderwijs niet geheel vlekkeloos verlopen. Wij denken dat met name het startmoment van de nieuwe ambulante begeleiding hieraan debet is geweest. De ambulant begeleider start namelijk zijn werkzaamheden pas bij aanvang van het schooljaar en niet al daarvoor. Hierdoor ontstaat er een korte overbruggingsperiode waarin gelijk, in de hectiek van al het nieuwe, allerlei zaken mis kunnen lopen. Bas kreeg dan ook na twee maanden problemen met de klas omdat hij door een aantal medeleerlingen werd gepest. De brugklasmentor trad hier weliswaar gelijk adequaat tegen op, maar het was duidelijk dat er nog meer moest gebeuren. De ambulant begeleider en Bas hebben toen samen een voorlichting aan de klas gegeven over de beperkingen die Bas heeft en welk effect dat heeft op zijn gedrag en zijn manier van leren. De ambulant begeleider heeft daarnaast ook een voorlichting aan de docenten gegeven. De slogan: “It takes a whole village to raise a child”, vind ik daarom zeker op de opvang van zorgleerlingen van toepassing. Je hebt als school niet alleen de juiste mensen en middelen nodig om deze kinderen op te kunnen vangen, maar je moet ook extra zorg besteden aan de omgeving waarin die kinderen moeten functioneren. Zo behoren leraren erop verdacht zijn dat Bas meer tijd nodig heeft voor het maken van proefwerken en om te reageren op mondelinge vragen tijdens de les. En leerlingen moeten begrijpen dat de aparte behandeling, zoals het mogen dragen van een iPod tijdens proefwerken om niet te worden afgeleid en het mogen gebruiken van een antwoordenboek bij het nakijken van de geschiedenisopgaven, geen voorkeursbehandeling is, maar noodzaak. Nu dat iedereen weet hoe het met Bas zit, heeft niemand meer problemen met hem. Zijn ongewoonheid is gewoon geworden. En misschien is dat ook wel de clou als je als ouder van een kind met een beperking op zoek gaat naar een geschikte school. Je bent niet de enige! Waar het om gaat, is dat je als ouders en school elkaar aanvoelt en vertrouwt ’. nico foppen
pdd-nos PDD-NOS staat voor Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified. De stoornis heeft autistische kenmerken, maar niet genoeg om echt autisme te zijn. Kinderen met PDDNOS kunnen problemen krijgen vanwege hun moeizame taalontwikkeling, motoriek, reactie op prikkels, maar vooral door hun gebrekkig vermogen om zich op anderen te richten en hun eigen gedrag in sociale situaties goed te besturen. Dat maakt hen onzeker en angstig, waardoor ze zich vaak vastklampen aan voor hen bekende regels en patronen. Voor meer informatie hierover kijk op: www.balansdigitaal.nl
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 13
Opvoeden is niet altijd gemakkelijk. Soms word je ergens mee geconfronteerd, waarop je niet meteen een pasklaar antwoord hebt. Het kan dan zinvol zijn om daarover met andere ouders van gedachten te wisselen. Zij lopen immers tegen dezelfde vragen op. Een ouderavond van de NKO is een goede gelegenheid om de ouders en de school met elkaar in gesprek te brengen.
nko ouderavonden voor het voortgezet onderwijs digitale media: vertrouwen of controleren Internetten en mobiel bellen zijn favoriete bezigheden voor kinderen en jongeren.Veel ouders maken zich hier zorgen over, omdat zij de virtuele wereld van hun kinderen niet zo goed kennen.Maar ook vanwege de mogelijke gevaren die ze niet goed kunnen overzien zoals: pesten, seksueel getinte chatgesprekken, stiekem foto’s maken, hoge telefoonrekeningen, publicatie van vervelende teksten of foto’s. Tijdens deze avond zal hier op ingegaanworden en hoe je hier als ouder het beste mee om kan gaan.
faalangst: succes en teleurstelling op school Bij sommige kinderen blijven de leerresultaten achter bij wat er op grond van hun capaciteiten verwacht zou mogen worden. Het kan zijn dat ze last van faalangst hebben. Bij faalangst is er sprake van een spanning die blokkerend werkt en die ten koste gaat van het welzijn. Faalangst is deels een kwestie van persoonlijke aanleg, maar deels ook afhankelijk van omstandigheden thuis en op school. Deze ouderavond maakt ouders bewust van hun coachende rol. Wat kun je doen om faalangst zo veel mogelijk te voorkomen? En hoe kun je het beste reageren als faalangst zich tóch bij je kind voordoet? Deze avond richt op de samenwerking tussen school en ouders bij het voorkomen en verhelpen van faalangst.
kijkgedrag, bespreekgedrag? Veel kinderen zitten tegenwoordig iedere dag wel een paar uur voor de televisie. Hierdoor kunnen ze allerlei beelden voorgeschoteld krijgen, waar je als ouder niet zo gelukkig mee bent. Midden op de dag worden er al gewelddadige of sterk erotisch getinte programma’s of clips uitgezonden. Het kost veel ouders moeite om hier voldoende tegenwicht aan te bieden. Hoe bespreek je dit met je kind? Deze ouderavond biedt ouders handreikingen en tips om het kijkgedrag van hun kinderen in goede banen te leiden.
coach de schoolloopbaan van je kind Loopbaanoriëntatie en – begeleiding – op school, stelt de leerling als lerende jongere centraal. Je zoon of dochter leert niet om de docent, de school, of ouders te plezieren, maar voor zichzelf. Hij of zij is stuurman, stuurvrouw van zijn of haar eigen (school)loopbaan. Tijdens deze avond worden er allerlei handreikingen gegeven hoe je als ouder daarbij de rol van coach kunt vervullen.
in gesprek met de school Het komt regelmatig voor dat ouders en scholen van mening verschillen over wat goed is voor de kinderen Communiceren lijkt gemakkelijk, maar kent nogal wat valkuilen. Op deze ouderavond krijg je allerlei bruikbare tips, om een gesprek met school beter te laten verlopen en om je boodschap duidelijker over te kunnen brengen. Een goede communicatie tussen ouders en school is in het belang van het kind, maar uiteindelijk heeft iedereen er baat bij. Deze ouderavond is in eerste instantie bedoeld voor ouders, maar óók voor leerkrachten.
14 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs
tégen pesten, vóór een veilige leeromgeving! Uit recent onderzoek blijkt dat op bijna 40% van de basisscholen ernstig wordt gepest. Maar ook buiten school kunnen kinderen vreselijk worden getreiterd. Pesten is schadelijk en dwingt tot actie. Het is een ernstig probleem, dat levenslange schade kan opleveren voor alle kinderen die ermee te maken krijgen. Tijdens deze avond wordt besproken hoe pesten op school goed kan worden aangepakt.
verslaafd gedrag bij kinderen of jongeren Wat doe je als je kind de hele dag zit te gamen, nergens anders zin in heeft, nooit buiten komt, nauwelijks vrienden heeft én daarover niet aanspreekbaar is? Of als je constateert dat je puberzoon steeds meer gaat drinken? Deze ouderavond gaat over het omgaan met verslaafd gedrag bij kinderen of jongeren. Er wordt stilgestaan bij vragen als: wat is verslaving nu eigenlijk? Waaraan herken je het? Hoe kan ik als ouder voorkomen dat mijn kind verslaafd wordt? Hoe kan ik mijn kind het beste bereiken als hij al trekjes van verslaving vertoont? Besproken wordt hoe je samen met andere ouders en de school, kunt werken aan het voorkomen en terugdringen van verslavingen op allerlei terrein.
hoe overleef ik mijn puber? Het is niet altijd even makkelijk om een puber in huis te hebben. Conflicten liggen steeds op de loer. Hoe kun je vermijden dat je voortdurend met je kind overhoop ligt? Flexibiliteit en het openstaan voor alternatieven, schept ruimte. Maar hoe doe je dat? Door het uitwisselen van ervaringen, kunnen opvoeders elkaar ondersteunen. Ook scholen kunnen met deze tips en ervaringen hun voordeel doen. Tijdens deze ouderavond word je geïnformeerd, maar ook geprikkeld om het beste uit jezelf naar boven te halen.
als het om seks gaat Kinderen worden overspoeld met seksuele beelden. Via de televisie, in videoclips, reclames en films, via de computer en internet. Zij stellen vragen en zijn nieuwsgierig naar de wereld om hen heen. Als volwassene probeer je op vragen van je kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden en zo duidelijk mogelijk antwoord te geven. Maar als het over seks gaat, kan het moeilijk zijn. Waar zijn je kinderen nu wel of niet aan toe? Ook op school komen de kinderen met vragen, seksueel getinte moppen en seksueel gedrag. Hoe gaat de school daarmee om? Deze ouderavond biedt een mooie gelegenheid voor samenspraak tussen ouders en school.
gedeelde waarden en normen? Ouders en school voeden kinderen samen op vanuit bepaalde waarden en normen. Zowel thuis als op school worden allerlei beslissingen genomen die hierop zijn terug te voeren. Het is het mooist als school en ouders ongeveer dezelfde waarden en normen delen, maar er kunnen ook grote verschillen zijn. Wat weten school en ouders in dat opzicht eigenlijk van elkaar? Hoe kunnen zij omgaan met overeenkomsten en verschillen? Deze ouderavond zorgt ervoor dat de school en de ouders daarover met elkaar in gesprek raken.
fit en gezond de schooltijd door Tijdens deze avond is er alle aandacht voor een gezonde leefstijl bij kinderen.Er wordt allerlei informatie gegeven over de gezondheid van kinderen en hoe je die het beste kan bevorderen.
tijdsmanagement binnen het gezin Deze ouderavond biedt een helpende hand bij het voorkomen van allerlei spanningen bij opvoeders en kinderen. Spanningen die onder andere veroorzaakt worden door de ‘jachtige samenleving’, een hieruit voortvloeiend gevoel van ‘algeheel tijdgebrek’ en het onderliggende idee dat méér willen en doen met je tijd ook altijd béter is. Met de thema-avond ‘tijdsmanagement binnen het gezin’ wil de NKO ouders en kinderen bewust maken dat zij niet alleen efficiënter, maar ook ánders met hun kostbare tijd kunnen omgaan. Voor meer informatie over de NKO ouderavonden, overige producten en diensten kunt u contact opnemen met de NKO: Tel (070) 328 28 82, e-mail:
[email protected], www.nko.nl
kortingsbon
€ 2,95 KORTI NG OP ‘HET PUBEREN DE BREI N’ VAN EVELI N E CRON E Actienummer: Auteur: Titel: ISBN:
901-59237 Crone, Eveline Het puberende brein 9789035132696
Prijs: Korting: Actieprijs Geldig tot:
€ 17,95 € 2,95 € 15,00 15 februari 2009
LEVER DEZE BON I N BIJ DE ERKEN DE BOEKHAN DEL
&
Meer informatie over het boek en deze actie op pagina 11 of kijk op: www.nko.nl/ned/het_puberende_brein.aspx
de overgang naar het voortgezet onderwijs N KO 15
5010 vragen
over het voortgezet onderwijs de tegemoetkoming schoolkosten en gratis schoolboeken Ik heb als alleenstaande moeder een laag inkomen. Ook als de schoolboeken gratis zijn, kan ik nauwelijks rondkomen. Kom ik nog in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming? In bepaalde gevallen kunt u in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de schoolkosten; als uw gezinsinkomen twee jaar geleden lager was dan H 31.773,- en uw kind is jonger dan 18 jaar én het volgt onderwijs op een school voor voortgezet onderwijs, vavo of beroepsonderwijs. Dat kan via de zogenaamde Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdragen en Schoolkosten (WTOS). Meer informatie hierover kunt u lezen in de folder: Tegemoetkoming ouders, financieel steuntje in de rug van de Informatie Beheer Groep (zie: www.ibgroep.nl » Particulier » Tegemoetkoming » Ouders). Het is wel zo dat het bedrag van de tegemoetkoming in de schoolkosten is verlaagd vanaf het schooljaar 2008-2009, vanwege de invoering van de gratis schoolboeken. In het bedrag van de tegemoetkoming zat namelijk ook al een bedrag voor de schoolboeken. In het schooljaar 2008-2009 ontvangt u in december 2008 een eenmalige tegemoetkoming voor de schoolboeken van H 316,-. De tegemoetkoming in de schoolkosten werd eind juli/ begin augustus 2008 in één termijn uitbetaald in plaats van in twee termijnen (dus niet meer in januari 2009), omdat juist aan het begin van het schooljaar de schoolboeken moeten worden betaald. Hiermee moest ook voorkomen worden dat degenen die recht hebben op die tegemoetkoming, in juli/augustus een lagere tegemoetkoming zouden krijgen dan in voorgaande jaren. In het schooljaar 20092010 hoeft u geen schoolboeken meer te huren of te kopen. De school zorgt dan voor gratis schoolboeken.
dyslectisch in de brugklas Onze zoon zit in de brugklas. Uit een screening van school blijkt dat hij waarschijnlijk dyslectisch is. Waarom is dat nooit op de basisschool naar voren gekomen? Er zijn dyslectische leerlingen die een groot compensatievermogen hebben (door hun intelligentie). Zij zijn geen hoogvliegers op de basisschool, maar behalen toch gemiddelde resultaten. Hierdoor kan het gebeuren dat zij nét niet buiten de boot vallen. In het voortgezet onderwijs (VO) komen andere vaardigheden aan bod, denk aan Moderne Vreemde Talen (MVT). Daar hebben deze leerlingen nog geen compensatietechnieken voor ontwikkeld. Daardoor kan het gebeuren dat dyslexie pas in het VO geconstateerd wordt. Voor meer informatie over dyslexie in het voortgezet onderwijs kijk op: www.steunpuntdyslexie.nl van de vereniging Balans, of bij www.5010.nl victorine meuwissen / nico foppen
sociaal weerbaarder Mijn zoon valt buiten de groep op school. Wat kan ik doen om hem sociaal weerbaarder te maken? Het heeft erg vervelende consequenties als uw zoon op school door zijn klasgenoten wordt buitengesloten. Afgezien van het sociaal isolement op het moment zelf, kan het ook gevolgen hebben voor zijn sociale vaardigheden op de langere termijn. Het kan zijn dat die onvoldoende getraind worden door de buitensluiting. U mag daarom van de leraren verwachten dat ze er alles aan zullen doen wat binnen hun vermogen ligt om dit soort negatieve groepsprocessen tegen te gaan. Lidmaatschap van een club of sportvereniging maakt dat uw zoon in contact komt met andere jongeren, waardoor hij minder afhankelijk wordt van de contacten op school. Als hij een sport of activiteit onderneemt waar hij goed in is, wordt hij gewaardeerd om zijn kwaliteiten. Dat sterkt zijn zelfvertrouwen en maakt hem minder kwetsbaar. Verder zijn er sporten die veel nadruk leggen op de ontwikkeling van zowel de geestelijke als lichamelijke weerbaarheid. Met name een zelfverdedigingsport als judo of karate besteden hier veel aandacht aan. Ook zou u kunnen overwegen om uw zoon een sociale vaardigheidstraining of weerbaarheidtraining te laten volgen. De school kan u wellicht namen en adressen van instellingen verstrekken, die dergelijke trainingen geven. U kunt ook bij de huisarts, GGD of bij Bureau Jeugdzorg informeren.
N
nederlandse katholieke vereniging van ouders
KO Postbus 97805, 2509 GE Den Haag Tel (070) 328 28 82, fax (070) 324 89 23, e-mail:
[email protected]
www.nko.nl
colofon © NKO, december 2008. Redactie: Victorine Meuwissen (coördinatie), Dorine Wiersma en Nico Foppen. Aan dit nummer werkten mee: Vincent van Boven, Mieke de Haan (illustraties), Irma Konijn, Noor en Shivane, Hans van der Woerd (ontwerp/fotografie)
16 N KO de overgang naar het voortgezet onderwijs