De ontsproten Picasso Op zoek naar e e n me e s te r we rk
Er was eens en het werd… In verhalen verandert het een vaak in het ander. Een meisje in een hert, een vrouw in schuim, een man in een kever, eendendons in sneeuw, barbapapa in alles. In een subklasse gaat het andersom, dan verandert een ding, vaak een kunstwerk, in een mens. Pinocchio, Pygmalion. In de beeldende kunst is de metamorfose ook al eeuwen een geliefd thema. Met verf en klei is het, net als met woorden, mogelijk van alles in van alles te veranderen. De nimf Daphne in een laurierboom, een paar voeten in een paar schoenen, een vrouwengezicht is een vrouwenlichaam. Zitten op de lippen van Mae West. Het gaat van Ovidius tot Magritte, van oude mythe tot originele vondst. Tot in de twintigste eeuw waren die metamorfoses eigenlijk altijd figuurlijk. In de twintigste eeuw werden ze ook letterlijk. Overal kan kunst van gemaakt worden, sinds Duchamp een fietswiel op een sokkel zette en Picasso van een fietsstuur en een fietszadel een stierenkop maakte. De mogelijkheden zijn bij dit soort metamorfoses beperkter dan bij woorden en verf, maar daardoor – als het lukt – ook grappiger en opwindender. Wie had ooit gedacht dat een speelgoedautootje een apenkop is, zoals Picasso liet zien in een andere sculptuur? Het probleem met metamorfoses in de kunst is dat ze nooit meer een nieuwe gedaante kunnen kiezen. Het kunstwerk is een eindpunt, Duchamps fietswiel wordt nooit meer iets anders dan een kunstwerk, Picasso’s speelgoedautootje is voor eeuwig een aap, Pinocchio een mens. Iets anders zit er niet meer in. Terug kunnen ze ook niet meer. Volgens Picasso had hij zijn stierenkop eigenlijk moeten weggooien, op straat, of in een beekje. ‘Dan zou er een arbeider langs gekomen zijn. Hij zou het opgepakt 291
hebben. En misschien had hij dan bedacht dat hij van die stierenkop een zadel en een stuur had kunnen maken. En dat zou hij dan gedaan hebben. Dat zou geweldig zijn geweest. Dat is het geschenk van metamorfose.’ Zoiets gebeurt nooit. Kunst blijft kunst. Zonde om weg te gooien, zonde om te veranderen. Robert Rauschenberg gumde in 1953 een tekening van Willem de Kooning uit en Erased De Kooning is nog steeds een schokkend werk. De Chapman Brothers doedelden een paar jaar geleden clowns en hondjes op een beroemde serie etsen van Goya, De verschrikkingen van oorlog. Insult to injury, inderdaad. Maar ’t blijft toch kunst. Het wordt nooit meer iets anders. Alleen op een andere tijdsschaal zit er nog schot in de zaak. What you see is what you get, zei een schilder, misschien niet alleen in een poging om de symboliek uit te bannen, maar ook om de tijd te slim af te zijn. Dit bruin, dit rood, dit wit zal in ieder geval nooit meer veranderen. Vermeer. Malevitsj. Craquelé bewijst als eerste hun ongelijk. Zand is steen. En dan is alles weg. Geen gedaanteverwisseling meer mogelijk. Slechts af en toe gebeurt er iets wat dit alles lijkt te logenstraffen. Een paar jaar geleden kwam ik tijdens onderzoek voor een artikel een anekdote tegen over een sculptuur van Picasso. Hoe die eruitzag weet ik niet meer, maar een deel ervan moet van hout gemaakt zijn geweest. Want dat hout was, jaren nadat Picasso er klaar mee was, plotseling gaan ontspruiten. Er verschenen jonge loten aan. Leven na de dood. Nu neemt het verhaal een iets andere wending, want ik heb de anekdote nooit meer terug kunnen vinden. Ik heb me suf gegoogeld, want via googelen was ik er de eerste keer ook op gekomen. Maar welke termen ik ook intikte, in het Nederlands, Engels, Duits of Frans, nooit kwam ik weer bij de ontsproten Picasso terecht. De zoektocht leverde wel veel andere informatie op. Dat er naar Picasso van alles genoemd is bijvoorbeeld, niet alleen een auto en een visgerecht, maar ook bloemen, vogels, een compu292
terprogramma en zelfs een aardappel. In een restaurant in Australië staat een pizza picasso op de kaart. Ook over de echte Picasso is genoeg te vinden, van zijn gedichten op Ubuweb tot het dossier dat de fbi over de kunstenaar bijhield. Maar iets over een bloeiende sculptuur: nee. Op de Guernica bloeit wel een bloem uit een zwaard. Het wordt ergerlijk dat bijna alle woorden die met groei en bloei te maken hebben ook overdrachtelijk gebruikt kunnen worden. Talloos zijn de pagina’s waarop een kunststroming ontluikt of een stad bloeit. Maar een sculptuur, nee. Zou de ontsproten Picasso een mislukt broodje aap zijn? Had ik het gedroomd? Maar meestal zijn mijn dromen niet zo mooi. Het verhaal bevatte wel net zo weinig details als een droom. Het enige dat ik me nog kon herinneren was dat een gang er iets mee te maken had. Maar ook al tikte ik dat woord er ook nog bij, of hall, of hallway, niets. Zelfs geen googlewhack. Daar hoopte ik natuurlijk op. De juiste combinatie van termen zou mij leiden naar één pagina waarop de anekdote aangekleed, gedateerd, bewezen werd. Het liefst met een plaatje erbij. Volgens de Amerikaanse columnist Clive Thompson is het menselijk geheugen niet meer wat het geweest is door de komst van computers en internet. Mensen kennen sindsdien steeds minder telefoonnummers en data uit hun hoofd. Zelfs songteksten worden minder onthouden, je kunt die informatie immers altijd even opzoeken. Maar ja, google kan net zo onberekenbaar zijn als het eigen geheugen. Volgens een recent Amerikaans onderzoek werkt google net zo als het menselijk geheugen. Je kunt dus nog steeds gedachtes, verhalen, beelden, kwijtraken. Waar zit de ontsproten Picasso? Googlewhack! (Om het geheugen even op te frissen: een googlewhack zijn twee zoektermen die samen één hit opleveren, een spelletje dat in de begindagen van google populair was, maar nu alweer ouderwets is.) Op de website van de fotograag Edward Quinn, die Picasso vaak fotografeerde in Zuid-Frankrijk, staat een anekdote over een bezoek van William Rubin, conservator van het MoMa, aan de meester. Picasso bewondert 293
diens wandelstok en vertelt dat de dichter Apollinaire ooit een wandelstok had die plotseling ontsproot, dat Apollinaire de stok ergens geplant heeft en dat het toen een boom is geworden. Verder googelen leert dat ook veel heiligen een bloeiende wandelstok of staf hebben gehad, van Sint Anastasia tot Sint Franciscus. Ja, alles heeft traditie. Maar een ontsproten sculptuur kom ik nog niet tegen. Zou het misschien gebeurd zijn bij het werk van een andere kunstenaar. Maar wie dan? Calder? Henry Moore? Brancusi? Tijdens het googelen heb ik in ieder geval genoeg tijd om me af te vragen waarom deze anekdote me zo bekoort. Draait het om het feit dat een kunstwerk plotseling twee scheppers heeft, de kunstenaar en God, of, als je daar niet in gelooft, de natuur, de evolutie? Dat hier iets geschapen is dat zowel bedoeld als onbedoeld was? Je zou kunnen zeggen dat kunstenaars nog de enige overgebleven goden zijn, nu achter de schepping geen doel meer blijkt te zitten. In het boek Creation, Artists, Gods & Origins wil de Britse cultuurcriticus Peter Conrad laten zien hoe kunstenaars en wetenschappers de creatieve rol hebben overgenomen die eens een hemels prerogatief was, zoals de flaptekst meldt. Hij citeert Picasso, die God gewoon een kunstenaar vond, vruchtbaar genoeg om geen eigen stijl te hebben. Hij probeerde telkens iets nieuws: een olifant, een giraffe, een kat… Waar Conrad niet over schrijft is dat onze schoonheidsbeleving door de dood van God eigenlijk niet veranderd is. Een zonsondergang, een waterval, een meisje, ze zijn nog steeds mooi. Je kunt je afvragen wat een beter kunstwerk is, Mona Lisa of de Mona Lisa. Een groot verschil tussen die twee is dat de een de uitkomst is van een blind proces, en de ander precies zo bedoeld is. Maar in veel moderne kunst is het onderscheid niet meer zo eenduidig. Kunstenaars zijn al eeuwen bezig om net zo onbedoeld te leren scheppen als de natuur. Schilders als Paul Klee en componisten als John Cage probeerden zichzelf als schepper overbodig te maken, hun creativiteit uit te besteden aan het toeval. Nu is interactiviteit een toverwoord: de kunstenaar is 294
niet meer de enige die het werk schept. Eerder was er het begrip sprezzatura, de wens om iets moeilijks er makkelijk te laten uitzien, alsof het helemaal vanzelf is gegaan, alsof er eigenlijk geen kunst aan is. Fred Astaire danst altijd sprezzatura. Marcel Duchamp noemde schilderijen ‘assisted readymades’ omdat ze van verf gemaakt waren die de kunstenaar niet zelf gemaakt had. Eigenlijk zijn alle kunstwerken assisted readymades, ook als de schilder zijn verf wél zelf zou maken, de grondstoffen maakt hij immers niet zelf. De ontsproten Picasso zou je een doubly assisted readymade kunnen noemen: voor en na kunstenaar zijn er andere krachten aan het werk. Als hij bestaat. Op google is hij nu in ieder geval wel te vinden, al is het maar als verwijzing naar dit boek.
295