Vormingsblad van de Vlaams Belang Jongeren
DE OORSPRONG VAN DE VLAMINGEN
■ BREUKLIJN JUNI 2007
DE OORSPRONG VAN DE VLAMINGEN Vee sterft, vrienden sterven, zeker sterft men ook zelf; maar één ding weet ik dat altijd blijft: het oordeel over de dode
Deens Engels Fries Noors (nynorsk) Zweeds Ijslands
Hávamál1
Vergelijk het woord ‘vader’ en ‘moeder’ in de Germaanse en Romaanse talen:
“Wie zijn heimat lief heeft, moet ze ook willen verstaan, en wie ze wil verstaan, moet ook verzoeken in de geschiedenis te dringen.”
Germaans Nederlands Duits Engels Zweeds Romaans Latijn Frans Spaans Italiaans
Jakob Grimm
Onze wording tot volk Als Vlaams-nationalisten is het van primordiaal belang terdege bewust te zijn van onze geschiedenis als Vlamingen, niet alleen van onze geschiedenis als natiebewuste Vlamingen of met andere woorden, de geschiedenis van de Vlaamse beweging, maar tevens van onze oorsprong als volk, als etnische gemeenschap. Er kan immers geen natie zijn zonder dat daar een etnische groep aan vooraf gaat. Het ontkennen van de identiteit van een volk begint inderdaad met het verdacht maken van de etnische eigenheid van het eigen volk.
vader Vater father fader
moeder Mutter mother moder
pater père padre padre
mater mère madre madre
De Germanen Archeologische vondsten duiden aan dat het Indo-Germaans de taal was van een volkerengroep die geïndentificeerd wordt met de Kurgan-cultuur, die zich ontwikkelde in het vijfde millennium voor onze jaartelling in de steppen ten noorden van de Kaspische Zee. De naam is afgeleid van het Russische woord voor grafheuvel, naar de typerende gewoonte van dit volk om hun doden in grafheuvels te begraven. Er zijn geen nagelaten geschriften maar door de afstammelingen van hun taal te bestuderen en te kijken welke woorden ze gemeen hebben, kunnen we de herkomst en cultuur van de indo-Germanen onderzoeken. Als in het proto-indoEuropees een bepaald woord gereconstrueerd wordt, kan de zaak waar dat woord naar verwijst bekend zijn geweest. De halfnomadische indoGermanen kenden bv. geen woord voor stad. Ze bedreven landbouw, getuige Codex Argenteus : het oudste bewaarde woorden voor zaaien en ploegen. In het geschrift in een Germaanse taal is de bijderde millennium belvertaling in het Oostgermaans van de voor onze jaartelling Gotische bisschop Wulfila uit de 4de eeuw.
Onderstaande bijdrage wil slechts een schets brengen van onze wording tot volk. Het ontstaan van een volk is een complex vraagstuk waar historici, taalkundigen en archeologen ook vandaag nog geen eensluidend antwoord hebben. Er zijn nog vele vraagtekens, hypotheses en reconstructies. Het proces waarbij een groep van mensen zichzelf als groep erkent en zich etnisch onderscheidt noemen we etnogenese.
Taal en volk Net zoals de Nederlanders, Duitsers, Denen, Engelsen, Friezen, Noren, Zweden en IJslanders zijn de Vlamingen van Germaanse oorsprong. Dat uit zich het meest duidelijk in de taal. Het Nederlands is een Germaanse taal en behoort samen met het Indo-Iraans, Baltoslavisch (Russisch, Bulgaars, Sloveens, Pools, Lets enz.), Grieks, Italisch (Roemeens, Italiaans, Frans, Catalaans, Spaans enz.), Keltisch (Gaelic, Welsh, Bretoens enz.) tot de indo-Germaanse of indo-Europese taalfamilie. In Europa behoren enkel het Fins, Estisch en Hongaars tot een andere taalfamilie: de Fins-Oegrische. Het Baskisch is een buitenbeentje en vertoont geen enkele verwantschap met een andere, bekende taal. Tot de indo-Iraanse tak behoort het uitgestorven Sanskriet, het moderne Hindi en de Iraanse talen Perzisch en Koerdisch. Al deze talen hebben een gemeenschappelijke prototaal: het proto-indo-Europees of Oerindo-Germaans. Vergelijk het woord ‘boek’ in de Germaanse talen: Nederlands Duits
bog book boek bok bok bók
boek buch
2
JUNI 2007 BREUKLIJN ■
bereikten deze indo-Germanen Scandinavië, de Nederlanden en Noord-Duitsland. De Germaanse taal was geboren.
Germaanse vrijheid De Romeinen vertrouwden voor hun grensbewaking tegen Germaanse invallen steeds meer op Germaanse bondgenoten. De Romeinse legioenen gingen dan ook meer en meer uit Germanen bestaan. Dat deze politiek ook zijn risico’s had, bleek in 9 n. Chr. De Germanen waren erg gesteld op hun onafhankelijkheid. Toch waren er vele Germanen die in dienst traden van het Romeinse Rijk als legioensoldaten, de foederati. De Romeinen waardeerden de Germanen dan ook als bekwame en loyale krijgers. De Germanen van hun kant waren onder de indruk van het machtige Romeinse Rijk en vonden het dan ook verstandig om samen te werken met de Romeinen.
De oorsprong van het woord Germaans is onzeker. Sommigen zien er een Keltisch woord in dat ‘schreeuwers’ betekent en verwant is met ons ‘kermen’. Anderen leiden het af van het Latijnse woord Julius Caesar: net voor onze jaartelling waren voor ‘broeder’, de invallen van de Germanen in het oosten germanus. Het van Gallië een aanleiding voor Julius Caesar oorspronkelijke om zelf dat gebied binnen te trekken met zijn Germaans waaruit de verschillegioenen. De Rijn werd de grens tussen het lende Germaanse Romeinse rijk en Germanië. talen zich ontwikkeld hebben, is niet overgeleverd. Taalvergelijkend onderzoek heeft een deel van de woordenschat gereconstrueerd, wat men het protogermaans noemt.
De bekendste van deze Germanen is ongetwijfeld Herman de Cherusker of Arminius, die aanvankelijk als legioensoldaat opklom in de militaire hiërarchie van het Romeinse rijk. Toen de Romeinse keizer Augustus echter de nieuwe gouverneur Publius Quinctilius Varus, die al lelijk huis had gehouden in Syrië, naar Germanië stuurde en deze een regime installeerde met nieuwe belastingen, uitbuiting en terreur, keerde Arminius zich tegen zijn meesters. Arminius hield Varus echter in de waan een bondgenoot te blijven terwijl hij aan het werk ging om de Germaanse stammen te verenigen. Hier toonde zich het leiderschap van Arminius, niet alleen door zijn moed maar tevens vanwege een scherpe intelligentie en strategisch doorzicht. Hij was er zich van bewust dat het niet voldoende was om de Romeinen te verdrijven, ze moesten vernietigd en vernederd worden om zodoende de keizer in Rome af te schrikken de Germanen nog verder te onderdrukken. Arminius kende zijn tegenstanders door en door en wist dat een militaire confrontatie met de Romeinse legioenen in open veld een verloren zaak was.
Het Germaans is de taal van de Germaanse volkeren die vanaf de 1ste eeuw na Christus van verschillende kanten het Romeinse rijk binnenvielen. Het Germaans wordt onderverdeeld in drie takken. De OostGermaanse talen, waaronder het Gotisch, Vandaals en Bourgondisch, zijn volledig uitgestorven. Het Noordgermaans omvat het Zweeds, Deens, Noors en IJslands. De West-Germaanse talen hebben zich ontwikkeld uit de talen van de Germanen die zich in het huidige Engeland, Nederland, Vlaanderen, Duitsland, en een deel van Frankrijk vestigden: ondermeer de Angelen, de Saksen, de Friezen, de Alemannen en de Franken.
Nabij het Teutoburger Woud wist Arminius, vermoedelijk van 9 tot 11 september, de drie Romeinse legioenen van Varus in een hinderlaag te lokken en de numerieke sterkere – zo’n 30.000 man – en technisch beter uitgeruste legioenen te verslaan en totaal te vernietigen. De legende wil dat keizer Augustus tijdens slapeloze nachten uitriep: “Varus, Varus, geef mij mijn legioenen terug!” De slag bij het Teutoburgerwoud is een breuklijn in de geschiedenis. Germanië zou niet geabsorbeerd worden door het Romeinse Rijk. De Rijn was de nieuwe natuurlijke grens. In 98 n. Chr. schetste de Romeinse geschiedschrijver P. Cornelius Tacitus in zijn De Origine et Situ Germanorum, beter bekend als de Germania een beeld van Germanië en zijn bewoners: “Hartstochtelijker dan die van de Parthen is de vrijheidszin van de Germanen.” Het is net de vrijheidszin van de Germanen waarvoor Tacitus waarschuwt omdat deze hen des te gevaarlijker maakt voor de Romeinen, met name een absolute intolerantie tegenover onderwerping. Tacitus noteerde evenwel dat diezelfde vrijheidszin ook hun zwakte was omdat hun excessieve vrijheidsdrang niet gebalanceerd werd door discipline...
De Franken drongen diep door tot in het huidige Frankrijk, zij gaven hun naam aan het land en de taal maar de zuidelijke Franken werden zelf geromaniseerd. Zo ontstond de Germaans-Romaanse taalgrens. In Frans-Vlaanderen is het Nederlands helaas vrijwel uitgestorven maar voor de rest is de taalgrens sinds de 11de eeuw tamelijk stabiel gebleven. Het ontstaan van de oudgermaanse talen is niet altijd even duidelijk omdat primaire bronnen ontbreken. Wanneer we spreken over de Germanen is het belangrijk te beseffen dat dit een verzamelnaam is voor verscheidene Germaanse volkeren. De Germanen zijn een indo-Germaanse bevolkingsgroep die in Noordwest-Europa en Scandinavië leefden.
De bakermat van het Germaans is te situeren in het gebied waarvan Denemarken, het zuiden van Zweden en Sleeswijk-Holstein de kern vormden. Rond het jaar 750 voor onze jaartelling trokken de Germanen in het oosten tot over de Weichsel en in het westen tussen de Eems en de Rijn. Ongeveer 250 jaar later trokken ze in het oosten nog dieper langs de Weichsel en in het westen over de Rijn, in het zuiden bevon-
Verklaring foto voorpagina: Grafsteen voor een gevallen Frankisch krijger (Hornhausen, 700 na Christus) 1 Hávamál of Het lied van de Hoge uit de Edda (vertaald door Jan De Vries). Deze Oudijslandse goden- en heldendichten vormen een belangrijke informatiebron over de Noordgermaanse talen en ons heidens erfgoed.
3
■ BREUKLIJN JUNI 2007
Codex Argenteus wordt bewaard in het Zweedse Uppsala, dichtbij het moederland van de Goten, waaraan de naam van de stad Göteborg herinnert. Uit Wulfila’s bijbel is veel af te leiden over de voorgeschiedenis van het Westgermaanse Nederlands.
Caesar en de 'Belgen' In 58 v. Chr. marcheerde Julius Caesar met zijn legioenen Gallië, het huidige Frankrijk en België, binnen. Caesar beschreef zijn veldtochten in De Bello Gallico. In het noorden van Gallië stuitte Caesar op de Belgae, een verzameling Keltische stammen maar ook gedeeltelijk van Germaanse oorsprong. Caesar noemde hen de dappersten van de Galliërs, “omdat zij het verst verwijderd zijn van de beschaving en de cultuur van de Provence, omdat de kooplui hen slechts zeer zelden opzoeken en er schier geen artikelen invoeren die de verwijving in de hand werken.” Ten noorden van de Belgae en aan de andere kant van de Rijn, die Caesar tot noordgrens van het Imperium Romanum had verklaard, leefden de Germanen, die een voortdurende bedreiging vormen. In de nieuwe provincie Gallia Belgica bouwden de Romeinen villa’s maar legden ze vooral wegen en vestingen aan. De cultuur van de overwinnaars vermengde zich met de inheemse tot een Gallo-Romeinse beschaving. De bewoners ruilden hun Keltische taal in voor de vulgair-Latijnse omgangstaal van de Romeinen. Tongeren, Maastricht en Nijmegen groeien uit tot grotere plaatsen.
West-Germanen De Romeinse geschiedschrijvers Tacitus en Plinius verdeelden in de eerste eeuw van onze jaartelling de Westgermanen in drie groepen, allen nakomelingen van de mythische stamvader Mannus:
Het Hermannsdenkmal: standbeeld van Arminius (Herman de Cherusker) bij Detmold. In de 19de eeuw stond Arminius symbool voor het Duitse nationalisme. Het 53,5 meter hoge Hermannsdenkmal werd tussen 1838 en 1875 in het Teutoburger Woud gebouwd. den ze zich ongeveer halfweg tussen Denemarken en de Donau. Deze volksverhuizingen brachten geleidelijk aan een einde aan de eenheid van het Germaans en zo ontstonden de verschillende Germaanse talen. De ontwikkeling van de Germaanse oertaal tot de verschillende oudgermaanse talen is grotendeels in nevelen gehuld. Er kan met zekerheid gesteld worden dat er vlak voor het begin van onze jaartelling aan de stam van het Oergermaans twee verschillende takken ontsproten: een noordelijke, Scandinavische en een zuidelijke taalgroep, Noordgermaans en Zuidgermaans.
•
Ingveonen (Noordzeegermanen) waaronder de Friezen, Angelen en Saksen die leefden van Gallië tot Denemarken
•
Istveonen (Rijn-Wesergermanen) Saliërs, tesamen met de Chamaven, Chattuariërs, Bructeren vanaf de derde eeuw bekend als Franken.
•
Herminonen (Elbegermanen) waaronder de Alemannen, Batavieren en Cherusken (Arminius)
De taal van de Noordzeegermanen en Rijn-Wesergermanen drukten hun stempel op het Nederlands. De Westgermanen verspreidden zich over een uitgestrekt gebied van Engeland tot Beieren waardoor hun talen steeds sterker uit elkaar groeiden. Zo ontstond het Oudengels, Oudfries, Oudsaksisch (of Oudnederduits), Oudhoogduits en Oudnederlands (of Oudnederfrankisch).
Enkele Noordgermaanse stammen, zogenaamde ‘barbaren’ die later het Romeinse rijk onder de voet zouden lopen waaronder de Teutonen, Goten en Vandalen, zijn over de Oostzee naar het Weichselgebied getrokken, en later nog verder naar de Zwarte Zee. Daarom worden ze ook wel Oostgermanen genoemd.
De ontwikkeling van talen kan plots en krachtig in een bepaalde richting geduwd worden door volksverhuizingen en oorlogen. Het Oudengels ontstond nadat de Angelen, Saksen en Juten de Britse eilanden overspoelden in de vijfde eeuw, nadat de Romeinse legioenen er vertrokken waren. De andere Oudgermaanse talen, zoals het Oudnederlands, zijn alle op het Europese vasteland ontstaan.
Het oudste bewaarde geschrift in een Germaanse taal is Oostgermaans, met name de bijbelvertaling van de Gotische bisschop Wulfila (‘wolfje’) (311-383). Waarschijnlijk was hij de eerste die iets opschreef in een Germaanse taal. Het alfabet dat hij gebruikte was samengesteld met letters uit het Griekse alfabet, aangevuld met enkele Latijnse letters en runentekens. Een deel van zijn vertaling is bewaard gebleven in een kopie uit de zesde eeuw, de Codex Argenteus, het ‘zilveren handschrift’, vanwege de zilveren en gouden inkt op purperkleurig perkament. De
Door het verdringen van het Keltisch en door de verovering door de Romeinen die hun taal en cultuur meebrachten, kreeg het Nederlandse
4
JUNI 2007 BREUKLIJN ■
Het oudste Nederlands
Taalkundigen waren het er tot voor kort over eens dat het om een WestVlaams dialect gaat. Zij letten hierbij op het feit dat er alleen sterke klinkers voorkomen (hebban i.p.v. hebben). In de Latijnse regel staat er ook abent i.p.v. habent. Dit is een typisch hedendaags verschijnsel in de meeste Ingveoonse dialecten, niet alleen het West-Vlaams. Het is nog steeds niet uitgesloten dat de auteur toch een West-Vlaamse monnik zou kunnen zijn, maar recentelijk zijn hierover nieuwe opvattingen ontstaan. Zo meent de taalkundige Luc De Grauwe (Universiteit Gent) dat dit zinnetje oud-Engels is of, meer bepaald, een dialect dat in de omgeving van Kent werd gesproken (oud-Kents).
Het oudste Nederlands is ontstaan uit het Westnederfrankisch. Oudnederlandse teksten zijn schaars en slechts fragmentarisch bewaard gebleven. Tot voor kort ging men ervan uit dat het oudste Nederlands terug te vinden was in een stuk perkament dat in 1932 in Oxford werd ontdekt. De tekst daarvan dateert uit de 11de eeuw. Door de monniken van de abdij van Rochester in het Engelse graafschap Kent werd nieuwe inkt gemaakt en nieuwe pennen uit vogelveren gesneden. Om hun schrijfgerei uit te proberen schreven ze op een bladzijde van een boek enkele flarden tekst. Een kloosterling uit West-Vlaanderen schreef een versje neer in het Latijn en schreef er vervolgens de vertaling onder in (vermoedelijk) zijn eigen taal:
Intussen zijn er oudere geschriften gevonden met volledige teksten in Oudnederlands, zoals de Wachtendonckse Psalmen van halfweg de 10de eeuw.
hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hi(c) (e)nda thu uu(at) unbida(n) (uu)e nu
Salische wet Het alleroudste Nederlands vinden we terug in de Salische wet (Lex Salica) uit het begin van de 6de eeuw, uit de tijd van de Merovingische koning Chlodovech (Clovis) die tot de stam van de Salische Franken behoorde.
De Latijnse vertaling luidt: abent omnes volucres nidos inceptos nisi ego et tu quid expectamus nu(nc)
“Maltho thi afrio lito” wordt beschouwd als de oudste zin in het oudnederlands en betekent “Ik zeg je: ik maak je vrij, halfvrije”, een formule die gebruikt werd bij de vrijlating van lijfeigenen.
Dat wil zeggen: “Alle vogels hebben nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten we nog op?”
Manuscript “Hebban olla…” 5
■ BREUKLIJN JUNI 2007
Volksverhuizing in het begin van de Middeleeuwen wordt het binnendringen van verschillende Germaanse stammen in het Romeinse Rijk tussen de 4de en de 6de eeuw aangeduid.
taalgebied vastere vorm. Vanaf het einde van de derde eeuw drong de Germaanse invloed zich op door de Franken.
De Franken
De taalgrens
De Franken - de meest succesvolle Germanen - speelden een niet te onderschatten rol in de wording van Europa. Men onderscheidt in hoofdzaak de Salische Franken (‘sala’ vermoedelijk van de naam van hun hofsteden, hun erf) die in het binnenland verbleven en de Ripuarische Franken (‘ripa’ = oever) die aan de rivieren woonden.
De taalgrens zoals we die vandaag kennen in België is het product van een eeuwenlang historisch proces. De Vlaams-Waalse taalgrens is een onderdeel van de Germaans-Romaanse taalgrens. Met een boutade zou men kunnen zeggen dat de taalconflicten in België tweeduizend jaar oud zijn. Het is opmerkelijk dat de taalkundige grens tussen het Nederlands en het Frans haast ongewijzigd terug te voeren is tot het ontstaan van de Germaans-Romaanse taalgrens in de vijfde eeuw, toen het WestRomeinse Rijk ten onder ging (476), ook al omdat ze niet samenvalt met een natuurlijke grens. Die Germaans-Romaanse taalgrens groeide uit het samenleven van Gallo-Romeinen en Germanen (Franken e.a.) in de gebieden tussen Rijn en Seine, en bracht een scheidingslijn aan tussen twee duidelijk eentalige gebieden: Germaans in het noorden en Romaans in het zuiden.
De belangrijkste Frankische groep, de Saliërs, vestigde zich op het einde van de derde eeuw, in de Scheldestreek en de Betuwe. In de vierde eeuw bewoonden ze ook Texandrië, tussen Tilburg en Einhoven. Als bondgenoten van de Romeinen verdedigden ze de Rijngrens tegen andere Germanen. Andere groepen Franken sloten zich bij hen aan. Nadien volgden de eeuwen van de Grote Volksverhuizing in Europa. In 375 doken de Hunnen op vanuit de steppen van midden-Azië. Goten, Vandalen, Angelen, Saksen en Franken kwamen in beweging en het West-Romeinse Rijk stortte ineen in 476 onder de druk van de volkeren die de grenzen van het Imperium overspoelden. Met de Grote
Vlak voor onze jaartelling vielen de Germanen het oosten van Gallië binnen, een aanleiding voor Caesar om zelf dat gebied binnen te trekken met zijn legioenen: de Rijn werd de grens tussen het Romeinse rijk en Germanië. Vier eeuwen Romeinse heerschappij remden de germanisering van het ‘Belgische’ gebied af. Nadien werd de Romaanse taal en invloed door de Germaanse Franken teruggedrongen naar het zuiden.
Genetisch onderzoek bevestigt Germaanse afstamming Vlamingen stammen af van Germanen uit de 4de eeuw en niet van Galliërs (Kelten), die nadien cultureel gegermaniseerd raakten. Tot die conclusie komt Gerhard Mertens (Universiteit Antwerpen) in zijn doctoraatsproefschrift over vaderschapstests (Artsenkrant, 24 januari 2006). Een vaderschapstest bepaalt en vergelijkt genetische merkers, in de eerste plaats bij moeder en kind, vervolgens ook bij de vermeende vader. Op basis van de erfelijkheidsregels wordt dan nagegaan of de resultaten een paternele relatie tussen kind en vermeende vader aantonen. Indien bij de man een of meerdere erfelijke factoren ontbreken die wel bij het kind en niet bij de moeder aangetoond kunnen worden, kan met zekerheid het vaderschap uitgesloten worden. Aan de hand van die vaderschapstest trok Mertens de frequentie en distributie van genetische merkers in de bevolking na. In een representatief staal van de Vlaamse bevolking bracht het onderzoek drie categorieën erfelijke factoren in kaart: bloedgroep, weefseltype en DNA. Het DNA bevat de genetische code of de blauwdruk van de erfelijke aanleg van iedere cel van ieder persoon. Het onderzoek van Mertens is uniek voor Vlaanderen: “Door de genetische afstanden te berekenen ten opzichte van naburige populaties, zoals Nederlanders, Duitsers, Fransen en Engelsen, konden we een fylogenetische boom opstellen, die de eerste hypothese (Germaanse afstamming, red.) bevestigt. Wat reeds op basis van taalkundige gegevens vermoed kon worden, klopt: Vlamingen sluiten genetisch meer aan bij Nederlanders en Duitsers dan bij bijvoorbeeld Fransen”, concludeert Mertens. Vlamingen hebben dus meer erfelijke factoren gemeen met Nederlanders en Duitsers dan met Fransen. De Germaanse afstamming van de Vlamingen is na taalkundig en historisch bewijs nu ook genetisch bewezen.
Standbeeld van de doop van Clovis voor de kathedraal van Reims. De Merovinger Clovis of Chlodovech I (Doornik, 465 – Parijs, 511) was koning der Franken. Het hele Gallische gebied krijgt uiteindelijk de naam Francië of Frankrijk, rijk der Franken. 6
JUNI 2007 BREUKLIJN ■
Het ontstaan van de taalgrens in België is het gevolg van verschillende factoren en van een lange evolutie die tot in de 10de eeuw heeft geduurd. De taalkundige verklaring van de Gentse germanist en archivaris-paleograaf Dr. Maurits Gysseling wordt nu evenwel algemeen aanvaard. Onmiddellijk na de volksverhuizingen van de 4de tot 5de eeuw bestonden er geen scherp afgebakende taalgebieden, slechts Germaanse taaleilanden in Romaanssprekend gebied en Romaanse taaleilanden in Germaanssprekend gebied (bvb. Aalst, Moezelstreek). Tussen de 7de en de 11de eeuw is door latere assimilatie een lineaire taalgrens tot stand gekomen. Deze lineaire taalgrens is sedert de 11de tot 12de eeuw nauwelijks van plaats veranderd, behalve in het huidige Noordwesten van Frankrijk, waar de taalgrens in de 7de tot 8ste eeuw reikte tot een lijn van de Canche (ten zuiden van Boulogne) tot Rijsel, en in de 14de eeuw nog tot de Aa (Gravelines-St.-Omer) en de Leie, vanwaar ze zich pas in de 19de eeuw terugtrok tot het huidige Frans-Vlaanderen (Duinkerken-Kassel-Hazebroek). Voor deze terugtrekking is de verfransende invloed van grote, oorspronkelijk Germaanssprekende steden zoals Kales (Calais) en SintOmaars (Saint-Omer) van groot belang. In de taalwetenschap gaat men ervan uit dat het Oudnederlands begint rond 700 en eindigt omstreeks 1150. Tijdens de Middeleeuwen was het Latijn dominant, niet alleen in de Kerk en de wetenschap maar ook in de administratie. In de dertiende eeuw schakelden de graven van Vlaanderen over naar het Frans in hun centrale administratie. Tegelijkertijd vond de volkstaal wel ingang in de lokale stadsbesturen van Brugge, Gent, Oudenaarde, enz. De leidende klasse was toen nog niet verfranst. De hertogen van Brabant hanteerden langer de volkstaal. In het Hertogdom Brabant was de Romaanse invloed immers zwakker en in Brussel spraken alle inwoners Nederlandse dialecten. Ten tijde van de Bourgondische dynastie - een Frans adellijk geslacht - (1383-1482) maakte Karel de Stoute (1433-1477) Frans als bestuurstaal verplicht. Nadat Karel sneuvelde in 1477 dwong de Staten-Generaal met het Groot Privilege zijn dochter, Maria van Bourgondië; een einde aan zijn centralistische politiek te maken en werd de volkstaal opnieuw officieel erkend.
Gustaaf Schamelhout: Deze Vlaamse volkskundige verrichte baanbrekend werk met zijn studies (waaronder ‘Herkomst en etnische samenstelling van het Vlaamsche volk’) over de antropologische en etnische verschillen tussen Vlamingen en Walen en weerlegde de pseudo-wetenschappelijke thesis van de Franstalig-Brusselse antropoloog Emile Houzé dat de Vlamingen tot een inferieur ras zouden behoren.
De etnische kern van naties Een van de belangrijkste hedendaagse theoretici van het nationalisme, Anthony D. Smith heeft aangetoond dat bij de natievorming gesteund wordt op een etnische gemeenschap. Het Vlaamse volk vindt zijn oorsprong bij de Salische Franken, een Germaans volk dat zich in onze gewesten vestigde rond het einde van de 3de eeuw v. Chr. Ook de Saksen en de Friezen maken deel uit, weliswaar in mindere mate, van onze etnische samenstelling. Dat is onze etnische kern. Terwijl de etnische oorsprong van de Vlamingen Frankisch-Germaans is, zijn de Walen overwegend van KeltischRomaanse oorsprong.
De verfransing van de bovenste bevolkingslagen in Vlaanderen heeft zich vooral voltrokken tijdens de periode van de Oostenrijkse Habsburgers (1717-1792), voornamelijk vanwege de uitstraling van de Franse cultuur onder Lodewijk XIV en de Franse bezetting van 1746-1748. De bezetting (1792) en annexatie (1795-1814) van de Zuidelijke Nederlanden door de revolutionaire Franse republiek had tot gevolg dat alle instellingen (administratie, gerecht, leger, pers en toneel) werden ingezet als instrumenten van verfransing. Na de nederlaag van Napoleon werden de zuidelijke en noordelijke Nederlanden verenigd in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) van Willem I. Die periode was kort maar creëerde de voorwaarden om het Nederlands overlevingskansen te bieden toen België zich afscheurde. De strijd van de Vlaamse beweging kon beginnen.
Smith geeft ons tevens een taak mee: “...nationalisten hebben een vitale rol te spelen in de constructie van naties (...) als politieke archeologen die het gemeenschappelijke verleden
2 Vrije vertaling van: Smith, Anthony D. "Gastronomy or geology? The role of
nationalism in the reconstruction of nations." Nations and Nationalism 1, no. 1 (1994): 3-23. zie p. 18-19.
7
■ BREUKLIJN JUNI 2007
herontdekken en herinterpreteren om een regeneratie van de gemeenschap tot stand te brengen. Hun taak is inderdaad selectief - zij vergeten zowel als ze herinneren - maar om te slagen in hun taak moeten ze aan bepaalde criteria voldoen. Hun interpretaties moeten niet alleen in overeenstemming zijn met
de ideologische vereisten van het nationalisme, maar ook met de wetenschappelijke bewijzen, de (h)erkenning van het volk (popular resonance) en de wetmatigheden van een specifieke etnische geschiedenis.”2 Jan Lievens
BREUKLIJN
De driemaandelijkse uitgave van de vzw Vlaams Belang Jongeren. Het politiek vormingsblad voor en door de Vlaams Belang Jongeren. Jaargang 8, nummer 2, april - mei - juni 2007 Bijlage bij Vrij Vlaanderen.
Verder Lezen:
Hoofdredacteur: Evert Hardeman
Het verhaal van een taal. Negen eeuwen Nederlands - Jan W. De Vries, Roland Willemyns, Peter Burger. Amsterdam, 1993.
Redactie: Hans Verreyt, Wouter Jeanfils, Frederik Pas, Jörgen Noens, Bert Deckers, Werner Somers, Olivier Peeters, Jan Lievens, Steven Godefridi, Barbara Pas, Hendrik De Vloed
Die Geschichte der Germanen - Arnulf Krause. Frankfurt, 2002. De taalgrens. Van de oude tot de nieuwe Belgen - Danny Lamarcq & Marc Rogge. Leuven, 1996. Het verhaal van het Vlaams. De geschiedenis van het Nederlands in de Zuidelijke Nederlanden - Roland Willemyns, Wim Daniëls (red.). Antwerpen, 2003. Das Reich und die Germanen - Herwig Wolfram. Berlin, 1990. Die Germanen - Herwig Wolfram. München, 1995. Les Indo-Européens. Nouvelle Ecole nr. 49. Paris, 1997.
Opmaak: Bert Deckers Oplage: 8.500 ex. Abonnementen: VBJ-leden gratis. Niet VBJ-leden kunnen zich abonneren door storting van 5 euro (student/scholier), 7,50 euro (anderen), 13 euro of meer (steunabonnement) op rek.nr. 751-201695574 van de Vlaams Belang Jongeren vzw met vermelding “Breuklijn”. Voor vragen en opmerkingen kan u steeds terecht bij Wouter Jeanfils, Madouplein 8 bus 6, 1210 Brussel. Tel. 02/219.27.28. E-mail:
[email protected] Verantwoordelijke uitgever: Frank Vanhecke, Madouplein 8 bus 9, 1210 Brussel