INFO OVER DE VOORSTELLING
De Nietjesfabriek en Ballet Dommage............................................................................................................2
De voorstelling................................................................................................................................................2
Het verhaal.....................................................................................................................................................3
Hoe naar het stuk kijken?...............................................................................................................................3
NA DE VOORSTELLING Na de voorstelling is het tijd om even aan de slag te gaan met de meningen en indrukken van de leerlingen. Hier vind je tal van lesideeën, gaande van een goed gesprek of een leuke schrijfopdracht tot een leesoefening of een creatieve doe-opdracht. De verwerking hoeft niet onmiddellijk te gebeuren of na één les klaar te zijn. Misschien hebben de leerlingen even de tijd nodig om wat ze gezien hebben te verwerken en kan je hier meerdere lessen aan besteden. Aan jou de keuze! Klasgesprek....................................................................................................................................................4
En wat vond je er van?...................................................................................................................................5
Muziek en boeken...........................................................................................................................................6
Aflossing van de wacht....................................................................................................................................9
Het kostuum van de wachter............................................................................................................................9
Creatief schrijven...........................................................................................................................................10
Een complimentenmoment............................................................................................................................12
Een opsporingsbericht...................................................................................................................................13
Wachtwoordzinnen........................................................................................................................................13
Formaties en marcheren................................................................................................................................14
Op de uitkijk...................................................................................................................................................16
Verschillende emoties....................................................................................................................................17
Status............................................................................................................................................................19
Ik zie ik zie wat jij niet ziet.............................................................................................................................20
Gekke bekken...............................................................................................................................................21
Het lied voor de staat....................................................................................................................................21
Vier wordt plots drie......................................................................................................................................22
Trippelen.......................................................................................................................................................23
De muur........................................................................................................................................................23
DE NIETJESFABRIEK EN BALLET DOMMAGE
De Nietjesfabriek
De Nietjesfabriek werd in 2009 opgericht door de jonge acteurs/theatermakers Freek Mariën en Sarah Van Overwaelle vanuit hun gezamenlijke fascinatie voor de troostende kracht van poëzie. Ze volgden allebei een opleiding aan KASK Drama Gent. Freek profileert zich ook als theaterauteur, Sarah als vormgeefster. In de voorstellingen van De Nietjesfabriek staan de poëtische kracht van beelden en de beeldende kracht van woorden centraal. De jonge makers pakken donkere, ‘volwassen’ thema’s met de nodige lichtheid aan, waardoor ze ook voor jongeren toegankelijk worden. Freek Mariën en De Nietjesfabriek wonnen in 2012 de Kaas&Kappes-prijs voor de tekst van de voorstelling Vergiet. Deze prijs bekroont de beste jeugdtheatertekst uit het Nederlands-Duitse taalgebied.
Ballet Dommage
Ballet Dommage is een theatercollectief, opgericht in 2010 door de acteurs/theatermakers Katrien Valckenaers en Maxim Storms. Ze volgden samen de masteropleiding drama aan het KASK Gent en studeerden daar af met de voorstelling ‘We All Need Some’ in 2012. In hun samenwerking willen zij de schoonheid omarmen van alles wat in het leven wankelt, onzeker en vergankelijk is. Ze creëren diverse voorstellingen en projecten die zich met het dagelijkse verzoenen en een moment van hoop/troost kunnen bieden. Graag vertellen ze universele verhalen voor een breed publiek.
DE VOORSTELLING Van en met Mourad Baaiz, Maxim Storms, Robbert Vervloet en Linde Carrijn Tekst en regie Freek Mariën Muziek Jan-Sebastiaan Degeyter en Gerrit Valckenaers Decor Menno Vandevelde Kostuums Mathilde Boussauw Techniek Bram Waelkens Coaching Dirk De Lathauwer, Sarah Van Overwaelle en Jef Van Gestel Dramaturgie Laura Gekiere Affiche Yannick De Pauw Lesmap Kopvol Productie De Nietjesfabriek Kapoenenweg 17 2800 Mechelen Met dank aan Katrien Valckenaers, Sarah Van Overwaelle, ‘t Arsenaal, KASK, De Vieze Gasten en OPEK Met steun van Vlaamse Overheid, Provincie Antwerpen, het Vlaams Fonds voor de Letteren, deAuteurs,
Rode Hondfestival - 30CC, CC Mechelen. www.denietjesfabriek.be www.balletdommage.be
2
HET VERHAAL Vier bewakers staan voor een torenhoge muur. Ze blaken van trots. Ze wachten, en houden de wacht. Ze staan, en ze staan daar goed.
als er hier iemand voorbij komt, dan gaat hij het geweten hebben. hier trekken we de lijn.
wie over de lijn passeert, die gaat er aan. wij staan op onze strepen. wij letten op onze lijn.
Een onverwachte gebeurtenis zet hun vastgeroeste leven op losse schroeven. Alle zekerheden worden plots in vraag gesteld. Hun manoeuvres lopen mank, de harmonie wordt kakofonie, en hun vertrouwde routines worden losgeslagen heldendaden. Voor het eerst rijst ook de vraag: wat zit er achter de muur? Voor Wachten en andere heldendaden bundelen De Nietjesfabriek en Ballet Dommage hun krachten. Hun samenwerking wordt een whodunit zonder antwoord, een detective op zoek naar de plot.
HOE NAAR HET STUK KIJKEN? Met een inleidend gesprek bereid je de leerlingen voor op wat ze te zien krijgen. Dit onderdeel is heel belangrijk voor een goede en leuke toneelbeleving. Zo maak je hen al wat nieuwsgierig en kijken ze gericht naar het stuk. Wat kan je allemaal vertellen? • Toon de leerlingen de flyer of de kaft van de lesmap en vermeld de titel. Laat hen eerst zelf eens denken en verwoorden waarover het stuk kan gaan. • Vertel de korte inhoud. Klopt dit met hun ideeën? Zitten ze in de juiste richting? • Vertel ruim op voorhand aan de leerlingen dat ze dit toneelstuk zullen zien. Sommige leerlingen gaan niet (vaak) naar het toneel. Daarom maak je best ook enkele afspraken. De leerlingen...
• blijven rustig zitten, ook wanneer het licht plots dooft. Dat is het teken dat de voorstelling begint.
• genieten van het stuk en kijken aandachtig.
• babbelen niet tijdens de voorstelling (want de acteurs kunnen dit horen).
• mogen lachen indien er iets grappigs of leuks gebeurt.
• houden er rekening mee dat er nog andere mensen in de zaal zitten.
• proberen rustig naar het stuk te kijken, ook al gebeurt er iets dat ze niet snappen. Misschien wordt dit later wel duidelijk.
• klappen in de handen na de voorstelling, wanneer de acteurs buigen. Tussendoor hoeft niet.
3
KLASGESPREK Een voorstelling zorgt voor heel wat indrukken en meningen. Laat de leerlingen dit ventileren. Zo kunnen ze enerzijds verwoorden waarom ze iets vonden en anderzijds luisteren naar de argumenten van andere leerlingen. Zorg voor een leuke en veilige sfeer, waarbij iedereen zijn mening mag verwoorden. Er is dan geen goed of slecht antwoord.
• Verwoord in één woord wat je vond van de voorstelling en waarom.
• Welk gevoel kreeg je bij het zien van de voorstelling?
• Welk moment sprak het meeste aan of zal je altijd bij blijven?
• Welk moment vond je minder goed en waarom?
• Wat vond je van het verhaal?
• Wat was er te zien en te horen op het toneel? Waarom waren die dingen er?
• Hoe speelden de acteurs? Welke personages waren er?
• Welke dingen moest je er zelf bij denken en waren dus fantasie?
Tijdens het klasgesprek kan je ook wat dieper ingaan op de inhoud van het stuk. Ze denken na over het onderwerp en zoeken naar een gepast antwoord op de vraag. De leerlingen gooien hun mening in de groep, de leerkracht luistert en regelt het ‘antwoordenverkeer’. Op die manier oefen je enkele vaardigheden zoals ‘argumenteren, ‘opkomen voor je eigen mening’, ‘logisch nadenken’, ‘luisteren naar elkaar’, enz.
• De wachters in het stuk moeten (letterlijk) voet bij stuk houden, de staat bewaken en vooral geen schrik hebben. Dit lijkt niet altijd zo eenvoudig. Iedereen heeft toch wel eens schrik? Waarvoor heb jij schrik?
• Eén van de wachters zegt: ‘Dus is er geen schrik. Dat zit tussen uw oren.’ Volgens hen bestaat schrik niet echt. Wat zou er nog niet meer kunnen bestaan? Wat bestaat enkel tussen jouw oren?
• Wat of wie is voor jou heel belangrijk om te bewaken? Waarom?
• De wachters kunnen eeuwen wachten. Ben jij zo geduldig? Wanneer kan je niet wachten en wanneer wel? Op wat zit je nog te wachten?
• Plots merken ze iets nieuws op: gemis. Wat mis jij? Heb jij een gemis? Hoe mis je het minder of niet? Kan je het gemis vervangen?
4
EN WAT VOND JE ER VAN? Je bent een journalist en je mag morgen een artikel publiceren waarin jij vertelt wat je van het toneelstuk vond. Dat is een recensie. Het is een bespreking, waar zowel de goede elementen als mindere punten worden gemeld. Zo’n mening heeft niet de bedoeling om te kwetsen, maar wel om eerlijk te zeggen wat iemand er van vond. Mensen lezen graag zulke artikels, want zo weten ze of iets de moeite waard is om te bekijken. Let wel op, een recensie is en blijft een mening! Bij een recensie vind je (meestal) drie onderdelen:
• Een korte voorstelling (korte inhoud)
• De goede en mindere punten (mét argumentatie)
• De conclusie (met een leuke slotzin)
Je mag ons trouwens steeds laten weten wat je vond van de voorstelling via
[email protected]!
5
MUZIEK EN BOEKEN De volgende boeken of liedjes gaan over ‘wachten’. Laat hen de liedjes horen en toon de prentenboeken (of vertel de korte inhoud). Nadien vergelijken de leerlingen de fragmenten met het toneelstuk.
• Is er een link of een gelijkenis?
• Is het dezelfde manier van wachten?
• Op welke manier kan je allemaal wachten?
Wachten op liefde Wachten op iets Het komt alleen als je niet wacht.
Maar de maan is weer vol En ik val uit mijn rol De onrust heeft mij in haar macht
Wacht niet op iemand Wacht niet langer op iets Dan zal ze komen… onverwachts.
Dus, doe de glazen maar vol! We leven toch voor de lol. Ik wacht wel op niemand deze nacht! In mijn hoofd, in mijn hoofd
Het is een zin uit een boek En het klinkt allemaal mooi Maar waarom loopt het meestal fout Is de warmte weer zoek Is de kamer plots koud Zo word ik nog niet-wachtend oud
Ben ik nog niet aan het begin En ik wacht, en ik wacht Op degene die ik bemin. Pieter Embrechts - Wachten (uit ‘Maanzin’)
In mijn hoofd, in mijn hoofd Ben ik nog niet aan het begin En ik wacht, en ik wacht Op degene die ik bemin. Lijven en lusten Niets is mij vreemd Ik raakte mij al zo vaak kwijt In loze verhalen Verdwalend in lust Het begint met: “ik had ze beter niet gekust!”
6
hij die wacht hij die altijd klaarstaat en paraat, hij meldt zich aan de reserveman, de goedzak die zich schikt en die zich stil beschimpen laat de tweede in de rij dankbaar en blij voor elke kruimel die van haar tafel rolt voor elke glimlach die op haar lippen stolt elke glimp van hoop als ze lacht en met zijn arme hart solt gedoemd voor altijd
hij die wacht hij meldt zich aan om te zeggen dat wat er ook gebeurt hij altijd klaar zal blijven staan zelfs als tweede in rij dankbaar en blij omdat zelfs de schaduw van de schaduw van de schaduw, van de schaduw van jouw schaduw hem ‘s nachts tot bloedens toe bijt gedoemd voor altijd de deurbel, ik doe open, het is mijn broer,
de nacht valt, ik ben alleen, geen geluid, geen beeld, niks om me heen de telefoon ringt, mijn hart springt, als bezeten van de bank misschien ben jij het wel, je naam een zoete klank in mijn oor, en of ik vrij ben, tuurlijk, of ik tijd heb, tuurlijk, om vanavond, tuurlijk, misschien te kijken, of er een kans is, om mekaar te zien, en dan te kussen en te strelen, tot we op ontploffen staan, en dan de daad... misschien de daad en dan de daad, die daad inderdaad, zij die alles slaat, ik ben fanaat van de daad, da’s waar het om gaat, de daad, altijd opnieuw die daad, altijd paraat, kijk hoe m’n frontsoldaat, in de houding staat, bijna ontploffen gaat, ik denk howa, ik denk howa, ik denk howa, ik moet die kerk uit voor hij zingen gaat, te laat en dus het einde van de daad, de telefoon gaat, misschien ben jij het wel, misschien ben jij het wel, misschien ben jij het wel, ik neem op, ‘t is m¹n moeder, shit
7
Shit, ‘t is m’n broer en m’n zuster en m’n oom en m’n neef en m’n vader, m’n moeder, m’n geheugen is een zeef m’n verjaardag, shit, vergeten ‘k heb het geweten, ze blijven eten, allemaal cake en bier een feest van formaat met de buren, iedereen, de hele straat ik ben ten einde raad, het gaat niet goed met mij, het gaat slecht met mij het is een slag in het gezicht een rechtse hoek, goed raak alles loopt spaak Hip, hip, hip, hip, Hip, hip, hip, HOERA Iedereen is er (behalve jij) Kommil Foo - Hij die wacht (uit ‘Spaak’)
• ‘Het geluk, dat maar niet van de boom wilde vallen’ - Nadine Brun-Cosme
Helemaal boven in een boom groeit een klein blaadje. In de lente ziet het er mals en groen uit, in de zomer wonderlijk glanzend en in de herfst lijkt het zo warm en zacht, dat Kleine Wolf het liefst zijn snuit ertegenaan zou wrijven. Wat zou hij dat blaadje graag willen hebben! Maar zelfs in de winter wil het niet van de boom vallen. Een boek over de jaargetijden en een diepe vriendschap. Het boek is geschikt om voor te lezen aan kinderen vanaf een jaar of vier. Dit lijkt te jong voor jouw leerlingen, maar het is een goed voorbeeld om ‘wachten’ te illustreren.
• ‘En?’ - Kitty Crowther
‘En? Is hij er?’ De knuffels in de kinderkamer wachten op een heel bijzonder iemand. Iedere knuffel die binnenkomt, vraagt hetzelfde: ‘En?’ En het antwoord is dan ‘Nee!’ of ‘Niks.’ Op wie wachten deze knuffeldieren? ‘En?’ is een heel simpel boekje, dat eigenlijk het wachten op een baby ‘vertelt’. De prenten zijn aan het woord. Opnieuw een simpel boekje, maar mooi aansluitend bij het thema ‘wachten’.
8
AFLOSSING VAN DE WACHT Op verschillende plekken in de wereld wisselen wachters van wacht. Dit gebeurt op een officiële manier. Vele toeristen kijken graag naar dit moment. Soms is het heel eenvoudig, maar het kan ook evengoed een lange ceremonie zijn. Eén van de bekendste wachtposten is in London: Buckingham Palace. Zoek met de leerlingen verschillende wachtposten op en bekijk de ceremonies. Denk maar aan: Zuid-Korea, Nederlands, Denemarken, Vaticaanstad, Monaco, enz. Via Youtube of een zoekmachine zoals Google vind je heel wat voorbeelden. Vergelijk deze aflossingen van de wacht met de ‘wachttechnieken’ uit het toneelstuk.
HET KOSTUUM VAN DE WACHTER Sommige wachters moeten een muur beschermen, anderen een gevangenis. Soms wordt een paleis verdedigt of de andere keer een legerbasis. Elke wachter heeft zijn taak en een bijpassend kostuum. De leerlingen bedenken hoe de wachter van hun slaapkamer eruit zou zien of de bewaker van hun school. Ze tekenen hét kostuum voor deze wachter, van kop tot teen.
9
CREATIEF SCHRIJVEN De leerlingen kruipen zelf in de pen en worden schrijvers. Op basis van elementen uit het verhaal fantaseren ze er op los. Hieronder vind je eerst een stappenplan. Nadien volgen er enkele ideeën. Stappenplan:
1. Schrijvers plannen: ze schrijven allerlei mogelijke ideeën op. Alles wat zou kunnen gebeuren met het personage wordt genoteerd. (Tip: gebruik ‘wie-wat-waarom-wanneer-hoe’-vraag en zoek voor elke categorie zoveel mogelijk antwoorden.)
2. Selecteren: de leerlingen moeten nu bepalen welk idee of element ze verder zullen uitwerken. Ze duiden die zaken aan.
3. Ordenen en uitschrijven verhaal
4. Nalezen, controleren en netjes uitschrijven.
• Een dag uit het leven van…
Wat houdt een maandag in van de wachters? Is een dinsdag verschillend of net hetzelfde? Hebben alle wachters dezelfde taken? De leerlingen proberen een dag uit het leven van de wachters voor te stellen. Ze mogen dingen verzinnen, want niet alles moet uit het stuk komen. De leerlingen zorgen voor een logische opbouw (chronologie) en maken in hun tekst gebruik van verbindingswoorden (eerst – dan – vervolgens – tenslotte). Op die manier leren ze faseren en kunnen ze op een overzichtelijke manier een tekst/verhaal schrijven.
• Wat als …
Wat als de wachters in staking gaan? Wat als de wachters verliefd worden? Wat als de wachters niet meer kunnen wachten? Wat als er een massa indringers de staat veroveren? Wat als de wachters dringend moeten plassen? Wat als de wachter ziek is? De leerlingen kiezen één of twee situaties uit en laten de fantasie het werk doen.
10
• Als… dan…
Stel je voor! Je mag een eigen staat bedenken. Dit is jouw stuk land of eigendom, waar jouw wetten en regels gelden. Indien er iemand zijn voet op zet, dan moet hij gehoorzamen aan jouw wetboek. De leerlingen beschrijven eerst hun staat. Nadien volgen de tien belangrijkste wetten uit het land. Voor het eerste deel volgen ze het stappenplan (stap 1 en 2). Voor de wetten voeren ze dit trucje uit:
• Brainstorm!
- Bedenk tien leuke voorwerpen die in jouw land kunnen voorkomen. Een appelflap, een zeefstok, een plakkend kauwgom, een confituurpotje, een voetbal, enz.
- Bedenk tien gekke plekken uit jouw staat. Onder de rok van koningin, achter het muurtje, aan de wachtpost, in de snoepwinkel, in de navel van de wachter, enz.
- Bedenk tien personages die rondlopen in jouw land. De wachter, de zus van de wachter, de heks, de politieman, de dief, enz.
- Bedenk tien leuke handelingen die mogelijk zijn in de staat. Snoepen, iemand op de kont kletsen, neuspeuteren, spieken, enz.
• Combineer nu deze voorwerpen, plekken en personages. Telkens begint een zin met ‘Als… dan…’ of ‘Je mag of je moet (niet)...’ Als je de politieman ziet, dan moet je in de neus peuteren. Je mag niet spieken! Je moet aan de wachtpost snoepen.
Zo bedenken ze tien wetten. Indien ze bij het schrijven nog ideeën hebben, dan mogen ze deze natuurlijk toevoegen. De leerlingen hoeven zich niet te houden aan de brainstorm.
11
EEN COMPLIMENTENMOMENT Hoe ruik ik? Melkzoet. En ik? Honingzout. Ik ruik u graag. De leerlingen kijken rond in de klas en kiezen, zonder iets te zeggen of duidelijk te maken, drie leerlingen die ze heel goed kennen en drie leerlingen die ze minder goed kennen. Deze leerlingen onthouden ze. Ze nemen een stukje papier en bedenken een leuk compliment voor de drie leerlingen die ze goed kennen en proberen er ook eentje te bedenken voor de leerlingen die ze minder goed kennen. Daag de leerlingen uit om echt te kijken naar de persoon. Zo is ‘Je hebt een mooie trui aan’ niet echt een goed compliment. Beter is: ‘Je ben hulpvaardig’ of ‘Ik kan altijd heel goed met je lachen’. Elk compliment schrijven ze op een papiertje, maar ze vermelden hun naam niet. Eenmaal klaar, verstoppen ze het compliment in een kous van die persoon. Dit kan ook de pennenzak zijn of de broekzak of het voorzakje van de boekentas of … Zo proberen ze voor deze zes leerlingen een leuk compliment te verzinnen. Wanneer ze klaar zijn met deze zes, mogen ze ook nog andere leerlingen complimenten geven. Op het einde mag iedereen al zijn briefjes zoeken en genieten van de complimenten.
12
EEN OPSPORINGSBERICHT Een wachter, die smalle lange, is vermist. De anderen weten niet waar hij is of wanneer hij weg ging. Per twee denken de leerlingen na over wat belangrijk is bij een opsporingsbericht. Misschien kan je even een echt opsporingsbericht tonen? Vervolgens brainstormen ze even over de persoonbeschrijving. Ze gebruiken de informatie uit het stuk, maar mogen ook extra elementen toevoegen. Zo kan de wachter graag appelflappen eten of genieten van vogelgezang. Tenslotte bereiden ze voor hoe ze dit zullen voordragen. Het is belangrijk dat iedereen de info goed verstaat en dat er ook niet teveel info wordt verteld (want dat onthouden mensen niet).
WACHTWOORDZINNEN Wachten… wat is dat eigenlijk allemaal? Wat moet je kunnen om een goede wachter te zijn? Een woordgedicht legt de verschillende eigenschappen uit. De leerlingen schrijven het woord ‘wachten’ (of ‘wachter’) verticaal. Vervolgens bedenken ze bij elke letter een woord of een korte zin die iets meer vertelt over het oorspronkelijke woord. Weten hoe je stil moet staan Altijd alert Citroentaarten eten Heel flink op één been huppelen Tegen iedereen zwijgen En de ogen altijd open Nooit op de klok kijken
13
FORMATIES EN MARCHEREN De wachters hebben een typische manier gevonden om te marcheren. De leerlingen kunnen zelf ook zo’n leuke bewegingsreeks bedenken. Hieronder vind je enkele technieken: viewpoints, dagdagelijkse bewegingen, synchroon bewegen en nieuwe manieren van marcheren. Viewpoints is oorspronkelijk een onderdeel van drama (improvisatie), maar wordt vaak gebruikt bij beweging. Het is een lijnenspel, waarbij improvisatie een grote rol speelt. De leerlingen bewegen in lijnen en maken enkel hoeken om van koers te veranderen. Telkens komt er een regel bij. De leerlingen leren aanvoelen wat de ander gaat doen en ze spelen daarop in. Het opbouwen van viewpoints gaat als volgt:
• De leerlingen staan verspreid in de ruimte. Ze kijken strak voor zich uit. Hun handen houden ze naast hun lichaam.
• Wanneer de muziek start, stappen ze op de beat van de muziek. Hun blik is gefocust op een punt in de ruimte. Eenmaal ze in de buurt van dit punt zijn, maken ze een hoek en gaan ze een nieuwe richting uit. Ze proberen dit strak aan te houden. Indien er geen muziek is, staan ze stil.
• Vanaf nu mogen ze zelf bepalen wanneer ze even stil staan en wanneer ze opnieuw vertrekken.
• De leerlingen kunnen er ook voor kiezen om een beweging uit te voeren tijdens de stilstand. Ze kunnen kiezen uit: vallen, voorover bukken, handen gestrekt boven het hoofd houden en rennen. Probeer hen duidelijk te maken dat ze hier niet mee overdrijven.
• Alle voorgaande ‘regels’ blijven behouden, maar nu gaan ze ook elkaar in de gaten houden en op elkaar inspelen. Wanneer iemand gaat vallen, kan een andere leerling dit zien en ook snel vallen. Of wachten tot die persoon rechtstaat en dan vallen.
• Om nog meer op elkaar in te spelen, kunnen de leerlingen er ook voor kiezen om iemand te achtervolgen of om naast iemand te lopen. Ze doen dit heel even en gaan dan opnieuw hun eigen weg.
• Eens je dit hebt opgebouwd, kan je de leerlingen eens naar elkaar laten kijken. Op die manier zien ze het effect en kunnen ze er beter op inspelen.
Enkele tips:
• Less is more! Varieer niet te snel. Laat het gebeuren.
• Kies voor duidelijke muziek, zodat de leerlingen de beat duidelijk opmerken. Zorg dat het ook niet te snel of te traag gaat.
• Wijs de leerlingen op het maken van hoeken, geen bochten. Ook hun houding is belangrijk. Zo krijg je een strak effect.
14
Dagdagelijkse bewegingen zijn heel dankbaar om een bewegingsreeks op te bouwen. Hieronder vind je hoe je te werk kan gaan.
• De leerlingen verdelen zich in de ruimte en gaan liggen. Zo meteen begint een dag uit hun leven. Ze beelden die ter plaatse en een beetje versneld uit. Ze staan op, ontbijten, nemen een douche, smeren een boterham, gaan fietsen, enz. Wanneer hun dag om is, maken ze dit duidelijk door neer te liggen en te ‘slapen’.
• Ze kiezen nu hun vier leukste bewegingen uit. Die hoeven niet in de juiste volgorde te staan. Zo kan je een glas nemen, tanden poetsen, in de zetel liggen en de deur dichtdoen. Ze proberen wel de bewegingen vlot na elkaar te plaatsen, zoals een ‘loop’.
• Zet een muziekje op. Nu proberen de leerlingen de bewegingen groter en strakker te maken. Ze luisteren naar de beat van de muziek en proberen het ritme in hun bewegingen te steken. Om de reeks goed te kunnen onthouden, kunnen ze er een verhaaltje van maken. Ik neem een glas, poets mijn tanden, ga in de zetel liggen en open de deur.
• Nu kunnen de leerlingen de reeksen aan elkaar tonen, elkaar aanleren of ze kunnen een nieuwe samenstellen.
Synchroon is een ander woord voor ‘gelijklopend’. De leerlingen bewegen dus op allemaal op dezelfde manier. Hieronder een plan van aanpak om synchroon te bewegen.
• Alle leerlingen nemen een stoel en plaatsen die ergens in de ruimte.
• Een vrolijk nummertje start. De leerlingen lopen/dansen rond in de ruimte. Wanneer de muziek stopt, lopen ze zo snel mogelijk naar de stoel. Ze proberen heel snel een standbeeld te vormen met de stoel. Dit herhaal je een aantal keren. Telkens zoeken ze een nieuwe houding met de stoel.
• De stoelen verdwijnen. Ze kiezen hun drie leukste houdingen (bewegingen) van daarnet en proberen die na elkaar te plaatsen (een loop).
• Ze oefenen dit stukje tot wanneer ze dit goed en vlot kunnen uitvoeren.
• Verdeel de leerlingen in kleine groepjes. Per drie of vier tonen ze aan elkaar hun bewegingsreeks. Nadien nemen ze uit elke reeks de leukste ideeën en maken ze een nieuwe bewegingsreeks. Ze proberen de bewegingen exact en gelijktijdig uit te voeren.
Enkele tips:
• Geef de leerlingen de tip om traag te bewegen. Hoe trager, hoe meer synchroon.
• Wijs hen erop dat ze voor simpele bewegingen gaan. Zo behouden ze meer evenwicht.
• Maak geen te grote groepen.
15
Nieuwe manieren van marcheren bedenken.
• De leerlingen staan verspreid in de ruimte. Ze wandelen rustig door de ruimte in rechte lijnen. Vraag aan de leerlingen om nu niet meer te wandelen, maar om te marcheren zoals echte wachters in functie (statisch, stijf, rechte rug, …).
• Telkens wanneer jij een teken geeft (handklappen, trom, …), staan de leerlingen stil. Nu vraag je de leerlingen om te marcheren, deze keer als landlopers, of als boeren, of als kleine kinderen, onhandige klungelaars, enz.
• Vervolgens staan de leerlingen per twee en verzinnen ze nu een nieuwe manier van marcheren. Benadruk dat het gek mag zijn. Hoe gekker, hoe liever.
• Tenslotte tonen ze hun nieuwe passen en wordt er even naar elkaar gekeken.
OP DE UITKIJK De wachters staan op de uitkijk. Zien ze iemand? Probeer onopgemerkt tot bij de wachters te geraken. Eén iemand staat op de uitkijk en moet raden wie er op hem afkomt. De anderen krijgen de kans om zich te vermommen. Dit kunnen ze doen aan de hand van doeken of ze wisselen kleren met elkaar. Als ze herkend worden, dan vliegen ze terug.
16
VERSCHILLENDE EMOTIES De wachters starten vastberaden aan hun opdracht. Stoer bewaken ze de staat. Doorheen het stuk slaat de twijfel toe. Ze hebben zelfs een woordenwissel en maken wat ruzie. Tal van emoties passeren de revue. De leerlingen gaan aan de slag met verschillende emoties. Hieronder een suggestie:
• De leerlingen staan in een kring. De leerkracht geeft de emoties en de leerlingen beelden ze uit (zowel qua mimiek als stem). Denk maar aan ‘triest’, ‘blij’, ‘beschaamd’, ‘verliefd’, ‘bang’, ‘verlegen’, enz.
• De leerlingen spelen een scène in de normale emotie. Wanneer de leerlingen de scène gespeeld hebben, vraag je hen de scène opnieuw te spelen maar in een andere emotie. Dit kan een tegengestelde emotie zijn of een emotie die lukraak wordt gekozen. Mogelijke scènes: het uitmaken met je lief, de geboorte van een kind, het horen van een inbreker in huis, enz.
• Hieronder vind je een fragment uit het stuk. In groepjes van drie bereiden ze dit stuk voor. Ze zorgen ervoor dat er verschillende emoties duidelijk aanwezig zijn. Ze moeten zelf verzinnen hoe de omschakeling ‘logisch’ lijkt.
Heeft iemand hem zien verdwijnen? Wie had er wacht? We stonden allemaal in de kijkuit. Dat is een feitelijkheid. Ik heb hem niet gezien. Ik zie hem nu ook niet. Ik stond hier. Ik stond hier. Ik zat hier. Gij zat? Er wordt niet gezeten in de patrouille! Ik stond. Dan zegt ge stond. Het was bij wijze van spreking.
17
Er wordt niet gesproken in de patrouille! Nu. Ik was nu aan het spreken. Hij was nu aan het spreken. Ga weer naar uw plek. We moeten die reconstructie au sérieux nemen. Ik ben al terug. En niet zitten. Ge weet dat ik stond. Ik weet niet waar gij staat. Ik sta altijd hier. Dat is gemakkelijk te zeggen. Als gij alles juist had gedaan, dan waren we hier misschien nog met vier. Ik heb niks fouts gedaan. En uw zegging dan? Mijn zegging? Uw spreking. Dat was nu, niet toen. Het zegt ook iets. Het zegt genoeg. Ik zeg niks meer. In de kijkuit. Ik was naar het noorden aan het kijken. Ik keek naar het oosten. Kijk. Ik zeg toch dat ik keek. Nu kijken. Kompas. Geef mij het kompas. Blijven kijken.
18
STATUS De kleine met zijn snor denkt dat hij promotie zal kijken. Plots voelt hij zich beter dan de anderen. Zijn status verandert. Ondanks dat hij klein is, voelt hij zich heel groot. Toneel spelen met status is een onderdeeltje van improvisatie.
• Laat de leerlingen in de kring even experimenteren met de hoge status. Dit is een open houding, het hoofd ietwat omhoog, de mensen diep in de ogen kijken, de schouders achteruit, enz.
• Vervolgens doen ze het omgekeerde en oefenen ze een lage status: een heel gesloten houding, ze maken zich klein, oogcontact is een taboe, enz.
• Laat de leerlingen per twee een scène spelen. Eén iemand komt aan bij het paleis en wil graag binnen. De wachter houdt de persoon tegen en heeft een hoge status. De persoon die naar binnen wil, heeft een lage status.
• Met statussen spelen wordt pas leuk wanneer je de normale (of hetgeen wij aanvoelen als normaal) status verandert. Laat de leerlingen dezelfde scène van het paleis opnieuw spelen. Deze keer worden de rollen omgedraaid: de wachter heeft een lage status en de andere een hoge status.
19
IK ZIE IK ZIE WAT JIJ NIET ZIET Psst. Ja. Daar, aan de horizon. Links of rechts? Mijn rechts. Rechts. Er is daar iemand. Het is een stofwolk. Dat is iemand die stapt. Ge ziet enkel stof. Een stip. Van iemand die stapt. Net als de wachters zien de leerlingen vanalles. Ze improviseren erop los en vullen elkaar aan. De leerlingen gaan per twee op stap. Eén leerling stopt en roept: ‘Oh, kijk daar! Een appel’. De andere leerling vult aan: ‘Ah, ja! Een appel die net terugkomt van reis!’. Deze oefening kan in het begin vreemd gevonden worden door de leerlingen. Maar eenmaal ze gewoon zijn om te verzinnen wat ze zien (want in sé zien ze niks), kan het leiden tot leuke vondsten. Geef hen in het begin richtingen mee: een personage die iets tegenkomt of een voorwerp met een eigenaardig kenmerk. Laat hen nadien even de leukste vondsten verwoorden voor de hele klas.
20
GEKKE BEKKEN De wachters zitten met hun vieren in het kotje. Hun gezichten werden plots gekke bekken. Samen met de leerlingen kan je ook zulke gekke bekken maken. Hiervoor heb je voldoende ramen nodig en een fototoestel of smartphone.
• De leerlingen experimenteren per vier. Ze maken zoveel mogelijk gekke bekken tegen een venster. Per twee proberen ze gekke bekken uit, de andere twee kijken en geven aanwijzingen.
• Nadien gaan de leerlingen naar de leerkracht en maken ze een gekke bekken-compositie per vier. Spoor hen aan om de compositie zo dicht mogelijk bij elkaar te maken, zodat er een leuke foto van kan gemaakt worden.
Oudere leerlingen kunnen met hun smartphone zelf foto’s maken en de leukste foto doorsturen naar de leerkracht. De leukste gekkebekkenfoto’s mogen trouwens opgestuurd worden naar
[email protected]!
HET LIED VOOR DE STAAT De leerlingen mogen nu zelf een lied voor de staat maken. Welke staat? De klas!
• Houd een brainstorm met de leerlingen en probeer tot vijf woorden te komen die de klas kenmerkt.
• Nu proberen ze deze vijf woorden te omschrijven in vijf zinnen.
• Eenmaal deze tekst klaar is, wordt het tijd voor de melodie. Hiervoor kan je een bestaand deuntje kiezen
(of zelf eentje verzinnen). • Het lied is nu klaar, tijd om te oefenen. Ze zingen uit volle (met het hand op de) borst.
Indien je dit lied kan filmen, dan ontvangen we het filmpje graag via
[email protected]!
21
VIER WORDT PLOTS DRIE Even de feitelijkheden? Eén? We waren met vier. We zijn nu met drie. Dat is een feitelijkheid. Twee? We zijn er nog alledrie. Dat is een feitelijkheid. 3. Hij was hier. En hij was er daarna niet meer. Eén van de wachters is weg. Het werk wat ze vroeger met zijn vieren deden, moet plots met drie gebeuren. Laat de leerlingen in groepjes werken om dit effect ook toe te passen. • De leerlingen zoeken naar een leuke compositie om een foto te nemen waar iedereen van het groepje op staat. Iedereen in de groep heeft een functie en een verhouding tot de anderen.
• Er wordt een foto genomen. De leerlingen bekijken de foto en beslissen nadien welke persoon op de foto zal verdwijnen.
• Dezelfde compositie wordt opgesteld, maar zonder die ene leerling. Hij is nu de regisseur. De andere leerlingen staan in exact dezelfde houding en op exact dezelfde plaats. De regisseur geeft aanwijzingen op basis van de eerste foto. Eenmaal tevreden, wordt er een foto genomen.
• Tenslotte worden foto 1 en foto 2 geprojecteerd (of geprint bekeken) en vergeleken.
De leukste foto’s mogen trouwens opgestuurd worden naar
[email protected]!
22
TRIPPELEN Tijdens de wacht trippelen de wachters samen door de zaal. Dat is een onderdeel van hun ritueel. Ook met de klas kan je dit doen. Hieronder een stappenplan:
• De leerlingen staan in een kring en stappen in dezelfde maat (1 2 1 2 1 2). Zorg ervoor dat ze niet versnellen.
• Eenmaal ze dit vast hebben, kunnen ze scanderen. Per tel zeggen ze één lettergreep. Een voorbeeld: ‘wij zijn-de-leer-ling-en-van-...’. Laat hen dit even oefenen.
• Om de beurt scanderen ze een zin. De klas herhaalt.
Je kan als leerkracht voor wat dynamiek zorgen. Zo kan je aangeven dat er sneller of trager moet gemarcheerd worden en stiller of luider gescandeerd moet worden.
DE MUUR Niemand mag het gebied achter de muur betreden! Alle leerlingen krijgen een kistje (sigarenkist) of een doos (schoendoos bijvoorbeeld). In die doos bewaren ze hun droom (dit mag een tekening zijn of een uitgeschreven tekst) én een eigen vervelende eigenschap (koppig, pietje precies, ongeduldig, enz.). De twee zaken verdwijnen anoniem in de doos of de kist. De doos of de kist wordt verzegeld. Je kan de doos dichtkleven of verzegelen met kaarsvet. Alle kisten of dozen worden nu verzameld en op elkaar bevestigd. Deze muur wordt het liefst met zoveel mogelijk klassen gemaakt (misschien wel met de hele school?). Hoe meer bouwstenen, hoe spectaculairder de muur… Zo krijgen de leerlingen een eigen muur, waar niemand door mag!
23