De ongrijpbaarheid van Privaat Militaire Bedrijven: De gebreken van nationale en internationale wetgeving
Maxime Dubois Studentnummer: 0440280 Masterscriptie Politicologie Traject: Internationale Betrekkingen Begeleid door: mw. dr. Charlotte Hille Universiteit van Amsterdam 29 juni 2009
All wars are fought for money - Socrates
2
Inhoudsopgave Blz.
Lijst met afkortingen
5
Inleiding
6
1
De Privaat Militaire Sector ontleed
9
1.1
De opkomst van Privaat Militaire Bedrijven
9
1.2
De positie van Privaat Militaire Bedrijven
13
1.3
Huurlingen, Privaat Militaire Bedrijven en Private Veiligheidsbedrijven 17
1.4
Resumerend: de Privaat Militaire Sector ontleed
2
3
4
5
20
Privaat Militaire Bedrijven: Pros vs. Cons
22
2.1
Argumenten van voorstanders
22
2.2
Argumenten van tegenstanders
28
2.3
Resumerend: Pros vs. Cons
36
Huidige Wetgeving & Regulering
38
3.1
Internationale wetten en verdragen
38
3.2
Wetgeving en regulering in Zuid-Afrika
44
3.3
Wetgeving en regulering in de VS
47
3.4
Resumerend: de huidige wetgeving en regulering
52
Casestudie 1: Executive Outcomes in Sierra Leone
54
4.1
Executive Outcomes ontleed
54
4.2
Het conflict in Sierra Leone
57
4.3
De intrede van Executive Outcomes
60
4.4
Het optreden van Executive Outcomes geëvalueerd
62
Casestudie 2: Blackwater in Irak
65
5.1
65
PMBs in Irak
3
6
5.2
Blackwater ontleed
68
5.3
De Irak-missie van Blackwater
70
5.4
Blackwater na Irak
76
5.5
Het optreden van Blackwater geëvalueerd
78
Conclusie & Aanbevelingen
79
6.1
Conclusie
79
6.2
Zelfregulering
81
6.3
Contracten als controlemiddel
83
6.4
Een effectief overzicht- en rapportagesysteem
85
6.5
Ontwikkeling van internationale en nationale wetgeving
85
6.6
Resumerend: de aanbevelingen
88
Bibliografie
90
-
Boeken en artikelen
90
-
Verdragen, wetsartikelen en officiële documenten
104
Bijlage I
Overzicht van de aan EO/SRC verbonden bedrijven
108
Bijlage II
Kaart van Sierra Leone
110
Bijlage III
Kaart van Irak
112
4
Lijst met afkortingen: AIV
Adviesraad voor Internationale Vraagstukken
ANC
Afrikaans Nationaal Congres
BSIA
British Security Industry Association
CEO
Chief Executive Officer
CPA
Coalition Provisional Authority
CRG
Control Risk Group
EO
Executive Outcomes
EU
Europese Unie
FBI
Federal Bureau of Investigation
ICG
International Crisis Group
IPOA
International Peace Operations Association
LOGCAP
Logistics Civil Augmentation Program
MPRI
Military Professional Resources Inc.
NCACC
National Conventional Arms Control Committee
NGO
Non-gouvermentele Organisatie
OAU
Organization of African Unity
PMB
Privaat Militair Bedrijf
PMF
Privaat Militaire Firma
PNGDF
Papua New Guinea Defence Force
PVB
Privaat Veiligheidsbedrijf
RUF
Revolutionary United Front
SADF
South African Defense Force
SRC
Strategic Resource Corporation
USAID
United States Agency for International Development
USHRC
United States House of Representatives Committee on Oversight and Government Reform Majority Staff
VN
Verenigde Naties
VS
Verenigde Staten
5
Inleiding “[...] there will always be national sovereign forces working for national governments. It's just that the private sector will be there to assist and support them.” - Tim Spicer, oprichter van Sandline International 1 Privaat Militaire Bedrijven (PMBs) hebben sinds hun opkomst in de jaren negentig een steeds groter aandeel in de wereld van conflict- en oorlogvoering vergaard. Zo zijn PMBs inmiddels in meer dan vijftig landen actief, heeft het Amerikaanse Ministerie van Defensie in de periode van 1994 tot 2002 meer dan 3000 contracten afgesloten met PMBs met een totaalwaarde die de US$ 300 miljard overstijgt en gaat in de totale industrie jaarlijks meer dan US$100 miljard rond. 2 Het groeiende aandeel van PMBs in de wereld van conflict- en oorlogvoering ging niet onopgemerkt aan veel regeringen, non-gouvermentele organisaties (NGO’s) en internationale organisaties. Zo had de Verenigde Naties (VN) al enige tijd geleden een speciale werkgroep opgericht die tot doel had de controle en regulering met betrekking tot PMBs te verbeteren. 3 Gedurende lange tijd ontging zij wel aan de aandacht van het grote publiek, de oorlog in Irak bracht hier verandering in. Meer dan 180.000 medewerkers van PMBs waren voor, tijdens en na de oorlog in Irak actief en van deze 180.000 medewerkers waren niet alle optredens even gelukkig of correct. 4 Een aantal gewelddadige incidenten waarbij medewerkers van PMBs betrokken waren, zorgden voor veel ophef en discussie. Een bekend voorbeeld hiervan was een incident dat op 16 september 2007 op het Nisoor-plein in Bagdad plaatsvond. Hierbij openden medewerkers van het Amerikaanse PMB Blackwater het vuur op ongewapende Iraakse burgers en vielen uiteindelijk 17 doden. 5 1
Interview met Tim Spicer. In: Armstrong, Stephen The Enforcer, 20 mei 2006, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 2 mei 2009 op 2 Peterson, Laura (2002) Privatizing Combat, the New World Order. In: Making a Killing: The Business of War, vol. 5, nr. 6. Laatst geraadpleegd op 3 maart 2009 op , Singer, Peter (2004a) The Dogs of War Go Corporate, 19 maart 2004a, The London News Review. Laatst geraadpleegd op 3 maart 2009 op 3 UN Working Group conludes third session, adresses new types of mercenary activity, 14 april 2008, Laatst geraadpleegd op 7 maart 2009 op 4 Singer 2004a 5 Meer over dit incident en de afhandeling hiervan in hoofdstuk 5 Blackwater in Irak. ANP, FBI: Blackwater schoot zonder aanleiding, 14 november 2007, de Volkskrant. Laatst geraadpleegd op 7 maart 2009 op
6
Geslaagde optredens van PMBs zijn ook te noemen – bijvoorbeeld het optreden van Executive Outcomes in Angola. Over zowel de geslaagde als de minder geslaagde optredens van PMBs bestaat veel onduidelijkheid, evenals over de positie die zij innemen in de wereld van conflict- en oorlogvoering. Taken die voorheen door een staatsleger of de VN werden uitgevoerd, worden nu aan PMBs overgelaten. De vraag is hoe de verhoudingen tussen staat en leger, staat en PMBs en leger en PMBs zich hierdoor ontwikkelen, maar ook hoe de positie van de staat hierdoor wordt beïnvloed. Binnen het moderne statensysteem heeft de staat het geweldsmonopolie. De vraag is in hoeverre haar positie onder druk komt te staan als zij een deel van haar geweldsmonopolie uit handen geeft aan PMBs?
Onduidelijkheid bestaat ook over de precieze activiteiten en de werknemers en werkgevers van PMBs. De meeste onduidelijkheid bestaat echter over de controle en regulering van PMBs. Verwarring bestaat over welke nationale en/of internationale autoriteiten verantwoordelijk dragen voor de controle en regulering van deze bedrijven en in hoeverre zij slagen in de controle en regulering van PMBs? Het doel van deze scriptie is meer duidelijkheid te verschaffen op dit gebied en te bepalen welke nationale en internationale wetgeving op PMBs en haar werknemers van toepassing is en in welke mate deze wel of niet tekort schiet. Ten behoeve hiervan is gekozen om de controle en regulering te onderzoeken aan de hand van twee praktijkvoorbeelden van twee landen die een belangrijke rol spelen in de wereld van conflict- en oorlogvoering en PMBs: Zuid-Afrika en de Verenigde Staten. In beide landen zijn veel PMBs gevestigd waarvan het optreden van een aanzienlijk aantal controversieel is gebleken en tot discussie heeft geleid. Voorbeelden hiervan zijn het optreden van het Amerikaanse CACI in Irak en het Zuid-Afrikaanse Executive Outcomes (EO) in Sierra Leone. Ook zijn beide landen relatief vroeg begonnen met de ontwikkeling van nationale wetgeving op het gebied van PMBs en wordt de discussie over Privaat Militaire Bedrijven er langer gevoerd dan in andere landen. De centrale onderzoeksvraag luidt daarom als volgt: In hoeverre worden Zuid-Afrikaanse en Amerikaanse PMBs op nationaal en internationaal niveau gecontroleerd en gereguleerd? In de verschillende hoofdstukken zal getracht worden een antwoord op de onderzoeksvraag te formuleren door een zo volledig mogelijk beeld van de wereld van PMBs te schetsen. Het eerste hoofdstuk – De Privaat Militaire Sector ontleed – zal ingaan op de meest basale vragen
7
omtrent PMBs en hun activiteiten. Dit is om te definiëren wat PMBs zijn, welke activiteiten zij ondernemen en waarom zij in de huidige wereld van conflict- en oorlogvoering een belangrijke rol spelen. Ingegaan zal worden op de opkomst van dergelijke bedrijven en de positie die zij innemen in de wereld van conflict- en oorlogvoering. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van literatuur over de verhoudingen tussen staat en leger, staat en PMBs en leger en PMBs. Corporate Warriors van Peter Singer – een autoriteit op het gebied van de Privaat Militaire Industrie – en Huntingtons The Soldier and The State: The Theory and Politics of Civil-Military Relations – een autoriteit op het gebied van civiel-militaire relaties – zullen hierbij als leidraad fungeren. 6 Daarnaast zal ook aandacht worden besteed aan de verschillen tussen Privaat Militaire Bedrijven, Private Veiligheidsbedrijven en huurlingen.
In hoofdstuk twee zullen de voor- en nadelen worden afgewogen die kleven aan de inzet van dergelijke bedrijven in conflicten en oorlogen. Centraal zal de vraag staan waarom landen, organisaties en bedrijven wel of niet gebruik zouden moeten maken van de diensten van PMBs. In hoofdstuk drie zal de huidige wetgeving op nationaal niveau en internationaal niveau worden geanalyseerd. De vraag die centraal zal staan is of de huidige nationale en internationale wetten en verdragen voldoende controle- en reguleringsmogelijkheden ten opzichte van PMBs en haar werknemers bieden of dat veranderingen moeten worden doorgevoerd op nationaal en/of internationaal niveau?
In hoofdstuk vier en vijf zullen twee cases worden bestudeerd. De eerste case betreft het optreden van het Zuid-Afrikaanse Executive Outcomes in Sierra Leone en de tweede case het optreden van het Amerikaanse Blackwater in Irak. Deze cases zijn geselecteerd omdat PMBs van grote invloed zijn geweest op de conflictsituaties in respectievelijk Sierra Leone en Irak. Executive Outcomes en Blackwater zijn hierbij met hun controversiële optredens in het bijzonder van invloed geweest. Bij de bestudering van de cases zal de conflictsituatie in het land worden geïnventariseerd en wordt de bijdrage van de PMBs in beide cases bestudeerd en geëvalueerd. In het zesde en laatste hoofdstuk zal een aantal conclusies worden getrokken met betrekking tot de huidige controle- en reguleringsmiddelen op nationaal en internationaal niveau. Vervolgens zal ook een aantal aanbevelingen worden gedaan om de huidige controleen reguleringsmiddelen te versterken.
6
Singer, Peter (2003) Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry. Ithaca: Cornell University Press. Huntington, Samuel (1957) The Soldier and The State: The Theory and Politics of CivilMilitary Relations. Cambridge: Harvard University Press.
8
1
De Privaat Militaire Sector Ontleed “Men specializing in warfare were likely created at the very first divisions of labor among humankind.” 7
De inmenging van private actoren in conflicten en oorlogen is geen nieuw verschijnsel. Sinds de eerste staten gevormd werden en de eerste oorlogen gevoerd, hebben private actoren een rol gespeeld in conflicten en oorlogen. 8 In dit hoofdstuk worden de private actoren van nu – de PMBs – bestudeerd. Hierbij worden allereerst de opkomst van PMBs en de positie van PMBs ten opzichte van de staat, het leger en het volk besproken. Vervolgens komen ook de verschillen tussen Privaat Militaire Bedrijven, Private Veiligheidsbedrijven (PVBs) en huurlingen aan bod.
1.1
De opkomst van PMBs
Begin jaren negentig kwamen PMBs sterk opzetten. Verschillende oorzaken lagen hieraan ten grondslag waarvan de belangrijkste in deze paragraaf uiteengezet zijn.
1.1.1 Het einde van de Koude Oorlog Men hoopte dat met het einde van de Koude Oorlog een periode van politieke en militaire spanning kon worden afgesloten en een nieuwe, vreedzame wereldorde zou ontstaan met een minimum aan gewelddadige conflicten. Het verliep uiteindelijk anders. Het aantal conflicten nam na de Koude Oorlog drastisch toe en de VN bleek – na mislukte missies in onder meer Somalië en Bosnië – in conflicten en oorlogen niet snel genoeg te kunnen ingrijpen. 9 Voor de toename van conflicten waren verschillende oorzaken. Allereerst was met het einde van de Koude Oorlog en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie de externe steun van de VS en de Sovjet-Unie aan zwakke staten afgenomen. Zij werden niet langer als essentieel beschouwd voor dominantie op het politieke wereldtoneel en de militaire, politieke en financiële steun van de VS en de Sovjet-Unie aan deze staten nam daarom af. Gecombineerd met de gebrekkige publieke en politieke instituties en de druk van etnische en culturele verschillen binnen deze landen ontstonden veel interne conflicten. Deze interne conflicten zorgden ofwel 7
Singer 2003: 20 Beyani, Chaloka Lilly, Damian (2001) Regulating Private Military Companies. Options for the UK Government. Voor International Alert (Policy and Advocacy Department): 11 – 12 9 Schreier, Fred Caparini, Marina (2005) Privatising Security: Law, Practice and Governance of Private Military and Security Companies. Occasional Paper voor het Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces: 4 – 5, Singer 2003: 49 – 52 8
9
zelf voor de ineenstorting van zwakke staten ofwel voor opportunisme bij sterkere staten die besloten hun zwakkere buurland binnen te vallen. 10
De afname van politieke, militaire en financiële steun ging samen met een toename van onwil om te interveniëren in andere landen. De dreiging van een oorlog tussen de twee supermachten was verdwenen en conflicten in andere landen werden niet langer als bedreigend ervaren voor het voorbestaan van de eigen staat. Hierdoor ontwikkelde zich een bepaalde intolerantie – zowel in de politiek als in de maatschappij – om te interveniëren in landen. 11 Waarom zou men het risico op slachtoffers aan eigen zijde lopen terwijl men zelf relatief weinig te winnen had bij een interventie? Voor de VN speelde deze afweging geen rol in haar besluit om wel of niet te interveniëren, maar speelden haar financiële en organisatorische beperkingen wel een rol. Allereerst kwamen VN-leden onvoldoende hun financiële toezeggingen na en waren zij ook niet altijd bereid om materiële hulp en troepenondersteuning te leveren voor missies. 12 Daarnaast waren verschillende afdelingen van de VN – waaronder de afdeling verantwoordelijk voor het overzien van de missies – zwaar onderbemand en ondergefinancierd. Alles bij elkaar genomen maakte het de VN een onvoldoende effectieve organisatie om snel in te grijpen en adequaat te handelen in conflicten en oorlogen. 13
De combinatie van politieke onwil bij regeringen en de financiële en organisatorische beperkingen van de VN zorgde voor een focus op regionale organisaties – zoals de Europese Unie (EU) en de Afrikaanse Unie – als nieuwe interventiemachten. Het onvermogen van regionale organisaties op militair, organisatorisch en logistiek gebied bleek echter al snel te groot om adequaat en efficiënt te interveniëren. Daarnaast bleek het eigen politiek belang van
10
Hierdoor steeg ook het aantal externe conflicten. Schreier en Caparini 2005: 4 – 5 O’Brien, Kevin A. (2002) Private Military Companies: Options for Regulation, Cambridge: RAND Europe, blz. 1 – 14: 4. Laatst geraadpleegd op 4 april 2009 op , Singer 2003: 58 12 Bij de VN staat in totaal 2.9 miljard aan door leden toegezegde bijdragen open voor vredesmissies en heeft de VS een schuld van 1.7 miljard open staan bij de VN. UN’s finances ‘fragile’ with only 31 States having paid their 2008 dues in full – Ban, 6 november 2008, UN News Centre. Laatst geraadpleegd op 15 juni 2009 op . Wren, Christopher S. U.S. Told It Must Pay $550 Million or Risk Losing U.N. Vote, 6 oktober 1999, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 15 juni 2009 op . 13 Howe, Herbert (1998b) Global Order and Security Privatization. Samenvatting door het Institute for National Strategic Studies and the National Defense University, nr. 140, bkz. 1 – 7: 1. Laatst geraadpleegd op 23 mei op . Singer 2003: 59 11
10
landen ook binnen regionale organisaties van grote invloed te zijn op het besluit om wel of niet te interveniëren. 14 Het einde van de Koude Oorlog had – naast een toename van conflicten en een onwil en onkunde bij regeringen en internationale organisaties om te interveniëren – ook een demobilisatie van staatslegers tot gevolg. In de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten werd – nadat de dreiging van een oorlog tussen de twee supermachten van het politieke wereldtoneel was verdwenen – de omvang van het leger drastisch naar beneden bijgesteld. Ook in landen zoals Groot-Brittannië en Zuid-Afrika volgde later een zelfde ontwikkeling. 15 In totaal kwamen door de demobilisatie wereldwijd ongeveer zeven miljoen militairen beschikbaar die een goedkoop arbeidspotentieel voor de Privaat Militaire Sector vormden. 16 Naast militair personeel werden ook militaire wapens en materieel door de demobilisatie beschikbaar. De wapens en het materieel werden op de vrije markt verhandeld waar een ieder met voldoende geld de wapens en het materieel in haar bezit kon krijgen. 17 Deze ontwikkeling leidde tot een verschuiving in de verhouding tussen staat en maatschappij. Voorheen was het de staat geweest die een exclusieve controle had op de middelen voor oorlogvoering. Nu waren de middelen echter ook beschikbaar geworden voor private actoren die daarmee konden uitgroeien tot sterkere militaire machten dan (zwakke) staten. 18
Deze factoren vormden
samen een gunstige vraag- en aanbodpositie voor PMBs. Enerzijds steeg de vraag naar PMBs door een toename van het aantal interne en externe conflicten en anderzijds steeg het aanbod voor PMBs door het vrijgekomen arbeidspotentieel en militaire materieel. 1.1.2 Verandering in de manier van oorlogvoering In de manier van oorlogvoering vond in de jaren negentig ook een belangrijke ontwikkeling plaats. Waren eerder nog grote hoeveelheden soldaten, geld en materieel nodig om een oorlog 14
Bijvoorbeeld het risico voor politici op een negatieve backlash bij verkiezingen als gevolg van slachtoffers aan eigen zijde. Singer 2003: 60 15 Schreier en Caparini 2005: 3 – 4, Singer 2003: 53, Howe 1998b: 1 – 2 16 Privaat Militaire Bedrijven wierven veel van hun werknemers onder oud-militairen. Zij hadden militaire training ontvangen en waren bekend met de militaire commandostructuur. In het bijzonder waren medewerkers van elite-eenheden gewild – zoals de Amerikaanse Navy SEALs, de Britse SAS of het Russische Alfa Team. Zij hadden speciale training ontvangen en in vergelijking met de gemiddelde militair veel meer ervaring in buitenlandse conflictgebieden. Voor oud-militairen vormden Privaat Militaire Bedrijven een aantrekkelijke alternatieve werkgever van het leger. Velen van hen zaten sinds de demobilisatie zonder werk en konden nu weer aan het werk. Bij Privaat Militair Bedrijven konden zij bovendien veel meer geld verdienen. Schreier en Caparini 2005: 21 – 22, Singer 2003: 53, Ripley, Tim (1997) Mercenaries. Soldiers of Fortune, Bristol: Parragon: 14, Chesterman, Simon (2008) Leashing the Dogs of War: The Rise of Private Military and Security Companies. In: Carnegie Reporter, paper 85, blz. 36 – 44: 38 17 Howe 1998b: 2 18 Onder deze private actoren waren criminele organisaties, terroristen, (oud-)militairen en guerrillagroeperingen. Singer 2003: 51 – 52, 54 – 55
11
te beginnen en vooral om deze te winnen, is dat nu geen vereiste meer. Technologische en financiële ontwikkelingen maakten het voor een grote verscheidenheid aan actoren mogelijk om conflicten te doen escaleren en oorlogen te voeren. 19 Voor alle betrokken partijen bij een conflict is het van imminent belang geworden om op de hoogte te blijven van nieuwe technologische ontwikkelingen, waarbij steeds meer vertrouwd moest worden op PMBs. Op verschillende punten hebben zij bewezen beter ontwikkeld te zijn dan het leger. Het onderhoud en functioneren van bepaalde wapensystemen kan zelfs niet meer zonder de inbreng van PMBs gegarandeerd kan worden.
Door deze ontwikkeling is de grens tussen welke taken aan het leger toebehoren en welke taken aan particulieren toebehoren sterk vervaagd. 20 Een reden dat private bedrijven beter in staat zijn geweest om op de nieuwe ontwikkelingen in te haken, is dat de conventionele manier van oorlogvoering – van staat tegen staat – van minder groot belang is geworden in de huidige wereld van conflict- en oorlogvoering. Legers zijn juist op deze manier van oorlogvoering gericht en getraind en minder op de guerrillatactieken die in de huidige wereld van conflict- en oorlogvoering een steeds grotere rol zijn gaan spelen. 21
1.1.3 Privatiseringsgolf in de jaren negentig De ongekende privatiseringsgolf die in de jaren negentig plaatsvond in de Verenigde Staten, Latijns-Amerika, Europa en de voormalige Sovjetlanden was ook van invloed op de opkomst van PMBs. Privatisering werd gezien als de manier om een efficiëntere en beter functionerende overheid te creëren. Taken waarvan het eerder onbespreekbaar was geweest om deze uit te besteden aan de private sector, werden nu door de overheid afgestoten en aan private bedrijven en organisaties overgelaten. Onder meer het functioneren van gevangenissen, de gezondheidszorg en het onderhoud van de infrastructuur werd in veel landen een taak van de private sector. 22
De economische successen van de jaren negentig en de – vooral in de VS dominante – gedachte dat privatisering tot efficiëntere en beter functionerende overheidsorganen leidt, ging ook aan de militaire sector niet onopgemerkt voorbij. De militaire sector werd verzocht te 19
Zie supra voetnoot 18. Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (AIV) (2007) De Inhuur van Private Militaire Bedrijven: een Kwestie van Verantwoordelijkheid. Advies nr. 59 2007: 7 – 8 20 O’Brien 2002: 4, AIV 2007: 7 – 8 21 AIV 2007: 7 – 8 22 Singer 2003: 66 – 70
12
onderzoeken welke taken zij kon afstoten. In het begin ging dit om taken die eerder door private bedrijven werden uitgevoerd zoals het verwerken van data en het verlenen van medische zorg. Naarmate de tijd verstreek, werd geen enkel militair aandachtsgebied buiten beschouwing gelaten als het om privatisering ging. 23 1.1.4 Politieke ambities vs. militaire mogelijkheden De politieke ambities van landen speelden ook een rol bij de opkomst van PMBs. De politieke ambities van landen strookten namelijk niet altijd met de militaire mogelijkheden Vooral landen die betrekkelijk veel deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties – zoals Nederland – hebben een aantal problemen. Opschorting van de dienstplicht, bezuinigingen op defensiegebied en de uitdagingen die humanitaire interventies en binnenstatelijke conflicten met zich mee brengen, hebben gezorgd voor een tekort aan extra militaire troepen en logistieke ondersteuning. In de toekomst zullen landen hierdoor vaker aangewezen zijn op de inhuur van PMBs willen zij een bijdrage blijven leveren aan dergelijke missies. 24
1.2
De positie van PMBs
Over de positie die PMBs innemen bestaat nog veel onduidelijkheid en discussie. Deze paragraaf heeft als doel meer duidelijkheid te scheppen over de positie die PMBs innemen ten opzichte van de drie-eenheid van oorlogvoering van von Clausewitz: de overheid, het leger en het volk. 25 Allereerst zal worden ingegaan op de klassieke civiel-militaire theorie en vervolgens op de invloed van PMBs op klassieke civiel-militaire relaties.
1.2.1 Klassieke civiel-militaire theorie Civiel-militaire theorie richt zich op de relatie tussen de overheid en het leger en de delicate balans die zij beiden proberen te handhaven. Deze delicate balans bestaat omdat de overheid en het leger zowel de reden voor als de bedreiging voor elkaars voortbestaan vormen. Enerzijds heeft de overheid een effectief en professioneel leger nodig voor haar bescherming en eigen overleving. Daarom voorziet de overheid het leger van militaire middelen en een bepaalde mate van autonomie opdat het leger haar taken goed kan uitvoeren. Het leger heeft bijvoorbeeld de vrijheid om te beslissen welke militaire middelen gebruikt worden om de
23
AIV 2007: 8, Chesterman 2008: 39 Avant, Deborah (2002) Privatizing Military Training. In: Foreign Policy in Focus, vol. 5, nr. 17. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op < http://www.fpif.org/briefs/vol5/v5n17mil.html>, AIV 2007: 8 25 Clausewitz, Carl von (vertaling door Graham, J. J. Maude, F. N.) (2004) On War. New York: Barnes & Noble: 19 24
13
staat te beschermen en te verdedigen. Anderzijds heeft het leger hierdoor wel de militaire middelen in handen om dezelfde staat te vernietigen.26 Binnen civiel-militaire relaties probeert men daarom een evenwicht te vinden tussen de autoriteit, invloed en ideologie van de staat en de autoriteit, invloed en ideologie van het leger. Doel is voor de staat om voldoende controle te behouden over het leger en voor het leger om voldoende autonomie te verkrijgen om haar taak te kunnen volbrengen. 27 De verhoudingen binnen civiel-militaire theorie worden door Huntington als volgt worden omschreven:
“[…] the military profession is monopolized by the state. […] The skill of the officer is the management of violence; his responsibility is the military security of his client, society. The discharge of the responsibility requires mastery of the skill; mastery of the skill entails acceptance of the responsibility. Both responsibility and skill distinguish the officer from other social types. All members of society have an interest in its security; the state has a direct concern for the achievement of this along with other social values; but the officer corps alone is responsible for military security to the exclusion of all other ends”.
28
Volgens Huntington heeft de gehele maatschappij een belang in haar veiligheid. Zowel de overheid, het leger als het volk heeft baat bij een veilige maatschappij. Slechts het leger – onder controle en met goedkeuring van de overheid – is verantwoordelijk voor de militaire veiligheid van haar maatschappij. Militairen dienen een groot verantwoordelijkheidsgevoel te hebben, aangezien zij een essentiële taak vervullen voor de maatschappij en hierbij niet geleid dienen te worden door louter financiële motieven. In plaats daarvan dienen zij geleid te worden door een voorkeur voor het beroep en de sociale verplichting die zij naar de maatschappij toe voelen. Zij worden gestuurd door regels en tradities en voeren alleen de taken uit die zijn goedgekeurd door de maatschappij 29 :
“[…]Does the officer have a professional motivation? Clearly he does not act primarily from economic incentives. In western society the vocation of officership is not well rewarded monetarily. Nor is his behaviour within his profession governed by economic rewards and punishments. The officer is not a mercenary who transfers his services
26
Feaver, Peter D. (1996) The civil-military problematique: Huntington, Janowitz, and the question of Civilian Control. In: Armed Forces and Society, vol. 23, nr. 2, blz. 149 – 178: 150 – 151, Schreier en Caparini 2005: 61 27 Huntington 1957: viii, Feaver 1996: 149, Singer 2003: 196 28 Huntington 1957: 14 – 15 29 Huntington 1957: 9 – 10
14
wherever they are best rewarded, nor is he the temporary citizen-soldier inspired by intense momentary patriotism and duty but with no steadying and permanent desire to perfect himself in the management of violence. The motivations of the officer are a technical love for his craft and the sense of social obligation to utilize this craft for the benefit of society. The combination of these drives constitutes professional motivation.” 30 His behavior within the military structure is governed by a complex mass of regulations, customs, and traditions. His behavior in relation to society is guided by an awareness that his skill can only be utilized for purposes approved by society through its political agent, the state.” 31
Het beheer van geweld is de onderscheidende factor voor militairen ten opzichte van de rest van de maatschappij. 32 In de klassieke civiel-militaire theorie is een duidelijke taak weggelegd voor militairen en de twee andere onderdelen van de drie-eenheid – de overheid en het volk. Het geheel vormt een systeem van checks and balances waar het leger de taak heeft om de staat te beschermen – indien nodig met geweldsmiddelen. De overheid bepaalt waar en wanneer het leger deze middelen mag gebruiken – zij heeft immers het geweldsmonopolie in handen. Het volk controleert op haar beurt weer de staat.
1.2.3 PMBs en hun invloed op civiel-militaire relaties De vraag is in hoeverre het geweldsmonopolie van de staat als vanzelfsprekend en normaal moet worden gezien. Door velen wordt de Vrede van Westfalen van 1648 als het startpunt van het moderne statensysteem gezien. Hier werd volgens hen het soevereiniteitsprincipe geïntroduceerd en kwam het geweldsmonopolie in handen van de staat. Volgens anderen zouden staten echter tot ver in de negentiende, begin twintigste eeuw gebruik hebben gemaakt van private actoren in conflicten en oorlogen en het geweldsmonopolie tot die tijd niet in handen hebben gehad. De concepten van soevereiniteit en het staatsmonopolie op geweld zouden pas tweehonderd jaar na de Vrede van Westfalen als vanzelfsprekend en normaal worden beschouwd. De visie dat het nationale en internationale geweldsmonopolie bij de staat behoort te liggen en het leger de enige legitieme beschermer van de staat is, is volgens hen een relatief nieuwe visie en in de geschiedenis eerder uitzondering dan regel gebleken. 33 De
30
Huntington 1957: 15 Huntington 1957: 15 – 16 32 Vertaling van de term “the management of violence” van Harold Laswell zoals in Huntington 1957: 11 33 Armstrong, Matthew (2007) Private Military Companies, blz. 161 – 190. In: Weber, Jeffrey A. Eliasson, Johan (eds.) (2007) Handbook of Military Administration, CRC Press: 162, Singer 2003: 39 31
15
ophef over de opkomst van PMBs wordt door hen dan ook niet begrepen. Private actoren maken immers langer deel uit van de wereld van conflict- en oorlogvoering dan niet.
Hoewel private actoren al langer bestaan in de wereld van conflict- en oorlogvoering, is het moeilijk om PMBs op een lijn te stellen met de vroegere private militaire actoren. PMBs zijn geëvolueerd tot beter georganiseerde en professionele organisaties. 34 In de twintigste eeuw heeft weinig discussie plaatsgevonden over het geweldsmonopolie van de staat. Echter, door PMBs taken te laten uitvoeren die voorheen exclusief waren voorbehouden aan het staatsleger, verschuiven de verhoudingen binnen de bestaande civiel-militaire relaties. De overheid heeft niet langer het geweldsmonopolie in handen en het leger functioneert niet langer als enige legitieme beschermer van de staat.35 Barack Obama – president van de Verenigde Staten – vatte zijn zorgen als volgt samen:
“[I]f you start making decisions on armed engagement based on the availability of private contractors to fill holes and gaps than over time you are, I believe, eroding the core of our military’s relationship to the nation and how accountability is structured. I think you are privatizing something that is what essentially sets a nation-state apart, which is a monopoly on violence. And to set those kinds of precedents, I think, will lead us over the long term into some troubled waters.” 36
PMBs bevinden zich in een grijs gebied. Zij maken onderdeel uit van het maatschappelijk veld, krijgen hun opdrachten deels toegewezen door de overheid en nemen taken over van het leger. Dit maakt het moeilijk om te bepalen hoe PMBs zich ten opzichte van de staat, het leger en de maatschappij verhouden. 37 Onderzoek hiernaar is nodig. De civiel-militaire verhoudingen zijn veranderd en een aanpassing van de klassieke civiel-militaire theorie is nodig, waarbij rekening wordt gehouden met PMBs. Een aantal criteria is wel ontwikkeld, waarmee bepaald kan worden of PMBs van positieve of negatieve invloed zijn op de civielmilitaire relaties in een land. 38 PMBs kunnen een positieve of stabiliserende factor zijn als: (a)
zij tegenwicht kunnen bieden aan directe lokale bedreigingen;
(b)
hun inhuur het prestige van het lokale leger verbetert;
34
O’Brien 2002: 4, Schreier en Caparini 2005: 6 – 8 O’Brien 2002: 3 – 4 36 Interview met Barack Obama zoals in Defense News, 7 juli 2008. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op 37 Kidwell, Deborah C. (2005) Public War, Private Fight? The United States and Private Military Companies, Occasional paper, nr. 12 voor het Army Combined Arms Center, Combat Studies Institute, blz. 1 – 79: 21, 54 38 Singer 2003: 191 – 206 35
16
(c)
hun inhuur leidt tot een verbetering van de status van het lokale leger;
(d)
zij bepaald werk overnemen van het lokale leger waardoor het lokale leger zelf zich op haar kerntaak – de bescherming van de eigen staat – kan concentreren; en/of
(e)
zij de druk van demobilisatie kunnen wegnemen door afgevloeide lokale soldaten werk te bieden. 39
Een negatieve of destabiliserende factor kunnen PMBs zijn als: (a)
zij het prestige van het lokale leger aantasten;
(b)
hun werknemers meer betaald krijgen dan lokale militairen voor de uitvoering van dezelfde taken;
(c)
hun medewerkers apart worden gehouden van het lokale leger en niet integreren;
(d)
hun officieren in leidinggevende posities worden geplaatst of promoties van lokale militairen in de weg staan; en/of
(e)
hun aanwezigheid leidt tot een mogelijke demobilisatie of het in onbruik raken van het lokale leger. 40
Een algemene conclusie met betrekking tot de invloed van PMBs kan niet getrokken worden. Per case zal bestudeerd moeten worden of zij van positieve of negatieve invloed zijn op de civiel-militaire relaties in een land.
1.3
Huurlingen, Privaat Militaire Bedrijven en Private Veiligheidsbedrijven
Er bestaat verwarring over de te gebruiken termen met betrekking tot de Privaat Militaire Sector. Privaat Militaire Bedrijven en Private Veiligheidsbedrijven worden in veel artikelen ook wel de huurlingen of mercenaries van nu genoemd terwijl tussen Privaat Militaire Bedrijven, Private Veiligheidsbedrijven en huurlingen wel degelijk een onderscheid te maken is. 41 Deze paragraaf heeft tot doel duidelijkheid te scheppen in de terminologie en duidelijke omschrijvingen
en
definities
van
zowel
Privaat
Militaire
Bedrijven,
Private
Veiligheidsbedrijven als huurlingen te geven.
1.3.1 Huurlingen vs. PMBs en PVBs De term huurlingen heeft een veelal negatieve connotatie. Huurlingen worden ook wel soldiers of fortune of dogs of war genoemd. Traditioneel worden zij gedefinieerd als soldaten
39
Singer 2003: 200 – 205 Singer 2003: 191 – 200 41 Shearer, David (1998) Outsourcing War. In: Foreign Policy, nr. 112, blz. 68 – 81: 68 40
17
die ingehuurd worden door een buitenlandse regering of rebellengroepring en direct deelnemen aan een conflict. Hun deelname vindt plaats op basis van individuele keuze en buiten de autoriteit van hun thuisland om en wordt grotendeels gemotiveerd door persoonlijk financieel gewin. 42
In zekere zin zijn Privaat Militaire en Veiligheidsbedrijven te vergelijken met huurlingen. Zij mengen zich allebei in niet-nationale conflicten, worden ingehuurd door regeringen en rebellengroeperingen en hun motivatie is (voornamelijk) gebaseerd op financieel gewin. Het verschil tussen dergelijke bedrijven en huurlingen is echter dat huurlingen gedwongen zijn zich te richten op één klant en één conflict tegelijkertijd en hun diensten zich vaak beperken tot direct combat en lichte militaire training. Logistieke ondersteuning, consulting-missies met betrekking tot de structuur van het leger, communicatie of infrastructuur en grootschalige militaire training kunnen zij niet bieden. Het ontbreekt hen simpelweg aan voldoende kapitaal, middelen, organisatie en professionaliteit om op dezelfde schaal en diepte als Privaat Militaire en Veiligheidsbedrijven diensten aan te bieden. 43 Belangrijker is dat PMBs en PVBs in tegenstelling tot huurlingen veelal als legale actoren worden beschouwd. De bedrijven concurreren met elkaar op een open markt en zijn contractueel gebonden aan hun cliënten. Zij adverteren welke diensten zij aanbieden en zijn duidelijk zichtbaar. 44 Dit in tegenstelling tot huurlingen die hun eigen bestaan vaak proberen te ontkennen en niet worden beschouwd als legale actoren. Ook worden PMBs en PVBs vaak door regeringen ingehuurd om hun positie te versterken. Huurlingen richten zich vaker op het verzwakken en ondermijnen van de autoriteit van regeringen. 45
1.3.2 Privaat Militaire Bedrijven Privaat Militaire Bedrijven – die ook wel bekend zijn onder de term Private Military Contractors en Private Military Firms – worden door sommigen omschreven als de geëvolueerde versie van de vroegere huurlingen. 46 In tegenstelling tot de vroegere huurlingen
42
Een officiële definitie van de term huurlingen is te vinden in hoofdstuk 3 Huidige wetgeving en regulering, 3.1.3 Artikel 47 Protocol I (1977). Beyani en Lilly 2001: 15, Shearer 1998: 68 43 Schreier en Caparini 2005: 17 44 Zo stellen althans de voorstanders van PMBs. Tegenstanders bestrijden dit. Hierover meer in hoofdstuk 2 Privaat Militaire Bedrijven: Pros vs. Cons, 2.2.1 Alleen politieke kosten omlaag door PMBs. 45 Beyani en Lilly 2001: 16, Schreier en Caparini 2005: 8 46 O’Brien, 2002: 4
18
zouden zij wel gezien worden als legitieme oplossing voor de problemen van sommige overheden, legers, organisaties en groeperingen. 47 PMBs zijn door winst gedreven organisaties met een moderne bedrijfsstructuur die diensten aanbieden die direct of indirect verbonden zijn met oorlogvoering in ruil voor een financiële vergoeding. 48 PMBs variëren van kleine consultingbedrijven tot grote transnationale bedrijven die logistieke ondersteuning verlenen en militair materieel leveren. Hun taken variëren hierbij van de aanvoer van voedselvoorraden en brandstof, het trainen van troepen tot het onderhoud van militair materieel, het uitvoeren van verkenningsmissies en het verzamelen en analyseren van inlichtingen en data. De daadwerkelijke uitvoering van missies waarbij wapens en geweld gebruikt worden, behoort ook tot het dienstenaanbod van PMBs. Zelden slechts worden grote gevechtsoperaties geheel zelfstandig door PMBs uitgevoerd. Zij dienen bij grote gevechtsoperaties vaak alleen ter ondersteuning van de reguliere strijdkrachten. 49 Behalve rondom huurlingen, bestaat ook veel onduidelijkheid en discussie rondom PMBs. In internationale verdragen en wetgeving is van PMBs alsook van PVBs geen definitie te vinden. De bedrijven zelf, maar ook overheden, NGO’s en organisaties zoals de VN hanteren daarom allen een andere definitie. 50 In deze scriptie wordt van de volgende definitie uitgegaan: “a company that provides, for a profit, services that were previously carried out by a national military force, including military training, intelligence, logistics, and offensive combat, as well as security in conflict zones.” 51
1.3.3 Private Veiligheidsbedrijven Private Veiligheidsbedrijven zijn – net als PMBs – door winst gedreven organisaties. Zij bieden diensten aan die zich richten op de bescherming en beveiliging van vooral private entiteiten. Gedurende lange tijd zijn Private Veiligheidsbedrijven met name actief geweest op nationaal gebied en dan vooral in de beveiligingssector en op het gebied van 47
Schreier en Caparini 2005: 7, 20 Singer 2003: 8 49 Schreier en Caparini 2005: 18 – 19, O’Brien 2002: 8 50 Schreier en Caparini 2005: 17 51 Gekozen is hier voor een definitie die is opgenomen in verschillende rapporten van het Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces, een gezaghebbende autoriteit op het gebied van Privaat Militaire Bedrijven en Private Veiligheidsbedrijven. Hierbij bewust zijnde van de discussie over het geweldsmonopolie van de staat en de relatief recente intrede van nationale legers als enige legitieme beschermer van de staat. Zie voor meer informatie hierover paragraaf 1.2 De positie van PMBs. Goddard, S. (2001) The Private Military Company zoals geciteerd in Schreier en Caparini 2005: 18. 48
19
risicomanagement. De activiteiten van Private Veiligheidsbedrijven zijn de afgelopen jaren in het buitenland enorm uitgebreid. Veiligheidsbedrijven bieden in het buitenland voornamelijk bescherming en beveiliging aan multinationals, regeringsfunctionarissen, overheidspersoneel en –materieel, ambassades en andere organisaties en internationale instituties (VN, NGO’s, etc.). Zij trainen daarnaast politie-, beveiligings- en paramilitaire strijdkrachten en beschermen belangrijke infrastructuur, energieproductie en –transporten en konvooien tegen lokale warlords, criminelen en plunderaars. 52 In deze scriptie wordt van de volgende definitie van PVBs uitgegaan: “A Private Security Company is a registered civilian company that specializes in providing contract commercial services to domestic and foreign entities with the intent to protect personnel and humanitarian and industrial assets within the rule of applicable domestic law”.
53
Op papier is het mogelijk een duidelijk onderscheid te maken tussen PMBs en PVBs. PMBs zouden een meer actieve en offensieve rol met hard power gericht op militaire acties bekleden. PVBs zouden daarentegen een meer passieve en defensieve rol met soft power gericht op bescherming en beveiliging bekleden. In de praktijk blijkt het echter niet altijd mogelijk een duidelijk onderscheid tussen PMBs en PVBs te maken. Beide typen bedrijven bieden beveiliging en bescherming aan verschillende entiteiten aan waarbij hetzelfde bedrijf vaak meerdere diensten aanbiedt en hierdoor op zowel militair als veiligheidsgebied actief is en zowel een actieve als passieve rol bekleedt. 54 1.4
Resumerend: de Privaat Militaire Sector ontleed
De politieke onwil of onkunde van landen en organisaties om te interveniëren in conflict- en oorlogssituaties leidde na de Koude Oorlog tot een stijging van het aantal interne en externe conflicten. De stijging van het aantal conflicten gecombineerd met de meer lokale manier van
52
Beyani en Lilly 2001: 18, Schreier en Caparini 2005: 29, 31 – 33, O’Brien 2002: 7 – 8 Zie supra voetnoot 51. Schreier en Caparini 2005: 26 54 Gezien de verwarrende en onduidelijke scheidslijnen binnen de Privaat Militaire Sector is besloten om in het vervolg van deze scriptie alleen te verwijzen naar Privaat Militaire Bedrijven (PMBs) en niet naar andere termen zoals Private Veiligheidsbedrijven (PVBs), Privaat Militaire Firma’s, Private Military Contractors, Private Security Contractors en Private Military Companies. Dit om verdere verwarring en onduidelijkheid met betrekking tot de terminologie te voorkomen en geen scheidslijnen te trekken binnen de Privaat Militaire Sector waar deze niet mogelijk zijn. Hoewel de overige termen in deze scriptie niet gebruikt zullen worden, betekent dit niet zij in deze scriptie buiten beschouwing worden gelaten. Zij worden in het vervolg van deze scriptie onder de noemer Privaat Militaire Bedrijven (PMBs) geschaard. AIV 2007: 6 – 7, Schreier en Caparini 2005: 30, Singer 2003: 88 – 90, O’Brien 2002: 9 53
20
oorlogvoering, de belangrijker wordende technologie van de private sector in oorlogvoering, de druk om overheidsdiensten te privatiseren en de politieke ambities die niet altijd strookten met de militaire mogelijkheden zorgden voor een toevlucht naar de diensten van PMBs. 55 Hier was niet iedereen een voorstander van. Critici wezen op de grote onduidelijkheid omtrent de precieze activiteiten van PMBs en de mogelijk negatieve invloed van PMBs op de civielmilitaire relaties van landen waar zij actief zijn. 56 In het volgende hoofdstuk zal hier verder op worden ingegaan en komen de voor- en tegenstanders van PMBs aan het woord.
55 56
Singer 2003: 49 – 70, AIV 2007: 7 – 8, Schreier en Caparini 2005: 3 – 6 en Chesterman 2005: 38 – 39 Singer 2003: 191 – 200
21
2
Privaat Militaire Bedrijven: Pros vs. Cons “We do whatever we can to reduce costs to the taxpayers. And if there are functions that can be outsourced, we ought to do them. If there are others that lend [themselves] only to military functions and duties that can only be performed by military personnel, then those should not be.” - John McCain, VS-senator en oud-presidentskandidaat57
Tussen de voor- en tegenstanders van PMBs vindt een fel debat plaats. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste politieke, militaire, maatschappelijke en economische argumenten van beide partijen besproken.
2.1
Argumenten van voorstanders
Voorstanders zien de opkomst van Privaat Militaire bedrijven als een positieve en gunstige ontwikkeling. In deze paragraaf worden hun belangrijkste argumenten uiteengezet.
2.1.1
Grotere efficiëntie door privatisering
Vooral in de meer kapitalistisch georiënteerde Verenigde Staten is men overtuigd van de meerwaarde van het privatiseren van overheidsdiensten. Argumenten zijn met name geïnspireerd door de vrije markteconomie: arbeidsspecialisatie, hogere efficiëntie en een focus op de kerncompetenties zouden tot een hogere output tegen lagere overheidsuitgaven leiden. In de VS zou door middel van privatisering op federaal niveau al een kostenbesparing bereikt zijn van 30%. Naast de lagere uitgaven krijgt de overheid tevens de mogelijkheid zich te richten op haar kerntaken. 58 Voor het leger geldt hetzelfde. Ook zij zou een grotere efficiëntie kunnen bereiken en zich beter op haar kerntaken kunnen concentreren als zij een deel van haar taken zou uitbesteden. Alle taken en diensten die niet met de kerntaak van het leger – de bescherming van de eigen natie – verbonden zijn, zouden moeten worden uitbesteed aan private bedrijven. Private bedrijven zouden bijvoorbeeld drugsbestrijding en peacekeeping en nation-building-missies van het leger kunnen overnemen. 59 57
Interview met John McCain zoals in Army News, 16 oktober 2007. Laatst geraadpleegd op 13 op . 58 Defense Science Board Washington DC (1996) Report of the Defense Science Board Task Force on Outsourcing and Privatization, blz. 1 – 156: 4 59 Onder meer de regering van George W. Bush maakte zich zorgen over de inzet van Amerikaanse troepen in vredesmissies. Deze troepen waren namelijk niet beschikbaar om de eigen natie te beschermen. Serafino, Nina M. (2007) Peacekeeping and Related Stability Operations: Issues of U.S. Military Involvement, blz. 53 – 72. In:
22
2.1.2
Flexibeler dan regulier leger
PMBs zijn efficiënter en flexibeler dan reguliere staatslegers en multinationale troepenmachten, omdat zij om te overleven op de veiligheidsmarkt aantrekkelijk dienen te blijven
voor
opdrachtgevers.
Efficiëntie,
competitiviteit
en
een
goede
prijs/kwaliteitverhouding zijn voor hen noodzakelijk. Door een hogere efficiëntie en meer flexibiliteit zijn zij in staat sneller troepen te leveren dan staten of multinationale organisaties. Zij kunnen daarom van grote waarde zijn voor de internationale veiligheid. 60 Ook hebben PMBs meer ervaring en een duidelijkere commandostructuur dan de ad hoc samengestelde multinationale troepenmachten. PMBs zijn hierdoor in staat missies beter en sneller uit te voeren. 61 In het geval van geavanceerde wapen- en technologiesystemen is het efficiënter om het beheer en onderhoud over te laten aan de bedrijven die ze hebben ontwikkeld.62 Steeds vaker zijn dit PMBs die naast personeel met een rijk militair verleden ook personeel in dienst hebben die gespecialiseerd verstand van wapen- en technologiesystemen. 63 In de Verenigde Staten leveren PMBs al veel producten en diensten aan de overheid. Het Ministerie van Defensie neemt al geruime tijd helikopters, tanks, bommenwerpers, afluisterapparatuur en spionagevliegtuigen af bij PMBs en de Amerikaanse luchtmacht heeft het onderhoud van haar luchtvaartvloot grotendeels uitbesteed aan PMBs. In het verleden onderhield de luchtmacht haar vloot zelf. Het onderhoud was toen niet voorbehouden aan één afdeling, maar verspreid over tientallen defensie- en luchtmachtafdelingen. Dit ging ten koste van de efficiëntie en de kwaliteit van het onderhoud. Daarom werd besloten het onderhoud en beheer te delegeren aan de bedrijven die de helikopters en vliegtuigen hadden ontwikkeld: “We keep the team [together] that was created in production. [...] The government can manage the vendor instead of trying to manage all those pieces.” 64
Gerbick, Keith D. Browne, Marjorie Ann Serafino, Nina M. Weiss, Martin A. (2007) Peacekeeping and Stability Issues. Nova Science Publishers: 54 – 55.Schreier en Caparini 2005: 80, 82 60 Howe, Herbert (1998a) Private Security Forces and African Stability: The Case of Executive Outcomes. In: Journal of Modern African Studies, vol. 34, nr. 2, blz. 307 – 331: 308 – 309, Schreier en Caparini 2005: 80 61 Howe 1998a: 308 – 309, Hendershot, Chris (2008) Privatizing Peace. YCISS Working Paper, nr. 48, blz. 1 – 15: 4 – 5 62 Ballard, Kyle M. The Privatization of Military Affairs: A Look into the Private Military Industry, Paper voor The New Hampshire Institute of Politics, blz. 1 – 26: 9. Zoals geraadpleegd op 22 april 2009 op , Schreier en Caparini 2005: 82 63 Howe 1998a: 308 – 309, Schreier en Caparini 2005: 80 64 Aldus Grover Dunn, directeur onderhoud binnen de Amerikaanse luchtmacht. In: Butler, Amy (2001) Loggies v. Contractors. In: Air Force Magazine: Journal of the Air Force Association, vol. 84, nr. 1, blz. 70 – 74: 73
23
De Amerikaanse luchtmacht en het Ministerie Defensie werken op een case-by-case basis met PMBs en verhogen zo de kwaliteit van de geleverde producten tegen lagere kosten. Door met bedrijven op een case-by-case basis te werken, bevordert men ten eerste de competitiviteit tussen bedrijven. Bedrijven dienen om aantrekkelijk te blijven voor opdrachtgevers goede service en producten te leveren en innovatief te zijn. Ten tweede vermindert men de personeels- en opleidingskosten. Bedrijven – en niet de overheid – zijn verantwoordelijk voor de opleiding en het up-to-date houden van hun personeel. 65
2.1.3 PMBs zijn kosteneffectiever PMBs zijn naast efficiënter en flexibeler ook kosteneffectiever. PMBs zijn over het algemeen sneller inzetbaar en goedkoper dan een regulier staatsleger of een multinationale troepenmacht. 66 In tegenstelling tot bij een regulier staatsleger kosten werknemers van PMBs regeringen slechts geld wanneer zij worden ingezet of actief zijn. PMBs worden per missie betaald en niet – zoals militairen van een staatsleger – in vredestijd doorbetaald. 67 PMBs zijn daarnaast goedkoper omdat zij gebruik maken van de diensten van lokale mensen en bedrijven. Het bedrag dat aan lokale adviseurs en bedrijven wordt betaald, is vaak een fractie van het bedrag dat aan Westerse soldaten, adviseurs en bedrijven moet worden betaald. Ook hoeven PMBs voor hen geen woon- en leefvoorzieningen of transportkosten te betalen. Een bijkomend voordeel is bovendien de kennis die lokale mensen en bedrijven hebben over de lokale gebruiken, normen en politieke en maatschappelijke situatie. 68 Een voorbeeld van de kosteneffectiviteit van PMBs is het optreden van het Zuid-Afrikaanse Executive Outcomes in Sierra Leone. In mei 1995 sloot het bedrijf een contract af met de regering van Sierra Leone. In ruil voor ongeveer US$ 2 miljoen per maand zou Executive Outcomes de regering helpen de controle over het land terug te winnen en de rebellen te verdrijven. Executive Outcomes was uiteindelijk 22 maanden in Sierra Leone actief en wist de rust in deze periode te herstellen voor in totaal US$35 miljoen. 69 De VNoberservatiemacht – die pas na ondertekening van het vredesakkoord actief was in Sierra
65
Ballard: 8 – 9 Hendershot 2008: 4 – 5, Howe 1998a: 308 67 Elsea, Jennifer K. Schwartz, Moshe, Nakamura, Kennan H. (2008) Private Security Contractors in Iraq: Background, Legal Status, and Other Issues, CRS Rapport for Congress, blz. 1 – 56: 49, Schreier en Caparini 2005: 80, Howe 1998b: 4 68 Elsea e.a. 2008: 49 69 Over de precieze toedracht van het conflict in Sierra Leone en de betrokkenheid van het bedrijf in hoofdstuk 4: Executive Outcomes in Sierra Leone meer. 66
24
Leone – kostte in verhouding veel meer. De VN-oberservatiemacht was slechts acht maanden in Sierra Leone en kostte US$47 miljoen. 70
2.1.4
Voordelen voor regeringen, NGO’s en de VN
In veel Westerse landen is de wil om te interveniëren in andere landen sterk afgenomen na de Koude Oorlog. De bevolking ziet er de noodzaak niet van in te interveniëren in conflictsituaties die geen directe bedreiging voor het eigen voortbestaan vormen. Door deze maatschappelijke onwil is ook de politieke wil van regeringen om in te grijpen afgenomen. 71 De politieke en financiële kosten wegen voor regeringen vaak niet op tegen de baten. Het risico op slachtoffers aan eigen zijde en als gevolg hiervan een verlies aan kiezers en binnenlandse politieke steun weerhoudt regeringen van interventies. 72 Door PMBs in te zetten zou het risico voor regeringen op een negatieve backlash kleiner worden – body bags van werknemers van militaire bedrijven worden immers niet opgenomen in de officiële dodenaantallen. De politieke wil om te interveniëren wordt hierdoor vergroot en het risico op escalatie van conflicten en humanitaire rampen verminderd. 73
Ook voor NGO’s, ontwikkelingswerkers en bedrijven kunnen PMBs uitkomst bieden. In de jaren negentig hebben NGO’s, ontwikkelingswerkers en bedrijven te maken gekregen met een sterke toename van geweld gericht tegen hen. In een aantal gevallen konden regeringen hun veiligheid niet garanderen en werd aangeraden PMBs in te huren. In een enkel geval werden NGO’s en bedrijven zelfs verplicht gesteld om PMBs in te huren. Een voorbeeld hiervan was de Angolese regering die buitenlandse bedrijven en investeerders in mijn- en oliegebieden verplichtte PMBs in te huren ter bescherming. 74
Verder zou ook de VN van de diensten van PMBs kunnen profiteren. Voor de VN is het een groot probleem om snel troepen te leveren in probleem- en conflictgebieden. Allereerst duurt
70
Een hele VN-vredesoperatie had per jaar meer dan US$500 miljoen gekost. Aldus de Speciaal Vertegenwoordiger van de VN voor Sierra Leone. In: Schreier en Caparini 2005: 19, Brayton, Steve (2002) Outsourcing War: Mercenaries and the Privatization of Peacekeeping. In: Journal of International Affairs, vol. 55, nr. 2., blz. 303 – 329: 313 71 Singer 2003: 58, Howe 1998b: 4 72 Schreier en Caparini 2005: 81, Howe 1998a: 309 73 Schreier en Caparini 2005: 86 74 Gebaseerd op een interview van David Isenberg met professor Herbert Howe van de Georgetown University, School of Foreign Service op 24 oktober 1997. In: Isenberg, David (1997) Soldiers of Fortune Ltd.: A Profile of Today's Private Sector Corporate Mercenary Firms. Rapport voor het Center for Defense Information Monograph. Howe 1998b: 4
25
het bureaucratische besluitvormingsproces voor VN-missies erg lang. 75 Daarnaast heeft de VN geen eigen troepenmacht tot haar beschikking waardoor zij bij missies niet alleen in politiek en financieel opzicht afhankelijk is van haar leden, maar ook wat betreft personeel. Bij leden bestaat echter niet altijd de politieke wil om troepen te leveren waardoor de samenstelling van een troepenmacht vaak lang duurt. Tegen de tijd dat de VN een troepenmacht heeft weten samen te stellen en heeft uitgezonden naar een probleemgebied is veel tijd verstreken. Situaties kunnen dan inmiddels verslechterd of geëscaleerd zijn. 76 Naast kritiek op het lange besluitvormingsproces voorafgaand aan troepenuitzending bestaat ook kritiek op de kwaliteit van de VN-troepen. VN-troepen uit ontwikkelingslanden zouden vaak slecht getraind, bewapend en voorbereid zijn op missies. De samenwerking binnen multinationale troepenmachten zou ook niet altijd optimaal verlopen en de VN zou onvoldoende capaciteit hebben om op een continue basis peacekeepers in conflictgebieden te houden. 77 Voor al deze problemen zouden PMBs uitkomst kunnen bieden. Zeker aangezien bij de VN wel een sense of urgency bestaat om sneller en effectiever in te grijpen. 78 PMBs zouden de tekorten bij VN-missies kunnen opvullen wanneer leden niet in staat blijken snel of voldoende troepen te leveren. PMBs zijn snel inzetbaar, goed getraind en bewapend en vaak ook kosteneffectiever. 79
Ook kan verslechtering of escalatie van conflicten door de inhuur van PMBs voorkomen worden. Een voorbeeld hiervan had de genocide in Rwanda kunnen zijn. Kofi Annan – toenmalig secretaris-generaal van de VN – zei over de genocide in Rwanda waarbij ruim 800.000 Tutsis omkwamen: “If I had fire power and men — well trained and well equipped — I could have saved hundreds and thousands of lives.” 80 Mogelijk had Annan de vuur- en mankracht gehad als de VN op het aanbod van Executive Outcomes was ingegaan. Het ZuidAfrikaanse Executive Outcomes bood de VN aan namens de organisatie te interveniëren in Rwanda. Het bedrijf stelde binnen veertien dagen de eerste troepen in Rwanda gestationeerd te kunnen hebben en binnen zes weken ruim 1500 man in het land gevestigd te kunnen hebben. Zij zouden worden ondersteund door de eigen lucht- en wapenmacht van EO. Volgens een schatting van EO zouden binnen zes maanden safe havens voor vluchtelingen 75
Lilly, Damian (2000) The Privitization of Peacekeeping: Prospects and Realities, artikel voor het Disarmament Forum, blz. 53 – 62: 55 76 Davies, Karen, Genocide in Rwanda Could Have Been Prevented, 5 mei 1998, Patriot News, Harrison. 77 Lilly 2000: 54, Schreier en Caparini 2005: 81 78 Davies 1998 79 Howe 2008: 5 – 6, Herbert 1998: 308 – 309 80 Davies 1998, Brayton 2002: 321
26
zijn gecreëerd en grote delen van het land zijn veiliggesteld. 81 De VN overwoog het aanbod serieus, maar sloeg het af, omdat onduidelijk was wie de kosten van de operatie op zich zou nemen. 82 De kosten van de missie van EO zouden op US$ 600.000 per dag neerkomen en totaal op US$ 150 miljoen. De latere VN-missie in Rwanda – UNAMIR II – viel veel duurder uit. UNAMIR II kostte per dag ruim US$ 3 miljoen en kwam op een totaal van US$ 750 miljoen uit. Veel belangrijker was dat de vredesmissie van de VN pas arriveerde nadat de genocide al had plaatsgevonden en het kwaad geschied was. 83
2.1.5 Onnodige ophef over de inzet van PMBs De felle weerstand tegen de opkomst van PMBs is volgens voorstanders vreemd. De visie dat de staat het nationale en internationale geweldsmonopolie dient te bezitten is volgens hen een relatief nieuwe visie en in de geschiedenis eerder uitzondering dan regel. 84 Private actoren hebben sinds de eerste oorlogen gevoerd werden, een belangrijke rol gespeeld in de wereld van conflict- en oorlogvoering en zijn dit blijven doen tot ver in de negentiende eeuw. Pas toen werd de rol van private actoren in conflict- en oorlogvoering geminimaliseerd en maakten zij plaats voor het idee dat de staat het geweldsmonopolie dient te bezitten en het leger de enige legitieme beschermer van de staat is. 85 Private actoren zijn volgens hen slechts tijdelijk afwezig geweest in de wereld van conflict- en oorlogvoering en hebben hun herintrede gemaakt. 2.1.6 PMBs zijn onmisbaar Sinds begin jaren negentig zijn veel landen en organisaties – zoals de Verenigde Staten en de VN – in toenemende mate gebruik gaan maken van de diensten van de Privaat Militaire Sector. 86 Zij voorziet in de beveiliging van bedrijven, overheidsafdelingen en NGO’s, ondersteunt nationale legers en internationale troepenmachten in oorlogen, conflicten,
81
Singer 2003: 185 – 186, Hendershot 2008: 4 Singer 2003: 185 83 Singer 2003: 185 – 186, Hendershot 2008: 4 84 Singer 2003: 39 85 Armstrong 2007: 162 86 Zo zijn volgens eigen onderzoek van de International Peace Operations Association (IPOA) – een zelfreguleringinitiatief van de Amerikaanse Privaat Militaire Sector – regeringen verreweg de grootste afnemers van hun diensten. Ruim 60% van alle missies en opdrachten wordt uitgevoerd op hun aanvraag. Echter ook de private sector is een grote afnemer van hun diensten, ongeveer 30% wordt door hun afgenomen. NGO’s en individuen zijn minder grote afnemers met aandelen van respectievelijk 3% en 6%. Ook zij nemen echter steeds meer diensten af bij Privaat Militaire Bedrijven. Messner, J.J. (2007) Ethical security: The Private Sector in Peace and Stability Operations. Monograph nr. 139. Laatst geraadpleegd op 5 april 2009 op , Schreier en Caparini 2005: 1 82
27
vredesmissies
en
reconstructiewerkzaamheden,
maar
onderhoudt
en
beheert
ook
wapensystemen, verwerkt data en intelligence en zorgt voor de aanvoer van brandstof- en voedselvoorraden van troepen. De veelzijdigheid van hun dienstenaanbod in combinatie met de afbouw van nationale legers heeft er in geresulteerd dat staten sterk zijn gaan vertrouwen op de Privaat Militaire Sector. Staten zouden inmiddels dusdanig veel diensten afnemen bij PMBs dat staten niet meer zonder hen zouden kunnen – zelfs als dit hun streven zou zijn. 87
2.2
Argumenten van tegenstanders
In deze paragraaf worden de belangrijkste argumenten van tegenstanders van PMBs uiteengezet.
2.2.1 Alleen politieke kosten omlaag door PMBs Bewijs dat PMBs kosteneffectiever zijn dan reguliere staatslegers ontbreekt. Door de grote onduidelijkheid omtrent de contracten, kosten en prestaties van PMBs is het moeilijk een kosten-batenanalyse te maken en zijn systematische studies niet mogelijk. 88 Het idee van een competitieve markt waar militaire bedrijven hun diensten tegen een zo laag mogelijke prijs aanbieden, is een illusie. PMBs werken op een markt waar de concurrentie tussen het gelimiteerde aantal aanbieders minimaal is 89 :
“Outsourcing works well when there’s genuine competition among suppliers; that’s when the virtues of the private sector come into play. But in the market for big military contracts the bidders tend to be the usual few suspects, so that the game resembles the American auto or steel industries before Japan and Germany became major players: more comfortable than competitive. Sometimes the lack of competition is explicit: many of the contracts for rebuilding Iraq were handed out on a no-bid basis. And many of them are “cost-plus” contracts. This means that the contractors’ profit is a percentage of their costs, which gives them an incentive to keep those costs high. That’s hardly a recipe for efficiency or rigor.” 90
87
Beyani en Lilly 2001: 18, Schreier en Caparini 2005: 18 – 19, 29, 31 – 33 Elsea e.a. 2008: 2 89 Schreier en Caparini 2005: 83 90 James Surowiecki in Isenberg, David (2004) A Fistful of Contractors. The Case for a Pragmatic Assessment of Private Military Companies in Iraq. Onderzoeksrapport nr. 4 voor de British America Security Information Council, blz. 1 – 138: 17 88
28
Een voorbeeld hiervan is het contract dat Blackwater had afgesloten met de ESS Support Services Worldwide (ESS). 91 ESS was door de Amerikaanse overheid ingehuurd om in Irak adviezen te leveren over verschillende reconstructiewerkzaamheden. Voor de beveiliging van haar personeel had ESS Blackwater ingehuurd. Na onderzoek van het Amerikaanse Congres bleken de kosten erg hoog uit te vallen. De uiteindelijke kosten bleken vier tot tien keer hoger uit te vallen dan wanneer gebruik was gemaakt van militairen uit het leger om het personeel te beveiligen. 92 Uit het onderzoek bleek dat Blackwater haar personeel zelf US$500 per dag betaalde, maar bedragen tussen de US$ 815 en US$ 1.075 in rekening bracht bij ESS. Jaarlijks resulteerde dit in US$ 300.000 tot US$ 400.000 per werknemer. Daar bovenop kwamen voor ESS de kosten voor huisvesting, levensmiddelen en verzekeringen en de kosten die het Regency Hotel & Hospital Company in rekening bracht. Het Regency Hotel & Hospital Company was een bedrijf uit Koeweit dat met Blackwater samenwerkte in Irak. Dit bedrijf bracht nog US$ 285 tot US$ 425 per werknemer per dag in rekening bij ESS. De totaalkosten kwamen op bedragen tussen de US$ 1.100 en US$ 1.500 per dag per werknemer en tussen de US$ 400.000 en US$ 550.000 per jaar per werknemer. Ter vergelijking: de taken die Blackwater en het Regency Hotel & Hospital Company in Irak uitvoerden, zouden in het Amerikaanse leger worden uitgevoerd door militair met sergeantrang – wiens salaris afhankelijk van het aantal dienstjaren – zou neerkomen op een bedrag variërend van US$ 140 tot US$190 per dag en van US$ 50.000 tot US$ 70.000 per jaar. 93
De politieke kosten gaan door het gebruik van PMBs voor beleidsmakers en politici omlaag, maar de vraag is of dit een goede ontwikkeling is. Een incorrecte of in ieder geval onvolledige weergave van de werkelijkheid wordt zo door beleidsmakers en politici aan het parlement, de media en volk gepresenteerd. Door niet-militaire dodelijke en gewonde slachtoffers niet mee te rekenen in officiële cijfers, hoeven politici zich hiervoor niet te verantwoorden. Medewerkers van PMBs zijn immers geen onderdeel van de reguliere strijdkrachten, maar werkzaam in de private sector. 94 Het Pentagon houdt bijvoorbeeld niet bij hoeveel dodelijke en gewonde slachtoffers bij PMBs zijn gevallen in Irak. Verschillende onderzoeken hielden 91
ESS Support Services Worldwide is een Amerikaanse multinational die verschillende mijn-, bouw-, olie- en defensie-industrieën van adviezen en ondersteunende diensten voorziet. 92 Majority Staff, Memorandum to Members of the Committee on Oversight and Government Reform, 7 februari 2007, blz. 1 – 7: 4 – 5 Laatst geraadpleegd op 25 april 2009 op 93 Majority Staff 2007: 4 – 5 94 Miller, Ken Outsource This, 6 mei 2004, artikel voor het Center for American Progress. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op , Schreier en Caparini 2005: 86
29
het aantal dodelijke slachtoffers bij PMBs in 2007 op 312, maar onduidelijkheid bestaat over het precieze aantal, dat mogelijk veel hoger ligt. 95
2.2.2 Gebrek aan een centraal toezicht op PMBs De controle en het toezicht op PMBs is onvoldoende. Zeker wanneer PMBs in het buitenland actief zijn is de controle en het toezicht minimaal en wordt bij de ontdekking van misdragingen of criminele activiteiten weinig actie ondernomen. Veel landen waar PMBs actief zijn, ontbreekt het aan effectieve en functionerende instituties. Zij kunnen PMBs in geval van misstanden of criminele activiteiten niet vervolgen, omdat het hen ontbreekt aan een functionerende rechtsprekende macht. Bedrijven zijn vaak terughoudend als het gaat om het ontslaan of uitleveren van werknemers aan autoriteiten; zij vrezen de negatieve publiciteit en afschrikking van potentiële klanten. 96 Een bekend voorbeeld hiervan is het optreden van Dyncorp International na haar operatie in Bosnië. Tijdens haar operatie voor de Amerikaanse overheid in Bosnië raakten werknemers van Dyncorp International betrokken bij verschillende criminele activiteiten: de vervalsing van officiële documenten, drugs- en vrouwenhandel en verkrachting. 97 Twee klokkenluiders brachten de zaak aan het licht. Dit werd hen niet in dank afgenomen. De klokkenluiders werden bedreigd, gedegradeerd in rang en uiteindelijk ontslagen. De werknemers die betrokken waren bij de criminele activiteiten werden daarentegen niet ontslagen of vervolgd en ook het bedrijf ondervond weinig negatieve gevolgen van het incident. 98 Zo sloot het bedrijf een nieuw contract met de Amerikaanse overheid om Iraakse politieagenten te trainen, waarvan de totaalwaarde tot US$ 250 miljoen kan oplopen. 99 Dit toont aan hoe minimaal de controle op PMBs is door opdrachtgevers en hoe groot de onwil bij PMBs is om misstanden en crimineel gedrag van personeel grondig aan te pakken. 100 Zelfs als de werknemers door Dyncorp International ontslagen zouden zijn, zouden zij snel werk kunnen vinden bij een andere firma, omdat een centraal overzicht of een ‘zwarte lijst’ van ontslagen werknemers of werknemers met een strafblad ontbreekt. 101
95
Majority Staff 2007: 2 Singer, Peter (2004b) Should humanitarians use private military services? In: Humanitarian Affairs Review, blz. 14 – 17: 16 – 17 97 Van het hoofd van de Bosnië-missie verscheen zelfs een video waarop te zien was hoe hij twee jonge vrouwen verkrachtte. 98 Singer, Peter (2004c) War, Profits, and the Vacuum of Law: Privatized Military Firms and International Law. In: Columbia Journal of Transnational Law, blz. 521- 550: 524 – 525, Singer 2004b: 17 99 Isenberg, David There’s No Business Like the Security Business, Asia Times Online, 30 april 2003. Laatst geraadpleegd op 21 april 2009 op 100 Singer 2004b: 17 101 Chesterman 2008: 44, Singer 2004b: 17 96
30
Ook ontbreekt het vaak aan een grondige screening van de opleidingsachtergrond van werknemers van PMBs door werk- en opdrachtgevers. Werknemers van PMBs kunnen hierdoor taken uitvoeren waarvoor zij niet de juiste opleiding en training hebben gevolgd. Dit kan – zoals in het geval van Abu Ghraib – rampzalige gevolgen hebben. Volgens een onderzoek naar de mishandeling en marteling van gevangenen in de Abu Ghraib-gevangenis in Irak ontbrak het 35% van de ondervragers van PMBs aan de formele militaire training hiervoor. De mishandeling en marteling van gevangenen had voorkomen kunnen worden door ondervragers met de juiste opleiding en training te gebruiken. Door onvolledige screening waren nu ondervragers van PMBs zonder ervaring of opleiding werkzaam in de Abu Ghraibgevangenis. 102
2.2.3 Discutabele opdrachtgevers Naast kritiek op het gedrag van werknemers en het gebrek aan toezicht, bestaat ook kritiek op de opdrachten die PMBs aannemen. Hoewel veel PMBs stellen dat zij alleen opdrachten aannemen van legitieme regeringen en staten, wijzen in het verleden aangenomen opdrachten op het tegendeel. 103 De afweging die de bedrijven maken bij het aannemen van een opdracht zijn op economische overwegingen gebaseerd. De politieke, ethische en maatschappelijke aspecten worden (grotendeels) buiten beschouwing gelaten. Alleen wanneer een opdrachtgever te controversieel en slecht voor de reputatie van het bedrijf zou zijn, zou men eventueel van een opdracht afzien. 104 De term controversieel wordt ruim geïnterpreteerd, onder opdrachtgevers zijn dictators, rebellengroeperingen, terroristengroeperingen en drugskartels te vinden. 105
Het Britse bedrijf TransGlobal Security International zou trainingskampen hebben georganiseerd waar radicale moslims het gebruik van machinewapens leerden. En Sakina Security Ltd. zou radicale jongeren die van plan waren mee te vechten in de ‘heilige oorlogen’ in Tsjetsjenië, Kasjmir en Afghanistan een zogenaamd ‘Jihad Challenge’-pakket hebben aangeboden. Als onderdeel van het pakket zouden de jongeren een twee weken durende cursus volgen in Alabama in een faciliteit die de naam Ground Zero droeg. Hier 102
Zie ook 2.2.5 Angst voor mensenrechtenschendingen. Clivaz, Emmanuel (2008) Private Contractors on the battlefield: the flexibility-Control balance. Artikel voor het International Relations and Security Network, ETH Zurich, blz. 1 – 14: 7 103 Singer 2003: 180 104 Concrete voorbeelden hiervan zijn echter niet te noemen door een gebrek aan openheid van PMBs en omdat daadwerkelijke overeenkomsten nooit gesloten zijn. 105 Singer 2004c: 523, Singer 2003: 180
31
zouden zij militaire training ontvangen en geschoold worden in vechttechnieken, wapengebruik en het improviseren van explosieven. 106 Een van de gerekruteerden – Abu Yahya – stelde een trainingskamp in Kasjmir te hebben gevolgd en daar alle gewenste vaardigheden te hebben geleerd: “I learned everything with respect to fighting — making bombs, using artillery, using a Kalashnikov (assault rifle), how to ambush.” 107 De aanbieder van de cursus Sulayman Balal Zainul Abidin werd in 2001 aangeklaagd onder de Britse Prevention of Terrorism Act voor het aanbieden van training in het gebruik en fabriceren van vuurwapens, biologische wapens en explosieven. Volgens Abidin werden mensen slechts opgeleid tot beveiligingsmedewerkers en had in de afgelopen twee jaar slechts één persoon de cursus gevolgd en was deze nu beveiliger bij Sainsbury – een Brits supermarktketen. Ook had hij inderdaad een ‘Jihad Challenge’-pakket aangeboden, maar jihad betekende volgens Abidin strijd (‘struggle’) en niet heilige oorlog. Na tien maanden in voorarrest te hebben gezeten begon in augustus 2002 het proces tegen hem. Abidin werd – na een vijf dagen durend overleg van de jury – vrijgesproken van alle aanklachten wegens gebrek aan bewijs. 108
2.2.4 Dubieuze relaties met het bedrijfsleven en de overheid Informatie over PMBs is moeilijk te verkrijgen en vaak erg onbetrouwbaar. Onduidelijkheid bestaat over de activiteiten van de bedrijven in het buitenland, de precieze financiële kosten van
hun
missies
en
de
relaties
die
militaire
bedrijven
onderhouden
met
overheidsfunctionarissen en vertegenwoordigers van (vooral olie-, mijn- en energie-) bedrijven. 109 In Sierra Leone zijn vragen gesteld over betalingen aan Executive Outcomes. Door de regering zou overwogen zijn om geld dat bestemd was voor de afbetaling van IMFleningen voor de afbetaling van Executive Outcomes te gebruiken. Ook over de dubieuze banden tussen Executive Outcomes en Branch Energy werden vragen gesteld. Branch Energy was een bedrijf dat de rechten op de exploitatie van verschillende goud- en diamantmijnen in Sierra Leone had vergaard. Mogelijk had Executive Outcomes – als zij inderdaad banden had met het bedrijf – bij de vergaring een groot eigenbelang. 110
106
Brunker, Mike, Did ‘Jihad’ arms course visit U.S.?, 27 december 2001, MSNBC. Laatst geraadpleegd op 27 april 2009 , Bazzi, Mohammad, British Say Islamic Group Taught Combat Courses in U.S, 4 oktober 2001, Newsday. In: Singer 2003: 181 107 Buete, Greg Al Qaeda and the Sniper, 24 oktober 2002, FrontPage Magazine. Laatst geraadpleegd op 28 april 2009 108 BBC News UK, Man cleared of terror training charge, 9 augustus 2002, BBC News World Edition. Laatst geraadpleegd op 28 april 2009 109 Schreier en Caparini 2005: 83, 86 110 Hierover meer in hoofdstuk 5 Executive Outcomes in Sierra Leone. Harding (1997) The Mercenary Business: Executive Outcomes. In: Review of African Political Economy, vol. 24, nr. 71, blz. 87 – 97: 93
32
Het Amerikaanse Halliburton bleef ook niet vrij van speculaties. In 2001 had het bedrijf het contract voor het zogenaamde Logistics Civilian Augmentation Program toegewezen gekregen. Halliburton zou logistieke diensten leveren in Irak in ruil voor US$ 3.7 miljard. Het bedrijf raakte in 2003 echter in opspraak na beschuldigingen van twee klokkenluiders. Er zou sprake zijn van mismanagement en corruptie binnen het bedrijf; de werkelijke kosten van de Irak-opdracht zouden veel lager zijn dan de kosten die het bedrijf de afgelopen jaren steeds in rekening bracht. 111 Ook gingen geruchten dat het bedrijf te nauwe banden zou onderhouden met de Bush-regering. Vice-president Dick Cheney was van 1995 tot zijn benoeming in 2000 namelijk CEO bij Halliburton geweest. De geruchten over nauwe banden werden sterker toen de Bush-regering – ondanks alle aantijgingen en inmiddels gestarte justitiële onderzoeken – tot verlenging van de contracten besloot. 112 Onduidelijk is gebleven in hoeverre de persoonlijke relatie van Cheney met Halliburton hierbij van invloed was. Dubieus is het besluit om met Halliburton verder te gaan wel te noemen. Zeker nadat bleek dat de Dyncorp International en Halliburton grote donateurs van politieke campagnes bleken en van hun donaties respectievelijk 72% en 95% naar de Republikeinen ging. 113
2.2.5 Vrees voor mensenrechtenschendingen Verschillende regeringen, NGO’s en internationale organisaties zijn ongerust over een gebrek aan transparantie en respect voor mensenrechten door PMBs en hun medewerkers. Vooral wanneer PMBs in het buitenland actief zijn, zou weinig controle en toezicht op de activiteiten van PMBs en de manier waarop zij hun missie volbrengen. 114 Een rapport uit 1999 van de VN-Commissie voor Mensenrechten concludeerde dat huurlingen in verhouding tot reguliere legers en multinationale troepenmachten zich niet of minder geroepen voelen mensenrechten en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens te respecteren. 115 Hoewel in het 111
Verlöy, André Politi, Daniel Halliburton Contracts Balloon. Despite being under an investigative cloud, company gets US$4.3 billion in 2003, 18 augustus 2004, artikel voor The Center for Public Integrity. Laatst geraadpleegd op 25 april 2009 op , Hartung, William D. Outsourcing Blame, 21 mei 2004. Laatst geraadpleegd op 27 april 2009 op , Schreier en Caparini 2005: 99 112 Verlöy en Politi 2004, Hartung 2004 113 In 2001 is in de VS door de Privaat Militaire Sector in totaal meer dan US$ 32 miljoen aan lobbycampagnes uitgegeven en meer dan US$12 miljoen aan politieke campagnes gespendeerd. Ook Diligence LLC, The Steele Foundation en CACI International zouden veel gedoneerd hebben aan politieke en lobbycampagnes. Ook zouden zij directeuren en adviseurs in dienst hebben die op hoog niveau actief waren binnen de Amerikaanse en Britse overheid. Isenberg 2004: 8, 40 114 Schreier en Caparini 2005: 84 115 Ballesteros, Enrique Bernales (1999) Report on the question of the use of mercenaries as a means of violating human rights and impeding the exercise of the right of peoples to self-determination. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op
33
rapport werd verwezen naar huurlingen werd ook gedoeld op PMBs. Binnen de VN bestaan namelijk vergelijkbare zorgen met betrekking tot PMBs. Allereerst bestaat het risico dat militaire bedrijven (onofficieel) huurlingen inhuren om hun missie sneller en efficiënter te volbrengen door minder vriendelijke ondervragingsmethoden of martelpraktijken toe te passen. Daarnaast is het risico reëel dat personeel van PMBs – zeker in het buitenland waar de controle op hun handelingen beperkt is – minder ethische methoden gebruikt. Een gedeelte van het personeel van PMBs is bekend met minder ethisch verantwoorde werkwijzen. In veel Zuid-Afrikaanse en Russische militaire bedrijven zijn werknemers actief geweest bij eenheden van het Apartheidsregime en het voormalige Sovjetbewind. Deze eenheden stonden niet bekend om hun vriendelijke aanpak en respect voor mensenrechten. 116 Zo zouden medewerkers van Executive Outcomes afkomstig zijn uit voormalige Apartheidseenheden waaronder het 32ste Batallion, de Parachute Brigade, de Paramilitaire Koevoeteenheid en de Reconassaisance Commando’s. Deze eenheden werden tijdens het Apartheidtijdperk gebruikt om buurlanden te destabiliseren en opstanden tegen het Apartheidsregime met harde hand de kop in te drukken. 117 Een recent voorbeeld van de minder ethische werkwijze van PMBs is het martelschandaal in de Abu Ghraib-gevangenis. Verschillende Amerikaanse PMBs zoals Titan Corporation en CACI International waren betrokken bij de marteling en mishandeling van gevangenen. In 36% van de gevallen bleken werknemers van PMBs schuldig te zijn aan de marteling en mishandeling van gevangenen. 118 2.2.6 Civiel-militaire relaties onder druk Incidenten zoals Abu Ghraib zijn niet gunstig om de rust te herstellen in een conflict- of oorlogssituatie. Zij kunnen leiden tot een stijging van interne spanningen en de civiel-militaire relaties in een land onder druk zetten of verstoren. In een aantal gevallen heeft de aanwezigheid van PMBs geleid tot militaire coups. 119 De inhuur van het Engelse Sandline International zorgde in Papua Nieuw-Guinea bijvoorbeeld voor veel beroering. De regering 116
Ballesteros 1999, Singer 2004b: 16 – 17, O’Brien 2002: 2 Kufuor, Oteng. The OAU Convention for the Elimination of Mercenarism and Civil Conflicts. In: Musah, Abdel-Fatau Fayemi, J. Kayode (eds.) (2000) Mercenaries: an African security dilemma, London: Pluto Press: 200 118 Razook, Erica U.S. Contracted Private Military Companies Abuse, Torture, Kill with Continued Impunity, 18 oktober 2006, The Huffington Post. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op , Amnesty International USA, Investigate and prosecute military contractors who torture. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op , Clivaz 2008: 7 119 Singer 2003: 197 – 200 117
34
had het bedrijf in 1997 ingehuurd nadat het eigen leger – de Papua New Guinea Defence Force (PNGDF) – niet in staat bleek de interne rust te herstellen en internationale hulp uitbleef. Sandline International zou in ruil voor herstel van de interne orde ruim US$ 36 miljoen krijgen. Dit kwam neer op 150% van het jaarlijkse budget van de nationale strijdmacht van Papua Nieuw-Guinea – de PNGDF. 120 Dit viel bij veel militairen verkeerd. Zij vatten het besluit van de regering op als een belediging en een gebrek aan vertrouwen. De regering was volgens hen wel bereid om in een buitenlands bedrijf veel geld te investeren, maar niet in de eigen strijdmacht. Een tweespalt tussen de regering en het leger ontstond, maar ook tussen de regering en het volk nadat details van de overeenkomst tussen Sandline International en de regering waren uitgelekt. Ook de bevolking vond het met het bedrijf overeengekomen bedrag exorbitant. De spanningen tussen de regering en het leger en het volk liepen door de overeenkomst uiteindelijk zo hoog op dat besloten werd de samenwerking met Sandline te verbreken. 121
2.2.7 Spanningen tussen leger en PMBs Werknemers van PMBs vallen buiten de militaire commandostructuur. Dit zorgt in de praktijk voor verschillende problemen. Ten eerste kunnen zowel PMBs als het leger onwillig zijn om informatie uit te wisselen over aanstaande missies en operaties. Miscommunicatie en onvolledige uitwisseling van informatie kan tot gevaarlijke situaties leiden voor zowel werknemers van PMBs, militairen als burgers. Het incident in Fallujah in 2004 waar Blackwater vier van haar werknemers op zeer wrede wijze verloor, had mogelijk voorkomen kunnen worden als beter gecommuniceerd was tussen de Amerikaanse marine en Blackwater. 122 Ook bestaat het risico dat werknemers van PMBs weigeren te participeren in bepaalde operaties als zij de gevaren te groot vinden. Werknemers van PMBs zijn niet verplicht orders op te volgen vanuit het leger, omdat zij buiten de militaire commandostructuur vallen en alleen gebonden zijn door hun contract. Operaties waarvoor ondersteuning nodig is van PMBs kunnen hierdoor vertraging oplopen of niet tot uitvoering worden gebracht. 123 Een voorbeeld hiervan is de weigering van PMBs om in Irak de 120
Singer 2003: 192 – 193 Hoewel Sandline de missie niet hoefde af te maken, kreeg zij – na verschillende rechtzaken – overigens wel het volledige bedrag betaald. Singer 2003: 194 – 195 122 Sinds het incident zijn een aantal concrete maatregelen door Defensie genomen om de communicatie tussen PMBs en het Amerikaanse leger en het overzicht op de in Irak werkzame PMBs te verbeteren. Extra mensen zijn aangesteld bij Defensie en Buitenlandse Zaken om de communicatie over de plaats van bestemming, de te nemen routes en geplande vertrek- en aankomsttijden van konvooien bij operaties te verbeteren. Elsea e.a. 2008: 42 – 43, 48 123 Elsea e.a. 2008: 48, Schreier en Caparini 2005: 84 – 85, Hartung 2004 121
35
gevarenzones in te gaan, waardoor een groot deel van de troepen geen vers water of voedsel ontving. 124 Onderlinge spanningen kunnen zo ontstaan tussen het leger en PMBs. Deze kunnen nog eens extra verhoogd worden door de veel hogere salarissen die medewerkers van PMBs ontvangen in vergelijking met militairen. Werknemers van PMBs kunnen tussen de US$500 en US$1500 per dag verdienen. Een soldaat uit het Amerikaanse leger verdient ter vergelijking slechts US$70. 125 Militairen zullen zich afvragen waarom zij grotere risico’s nemen op het slagveld, terwijl werknemers van PMBs niet verplicht zijn om deze risico’s te nemen en toch meer betaald krijgen.
Een ander probleem is dat PMBs en hun personeel buiten de militaire rechtspraak vallen. De checks and balances om het leger te controleren zijn niet van toepassing op PMBs. In de VS vormt de Uniform Code of Military Justice de basis van het militaire recht en vallen alle bij de strijdkrachten aangesloten troepen hieronder. In geval van misdragingen of crimineel gedrag dienen zij zich te verantwoorden. Bij PMBs en hun personeel is het onduidelijk waar, hoe en bij wie zij zich dienen te verantwoorden. 126 De gebrekkige wetgeving en regulering op zowel nationaal als internationaal niveau maakt het moeilijk de activiteiten van PMBs en hun personeel te controleren en reguleren. De afwezigheid van heldere wetgeving en een effectieve nationale en/of internationale autoriteit die de toepassing bewaakt, heeft PMBs en hun personeel in feite vrij spel gegeven. Frustratie hierover verhoogt de spanningen tussen het leger en PMBs. Naast meer geld voor minder risico’s te ontvangen, hoeven PMBs zich in geval van misdragingen of crimineel gedrag ook niet strafrechterlijk te verantwoorden. Dit gebrek aan effectieve controle, regulering en verantwoordelijkheidsstelling van PMBs wordt door critici als het grootse probleem gezien. 127
2.3
Resumerend: Pros vs. de Cons
Het debat tussen voor- en tegenstanders van PMBs verloopt moeizaam en zal voortduren. Beide partijen lijken valide argumenten aan te dragen die gebaseerd zijn op officiële cijfers en onderzoeken. Geen van beide partijen heeft volledig gelijk en het zou daarom verstandig zijn 124
Hartung 2004 Barstow, David Security Companies: Shadow Soldiers in Iraq, New York Times, 19 april 2004. Laatst geraadpleegd op 25 april 2009 op 126 Singer 2004c: 524, Schreier en Caparini 2005: 84 127 Over de bestaande controle- en reguleringsmogelijkheden op Privaat Militaire Bedrijven zal in hoofdstuk 3: Huidige Wetgeving & Regulering dieper worden ingegaan. In dit hoofdstuk zullen de huidige nationale wetten van Zuid-Afrika en de VS en de bestaande internationale wetten en verdragen met betrekking tot PMBs worden bestudeerd. Singer 2004c: 524 – 525 125
36
als beide partijen elkaar tegemoet zouden komen. Het zou voor tegenstanders verstandig zijn om PMBs als onderdeel van de huidige wereld van conflict- en oorlogvoering te accepteren. PMBs zijn niet meer te vergelijken met huurlingen of vroegere private actoren actief in de wereld van conflict- en oorlogvoering. PMBs zijn professionele organisaties met een zeer divers personeelsbestand, een breed dienstenaanbod en een uiteenlopend klantenbestand, variërend van regeringen, NGO’s en bedrijven tot rebellenbewegingen en individuen. 128 Het aandeel dat zij hebben vergaard in de wereld van conflict- en oorlogvoering zal de komende decennia verder groeien. Tegenstanders kunnen hun verzet tegen PMBs daarom beter staken en zich in plaats daarvan richten op de ontwikkeling van effectieve controle- en reguleringsmiddelen voor PMBs. 129 Voorstanders zouden hun ogen niet moeten sluiten voor de negatieve randverschijnselen die kleven aan hun opkomst. PMBs opereren in een relatief nieuwe industrie waar de weinig ontwikkelde normen en regels door bedrijven niet of slechts ten dele worden nageleefd. 130 Voorstanders zouden zich moeten realiseren dat ontwikkeling van betere controle- en reguleringsmiddelen voor de Privaat Militaire Industrie nodig is en de industrie en het imago van PMBs ten goede zal komen.
128
Howe 1998b: 2, 4 Howe 1998b: 2 – 3 130 Singer 2004c: 524 – 525 129
37
3
Huidige Wetgeving & Regulering “[...] a very large part of the total force is not in uniform. Our training, oversight and accountability system has historically been geared to those in uniform. Yet despite the transformative expansion in the reliance on military contractors, that’s still the case today.” - Scott Horton, professor aan Columbia Law University en voorzitter van het project The Accountability of Private Military Contractors 131
In het vorige hoofdstuk is het probleem van gebrekkige controle en regulering van PMBs en hun werknemers aangestipt. In dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op dit probleem en worden de bestaande controle- en reguleringsmiddelen en hun gebreken besproken. Hierbij komen de huidige internationale, Zuid-Afrikaanse en Amerikaanse wetgeving en regulering met betrekking tot PMBs aan bod.
3.1
Internationale wetten en verdragen
Door middel van verschillende internationale wetten en verdragen heeft men jarenlang geprobeerd het gebruik en de activiteiten van private actoren – en huurlingen in het bijzonder – onder controle te brengen en te reguleren. 132 Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste internationale wetten en verdragen met betrekking tot private actoren in conflicten en oorlogen. Hierbij worden onder meer de Haagse Conventie, de Verdragen van Genève en het Verdrag tegen de Werving, Gebruik, Financiering en Training van Huurlingen besproken. 133
3.1.1 Haagse Conventie (1907) Tijdens de Haagse Conventie werden de eerste internationale verdragen in het moderne statensysteem gesloten met betrekking tot oorlogvoering. Wettelijke standaarden en rechten werden in het leven geroepen die betrekking hadden op neutrale partijen en personen in oorlogssituaties. Besloten werd om individuen niet te beperken in hun mogelijkheden om voor buitenlandse oorlogvoerende mogendheden te gaan werken; iedereen was vrij om (tegen 131
Horton, Scott Providing Accountability for Private Military Contractors: Testimony before the House Judiciary Committee, 19 juni 2007, Harpers Magazine. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op 132 Wolf, Antenor Hallo de (2006) Particuliere militaire en beveiligingsbedrijven in actuele conflicten: recente ontwikkelingen. In: Internationaal Humanitair Recht in de Kijker, blz. 11 – 24: 14, Singer 2004c: 524 133 Beyani en Lilly 2001: 21, Schreier en Caparini 2005: 103
38
betaling) voor een ander leger te vechten. Individuen zouden hiermee geen internationale misdaad begaan en het thuisland zou hen dezelfde behandeling geven als soldaten van buitenlandse mogendheden. Individuen die voor een ander land streden, konden alleen geen aanspraak maken op het recht op bescherming voor neutrale landen en personen. Zij behoorden nu immers tot een bij de oorlog betrokken partij.134
3.1.2
Verdragen van Genève (1949)
De Verdragen van Genève vormden het volgende internationale toneel waar afspraken werden gemaakt over de bijdrage van private actoren in conflicten en oorlogen.135 Men probeerde met de verdragen te bepalen welke handelingen in conflicten en oorlogen waren toegestaan en welke handelingen strafbaar waren. Daarnaast probeerde men een eerlijke en humane behandeling van oorlogsgevangenen te realiseren. 136 Private actoren – waaronder huurlingen – konden volgens de verdragen de status van oorlogsgevangene toegekend krijgen als zij onderdeel uitmaakten van wettelijk gedefinieerde legers. 137 Voor huurlingen was dit van groot belang, omdat zij met de status van oorlogsgevangene dezelfde rechten en bescherming als reguliere strijdkrachten genoten. 138 Zij hadden recht op een humane behandeling en kregen immuniteit voor reguliere oorlogshandelingen.139
Hoewel met de Verdragen van Genève geen verbod of reguleringsmiddel op private actoren in conflicten en oorlogen werd gerealiseerd, vond wel verandering plaats in de houding ten opzichte van private actoren actief in conflicten en oorlogen. Hiermee gingen de verdragen tegen de dominante tijdsgeest in. Tot ver in de jaren zestig en zeventig werden private actoren door de meeste landen en organisaties als een vanzelfsprekend onderdeel beschouwd van de 134
International Conferences (The Hague), Hague Convention (V) Respecting the Rights and Duties of Neutral Powers and Persons in Case of War on Land, 18 oktober 1907. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op , Lilly, Damian. Regulating Private Military Companies: The Need for a Multidimensional Approach. Seminar to Consider the Foreign and Commonwealth Office Green Paper, gepubliceerd op 24 juni 2002, blz. 1 – 10: 4 – 5, Kinsey, Christopher (2005) Challenging international law: a dilemma of private security companies. In: Conflict, Security & Development, vol. 5, nr. 3, blz. 269 — 293: 271, 273, Singer 2004c: 525 135 Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War, 12 augustus 1949. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op 136 Part II General Protection of Prisoners of War, Artikel 12 t/m 16, Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War. Malan, Mark Cilliers, Jakkie (1997) Mercenaries and Mischief: The Regulation of Foreign Military Assistance Bill. Occasional paper nr. 25 voor het Institute for Security Studies. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op 137 “legally defined armed force” waaronder eerst alleen staatslegers werden verstaan, maar later ook andere oorlogvoerende partijen. 138 Artikel 4 en Artikel 5, Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War 139 Chapter III Penal and Disciplinary Sanctions. In het bijzonder Artikel 82 en Artikel 85, Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War, Malan en Cilliers 1997
39
wereld van conflict- en oorlogvoering en was van een negatieve of sceptische houding ten opzichte van private actoren geen sprake. 140 Met de verdragen werden de eerste voorzichtige stappen gezet om controle en toezicht op private actoren uit te oefenen. Huurlingen en andere private actoren dienden onderdeel te zijn van wettelijk gedefinieerde legers wilden zij aanspraak kunnen maken op de status van oorlogsgevangene en de hierbij behorende rechten en bescherming. Huurlingen en andere private actoren die zelfstandig opereerden konden hierop geen aanspraak maken. 141 3.1.3 Artikel 47 Protocol I (1977) 142 De eerste echte omslag in de internationale gemeenschap ten opzichte van private actoren actief in conflicten en oorlogen vond plaats in de jaren zestig en zeventig. De directe aanleiding hiervoor vormden verschillende zeer wrede en controversiële optredens van huursoldaten in Afrika. Als gevolg van de dekolonisatie waren in veel Afrikaanse staten interne conflicten uitgebroken, waarbij de inzet van huursoldaten een grote rol speelde. Onder meer in Kongo en Angola namen huursoldaten een zeer omstreden rol op zich tijdens de burgeroorlogen waardoor een meer sceptische houding ten opzichte van huursoldaten ontstond. 143 Deze meer sceptische houding leidde tot een drang naar controle en resulteerde in het opnemen van Artikel 47 in het eerste Aanvullende Protocol van 1977 in de Verdragen van Genève. 144 Het artikel verbood private actoren in oorlog- en conflictvoering niet, maar private actoren zou wel de status van oorlogsgevangenen worden onthouden. Hierdoor zouden private actoren minder bescherming dan reguliere staatssoldaten genieten. Ook voorzag Artikel 47 in een definitie van huurlingen. 145 Volgens het artikel was een huurling iemand die: (a) lokaal of in het buitenland gerekruteerd is om te vechten in een gewapend conflict; (b) direct deelneemt aan de gevechtshandelingen; (c) om deel te nemen aan gevechtshandelingen gemotiveerd wordt door een verlangen naar privaat gewin en in feite materiele compensatie beloofd is – door of in naam van
140
Kinsey 2005: 273 Artikel 4 en Artikel 5, Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War 142 Volledige benaming: Article 47. Mercenaries. Protocol I Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949 143 Kinsey 2005: 273 144 Article 47. Mercenaries. Protocol I Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and relating to the Protection of Victims of International Armed Conflicts (Protocol I), 8 juni 1977. Laatst geraadpleegd op 8 mei 2009 op . 145 Cameron, Lindsey (2006) Private military companies: their status under international humanitarian law and its impact on their regulation. In: International Review of the Red Cross, vol. 88, blz. 573 – 598: 578, Fallah, Katherine (2006) Corporate actors: the legal status of mercenaries in armed conflict. In: International Review of the Red Cross, vol 88, blz. 599 – 611: 604 141
40
een Partij betrokken bij het conflict – die substantieel hoger is dan de beloofde of daadwerkelijk uitbetaalde materiele compensatie aan combattanten met gelijksoortige rangen en functies in de (reguliere) strijdmacht van die Partij; (d) geen staatsburger is van een bij het conflict betrokken Partij noch een bewoner van het territorium gecontroleerd door een bij het conflict betrokken Partij; (e) geen lid is van een van de strijdmachten van een bij het conflict betrokken Partij en (f) niet officieel gestuurd is door een Staat die geen partij bij het conflict als onderdeel van haar strijdmacht. 146
Hoewel Artikel 47 eindelijk voorzag in de definitie van een huurling, waren weinig landen en organisaties tevreden. Vooral op de beperkte toepasbaarheid en de werkbaarheid van de definitie in de praktijk was veel kritiek. 147 Om een individu als huurling te classificeren, moest deze voldoen aan alle zes bovengenoemde criteria. 148 Voor individuen en PMBs was het gemakkelijk om hierin tekort te schieten én voor landen en organisaties moeilijk om alle punten aan te tonen. Volgens velen maakte het derde criterium het haast onmogelijk om een actor als huurling te classificeren, omdat de precieze motivatie van een individu moeilijk te bewijzen is. Daarnaast wordt gediscussieerd of motivatie in verband moet worden gebracht met het wel of niet toekennen van een huurlingenstatus aan actoren. Critici stellen dat de toekenning van een huurlingenstatus gebaseerd zou moeten zijn op de acties van de betrokken actoren en niet op hun motivatie. 149
Zelfs als vastgesteld kan worden dat actoren vanuit een winstoogmerk opereren en hiermee voldoen aan het derde criterium moeten zij nog aan de andere vijf criteria voldoen, willen zij geclassificeerd kunnen worden als huurling. Dit blijkt in de praktijk zeer moeilijk. Veel PMBs zijn actief in conflict- en oorlogsgebieden, maar nemen niet direct deel aan gevechtshandelingen. Zij beveiligen in plaats daarvan overheidsfunctionarissen of bedrijven, onderhouden militair materieel of leveren logistieke steun aan staatslegers. PMBs voldoen dan niet aan het tweede criterium van Artikel 47 en worden niet als huurling geclassificeerd. Ook bestaat de mogelijkheid voor werknemers van PMBs om tijdelijk lid te worden van het
146
Article 47. Mercenaries. 1977 Kalshoven, Frits Zegveld, Liesbeth (2003) Constraints on the Waging of War: An Introduction to International Humanitarian Law, Geneva: ICRC: 90. 148 Cameron 2006: 578, Fallah 2006: 605, de Wolf 2006: 14 149 Fallah 2006: 605 – 606 147
41
leger van een contracterend land waardoor zij niet langer voldoen aan het vijfde kenmerk. 150 Voor private actoren bestaan zodoende genoeg mogelijkheden om aan een huurlingenstatus te ontkomen. Een bijkomend probleem is dat landen waar veel van de PMBs vandaan komen – zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië – geweigerd hebben het artikel te ratificeren. Zij zagen het nut van ratificatie niet in, omdat zij het artikel door de definitie van huurlingen onwerkbaar vonden. 151 3.1.4 Verdrag voor de Eliminatie van Huurlingschap in Afrika (1977) Niet alleen de VN hield zich bezig met de rol van private actoren in conflicten en oorlogen. Diverse regio’s streefden ook naar meer controle op huurlingen en hun activiteiten. Verschillende verdragen waren hier het resultaat van, waarvan het door de Organization of African Unity (OAU) ontwikkelde Verdrag voor de Eliminatie van Huurlingschap in Afrika het belangrijkst en meest verstrekkend was. 152 In het verdrag werden handelingen van huurlingen in conflicten en oorlogen gezien als misdaden tegen de vrede en veiligheid van Afrika. Ook werd in Artikel 1 van het verdrag een definitie van huurlingen gegeven. Hierbij werd in tegenstelling tot in Artikel 47 wel naar het doel van huursoldaten verwezen. De OAU stelde dat als individuen waren ingehuurd om legitieme regeringen of door de OAU-erkende bevrijdingsbewegingen ten val te brengen, zij gekwalificeerd konden worden als huursoldaten en hun acties misdadig waren. 153 De reactie op het verdrag waren wisselend. Het verdrag werd enerzijds verwelkomd, omdat het een duidelijkere definitie van huurlingen bevatte. Anderzijds werd het verdrag bekritiseerd, omdat het een enorme bias bevatte. Het inhuren van huursoldaten werd verboden, behalve als huursoldaten werkzaam waren voor legitieme regeringen of bevrijdingsbewegingen. De OAU zou bepalen welke regeringen en bevrijdingsbewegingen legitiem waren. Objectieve criteria van de OAU ontbraken echter waardoor haar beslissingen berustten op willekeur en eigenbelang. 154 3.1.5 Verdrag tegen Huurlingen (1989) Hoewel een meer sceptische en negatievere houding was ontstaan ten opzichte van huurlingen, was over een verbod op hun bijdrage in conflicten en oorlogen niet gesproken. Dit veranderde in 1989 met de aanname van het Verdrag tegen de Werving, Gebruik, 150
de Wolf 2006: 14 – 15 de Wolf 2006: 15 152 Convention for the Elimination of Mercenarism in Africa, 3 juli 1977. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op 153 Cameron 2006: 577 – 578, Singer 2004c: 529 154 Singer 2004c: 529 151
42
Financiering en Training van Huurlingen van de VN. 155 Het is het enige internationale verdrag toepasbaar op de activiteiten van huurlingen en PMBs. Het verbood de inzet van huurlingen en bestempelde hun activiteiten als crimineel. 156
In de praktijk had het Verdrag tegen Huurlingen weinig effect omdat het door zeer weinig landen werd geratificeerd. Onder de landen die het verdrag ratificeerden waren bovendien nauwelijks Westerse landen of landen die zeer actief waren op het gebied van private conflicten oorlogvoering. Pas in 2001 werd het verdrag onderdeel van het internationaal recht nadat voldoende landen het verdrag hadden geratificeerd. 157 Hiervoor waren verschillende oorzaken aan te wijzen. Allereerst had het verdrag een zeer ongelukkige timing. Het verdrag werd ontwikkeld in een tijd waarin huurlingen een afnemende rol begonnen te spelen en PMBs een steeds groter aandeel in de wereld van private conflict- en oorlogvoering vergaarden. Het verdrag was juist op individuen gericht. 158 Ook waren in het verdrag verwarrende termen en definities opgenomen. Zo werd gebruik gemaakt van dezelfde huurlingendefinitie als in Artikel 47. Op grond hiervan was het vrijwel onmogelijk gebleken een actor als huurling te classificeren. Daarnaast ontbrak een overzichtsmechanisme en een wettelijk instrument om toe te zien op de naleving van het verdrag en de vervolging van individuen, bedrijven en landen. 159 Ook werd het verdrag geratificeerd door een aantal landen met een controversiële staat van dienst op het gebied van huurlingen en private oorlogvoering. Kongo, Angola, Nigeria en de Oekraïne hadden bedrijven die actief waren in de Privaat Militaire Industrie óf hadden als land er meermalen gebruik van gemaakt (ook na ratificatie van het verdrag). Dit kwam de geloofwaardigheid van het verdrag niet ten goede. 160
155
UN Convention against the Recruitment, Use, Financing and Training of Mercenaries, 4 december 1989. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op 156 Committee on Foreign Affairs, Existing Regulatory Measures. Select Committee on Foreign Affairs Ninth Report. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op . 157 Om onderdeel van het internationaal recht te worden is ratificering van een verdrag door 22 landen of meer nodig. Een zeer beperkt aantal landen bleek echter gewillig om het verdrag te ratificeren. Zo hebben GrootBrittannië en de Verenigde Staten, maar ook de meeste EU-landen het verdrag niet geratificeerd of ondertekend. Van de EU-landen hebben alleen België en Italië het verdrag geratificeerd. Verder hebben onder meer Azerbeidzjan, Barbados, Wit-Rusland, Kameroen, Cyprus, Georgië, Malediven, Mauritanië, Saudi-Arabië, Seychellen, Suriname, Togo, Turkmenistan, Oekraïne en Oezbekistan het verdrag geratificeerd. Angola, Kongo, Duitsland, Marokko, Nigeria, Polen, Roemenië, Uruguay and Joegoslavië behoren tot de landen die het verdrag wel hebben ondertekend, maar niet hebben geratificeerd. Deen, Thalif U.N.Convention Against Mercenaries Gathers Dust. InterPress Service, 19 oktober 1998. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 , Fallah 2006: 609 158 Fallah 2006: 609, Singer 2004c: 531 159 Singer 2004c: 531 – 532 160 Singer 2004c: 531
43
3.1.6 Recente ontwikkelingen op internationaal gebied Door het optreden van PMBs in Irak ontstond meer aandacht voor de Privaat Militaire Industrie en dan vooral voor de gebrekkige controle op PMBs. Verschillende initiatieven werden gestart door onder andere de Verenigde Naties. Soft law-instrumenten werden ontwikkeld om het gedrag van transnationale bedrijven die beveiligingsdiensten aanboden te koppelen aan mensenrechtenverplichtingen. Bedrijven dienden zich te houden aan de rechten en plichten zoals vastgelegd in het internationaal humanitair recht en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Hoewel het verdrag juridisch niet bindend was voor bedrijven, wees het verdrag bedrijven wel op hun verantwoordelijkheden. 161 Ook werd in 2005 een speciale VN-werkgroep in het leven geroepen die tot doel had de wereld van private conflict- en oorlogvoering in kaart en onder controle te brengen. De werkgroep verving het mandaat van de Speciaal Rapporteur over het gebruik van huurlingen die in 1987 in het leven geroepen was. De VN-werkgroep hield zich bezig met het monitoren van huurlingen en andere private actoren en onderzocht hoe PMBs en hun personeel beter gecontroleerd en gereguleerd kunnen. Daarnaast onderzocht zij ook of door de inhuur van PMBs mensenrechten en het recht op zelfbeschikking niet in het gedrang kwamen. 162
3.2
Wetgeving en regulering in Zuid-Afrika
Zuid-Afrika is samen met de Verenigde Staten een van de grootste en bekendste leveranciers in de wereld van private conflict- en oorlogvoering en met de Verenigde Staten ook het meest actief geweest in het creëren van nationale wetgeving voor PMBs en hun personeel. In deze paragraaf wordt de belangrijkste Zuid-Afrikaanse wet op dit gebied besproken, de Foreign Military Assistance Act. 3.2.1 Foreign Military Assistance Act (1998) In 1998 werd in Zuid-Afrika de Regulation of Foreign Military Assistance Act aangenomen. 163 De wet werd ook wel omschreven als de meest uitgebreide wetgeving ter
161
Norms on the responsibilities of transnational corporations and other business enterprises with regard to human rights, Commission on Human Rights. Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights, 26 augustus 2003. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op 162 The Working Group on the use of mercenaries as a means of violating human rights and impeding the exercise of the rights of peoples to self-determination. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op 163 Regulation of Foreign Military Assistance Act, 18 september 1998. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op
44
wereld inzake de activiteiten van huurlingen en PMBs. 164 Met de wet nam de Zuid-Afrikaanse regering een duidelijke positie in ten opzichte van huurlingen en PMBs na een reeks van controversiële incidenten in de jaren negentig, waarbij verschillende Zuid-Afrikaanse militaire bedrijven betrokken waren. 165
Vooral het bedrijf Executive Outcomes was de Zuid-Afrikaanse regering al jaren een doorn in het oog. Bij Executive Outcomes was een groot deel van het personeelsbestand afkomstig uit voormalige Apartheidseenheden. 166 Het idee dat zij vrij waren om militaire diensten te exporteren naar andere Afrikaanse landen stond de Zuid-Afrikaanse regering niet aan. Zij vreesden voor mensenrechtenschendingen met een negatieve backlash voor Zuid-Afrika en zichzelf. De voormalige Apartheidsregimes stonden niet bekend als de meest vriendelijke en rechtsrespecterende eenheden. 167 Daarnaast druiste het idee om PMBs te gebruiken om (dictatoriale) regimes af te zetten in tegen de zogenaamde Mandela-doctrine. In de Mandeladoctrine werd gesteld dat het een recht en een plicht was voor Afrikaanse landen om de tirannie op het continent uit te bannen. Het was echter een recht en een plicht voor overheden en niet voor de Privaat Militaire Sector. 168 In de Regulation of Foreign Military Assistance Act werd duidelijk stelling genomen tegen huurlingen en hun activiteiten: “No person may within the Republic or elsewhere recruit, use or train persons for or finance or engage in mercenary activity.” Onder mercenary activity werd de “direct participation as a combatant in armed conflict for private gain” verstaan. 169 Iedere persoon die schuldig werd bevonden aan huurlingactviteiten liep het risico op een celstraf van maximaal 10 jaar of een boete van maximaal 1 miljoen rand 170 waarbij “any armament, weapon, vehicle, uniform, equipment or other property or object in respect of which the offence was committed or which was used for, in or in connection with the commission of the offence” geconfisqueerd kon worden door de staat.” 171
164
Mills, Greg & Stremlau, John (eds.) (1999) The privatisation of security in Africa. Johannesburg: SAIIA. In: Daniel, John Habib, Adam Southall, Roger (2003) South Africa, 2003-2004. Kaapstad: HSRC Press: 356, Schreier en Caparini 2005: 107 165 Foreign and Commonwealth Office 2002: 39, Schreier en Caparini 2005: 107, Kinsey 2005: 288 166 Singer 2004b: 16 – 17 167 Kinsey 2005: 288 168 Hutchful, Eboe (1998) Africa – Rethinking Security. In: African Journal of Political Science, vol. 3, nr. 1, blz. 1 – 19: 6. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2009 op 169 Regulation of Foreign Military Assistance Act 1998: 4 170 Schreier en Caparini 2005: 107 171 Regulation of Foreign Military Assistance Act 1998: 6
45
Het doel van de wet was niet om privaat militaire dienstverlening te verbieden, maar om de activiteiten van huurlingen te stoppen en de privaat militaire dienstverlening door bedrijven te reguleren en meer overzichtelijk te maken. PMBs moesten toestemming verkrijgen van de regering voordat zij een contract met een buitenlandse partij sloten over de levering van militaire diensten. 172 De toestemming moest worden aangevraagd bij de National Conventional Arms Control Committee (NCACC) die werd voorgezeten door een minister van een ministerie dat verder geen banden had met de defensie-industrie. De National Conventional Arms Control Committee zou zich bij haar beslissingen op het internationaal recht en mensenrechten gaan baseren. 173 3.2.2 Kritiek op de Foreign Military Assistance Act Hoewel Zuid-Afrika met de wet een duidelijke positie innam ten opzichte van huurlingen en PMBs, is de wet slechts beperkt toegepast. De belangrijkste reden hiervoor is dat geen objectieve criteria in de wet zijn opgenomen voor het verlenen van toestemming aan PMBs om een contract af te sluiten. Het is aan de minister – die in overleg met de commissie – besluit om wel of niet toestemming te verlenen aan een bedrijf:
“The Minister, in consultation with the Committee, may exempt any person from the provisions of sections 4 and 5 in respect of a particular event or situation, and subject to such conditions as he or she may determine.” 174
Door het ontbreken van objectieve criteria en de inconsequente lijn die tot nu toe is ingenomen door de NCACC bij het verlenen van toestemming, zouden de beslissingen van de NCACC ongegrond kunnen worden verklaard. Ook is onduidelijk in hoeverre de Foreign Military Assistance Act bepaalde basisrechten van burgers en bedrijven aantast die zijn vastgelegd in de Zuid-Afrikaanse grondwet, zoals de vrijheid van vereniging en de vrijheid van handel. 175 Een ander probleem is de in de wet opgenomen definitie van huurlingen en hun activiteiten. Deze is expres breed gehouden, maar kan zo ruim geïnterpreteerd worden dat bijna elk individu, bedrijf of organisatie onder de term huurling geschaard kan worden. 172
De wet was alleen van toepassing op bedrijven die militaire diensten leverden aan partijen die direct betrokken waren bij conflicten en oorlogen. Op verzoeken van individuen, bedrijven of NGO’s voor bescherming was de wet niet van toepassing. PMBs waren vrij om hierop in te gaan. Foreign and Commonwealth Office 2002: 39 – 40, Schreier en Caparini 2005: 107 173 Een beslissing kon bij drastische veranderingen in een situatie worden gewijzigd door de NCACC. Foreign and Commonwealth Office 2002: 39 – 40, Schreier en Caparini 2005: 107, Kinsey 2005: 288 174 Regulation of Foreign Military Assistance Act 1998: 8 175 Kinsey 2005: 289, Schreier en Caparini 2005: 107
46
Volgens de wet kunnen alle personen, bedrijven of organisaties die in enige vorm betrokken zijn bij een conflict als huurling worden geclassificeerd en worden vervolgd. Dit betekent dat ook NGO’s en hulporganisaties actief in conflict- en oorlogsgebieden onder de term huurling geschaard kunnen worden. 176 Sinds de gebeurtenissen in Irak zijn er ook vragen over de effectiviteit van de wet. In Irak waren de Zuid-Afrikaanse bedrijven Meteoric Tactical Solutions en Erinys werkzaam. Zij waren verantwoordelijk voor de opleiding en training van Iraakse politie- en veiligheidsdiensten en de bescherming van verschillende olievelden en -transporten. Geen van beide bedrijven had echter ooit toestemming gekregen om in Irak actief te zijn. Erinys had niet eens een aanvraag ingediend bij de NCACC. 177 Geschat wordt dat in Irak bovendien 1500 medewerkers van andere Zuid-Afrikaanse PMBs actief zijn. Allen zonder toestemming van de Zuid-Afrikaanse regering. 178
3.3
Wetgeving en regulering in de VS
In de Verenigde Staten was men tijdig bewust van de opkomst van PMBs en ontwikkelde men vroeg wetgeving en regulering voor PMBs. Deze wetgeving en regulering wordt tot de meest vooruitstrevende en verstrekkende ter wereld gerekend. 179 In deze paragraaf worden de twee belangrijkste wetten besproken: de Arms Export Control Act en de International Transfer of Arms Regulations (ITAR). Ook komt een aantal recente initiatieven in de VS aan bod.
3.3.1 Arms Export Control Act (1968) De US Arms Export Control Act reguleerde zowel de wapenhandel als de export van militaire diensten. 180 De wet werd in 1968 aangenomen en had in eerste instantie alleen betrekking op de handel en export van wapens. Sindsdien zijn amendementen aan de wet toegevoegd. De belangrijkste toevoeging aan de wet werd gedaan in de jaren tachtig met de incorporatie van militaire diensten. Dit werd gedaan nadat het Ministerie van Buitenlandse Zaken had ontdekt dat verschillende bedrijven militaire trainingen bleken te geven aan personen uit landen waar
176
Malan en Cilliers 1997, Kinsey 2005: 289 Schreier en Caparini 2005: 107 – 108, Kinsey 2005: 290 178 Pretoria, ‘Locals in Iraq could be prosecuted,’ Geraadpleegd op 2 maart 2004 via In: Kinsey 2005: 290 179 Beyani en Lilly 2001: 33, Existing Regulatory Measures 2009 180 Arms Export Control Act (P.L. 90–629), 22 oktober 1968. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op 177
47
de VS geen of zeer slechte betrekkingen mee onderhielden. De regering vond dit onwenselijk en besloot de export van militaire diensten in de wet op te nemen.
De wet was het belangrijkste reguleringsmiddel om de verkoop van militair materiaal en aanverwante diensten te controleren. In de wet was vastgesteld voor welke doeleinden wapens en diensten mochten worden verhandeld; deze liepen uiteen van het versterken van de interne veiligheid tot zelfverdediging. Diensten en producten die Amerikaanse bedrijven leverden, konden variëren van het geven van militair advies en trainingen tot het ontwerpen, produceren en operationaliseren van defensiematerieel. Hierbij golden nauwelijks restricties voor landen waar de Verenigde Staten goede banden mee onderhielden (bijvoorbeeld andere NAVOleden). Voor landen die volgens de Amerikaanse regering een bedreiging voor de nationale veiligheid vormden of onder VS-embargo stonden, golden wel restricties en was het verboden om met deze landen handel te drijven. 181
3.3.2 International Transfer of Arms Regulations (1998) In 1998 werd de International Transfer of Arms Regulations ingevoerd. 182 De wet was onderdeel van de Arms Export Control Act en verplichtte Amerikaanse bedrijven die buitenlandse personen, bedrijven of regeringen militaire adviezen of diensten aanboden zich te registreren bij Buitenlandse Zaken. Militaire adviezen en diensten werden als militaire producten gezien en volgens Amerikaanse wetgeving diende de verkoop of export hiervan aan buitenlandse partijen gecontroleerd te worden:
“every person (other than an officer or employee of the US Government acting in official capacity) who engages in the business of brokering activities with respect to the manufacture, export, import, or transfer of any defence article or defence services… shall register with the United States Government agency charged with the administration of this section.” 183
In de praktijk betekende dit voor bedrijven dat de export van militaire adviezen en diensten aan dezelfde controle werd onderworpen als de export van Amerikaanse militaire wapens. Controle kon tot gevolg hebben dat de export niet door ging. Gecontroleerd werd of sancties 181
Schreier en Caparini 2005: 105, Foreign and Commonwealth Office (2002) Private Military Companies: Options for Regulation, Green Paper voor het House of Commons, blz. 1 – 48: 39 182 International Transfer of Arms Regulation, 30 juni 1998. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op 183 Schreier en Caparini 2005: 105
48
geschonden werden, ingegaan werd tegen een vorm van VS-beleid en mensenrechten en democratische basiswaarden niet in het geding kwamen. 184
De diensten die PMBs aanboden, vielen onder International Transfer of Arms Regulations. PMBs dienden zich te registreren en alle contracten ter goedkeuring voor te leggen aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Indien een PMB een contract sloot met een buitenlandse partij en hiervoor geen goedkeuring van Buitenlandse Zaken had ontvangen, was het PMB in overtreding van de wet en strafrechterlijk vervolgbaar. Ook waren bedrijven verplicht bij overeenkomsten die de US$ 50 miljoen overschrijden het Congres op de hoogte te stellen en zowel aan Buitenlandse Zaken als het Congres goedkeuring te vragen. 185 Daarnaast verbood het Federal Criminal Statute Amerikaanse burgers om dienst te nemen bij óf personen op Amerikaans grondgebied te rekruteren voor een buitenlandse partij om deel te nemen aan een conflict, waarbij een regering betrokken was waarmee de Amerikaanse regering niet op voet van oorlog was. 186
3.3.3 Recente ontwikkelingen in de VS Recentelijk zijn verschillende initiatiefwetten doorgevoerd in Amerika die de acties van Amerikaanse bedrijven en burgers in het buitenland beter moeten controleren en reguleren. De jurisdictie van deze initiatieven reikt verder dan Amerikaans grondgebied. De Special Maritime and Territorial Jurisdiction, de Military Extraterritorial Jurisdiction Act en een aanpassing van de War Crimes Act waren hiervan de belangrijkste resultaten. 187
Amerikanen die overzee actief zijn in Amerikaanse consulaire, militaire of diplomatieke faciliteiten vallen onder de zogenaamde Special Maritime and Territorial Jurisdiction. Amerikanen die strafbare feiten plegen zoals verminking, mishandeling, ontvoering, seksueel misbruik, geweld of contact, moord of doodslag vallen onder deze jurisdictie en kunnen in de VS berecht worden. 188 Vooralsnog is slechts één persoon in de VS berecht volgens deze regeling. Een door de CIA ingehuurde contractant werd schuldig bevonden aan de 184
Beyani en Lilly 2001: 32 – 33, Schreier en Caparini 2005: 105 – 106, Foreign and Commonwealth Office 2002: 39 185 Beyani en Lilly 2001: 32 – 33, Schreier en Caparini 2005: 105 – 106, Foreign and Commonwealth Office 2002: 39 186 Schreier en Caparini 2005: 106, Foreign and Commonwealth Office 2002: 39 187 Elsea e.a. 2008: 20 – 25 188 War Crimes. USC 18 - US CODE 18 - U.S. Code - Title 18: Crimes and Criminal Procedure § 2441(d). Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op , Elsea e.a. 2008: 22
49
mishandeling van verschillende gevangenen in Irak en Afghanistan en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 100 maanden. 189 Ook kunnen sinds 2000 alle personen en entiteiten die de strijdkrachten overzee begeleiden voor strafbare feiten – waar volgens de Special Maritime and Territorial Jurisdiction meer dan één jaar gevangenisstraf op staat – volgens de Military Extraterritorial Jurisdiction Act vervolgd worden. 190 Een aantal activiteiten – overzee gepleegd door of tegen Amerikanen – is daarnaast strafbaar gemaakt onder de War Crimes Act uit 1996. 191 De War Crimes Act – in 2006 nog geamendeerd door de toevoeging van de Military Commissions Act – verbood de schending van de in Common Article 3 opgenomen feiten:
“torture, cruel or inhuman treatment, performing biological experiments, murder of an individual not taking part in hostilities, mutilation or maiming, intentionally causing serious bodily injury, rape, sexual assault or abuse, and taking hostages. [.…] assaulting, killing or kidnapping an internationally protected person, or threatening to do so.” 192
3.3.4 Kritiek op VS-wetgeving en regulering Kritiek op de bestaande Amerikaanse wetgeving met betrekking tot PMBs is er ook. Allereerst wordt het besluitvormingsproces van ITAR waarbij bepaald wordt of bedrijven een contract met een buitenlandse partij mogen afsluiten als ad hoc en weinig transparant omschreven 193 :
“The Defense and State department offices involved in the process vary from contract to contract, and neither the companies nor independent observers are exactly clear about how the process works.” 194
Ook heeft het Congres onder ITAR alleen zeggenschap over contracten die het bedrag van US$50 miljoen overschrijden. In veel gevallen overschrijden bedrijven het bedrag van US$50 189
Justice Department Press Release, David Passaro Sentenced to 100 months imprisonment: First American Civilian Convicted of Detainee Abuse During the Wars in Iraq and Afghanistan, 13 februari 2007. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op 190 Military Extraterritorial Jurisdiction Act, 22 november 2000. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op , Elsea e.a. 2008: 23 – 24 191 War Crimes Act, 21 augustus 1996. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op 192 Elsea e.a. 2008: 22 193 Kinsey 2005: 288, Singer 2004c: 539, Avant 2002 194 Avant 2002
50
miljoen niet, maar zelfs als zij het bedrag dreigen te overschrijden kunnen zij een overeenkomst in meerdere contracten opsplitsen waardoor zij alleen bij elkaar genomen het bedrag van US$50 miljoen overschrijden en zodoende aan de bemoeienis van het Congres ontkomen. 195 Verder ontbreken overzicht- en rapportageverplichtingen voor bedrijven nadat zij toestemming hebben gekregen om een contract af te sluiten. De exacte activiteiten van militaire bedrijven in het buitenland blijven hierdoor vaag. Onduidelijk is in hoeverre mensenrechten en het internationaal recht – die wel een rol spelen bij de goedkeuring van contracten – door militaire bedrijven worden gerespecteerd tijdens de uitvoering van hun missie. De enige controle die in het buitenland door Amerikaanse overheidsfunctionarissen wordt uitgeoefend op militaire bedrijven wordt gedaan door ambtenaren van Amerikaanse ambassades in het betreffende land. Voor deze controles bestaan geen vaste criteria, wordt geen papierwerk ingevuld en is geen vast personeel aangesteld. 196 De controles vinden plaats door verschillende personen met verschillende aandachtspunten en behouden zo een zeer informeel en inconsequent karakter. Ook bestaat kritiek op de Special Maritime and Territorial Jurisdiction en de Military Extraterritorial Jurisdiction Act. Vooral de moeizame toepassing en het beperkte succes in de praktijk wordt gehekeld. Onder de Special Maritime and Territorial Jurisdiction is vooralsnog maar één persoon berecht en schuldig bevonden en onder de Military Extraterritorial Jurisdiction Act zijn pas twaalf personen vervolgd, terwijl de invoering van beide initiatieven bijna tien jaar geleden plaatsvond. 197 Onderzoek naar misstanden en crimineel gedrag en samenwerking met autoriteiten in het buitenland verloopt moeizaam en traag. Hierdoor stapelen zaken zich op en komt van vervolging weinig terecht. Een aantal incidenten in Irak en Afghanistan vonden ruim vijf jaar geleden plaats, maar nog altijd is niet besloten om wel of niet tot vervolging over te gaan. 198
195
Schreier en Caparini 2005: 106, Singer 2004c: 539, Kinsey 2005: 288 Avant 2002, Kinsey 2005: 288 197 Elsea e.a. 2008: 22, 25 198 Isenberg, David No Justice on Contractor Rape. United Press International, 18 april 2008. Laatst geraadpleegd op 17 mei 2009 op 196
51
3.4
Resumerend: de huidige wetgeving en regulering
Op internationaal niveau bestaat weinig consensus over de termen en definities met betrekking tot PMBs. In geen enkele internationale wet of verdrag is een definitie van PMBs opgenomen. 199 Hierdoor is weinig internationale wetgeving en regulering tot stand gekomen. 200 De bestaande internationale wetten en verdragen en de instanties belast met hun uitvoering zijn niet in staat gebleken de wereld van private conflict- en oorlogvoering overzichtelijk te maken en een effectieve controle uit te oefenen. Verdragen en instanties hebben vooral een symbolische betekenis gehad en zich beperkt tot het vestigen van meer aandacht op de rol van private actoren in conflict- en oorlogvoering en een afname van de status van oorlogsgevangen voor huursoldaten. 201 Ontwikkelingen – zoals het groeiende aandeel van PMBs in de wereld van conflict- en oorlogvoering en de steeds kleinere rol van huurlingen – maken vernieuwing of ontwikkeling van nieuwe wetten en verdragen noodzakelijk. 202
De internationale politieke wil voor deze vernieuwing of ontwikkeling ontbreekt echter waardoor staten aangewezen zijn op de ontwikkeling van nationale wetgeving en regulering om PMBs te controleren en in toom te houden. 203 Zowel de regering van het land dat het bedrijf inhuurt als de regering van het land waar het bedrijf gevestigd is, draagt hiervoor verantwoordelijkheid. De regering die het bedrijf inhuurt, is verantwoordelijk voor het gedrag van PMBs en hun personeel – zeker met betrekking tot internationaal humanitair recht en mensenrechten. De regering van het land waar het Privaat Militaire Bedrijf geregistreerd staat, draagt ook verantwoordelijkheid. Regeringen dienen militaire acties gericht tegen de territoriale integriteit en de onafhankelijkheid van andere staten te controleren en zich ervan te verzekeren dat PMBs alleen op uitnodiging van de betreffende regering aanwezig en actief zijn. 204
Er is weinig nationale wetgeving met betrekking tot PMBs ontwikkeld; vooral Europese staten hebben nauwelijks wetgeving ontwikkeld. Alleen Groot-Brittannië heeft recentelijk initiatief genomen door te onderzoeken welke mogelijkheden bestaan om de activiteiten van huurlingen en PMBs te reguleren. De conclusies die uiteengezet zijn in de Green Paper 199
Schreier en Caparini 2005: 17, Howe 1998b: 6 Singer 2004c: 524 201 Fallah 2006: 603, Singer 2004c: 525 – 526 202 Schreier en Caparini 2005: 17, Howe 1998b: 6 203 Kinsey 2005: 291, AIV 2007: 18 204 Beyani en Lilly 2001: 21 200
52
hebben nog niet tot concrete wetswijzigingen geleid waardoor de wetgeving van Zuid-Afrika en de Verenigde Staten nog altijd het meest vooruitstrevend en ontwikkeld is. 205 De ZuidAfrikaanse en Amerikaanse wetgeving bevat waardevolle ideeën over de mogelijkheden tot controle, regulering en vervolging, maar kent ook haar gebreken. 206 Naast de specifieke gebreken van de Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse wetgeving zijn er ook een aantal algemene problemen met betrekking tot nationale wetgeving en regulering: (a) de mogelijkheid voor PMBs om hun organisatievorm of land van vestiging te veranderen en zo aan vervolging te ontkomen; (b) het gebrek aan extraterritoriale middelen om nationale wetgeving te handhaven; (c) het gebrek aan de benodigde middelen om PMBs en hun werknemers in het buitenland te monitoren; en (d) het gebrek aan politieke wil om nationale wetgeving voor PMBs te ontwikkelen. 207 Het laatst punt stipt het grootste probleem aan. Zolang de politieke wil op nationaal en internationaal niveau ontbreekt, worden veranderingen niet doorgevoerd. Indien men een effectief controle- en reguleringssysteem voor PMBs wenst, zullen zowel nationale als internationale actoren moeten streven naar de ontwikkeling van nationale en internationale wetgeving en regulering.
205
Foreign and Commonwealth Office (2002) Private Military Companies: Options for Regulation, Green Paper voor het House of Commons, blz. 1 – 48: 39 206 Lilly 2002: 4, Schreier en Caparini 2005: 109 – 110, Beyani en Lilly 2001: 33, Kinsey 2005: 287 – 291 207 Singer 2004c: 535 – 537.
53
4
Casestudie 1: Executive Outcomes in Sierra Leone “We understand the cultures, we understand the people of Africa. We have to be around for a long time... who else will solve Africa’s problems?” - Eben Barlow, oprichter van Executive Outcomes 208
Haar discutabele achtergrond, controversiële operaties in Afrika en dubieuze banden met bedrijfsleven maakten van Executive Outcomes een van de meest bekende en beruchte PMBs ter wereld. 209 In dit hoofdstuk komen deze aspecten aan bod bij de bestudering van de operatie van Executive Outcomes in Sierra Leone. 4.1
Executive Outcomes ontleed
Executive Outcomes is een Zuid-Afrikaans Privaat Militair Bedrijf, dat in 1989 werd opgericht door Eben Barlow, een voormalig lid van verschillende elite-eenheden binnen het Zuid-Afrikaanse leger – de South African Defence Force (SADF). Zo was hij werkzaam bij het 32ste Battallion, de Militaire Inlichtingendienst en het Civil Co-operation Bureau (CCB) – een geheime spionage- en aanslageneenheid die gebruikt werd om tegenstanders van het Apartheidsregime in het buitenland uit de weg te ruimen. 210 Barlow stelde een niche op de veiligheidsmarkt te hebben geïdentificeerd en deze met Executive Outcomes te willen opvullen. Het bedrijf zou bescherming en veiligheid bieden aan landen die door de internationale gemeenschap waren vergeten. 211 Stabiliteit en waar mogelijk ook democratie zou naar landen worden gebracht door legitieme regeringen 212 vijf soorten diensten aan te bieden: (a)
strategisch en tactisch militair advies;
(b)
een scala van verfijnde militaire trainingspakketten;
(c)
peacekeeping- en persuasion-diensten;
(d)
advies over de aankoop en selectie van wapens aan de strijdmacht en
(e)
paramilitaire diensten. 213
208
Interview met Eben Barlow in Howe 1998a: 329 Singer 2003: 101 – 103, Howe 1998a: 307 – 309 210 Harding 1997: 88, Singer 2003: 211 “Executive Outcomes is the small wave of the future in terms of defense and security, because the international community has abdicated that role.” Aldus Eben Barlow in Harding 1997: 87 212 Met legitieme regeringen werd gedoeld op regeringen die erkend werden door de VN. Van rebellenbewegingen en guerrillagroeperingen zou EO geen opdrachten aannemen. Harding 1997: 90 213 Officiële website van EO <www.eo.com> zoals in Singer 2003: 104. De website van het bedrijf was zelf niet meer te raadplegen. Verdere uitleg hierover in 4.4 De huidige stand van zaken. 209
54
Voor de uitvoering hiervan kon EO personeel selecteren op basis van de benodigde training en relevante ervaring voor de operatie uit haar eigen databank. Hierin was ruim tweeduizend personeelsleden opgenomen die allen op een continue standby-status stonden en snel beschikbaar waren. 214 Het merendeel van het personeel bestond uit oud-militairen die overbodig waren geworden in het Zuid-Afrikaanse leger. Het Zuid-Afrikaanse leger bestond uit 120.000 soldaten waarvan 3.500 man tot de zogenaamde speciale of elite-eenheden behoorde. Zij hadden gedurende het Apartheidsregime tegen politieke tegenstanders zoals het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) gevochten en in de jaren tachtig voor militaire destabilisatie in zuidelijk Afrika gezorgd. Na beëindiging van het Apartheidsregime werden vele van de speciale eenheden door de overheid tot ongewenste en gevaarlijke entiteiten bestempeld. Verschillende legereenheden werden ontmanteld of in personeelsaantallen sterk gereduceerd. Ook besloot een deel van de militairen zelf het Zuid-Afrikaanse leger te verlaten. Zij vonden het onterecht dat hun eerder gelauwerde acties en optredens in conflicten en oorlogen afgekeurd en veroordeeld werden door het nieuwe Zuid-Afrikaanse regime. Zij hadden – zoals het een leger betaamt – de taken uitgevoerd die hen waren opgedragen en hierbij geen vragen gesteld. In totaal verlieten ongeveer 60.000 militairen – al dan niet gedwongen – het leger die een goede arbeidspoule voor EO vormden. 215 Vooral onder het voormalige personeel van de elite-eenheden van de SADF werden veel werknemers geworven. Het gros hiervan was afkomstig uit vier elite-eenheden: de Koevoet counterinsurgency-eenheid, het 32ste Batallion, de Reconaissance Commando’s en de Parachute Brigade. 216
Naast gevoelens van ondankbaarheid en verongelijktheid, vormde Executive Outcomes ook om een andere reden een aantrekkelijk alternatief. De salarissen bij het bedrijf waren vele malen hoger dan de bedragen die in het leger of bij andere veiligheidsdiensten betaald werden en varieerden van US$ 3.500 tot US$ 7.500 per maand. Dit was ruim vijf keer meer dan voor vergelijkbaar werk door het Zuid-Afrikaanse leger werd betaald en ruim tien keer meer dan door veel andere Afrikaanse legers werd betaald – als daar überhaupt salaris werd uitbetaald.
214
EO behaalde meerdere voordelen door personeel op stand-by te plaatsen. Allereerst bleven de administratieve kosten voor EO relatief laag. Ook voelde de Zuid-Afrikaanse overheid geen fysieke bedreiging van een paraat tweede leger binnen haar eigen staat en behield het bedrijf meer handelingsvrijheid. Howe 1998a: 307, 310 – 311 215 Pech, Khareen (1999) Chapter 5: Executive Outcomes – A corporate conquest. In: Peace, Profit or Plunder: The Privatisation in War-Torn African Societies. Johannesburg: Institute for Security Studies, blz. 81 – 109: 81, Harding 1997: 88 – 89, Singer 102 – 103, Howe 1998a: 310 216 Pech 1999: 81, Howe 1998a: 310
55
Ook voorzag EO haar personeel als een van de eerste PMBs in een levensverzekering en volledige dekking van medische kosten. 217 Rond Executive Outcomes bestond veel controverse. Allereerst zorgde de achtergrond van de oprichters en van een groot deel van het personeel voor veel ophef. 218 Het bedrijf zou uit voornamelijk blanke leden van de voormalige Apartheidseenheden bestaan en niets meer dan een neokoloniale strijdmacht zijn die Afrikaanse landen zou uitbuiten. 219 Ook de dubieuze banden die EO met het bedrijfsleven onderhield, waren onderwerp van discussie. Executive Outcomes was onderdeel van de Strategic Resource Corporation (SRC). De SRC was het overkoepelende concern waarbinnen zich ruim twintig andere bedrijven bevonden. Zij boden allen verschillende diensten aan in de veiligheidssector en hielden zich met beveiliging, luchtvervoer en de exploitatie van diamantmijnen en olievelden bezig. Onder de bedrijven bevonden
zich
verschillende
militaire
bedrijven,
energiebedrijven,
een
private
luchtvaartmaatschappij, maar ook bedrijven die toeristische activiteiten aanboden en waterzuiveringbedrijven. Military Technical Services, Sandline International, Branch Energy en Ibis Air zijn slechts enkele van de aan EO en SRC verbonden bedrijven. 220 Bij veel van de opdrachten die worden binnengehaald moet een aantal taken worden uitbesteed aan andere bedrijven. Executive Outcomes speelde deze door aan bedrijven waarmee zij verbonden was via de SRC-groep. 221 Zo behaalden zij meer winst en werd hun klanten- en machtsbasis uitgebreid: “Executive Outcomes will become ever richer and more potent, capable of exercising real power, even to the extent of keeping military regimes in being. If it continues to expand at the present rate, its influence in sub-Saharan Africa could become crucial.” 222
217
Singer 2003: 102 – 103, Howe 1998a: 311 Singer 2004b: 16 – 17, O’Brien 2002: 2 219 Deze visie is niet geheel correct. Van de tweeduizend man personeel van Executive Outcomes bestond ruim 70% uit zwarte Afrikanen – waarbij Zuid-Afrikanen, Angolezen en Namibiërs het belangrijkste deel opmaakten. Wel vervulde het merendeel van deze 70% geen leidinggevende functies in het bedrijf, maar vervulden zij de taken van combat-soldaten. Harding 1997: 87, Singer 2003: 103, Howe 1998a: 310 – 311 220 De SRC-groep onderhoudt verder nauwe banden met de Branch-Heritage-groep in Londen, waar Executive Outcomes ook geregistreerd staat. In Zuid-Afrika werd EO door Eben Barlow geleid en in Londen door een aantal hoofden van Branch Energy en Heritage Oil. Een van hen was Anthony Buckingham – een invloedrijke zakenman die betrokken was bij de financiering van de missies in Angola en Sierra Leone van EO. Zie Bijlage I voor een volledige lijst van de Zuid-Afrikaanse en Britse aan EO en SRC verbonden bedrijven . Singer 2003: 104 – 106, Harding 1997: 88, Howe 1998a: 310 – 311, Pech 1999: 86 – 88 221 Het EO/SRC/Sandline/Branch-Heritage-concern biedt een zodanig breed scala van diensten aan dat dit zeer goed mogelijk is. Zij heeft bedrijven en vestigingen in de VS, Groot-Brittannië, Canada, Zuid-Korea, Hong Kong, Indonesië, China, Australië en meer dan 26 Afrikaanse landen. Zij kunnen hierdoor in veel landen snel troepen of materieel leveren. Pech 1999: 86, Singer 2003: 104 222 Pech, Khareen Beresford, David Corporate Dogs of War Who Grow Fat Amid the Anarchy of Africa, The Observer, 19 januari 1997. Laatst geraadpleegd op 24 mei 2009 op 218
56
De vraag is in hoeverre door de banden van Executive Outcomes met de SRC-groep sprake was van oneerlijke concurrentie én of Executive Outcomes überhaupt nog kon functioneren als onafhankelijke en neutrale interventiemacht. Doordat zij in bepaalde landen een sterk eigenbelang had – bijvoorbeeld bij de bescherming van diamantmijnen in het bezit van Branch Energy – zou tijdens missies sprake kunnen zijn van een conflict of interest. Critici omschreven EO ook wel als: “arguably the world’s first fully equipped corporate army [...] the advance guard for major business interests engaged in a latterday scramble for the mineral wealth of Africa”. 223 Alle kritiek weerhield vooralsnog weinig regeringen of bedrijven ervan om EO in te huren. In 1993 ontving zij haar eerste grote internationale opdracht. Zij werd toen ingehuurd door de regering van Angola om de orde in het land te herstellen en de rust de doen wederkeren in ruil voor US$ 40 miljoen. 224
4.2
Het conflict in Sierra Leone
Sierra Leone kende een gigantische hoeveelheid aan natuurlijke rijkdommen. Zij was een van de grootste diamantproducenten ter wereld en had grote mineraalvoorraden zoals bauxiet en rutiel in de grond. Toch behoorde het land al jaren tot een van de armste en minst ontwikkelde landen ter wereld. 225 Een jarenlange burgeroorlog verwoestte de economie van het land en zorgde voor een enorme vluchtelingenstroom. 226 De gebeurtenissen in maart 1991 vormden de directe aanleiding voor de crisis in Sierra Leone. Ongeveer honderd leden van de Revolutionary United Front (RUF) staken toen de grens tussen Liberia en Sierra Leone over onder leiding van Foday Sankoh – een verbitterde oud-militair uit het leger van Sierra Leone – en begonnen met de steun van Charles Taylor vanuit het buurland Liberia een offensief tegen de regering van president Joseph Saidu Momoh. Momoh was leider van de All People’s Party en was aan de macht gekomen na verkiezingen waaraan alleen zijn eigen partij had deelgenomen. 227 De leden van de RUF waren ontevreden over het leiderschap van Momoh en de manier waarop hij aan de macht was gekomen. In hun manifest pleitten leden van de RUF voor meer democratie en minder corruptie: 223
Pech en Beresford 1997 Selber, Jesse Jobarteh, Kebba (2002) From Enemy to Peacemaker: The Role of Private Military Companies in Sub-Saharan Africa. In: Medicine & Global Survival, vol. 7, nr. 2, blz. 90 – 95: 91, Howe 1998a: 312 225 Op de VN-ontwikkelingsindex behoorde Sierra Leone al jaren tot de vijf slechtst scorende landen. De index wordt onder meer bepaald door de economische ontwikkeling, het gemiddelde opleidingsniveau en de gemiddelde levensverwachting van een land. Human Development Report 1990. Laatst geraadpleegd op 24 mei 2009 op 226 Ongeveer anderhalf van de vier miljoen inwoners van Sierra Leone sloeg op de vlucht. Howe 1998a: 313 227 Zie Bijlage II voor een kaart van Sierra Leone. Douglas, Ian (1999) Chapter 9: Fighting for diamonds – Private military companies in Sierra Leone. In: Peace, Profit or Plunder: The Privatisation in War-Torn African Societies. Johannesburg: Institute for Security Studies, blz. 175 – 200: 175, 176 224
57
“We can no longer leave the destiny of our country in the hands of a generation of crooked politicians and military adventurists...It is our right and duty to change the present political system in the name of national salvation and liberation...This task is the historical responsibility of every patriot...We must be prepared to struggle until the decadent, backward and oppressive regime is thrown into the dustbin of history. We call for a national democratic revolution - involving the total mobilisation of all progressive forces.” 228
Van het streven van de RUF naar meer democratie en minder corruptie was in de praktijk weinig te merken. Leden van de RUF terroriseerden de bevolking en hielden er zeer wrede handelspraktijken op na. Kannibalisme, het amputeren van ledematen en het ontvoeren van kinderen om deze op te leiden tot kindsoldaat waren slechts enkele van deze praktijken. De bevolking werd gedwongen tussen twee kwaden te kiezen: aansluiting bij de rebellen of de dood. Overigens hadden niet alle mensen in Sierra Leone een dergelijk sterke motivatie nodig voor aansluiting bij de RUF. De jarenlange corruptie en onderdrukking van de overheid had tot grote onvrede geleid onder de bevolking. Hierdoor kon de RUF – ondanks hun wrede praktijken – rekenen op steun van een deel van de bevolking. 229
Terwijl de RUF steeds meer steun kreeg en sterker werd, ging het met het leger van Sierra Leone – de Republic of Sierra Leone Military Forces (RSLMF) – steeds slechter. Allereerst was de RSLMF door president Momoh en zijn voorganger Siaka Stevens met opzet zeer zwak gehouden. Zowel Momoh als Stevens zag een sterk leger als een grote bedreiging voor de eigen positie. Het leger had een voornamelijk ceremoniële functie gekregen en was door Momoh en Stevens langs etnische lijnen opgedeeld om verdeeldheid binnen het leger te creëren. Hun strategie werkte, maar naast verdeeldheid ook tot veel corruptie, een verminderde motivatie en een slechte organisatie van het leger geleid. Ook ontbrak een duidelijke beleidsstructuur. Dit alles had erin geresulteerd dat de RSLMF ten tijde van het conflict uit slechts 14.000 soldaten bestond, waarvan ongeveer tweederde in paniek was geronseld en uit ontevreden jongeren bestond die slechts enkele dagen militaire training hadden gevolgd. Het merendeel van de militairen was bovendien meer bezorgd over hun
228
Revolutionary United Front, Footpaths to Democracy. Toward a New Sierra Leone ongedateerd. Laatst geraadpleegd op 25 mei 2009 op 229 Douglas 1999: 177 – 178, Howe 1998a: 313, Singer 2003: 111, Berman, Eric G. Labonte, Melissa T. (2006) Sierra Leone, blz. 141 – 227: 145. In: Durch, William J. (2006) Twenty-First-Century Peace Operations, Washington: United States Institute of Peace.
58
verlies aan inkomsten als gevolg van de oorlog dan over het winnen of verliezen van de oorlog. 230
De combinatie van een sterker wordend Revolutionary United Front en een zwak nationaal leger leidde tot een snelle opmars van de RUF. De National Provisional Ruling Council (NPRC) onder leiding van Valentine Strasser – die president Momoh na een coup in 1992 had vervangen – wist niet hoe zij de RUF moest aanpakken. De NPRC zag de rebellenbeweging als een mysterieuze groep die geen duidelijke ideologie had, continu van samenstelling veranderde, geen duidelijke eisen uitsprak en weigerde te onderhandelen over een bestand. Het ontbrak de NPRC bovendien aan een duidelijke politieke agenda of leiderschap. De NPRC kreeg hierdoor geen vat op de RUF en toen de rebellen in 1995 waren opgerukt tot Freetown – de hoofdstad van Sierra Leone – sloeg de paniek toe. 231
Strasser probeerde de internationale gemeenschap te bewegen tot actie, maar de VS, GrootBrittannië en de VN weigerden om in te grijpen. Groot-Brittannië had Strasser het Britse PMB Gurkha Security Guards Limited aangeraden. Gurkha Security Guards Limited zou volgens Groot-Brittannië in staat zijn om de benodigde assistentie en militaire ondersteuning te leveren om de rebellen te verdrijven en de orde in het land te herstellen. Bij het bedrijf waren voornamelijk ex-Gurkhastrijders werkzaam. Gurkhastrijders waren Nepalezen die in Britse huurlingeneenheden hadden gediend en bekend stonden om hun moed en kundig messengebruik. Voordat het bedrijf echter veel vooruitgang had geboekt, liep het bij een hinderlaag van de RUF in februari 1995 zware personele verliezen op. Ook de leider van de operatie – Bob Mckenzie – kwam bij de hinderlaag om het leven. Vermoedelijk werd hij door de rebellen opgegeten als waarschuwing voor andere PMBs en interventiemachten. Gurkha Security Guards Limited besloot na deze gebeurtenissen Sierra Leone te verlaten en het contract met de regering te verbreken. De regering zat echter nog met dezelfde problemen als voor de intrede van Gurkha Security Guards Limited: de voortdurende weigering van de internationale gemeenschap om in te grijpen en de RUF die op het punt stond om Freetown in
230
Gedurende de oorlog tegen de RUF werd het verlies aan inkomsten groter. Door het ineenzakken van de economie, de RUF die wegen blokkeerde naar de diamant- en bauxietmijnen en een gebrek aan buitenlandse hulp had de regering minder geld om soldaten loon te betalen en werden soldaten beperkt in hun mogelijkheden om bij te verdienen. Zij gingen daarom – net als de rebellen – op plundertochten langs dorpen waarbij beide partijen de schuld op elkaar probeerden af te schuiven. Hiervoor ontstond een speciale term: ‘sobels’ – soldiers by day, rebels by night. Douglas 1999: 178, Howe 1998a: 313, Berman en Labonte 2006: 146 231 Douglas 1999: 177 – 178
59
te nemen. Een wanhopige NPRC besloot hierop een ander militair bedrijf in te huren: Executive Outcomes. 232
4.3
De intrede van Executive Outcomes
Voor Executive Outcomes was de operatie in Sierra Leone haar tweede grote internationale operatie. In het eerste contract dat zij met de regering van Sierra Leone afsloot, werd vastgelegd dat Executive Outcomes 160 man personeel zou leveren in ruil voor US$ 2 miljoen per maand. 233 De overheid van Sierra Leone had onvoldoende financiële middelen om hieraan te voldoen. Het geld voor de missie zou moeten worden voorgeschoten door een derde partij. Deze derde partij werd uiteindelijk gevonden in Anthony Buckingham – een van de hoofden van de Branch-Heritage-groep. 234 In ruil voor de financiering zou de BranchHeritage-groep de exploitatierechten van verschillende diamantmijnen in het Kono-district krijgen, een district dat jaarlijks voor honderden miljoenen dollars aan diamanten produceerde en een groot deel van de totale export van Sierra Leone opmaakte. 235
Executive Outcomes startte in april 1995 met haar operatie. Haar eerste en voornaamste taak was om de hoofdstad veilig te stellen en de rebellen terug te dringen naar de jungle. Vervolgens zou EO de rebellen uit het Kono-district verdrijven en de wegen naar Freetown vrijmaken, zodat voedsel en brandstof geleverd konden worden aan de hoofdstad en de economie op gang kon komen. EO boekte snel resultaat. Eind 1995 werd Freetown niet langer belegerd door rebellen, waren de meeste mineraal- en diamantmijnen onder controle van de regering en waren zware materiele en personele verliezen toegebracht aan de RUF. Ongeveer tweehonderd leden van de RUF waren gedood en meer dan duizend leden waren gedeserteerd. Executive Outcomes liep slechts twee dodelijke slachtoffers op. Ook werd het hoofdkwartier van de rebellenbeweging vernietigd. EO begon vervolgens met de militaire training van een aantal legereenheden en de Kamajors – een lokale stam met veel kennis over de jungle. 236
232
Douglas 1999: 179, Singer 2003: 112 Aanvullende contracten zouden het totaal uiteindelijk op US$ 35 miljoen doen uitkomen. Brooks, Doug (2000) Creating the Renaissance Peace: The utilisation of private military companies for peacekeeping and peace enforcement activities in Africa. Paper voor het Africa Institute of South Africa’s 40th Anniversary Conference: 4, Selber en Jobarteh 2002: 91 234 De Branch-Heritage-groep was verbonden was aan de Strategic Resource Corporation, het overkoepelende holdingconcern waaronder ook Executive Outcomes viel. Zie ook supra voetnoot 220 en 221. 235 Zie Bijlage II, kaart 3 voor de ligging van het Kono-dsitrict. Encyclopedia of the Nations. Sierra Leone. Mining. Laatst geraadpleegd op 24 mei 2009 op . Singer 2003: 104, 112 236 De Kamajors groeiden uit tot een militie van twee à drieduizend man sterk. Zij waren bekend in de jungle en met de tactieken van de RUF. De Kamajors werden in de jungle de ogen en oren van Executive Outcomes en 233
60
De RUF die door de acties van EO sterk verzwakt was en ver terug de jungle in was gedrongen, besloot met de regering te onderhandelen. Tijdens de onderhandelingen werd een staakt-het-vuren bereikt. Door het staakt-het-vuren ontstond een stabiele situatie en werd besloten eind februari 1996 democratische presidentverkiezingen te houden. Tejan Ahmed Kabbah – een advocaat en voormalig VN-medewerker – werd gekozen tot president. 237 De RUF had zich in de aanloop naar de verkiezingen wel verzet, maar voor weinig concrete problemen gezorgd. In oktober 1996 besloten de rebellen zich echter terug te trekken uit het vredesakkoord. Executive Outcomes vreesde – na inlichtingen van de Kamajors over een op handen zijnde aanslagenreeks van de RUF – voor nieuwe slachtoffers en politieke en maatschappelijke onrust. EO besloot nog een keer het strijdveld op te gaan en de genadeklap toe te dienen aan de rebellenbeweging. EO vernietigde de overgebleven hoofdkwartieren in het zuidoosten van het land en maakte veel slachtoffers aan de zijde van de RUF. Geconfronteerd met de nieuwe personele en materiele verliezen besloot de RUF op 30 november 1996 alsnog het vredesakkoord te tekenen. 238 In het vredesakkoord werd vastgelegd dat alle vijandelijkheden gestaakt moesten worden, de RUF een officiële politieke partij zou worden en de situatie in Sierra Leone gemonitord zou worden door een neutrale en onafhankelijke
partij.
Ook
zouden
Executive
Outcomes
en
andere
buitenlandse
troepenmachten het land binnen vijf weken moeten verlaten. 239
EO stelde dat haar vertrek te vroeg kwam en voorspelde dat de regering van president Kabbah binnen honderd dagen ten prooi zou vallen aan een coup. Om dit te voorkomen bood EO de regering een nieuwe overeenkomst aan waarin zij voorstelde vijfhonderd man personeel in Sierra Leone te stationeren om de orde te handhaven en de regering te beschermen. De regering ging niet op het aanbod in en in januari 1996 verliet Executive Outcomes gedwongen het land. 240 Het bedrijf zou later haar gelijk krijgen. Op dag 95 werd de regering van Kabbah bij een coup door John Gborie en de People’s Revolutionary Army – waarachter ook de RUF zich had geschaard – afgezet. Het land werd in nieuwe periode van chaos, armoede en rapporteerden aan hen over de locaties en bewegingen van de rebellen. Later bleken de Kamajors voor frictie in het land te zorgen toen zij als concurrenten werden gezien door het leger. De Kamajors waren door EO op dezelfde wijze als de RSLMF gestructureerd en groeiden gedurende het conflict in grootte en in invloed. Frictie ontstond vooral nadat de Kamajors – en niet de militairen – geprezen werden om hun inzet en successen in de oorlog tegen de RUF. Selber en Jobarteh 2002: 91, Singer 2003: 113, Douglas 1999: 180 – 183, Howe 1998a: 314 237 Selber en Jobarteh 2002: 91, Howe 1998a: 314 238 Douglas 1999: 185 – 186 239 Selber en Jobarteh 2002: 92, Douglas 1999: 183 – 184, Berman en Labonte 2006: 146 – 147 240 Overigens zonder in zijn geheel betaald te zijn door de regering van Sierra Leone. Slechts US$17 miljoen van de in totaal afgesproken US$35 miljoen was aan Executive Outcomes betaald. Douglas 1999: 187
61
wreedheden gestort. 241 Vooral in Freetown vonden tijdens de coup verschrikkingen plaats. Daar riep Sankoh ‘Operation Pay Yourself’ uit met een episode van plundering, verkrachting en moord tot gevolg. In een periode van twaalf uur vielen meer dan tweehonderd doden. 242 President Kabbah was na de coup naar Guinee gevlucht en probeerde vanaf daar de val van het regime van Gborie te bewerkstelligen. Hij zocht hiervoor contact met het Britse PMB Sandline International. 243 Sandline International nam de opdracht van president Kabbah aan en zou in ruil voor een bedrag van US$ 10 miljoen de illegale regering van de People’s Revolutionary Army destabiliseren en de regering van Kabbah herinstalleren. Het Britse bedrijf maakte bij haar operatie van veelal dezelfde tactieken als EO gebruik. Voor inlichtingen over de bewegingen van de rebellen werd ook gebruik gemaakt van de Kamajors. Sandline International wist de operatie tot een goed einde te brengen en de regering van Kabbah te herinstalleren. Sierra Leone was inmiddels wel vele miljoenen en jaren van chaos, armoede en criminaliteit verder. 244
4.4
Het optreden van Executive Outcomes geëvalueerd
Hoewel de missie van Sandline International slaagde, er minder gewelddadige incidenten plaatsvonden en de regering van Kabbah werd geherinstalleerd, bleef het onrustig in Sierra Leone op politiek, maatschappelijk en economisch gebied. Het land scoorde op de VNontwikkelingsindex nog altijd zeer slecht. Van de 177 bestudeerde landen werd zij overall als laatste gerankt. 245 Ook bleek de verdrijving van rebellen van de RUF wederom een tijdelijk fenomeen. Sinds 2001 hebben de rebellen ongeveer de helft van het land in handen – waaronder een groot deel van de diamantrijke gebieden. De rebellen waren zo in staat hun activiteiten te financieren. De regering bleek weer niet in staat de rebellen te verdrijven waardoor het land werd opgedeeld in door de regering en door de RUF gecontroleerde
241
Singer 2003: 114 – 115, Douglas 1999: 187 – 188 Singer 2003: 114, Douglas 1999:188 243 Sandline International was net zoals EO onderdeel van de SRC en had ook oud-werknemers van EO in haar personeelsbestand. Verschillende geruchten gingen rond over de keuze voor Sandline International in plaats van EO. Mogelijk zou het controversiële imago van EO een rol hebben gespeeld bij de keuze. Ook zou de relatie tussen Kabbah en EO verslechterd zijn nadat het bedrijf onverwacht en gedwongen moest vertrekken uit Sierra Leone zonder het volledige bedrag te hebben ontvangen van de regering. Selber en Jobarteh 2002: 92, Douglas 1999: 188 – 191 244 Douglas 1999: 189 – 195, Singer 2003: 115 245 Zo was een groot deel van de bevolking analfabeet, lag de gemiddelde levensverwachting net boven de veertig jaar en was het gemiddelde inkomen zeer laag. Zie voor meer statistieken het Human Development Report 2007/2008. Fighting Climate Change: Human Solidarity in a Divided World, blz. 1 – 399: 229 – 300. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op 242
62
facties. 246 De VN die sinds 1998 met drie verschillende missies – UNOMSIL, UNAMSIL en UNIOSIL – in Sierra Leone actief was, wist hieraan weinig te veranderen. Ondanks dat zij met 13.000 man de grootste peacekeeping-troepenmacht van de VN ter wereld is. 247
Door velen werd de vraag gesteld hoeveel waarde de interventies van Sandline International en EO hebben gehad. In Sierra Leone bleef het politiek en maatschappelijk onrustig, hoewel tientallen miljoenen waren uitgegeven aan PMBs om een stabiele situatie te creëren. 248 EO voerde als verdediging aan dat zij Sierra Leone gedwongen moest verlaten en de regering had gewaarschuwd voor nieuwe couppogingen en een periode van politieke en maatschappelijke onrust als het bedrijf te vroeg uit het land zou vertrekken. 249 Ook zouden de operaties van EO en Sandline International relatief veel effectiever en goedkoper zijn dan de VN-operaties. De kosten van EO kwamen op US$ 2 miljoen per maand en in totaal op US$ 35 miljoen uit en die van Sandline International op US$ 10 miljoen in totaal. De VN-operaties in Sierra Leone die sinds 1998 liepen, kostten per dag ruim US$ 3 miljoen. 250
Ook over de banden van Executive Outcomes met de Branch-Heritage-groep werd vragen gesteld. Executive Outcomes zou volgens sommigen slechts de militaire tak van een multinationaal concern zijn dat via militaire operaties haar eigen belangen veiligstelde. Speculaties hierover werden heftiger nadat bleek dat de Branch-Heritage-groep de exploitatierechten van een aantal diamant- en goudmijnen wist te bemachtigen in Sierra Leone vlak nadat Executive Outcomes een contract had afgesloten met de regering van Sierra Leone. Bij de contractonderhandelingen tussen Executive Outcomes en de regering van Sierra Leone zou bemiddeld zijn door Anthony Buckingham – een van de hoofden van de BranchHeritage-groep. 251
246
International Crisis Group (2001) Sierra Leone. Time for a New Military and Political Strategy. ICG Africa Report, nr. 28, blz. 1 – 47: 3, 5. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op . 247 UNOMSIL, juli 1998 – oktober 1999. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op . UNAMSIL, oktober 1999 – december 2005. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op . UNIOSIL, januari 2006 – heden. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op . 248 Howe 1998a: 322 249 Singer 2003: 114 – 115, Douglas 1999: 187 – 188 250 Brooks 2000: 4 251 Concrete bewijzen zijn nooit gevonden om deze speculaties te ondersteunen. In Sierra Leone werd dit extra gecompliceerd door de instabiele – en voorheen ook ondemocratische – politieke situatie. Harding 1997: 93, Pech en Beresford 1997, Howe 1998a: 319 – 320
63
Over het succes van de operatie van Executive Outcomes verschilden de meningen. Enerzijds was het door EO bereikte resultaat van korte duur en werden veel vragen gesteld over de dubieuze banden die het bedrijf onderhield met de Branch-Heritage-groep. Anderzijds wist EO in een korte periode wel te slagen in haar missie: het verdrijven van de RUF en het herstellen van de politieke en maatschappelijke rust in Sierra Leone tegen een relatief lage prijs. De ophef rondom de missie in Sierra Leone deed het bedrijf in elk geval geen goed en leidde in combinatie met het al negatieve imago van de oprichters van EO (actief geweest in controversiële veiligheidseenheden tijdens het Apartheidsregime) tot een daling in het aantal opdrachten voor EO. Veel opdrachtgevers besloten na verloop van tijd andere PMBs of aan EO gelieerde militaire bedrijven zoals Lifeguard of Sandline International in te huren. Zij konden immers dezelfde diensten bij andere PMBs afnemen zonder de aan EO klevende controverse en ophef over zichzelf af te roepen.
Nadat de Zuid-Afrikaanse overheid in 1998 de Regulation of Foreign Military Assistance Act had aangenomen en hiermee huurlingenactiviteiten verbood, besloot Executive Outcomes per 1 januari 1999 op te houden te bestaan. 252 Er zijn echter voldoende aan EO gelieerde bedrijven of afleidingen van het bedrijf op de huidige veiligheidsmarkt te vinden. 253 Zij bieden dezelfde diensten aan – die Executive Outcomes in het verleden aanbood – en hebben een deel van het oude personeel van Executive Outcomes overgenomen. De aan EO gelieerde bedrijven of afleidingen kampen alleen niet met een negatief imagoprobleem of controverse omtrent de opdrachten en operaties.254
252
Howe 1998a: 327 – 328, Singer 2003: 118 Saracen, Lifeguard, Sandline International, Military Technical Services zijn hiervan slechts enkele voorbeelden. 254 King, Katherine (2008) Executive Outcomes in Sierra Leone and Beyond, Fourth Annual USC Upstate Research Symposium, blz. 19 – 20: 19 – 20. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op . 253
64
5
Casestudie 2: Blackwater in Irak “Bad things usually don’t happen by themselves in Iraq.” - Eric Prince, oprichter van Blackwater 255
Blackwater is sinds haar optreden in Irak een van de meest prominente en omstreden PMBs ter wereld. In dit hoofdstuk wordt de rol van het bedrijf in Irak bestudeerd. Hierbij is aandacht voor de verschillende taken die PMBs in Irak hebben uitgevoerd, hun wettelijke status en die van Blackwater in het bijzonder.
5.1
PMBs in Irak
De Verenigde Staten vertrouwden in de recente militaire operaties Operation Enduring Freedom in Afghanistan en Operation Iraqi Freedom in Irak veelvuldig op de diensten van PMBs. 256 Voor de regering van president Bush vormden de PMBs een welkome personele aanvulling op de nationale strijdkrachten en werden de politieke kosten voor de regering geminimaliseerd bij eventuele doden of gewonden. 257 In totaal zouden ongeveer 180.000 medewerkers van PMBs werkzaam zijn (geweest) in Irak. Hiermee oversteeg het aantal medewerkers van PMBs het totale troepenaantal van 160.000 man van de Verenigde Staten. 258
5.1.1 De rol van PMBs in Irak PMBs waren in Irak verantwoordelijk voor een breed scala van taken voor, tijdens en na de oorlog. 259 Voor de oorlog hielden PMBs zich bezig met het simuleren van oorlogscenario’s en
255
Interview van 60 minutes met Eric Prince zoals verschenen op CBS News, Blackwater Chief Welcomes Extra Oversight, 14 oktober 2007, CBS News. Laatst geraadpleegd op 23 mei 2009 op . 256 Zie Bijlage III voor een kaart van Irak. Crofford, Cliff (2006) Private Secruity Contractors on the Battlefield. Strategy Research Project voor het US Army War College, blz. 1 – 24: 5 257 Singer 2003: 243 – 245 258 In vergelijking met de eerste Golfoorlog is dit een enorme stijging. Destijds maakten PMBs slechts 10% van het totaalaantal op. Blackwater heeft nu ruim 1.000 man aan personeel in Irak zitten, MPRI 500 man en DynCorp International 1.500. Kellogg, Brown & Root heeft verspreid over Koeweit, Afghanistan en Irak ruim 50.000 man personeel gestationeerd. Press 2008: 111, Blackwater denies rogue mercenary charge, 3 oktober 2007, The Times. Laatst geraadpleegd op 5 juni 2009 op . 259 Een veelvoorkomend misverstand betreffende PMBs is dat zij zich alleen richten op private oorlogvoering. Dit is niet correct. In Irak hielden van de 180.000 medewerkers van PMBs slechts 20.000 zich bezig met militaire functies en taken. Singer, Peter (2004e) The Private Military Industry and Iraq: What have we learned and where to next? Policy Paper voor de Geneva Centre For the Democratic Control of Armed Forces, blz. 1 – 23: 4,, Merle, Renae Census Counts 100,000 Contractors in Iraq, 5 december 2006, The Washington Post.
65
veldtraining van militairen. In de aanloop naar de oorlog verzorgden zij de logistieke planning en ondersteuning voor de coalitietroepen en waren zij verantwoordelijk voor de bouw, operationalisering en beveiliging van een aantal Amerikaanse militaire complexen. 260 Tijdens de oorlog waren zij verantwoordelijk het onderhoud en laden van verschillende wapensystemen zoals de B2-bommenwerpers en de Apachegevechtshelikopters. Na de oorlog werd het takenpakket van PMBs in Irak verder uitgebreid. 261 PMBs leverden technische en logistieke ondersteuning en waren verantwoordelijk voor de training van de Iraakse politie, paramilitaire troepen en het leger. PMBs verzamelden en analyseerden daarnaast inlichtingen, begeleidden konvooien, bewaakten militaire bases, complexen en kantoren en hielden zich bezig met reconstructiewerkzaamheden. Ook waren zij verantwoordelijk voor de beveiliging van verschillende hoge functionarissen en regeringsleden van de Amerikaanse en Iraakse overheid – waaronder Paul Bremer – leider van de Coalition Provisional Authority (CPA). 262 Dat veelvuldig vertrouwd werd op PMBs was ook terug te zien in de verdiensten van PMBs. Halliburtons dochterbedrijf Kellog, Brown & Root zou aan haar LOGCAP-contract 263 met de Amerikaanse overheid miljarden verdienen. In 2003 bracht zij alleen al US$ 4.3 miljard aan kosten in rekening bij de overheid. Halliburton zou nog meer gaan verdienen aan haar activiteiten in Irak, in totaal US$ 13 miljard. Ter vergelijking: dit is 2.5 keer meer dan de totaalkosten van de Amerikaanse overheid tijdens de Perzische Golfoorlog in 1991. 264 Halliburton is bovendien slechts een van de vele in Irak actieve PMBs. 5.1.2 De wettelijke status van PMBs in Irak Over de wettelijke status en vervolgmogelijkheden van PMBs in Irak bestaat veel discussie en verwarring doordat wetten van verschillende autoriteiten op hen van toepassing zijn. PMBs en hun medewerkers vallen officieel onder de Iraakse wet. De Iraakse wet wordt aangevuld met door de CPA uitgevaardigde orders waarbij een aantal van grote invloed is geweest op de
Laatst geraadpleegd op 5 juni 2009 op 260 Zoals Kamp Doha in Koeweit dat tijdens de invasie een belangrijk platform vormde voor de lancering van wapens en vliegtuigen van de coalitietroepen. 261 Singer 2003: 247, Singer 2004e: 4 – 5 262 De CPA trad op 21 april 2003 in werking en vormde in Irak – na de val van het regime van Saddam Hussein – de transitieregering die uit Amerikanen, Britten en andere bondgenoten bestond. De transitieregering had uitvoerende, rechtsprekende en wetgevende autoriteit. Op 28 juni 2004 hield zij op te bestaan, omdat de Iraakse interim-regering in werking trad. Coalition Provisional Authority, Regulation Number 1. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op . Singer 2003: 248, Singer 2004e: 5 – 6 263 Logistics Civil Augmentation Program 264 Singer 2004e: 5
66
wettelijke status en vervolgmogelijkheden van PMBs en hun werknemers. 265 Allereerst reguleerde Order Number 3 het gebruik en dragen van wapens. Het beperkte het gebruik en dragen van wapens tot de coalitietroepen en Iraakse beveiligings- en politietroepen. Individuen of groepen mochten alleen wapens dragen en gebruiken als zij hiervoor toestemming hadden verkregen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. 266 Dit gold ook voor PMBs: “Private security firms may be licensed by the Ministry of the Interior to possess and use licensed Firearms and Military Weapons, excluding Special Category Weapons, in the course of their duties, including in public places.” 267
Memorandum Number 17 reguleerde de activiteiten van PMBs en hun personeel. Regels waren opgesteld met betrekking tot de registratie van PMBs, het gebruik van geweld en verantwoord gedrag. 268 Zo dienden alle PMBs zich te registreren bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken of het Ministerie van Handel en moesten PMBs zich houden aan alle wetten en regulaties van toepassing op hen: “PSC are subject to, and must comply with all applicable criminal, administrative, commercial and civil laws and regulations, except as otherwise provided by law.” 269 Medewerkers van PMBs moesten ethisch verantwoord handelen, respect
tonen voor hun cliënten, de Iraakse overheid en bevolking, bij de uitvoering van missies binnen de wettelijk toegestane grenzen opereren en geen excessief geweld gebruiken 270 : “You may use NECESSARY FORCE, up to and including deadly force, against persons in the following circumstances: a. In self-defense. b. In defense of persons as specified in your contract. c. To prevent life threatening offenses against civilians.” 271 265
Officiële CPA-definitie van orders: “Orders are binding instructions or directives to the Iraqi people that create penal consequences or have a direct bearing on the way Iraqis are regulated, including changes to Iraqi law.” Orders. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op . Elsea e.a. 2008: 19 266 Elsea e.a. 2008: 19 – 20 267 Coalition Provisional Authority Order Number 17, 31 december 2003, blz. 1 – 5: 3. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . 268 Officiële CPA-definitie van memoranda: “Memoranda expand on Orders or Regulations by creating or adjusting procedures applicable to an Order or Regulation.” Memoranda. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op 269 Coalition Provisional Authority Memorandum Number 17, 26 juni 2004, blz. 1 – 13: 1, 7. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . 270 Coalition Provisional Authority Memorandum Number 17: 10, 12 271 Coalition Provisional Authority Memorandum Number 17: 10
67
PMBs waren daarnaast gemachtigd om burgers aan te houden, te fouilleren en te ontwapenen als zij vermoedden dat hun veiligheid of die van anderen in gevaar was. 272 Hoewel in Memorandum Number 17 belangrijke regels en richtlijnen met betrekking tot PMBs uiteen waren gezet, bevatte Order 17 nog belangrijkere regels en richtlijnen. Order Number 17 vrijwaarde PMBs en hun medewerkers van vervolging door Iraakse autoriteiten voor handelingen en activiteiten die waren opgenomen in hun contract:
“Sending States may contract for any services, equipment, provisions, supplies, material, other goods, or construction work to be furnished or undertaken in Iraq without restriction as to choice of supplier or Contractor. Such contracts may be awarded in accordance with the Sending State’s laws and regulations. [….] Contractors shall be immune from Iraqi legal process with respect to acts performed by them pursuant to the terms and conditions of a Contract or any sub-contract thereto.” 273
Order Number 17 maakte het voor de Iraakse overheid (bijna) onmogelijk om PMBs en hun werknemers voor strafbare feiten te vervolgen. Vervolging van PMBs zou daarom grotendeels neerkomen op de ‘zendstaten’ (staten die de PMBs hadden ingehuurd en naar Irak hadden uitgezonden). Weinig zendstaten hadden echter nationale wetgeving met extraterritoriale jurisdictie ontwikkeld voor de vervolging van PMBs en hun medewerkers. Alleen de Verenigde Staten hadden een aantal wetten met extraterritoriale jurisdictie ontwikkeld: de Military Extraterritorial Jurisdiction Act, de Special Maritime and Territorial Jurisdiction en de War Crimes Act. 274 Deze wetten waren wel van toepassing op PMBs actief in Irak en zouden de belangrijkste controle- en reguleringsmiddelen vormen voor Amerikaanse PMBs of door Amerikaanse instanties of bedrijven ingehuurde PMBs.
5.2
Blackwater ontleed
Blackwater is een Amerikaanse PMB dat in 1997 door Eric Prince werd opgericht. Prince was een oud-lid van de US Navy SEALs – een elite-eenheid binnen het Amerikaanse leger. Hij zag een niche op de veiligheidsmarkt en een nood aan nieuwe en meer flexibele trainingen en operaties vast om vrede, veiligheid en democratie overal ter wereld te kunnen stimuleren. Het 272
Coalition Provisional Authority Memorandum Number 17: 10 Coalition Provisional Authority Order Number 17, 17 juni 2004, blz. 1 – 13: 5. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op 274 Zie voor een uitgebreidere beschrijving van deze wetten hoofdstuk 3 Huidige wetgeving en regulering, 3.3.3 Recente ontwikkelingen in de VS. Elsea e.a. 2008 273
68
bedrijf bestond uit vijf subonderdelen: het Blackwater Training Center, Blackwater Target Systems, Blackwater Security Consulting, Blackwater Canine en de Raven Development Group die allen gespecialiseerd waren op een ander gebied. 275 De specialisatiegebieden varieerden van beveiliging en peacekeeping-operaties tot het geven van militaire trainingen en het uitvoeren van militaire operaties. De clientèle van Blackwater liep hierbij uiteen van lokale en federale overheden in de VS tot overheden, NGO’s en multinationals uit andere landen. 276 Blackwater zelf formuleerde haar dienstenaanbod als volgt:
“We are a professional military, law enforcement, security, peacekeeping, and stability operations firm who provides turnkey solutions. We assist with the development of national and global security policies and military transformation plans. We can train, equip and deploy public safety and military professionals, build live-fire indoor/outdoor ranges, MOUT facilities and shoot houses, create ground and aviation operations and logistics support packages, develop and execute canine solutions for patrol and explosive detection, and can design and build facilities both domestically and in austere environments abroad. [....] Our customers include local, state, and federal law enforcement agencies, the Department of Defense, Department of Homeland Security, and most other federal agencies, multi-national corporations, non-governmental organizations, and friendly nations from around the world.” 277
Het merendeel van haar personeel wierf Blackwater onder oud-leden van speciale eenheden binnen het Amerikaanse leger, zoals de US Navy SEALs, de Marine Force Recon en de Special Forces. Zij hadden speciale training gevolgd en waren meer ervaren dan reguliere soldaten in de afhandeling van buitenlandse conflicten, onconventionele oorlogstactieken, verkenningsoperaties, de verzameling van inlichtingen en counterterrorism-activiteiten. Kwaliteiten die bij de missies van Blackwater van pas zouden komen. Ook waren bij het bedrijf oud-leden van Chileense, Peruaanse, Argentijnse, Colombiaanse en Guatemalteekse 275
Blackwater werkte daarnaast samen met Aviation Worldwide Services en Greystone Ltd. Aviation Worldwide Services bood vliegdiensten, logistieke ondersteuning, onderhouddiensten en airlift services aan – ook in vijandelijke gebieden. Zij is op dit gebied een van de grootste leveranciers van de Amerikaanse overheid. Greystone Ltd. is een internationaal veiligheidsbedrijf dat onder meer personele, logistieke en materiële ondersteuning aanbood bij problemen op veiligheidsgebied. Laatst geraadpleegd op 4 juni 2009 op de officiële websites van Aviation Worldwide Services en Greystone Ltd. . Blackwater USA. The most comprehensive professional military. 16 juni 2006. Origineel gepost op – het inmiddels niet langer beschikbare – <www.blackwaterusa.com/about>. Laatst geraadpleegd op 5 juni 2009 op . 276 Blackwater USA. The most comprehensive professional military 2006, Isenberg 2004: 31 277 Blackwater USA. The most comprehensive professional military 2006, Isenberg 2004: 31
69
speciale inlichtingeneenheden werkzaam. 278 Critici stelden dat zij om één speciale reden waren aangetrokken door het bedrijf: “Blackwater USA has sent recruiters to Chile, Peru, Argentina, Colombia and Guatemala for one specific reason alone these countries experienced dirty wars‚ and they have military men well-trained in dealing with internal subversives. They are well-versed in extracting confessions from prisoners.” 279
De regimes uit de bovengenoemde landen hadden niet de meest democratische en mensenrechtenrespecterende verledens. Zo verdwenen tijdens de militaire junta in Argentinië en onder het bewind van Augusto Pinochet in Chili duizenden politieke tegenstanders die gemarteld of vermoord werden. Een vrees bestond dat leden van eenheden uit deze landen tijdens missies voor Blackwater een beroep zouden doen op hun eerder vergaarde vaardigheden en hierbij mensenrechten en het internationaal recht zouden schenden. 280 Volgens Blackwater was deze vrees onterecht, omdat dit probleem ondervangen werd doordat in de contracten van Blackwater was opgenomen welke mate en vormen van geweld haar personeel mocht gebruiken en zij haar personeel hier ook in trainde. 281 Hoewel de critici geen genoegen namen met deze uitleg, had Blackwater geen gebrek aan opdrachten. Het bedrijf groeide in de periode van 2001 tot 2004 met ruim 300% per jaar, sloot in 2002 een contract met het Pentagon waarin zij 10.000 soldaten zou trainen in ruil voor ruim US$ 36 miljoen en ontving sinds 2001 meer dan US$ 1 miljard aan federale contracten. 282 5.3
De Irak-missie van Blackwater
In Irak was de Blackwater Security Consulting-afdeling van het bedrijf met ongeveer 450 tot 600 man actief. 283 Zij was door de Amerikaanse overheid ingehuurd om de beveiliging van 278
Nevaer, Louis E.V. For Security in Iraq, Corporate America Turns South. 15 juni 2004, Pacific News Service, News Report. Laatst geraadpleegd op 4 juni 2009 op 279 Aldus een anonieme inlichtingenofficier in Koeweit in Nevaer 2004. Franklin, Jonathan US contractor recruits guards for Iraq in Chile. 5 maart 2004, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 3 juni 2009 op . 280 Nevaer 2004 281 Schreier en Caparini 2005: 59, Franklin 2004 282 Franklin 2004. Yeoman, Barry (2003) Soldiers of Good Fortune. Artikel voor Mother Jones. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Blackwater’s Rich Contracts, 3 oktober 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Gharib, Ali Pentagon Gives Blackwater New Contract, 2 oktober 2007, Asia Times Online. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op . 283 In de artikelen variëren de genoemde aantallen van Blackwater-medewerkers in Irak. Precieze aantallen ontbreken door een onvolledig overzichtsmechanisme van het Pentagon. Schattingen lopen uiteen van 450 tot
70
verschillende Amerikaanse en Iraakse overheidsfaciliteiten te verzorgen, transportkonvooien te escorteren en de persoonlijke beveiliging van een aantal hoge functionarissen te verzorgen. Onder hen waren Paul Bremer en John Negroponte – de Amerikaanse ambassadeur in Irak. Voor de beveiliging van de functionarissen kreeg Blackwater ruim US$ 21 miljoen. 284 Hoewel het bedrijf vele malen kleiner was dan andere Amerikaanse PMBs – zoals Halliburton of Kellogg, Brown & Root – kreeg Blackwater veel meer aandacht van de media, het publiek en de politiek. Een reeks incidenten in Irak zorgde namelijk voor veel controverse omtrent het bedrijf en een moeizaam verloop van haar Irak-missie. Twee incidenten waren in het bijzonder van invloed op de missie van Blackwater in Irak: het drama in Fallujah in 2004 en het incident op het Nisoor-plein in Bagdad in 2007.
5.3.1 Het drama in Fallujah Op 31 maart 2004 werden in Fallujah vier medewerkers van Blackwater die een transportkonvooi begeleidden in een hinderlaag gelokt en door opstandelingen gedood. 285 Hun lichamen werden verminkt, verbrand en vervolgens aan een brug gehangen. Beelden van deze gebeurtenissen gingen de hele wereld over en zorgden vooral in Amerika voor veel opschudding en hadden grote gevolgen. Zij deden de Amerikaanse publieke opinie ten opzichte van de Irak-oorlog omslaan en resulteerden in een groot militair offensief – de First Battle of Fallujah. 286 Het offensief – dat op 4 april begon en op 1 mei 2004 eindigde – kostte het leven aan 36 Amerikaanse militairen, 200 opstandelingen en ruim 600 Iraakse burgers waarvan de helft vrouwen en kinderen waren. 287 Felle kritiek werd op Blackwater geleverd vanuit de politiek, de media en de maatschappij nadat bleek dat het bedrijf verschillende maximaal 1000 man aan Blackwater-personeel actief in Irak. In de meeste artikelen wordt uitgegaan van ongeveer 1000 man Blackwater-personeel in Irak en zal in dit hoofdstuk worden aangehouden. Singer 2003: 245, Gharib 2007, Isenberg 2004: 7 – 8, 31, 83, Press 2008: 111 284 Blackwater USA: Building the “Largest Private Army in the World”. 1 april 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Isenberg 2004: 7 – 8, 31, 83, Schreier en Caparini 2005: 32 – 33, Gharib 2007 285 Van de vier medewerkers waren drie ex-Navy SEALs (Wesley J. Batalona, Scott Helvenston, Michael Teague) en één een ex-Army Ranger (Jerry Zovko). Isenberg 2004: 75 286 United States House of Representatives Committee on Oversight and Government Reform Majority Staff (USHRC) (2007) Private Military Contractors in Iraq: An Examination of Blackwater’s Actions in Fallujah, blz. 1 – 17: 4, 11 – 13. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Borosage, Robert L. Lotke, Eric, Gerson, Robert (2006) War Profiteers Profits Over Patriotism in Iraq, blz. 1 – 20: 7 – 8. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Scahill, Jeremy Blood Is Thicker Than Blackwater, 19 juni 2006, The Nation. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . 287 No Longer Unknowable: Fallujah’s April Civilian Toll is 600, 26 oktober 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op <www.iraqbodycount.org/analysis/reference/press-releases/9/>. Iraq Coalition Casualty Count, Fatalities by Month: April 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009
71
fouten had gemaakt in de voorbereiding en uitvoering van de missie. Blackwater was zelf (grotendeels) schuldig aan de dood van haar medewerkers. Allereerst begon Blackwater aan haar missie in Fallujah voordat haar contract officieel in werking trad en negeerde zij waarschuwingen en adviezen van de Britse PMB Control Risk Group (CRG) die geruime tijd in Fallujah actief was geweest en haar taken aan Blackwater zou overdragen 288 : “[Blackwater] did not use the opportunity to learn from the experience gained by CRG on this operation, this leading to inadequate preparation for taking on this task, unfortunately the outcome was the loss of four lives. … I believe that this incident could have been avoided or at least the risk minimised.” 289
Voor iedere missie diende bovendien een risicoanalyse te worden uitgevoerd. Voor deze missie was geen analyse uitgevoerd en waren de risico’s en gevaren onbekend. De communicatie tussen het bedrijf en het Amerikaanse leger en de marine verliep bovendien zeer moeizaam. Hierdoor wisten medewerkers van Blackwater niet welke routes en wegen zij dienden te gebruiken en welke zij dienden te vermijden. Op de bewuste dag reden de teams van Blackwater door het centrum van Fallujah dat door de Amerikaanse marine al geruime tijd gemeden werd, omdat het centrum als te onveilig en gevaarlijk werd beschouwd. 290
Ook hield Blackwater zich bij de missie niet aan de in de contracten vastgelegde voorschriften. Volgens de contracten diende Blackwater bij alle missies minimaal twee bepantserde voertuigen te gebruiken die beiden voorzien waren van een team bestaande uit zes personen – waaronder een chauffeur, navigator en zwaarbewapende schutter op het achtergedeelte van het voertuig. De teams die op 31 maart 2004 het transport begeleidden, waren nieuw en onbekend in Fallujah en bestonden uit vier in plaats van zes personen. Ook werd gebruik gemaakt van ongepantserde voertuigen, waren de schutters niet zwaarbewapend en hadden geen navigator of kaart van het gebied bij zich 291 :
“He [the Blackwater operations manager] had sent us on this f**ked mission and over our protest. We weren’t sighted in, we had no maps, we had not enough sleep, he
288
USHRC 2007: 7 – 9 Aldus een anonieme projectmanager van de Control Risks Group, Incident Report 31st March 2004 zoals in USHRC 2007: 7 290 Scahill 2006, Borosage e.a. 2006: 8 291 Geschat wordt dat Blackwater door ongepantserde voertuigen te gebruiken ongeveer US$ 1.5 miljoen bespaarde. Borosage e.a. 2006: 7 – 8. 289
72
was taking 2 of our guys cutting off ou[r] field of fire. As we went over these things we [k]new that the other team had the same complaints. They too had their people cut. [....] Why were they sent into the hottest zone in Iraq in unarmored, under powered vehicles to protect a truck? They had no way to protect their flanks because they only had four guys.” 292
De commissie die namens de Amerikaanse overheid het incident in Fallujah onderzocht, concludeerde dat grove fouten waren gemaakt door Blackwater die grote gevolgen hadden voor de Amerikaanse regering, leger en volk. 293 De commissie stelde verder dat het incident vragen had opgeroepen over de wenselijkheid van private actoren in oorlogsgebieden: “These actions raise serious questions about the consequences of engaging private, for-profit entities to engage in essentially military operations in a war zone.” 294
Blackwater besloot na het incident de Alexander Strategy Group in te huren. Zij moest het imago van het bedrijf opvijzelen en een gepaste reactie formuleren op de gebeurtenissen in Fallujah en de rol van Blackwater. Getracht werd de families van de overleden medewerkers tevreden te stellen en potentiële klanten en werknemers niet af te schrikken. 295 De families namen met de reactie van Blackwater geen genoegen en klaagden het bedrijf in 2005 aan. Zij stelden dat Blackwater om kosten te besparen haar personeel onvoldoende had beschermd tijdens de missie in Fallujah en haar medewerkers in een dusdanig gevaarlijke situatie had geplaatst dat het bedrijf schuld had aan hun dood. Uitspraak door de rechter moet nog plaatsvinden. 296
5.3.2 Bagdad’s Bloody Sunday Op 16 september 2007 raakte Blackwater opnieuw betrokken bij een bloedig incident dat later bekend zou komen te staan als Bagdad’s Bloody Sunday. Het bewuste incident vond plaats op een dag dat de United States Agency for International Development (USAID) aan het vergaderen was met diplomaten in een sterk beveiligd gebouw, toen enkele honderden 292
Aldus William K. Bailey – een medewerker van Blackwater en lid van een ander team dat ook gestationeerd was in Fallujah en met vergelijkbare bezuinigingen/wijzigingen te maken had gekregen – in een verklaring voor de United States House of Representatives Committee on Oversight and Government Reform Majority Staff in USHRC 2007: 7 293 Hier werd gedoeld op de omslag in de publieke opinie in de VS en het militaire offensief in Fallujah van het leger. 294 USHRC 2007: 17 295 Isenberg 2004: 40 296 Congressional report blames Blackwater for battle of Falluja, 27 september 2007, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op , Scahill 2006
73
meters verderop een bom ontplofte. Besloten werd alle diplomaten en USAID-medewerkers te evacueren en naar de Green Zone te brengen. 297 Op weg naar de Green Zone kwam het konvooi langs het Nisoor-plein waar men een lichte verkeersopstopping tegenkwam. Om te voorkomen dat het konvooi moest stoppen, probeerde een aantal medewerkers van Blackwater een blokkade voor het andere verkeer te vormen. Zij stapten hiervoor de auto uit. Een van de medewerkers begon vervolgens op een aankomende auto te schieten. De bestuurder en ook de vrouw en het kind in de passagiersstoel werden hierbij gedood. Hierop volgden meer schoten door andere medewerkers van het bedrijf die aan 17 Iraakse burgers het leven kostten en 24 mensen verwondden. 298
De bewakers stelden na afloop van de gebeurtenissen dat zij uit zelfverdediging hadden gehandeld. Onderzoeken van zowel de Iraakse overheid als van de FBI wezen echter uit dat de medewerkers van Blackwater niet uit zelfverdediging hadden gehandeld en er geen sprake was geweest van vijandelijk vuur. 299 Nouri Kamil Al-Maliki – de president van Irak – stelde dat het incident op het Nisoor-plein al het zevende geweldadige incident van Blackwater was geweest en dat zij de werkwijze van het bedrijf niet langer zou tolereren: “We will not tolerate the killing of our citizens in cold blood. The work of this company has been stopped in order to know the reasons.” 300 De woede van de Iraakse bevolking en de controverse rondom Blackwater was dusdanig heftig dat het in het belang van alle partijen zou zijn als Blackwater voorlopig niet meer in het land zou opereren: “[It would be] in everyone’s
297
De zwaar bewaakte safe zone midden in Bagdad waar diplomaten en regeringsleden wonen en werken. Welch, Michael (2009) Fragmented power and state-corporate killings: a critique of Blackwater in Iraq. In: Crime Law Soc Change, vol. 51, blz 351 – 364: 355, Press, Joshua S. (2008) Crying Havoc over the Outsourcing of soldiers and Democracy’s slipping grip on the dogs of war. In: Northwestern University Law Review Colloquy, vol. 103, blz. 109 – 120: 109 299 Glanz, James Tavernise, Sabrina Blackwater Role in Shooting Said to Include Chaos, 27 september 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 . Johnston, David Broder, John M. F.B.I. Says Guards Killed 14 Iraqis Without Cause, 14 november 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op . 300 Zo zou een dronken medewerker van het bedrijf een bewaker van de Iraakse vice-president Adel Abdul Mahdi hebben doodgeschoten en vervolgens door Blackwater uit Irak gevlogen zijn om aan vervolging te ontkomen. Andere medewerkers van het bedrijf zouden Iraakse bewakers die werkzaam waren voor een televisiestation hebben neergeschoten begin 2007. Geen van hen is ooit vervolgd. Londoño, Ernesto Mizher, Qais Iraq to Deny New License To Blackwater Security Firm. U.S. Embassy's Preferred Contractor Accused of Killings, 29 januari 2009, The Washington Post. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . CBS/AP Iraqi PM: Shooting Was “In Cold Blood”. Al-Maliki Disputes Blackwater USA's Version Of Shooting That Left 11 Dead, 19 september 2007, CBS News. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . Singer 2003: 251 298
74
interest if the embassy used another company while the company is suspended.” 301 De Iraakse overheid stelde dat de Blackwater-medewerkers betrokken bij het incident op het Nisoor-plein vervolgd zouden worden in Irak. 302 Hierbij waren echter twee problemen. Ten eerste hadden medewerkers van de Bureau of Diplomatic Security – de onderzoeksafdeling van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken – de Blackwater-medewerkers tijdens het eerste onderzoek naar de gebeurtenissen van 16 september op het Nisoor-plein immuniteit beloofd. Blackwater-medewerkers zouden een zogenaamde ‘limited-use’immuniteit krijgen: zij zouden niet vervolgd worden voor de (strafbare) feiten uit hun verklaringen zolang zij in hun verklaringen de waarheid hadden gesproken. Ten tweede werden PMBs en hun medewerkers beschermd door CPA Order 17. 303 Onder Order 17 genoten medewerkers van PMBs immuniteit voor vervolging door de Iraakse autoriteiten. Grote onvrede heerste onder de Iraakse bevolking en bij de Iraakse overheid nadat bleek dat vervolging door Iraakse autoriteiten niet mogelijk was. De onvrede onder de Irakezen werd groter toen bleek dat Blackwater in de twee weken na het incident op het Nisoor-plein ruim US$ 100 miljoen aan contracten van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken had ontvangen en de Amerikaanse regering in 2008 het contract van Blackwater in Irak met een jaar verlengde. De Amerikaanse overheid ging hiermee tegen de wensen van de Iraakse regering in. De Amerikaanse overheid stelde dat het onderzoek van de FBI naar het incident op het Nisoor-plein nog liep en het geen voortijdige conclusies zou trekken. Zij zag daarom geen reden het contract met Blackwater te verbreken. 304
De onvrede onder de Irakezen over de gebeurtenissen van 16 september 2007 en de afhandeling ervan gingen niet onopgemerkt voorbij aan de media. Veel aandacht werd besteed aan het incident en uiteindelijk werd eind 2008 besloten de zes medewerkers van Blackwater alsnog in de VS onder de Military Extraterritorial Jurisdiction Act te vervolgen voor 301
Reid, Robert H. Al-Maliki tells embassy to fire Blackwater. Iraq leader says shooting was 7th incident. 19 september 2007, Seattle PI. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . 302 Welch 2009: 355 303 Press 2008: 110, Welch 2009: 356, Johnston, David Immunity Deals Offered to Blackwater Guards, 30 oktober 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . 304 Scahill – auteur van het boek Blackwater: The Rise of the World’s Most Powerful Mercenary Army – in het interview Blackwater: From the Nisoor Square Massacre to the Future of the Mercenary Industry zoals gepubliceerd op 2 juni 2008 door Democracy Now. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . BBC News Blackwater Iraq contract renewed, 5 april 2008, BBC News. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . Londoño en Mizher 2009
75
doodslag. Vijf van de medewerkers hielden vol onschuldig te zijn en zijn in afwachting van hun proces. Een zesde medewerker bekende schuld in ruil voor strafvermindering en getuigenis tegen de andere vijf medewerkers. De Iraakse overheid besloot begin 2009 de vergunning van Blackwater niet te vernieuwen. Bij de beslissing speelde het incident op het Nisoor-plein een belangrijke rol. Blackwater mocht zonder vergunning niet langer in Irak opereren en werd gedwongen het land te verlaten: “We informed the U.S. Embassy in Iraq about this decision, and they will have to find another company to replace them.” 305
5.4
Blackwater na Irak
Blackwater ondervond grote gevolgen van haar missie in Irak; in het bijzonder van de incidenten in Fallujah en op het Nisoor-plein. Vooral de vervolging van haar medewerkers in de Verenigde Staten en de weigering van de Iraakse overheid om een nieuwe vergunning aan het bedrijf te verlenen, brachten het bedrijf grote verliezen. De jaren van negatieve publiciteit en controverse omtrent het bedrijf vernietigden het imago van Blackwater en eisten hun tol. Begin 2009 werd besloten Blackwater en al haar subonderdelen om te dopen tot Xe. 306 Xe zou niet langer actief private veiligheidscontracten nastreven volgens voorzitter Gary Jackson, maar zich richten op het geven van militaire trainingen en het leveren van logistieke diensten 307 :
“This company will continue to provide personnel protective services for high-threat environments when needed by the US government, but its primary mission will be operating our training facilities around the world, including the flagship campus in North Carolina.” 308
Toen de woordvoerster van Blackwater – Anne Tyrell – naar de reden gevraagd werd van de naamswijziging benadrukte zij dat het vooral ging om een verandering in focus van het bedrijf. Zij ontkende niet dat het ongelukkige optreden van het bedrijf in Irak ook een rol had gespeeld: “It’s not a direct result of a loss of contract, but certainly that is an aspect of our work that we feel we were defined by.” 309 305
Aldus generaal Hussain Kamal – een hoge ambtenaar binnen het Iraakse ministerie van Binnenlandse Zaken. In: Londoño en Mizher 2009, Welch 2009: 356 306 Alleen Blackwater Lodge & Training Centre werd omgedoopt tot het US Training Centre Inc. 307 Associated Press US security firm mired in Iraq controversy changes its name. Blackwater Worldwide renamed Xe as company tries to salvage its tarnished brand, 13 februari 2009, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 8 juni op . 308 Aldus Gary Jackson in Associated Press 2009 309 Aldus woordvoerster Anne Tyrell in Associated Press 2009
76
Voor de overname van de taken van Blackwater werden twee Amerikaanse PMBs in overweging genomen: DynCorp International en Triple Canopy. Beide bedrijven waren al langer actief in Irak en hadden ook al verschillende contracten lopen bij de Amerikaanse overheid. Uiteindelijk werd gekozen voor Triple Canopy dat begin 2009 een contract met de Amerikaanse overheid van US$ 977 miljoen afsloot. In ruil voor dit bedrag zou het bedrijf de komende vijf jaar Amerikaanse diplomaten en hoge functionarissen beveiligen in Irak. Bij de beveiliging zou Triple Canopy gebruik maken van voormalig Blackwater-personeel, dat eerder actief was in Irak. Volgens het bedrijf en verschillende Amerikaanse diplomaten was er gezien de korte tijdspanne geen andere mogelijkheid dan ook gebruik te maken van oud Blackwater-personeel. Binnen een maand zou Blackwater Irak moeten verlaten en om binnen die periode voldoende adequaat, nieuw personeel te leveren, was volgens hen onmogelijk. Blackwater-personeel zou dus – zij het onder een andere bedrijfsnaam en in nieuwe uniformen – in Irak actief blijven. Onder meer een snelle reactie-eenheid en 600 gewapende medewerkers van het bedrijf zouden in de Green Zone in Bagdad gestationeerd blijven om de Amerikaanse ambassade en haar personeel te beschermen. 310 De Iraakse overheid reageerde gelaten op de voortdurende aanwezigheid van Blackwater en haar werknemers: “It doesn’t matter who they are, what their names are, or what uniform they wear, as long as they are subject to Iraqi law and their company follows Iraqi laws.” 311
Onduidelijk was in hoeverre Blackwater zou profiteren van de overname van haar personeel door Triple Canopy. Geruchten gingen dat Triple Canopy het oude Blackwater-personeel zou inhuren via de Falcon Group – een aan Blackwater gelieerde firma om zo financieel te profiteren. Blackwater ontkende enige banden te hebben met de Falcon Group. Wel was het volgens Blackwater mogelijk dat oud personeel nu in dienst was bij de Falcon Group, maar hier moesten volgens de woordvoerster van Blackwater geen verdere conclusies aan verbonden worden: “The people who provide security services abroad are independent
310
Nordland, Rob Ex-Blackwater Workers May Return to Iraq Jobs, 3 april 2009 , The New York Times. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op . Lee, Matthew Baker, Mike Blackwater guards still at work in Iraq despite lacking license to operate, 21 april 2009, The Seattle Times. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op . AP Blackwater (Now Xe) Still Working In Iraq, 21 april 2009, CBS News. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op . 311 Aldus Generaal Abdul-Karim Khalaf, woordvoerder van de Minister van Binnenlandse Zaken. Nordland 2009
77
contractors. When their 60- to 90-day contracts with us expire, they can seek employment with whomever they choose.” 312
5.5
Het optreden van Blackwater geëvalueerd
De Irak-missie van Blackwater was geen succes. Tegenstanders van PMBs zagen in het optreden van Blackwater hun ergste vermoedens bevestigd: PMBs die vrij spel hebben door een gebrek aan effectieve controle- en reguleringsmiddelen. Blackwater was verantwoordelijk voor een reeks van zeven gewelddadige incidenten. Zij werd voor slechts één incident – na zware mediadruk – vervolgd. De huidige controle- en reguleringsmiddelen zijn onvoldoende effectief. De weinige controle- en reguleringsmiddelen die er wel zijn, worden bovendien ondermijnd door bepaalde autoriteiten. In het geval van Irak werd zij door de Amerikaanse overheid ondermijnd die de Iraakse overheid de mogelijkheid tot vervolging van PMBs en hun personeel ontnam door Order Number 17 uit te vaardigen. Ook stelden critici dat medewerkers van Blackwater – ook degenen die strafbare feiten hadden gepleegd in Irak en voor alle controverse hadden gezorgd – weer aan het werk konden in Irak. Een overzichtsysteem voor PMBs en hun personeel ontbrak namelijk. Een tweede incident zoals op het Nisoor-plein in Bagdad was daarmee niet uit te sluiten. Daarnaast werd Blackwater niet bestraft of verantwoordelijk gehouden voor het ontbreken van het juiste materieel en voldoende bescherming van haar personeel. Ondanks dat de commissie die het incident in Fallujah onderzocht duidelijke conclusies trok over de rol en de (gedeeltelijke) schuld van Blackwater aan de dood van vier van haar werknemers én in het contract duidelijke voorwaarden waren opgenomen. De familie van de vier werknemers moest uiteindelijk naar de rechter stappen om enige verantwoordelijkheidsstelling van Blackwater te bewerkstelligen.
312
Aldus Anne Tyrell in Nordland 2009, Blackwater to return to Iraq?, 4 april 2009, artikel voor het Centre for Research on Globalization. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op .
78
6
Conclusie & Aanbevelingen “[...] the old proverb used to be that ‘War is far too important to be left to the generals.’ For the 21st century, a new adage may be necessary: War is far too important to be left to private industry.” - Peter Singer in Corporate Warriors 313
6.1
Conclusie
PMBs zijn een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de wereld van conflict- en oorlogvoering. Regeringen, internationale organisaties, maar ook NGO’s, bedrijven en individuen zijn in toenemende mate gaan vertrouwen op de diensten van PMBs. Over de wenselijkheid van deze ontwikkeling verschillen de meningen. Voorstanders stellen dat de opkomst van PMBs een positieve ontwikkeling is die onder meer tot kostenbesparingen en een hogere efficiëntie van het leger en overheidsinstanties heeft geleid. Critici wijzen deze claims van de hand en stellen dat de opkomst van PMBs niet tot kostenbesparingen en een hogere efficiëntie heeft geleid, maar tot verslechterde civiel-militaire relaties en mensenrechtenschendingen. PMBs zouden daarnaast dubieuze banden met het bedrijfsleven en de overheid onderhouden en ook minder ethisch verantwoorde opdrachten aannemen. De grootste zorg van critici is echter de gebrekkige controle en regulering van PMBs. PMBs kunnen door onvoldoende toezicht, transparantie en ineffectieve wetgeving en regulering nauwelijks verantwoordelijk worden gehouden.
Veel van de argumenten en claims van voor- en tegenstanders zijn door de andere partij te weerleggen door simpelweg andere onderzoeken en statistieken te gebruiken. Dit is echter niet mogelijk bij het argument van tegenstanders met betrekking tot de gebrekkige controle en regulering van PMBs. De huidige internationale, Zuid-Afrikaanse en Amerikaanse wetten en verdragen schieten in de controle en regulering van PMBs momenteel tekort. Op internationaal niveau is nog weinig overeenstemming over PMBs, huurlingen en andere private actoren actief in de wereld van conflict- en oorlogvoering. Het gebrek aan overeenstemming heeft geleid tot weinig en moeizaam tot stand gekomen wetten en verdragen die geen, verwarrende of nauwe definities bevatten met betrekking tot de Privaat Militaire Sector en in de praktijk moeilijk te hanteren zijn. In de huidige internationale wetten en verdragen is bijvoorbeeld geen definitie van PMBs terug te vinden. 313
Singer 2003: 242
79
Hoewel Zuid-Afrika en de VS zeer vooruitstrevend zijn geweest in de ontwikkeling van nationale wetgeving voor PMBs, is ook de huidige Zuid-Afrikaanse en Amerikaanse wetgeving onvoldoende effectief gebleken in de controle en regulering van PMBs. De ZuidAfrikaanse Regulation of Foreign Military Assistance Act – die PMBs verplichtte voor afsluiting van een contract toestemming te verkrijgen bij de overheid – weerhield Meteoric Tactical Solutions en Erinys er niet van zonder toestemming actief te zijn in Irak. De Amerikaanse Special Maritime and Territorial Jurisdiction, de Military Extraterritorial Jurisdiction Act en de War Crimes Act bleken in de praktijk ook een gering effect te hebben. Hoewel beide wetten bijna tien jaar geleden werden aangenomen, zijn in totaal slechts dertien mensen onder deze wetten vervolgd. Ook bleken PMBs onder de International Transfer of Arms Regulations gemakkelijk aan controle door het Amerikaanse Congres te ontkomen. Pas bij overeenkomsten boven de US$ 50 miljoen moest goedkeuring van het Congres worden verkregen.
Ook de casestudies toonden een gebrek aan controle en toe- en overzicht op PMBs aan. De casestudie van de operatie van Executive Outcomes in Sierra Leone toonde aan dat de Privaat Militaire Industrie een zeer complexe wereld is waar de belangen van verschillende bedrijven sterk met elkaar verbonden zijn en eerlijke concurrentie niet altijd een kans krijgt. De casestudie van de operatie van het Amerikaanse Blackwater toonde aan dat de verantwoordelijkheidsstelling en controle van PMBs onvoldoende is. Hoewel het bedrijf bij zeker zeven gewelddadige incidenten betrokken was, is zij voor slechts een incident wettelijk vervolgd. Beide casestudies toonden daarnaast aan dat zelfs als PMBs worden ontbonden hun activiteiten zich vaak onder een andere naam elders voortzetten en werknemers – ook degenen die strafbare feiten pleegden of betrokken waren bij gewelddadige incidenten – moeiteloos werk vinden bij een andere firma.
Dit alles leidde tot veel beroering en critici zagen hun gelijk bevestigd. Feit blijft echter dat PMBs actief zijn in een industrie waar jaarlijks meer dan US$ 100 miljard rondgaat en zij professionele organisaties zijn met een divers personeelsbestand, een breed dienstenaanbod, een uiteenlopende clientèle en een aanzienlijk aandeel in de wereld van private conflict- en oorlogvoering, dat zich de komende decennia verder zal uitbreiden. Het is daarom voor zowel voor- als tegenstanders verstandig PMBs als onderdeel van de wereld van private conflict- en oorlogvoering te accepteren, maar ook alert te zijn op de negatieve randverschijnselen. De activiteiten van PMBs in de wereld van private conflict- en oorlogvoering dienen transparant, 80
controleerbaar en overzichtelijk gemaakt te worden. Hiervoor zijn effectieve controle- en reguleringsmiddelen nodig. In de volgende paragrafen wordt een aantal aanbevelingen gedaan over hoe deze gerealiseerd kunnen worden. Achtereenvolgens worden hier de mogelijkheden van
zelfregulering,
verduidelijking
van
contracten,
een
effectief
overzicht-
en
rapportagesysteem en ontwikkeling van nationale en internationale wetgeving besproken. 6.2
Zelfregulering
Zelfreguleringinitiatieven worden als een middel gezien om de gebrekkige controle en regulering
van
PMBs
te
verbeteren,
omdat
zij
de
transparantie,
het
verantwoordelijkheidsgevoel en de publieke geloofwaardigheid van PMBs ten goede zouden komen. Een zelfreguleringinitiatief is een regeling of code die door een bepaalde sector zelf is opgesteld en wordt voorgeschreven aan alle personen of bedrijven die in de betreffende sector actief zijn. Zelfreguleringinitiatieven worden tot het soft law-domein gerekend en hebben het voordeel dat zij veel draagvlak hebben binnen de sector en flexibeler zijn dan reguliere wetgeving. 314 Een voorbeeld van een zelfreguleringinitiatief is de Nederlandse Corporate Governance Code – beter bekend als de Code Tabaksblat. De Code is sinds 2003 in werking en in 2009 aangepast door de Commissie Frijns en bevat ethische principes en concrete bepalingen voor het bedrijfleven. De principes en bepalingen bevatten normen en opvattingen die maatschappelijk breed gedragen worden en goede corporate governance van bestuurders, commissarissen en beleggers moet garanderen. Ieder jaar dienen bedrijven in het jaarverslag hun werkwijze te verantwoorden en te vermelden hoe zij de Code hebben nageleefd. 315 Een mogelijkheid om zelfregulering te organiseren voor de Privaat Militaire sector is om een licentiesysteem in te voeren en ethische codes en standaarden op te stellen die de activiteiten van bedrijven en individuen actief in de Privaat Militaire Sector reguleren. Ook zouden voor bedrijven richtlijnen kunnen worden opgesteld met betrekking tot de veiligheid, verzekering en training van personeel. 316
In de Privaat Militaire Sector zijn een aantal zelfreguleringinitiatieven gestart. Zo is in Amerika de al eerder genoemde International Peace Operations Association (IPOA) 314
Zelfregulering – Assurantietermen en Wetsartikelen. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op 315 Nederlandse Corporate Governance Code. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op . 316 Krahmann, Elke (2005) Security governance and the private military industry in Europe and North America. In: Conflict, Security & Development, vol. 5, nr. 2, blz. 247 — 268: 262 – 263, Foreign and Commonwealth Office 2002: 26, O’Brien 2002: 10 – 11
81
opgericht. De organisatie heeft tot doel private bedrijven actief in conflict- en postconflictgebieden beter te reguleren en vrede, veiligheid en ontwikkeling in dergelijke gebieden te stimuleren. 317 Zij heeft een gedragscode opgesteld waarin regels en richtlijnen zijn opgesteld met betrekking tot de training en screening van personeel, het gebruik van geweld en toegestane opdrachtgevers. Deze regels en richtlijnen zijn onder meer gebaseerd op mensenrechten en internationale verdragen zoals de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948), de Verdragen van Genève (1949) en de aanvullende Protocols hierop (1977), het Verdrag tegen Marteling (1975) en de Vrijwillige Principes voor Veiligheid en Mensenrechten (2000). 318 Aansluiting bij de organisatie gebeurt op vrijwillige basis; PMBs kunnen zelf besluiten om zich wel of niet aan te sluiten bij de IPOA. Een aantal grote PMBs – waaronder ArmorGroup, DynCorp International, Securiguard Inc. en Military Professional Resources Inc. (MPRI) – heeft zich al bij de organisatie aangesloten. 319 Ook hebben een aantal bedrijven hun eigen ethische codes opgesteld – zoals de Control Risk Group – en zijn nationale initiatieven gestart – zoals de British Security Industry Association (BSIA). Zij houdt zich bezig met de ontwikkeling van Britse en Europese standaarden in de veiligheidsindustrie en stelt onder meer ethische gedragscodes en technische richtlijnen op. 320 Zelfreguleringinitiatieven worden verwelkomd op nationaal en internationaal niveau, omdat zij vanuit de industrie zelf komen, flexibel zijn, de kosten van handhaving voor nationale en internationale instanties relatief laag zijn en bedrijven en organisaties zelf het best op de hoogte zijn van de zwaktepunten van hun sector. Critici stellen echter dat het effect van zelfregulering binnen de Privaat Militaire Industrie miniem is geweest. Aansluiting bij dergelijke initiatieven gebeurt op vrijwillige basis en veel bedrijven besloten vooralsnog van aansluiting af te zien. Ook kunnen bedrijven op een willekeurig moment besluiten hun aansluiting bij een dergelijk initiatief te beëindigen. 321 Blackwater stapte bijvoorbeeld drie weken na het incident op het Nisoor-plein uit de Amerikaanse International Peace Operations Association, omdat zij het niet eens was met het besluit van de organisatie om een onderzoek in te stellen naar de rol van Blackwater en het gedrag van haar medewerkers bij het
317
IPOA - officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op International Peace Operations Association Code of Conduct, Version 12, 11 februari 2009. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op 319 Zie voor een volledige lijst van bedrijven en organisatie aangesloten bij de IPOA de Current IPOA Corporate Membership List. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op 320 BSIA – officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op . CRG – officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op 321 Krahmann 2005: 262 – 263, Schreier en Caparini 2005: 125 – 126 318
82
incident. 322 Critici vragen zich af hoeveel waarde een organisatie als de IPOA nog heeft als bedrijven bij de eerste kritische noot al uit de organisatie (kunnen) stappen. Daarnaast ontbreekt het zelfreguleringinitiatieven vaak aan effectieve monitor- of toezichtsystemen. Hierdoor is het effect van de initiatieven vaak minimaal. 323 Zelfreguleringinitiatieven moeten daarom: (a) een breed maatschappelijk draagvlak hebben, waardoor weigering van een PMB om zich bij een zelfreguleringinitiatief aan te sluiten, buitensluiting tot gevolg heeft door politieke, maatschappelijke en brancheorganisaties 324 ; (b) een positieve black list zijn. Bedrijven die zich niet bij een zelfreguleringinitiatief hebben aangesloten, zouden geen werk meer mogen krijgen van opdrachtgevers, omdat een ethisch verantwoorde werkwijze niet gegarandeerd kan worden 325 ; (c) comply or explain hanteren. Indien een militair bedrijf afwijkt van de regels en richtlijnen van de gedragscode, dient zij zich hiervoor te verantwoorden en uitleg te geven 326 ; en (d) duidelijk zijn. Voorkomen moet worden dat te veel verschillende gedragscodes en zelfreguleringinitiatieven worden ontwikkeld door de Privaat Militaire Sector. Dit zou verwarring scheppen over de te volgen regels en richtlijnen en het effect van de maatregelen minimaliseren. 327
6.3
Contracten als controlemiddel
Contracten en de hierin opgenomen reguleringsvoorwaarden zijn een middel om de controle en regulering van PMBs te verbeteren. De transparantie en verantwoordelijkheidsstelling van de Privaat Militaire Sector zou zo verbeterd kunnen worden. Vooral voor regeringen bestaan mogelijkheden om bij de afsluiting van contracten duidelijke afspraken te maken. PMBs kunnen verplicht worden data en andere gegevens over contracten en operaties te publiceren, 322
Nadat Blackwater uit de IPOA was gestapt, richtte het bedrijf haar eigen organisatie – The Blackwater Peace and Stability Operations Institute – op. Falconer, Bruce IPOA Smackdown: DynCorp vs. Blackwater, 12 november 2007. Artikel voor Mother Jones. Laatst geraadpleegd op 17 juni 2009 op .322 Leveraging the Public/Private Partnership in Peacekeeping. Artikel voor het Blackwater Global Peace and Stability Operations Institute Symposium. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op . 323 Krahmann 2005: 262 – 263, Schreier en Caparini 2005: 125 – 126 324 Foreign and Commonwealth Office 2002: 26 325 Hiervoor is samenwerking tussen zelfreguleringinitiatieven, PMBs en opdrachtgevers nodig. Foreign and Commonwealth Office 2002: 26 326 MacNeil, Iain Li, Xiao (2005) Comply or Explain: Market Discipline and Non-Compliance with the Combined Code, Onderdeel van de Working Paper Series, University of Glasgow, blz. 1 – 14: 1 – 4. Laatst geraadpleegd op 23 juni 2009 op . 327 Krahmann 2005: 262 – 263, Schreier en Caparini 2005: 125 – 126
83
de controle, samenwerking en communicatie tussen de overheid en PMBs te verbeteren en duidelijk omschreven taken in de contracten op te nemen en bij niet-nakoming boetes of andere straffen op te leggen. PMBs kunnen bovendien niet langer onder de nationale controle of vervolging van een land uitkomen door zich in het buitenland te registreren. De PMBs hebben namelijk contractuele verplichtingen naar de regering door wie zij zijn ingehuurd. 328
In Amerika heeft men bij het Ministerie van Defensie strengere en duidelijkere procedures opgesteld met betrekking tot het afnemen van diensten bij private bedrijven en het afsluiten van contracten. Verschillende geruchten gingen over onzorgvuldige controles en verduistering van gelden bij het afsluiten van contracten. In het nieuwe beleid houdt Defensie beter toezicht op welke contracten worden afgesloten, wie de betrokken partijen zijn en wat de kosten van de betreffende transactie zijn. Vastgelegd is dat voor alle contracten die de US$100.000 overstijgen schriftelijke toestemming nodig is van een bij Defensie werkzame contracting officer. 329
Hoewel het opnemen van strengere en duidelijkere eisen en voorwaarden in contracten wordt verwelkomd, zijn er een aantal kritische noten. Verbetering van de transparantie en verantwoordelijkheidsstelling zou alleen mogelijk zijn in door de overheid afgesloten contracten met PMBs. De transparantie en verantwoordelijkheidsstelling van bedrijven, individuen en NGO’s die met PMBs contracten hadden afgesloten, zou niet verbeteren. Terwijl juist deze groep steeds meer diensten van PMBs afneemt. Ook zouden overheden niet altijd in staat zijn om de activiteiten van PMBs te monitoren en PMBs te bestraffen als zij falen en hun contractuele afspraken niet nakomen. Misdadig of ander onacceptabel gedrag van PMBs in het buitenland blijft zo onopgemerkt of wordt niet geregistreerd.330 Medewerkers van Dyncorp International bleven na hun misdadige gedrag in Bosnië onbestraft 331 en hoewel medewerkers van Blackwater in de VS zijn aangeklaagd voor het incident op het Nisoor-plein in Bagdad bleven zeker zes andere gewelddadige (en misdadige) optredens van het bedrijf onbestraft. 332
328
Krahmann 2005: 263 – 264 Harris, Shane Defense Tightens Reins On Outside Contracts, 17 juni 2004, GovernmentExecutive.com. Laatst geraadpleegd op 21 mei 2009 op 330 Singer 2004a: 16 – 17, Krahmann 2005: 263 – 264 331 Zie 2.2.2. Gebrek aan centraal toezicht op PMBs voor een uitgebreidere beschrijving van de gebeurtenissen in Bosnië. 332 Londoño en Mizher 2009, CBS/AP 2007 329
84
6.4
Een effectief overzicht- en rapportagesysteem
Onduidelijkheid bestaat over de kostenefficiëntie uitvoering van missies door PMBs. In Irak twijfelde men hieraan bij verschillende PMBs die logistieke diensten en ondersteuning leverden aan het Amerikaanse Ministerie van Defensie. In een 2004 verschenen rapport van de Government Accountability Office (GOA) werden verschillende misstanden gemeld en werd
gesteld
dat
–
tenzij
betere
overzichtsmechanismen
en
periodieke
rapportageverplichtingen werden ontwikkeld – Defensie mogelijk voor onnodige of niet gemaakte kosten opdraaide. 333 Een vergelijkbare zorg bestaat met betrekking tot andere regeringen, overheidsinstanties, NGO’s, bedrijven en individuen die PMBs in dienst hebben. Zonder effectieve overzichtsmechanismen en periodieke rapportageverplichtingen hebben PMBs vrij spel en kan niet worden gecontroleerd of zij bij de uitvoering van operaties kostenefficiënt handelen.
Ook kunnen door het gebrek aan effectieve overzichtsmechanismen en periodieke rapportageverplichtingen medewerkers van PMBs na het plegen van strafbare feiten werkzaam blijven binnen de Privaat Militaire Sector. Een voorbeeld hiervan zijn de oud Blackwater-medewerkers die – nu de licentie van Blackwater door de Iraakse overheid is ingetrokken en zij niet langer in Irak werkzaam mag zijn – voor een ander militair bedrijf in Irak werkzaam zijn. 334 Hierbij is niet gecontroleerd welke medewerkers mogelijk strafbare feiten hebben gepleegd of betrokken waren bij de gewelddadige optredens van Blackwater.
6.5
Ontwikkeling van internationale en nationale wetgeving
Door nationale en internationale wetgeving te ontwikkelen kunnen dezelfde voordelen worden behaald als met zelfregulering en het opnemen van duidelijke voorwaarden in contracten. Zij hebben echter een voordeel: nationale en internationale wetgeving heeft niet alleen betrekking op de relatie tussen PMBs en de overheid, maar ook op de relatie tussen PMBs en de private sector.335 Zoals uit de bevindingen van hoofdstuk 3 Huidige wetgeving en regulering en de twee casestudies is gebleken, bevatten de huidige internationale en nationale wetten en verdragen een aantal gebreken die ondervangen dienen te worden. Op internationaal niveau zullen de volgende veranderingen moeten plaatsvinden: 333
GAO (2004) Military Operations. DOD’s Extensive Use of Logistics Support Contracts Requires Strengthened Oversight. Washington: GAO. Laatst geraadpleegd op 20 mei 2009 op : blz. 48 – 49 334 Nordland 2009, Lee en Baker 2009, AP 2009 335 Krahmann 2005: 264 – 265
85
(a) in internationale verdragen moeten definities van Privaat Militaire Bedrijven en Private Veiligheidsbedrijven worden opgenomen. Deze definities ontbreken nu in internationale wetgeving of verdragen. Daarnaast zouden een aantal definities in internationale wetgeving en verdragen moeten worden aangepast. De in internationale verdragen opgenomen definitie van huurlingen uit Artikel 47 Protocol I is in de praktijk niet werkbaar. Indien men internationale wetten en verdragen daadwerkelijk van betekenis wil laten zijn, dient men in de praktijk werkbare definities in wetten en verdragen op te nemen 336 ; en (b) ontwikkeling van een internationaal registratiesysteem om de transparantie en het overzicht van de Privaat Militaire Sector te verbeteren. In dit registratiesysteem dienen zowel de landen die diensten van PMBs importeren als de PMBs die de diensten exporteren te worden opgenomen. In het systeem kan worden bijgehouden of mensenrechten niet geschonden worden door bedrijven en de relevante internationale verdragen wel gerespecteerd worden door bedrijven. Een voorbeeld kan hierbij genomen worden aan het VN-Register van Conventionele Wapens. 337 In het VNRegister worden alle internationale wapentransacties geregistreerd en wordt informatie gegeven door lidstaten over het militaire materieel dat zij bezitten, de nationale productie van wapens en relevant nationaal beleid. 338 Een zelfde register zou ontwikkeld kunnen worden voor PMBs.
Een nadeel ten opzichte van zelfreguleringinitiatieven is dat het op internationaal niveau vaak lang duurt voordat concrete maatregelen genomen worden en internationale verdragen en recht zijn ontwikkeld. Het duurde ruim tien jaar voordat het Verdrag tegen de Werving, Gebruik, Financiering en Training van Huurlingen onderdeel werd van het internationaal recht. 339 Een van de redenen dat dit zo lang duurde, was de onenigheid en discussie over huurlingen en PMBs op internationaal niveau. Nationale regeringen zullen daarom het initiatief moeten nemen in de ontwikkeling van controle- en reguleringsmiddelen voor PMBs. Vooralsnog hebben alleen Zuid-Afrika en de Verenigde Staten verstrekkende nationale wetgeving voor PMBs ontwikkeld. Nationale regeringen zullen een stuk actiever moeten worden op dit gebied willen zij daadwerkelijk effectieve wetgeving en regulering 336
Schreier en Caparini 2005: 17, Fallah 2006: 605 – 606, Cameron 2006: 577 – 578 Schreier en Caparini 2005: 128 – 129 338 United Nations Register of Conventional Arms. Laatst geraadpleegd op 25 mei op 339 Deen 2009, Fallah 2006: 609 337
86
ontwikkelen. Bij de ontwikkeling van nationale wetgeving en regulering dient door landen rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: (a) de wetgeving dient de normen en waarden te reflecteren die zijn vastgelegd in internationale mensenrechtenverdragen en het internationaal humanitair recht en dient duidelijk te zijn over welke activiteiten verboden zijn voor PMBs en voor welke activiteiten licenties aangevraagd dienen te worden door PMBs 340 ; (b) internationale verdragen zoals het Verdrag tegen de Werving, Gebruik, Financiering en Training van Huurlingen dienen – indien dit nog niet gebeurd is – door landen geratificeerd te worden en overgenomen te worden in de nationale wetgeving om verwarring tussen nationale en internationale autoriteiten over definities e.d. te voorkomen. Dit betekent niet dat aan de problemen en imperfecties van de bestaande internationale verdragen niets gedaan moet worden. 341 De fel bekritiseerde en in de praktijk moeilijk hanteerbare definitie van huurlingen uit Artikel 47 Protocol I moet bijvoorbeeld worden aangepast. Het criterium met betrekking tot de motivatie om een actor wel of niet als huurling te classificeren, zou uit de definitie verwijderd moeten worden. 342 (c) de wetgeving dient extraterritoriale bevoegdheden te hebben. Veel van de operaties van PMBs vinden in een ander land plaats dan het land van vestiging of registratie. Willen regeringen de mogelijkheid hebben om PMBs verantwoordelijk te houden voor misdadig of ander onacceptabel gedrag, zullen zij hun jurisdictie tot buiten de landsgrenzen moeten uitbreiden. De vervolging in de VS van zes Blackwatermedewerkers die ervan beschuldigd werden het vuur te hebben geopend op een ongewapende menigte op het Nisoor-plein in Bagdad en zeventien burgers te hebben gedood, zou anders niet mogelijk zijn geweest 343 ; (d) een duidelijk overzicht- en rapportagesysteem dient ontwikkeld te worden voor de Privaat Militaire Sector. Regeringen dienen een licentie- of ander reguleringssysteem voor de export van militaire en veiligheidsdiensten te ontwikkelen om controle uit te kunnen oefenen op PMBs en hun werknemers. Het afgeven van licenties en het uitvoeren van controles zou kunnen worden uitgevoerd door een gespecialiseerd, onafhankelijk (overheids)bureau. Hierbij is het mogelijk om PMBs per contract een licentie aan te laten vragen of bij de oprichting van een nieuwe PMB een licentie toe te 340
Beyani en Lilly 2001: 35 – 36 Beyani en Lilly 2001: 34 – 35 342 Fallah 2006: 605 – 606, Cameron 2006: 577 – 578, Singer 2004c: 529 343 Beyani en Lilly 2001: 36, ANP 2007, Foreign and Commonwealth Office 2002: 21 341
87
kennen en deze bij wangedrag te ontnemen. De licenties zouden een beter overzicht geven van de bestaande PMBs en hun werknemers. 344
6.6
De aanbevelingen resumerend
PMBs worden op internationaal en nationaal niveau onvoldoende gecontroleerd en gereguleerd. Om de gebreken van de huidige controle- en reguleringsmiddelen te ondervangen is een combinatie van de eerder genoemde maatregelen nodig: (a) zelfregulering van de Privaat Militaire Sector; (b) opname van duidelijke voorwaarden in contracten; (c) ontwikkeling van een overzicht- en rapportagesysteem; en (d) ontwikkeling van nationale en internationale wetgeving.
Zelfreguleringinitiatieven tonen de goodwill van de Privaat Militaire Sector aan om verbetering te scheppen in de situatie en de gebreken van huidige controle- en reguleringsmiddelen te ondervangen. Nationale regeringen en internationale organisaties moeten dergelijke initiatieven verwelkomen en aanmoedigen, omdat de kosten voor henzelf laag zijn en zij van grote aanvullende waarde zijn op nationale en internationale soft en hard law-instrumenten.
Contracten vormen een goed middel om PMBs te dwingen openheid van zaken te geven. In contracten kunnen voorwaarden met betrekking tot de taken van PMBs en de transparantie van kosten, uitgevoerde missies en andere activiteiten worden opgenomen. Ook kunnen strafmiddelen en boetes worden vastgelegd voor PMBs indien zij contractuele afspraken niet nakomen.
Een helder en effectief overzicht- en rapportagesysteem moet ontwikkeld worden om een beter beeld van de activiteiten en werknemers van PMBs te krijgen. Zonder effectieve overzichtsmechanismen en periodieke rapportageverplichtingen hebben PMBs vrij spel en kan niet worden gecontroleerd of zij bij de uitvoering van operaties kostenefficiënt handelen en mensenrechten en het internationaal recht respecteren.
344
Schreier en Caparini 2005: 128 – 130, Foreign and Commonwealth Office 2002: 24 – 26
88
Nationale en internationale wetten en verdragen blijven de voornaamste middelen om de controle en regulering van de Privaat Militaire Sector af te dwingen. Hiervoor is van zowel nationale als internationale actoren meer aandacht en inspanning vereist. Momenteel ontbreekt het op internationaal niveau aan een politieke wil om veranderingen in bestaande wetten door te voeren en nieuwe verdragen en een effectief overzicht- en rapportagesysteem te ontwikkelen. De zwaarste last zal dan ook neervallen op nationale regeringen. De eerste ontwikkelingen zijn op nationaal niveau al wel te ontdekken. In Groot-Brittannië verscheen enige
tijd
geleden
de
Green
Paper
waarin
de
belangrijkste
controle-
en
reguleringsmogelijkheden voor PMBs uiteengezet zijn en in Nederland bracht de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken in 2007 een rapport uit over de wenselijkheid van de inhuur van Privaat Militaire bedrijven: De Inhuur van Private Militaire Bedrijven: een Kwestie van Verantwoordelijkheid.
89
Bibliografie Boeken en artikelen Adviesraad voor Internationale Vraagstukken (2007) De Inhuur van Private Militaire Bedrijven: een Kwestie van Verantwoordelijkheid. Advies nr. 59
Amnesty International USA, Investigate and prosecute military contractors who torture. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op
ANP, FBI: Blackwater schoot zonder aanleiding, 14 november 2007, de Volkskrant. Laatst geraadpleegd
op
7
maart
2009
op
478522.ece/FBI_Blackwater_schoot_zonder _aanleiding>.
AP Blackwater (Now Xe) Still Working In Iraq, 21 april 2009, CBS News. Laatst geraadpleegd
op
16
juni
2009
op
iraq/main4958842.shtml?source=RSS&attr=_4958842 >.
Armstrong, Matthew (2007) Private Military Companies, blz. 161 – 190. In: Weber, Jeffrey A. Eliasson, Johan (eds.) (2007) Handbook of Military Administration, CRC Press
Armstrong, Stephen The Enforcer, 20 mei 2006, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 2 mei 2009 op .
Army News, 16 oktober 2007. Laatst geraadpleegd op 13 op .
Associated Press US security firm mired in Iraq controversy changes its name. Blackwater Worldwide renamed Xe as company tries to salvage its tarnished brand, 13 februari 2009, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 8 juni op .
90
Avant, Deborah (2002) Privatizing Military Training. In: Foreign Policy in Focus, vol. 5, nr. 17. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op .
Aviation Worldwide Services – officiële website. Laatst geraadpleegd op 4 juni 2009 op .
Ballard, Kyle M. The Privatization of Military Affairs: A Look into the Private Military Industry, Paper voor The New Hampshire Institute of Politics, blz. 1 – 26. Zoals geraadpleegd op
22
april
2009
op
9B1C4AF85090155/6305/paper1ballard1.pdf>
Ballesteros, Enrique Bernales (1999) Report on the question of the use of mercenaries as a means of violating human rights and impeding the exercise of the right of peoples to selfdetermination. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op .
Barstow, David Security Companies: Shadow Soldiers in Iraq, New York Times, 19 april 2004. Laatst geraadpleegd op 25 april 2009 op .
Bazzi, Mohammad, British Say Islamic Group Taught Combat Courses in U.S, 4 oktober 2001, Newsday. In: Singer 2003: 181
BBC News Blackwater Iraq contract renewed, 5 april 2008, BBC News. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
BBC News UK, Man cleared of terror training charge, 9 augustus 2002, BBC News World Edition.
Laatst
geraadpleegd
op
28
april
2009
_news/2183231.stm>.
Berman, Eric G. Labonte, Melissa T. (2006) Sierra Leone, blz. 141 – 227: 145. In: Durch, William J. (2006) Twenty-First-Century Peace Operations, Washington: United States Institute of Peace. 91
Beyani, Chaloka Lilly, Damian (2001) Regulating Private Military Companies. Options for the UK Government. Namens International Alert (Policy and Advocacy Department)
Blackwater denies rogue mercenary charge, 3 oktober 2007, The Times. Laatst geraadpleegd op
5
juni
2009
op
article2577900.ece>.
Blackwater: From the Nisoor Square Massacre to the Future of the Mercenary Industry zoals gepubliceerd op 2 juni 2008 door Democracy Now. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
Blackwater to return to Iraq?, 4 april 2009, artikel voor het Centre for Research on Globalization. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op .
Blackwater USA: Building the “Largest Private Army in the World”, 1 april 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op . Blackwater USA. The most comprehensive professional military, 16 juni 2006. Laatst geraadpleegd op 5 juni 2009 op .
Blackwater’s Rich Contracts, 3 oktober 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op .
Borosage, Robert L. Lotke, Eric, Gerson, Robert (2006) War Profiteers Profits Over Patriotism in Iraq, blz. 1 – 20. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op .
Brayton, Steve (2002) Outsourcing War: Mercenaries and the Privatization of Peacekeeping. In: Journal of International Affairs, vol. 55, nr. 2., blz. 303 – 329
92
Brooks, Doug (2000) Creating the Renaissance Peace: The utilisation of private military companies for peacekeeping and peace enforcement activities in Africa. Paper voor het Africa Institute of South Africa’s 40th Anniversary Conference
Brunker, Mike, Did ‘Jihad’ arms course visit U.S.?, 27 december 2001, MSNBC. Laatst geraadpleegd
op
27
april
2009
com/msg83452.html>.
BSIA – officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op .
Buete, Greg Al Qaeda and the Sniper, 24 oktober 2002, FrontPage Magazine. Laatst geraadpleegd
op
28
april
2009
ARTID=21519>.
Butler, Amy (2001) Loggies v. Contractors. In: Air Force Magazine: Journal of the Air Force Association, vol. 84, nr. 1, blz. 70 – 74
Cameron, Lindsey (2006) Private military companies: their status under international humanitarian law and its impact on their regulation. In: International Review of the Red Cross, vol. 88, blz. 573 – 598
CBS/AP Iraqi PM: Shooting Was “In Cold Blood”. Al-Maliki Disputes Blackwater USA's Version Of Shooting That Left 11 Dead, 19 september 2007, CBS News. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op . CBS News, Blackwater Chief Welcomes Extra Oversight, 14 oktober 2007, CBS News. Laatst geraadpleegd op 23 mei 2009 op .
Chesterman, Simon (2008) Leashing the Dogs of War: The Rise of Private Military and Security Companies. In: Carnegie Reporter, paper 85
93
Clausewitz, Carl von (vertaling door Graham, J. J. Maude, F. N.) (2004) On War. New York: Barnes & Noble: 19 Clivaz, Emmanuel (2008) Private Contractors on the battlefield: the flexibility-Control balance. Artikel voor het International Relations and Security Network, ETH Zurich, blz. 1 – 14
Committee on Foreign Affairs, Existing Regulatory Measures. Select Committee on Foreign Affairs Ninth Report. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op .
Congressional report blames Blackwater for battle of Falluja, 27 september 2007, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op
CRG – officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op Crofford, Cliff (2006) Private Secruity Contractors on the Battlefield. Strategy Research Project voor het US Army War College
Davies, Karen, Genocide in Rwanda Could Have Been Prevented, 5 mei 1998, Patriot News, Harrison
Deen, Thalif U.N.Convention Against Mercenaries Gathers Dust. InterPress Service, 19 oktober 1998. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 .
Defense News, 7 juli 2008. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op .
Defense Science Board Washington DC (1996) Report of the Defense Science Board Task Force on Outsourcing and Privatization, blz. 1 – 156
94
Douglas, Ian (1999) Chapter 9: Fighting for diamonds – Private military companies in Sierra Leone. In: Peace, Profit or Plunder: The Privatisation in War-Torn African Societies. Johannesburg: Institute for Security Studies, blz. 175 – 200
Elsea, Jennifer K. Schwartz, Moshe, Nakamura, Kennan H. (2008) Private Security Contractors in Iraq: Background, Legal Status, and Other Issues, CRS Rapport for Congress, blz. 1 – 56
Encyclopedia of the Nations. Sierra Leone. Mining. Laatst geraadpleegd op 24 mei 2009 op .
Falconer, Bruce IPOA Smackdown: DynCorp vs. Blackwater, 12 november 2007. Artikel voor Mother Jones. Laatst geraadpleegd op 17 juni 2009 op .
Fallah, Katherine (2006) Corporate actors: the legal status of mercenaries in armed conflict. In: International Review of the Red Cross, vol 88, blz. 599 – 611
Feaver, Peter D. (1996) The civil-military problematique: Huntington, Janowitz, and the question of Civilian Control. In: Armed Forces and Society, vol. 23, nr. 2, blz. 149 – 178
Foreign and Commonwealth Office (2002) Private Military Companies: Options for Regulation, Green Paper voor het House of Commons, blz. 1 – 48
Franklin, Jonathan US contractor recruits guards for Iraq in Chile. 5 maart 2004, The Guardian. Laatst geraadpleegd op 3 juni 2009 op .
GAO (2004) Military Operations. DOD’s Extensive Use of Logistics Support Contracts Requires Strengthened Oversight. Washington: GAO. Laatst geraadpleegd op 20 mei 2009 op .
95
Gharib, Ali Pentagon Gives Blackwater New Contract, 2 oktober 2007, Asia Times Online. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op .
Glanz, James Tavernise, Sabrina Blackwater Role in Shooting Said to Include Chaos, 27 september 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 .
Goddard, S. (2001) The Private Military Company zoals geciteerd in Schreier en Caparini 2005
Greystone
Ltd.
–
officiële
website.
Laatst
geraadpleegd
op
4
juni
2009
op
.
Harding (1997) The Mercenary Business: 'Executive Outcomes. In: Review of African Political Economy, vol. 24, nr. 71, blz. 87 – 97
Harris,
Shane
Defense
Tightens
Reins
On
Outside
Contracts,
17
juni
2004,
GovernmentExecutive.com. Laatst geraadpleegd op 21 mei 2009 op .
Hartung, William D. Outsourcing Blame, 21 mei 2004. Laatst geraadpleegd op 27 april 2009 op .
Hendershot, Chris (2008) Privatizing Peace. YCISS Working Paper, nr. 48, blz. 1 – 15
Horton, Scott Providing Accountability for Private Military Contractors: Testimony before the House Judiciary Committee, 19 juni 2007, Harpers Magazine. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op .
Howe, Herbert (1998a) Private Security Forces and African Stability: The Case of Executive Outcomes. In: Journal of Modern African Studies, vol. 34, nr. 2, blz. 307 – 331
96
Howe, Herbert (1998b) Global Order and Security Privatization. Samenvatting door het Institute for National Strategic Studies and the National Defense University, nr. 140, bkz. 1 – 7. Laatst geraadpleegd op 23 mei op .
Huntington, Samuel (1957) The Soldier and The State: The Theory and Politics of CivilMilitary Relations. Cambridge: Harvard University Press.
Hutchful, Eboe (1998) Africa – Rethinking Security. In: African Journal of Political Science, vol. 3, nr. 1, blz. 1 – 19: 6. Laatst geraadpleegd op 15 mei 2009 op .
International Crisis Group (2001) Sierra Leone. Time for a New Military and Political Strategy. ICG Africa Report, nr. 28, blz. 1 – 47
IPOA - officiële website. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op
Isenberg, David (1997) Soldiers of Fortune Ltd.: A Profile of Today's Private Sector Corporate Mercenary Firms. Rapport voor het Center for Defense Information Monograph.
Iraq Coalition Casualty Count, Fatalities by Month: April 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 .
Isenberg, David (2003) There’s No Business Like the Security Business, Asia Times Online, 30 april 2003. Laatst geraadpleegd op 21 april 2009 op .
Isenberg, David (2004) A Fistful of Contractors. The Case for a Pragmatic Assessment of Private Military Companies in Iraq. Onderzoeksrapport nr. 4 voor de British America Security Information Council, blz. 1 – 138
97
Isenberg, David (2008) No Justice on Contractor Rape. United Press International, 18 april 2008. Laatst geraadpleegd op 17 mei 2009 op .
Johnston, David Immunity Deals Offered to Blackwater Guards, 30 oktober 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
Johnston, David Broder, John M. F.B.I. Says Guards Killed 14 Iraqis Without Cause, 14 november 2007, The New York Times. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op .
Justice Department Press Release, David Passaro Sentenced to 100 months imprisonment: First American Civilian Convicted of Detainee Abuse During the Wars in Iraq and Afghanistan,
13
februari
2007.
Laatst
geraadpleegd
op
16
mei
2009
op
.
Kalshoven, Frits Zegveld, Liesbeth (2003) Constraints on the Waging of War: An Introduction to International Humanitarian Law, Geneva: ICRC
Kidwell, Deborah C. (2005) Public War, Private Fight? The United States and Private Military Companies, Occasional paper, nr. 12 voor het Army Combined Arms Center, Combat Studies Institute, blz. 1 – 79
King, Katherine (2008) Executive Outcomes in Sierra Leone and Beyond, Fourth Annual USC Upstate Research Symposium, blz. 19 – 20: 19 – 20. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op .
Kinsey, Christopher (2005) Challenging international law: a dilemma of private security companies. In: Conflict, Security & Development, vol. 5, nr. 3, blz. 269 — 293: 271
98
Krahmann, Elke (2005) Security governance and the private military industry in Europe and North America. In: Conflict, Security & Development, vol. 5, nr. 2, blz. 247 — 268: 262 – 263, Foreign and Commonwealth Office 2002
Kufuor, Oteng. The OAU Convention for the Elimination of Mercenarism and Civil Conflicts. In: Musah, Abdel-Fatau Fayemi, J. Kayode (eds.) (2000) Mercenaries: an African security dilemma, London: Pluto Press: 200
Lee, Matthew Baker, Mike Blackwater guards still at work in Iraq despite lacking license to operate, 21 april 2009, The Seattle Times. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op .
Leveraging the Public/Private Partnership in Peacekeeping. Artikel voor het Blackwater Global Peace and Stability Operations Institute Symposium. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op .
Lilly, Damian (2000) The Privitization of Peacekeeping: Prospects and Realities, artikel voor het Disarmament Forum, blz. 53 – 62
Lilly, Damian. Regulating Private Military Companies: The Need for a Multidimensional Approach. Seminar to Consider the Foreign and Commonwealth Office Green Paper, gepubliceerd op 24 juni 2002, blz. 1 – 10
Londoño, Ernesto Mizher, Qais Iraq to Deny New License To Blackwater Security Firm. U.S. Embassy's Preferred Contractor Accused of Killings, 29 januari 2009, The Washington Post. Laatst
geraadpleegd
op
8
juni
2009
op
dyn/content/article/2009/01/28/ AR2009012803319_pf.html>.
MacNeil, Iain Li, Xiao (2005) Comply or Explain: Market Discipline and Non-Compliance with the Combined Code, Onderdeel van de Working Paper Series, University of Glasgow, blz. 1 – 14. Laatst geraadpleegd op 23 juni 2009 op .
99
Majority Staff, Memorandum to Members of the Committee on Oversight and Government Reform, 7 februari 2007, blz. 1 – 7: 4 – 5 Laatst geraadpleegd op 25 april 2009 op .
Malan, Mark Cilliers, Jakkie (1997) Mercenaries and Mischief: The Regulation of Foreign Military Assistance Bill. Occasional paper nr. 25 voor het Institute for Security Studies. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op .
Messner, J.J. (2007) Ethical security: The Private Sector in Peace and Stability Operations. Monograph Nr. 139. Laatst geraadpleegd op 5 april 2009 op .
Merle, Renae Census Counts 100,000 Contractors in Iraq, 5 december 2006, The Washington Post. Laatst geraadpleegd op 5 juni 2009 op .
Miller, Ken Outsource This, 6 mei 2004, artikel voor het Center for American Progress. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009 op .
Mills, Greg & Stremlau, John (eds.) (1999) The privatisation of security in Africa. Johannesburg: SAIIA. In: Daniel, John Habib, Adam Southall, Roger (2003) South Africa, 2003-2004. Kaapstad: HSRC Press
Nederlandse Corporate Governance Code. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op .
Nevaer, Louis E.V. For Security in Iraq, Corporate America Turns South. 15 juni 2004, Pacific News Service, News Report. Laatst geraadpleegd op 4 juni 2009 op .
100
No Longer Unknowable: Fallujah’s April Civilian Toll is 600, 26 oktober 2004. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op <www.iraqbodycount.org/analysis/reference/pressreleases/9/>.
Nordland, Rob Ex-Blackwater Workers May Return to Iraq Jobs, 3 april 2009 , The New York Times. Laatst geraadpleegd op 16 juni 2009 op .
O’Brien, Kevin A. (2002) Private Military Companies: Options for Regulation, Cambridge: RAND Europe, blz. 1 – 14. Laatst geraadpleegd op 4 april 2009 op .
Pech, Khareen (1999) Chapter 5: Executive Outcomes – A corporate conquest. In: Peace, Profit or Plunder: The Privatisation in War-Torn African Societies. Johannesburg: Institute for Security Studies, blz. 81 – 109
Peterson, Laura (2002) Privatizing Combat, the New World Order. In: Making a Killing: The Business of War, vol. 5, nr. 6. Laatst geraadpleegd op 3 maart 2009 op http://projects.publicintegrity.org/bow/report.aspx?aid= 148
Press, Joshua S. (2008) Crying Havoc over the Outsourcing of soldiers and Democracy’s slipping grip on the dogs of war. In: Northwestern University Law Review Colloquy, vol. 103, blz. 109 – 120
Pretoria, ‘Locals in Iraq could be prosecuted,’ Geraadpleegd op 2 maart 2004 via In: Kinsey 2005
Razook, Erica U.S. Contracted Private Military Companies Abuse, Torture, Kill with Continued Impunity, 18 oktober 2006, The Huffington Post. Laatst geraadpleegd op 26 april 2009
op
html.com/news/sa/96805.htm> In: Kinsey 2005
101
Reid, Robert H. Al-Maliki tells embassy to fire Blackwater. Iraq leader says shooting was 7th incident. 19 september 2007, Seattle PI. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
Ripley, Tim (1997) Mercenaries. Soldiers of Fortune, Bristol: Parragon
Scahill, Jeremy Blood Is Thicker Than Blackwater, 19 juni 2006, The Nation. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op .
Schreier, Fred Caparini, Marina (2005) Privatising Security: Law, Practice and Governance of Private Military and Security Companies. Occasional Paper voor het Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces
Selber, Jesse Jobarteh, Kebba (2002) From Enemy to Peacemaker: The Role of Private Military Companies in Sub-Saharan Africa. In: Medicine & Global Survival, vol. 7, nr. 2, blz. 90 – 95
Serafino, Nina M. (2007) Peacekeeping and Related Stability Operations: Issues of U.S. Military Involvement, blz. 53 – 72. In: Gerbick, Keith D. Browne, Marjorie Ann Serafino, Nina M.
Weiss, Martin A.
(2007) Peacekeeping and Stability Issues. Nova Science
Publishers Shearer, David (1998) Outsourcing War. In: Foreign Policy, nr. 112, blz. 68 – 81
Singer, Peter (2003) Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry. Ithaca: Cornell University Press.
Singer, Peter (2004a) The Dogs of War Go Corporate, 19 maart 2004a, The London News Review. Laatst geraadpleegd op 3 maart 2009 op .
Singer, Peter (2004b) Should humanitarians use private military services? In: Humanitarian Affairs Review, blz. 14 – 17
102
Singer, Peter (2004c) War, Profits, and the Vacuum of Law: Privatized Military Firms and International Law. In: Columbia Journal of Transnational Law, blz. 521- 550
UN’s finances ‘fragile’ with only 31 States having paid their 2008 dues in full – Ban, 6 november 2008, UN News Centre. Laatst geraadpleegd op 15 juni 2009 op .
United States House of Representatives Committee on Oversight and Government Reform Majority Staff (USHRC) (2007) Private Military Contractors in Iraq: An Examination of Blackwater’s Actions in Fallujah, blz. 1 – 17. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op .
UN Working Group conludes third session, adresses new types of mercenary activity, 14 april 2008. Laatst geraadpleegd op 7 maart 2009 op .
Verlöy, André Politi, Daniel Halliburton Contracts Balloon. Despite being under an investigative cloud, company gets US$4.3 billion in 2003, 18 augustus 2004, artikel voor The Center
for
Public
Integrity.
Laatst
geraadpleegd
op
25
april
2009
op
.
Welch, Michael (2009) Fragmented power and state-corporate killings: a critique of Blackwater in Iraq. In: Crime Law Soc Change, vol. 51, blz 351 – 364
Wolf, Antenor Hallo de (2006) Particuliere militaire en beveiligingsbedrijven in actuele conflicten: recente ontwikkelingen. In: Internationaal Humanitair Recht in de Kijker, blz. 11 – 24
The Working Group on the use of mercenaries as a means of violating human rights and impeding the exercise of the rights of peoples to self-determination. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op .
103
Wren, Christopher S. U.S. Told It Must Pay $550 Million or Risk Losing U.N. Vote, 6 oktober 1999,
The
New
York
Times.
Laatst
geraadpleegd
op
15
juni
2009
op
.
Yeoman, Barry (2003) Soldiers of Good Fortune. Artikel voor Mother Jones. Laatst geraadpleegd op 6 juni 2009 op .
Zelfregulering – Assurantietermen en Wetsartikelen. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op
Verdragen, wetsartikelen en officiële documenten
Arms Export Control Act (P.L. 90–629), 22 oktober 1968. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op .
Article 47. Mercenaries. Protocol I Additional to the Geneva Conventions of 12 August 1949, and relating to the Protection of Victims of International Armed Conflicts (Protocol I), 8 juni 1977. Laatst geraadpleegd op 8 mei 2009 op .
Coalition Provisional Authority Memorandum Number 17, 26 juni 2004, blz. 1 – 13: 1, 7. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
Coalition Provisional Authority Order Number 3, 31 december 2003, blz. 1 – 5: 3. Laatst geraadpleegd op 8 juni 2009 op .
104
Coalition Provisional Authority order Number 17, 17 juni 2004. Laatst geraadpleegd op 8 april 2009 op
Coalition Provisional Authority, Regulation Number 1. Laatst geraadpleegd op 7 juni 2009 op . Convention for the Elimination of Mercenarism in Africa, 3 juli 1977. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op .
Geneva Convention Relative to the Treatment of Prisoners of War, 12 augustus 1949. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op .
Development Report 1990. Laatst geraadpleegd op 24 mei 2009 op .
Human Development Report 2007/2008. Fighting Climate Change: Human Solidarity in a Divided World, blz. 1 – 399. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op
International Conferences (The Hague), Hague Convention (V) Respecting the Rights and Duties of Neutral Powers and Persons in Case of War on Land, 18 oktober 1907. Laatst geraadpleegd op 9 mei 2009 op .
International Transfer of Arms Regulation, 30 juni 1998. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op .
International Peace Operations Association Code of Conduct, Version 12, 11 februari 2009. Laatst geraadpleegd op 22 mei 2009 op
Memoranda – officiële definitie van de CPA. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op
105
Military Extraterritorial Jurisdiction Act, 22 november 2000. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op .
Norms on the responsibilities of transnational corporations and other business enterprises with regard to human rights, Commission on Human Rights. Sub-Commission on the Promotion and Protection of Human Rights, 26 augustus 2003. Laatst geraadpleegd op 11 mei 2009 op . Orders – officiële definitie van de CPA. Laatst geraadpleegd op 26 juni 2009 op .
Regulation of Foreign Military Assistance Act, 18 september 1998. Laatst geraadpleegd op 13 mei 2009 op .
Revolutionary United Front, Footpaths to Democracy. Toward a New Sierra Leone ongedateerd. Laatst geraadpleegd op 25 mei 2009 op .
UNAMSIL, oktober 1999 – december 2005. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op .
UN Convention against the Recruitment, Use, Financing and Training of Mercenaries, 4 december 1989. Laatst geraadpleegd op 10 mei 2009 op .
UNIOSIL,
januari
2006
–
nu.
Laatst
geraadpleegd
op
28
mei
2009
op
.
United Nations Register of Conventional Arms. Laatst geraadpleegd op 25 mei op .
UNOMSIL, juli 1998 – oktober 1999. Laatst geraadpleegd op 28 mei 2009 op .
106
War Crimes Act, 21 augustus 1996. Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op
War Crimes. USC 18 - US CODE 18 - U.S. Code - Title 18: Crimes and Criminal Procedure § 2441(d). Laatst geraadpleegd op 16 mei 2009 op .
107
Bijlage I
Overzicht van de aan EO/SRC verbonden bedrijven
Lijst van Zuid-Afrikaanse bedrijven onder SRC: 1 Executive Outcomes cc 1989 CC 1993, (Pty) Ltd 1995 2 Cross Swords Holdings (Pty) Ltd 3 OPM Support systems (crime & intelligence) 4 Saracen (security – Angola/Uganda/SA) 5 Ibis Air/Ibis Ltd 6 Capricorn Systems – 50% 7 Branch Mining Ltd (Angola – 40%) 8 RANGOL Medical (Pty) Ltd & Stuart Mills 9 Trans Africa Logistics (Pty) Ltd – 100% 10 Military Technical Services (MTS) 11 Gemini Video Productions (music & videos) 12 Advanced Systems Communication Ltd (telecommunications) 13 Shibata Ltd – 60% (demining) 14 New Africa Informatics (Pty) Ltd 15 Livingstone Tourists (tourism) 16 The Explorer (travel & tourism) 17 Steelpact & Falconer Systems (equipment) 18 Aquanova Ltd – 33,3% (Zambia, exploration equipment)
Lijst van Britse bedrijven: 1 Ranger Oil 2 Premier Consolidated 3 Heritage Oil 4 Branch Energy (oil & gas) 5 Branch Minerals 6 Branch International 7 DiamondWorks 8 Ibis Air International 9 Capricorn Systems Ltd 10 Sandline International
108
11 Hansard International 12 Grunberg Management 13 Plaza 107 Ltd 345
345
Pech 1999: 87 – 88
109
Bijlage II
Kaart van Sierra Leone
Kaart 1 en 2: Sierra Leone en de ligging in Afrika:
110
Kaart 3: Districten in Sierra Leone
111
Bijlage III Kaart van Irak
Kaart 1 en 2: Irak en de ligging in het Midden-Oosten:
112