Today’s Lawyer Met het recht op de juiste plaats VOORWOORD - Hugo Lamon
Verder in dit nummer:
De nieuwe advocaat van vandaag
De advocaat, beroepspraktijken en dienstenwet. Algemene inleiding - 2 Sociale bijdragen zelfstandigen - 5
Schrijven dat het advocatenberoep volop evolueert en soms sterk onder druk staat is allicht een open deur intrappen. Het is daarom niet slecht dat elke advocaat zich daar nu en dan eens over bezint.
Onbeperkt bijverdienen voor gepensioneerden - 5
Misschien las u ook het boek “Tomorrow’s lawyers” van de Schotse hoogleraar Richard Susskind. Hij stelt dat er veel moet veranderen in de advocatuur, omdat de oude businessmodellen (gericht op groei en alsmaar grotere kantoren) niet meer actueel zijn. Moderne technologie maakt het onder meer mogelijk om geautomatiseerd werk te ontwikkelen. Diezelfde Susskind voorspelde reeds in 1996 dat de e-mail het belangrijkste communicatiemiddel zou worden tussen advocaten. Daar werd toen mee gelachen. We weten nu wel beter.
Vennootschapsmandatarissen - 7
De gewezen Amerikaanse advocaat Steve Harper (ook bekend van zijn interessante blog “The Belly of the Beast”) maakt in zijn “The Lawyer Bubble” een scherpe analyse van de (Amerikaanse) advocatuur. In een interview over dat boek stelt hij o.m. dat er geen correlatie is tussen de omvang van een kantoor en de winstgevendheid. En, zo vervolgt hij, “men doet bovendien graag alsof grote kantoren de beste kwaliteit leveren, maar vaak is dat helemaal niet zo”. Ook Harper heeft een uitgesproken mening over de toekomst: “Mede door het overschot van nieuwe advocaten neemt de concurrentie toe. Kantoren met een nieuwe generatie advocaten ontwikkelen nieuwe businessmodellen.” Hij verwijst daarbij ook naar de rol van de cliënt, die vaak de advocaat tot ingrijpende veranderingen dwingt. “De sleutel zit in het laten uitsplitsen van werkzaamheden. Routinematig werk kan prima gedaan worden door goedkope juristen.”
De bedrijfsjurist: dé cliënt van de advocaat - 17
De vraag is natuurlijk of de Vlaamse advocatuur zich door deze Angelsaksische nieuwe profeten moet laten opjagen. Ons rechtsstelsel is verschillend, maar hun analyse is ook voor ons interessant. Zeker nu er ook hier vragen zijn over de rendabiliteit en er bij cliënten soms gemor is over de aard en de kwaliteit van de dienstverlening. Over deze en alle aanverwante vragen wil dit tijdschrift berichten. Om u te informeren, om u te prikkelen, om u aan te zetten tot reflectie en misschien ook om u te bewegen tot actie. En zo kunnen we samen het schitterende beroep van advocaat een nieuwe dimensie geven. Today’s Lawyer
Why You Should Remove “Non-Billable” from Your Vocabulary - 6
Nieuwe Vlaamse codex: belangenconflicten - 8 De toekomst van de advocatenkantoren - 11 Het advocatenkantoor als ECP-kantoor - 15
Advocatuurlijk … - 18 Het belang van het paritair comité nr. 336 voor de vrije beroepen, voor uw advocatenpraktijk - 20 Associaties: de ingrediënten van het succes - 23
Werken mee aan dit nummer: Barend Blondé, Herman Buyssens, Bart De Moor, Chris Engels, Hugo Lamon, Isabelle Larmuseau, Roeland Lembrechts, Pierre Schaubroeck, Alex Tallon Januari 2015 Jaargang 1, Nr. 1 Periodiciteit: Tweemaandelijks Erkenningsnummer: P914378 Verantwoordelijke uitgever: KnopsPublishing (V.U.)
Wetgeving - Alex Tallon, advocaat bij Praetica
De advocaat, beroepspraktijken en dienstenwet. Algemene inleiding De rangschikking van de advocaat onder het begrip onderneming, de invoering van de btw op de prijs van zijn dienstverlening, de onderwerping aan de marktpraktijken en meer specifiek aan de regelgeving in verband met de consumentenbescherming, de informatieplicht die de advocaat wordt opgelegd in de dienstenwet, hebben als gevolg dat, of men het graag hoort of niet, de advocaat door de (economische) wetgever wordt behandeld als een deelnemer aan de economische activiteit. De verplichtingen die de advocaat aldus worden opgelegd vormen een onderdeel van het management van zijn kantoor.
In dit kader deze algemene inleiding, die zal aangevuld worden, in de volgende nummers van dit nieuw tijdschrift, door meer gerichte besprekingen van specifieke verplichtingen en hun draagwijdte, dit hoofdzakelijk vanuit een praktisch oogpunt. Voorafgaandelijk Een korte historiek: de advocatuur werd een eerste maal geconfronteerd met een specifieke regelgeving in verband met de wijze van uitoefening van het beroep door de wet van 21 oktober 1992 betreffende misleidende reclame, en nadien door de wet van 3 april 1997 die betrekking had op de onrechtmatige bedingen. Beide wetten werden samengebundeld en de regelgeving werd uitgebreid door de wet van 2 augustus 2002 betreffende misleidende en vergelijkende reclame, onrechtmatige bedingen en overeenkomsten op afstand. De advocaten, zoals andere vrije beroepen, bleven echter uitgesloten van de WHPC (Wet Handelspraktijken). Twee Europese richtlijnen gooiden roet in het eten: de Richtlijn 2005/29 van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten en de Richtlijn 2006/123 van 12 december 2006 betreffende diensten, of de zogenaamde Bolkesteinrichtlijn. Beide zijn van toepassing op ondernemingen, daarin begrepen dus
2 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
de vrije beroepen, waaronder de advocaten. De Belgische wetgever is zeer terughoudend geweest om beide richtlijnen te implementeren voor wat betreft de vrije beroepen. De Bolkesteinrichtlijn gaf uiteindelijk aanleiding tot de wet van 26 maart 2010, of de dienstenwet, die ook van toepassing was op de vrije beroepen. Hierin is (was) vooral van belang, in de relatie met de cliënt, hoofdstuk 4 dat handelt over de kwaliteit van de diensten, informatie en transparantie. Bij de implementering van de Richtlijn 2005/29 heeft men gepoogd de vrije beroepen uit te sluiten. Een eerste aanpassing op basis van deze richtlijn gebeurde in de WHPC van 1991 door een wetswijziging van 2007, die enkel van toepassing was op de ‘verkoper’. De WMPC (Wet Marktpraktijken) van 2010 was dan wel van toepassing op de ondernemingen in het algemeen, maar de vrije (gereglementeerde) beroepen werden expliciet uitgesloten. Deze uitsluiting werd vernietigd door het Grondwettelijk Hof en de situatie werd hierdoor onduidelijk. De wet van 2002 werd immers niet opgeheven. Hieraan kwam een einde door het belangrijk initiatief van de minister van economie tijdens de laatste legislatuur, namelijk de (bijna) volledige bundeling van de economische wetgeving in het Wetboek van Economisch Recht (WER), en de wetsaanpassingen die hierbij gepaard gingen.
Today’s Lawyer
Boek III van het WER De dienstenwet werd opgeheven deels door de wet van 17 juli 2013 waardoor boek III (Vrijheid van vestiging, dienstverlening en algemene verplichtingen van de ondernemingen) ingevoegd werd in het WER, deels door de wet van 4 april 2014 houdende invoeging van boek XVI (Buitengewone regeling van consumentengeschillen). Het boek III neemt het vroegere hoofdstuk 4 van de dienstenwet over. In de definities eigen aan boek III die opgenomen zijn in boek I WER wordt een dienst omschreven als elke economische activiteit, anders dan in loondienst, die gewoonlijk tegen vergoeding geschiedt. De dienstverlener is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een dienst aanbiedt. Er zijn een aantal verplichtingen opgenomen in dit boek III die niet van toepassing zijn op de advocaat, maar enkel op ambachtsondernemingen of handelsondernemingen. Uit de definities van beide begrippen (boek I, titel 2, hoofdstuk 1, art. I.2.) volgt dat advocaten hier niet toe behoren, maar wel onder het begrip niet-handelsondernemingen naar privaat recht vallen. Wat betreft de Kruispuntbank voor ondernemingen zijn advocaten onderworpen aan de inschrijving krachtens hoofdstuk 2 van titel 2. Titel 3 voorziet in de algemene verplichtingen van de ondernemingen, met als eerste hoofdstuk de verplichting van informatie, transparantie en niet-discriminatie, en hoofdstuk 2 verplichtingen in verband met het houden van een boekhouding. Boek III is van kracht sinds 9 mei 2014. Boek XIV van het WER Enkele dagen nadat boek III van kracht werd, kwam de wet van 15 mei 2014 tot stand, waarbij boek XIV werd ingelast in het nieuwe wetboek voor economisch recht. Deze wet is in voege getreden op 31 mei 2014. Boek XIV draagt als titel: “Marktpraktijken en consumentenbescherming betreffende
Today’s Lawyer
de beoefenaars van een vrij beroep”. Het heft de onduidelijkheid op die tot stand kwam door de verschillende arresten van het Grondwettelijk Hof, vermits het de wet van 2 augustus 2002 vervangt en dus, samen met boek VI (betreffende de marktpraktijken en de consumentenbescherming van toepassing op alle andere ondernemingen) een volledige implementering beoogt van de Europese richtlijn betreffende de handelspraktijken en de bescherming van de consument. In het geval van een beoefenaar van een vrij beroep spreekt men van beroepspraktijken in plaats van Marktpraktijken.
Door de uitbreiding van de wet zou er wel eens een spanningsveld kunnen ontstaan tussen de mogelijkheid van deze stakingsvordering en de tussenkomst van de bevoegde stafhouder(s).
Dit boek XIV is van toepassing op de advocaat. Hij voldoet immers aan de wettelijke cumulatieve voorwaarden: hij oefent zijn beroepsactiviteit op onafhankelijke wijze uit en onder eigen verantwoordelijkheid (de wet sluit echter niet uit dat hij werknemer zou kunnen zijn), hij is onderworpen aan een tuchtorgaan en is geen koopman, en hij is gehouden tot permanente vorming. Boek XIV is verder slechts van toepassing voor zover de advocaat intellectuele prestaties levert die kenmerkend zijn voor zijn beroep. Daar waar boek III van toepassing is tegenover elke cliënt (door de wet ‘afnemer’ genoemd), wij-
3 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
zigt boek XIV de rechtspositie van de advocaat hoofdzakelijk tegenover een cliënt-consument (er zijn wel een aantal uitzonderingen voorzien voor advocaten die prestaties leveren in het kader van de juridische bijstand). De consument is iedere natuurlijke persoon (en dus geen rechtspersoon) die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs-, ambacht- of beroepsactiviteit vallen. Verder bevat het ook een algemeen verbod van oneerlijke beroepspraktijken die de beroepsbelangen van een beoefenaar van een vrij beroep of onderneming schaadt of kan schaden. De structuur van de wet kan als volgt worden samengevat: eerst zijn er een aantal verplichtingen die de precontractuele sfeer betreffen (reclame, algemene informatie en prijsaanduiding), verder verplichtingen in verband met het sluiten van overeenkomsten (algemene bepalingen, overeenkomsten op afstand, overeenkomsten gesloten buiten de gebruikelijke plaats van de beroepsuitoefening, het gezamenlijk aanbod, de onrechtmatige bedingen, de bestelbon en bewijsstukken en de verlenging van de dienstenovereenkomst), en ten slotte de verboden praktijken, die men de gemeenschappelijke deontologische sokkel van de beoefenaars van een vrij beroep zou kunnen noemen. De informatie die moet verstrekt worden stemt niet overeen met deze die in boek III is opgenomen, maar is enkel van toepassing in de relatie advocaat/consument. Naast de overeenkomsten afgesloten op afstand, worden nu dus ook de overeenkomsten die buiten de gebruikelijke plaats van de beroepsuitoefening worden afgesloten op een bijzondere wijze gereglementeerd, dit overeenkomstig Richtlijn 2011/83 die de overeenkomsten betreft gesloten tussen een onderneming en de consument. De definitie van gebruikelijke plaats waar een advocaat zijn beroep uitoefent zou weleens tot discussies aanleiding kunnen geven (Gerechtsgebouw?
4 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Gevangenis?). Controle en sancties Belangrijke nieuwe plichten worden aldus opgelegd aan de advocaat, plichten die onderworpen zijn aan een door de wetgever in boek XV WER voorziene controle en gesanctioneerd kunnen worden in het kader van een stakingsvordering door de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg. Door de uitbreiding van de wet zou er wel eens een spanningsveld kunnen ontstaan tussen de mogelijkheid van deze stakingsvordering en de tussenkomst van de bevoegde stafhouder(s). Ook zijn er, naast de strafsancties, belangrijke burgerlijke sancties voorzien, zoals de terugbetaling zonder teruggave, of de uitbreiding van de termijn waarbinnen het herroepingsrecht kan worden uitgeoefend. Weze ten slotte opgemerkt dat het toezicht en de controle van deze wetgeving door de bevoegde overheidsdiensten in sommige gevallen de bijstand vereist van de Stafhouder ter vrijwaring van het beroepsgeheim.
Opgemerkt
The Legal Services Consumer Panel van The Law Society voorspelt in een recent rapport dat ‘self-lawyering’ de toekomst is. Een lawine van verontwaardigde lezerscommentaren volgde.
Today’s Lawyer
ACTUALITEIT
Sociale bijdragen zelfstandigen
de definitieve afrekening.
Met ingang van 1 januari 2015 wordt een nieuwe bijdrageberekening voor de sociale zekerheid van zelfstandigen ingevoerd.
Aangezien in dit systeem de advocaten geen sociale bijdragen zullen betalen berekend op het beroepsinkomen van de jaren 2012, 2013 en 2014, is het voordelig in deze jaren een hoger inkomen te verwerven dan in de jaren vanaf 1 januari 2015.
Tot en met 2014 worden de premies berekend op het netto belastbaar beroepsinkomen van drie jaar terug. Voortaan zullen de bijdragen berekend worden op het inkomen van het jaar zelf. Aangezien dit inkomen bij de start van het nieuwe jaar nog niet bekend is, zal gewerkt worden met voorlopige bijdragen. Deze zullen voorlopig bepaald worden zoals vroeger op basis van uw inkomen van drie jaar terug, maar u zal kunnen vragen om in het licht van uw verwachte inkomen deze voorlopige bijdragen te verhogen of te verminderen.
Het percentage van de bijdrage blijft ongewijzigd, hetzij 22% tot een jaarinkomen van + 55.600 EUR en 14,16% van het surplus tot + 81.900 EUR, daarboven 0%. Voor hen die minder verdienden dan het minimum inkomen (12.870,43 EUR) blijft de minimum forfaitaire bijdrage van 729,46 EUR per kwartaal verschuldigd. Voor hen die meer verdienen dan de maximum loongrens, verandert er uiteraard niets. Herman Buyssens
Zodra uw definitief inkomen dan gekend is, volgt
Onbeperkt bijverdienen voor gepensioneerden Advocaten die minstens 65 jaar oud zijn en een beroepsloopbaan van minimum 42 jaar hebben, kunnen sinds 2013 onbeperkt bijverdienen. Voor de beroepsloopbaan komt elk kalenderjaar met twee betaalde of gelijk gestelde kwartalen als zelfstandige in aanmerking of elk kalenderjaar met 104 gewerkte of gelijkgestelde dagen als medewerker of als ambtenaar. De gelijkstelling studieperiode telt niet mee, de gelijkstelling militaire dienst wel. Dit houdt in dat een advocaat, die zijn studies beëindigt op de leeftijd van 23 jaar, maar slechts bij de balie werd ingeschreven vanaf het laatste
Today’s Lawyer
kwartaal van het jaar waarin hij afstudeerde, wellicht iets langer dan tot de leeftijd van 65 jaar zal moeten werken, alvorens pensioen te kunnen opnemen en onbeperkt te kunnen bijverdienen. Bij dit onbeperkt bijverdienen zijn verder sociale bijdragen verschuldigd, die evenwel tot een inkomen van + 55.600 EUR, 14,70% bedragen i.p.v. 22%. Voor het inkomen tussen + 55.600 EUR en + 81.900 EUR blijft het 14,16%. In het regeerakkoord van de nieuwe regering is voorzien dat de vereiste van een beroepsloopbaan van minimum 42 jaar zou wegvallen, zodat alle advocaten die minstens 65 jaar oud zijn de lege ferenda onbeperkt zullen kunnen bijverdienen. Herman Buyssens
5 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Antoine Henry de Frahan, partner FrahanBlondé
Urbi et Orbi
Why You Should Remove “Non-Billable” from Your Vocabulary
Some firms assign non-billable targets to their people. It is not uncommon to see firms where professionals have to achieve, let’s say 300 non-billable hours per year. If you are in that situation, keep reading. What’s wrong with non-billable targets and hours? Some would say that the answer is in the question: the problem with nonbillable targets and hours is that… they are not billable. When the mind is obsessed with billing every minute and even more, non-billable targets and hours are just a costly distraction. I see a different problem. People might be recording 300 non-billable hours and still achieve nothing of value. Write a book that nobody will ever read. Develop clients that do not fit into the strategy of the firm. Attend social events without following up. Others might achieve a lot in just a few dozen hours of non-billable work. It is not surprising that lawyers define non-billable targets as number of non-billable hours to be spent on no matter what. After all, that’s how they think about their own work for their clients, by charging on the basis of time spent, no matter what has been achieved (or not). In both cases, they
ignore the value of the outcome that has been produced. Instead of defining non-billable targets as a number of hours to be spent on whatever non-billable stuff comes to mind, shouldn’t professionals rather clarify the substance of the outcomes they want to achieve? Instead of non-billable targets, wouldn’t it be wiser and more exciting to define development objectives?
Your answer will be the roadmap to your personal fulfillment, to building the future that you want for your firm, and maybe to contributing to the welfare of others. Doesn’t that deserve better than the unflattering “nonbillable” tag? Don’t say “non-billable” again.
Start by asking yourself a few fundamental questions: What professional or firm do you want to be in two years? What clients do you want to have? What life do you want to lead? What would make your professional life more fun, more rewarding, more flexible, more meaningful, and more successful? You might even go one step further and expand these questions beyond your own personal benefit: What would make this world a better place? What would be a meaningful contribution to the happiness of others? And then: What objectives do you assign to yourself and to others under your supervision, for today, for this month, and for this year, to get you closer to achieving these goals?
Today’s lawyer is een tijdschrift met oog voor een moderne en duurzame advocatuur. Het houdt de vinger aan de pols en volgt voor u ook op wat er over de grenzen gebeurt. De bijdragen in deze rubriek kunnen in een andere taal zijn en de lezer zal dit willen zien als een vorm van openheid. 6 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Today’s Lawyer
ACTUALITEIT
Vennootschapsmandatarissen Tot voor kort werd één ieder die als mandataris benoemd was in een vennootschap die aan Belgische belastingen is onderworpen, op onweerlegbare wijze vermoed een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen in België, die de verzekeringsplicht in het sociaal statuut der zelfstandigen met zich meebracht. Dit onweerlegbaar vermoeden werd door de wet van 25 april 2014 met ingang van 6 juni 2014 vervangen door een weerlegbaar vermoeden. Het vermoeden kan worden weerlegd door de kosteloosheid van het mandaat te bewijzen. De kosteloosheid kan enkel aangetoond worden door een statutaire bepaling of door een beslissing van het vennootschapsorgaan dat bevoegd is om de vergoedingen van de mandatarissen vast te stellen.
De kosteloosheid wordt pas aanvaard ten vroegste twaalf maanden voorafgaand aan de maand van de publicatie van de statutaire bepaling of de beslissing van de vennootschap in het Belgisch Staatsblad of de mededeling ervan aan het Sociaal Verzekeringsfonds of RSVZ. Onderstreept dient te worden dat er geen kosteloosheid is wanneer uit het mandaat inkomsten voortvloeien die fiscaal gekwalificeerd worden als bezoldigingen van bedrijfsleiders (bijvoorbeeld voordeel in natura) of indien de vennootschap bijdragen of premies stort voor de opbouw van een aanvullend pensioen van de mandataris. Het niet genieten van enige bezoldiging als bedrijfsleider volstaat niet om het vermoeden van bijdrageplicht te weerleggen. Herman Buyssens
Opgemerkt
“De minister van Justitie hecht groot belang aan de efficiëntie, dienstverlening, specificiteit, integriteit en maatschappelijke kruispuntfunctie van advocaten, gerechtsdeurwaarders, notarissen, deskundigen, tolken en andere gerechtelijke dienstverleners.” (Minister van Justitie Koen Geens in zijn beleidsverklaring van 17 november 2014)
Today’s Lawyer
7 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Deontologie - Herman Buyssens, advocaat bij Van Goethem Advocaten
Nieuwe Vlaamse codex: belangenconflicten Het vermijden van belangenconflicten behoort tot de kernwaarden van de advocatuur Dit wordt o.m. bevestigd door het CCBE-Handvest, het OVB-reglement van 22 januari 2003 inzake beroepsmatige samenwerking met niet-advocaten, door het Hof van Cassatie in zijn arrest van 25 september 2003, waarmee het een deel van het hoger vermeld reglement nietig verklaarde, maar ook door het Arbitragehof, dat in een arrest van 2 april 1992 het verbod tegenstrijdige belangen te verdedigen zelfs als een regel van openbare orde bestempelde.
Tot ongeveer het midden van vorige eeuw was de doorsnee advocaat een solist, hoofdzakelijk actief als procedurepleiter. Gestructureerde samenwerkingsverbanden werden strijdig geacht met de regels en gebruiken van het beroep, en adviesverstrekking buiten de litigieuze context, was uitzonderlijk. Er bestond geen behoefte aan een gedetailleerde regelgeving over hoe in de uitoefening van ons beroep belangenconflicten dienden te worden vermeden of opgelost. Als ze zich voordeden, waren ze meestal zo zichtbaar en evident, dat de oplossing voor de hand lag.
nen. Zo ontstond de nood aan en de vraag naar een duidelijk omschreven deontologisch referentiekader.
Hoewel het Arbitragehof het verbod tegenstrijdige belangen te verdedigen als van openbare orde achtte, wordt het gemeenzaam als een zuiver deontologische kwestie beschouwd, waarmee de rechter zich niet bemoeit en waarin de stafhouder beslist.
De CCBE-gedragscode
Bij afwezigheid van specifieke regelgeving werd het verbod voor de advocaat tegenstrijdige belangen te behartigen, gesteund op die andere kernwaarden van ons beroep, de onafhankelijkheid en loyaliteit. Door het ontstaan en de exponentiële toename van samenwerkingsverbanden tussen advocaten en door het groeiend belang van advieswerk binnen moderne advocatenkantoren werden belangenconflicten steeds meer voorkomende fenome-
8 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Tot vrij recent hadden de meeste Vlaamse balies, met uitzondering van de Nederlandse Orde van Advocaten te Brussel, geen specifiek reglement inzake de tegenstrijdigheid van belangen. Dit geldt ook voor de Franstalige balies in België. De recente deontologiecodex van Avocats.be (BS 17 januari 2013) bewaart hierover het stilzwijgen.
Er bestond al wel de CCBE-gedragscode, die goedgekeurd werd bij reglement van de Orde van Vlaamse Balies van 31 januari 2007. Hierdoor werd deze gedragscode geïntegreerd in de regelgeving van toepassing op de Vlaamse advocaat. In artikel 3.2. van deze gedragscode worden de algemeen aanvaarde principes inzake tegenstrijdigheid van belangen vastgelegd: 1. de advocaat mag in een zelfde zaak niet meerdere cliënten bijstaan indien er een belangentegenstelling tussen deze cliënten bestaat of er een wezenlijke dreiging bestaat dat deze tegenstelling zal ontstaan
Today’s Lawyer
2. de advocaat moet er zich van onthouden de zaken van twee of meer cliënten te behandelen indien zich tussen deze cliënten een tegenstrijdigheid van belangen voordoet, het beroepsgeheim dreigt geschonden te worden of zijn onafhankelijkheid in gevaar dreigt te komen 3. de advocaat mag geen zaak van een nieuwe cliënt aanvaarden, indien de geheimhouding van de informatie die hij van een vroegere cliënt heeft verkregen dreigt te worden aangetast of indien hierdoor de nieuwe cliënt ongerechtvaardigd zou bevoordeeld worden 4. deze regels zijn van toepassing op alle advocaten die het beroep in groepsverband uitoefenen, zowel op de groep als op de individuele leden. Alhoewel deze regels enkel gelden voor grensoverschrijdende activiteiten van advocaten binnen de Europese Economische Ruimte, kan de vraag worden gesteld of afwijkende regelingen voor niet-grensoverschrijdende activiteiten de toetssteen van de non-discriminatie zouden doorstaan. De Vlaamse codex Ter gelegenheid van de codificatie van de reglementen die de Orde van Vlaamse Balies sinds haar ontstaan goedkeurde, heeft zij in haar Algemene Vergadering van 25 juni 2014 in de nieuwe Vlaamse codex deontologie voor advocaten een hoofdstuk ingevoerd dat een – enigszins gedetailleerder – regelgeving inzake belangenconflicten bevat (Codex deontologie voor advocaten, BS 30/09/2014, p. 77350; in werking 1 januari 2015). De hoger vermelde basisbeginselen vervat in de CCBE-gedragscode worden overgenomen. Het vierde principe, dat de regels van toepassing zijn op alle advocaten die het beroep in groepsverband uitoefenen, wordt nader gespecifieerd, met
Today’s Lawyer
dien verstande dat zij ook gelden voor de stagiairs en medewerkers van de advocaat. Verder worden deze beginselen aangevuld met twee afwijkende bepalingen die onder strikte voorwaarden de advocaat wel toelaten op te treden in geval van belangenconflict. De eerste afwijking betreft de mogelijkheid op te treden mits een zogenaamd “informed consent” van de cliënt.
Door het aanvaarden van deze afwijkingen, geeft de Orde van Vlaamse Balies blijk van een hedendaagse en realistische kijk op de deontologie, die de vrijwaring van de kernwaarden van ons beroep moet waarborgen, maar anderzijds geen onevenredige belemmering mag vormen voor onze beroepsuitoefening in de 21ste eeuw.
Zo mag de advocaat optreden voor meerdere cliënten tussen wie er een belangenconflict bestaat of dreigt te ontstaan (1) indien de betrokken cliënten na schriftelijk te zijn ingelicht hun akkoord schriftelijk bevestigen en (2) zolang er geen gevaar bestaat voor schending van zijn beroepsgeheim, noch van zijn onafhankelijkheid en (3) zolang tussen die cliënten geen vordering voor de rechtbank of voor een scheidsgerecht wordt vervolgd betreffende het voorwerp van de door hen gevraagde tussenkomst.
9 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Aansluitend daarop is het optreden voor meerdere cliënten tussen wie een belangenconflict bestaat of dreigt te ontstaan, maar die in een zelfde aangelegenheid een gemeenschappelijk belang hebben en zich voor de verdediging van dat gemeenschappelijk belang tot de advocaat wenden, geoorloofd (1) indien de cliënten schriftelijk akkoord gaan en (2) de advocaat oordeelt dat de belangentegenstelling of het risico daartoe hem niet belemmert de belangen van alle betrokken cliënten naar best vermogen te behartigen zonder schending van het beroepsgeheim en de onafhankelijkheid.
redige belemmering mag vormen voor onze beroepsuitoefening in de 21ste eeuw.
De invulling van deze afwijking, die geïnspireerd is op gelijkaardige regelgevingen in Engeland en Amerika, zal moeten blijken uit ad hoc toepassingen ervan.
Ook is er nog geen duidelijk antwoord gegeven op de vraag, wie zich op het belangenconflict kan of moet beroepen. Alleen de advocaat zelf, de cliënt en de gewezen cliënt of ook de tegenstrever, tegenpartij, de rechter en het Parket?
Zo zal bepaald moeten worden wat de omvang van de informatie is, wat de draagwijdte van het akkoord zal zijn, of het kan herroepen worden, of het betrekking heeft op actuele of ook potentieel toekomstige zaken, of zogenaamde “Chinese walls” moeten worden opgetrokken, etc. Een tweede afwijking van de basisbeginselen uit de CCBE-gedragscode is wat men een anti-shoppingbepaling zou kunnen noemen. Zo mag de advocaat wel in een zaak optreden wanneer het bekend is dat de cliënt systematisch een beroep doet op verschillende advocaten en in die zaak een andere advocaat zal aanstellen. Maar ook hier zal de advocaat zich moeten onthouden verder op te treden indien zijn tussenkomst gepaard zou gaan met een inbreuk op zijn beroepsgeheim of zijn onafhankelijkheid. Draagwijdte Door het aanvaarden van deze afwijkingen, geeft de Orde van Vlaamse Balies blijk van een hedendaagse en realistische kijk op de deontologie, die de vrijwaring van de kernwaarden van ons beroep moet waarborgen, maar anderzijds geen oneven-
10 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Echter, met deze reglementaire bepalingen zijn natuurlijk niet alle aspecten van het belangenconflict opgelost. Zo blijft er natuurlijk nog de kwestie van het conflict tussen een persoonlijk belang van de advocaat en het belang van de cliënt. Ter beoordeling hiervan zal nog steeds worden teruggegrepen naar de basisbeginselen van onafhankelijkheid, loyaliteit, rechtschapenheid en kiesheid.
Ook wordt in de regelgeving geen plaats gegeven aan de perceptie. Kan deze perceptie, die zo belangrijk is voor de rechtsprekende functie in onze rechtsstaat (not only must justice be done, it must also be seen to be done), terzijde worden geschoven bij de beoordeling van de onafhankelijkheid van de advocaat en/of het niet bestaan van een belangenconflict? Moet een zekere termijn worden in acht genomen vooraleer de advocaat tegen een gewezen cliënt optreedt? Kan een advocaat voor dezelfde rechter binnen een korte tijdspanne voor verschillende cliënten tegenstrijdige juridische stellingen ontwikkelen? Wat zijn de regels wanneer een advocaat van kantoor verandert? Voer in overvloed voor deontologen, tuchtraden en stafhouders.
Today’s Lawyer
Internationaal - Bart De Moor, advocaat bij Taylor Wessing Brussels
De toekomst van de advocatenkantoren drie jaar toepassing van de Legal Services Act in het Verenigd Koninkrijk De vraag of advocatenkantoren hun kapitaal mogen openstellen voor niet-advocaten geniet veel belangstelling. Mogen externe investeerders participeren in het kapitaal van advocatenvennootschappen? Waarom zouden advocaten en externe investeerders dit initiatief nemen? De balie heeft er veel intern studiewerk en conferenties aan gewijd.
Daaraan verwant rijst ook de vraag of niet-advocaten bestuursfuncties mogen opnemen in advocatenvennootschappen. Advocaten zijn niet noodzakelijk goede managers en stafmedewerkers van advocatenkantoren zien zich geremd in hun doorgroeimogelijkheden. Ten slotte zien sommigen brood in multidisciplinaire samenwerking. In dit laatste geval gaat het niet enkel om de financiering of het management van de advocatenpraktijk, maar om de diensten zelf die advocaten delen met andere beroepsbeoefenaars. De belangstelling voor bedrijfsfinanciering met extern kapitaal en voor bestuur door niet-advocaten, is niet uit het niets ontwaakt. Het Verenigd Koninkrijk heeft ons wakker gemaakt. Het juridisch beroep is daar bijna revolutionair gewijzigd. De draagwijdte van die evolutie reikt veel verder dan het Britse grondgebied. Advocatenkantoren met een Britse thuisbasis behoren tot de grootste ter wereld en hebben vestigingen overal in Europa. In de mate dat het nieuw wettelijk kader van de juridische dienstverlening in het Verenigd Koninkrijk nieuwe mogelijkheden biedt, kunnen lokale vestigingen van die buitenlandse kantoren bij ons (rechtstreeks of onrechtstreeks) gebruik maken van middelen waar onze zuiver lokale kantoren geen toegang toe hebben, waardoor een ongelijkheid kan ontstaan.
Today’s Lawyer
De Legal Services Act 2007 - een omwenteling in het Verenigd Koninkrijk In 2004 heeft Sir David Clementi, een topman uit de Britse verzekeringswereld, op verzoek van de Britse regering een onderzoek uitgevoerd naar de werking van het reglementair kader van de juridische dienstverlening in Engeland en Wales. Zijn beroemde “Review of the Regulatory Framework for Legal Services in England and Wales” van 2004 lag aan de basis van de nieuwe wetgeving. Zijn krasse stellingnames en aanbevelingen werden al even verrassend door de Britse regering onderschreven en in wetgeving omgezet. Naast een sterk doorgedreven bescherming van de consument of gebruiker van juridische diensten, voerde de Legal Services Act van 2007 nieuwe samenwerkingsverbanden in: Alternative Business Structures, afgekort ABS. Het toelaten van nieuwe bedrijfsstructuren beoogt de ontwikkeling en de modernisering van het juridisch beroep en een toename aan mededinging. De Engelse wetgever gaat ervan uit dat wanneer advocaten en niet-advocaten op gelijke voet kunnen samenwerken, dit de kantoren zal dynamiseren en zal toelaten mensen met nieuwe vaardigheden te rekruteren en hun betere perspectieven te verschaffen. De Legal Services Act voerde verder een nieuwe onafhankelijke regulerende overheid in die alle
11 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
juridische beroepen overkoepelt (oversight regulator): de Legal Services Board (LSB). Die bepaalt normen en standaarden voor de gehele sector van de gereglementeerde juridische beroepen. Met de invoering van de nieuwe bedrijfsstructuren nam de wetgever drie stappen ineens. Waar het de Engelsen tot dan toe nog niet eens toegelaten was om als solicitors en barristers onderling samen te werken, verviel men in het andere extreem. In één beweging liet de wetgever de Legal Disciplinary Practice (LDP) toe, een gemengd samenwerkingsverband, tussen barristers en solicitors bijvoorbeeld, de Multidisciplinary Practice (MDP) met samenwerking tussen bijvoorbeeld solicitors en accountants, en Alternative Business Structures (ABS) met externe investeerders die in het kapitaal van de vennootschap kunnen deelnemen.
De markt van de juridische dienstverlening is in het Verenigd Koninkrijk aan het evolueren van een markt van ‘firms of solicitors’ naar een markt van bredere ‘legal services businesses’. Niet minder dan acht verschillende juridische beroepen vallen onder de gereguleerde juridische dienstverlening: de solicitors, barristers, legal executives, trade mark agents, patent attorneys, licensed conveyancers, costs draftsmen en notaries. Zij kunnen nu onderling samenwerken in de vorm van een LDP, onder het toezicht van de overkoepelende Legal Services Board. Onderzoek sinds de invoering van de Legal Services Act toont aan dat de omzetcijfers van de LDP’s sterk gestegen zijn. Hun productiviteit nam toe en zij stellen een groter aantal medewerkers (niet-advocaten) tewerk dan andere advocatenkantoren.
12 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Advocatenkantoren kunnen ook extern kapitaal aantrekken van investeerders die geen advocaten zijn, of in hun management niet-advocaten opnemen, onder de vorm van Alternative Business Structures (zoals genoemd in de Legal Services Act) of “licensed bodies” zoals de regulerende overheden hen noemen. De thans bestaande regulerende overheden die deze structuren erkennen zijn de Solicitors Regulation Authority en de Council for Licensed Conveyancers. Solicitors firms maken nog steeds het grootste deel uit van de dienstverleners in de gereglementeerde juridische dienstverlening. Een bijkomende bedoeling van de wetswijziging bestond er in de nood te doen afnemen om de beroepsbeoefenaars zelf het nodige kapitaal (equity) te laten onderschrijven, door investeerders van buiten het beroep toe te laten. Dit vergroot de perspectieven van een aantal beroepsbeoefenaars die onder het vroegere wettelijke regime het equity-partnership niet konden aangaan. Externe investeerders kunnen zich nu eveneens in de bestuursorganen van de advocatenkantoren laten vertegenwoordigen. Dit wijzigt enorm de ondernemingscultuur. Door innovatie en hoogtechnologische ondersteuning zouden advocatenkantoren met een extern kapitaal en extern bestuur en management in staat kunnen zijn om nieuwe, voornamelijk standaard ‘producten’ af te leveren, aan lagere (vaste) tarieven dan tot nu toe het geval is. De inwerkingtreding in 2011 en de toenmalige perspectieven Het nieuwe wettelijke kader in het Verenigd Koninkrijk is op 6 oktober 2011 in al zijn aspecten in werking getreden. Niemand heeft zich aan een “big bang” verwacht. Initieel was de verwachting dat advocatenkantoren slechts schoorvoetend het nieuwe ABS-model zouden aannemen, maar de praktijk leert dat er reeds talrijke en zeer gevarieerde toepassingen gemaakt zijn van de nieuwe formules.
Today’s Lawyer
Het resultaat van de wet in het Verenigd Koninkrijk De wet beoogt voor de kantoren zelf de toegang tot kapitaal te vergemakkelijken (via externe financiers) en de flexibiliteit van de kantoren te verhogen door synergiën mogelijk te maken met niet-advocaten zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en makelaars. Anderzijds kunnen advocatenkantoren hoger gekwalificeerd en meer ambitieus personeel aantrekken door hen carrièreperspectieven aan te bieden die gelijkwaardig zijn aan die van de advocaten. Ten slotte verhoogt de wet de competitie, hetgeen de innovatie stimuleert en de gebruiker van juridische diensten een betere toegang tot het recht biedt. De markt van de juridische dienstverlening is in het Verenigd Koninkrijk aan het evolueren van een markt van “firms of solicitors” naar een markt van bredere ‘legal services businesses’.
het dan in alle geledingen laat uitvoeren. Toegepast op een advocatenkantoor leidt die ondernemingscultuur ertoe dat eerst het management de beslissingen neemt die de partners pas nadien zouden uitvoeren. Dit is bij ons reeds zo bij de advocatenkantoren met een multidisciplinaire samenwerking met cijferberoepen.
Externe investeerders kunnen een klassieke advocatenvennootschap beschouwen als weinig competitief, inefficiënt en schreeuwend om innovatie.
Verrassende neveneffecten van de invoering van Alternative Business Structures
2. De steeds toenemende competitie, gegenereerd door de globalisatie, noopt alle ondernemingen tot het herzien van hun werkingsprocessen. In het Verenigd Koninkrijk zag men LPO businesses (legal process outsourcing) en BPO businesses (business process outsourcing) ontstaan. Die nemen veel taken van de schouders van de advocatenkantoren af om ze efficiënter uit te voeren. Traditioneel zijn advocatenkantoren traag in het aanwenden van nieuwe technieken. De deelname van commercieel gevormde partners in de interne structuur van advocatenkantoren bracht in het Verenigd Koninkrijk veel verandering in de bedrijfsvoering.
1. Zowel in het Verenigd Koninkrijk als bij ons opereren advocatenkantoren veelal in een cultuur van inclusief en consensueel bestuur. Overleg met alle advocatenvennoten in zogenaamde partners’ meetings is gebruikelijk. Op dit niveau nemen advocatenkantoren vaak hun principiële beslissingen. Commerciële ondernemingen daarentegen zijn vaak gestructureerd in een top-down piramidale beslissingsstructuur waar het management beslissingen neemt die
3. De nieuwe bedrijfsstructuren in het Verenigd Koninkrijk zorgen voor schaalvergroting door een horizontale en verticale consolidatie van kantoren: het groeperen van diensten die geografisch verspreid zijn en het inhoudelijk verruimen van diensten. Dit fenomeen had zich al voorgedaan in Australië waar bijvoorbeeld het kantoor Slater & Gordon van een klein kantoor is uitgegroeid tot een bedrijf van negenhonderd advocaten in veertig kantoren.
Tot op vandaag zijn het de kantoren met een praktijk van letselschade die het talrijkst de vorm van een ABS aannemen, gevolgd door kantoren in diverse andere disciplines en, in de minste mate, door kantoren gericht op het handels- en vennootschapsrecht. Zo bestaan er intussen bijvoorbeeld kantoren opgericht op het initiatief van enkel niet-advocaten, of nog, kantoren waarvan de medewerkers een belangrijk aandeel in het kapitaal aanhouden.
Today’s Lawyer
13 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Deze evolutie betekent niet meteen een bedreiging voor het bestaan van de traditionele kantoren. Zij moeten wel scherp reageren om de nieuwe commercieel gedreven structuren te kunnen blijven bijbenen. De invloed op onze kantoren in België De meningen over de kapitaalinvestering door niet-advocaten zijn niet onverdeeld positief, zeker niet bij ons in België en het gehele vasteland. Het aanspreken van extern kapitaal kan dienen voor het inrichten van nieuwe vestigingen of het ontwikkelen van niet eerder aangeboden specialisaties die niet meteen tot grote opbrengsten leiden, of nog voor het aantrekken van nieuwe partners, voor het voeren van publiciteit voor de merknaam, voor het investeren in know how of IT-toepassingen. Onzeker is echter of de advocatenonderneming daarmee voldoende dividenden kan uitkeren om de verwachtingen van de investeerders te voldoen en of dit tot een hogere verloning van de advocaten leidt. Een advocatenkantoor kan de vereiste middelen wellicht goedkoper lenen bij een financiële instelling dan de kost bedraagt van externe kapitaalfinanciering. Een overdracht van aandelen van de bestaande equity partners aan externe investeerders kan eventueel de partners veel opbrengen, maar de talentrijke associates en senior associates waarop de partner berust, delen niet mee in de opbrengst.
Externe investeerders willen zich in de bestuursen managementstructuren van de advocatenkantoren vertegenwoordigd zien. Door innovatie en hoogtechnologische ondersteuning kunnen advocatenkantoren met een extern kapitaal en extern bestuur in staat zijn om nieuwe, voornamelijk standaard-‘producten’ af te leveren aan lagere (vaste) tarieven dan tot nu toe het geval is. Daarmee zouden wel de belangen van de consument, gebruiker van juridische diensten, gediend zijn. In onze contreien bestaan er ook veel kleine kantoren. Misschien kunnen er zich daar vaker problemen voordoen. Denken we bijvoorbeeld aan een advocatenkantoor waarin de echtgeno(o)t(e) of schoonvader van een advocaat externe kapitaalverschaffer is. Zal in een dergelijke kleinschalige structuur ook volgens strikt professionele standaarden gewerkt worden? Velen vrezen dat de externe kapitaalinvestering zal leiden tot een advocatuur met twee snelheden. Verscheidenheid in de structuren van de kantoren, gaande van meer commerciële kantoren met deelname van externe investeerders, tot andere, meer klassieke kantoren, leidt misschien niet tot een noodzakelijk nefaste advocatuur met twee snelheden. Misschien leidt dit veeleer tot een meer adequate oriëntatie van de gevraagde prestaties naar de meest geschikte kantoren.
Externe investeerders kunnen een klassieke advocatenvennootschap beschouwen als weinig competitief, inefficiënt en schreeuwend om innovatie. Zij kunnen die daarom aantrekkelijk vinden om in te investeren. Zij kunnen ernaar streven de waarde van de vennootschap op te tillen en op middellange termijn reeds hun aandelen opnieuw over te dragen om de meerwaarde op te strijken. Daarbij zouden zij gemakkelijk het belang en de noden van het advocatenkantoor op lange termijn over het hoofd kunnen zien.
14 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Today’s Lawyer
ICT - Alex Tallon, advocaat bij Praetica
Het advocatenkantoor als ECP-kantoor Het is de bekommernis van elke advocaat om de organisatie van zijn kantoor af te stemmen op de moderne technologieën, zonder daarbij noch zijn onafhankelijkheid, noch zijn beroepsgeheim prijs te geven. Nochtans dient men vast te stellen dat de mogelijkheden die geboden worden door de moderne technologieën en communicatiemiddelen voor een deel onbenut blijven.
Moderne technologieën laten verschillende vormen toe van digitalisering of dematerialisatie van de advocatenactiviteiten. De meest doorgedreven vorm van dematerialisatie bestaat in het papierloos beheer van het kantoor met de samenwerking tussen de deelnemers van het kantoor op een elektronisch samenwerkingsplatform of collaboratief platform. Wat in de titel van huidige bijdrage het ECP-kantoor genoemd wordt. Kantoororganisatie Het elektronisch collaboratief platform vereist niet alleen een volledige dematerialisatie, maar ook het on line ter beschikking stellen voor alle deelnemers van het kantoor van alle documenten en alle middelen die nodig zijn om het beroep uit te oefenen. Alle inkomende documenten worden gescand en ook alle know how van het kantoor wordt op een digitale wijze beheerd. Via een coherente nomenclatuur is deze know how voor elk lid van het ECP-kantoor gemakkelijk vindbaar. Onder bepaalde omstandigheden worden documenten gedeeld met cliënten. Het ECP-kantoor is slechts mogelijk door het externaliseren van de digitale opslag van gegevens en documentatie, alsook van allerhande diensten die te maken hebben met het beheer van de gebruikte software, met andere woorden door de cloud computing. De advocaat administratief bijstaan bij het beheer van een elektronisch dossier is helemaal niet van dezelfde aard in een ECP-kantoor. Deze nieuwe
Today’s Lawyer
taken moeten ingevuld worden en moeten ook optimaal benut worden. Het vraagt een grondige aanpassing. Dienstverlening De dienstverlening in een ECP-kantoor kan de kwaliteit van de dienstverlening bevorderen door een hogere reactiviteit, een betere toegang tot documentatie, een nauwere controle door de cliënt en een optimalisatie van de samenwerking door werkkracht en ervaring te laten samengaan. Het elektronisch beheer van dossiers en documentatie biedt een mogelijkheid tot het samenstellen van eigen en aangepaste gegevensbanken. Deze gegevens kunnen ook geheel of gedeeltelijk, al dan niet tegen betaling, ter beschikking worden gesteld van de cliënt. De mogelijkheid om meer en meer diensten standaard te leveren laat het beroep evolueren van dienst- tot productverstrekker. Dit wijzigt fundamenteel de advocatuur, want de prestaties zullen zich meer moeten richten op het updaten van gegevens dan het dossiergebonden en specifiek beantwoorden van een juridische vraag. Voordelen In het ECP-kantoor kunnen de vaste kosten worden verminderd: teleworking laat toe de kantoorruimte gevoelig te beperken, het aantal personeelsleden belast met administratieve taken kan ook worden aangepast. Met andere woorden, de kosten van de administratieve ondersteuning worden tot een minimum herleid.
15 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
De resolute keuze voor een ECP-kantoor en de daarmee gepaard gaande papierloosheid, collaboratieve werkmethodes en takenbeheer, laat toe op een meer comfortabele manier het werk te plannen en uit te voeren. Meer bepaald nemen de elektronische methodes van takenbeheer het stresserende aspect van een niet identificeerbare deadline weg.
Een ECP-kantoor kan de kwaliteit van de dienstverlening bevorderen door een hogere reactiviteit, een betere toegang tot documentatie, een nauwere controle door de cliënt en een optimalisatie van de samenwerking door werkkracht en ervaring te laten samengaan.
Evolutie vs. revolutie Het is niet evident om van het traditioneel georganiseerd kantoor over te stappen naar een ECP-kantoor. Een stapsgewijze evolutie naar een elektronisch collaboratief platform vereist het nemen van veel hindernissen waardoor de uitkomst onzeker is. Het is immers een ware revolutie in de organisatievorm van het kantoor. Bij elke technologische ontwikkeling, weze het de telefoon, de fax, de informatica, de mobiele telefoon, heeft de advocatuur zich vragen gesteld met betrekking tot het samengaan van deze technologie met de basiswaarden van het beroep. Maar hierbij vergeet men al te dikwijls dat de technologie geen doel op zich is, maar enkel een middel om het beroep uit te oefenen. In het spanningsveld tussen moderniteit en traditionele waarden is er geen keuze te maken. Beide moeten samengaan. De traditionele waarden mogen geen beletsel vormen om een moderne invulling te geven aan de wijze waarop de dienstverlening door de advocaat verstrekt wordt.
Nadelen of aandachtspunten In een ECP-kantoor loopt men het risico dat de leden nog weinig met elkaar, of met een deel van de groep, contact opnemen. Het ECP-kantoor moet op verschillende manieren een animatiebeleid voeren en een businessmodel ontwikkelen dat de band tussen de deelnemers versterkt. Dit type kantoor kan een onpersoonlijk beeld scheppen dat niet bevorderlijk is voor de klantenbinding, en dit moet dus worden opgevangen door momenten in te bouwen voor persoonlijke contacten. Juridische dienstverlening blijft nog altijd een menselijke zaak en is ook verbonden aan de plaats waar de personen zich bevinden die om juridische dienstverlening vragen. Het ECP-kantoor zal dus steeds met het maatschappelijk en cultureel gegeven rekening houden.
16 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Opgemerkt “In een eerste stap heb ik mijn globaal beleid voorgesteld aan het Parlement (…) Het is zeker niet de eerste keer dat een Minister signaleert dat de Belgische justitie de 20ste eeuw heeft overgeslagen. Ik hoop alvast dat het de laatste keer is dat een Minister meedeelt dat hij justitie de 21ste eeuw wil binnenloodsen.” (Minister van Justitie Koen Geens in zijn nieuwjaarsbrief aan alle magistraten en medewerkers van justitie)
Today’s Lawyer
Pierre Schaubroeck, Bekaert, gewezen voorzitter Instituut voor bedrijfsjuristen
VRIJE TRIBUNE
De bedrijfsjurist: dé cliënt van de advocaat
Als bedrijfsjurist heb ik de voorbije 35 jaar met talrijke advocatenkantoren samengewerkt: grote, middelgrote en kleine, met een algemene of gespecialiseerde praktijk, in binnen- of buitenland. Uit die ervaring heb ik een aantal aanbevelingen gedistilleerd die, naar ik hoop, bedrijfsjuristen en advocaten van nut kunnen zijn. 1. De bedrijfsjurist moet de spreekbuis van zijn onderneming zijn in de relatie met de advocaat. Beide spreken letterlijk en figuurlijk dezelfde taal, hetgeen garant staat voor een accurate en volledige communicatie. Dit betekent geenszins dat het management van de onderneming geen contact met de advocaat mag hebben, integendeel. De bedrijfsjurist moet wel de controle hebben over het geheel. Hij moet ook de aanvrager en de geadresseerde zijn van elk extern juridisch advies. 2. Een bedrijf selecteert bij voorkeur een beperkt aantal advocatenkantoren. Criteria zijn de relevante rechtstak, de wederzijdse bereidheid om in een lange termijn relatie te investeren, een pragmatische en oplossingsgerichte attitude, een culturele fit, en de prijs-kwaliteitsverhouding. Voor elk kantoor wordt een vennoot aangeduid die de algemene relatie met de cliënt behartigt. 3. Duidelijke schriftelijke afspraken
Today’s Lawyer
over de inhoud van de opdracht, de taakverdeling tussen advocaat en bedrijfsjurist, de timing en het honorarium zijn essentieel. De bedrijfsjurist moet duidelijk maken welk product hij verlangt (een wetenschappelijk onderbouwd advies of een praktisch vademecum). Waar mogelijk (in een gerechtelijke procedure of een contractnegotiatie) wordt het honorarium zo gestructureerd dat het risico gelijkmatig tussen het kantoor en de cliënt wordt verdeeld. 4. De taakverdeling moet elke partij inzetten op haar sterkten: de advocaat op zijn relevante expertise en ervaring, de bedrijfsjurist op zijn dossierkennis, organisatievermogen, kennis van de onderneming en toegang tot het management. Beide beroepen zijn complementair, samenwerking in het belang van de gemeenschappelijke cliënt is de norm, rivaliteit is uit den boze. 5. Wederzijds inlevingsvermogen is een must. De advocaat moet het bedrijf en de cultuur van zijn cliënt leren kennen, en omgekeerd. De bedrijfsjurist van wie de werkgever een commercieel geschil liever minnelijk regelt dan voor een rechtbank brengt, kan op die manier een gelijkgezind kantoor opzoeken.
volwaardig teamlid. In een gecompliceerd dossier is het aangewezen de advocaat te doen deelnemen aan interne strategische vergaderingen in de onderneming. Zoals de bedrijfsjurist moet ook de advocaat proactief tot de discussie bijdragen en de opvattingen van het management challengen wanneer hij dat nodig of nuttig acht. 7. Advocaat en bedrijfsjurist moeten een permanente open dialoog voeren en elkaar ongehinderd feedback kunnen geven over alle aspecten van hun samenwerking (wijze van werken, tijdsbesteding, aangerekend honorarium, enz.). Het verdient voorts aanbeveling op relevante momenten een evaluatievergadering te houden. Deze beschouwingen reflecteren mijn persoonlijk standpunt. Ze maken geenszins “la pensée unique” uit, en hebben ook geen universele toepassing. Ze zijn wellicht minder pertinent naarmate de complexiteit of het belang van een dossier afneemt.
6. De advocaat is niet enkel een leverancier van diensten maar een
17 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Hugo Lamon, advocaat bij Lamon Law
COLUMN
Advocatuurlijk
Over erelonen... Het Hof van Justitie oordeelde al in 2002 dat ook advocaten ondernemers zijn en de advocatenordes ondernemersverenigingen zijn in de zin van het mededingingsrecht. Ook nu nog heeft de beroepsgroep het daar soms moeilijk mee. De vrije marktwerking betekent immers dat oude en vertrouwde corporatistische gebruiken niet langer verantwoord zijn en dat blijft ook nu nog voor frustraties zorgen. Prof. Marc Buelens (Vlerick Business School) wees er op (Trends, 23 oktober 2014) dat de marktwerking in de advocatuur niet evident is. Zo is de combinatie standaardisering en flexibilisering voor ondernemingen misschien de normaalste zaak van de wereld “maar in advocatenkringen is dat een innovatie”. Hij legt uit dat de cliënt van een advocaat hoe langer hoe minder per uur wil betalen en de taakverdeling tussen de goedkope geautomatiseerde prestaties en dure arbeid aan het kantoor zelf overlaat. “De klant betaalt liever een servicecontract, en zodra dat principe vastligt, worden alle grotere kantoren verplicht naar interne efficiëntie te zoeken. En kan de klant jaarlijks beginnen te pingelen over het contract, volumekortingen vragen, enzovoort. Op hun beurt moe-
18 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
ten de kantoren hun interne werking aanpassen”. Overigens is er geen enkele reden om deze evolutie te willen beperken tot de grote kantoren. Het is een logisch gevolg van de evoluties op de markt van de juridische dienstverlening. Enige tijd geleden constateerde het “Amsterdams Balie Bulletin” dan weer dat het fenomeen “nichekantoren” in de lift zit. Dat wordt in Nederland nogal eens fraai omschreven als “boutiques”, waarmee dan kleine kantoren worden bedoeld die hun diensten goedkoper aanbieden dan de grote kantoren omdat ze niet met grote teams werken en ook minder overheadkosten hebben. Het Financieel Dagblad citeert advocaat De Breij (van de “boutique” De Breij Evers Boon): “Behoorlijk wat bedrijven hebben een serieus alternatief om voor een ander kostenplaatje gespecialiseerd advies in te winnen omdat er nichekantoren zijn. Dat creëert een ietsjepietsje markt in een sector waar marktwerking gewoon heel erg onvolwassen is” (FD, 9 september 2014). … de hardnekkige tradities In Frankrijk staan de vrije beroepen in de vuurlinie van de politiek, nu deze laatste denkt dat meer marktwerking kan zorgen voor meer jobs. De mi-
nister van economie Macron werkt er aan een grote hervorming, waarbij hij stelt dat de tradities in diverse vrije beroepen ingaan tegen het algemeen belang. Er waren al betogingen van notarissen en gerechtsdeurwaarders. Het wetsontwerp wordt nu in het parlement besproken en zorgt al maanden voor beroering bij de Franse advocatuur. Zo hebben de advocaten van Nantes in oktober al actie gevoerd tegen de geplande hervormingen door de inkom van het justitiepaleis te blokkeren met een hoge wand vol (oude) wetboeken, wat voor mediagenieke beelden zorgde. Er is een grote nationale manifestatie gepland voor 22 januari, maar er was eerder al een betoging door de straten van Parijs. Op de foto die in Le Figaro (11 december 2014) verscheen valt duidelijk de betogingsslogan “pour un monde de droit, pas un monde sans droits ni avocats” te lezen. Intussen is er ook het rapport Ferrand met 28 aanbevelingen (’28 recommandations choc’). Zo pleit hij voor vreemd kapitaal, ook bij advocatenkantoren (aanbeveling 16). De hervorming beoogt bijvoorbeeld ook om “la postulation” af te schaffen in de advocatuur. Deze regel die reeds sinds 1810 in Frankrijk bestaat, vereist dat wanneer een advocaat buiten zijn arrondissement pleit hij zich door een
Today’s Lawyer
lokale confrater laat bijstaan. Dat gaf aanleiding tot een bitsig debat tussen de balie van Parijs en de rest van de advocatuur. De krant Le Figaro kopte: “Tensions entre avocats parisiens et provinciaux. Le barreau de Paris joue la carte de la modernisation et de la réforme, mais la province est plus réticente” (Le Figaro, 4 november 2014). De voorzitter van de ‘Conseil national des barreaux” (die de 160 Franse balies vertegenwoordigt) is tegen de afschaffing van de “postulation” (en overigens ook tegen alle andere hervormingsvoorstellen) omdat dit het “territoriale netwerk” van de balie zou aantasten, maar eigenlijk bedoelt hij dat daarmee een aantal kleine lokale balies dan met uitsterven worden bedreigd. De nationale voorzitter schuwt de zware woorden niet: “Ce n’est pas qu’une oppostion entre Paris et la province, c’est aussi une oppostion entre avocats judiciaires et avocats juridiques” (Le Figaro, 4 november 2014). Straffe taal is dat voor een voorzitter, maar de reactie van de Stafhouder van Parijs is al even krachtig: “Paris représente la moité des avocats français, les deux tiers du chiffre d’affaires (…) Nous avons le sentiment que tout nous sépare, non seulement la manière de travailler mais désormais les valeurs”. In Le Monde kon men dan weer lezen dat er in 2012 in totaal 56.176 advocaten waren (verspreid over 6.837 kantoren) en goed voor een jaarlijkse omzet van 8 miljard euro (en een netto-winst van 3,8 miljard euro) (Le Monde, 24 oktober 2014). De evolutie van die discussies kan ook voor ons land interessant zijn, nu die breuklijnen toch niet altijd zo eigen zijn aan de Franse situatie. Zeker nu de parlementaire rapporteurs
Today’s Lawyer
In Frankrijk is er niet enkel de tegenstelling tussen “Paris et la province” maar ook tussen “les avocats judiciaires et les avocats juridiques”
van het wetsontwerp Macron reeds aankondigden om ook de tarieven van de advocatenhonoraria wettelijk te willen regelen en voorstellen om de Franse Mededingingsautoriteit de opdracht te geven om tariefschalen op te stellen die nadien (na consultatie van de balies) door de minister zou worden bekrachtigd. Een dergelijk systeem bestaat overigens al in Italië. … en de kernwaarden In datzelfde Frankrijk is er dan weer over alle balies heen eenzelfde ongerustheid over de aantasting van één van de kernwaarden van het beroep: het beroepsgeheim. Ook in de recente Vlaamse codex deontologie voor advocaten brengt hoofdstuk I.3 het beroepsgeheim in herinnering en stelt art. I.3.1.1.: “de advocaat is gehouden tot het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim sterkt zich uit tot alle vertrouwelijke informatie die de advocaat in de uitvoering van zijn opdracht verneemt of vaststelt en geldt onbeperkt in de tijd”. Dat heilig principe staat in Frankrijk op de helling door het toe-
nemend gebruik van de huiszoeking bij advocaten (in 2014 al 15 keer toegepast aan de balie van Parijs). De vertegenwoordiger van de balie van Parijs ziet een evolutie: het begon in 2008 bij advocaten-fiscalisten. Daarna verschoof de aandacht naar advocaten-politici en sinds kort komen vooral de “topadvocaten” (les “icônes du barreau”) in het vizier. In Le Figaro (15 november 2014) worden diverse Franse Stafhouders aan het woord gelaten, die allen getuigen van de toename van het aantal huiszoekingen en de steeds agressievere aanpak. Advocaten mogen dan wel gewone ondernemers zijn, als vertrouweling van hun cliënten hebben ze ook een specifieke rol, die ook een bijzondere aanpak (buiten de marktregels) vereist.
19 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Personeelsbeleid - Chris Engels, advocaat bij Claeys & Engels
Het belang van het paritair comité nr. 336 voor de vrije beroepen, voor uw advocatenpraktijk Paritaire comités - zo stelt de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités - hebben onder andere tot doel het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) op het vlak van de bedrijfssector mogelijk te maken. Het vroegere paritair comité nr. 200 dat voor de advocatuur bevoegd was, heeft echter nooit enige cao gesloten. Dit mag niet verwonderen, omdat het paritair comité als zodanig nooit is samengesteld.
Bij Koninklijk Besluit van 14 februari 2008 (BS 27 februari 2008) werd echter een nieuw paritair comité voor de vrije beroepen opgericht. Het werd daadwerkelijk opgericht en ging uiteindelijk in het kalenderjaar 2009 van start. De werking van dit paritair comité is voor bijna alle advocaten van belang, tenzij voor de advocaat die werkt, zonder enige bijstand van een door hem of haar in dienst genomen medewerker. Het gaat in deze context om de aanwerving van personeel dat in een band van ondergeschiktheid staat ten aanzien van het kantoor of de advocaat persoonlijk en dat dus ook gedekt wordt door het Belgische arbeidsrecht. A contrario gaat het hier dus niet om de advocaat-stagiair of medewerker en zeker niet om de advocaat-vennoot met wie men samen optreedt. De advocaat wordt nog steeds geacht als zelfstandige op te treden en dus niet in ondergeschikt verband te staan van zijn patroon of van het kantoor waarvoor er diensten worden geleverd. Wat betreft de voorwaarden en omstandigheden waarin de advocaten of stagiairs op advocatenkantoren hun prestaties leveren, is het paritair comité nr. 336 volstrekt onbevoegd. Het kan namelijk slechts regelgevend optreden ten aanzien van medewerkers en daarmee gelijkgestelde personen. Ook het KB dat het toepassingsgebied van het PC nr. 336 omschrijft verwijst naar werkgevers en medewerkers. Tot nader order dus nog geen advocaten. Voor het totale paritair comité wordt er gemeld dat het gaat over ongeveer 30.000 mede-
20 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
werkers, in dienst bij gerechtsdeurwaarders, bedrijfsrevisoren, accountants, boekhouders, landmeters-experten, advocaten en architecten. Het zakencijfer van de advocaat of de omvang van het advocatenkantoor is daarbij niet van belang. Er worden wat het bevoegdheidsgebied van het PC nr. 336 betreft geen kwantitatieve of numerieke beperkingen ingebouwd. Heeft u secretariaatsmedewerker-medewerker, dan zullen de cao’s uit het PC nr. 336 van belang zijn. Dit geldt ook zo de betrokkene voor u slechts deeltijds prestaties levert als medewerker. De afspraken die op het niveau van het PC nr. 336 worden gemaakt zullen nochtans de advocaat als werkgever binden. Immers, cao’s gesloten op het vlak van het paritair comité binden niet alleen de werkgeversorganisaties die ze hebben aangegaan, doch ook de aangesloten werkgevers. Bovendien is de binding nog ruimer zo de cao’s bij KB algemeen verbindend worden verklaard. Dit houdt dan in dat alle werkgevers en medewerkers die binnen het toepassingsgebied of ressort van het PC nr. 336 zouden vallen, zouden gebonden zijn door de bepalingen van de betrokken cao. De meeste binnen het PC nr. 336 gesloten cao’s zijn via KB algemeen verbindend verklaard, zodat de overtreding ervan ook strafrechtelijk wordt gesanctioneerd. Voor alle Vlaamse advocaten betekent dit dat de bepalingen van de bewuste cao’s bindend zullen
Today’s Lawyer
zijn, of ze nu algemeen verbindend worden verklaard of niet. Immers, alle Vlaamse advocaten zijn lid van de OVB (Organisatie van Vlaamse Balies) die op zich dan weer lid is van de Federatie van Vrije Beroepen en UNIZO. De laatste organisatie ondertekent mede de cao’s van het PC nr. 336.
baseerde automatische jaarlijkse verhogingen die voortvloeien uit een op ondernemingsvlak verworven loonschaal.
De bepalingen van de arbeidsovereenkomsten die worden gesloten met de medewerkers van een advocaat of advocatenkantoor moeten de voorzieningen uit de cao’s van het PC nr. 336 ten volle respecteren. Of deze cao’s nu algemeen verbindend verklaard zijn of niet, ze staan in de rangorde van de arbeidsrechtelijke normen op een hogere plaats dan de individuele arbeidsovereenkomst en het arbeidsreglement. De minimumnormen van de sector cao zijn derhalve ook bindend op het vlak van het advocatenkantoor.
De bepalingen van de arbeidsovereenkomsten moeten de voorzieningen uit de cao’s van het PC nr. 336 ten volle respecteren. Of deze cao’s nu algemeen verbindend verklaard zijn of niet, ze staan in de rangorde van de arbeidsrechtelijke normen op een hogere plaats dan de individuele arbeidsovereenkomst en het arbeidsreglement.
Alle medewerkers van de advocatenkantoren moeten derhalve het minimumloon ontvangen zoals dat werd overeengekomen in de cao van 27 februari 2014 betreffende het minimum maandloon. Ook de bepalingen aangaande de indexatie der lonen zijn dwingend ten aanzien van alle medewerkers in de sector. Artikel 2 van de cao van 27 februari 2014, betreffende het luik koopkracht luidt: Voor de medewerkers van de ondernemingen waarin geen loonindexering bestaat en van wie het maandloon hoger is dan het minimumloon van de sector, wordt het loon verhoogd met 2,5% op 1 december 2014, mits verrekening van effectieve verhogingen van het loon en/of van andere voordelen die in 20132014 op ondernemingsvlak zijn toegekend, en met een maximum van verhoging van 65 euro op maandbasis. Voor de medewerkers die op 1 december 2014 geen 12 maanden anciënniteit hebben in de onderneming, wordt deze regeling toegepast de maand volgend op de dag dat de 12 maanden anciënniteit zijn bereikt. De bonussen in het kader van cao nr. 90 van de Nationale Arbeidsraad vallen buiten het bestek van deze afspraak, alsook de verhogingen in de toepassing van de op anciënniteit/ervaring ge-
Today’s Lawyer
In een aantal advocatenkantoren zal er tegen de maand december van dit kalenderjaar dus nog een beslissing moeten worden genomen aangaande eventuele loonsverhogingen, om in lijn te blijven met de verplichtingen opgelegd door de sector-cao. De sector kent derhalve geen automatische indexatie. Daar waar door de sector gebezigde vorm van loonaanpassing een betere aanpassing aan de economische omstandigheden toelaat, kan het in periodes van deflatie tot enigszins verbazende resultaten aanleiding geven. Waar sommige sectoren thans een negatieve loonaanpassing kunnen doorvoeren, moet er in de sector van de vrije beroepen nog een loonsverhoging worden verwerkt. De gepastheid en wenselijkheid van het systeem moet echter worden bekeken over zijn ganse tweejaarlijkse looptijd.
21 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Als sector-cao moeten de cao’s van het PC nr. 336 vanzelfsprekend ook nationale cao’s afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, desgevallend algemeen verbindend verklaard, naleven, evenals de dwingende wettelijke bepalingen. De nationale cao’s aangaande minimumloon, de wettelijke bepalingen aangaande de loonmatiging, de leeftijdsdiscriminatie, etc.
Vanzelfsprekend kan de individuele advocaat ten aanzien van zijn medewerkers steeds beter doen dan wat op het hogere sectorvlak werd afgesproken, althans in zoverre op het hogere vlak slechts minimumnormen zijn afgesproken.
Vanzelfsprekend kan de individuele advocaat ten aanzien van zijn medewerkers steeds beter doen dan wat op het hogere sectorvlak werd afgesproken, althans in zoverre op het hogere vlak slechts minimumnormen zijn afgesproken. Het minimumloon dat nationaal werd bepaald kan worden verhoogd op sector vlak, en kan vanzelfsprekend nogmaals worden verhoogd op ondernemingsvlak of op het niveau van de individuele arbeidsovereenkomst. Wanneer op een hoger vlak echter een verbod wordt opgelegd om van een norm af te wijken, dan kan het lagere vlak niet afwijken, ook niet ten voordele van de medewerker. Hoewel de werking van het paritair comité nr. 336 nog recent is en de werking ervan misschien nog niet zo algemeen bekend is, mogen de cao-afspraken gemaakt binnen dit PC zeker niet verwaarloosd worden voor wat betreft het personeel van advocatenbureaus. Het gaat immers om bindende normen die op het vlak van de individuele arbeidsovereenkomst zeker moeten worden gerespecteerd.
Opgemerkt
“Met het kantoor waarmee we samenwerken willen we ook de samenwerking verstevigen: we willen hecht samenwerken, daarbij hoort het delen van know how en bijvoorbeeld de toegang tot secured portals… de druk die legal departments op de advocatuur zetten, zal hen dwingen om te innoveren. Zeker omdat ze zien dat collega’s het doen.” (Kristof Macours in de Juristenkrant over de verhouding tussen advocaten en bedrijfsjuristen)
22 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Today’s Lawyer
Strategie - Barend Blondé, partner FrahanBlondé
Associaties: de ingrediënten van het succes De groeiende complexiteit, de toenemende druk van veeleisende cliënten en de oplopende kosten, stuwen de samenwerking van advocaten binnen associaties.
We zien grote verschillen tussen de advocatenkantoren. Sommige kantoren lijken alleen maar beter te worden met de jaren, terwijl andere bloedeloos doorsukkelen en een façade van collegialiteit ophouden die de interne ruzie en ergernis nauwelijks kunnen verbergen. Wat is het geheime recept van de stabiele en dynamische kantoren? De sterkste associaties zijn niet per se de meest rendabele. Het zijn ook niet altijd de associaties met de knapste koppen. De meest solide kantoren zijn zelfs niet de associaties met het meest ingenieuze associatiecontract. De associatie is geen project van cijfers, van kennis, van competenties, van ‘markten’ of producten. De associatie is in de eerste plaats een project tussen mensen. Of de associatie werkt hangt niet zozeer af van de rationele afspraken tussen de vennoten (winst/kosten-verdeling, bestuur, taakverdeling…) maar wel van de emotionele band die tussen de vennoten ontstaat. Het evenwicht tussen ratio en emotie, daar ligt de sleutel. Het associatiecontract: akte van wantrouwen Bij een koppel biedt het huwelijkscontract geen garantie voor harmonie tussen de echtgenoten. Hetzelfde geldt voor een associatie. Het bestaan van een goed associatiecontract is een noodzakelijke voorwaarde, maar dit alleen is niet voldoende om de associatie ook succes te laten hebben. Onze ervaring is dat advocaten hun associatie op een te rationele, technische manier willen optuigen. Wij zien vaak, bij de oprichting of fusie van kantoren of bij het vennoot maken van medewer-
Today’s Lawyer
kers, dat het merendeel van de gesprekken tussen de kandidaat-associés over technische zaken gaat: welke juridische vorm van de associatie, de verhouding tussen de stemgerechtigde aandelen tijdens de algemene vergadering, de winstverdelings-mechanismen, de regeling van het onroerend goed… Kortom, het gaat over rechten en plichten, procedures en regels die eerder blijk geven van wantrouwen. Twee mensen die elkaar tegenkomen gaan ook niet meteen rond de tafel zitten om een huwelijkscontract op te stellen. Ze gaan eerst de emotionele dimensies opzoeken. Klikt het? Is er wederzijdse bewondering? Komen de interesses en levensvisies overeen? Verwachten ze hetzelfde van het leven? De verloving is vervolgens de bezegeling van het vertrouwen en van het enthousiasme voor het gezamenlijke project. Nadien pas is het tijd om een goed huwelijkscontract op te stellen. Want je weet maar nooit. Associaties moeten dezelfde volgorde aanhouden. Vooraleer we het hebben over de financies of de stemrechten, moeten we de ‘zachte’ dimensies van de associatie uitbenen. Tijd nemen voor en tijd doorbrengen met elkaar en praten over visies, over waarden en overtuigingen, ambities en verwachtingen. De kandidaat-vennoten moeten het Gezamenlijk Project uittekenen. Dit Project moet enthousiasmeren, stimuleren en uitdagen. Het moet de vennoten de energie en zin geven om de praktische zaken, zoals geld, organisatie en bestuur in groot onderling vertrouwen te kunnen regelen. Wij bevelen sterk aan om dit Gezamenlijk Project ook effectief uit te schrijven in een Associatiecharter (oftewel de ‘akte van vertrouwen’). Het
23 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Associatiecharter is dan de basis voor het Associatiecontract en de statuten en het referentiekader voor belangrijke beslissingen in de toekomst. Onderdelen van het Associatiecharter Het Associatiecharter omschrijft het Gezamenlijk Project van de (kandidaat-) vennoten. Een goed Associatiecharter puurt de “vier oerelementen” van de associatie uit: gezamenlijke ambities, waarden, beslissingsstructuren (‘governance’) en winstverdeling.
Een associatie is geen dode structuur. Het is een levend relatiemodel, dat gevoed, onderhouden en ontwikkeld moet worden.
lijke doelstelling te algemeen formuleren. Bijvoorbeeld: “uitblinken in kwaliteit” of “een kwaliteitsvolle partner zijn voor de cliënten?” Dergelijke doelstellingen zijn voor interpretatie vatbaar. Vennoten kunnen grondig van mening verschillen over de invulling van, bijvoorbeeld, kwaliteit. Zolang deze doelstellingen niet verder worden uitgewerkt, is het risico op misverstanden groot. Een uitgebeende doelstelling van een associatie beantwoordt ook vragen als: • Welke dossiers/cliënten/werkinhoud geven ons intellectuele voldoening? • Welke reputatie willen we? Welke uitstraling willen we? • Wat willen we betekenen voor onze medewerkers? • Welke werkomgeving willen we creëren? Hoe hard willen we werken? Hoe groot willen we zijn? • Welke financiële doelstellingen willen we (minimaal) bereiken? • Wanneer is voor elkeen van de vennoten het Gezamenlijk Project geslaagd? Waarden: de bouwstenen van een associatiecultuur
Ambities van de vennoten en de gemeenschappelijke doelstellingen Vennoten moeten op dezelfde golflengte zitten wat betreft de ambities en doelstellingen van de associatie. Ze moeten er ook hun persoonlijke ambities in terug vinden. Wanneer de doelstellingen van de vennoten conflicteren, hangt er een zwaard van Damocles boven het kantoor. Wanneer de ene vennoot het wat rustiger aan wil doen en de andere heeft ambitieuze groeiplannen, dan staat onweer in de sterren geschreven. Wanneer sommige vennoten vooral willen verder werken zoals ze dat altijd gedaan hebben en anderen willen een frisse wind door het kantoor laten waaien, dan is het aftellen tot de problemen beginnen. Het grootste gevaar is dat vennoten de gezamen-
24 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Een tweede ingrediënt van het succesrecept zijn de « waarden » die door iedereen dagelijks beleefd en uitgedragen worden. Waarden zijn niet-onderhandelbare, minimale gedragsstandaarden waaraan iedereen, zonder uitzondering, moet voldoen. Waarden waarvan iedereen binnen de associatie voorbeelden ‘a contrario’ kan aanhalen, zijn geen waarden, maar hoogstens dromen, reclameslogans of schaamlapjes. Het komt maar zelden voor dat vennoten van een advocatenkantoor zich ernstig over de waarden van hun associatie buigen en ze uitdiepen. Nochtans zijn waarden belangrijk. Kantoren met sterke waarden:
Today’s Lawyer
• hebben minder regeltjes en procedures nodig. De waarden geven een gedragskader aan waardoor vennoten en medewerkers spontaan gewenst gedrag vertonen; • rekruteren efficiënter. Technische eigenschappen maken van een persoon nog geen goede vennoot of goede medewerker. Sterke associaties toetsen sollicitanten ook af aan de waarden van het kantoor; • zijn minder onderhevig aan financiële spanningen. Waarden maken de associatie unieker en alternatieven minder aantrekkelijk. Vennoten of medewerkers die zich goed voelen in een associatie en fier zijn om tot het kantoor te behoren en die elders niet zeker zijn van datzelfde gevoel, zijn veel minder geneigd het kantoor te verlaten om financiële redenen. Waarden vormen zo een ‘buffer’ voor financiële eisen. Associaties zonder waarden-kader opereren in een vacuüm dat onoplosbare conflicten genereert: Wat doen we als vennoten als onze meest productieve medewerker systematisch gebrek aan respect vertoont voor het administratief personeel? Hoe gaan we om met een vennoot die regelmatig niet opdaagt op associatievergaderingen omdat ‘hij een belangrijke meeting heeft’. Duidelijk afgebakende waarden zorgen voor een referentiekader om beslissingen te nemen en om dergelijke problemen op te lossen zonder diepe wonden te slaan. Governance: efficiënt beslissingen nemen die breed gedragen worden Een derde ingrediënt van de succesvolle associatie is de wijze waarop ze beslissingen neemt: het zogenaamde ‘governance’ systeem van de associatie. Het governance-systeem van de performante associatie heeft twee karakteristieken: efficiëntie en betrokkenheid.
Today’s Lawyer
Binnen de associatie is het duidelijk wie, welke beslissingen kan nemen en hoe die tot stand moeten komen. Er is bovendien een correcte verhouding tussen het belang van de beslissing en de tijd die er voor genomen wordt. Dit impliceert onder andere dat er een duidelijke afbakening van taken en verantwoordelijkheden is en dat het binnen de associatie duidelijk is hoe beslissingen tot stand komen en hoe ze intern gecommuniceerd en opgevolgd worden.
Vennoten moeten op dezelfde golflengte zitten wat betreft de ambities en doelstellingen van de associatie. Ze moeten er ook hun persoonlijke ambities in terug vinden. Wanneer de doelstellingen van de vennoten conflicteren, hangt er een zwaard van Damocles boven het kantoor.
Associaties die goed draaien, kenmerken zich door een voortdurende dialoog, door een (soms levendige) uitwisseling van gedachten en het zoeken naar een consensus, binnen een gestructureerd en gecoördineerd kader. Men neemt de tijd om naar elkaar te luisteren. Soms uitputtend, maar onontbeerlijk. Dit vraagt een kader: vaste vennotenvergaderingen die niet uitgesteld worden. Een associatie is geen dode structuur. Het is een levend relatiemodel, dat gevoed, onderhouden en ontwikkeld moet worden. Tijdsgebrek is een van de grootste vijanden van de associatie. Veel te vaak staan vennoten onder druk van dossiers
25 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
en cliënten, aan wie ze het leeuwendeel van hun energie en aandacht schenken, waardoor er slechts een kruimel overblijft voor de relatie met medewerkers en medevennoten.
analyse van de systemen, voor- en nadelen en mogelijke variaties en correcties, zou ons hier te ver leiden. Twee aanbevelingen toch:
Bij een koppel biedt het huwelijkscontract geen garantie voor harmonie tussen de echtgenoten. Hetzelfde geldt voor een associatie.
Een financiële regeling die de ambities ondersteunt Het sluitstuk van het succesrecept is uiteraard de wijze waarop de financiële lasten en lusten gedeeld worden tussen de vennoten. Er bestaat een oneindig grote waaier aan vergoedingssystemen voor associaties. Een volledige
• Geld moet bespreekbaar zijn en besproken worden. Over geld wordt er veel nagedacht, maar te weinig gesproken. Eenmaal per jaar (ook niet vaker) moeten de vennoten elkaar in de ogen kijken en bevestigen of ze de financiële afspraken nog steeds rechtvaardig vinden. • Geld is een achilleshiel in associatie met onduidelijke ambities, zwakke waarden en slechte governance. Wanneer de associatie vooral berust op financiële afspraken, zal ze ook extreem onderhevig zijn aan discussies over geld. Het aantal associaties zal nog toenemen. En de schaalvergroting die in de sterren staat geschreven, zal ook leiden tot grotere associaties, die nog meer aandacht vragen. Geen oogst zonder zaaien. Geen voordelen van de associatie zonder grondige voorbereiding.
KnopsPublishing presenteert advocatennet.be Met meer dan 200 000 bezoeken per jaar hét kanaal voor en door de advocaat. Advocatennet.be volgt de juridische actualiteit op de voet en biedt u voortdurend boeiende en relevante publicaties met betrekking tot alle onderwerpen die u als advocaat aanbelangen. Informatie over nieuwe wetgeving, trends, management van het advocatenkantoor, of verslagen en beelden van diverse evenementen. Advocatennet.be zorgt ervoor dat u op de hoogte blijft van alle ontwikkelingen.
26 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Today’s Lawyer
In de volgende nummers: • De deontologische regels voor cloudwerking • Forget the right to be forgotten: social media en advocatuur • Carriere maken binnen associaties: ‘Mind the gap!’ • Grenzen aan profilering en specialisatie • Het zelfstandige statuut van de advocaat: revisited • Wat advocaten kunnen (af )leren van guerrillero’s • Hoe bepaalt u de waarde van uw kantoor? • Tevreden cliënten? Misschien moeten vennoten een ommetje maken. • ...
Mission Statement:
Today’s Lawyer (TL) heeft de ambitie om een innoverend tijdschrift te zijn, met een bijzondere focus op de professionali sering van het advocatenkantoor en de nieuwe evoluties in de beroepsuitoefening in binnen-en buitenland. TL belicht de rol van de advocaat als modern ondernemer, zonder daarbij de kernwaarden en de eigenheid van het beroep uit het oog te verliezen.
Redactieraad: Herman Buyssens Hugo Lamon Isabelle Larmuseau Alex Tallon
Redactiesecretaris:
Roeland Lembrechts Mailen naar
[email protected]
Redactiesecretariaat: Mijnwetboek.be Kerkstraat 108 - 9050 Gent
V.U.:
KnopsPublishing Watervoort 85 - 2200 Herentals
Abonnement:
Abonneer u voor 15 februari 2015 en profiteer van de uitzonderlijke lanceerprijs van 116,10 Euro (incl. btw), i.p.v. 129,00 Euro, (incl. btw). Daarvoor ontvangt u jaarlijks 6 nummers (zowel papier als digitaal; geschikt voor iPad, iPhone, pc, Mac). Bestellen kan online op Mijnwetboek.be of KnopsBooks.com of via het bijgevoegd bestelformulier. Bezorg het ons voor 15 februari 2015 per: fax: 09 233 94 20 post: Kerkstraat 108, 9050 Gent e-mail:
[email protected].
Today’s Lawyer
27 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Wegwijzer Economisch Recht 2014 - 2015 Hugo Lamon, m.m.v. Valerie Veldeman
De economische wetgeving werd in de afgelopen jaren grondig hervormd. Het gewijzigde Wetboek van Economisch Recht telt nu 18 boeken, die echter niet allemaal tegelijk werden ingevoerd. Omwille van deze gefaseerde totstandkoming en de vele wijzigingen is er nood aan meer dan enkel een codificatie. In Wegwijzer Economisch Recht geeft mr. Hugo Lamon een praktisch overzicht van alle nieuwigheden. Een duidelijke vermelding van de inwerkingtreding van de 18 verschillende boeken helpt u samen met het uitgewerkte trefwoordenregister uw weg te vinden. Een praktisch geannoteerd wetboek! Het eerste deel bestaat uit een overzicht van het wetboek en een eerste kennismaking met de inhoud van de 18 boeken. Daarna volgt voor elk boek een technische wetgevingsfiche, waarmee de wijzigingen in de wet snel kunnen worden gesitueerd. Het bevat ook tips voor de praktijk en overzichtelijke schema’s. De integrale tekst van de 18 boeken van het Wetboek wordt gevolgd door een praktisch opgevat trefwoordenregister. De Wegwijzer Economisch Recht is een praktische gids voor iedereen die met aspecten van het economisch recht wordt geconfronteerd. Het is tevens bestemd voor wie zelf geen specialist is in de behandelde materies.
Prijs: € 55 incl. btw bestellen kan via: website: mijnwetboek.be/nl/boeken • per e-mail:
[email protected] • per post: (KnopsPublishing, Watervoort 85, 2200 Herentals) • per fax: 09 233 94 20 ISBN: 978-9-4603-5429-8 Formaat: 160 x 240 mm Zowel hardcover als softcover 573 blz.
Hugo LAMON is advocaat aan de balie van Hasselt (LAMON LAW) en plaatsvervangend rechter bij de rechtbank van koophandel Antwerpen, afdeling Hasselt. Hij publiceert over handels- en ondernemingsrecht en over deontologie. Valerie VELDEMAN is master in de rechten.
28 | JG 1 | Nr. 1 | Januari 2015
Today’s Lawyer