K laas Z wanepol , J oop B oendermaker
en
S onny H of
De Nederlandse vertaling van de Augsburgse Confessie Een weerwoord Vooraf In het januarinummer van Kerk en Theologie (2012, p. 41vv.) verscheen een artikel van Markus Matthias onder de titel ‘De Confessio Augustana en haar vertaling in het Nederlands’. Daarin heeft de auteur zich kritisch uitgelaten over de vertaling van de Belijdenis van Augsburg in ‘De Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk in Nederland’ (Heerenveen 2009). De vertalers (J.P. Boendermaker en S.E. Hof) en de eindredacteur van deze publicatie (K. Zwanepol) – allen eertijds als luthers hoogleraar werkzaam −, voelen behoefte om te reageren op de kritiek die de schrijver van het genoemde artikelen, huidige hoogleraar lutherana, op deze vertaling naar voren heeft gebracht. Doorgaans gaan auteurs of zij die anderszins voor een uitgave verantwoordelijk zijn niet in op recensies daarvan. In dit geval willen wij een uitzondering maken, omdat het een bijdrage betreft die de gebruikelijke omvang van een recensie te boven gaat. Wij reageren echter vooral omdat wij de teneur ervan dat men in de genoemde uitgave van de Belijdenisgeschriften van de Protestantse Kerk met een niet geheel betrouwbare weergave van de Augsburgse Belijdenis (afgekort CA) te maken zouden hebben, niet onweersproken willen laten. Werkwijze van de commissie Misschien is het goed eerst duidelijk te maken hoe de door de Protestantse Kerk in Nederland ingestelde commissie haar werkzaamheden om te komen tot een geautoriseerde vertaling van de in artikel I.4 van de kerkorde genoemde belijdenisgeschriften heeft aangepakt. Het ging om een hertaling van de belijdenisgeschriften naar de min of meer geautoriseerde vertalingen van de belijdenisgeschriften die in de verschillende Protestantse kerken in omloop zijn. Bij het vertaalwerk zijn uiteraard de verschillende grondteksten geraadpleegd, maar is ook rekening gehouden met de vertaaltraditie van www.kerkentheologie.nl
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 239
28-06-2012 10:35:54
240
K l a a s Z w a n e p o l , J oo p B o e n d e r m a k e r
en
Sonny Hof
deze geschriften in het Nederlands. De commissie heeft de taken verdeeld en de vertaalwerkzaamheden zijn veelal door twee leden uitgevoerd, waarbij de bronbewerkers de vrijheid werd gelaten om andere deskundigen te raadplegen. De Belijdenis van Augsburg is bewerkt door de hoogleraren Boendermaker en Hof. Dezen legden beslispunten inzake de vertaling voor aan de hele commissie, die ook de complete tekst heeft doorgenomen en uiteraard de gelegenheid kreeg en nam om kritische kanttekeningen bij de voorgestelde vertalingen te maken. Daarna volgde het proces van correctie en editie, eerst door de bronbewerkers, later door de gehele commissie en tenslotte door de eindredactie. De namen van de commissieleden zijn in het ‘Woord Vooraf’ van deze uitgave van de belijdenisgeschriften vermeld. Uit deze procedure moge duidelijk worden dat de commissie in haar werkzaamheden, die ruim vier jaar in beslag hebben genomen, met de nodige zorgvuldigheid heeft geopereerd en soms niet dan na intensieve discussies de vertaling van de belijdenisgeschriften (en dus ook die van de CA) heeft vastgesteld. Tweeërlei versie als uitgangspunt De ‘Inleiding’ op de CA in de onderhavige uitgave stelt dat de Nederlandse vertaling op de Latijnse tekst is gebaseerd, terwijl hier en daar ook de Duitse tekst is geraadpleegd. Misschien heeft het ‘hier en daar’ de auteur van het artikel op het verkeerde been gezet, maar het zal hem toch niet zijn ontgaan dat op verschillende punten waarop hij de vertaling als onjuist kritiseert de vertalers juist de Duitse tekst zijn gevolgd? Vertalers en redactie hebben zeer bewust de ruimte benut die het naast elkaar bestaan van de Latijnse en Duitse versie van deze belijdenis bieden. Dat is geen eigenzinnige positie, maar een die eenvoudig is gebaseerd op het ontbreken van een eenduidig aan te wijzen oorspronkelijke versie; een complicatie die nog groter wordt wanneer de Duitse versie weer in het Latijn vertaald wordt en omgekeerd.1 Het punt waar het hier om gaat is: als het voor de16e-eeuwse protestanten geen probleem was om te leven met twee coëxistente en bepaald niet op alle punten eensluidende versies, waarom zou dat dan voor hun nazaten uit de 21ste eeuw niet mogen gelden? Afgezien van deze afweging kan een Nederlandse vertaling die het beste uit beide versies probeert weer te geven zich beroepen op een oude traditie van vertalen van de CA in het Nederlands. De vertaler van de in 1563 bij Hans de Braecker te Wezel gedrukte uitgave van de Augsburgse Geloofs1 Zie bijv. G. Wenz, Theologie der Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche. Eine historische und systematische Einführung in das Konkordienbuch, Band 1, Berlin/New York 1996, 471vv. Kerk en Theologie 63 (2012), 239-246
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 240
28-06-2012 10:35:54
De Nederlandse
vertaling van de
Augsburgse Confessie
241
belijdenis, vertaald naar de Duitse tekst, merkt op dat deze versie veelal begrijpelijker is dan de Latijnse. Hij vindt verder dat de lezer zich niet teveel moet aantrekken van het feit dat deze vertaling afwijkt van de vertaling die eerder op grond van de Latijnse versie in 1558 bij dezelfde drukker is verschenen, maar de raad moet volgen: ‘…leset beyde, ende houdet de beste en de claerste’.2 Dat is een buitengewoon verstandig advies dat ook veel latere vertalingen van de CA in het Nederlands ter harte hebben genomen, zodat men in de uitgaven in het Nederlands dikwijls een switch van de ene naar de andere versie zal aantreffen. Dat bovendien in de Latijnse uitgave van 1558 ook nog de tekst van de Veranderde Belijdenis van Augsburg (de zogeheten Variata) als brontekst is gebruikt, laat zien hoe flexibel men in Nederland met de tekst van de Augsburgse Confessie is omgegaan.3 In die geest is ook de in 2009 gepubliceerde vertaling vervaardigd en geredigeerd. Uiteraard kunnen de geschilpunten over hoe deze tekst op een juiste en aansprekende manier vertaald moet worden niet allemaal uit het verschil tussen de Duitse en Latijnse versie worden verklaard. Bovendien ligt aan de overstap van de Latijnse op de Duitse tekst en omgekeerd geen willekeurige beslissing ten grondslag. Op een paar punten willen wij laten zien welke overwegingen aan de door ons geleverde vertaling hebben gebracht en waarom wij niet onmiddellijk Matthias’ kritiek kunnen bijvallen. Wij volgen de kanttekeningen van de recensent en de lezer zal de moeite moeten nemen om die naast onze reactie te leggen. Waar nodig verwijzen wij naar de gebruikte brontekst in Die Bekenntnisschriften der evangelisch-lutherischen Kirche (afgekort als BSLK). Commentaar artikelsgewijs CA 1 De vertaling: De kerken bij ons leren in grote eenstemmigheid is qua Latijn wel correct, maar zeker niet de enig mogelijke. Ze verdient bij nader inzien toch niet de voorkeur op grond van de context en de intentie van de CA. De evangelischen/hervormingsgezinden wilden zich immers juist niet positioneren als (andere) kerken. Integendeel, al wat zij leren, geloven, zeggen en doen geschiedt in grote eenstemmigheid met de Kerk, de Una Sancta, 2 Die confessie oft belydinghe des gheloofs, sommigher vorsten ende steden, der keyserlijcker majesteit opden Rijcxdach overghegheven. Ghehouden tot Augsburch, int jaer M.D.XXX. Uut den Hoochduytsch overgheset. 3 Zie K. Zwanepol, ‘United by the Augustana? Acceptance of the Ausgburg Confession in the Netherlands around 1566’, in: Between Lay Piety and Academic Theology. Studies Presented to Christoph Burger on the Occasion of his 65th Birthday, ed. U. Hascher-Burger, A. den Hollander, W. Janse, Leiden/Boston 2010, 331-352. www.kerkentheologie.nl
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 241
28-06-2012 10:35:54
242
K l a a s Z w a n e p o l , J oo p B o e n d e r m a k e r
en
Sonny Hof
waartoe zij zich rekenen. Het eigenlijke onderwerp van docent zijn niet de kerken, maar degenen die bij ons leren (qui apud nos docent, BSLK 134,6). Vergelijk ook de Duitse ‘Vorrede’: ‘Hierumb und Euer Kaiserlichen Majestat zu untertänigster Gehorsamung uberreichen und ubergeben wir unserer Pfarrner, Prediger und ihrer Lehren, auch unsers Glaubens Bekenntnus, was und welchergestalt sie, aus Grund gottlicher heiligen Schrift, in unseren Landen, Furstentumben, Herrschaften, Städten und Gebieten predigen, lehren, halten und Unterricht tun’ (BSLK 45,28v.). De hoogmogenden, die de CA hebben ingediend en ondertekend, hebben het niet over ‘onze kerken’, maar over onze predikers die op ons grondgebied preken, leren en onderrichten. Dat is ook heel nadrukkelijk de toon van het slot van het eerste deel: niet de kerken, maar de predikers verkondigen. Daarom vertaalt C.W. Mönnich, eveneens een voormalig luthers hoogleraar, deze passage dan ook terecht met: ‘In volledige eenstemmigheid der kerk leert men bij ons…’.4 De zin over persona is inderdaad vrij vertaald, maar met opzet, want zo drukt deze juist exact uit wat er bedoeld wordt. Matthias heeft wel gelijk wat het probleem van het begrip persona betreft, maar zijn voorstel om van een eigen bestaan te vervangen door iets (of iemand) dat (of die) in zichzelf bestaat, kan tot misverstanden leiden. Tot de karakteristieken van de Triniteit behoort immers juist het gegeven dat de drie personen niet in zichzelf bestaan, alsof ze los van elkaar zouden opereren, maar dat ze wezenlijk relationeel verbonden zijn en dankzij de binnengoddelijke communio het eigene (proprium) met elkaar delen. CA 2 De voorgestelde verklaring met zonde geboren kan voorbijgaan aan de grondbetekenis van dit artikel, waarin gesteld wordt, dat de ‘condition humaine’ niet zondeloos is (met uitzondering van Christus die zonder zonde is geboren – aldus het Chalcedonense). De zinsnede ‘met zonde geboren’ zou kunnen suggereren, dat de zonde niet iets essentieels, maar iets accidenteels is en het menselijk bestaan helaas dus toevallig door het geboorteproces met zonde belast wordt. Dat is niet het geval en wie enigszins weet heeft van de felle discussie die juist hierover in de zestiende eeuw in het Nederlands lutheranisme heeft gewoed, zal de gevoeligheid van de vertalers op dit punt begrijpen en hun weergave kunnen billijken.5 Het nunc quoque, door sommigen met ook nu nog weergegeven, wordt door Matthias daarentegen vertaald als ‘nu reeds’. Dat laatste zou inhou4 ‘Toegedaan de onveranderde Confessie van Augsburg’, 1530-1980, Baarn/Amsterdam 1980, 47. 5 Vgl. J.W. Pont, ‘De belijdenis van de Luthersche Gemeente te Antwerpen over de erfzonde’, in: Nieuwe Bijdragen tot kennis van de geschiedenis en het wezen van het Lutheranisme in de Nederlanden, Deel I, Schiedam 1907, 119vv. Kerk en Theologie 63 (2012), 239-246
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 242
28-06-2012 10:35:54
De Nederlandse
vertaling van de
Augsburgse Confessie
243
den, dat de niet wedergeborenen nu al prijsgegeven zijn aan de eeuwige dood, die zich dus geheel en al in het hier en nu voltrekt. In deze ‘realized eschatology’ is er dan geen sprake meer van het eschatologische perspectief van het nu nog openstaande nog-niet. In deze uitgave hebben wij gezien de verwarring die het nunc quoque dus kennelijk oproept de vrijheid genomen het weg te laten om de toch al moeilijke zin niet nog meer te belasten. CA 3 De voorliggende vertaling ‘Er zijn dus twee naturen, de goddelijke en de menselijke, in één persoon onafscheidelijk verbonden’ volgt het Duits, omdat dit een duidelijke vertaling zeer ten goede komt. De door de recensent voorgestelde vertaling (‘in de eenheid van het persoon-zijn verbonden’) is goed bedoeld, maar onnodig ingewikkeld en heeft bovendien het gevaar in zich naar monofysitisme, ja naar eutychianisme te neigen: de Logos als het leidinggevende (=redelijke) principe van de incarnatie. Dat is een opvatting die met name in Chalcedon uitdrukkelijk is verworpen: met de vleeswording nam de Logos redelijke ziel en lichaam aan.6 Dat culpa ‘schuld’ betekent is ook de vertalers bekend, die hier echter het Duits volgen, omdat het gaat om de tweeslag erfzonde/daadwerkelijke zonden en het begrip erfschuld in het Nederlands anders gehoord en minder begrepen wordt dan erfzonde. Het meest juiste woord is hier trouwens oorspronkelijke zonde. CA 4 ‘Genoeg deed’, zoals Matthias oppert, is geen (theologisch) Nederlands. Genoegdoening is hier het aangewezen woord; zie ook het Duits ‘Genugtuung’ (BSLK 57, 12). De vraag aan wie genoegdoening wordt geschonken is zo oud als de zogeheten satisfactieleer, terwijl alle antwoorden – zoals aan God of aan de duivel – uiteindelijk ‘fragwürdig’ blijven. Zie vooral Anselmus’ magistrale Cur deus homo! CA 5 Wij zien niet in hoe door middel van de vertaling ‘namelijk’ in plaats van ‘dat wil zeggen’ voorkomen wordt dat de rechtvaardiging wordt opgevat als protestants principe en niet als inhoud van het Evangelie wordt gezien. Met de stelling zijn we het uiteraard eens. CA 10 In het bekende artikel over het Avondmaal houden we ons bij het Latijn en niet bij het Duits. Hoewel in beide teksten de realis presentia te lezen valt, 6
Denzinger, Enchiridion Symbolorum, 301. www.kerkentheologie.nl
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 243
28-06-2012 10:35:54
244
K l a a s Z w a n e p o l , J oo p B o e n d e r m a k e r
en
Sonny Hof
heeft Melanchthon het in de Latijnse versie niet voor niets hier zo krap geformuleerd. Het luistert toch nauw en mede omdat de Latijnse versie meer ruimte biedt aan het gedachtegoed dat de Nederlandse lutheranen over dit onderwerp hebben ontwikkeld, hebben wij hier zeer bewust voor de Latijnse tekst gekozen.7 L. Grane wijst er overigens nog op dat in de Duitse tekst ‘unter der Gestalt des Brots und Weins’ (BSLK 64, 4v.) meer ruimte laat voor de transsubstantiatieleer en dat de Latijnse tekst meer dan de Duitse alle nadruk op het Avondmaal als communie legt.8 Vescere is niet alleen eten, maar ook maaltijd houden, ‘dineren’. Aan de maaltijd deelnemen is dus een goede vertaling; meer nadruk op echt ‘eten’ kan ook, maar wij hebben er niet voor gekozen. CA 16 De uiteenzetting van collega Matthias betreffende de verschillende status en ordines is op zich wel juist. Maar zijn voorstel om daarom publieke zaken te vervangen door burgerlijke lost de problemen niet op. Want het gaat in dit artikel niet alleen om burgerlijke zaken, die bij ons onder het burgerlijk- en privaatrecht vallen, maar ook om de zaken die tot het publieke en staatsrecht worden gerekend. Kortom: de term ‘burgerlijke zaken’ dekt de lading van CA 16 nog minder dan die van ‘publieke zaken’, welke immers niet alleen het ‘openbare leven’, maar ook het huwelijk en eigendom (die ook privézaak zijn) regarderen. Met legitimae is niet zozeer rechtmatig, maar vooral wettig bedoeld, namelijk: volgens de heersende, bestaande wetten, zoals de ‘keizerlijke en andere wetten’. Exercere iudicia is ‘recht spreken’ en niet alleen ‘processen aanspannen’. De vertaling van de resterende vijf regels is best mogelijk, maar is wat breedsprakig en biedt geen echt alternatief. CA 19 ‘Hem bijstaan’ (van de wil), zoals Matthias voorstelt, kan niet, dan moet het ‘deze’ zijn. Dat is dan inderdaad de letterlijke vertaling. Hier heeft de criticus dus zeker een punt. Toch hebben wij gekozen voor de vrijere vertaling ‘hen bijstaan’, natuurlijk doelend op de laatstgenoemden, de ‘goddelozen’, mensen dus, want wil en mens zijn één. Het gaat niet om de rechtvaardiging van de wil, maar van de goddelozen. Het blijft echter allemaal moeilijk begrijpelijk weer te geven, ook al omdat deze hele redenering problematisch 7 Vgl. K. Zwanepol, ‘Realpräsenz im frühen niederländischen Luthertumʼ, in: Lutherjahrbuch 72 (2005), 87-118 en het prachtige artikel van W.J. Kooiman, ‘Philippus Nicolai contra Petrus Plancius in de strijd om de ubiquitas corporis Christi’, in: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 2 (1968), 232-266. 8 Die Confessio Augustana. Einführung in die Hauptgedanken der lutherischen Reformation, Göttingen 1990, 90. Kerk en Theologie 63 (2012), 239-246
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 244
28-06-2012 10:35:54
De Nederlandse
vertaling van de
Augsburgse Confessie
245
is. Melanchthon moet dat ook geweten hebben, want hij laat deze weg, als hij in de Apologie wel dit artikel, maar niet deze laatste zin opneemt; ook in de Variata laat hij deze woorden weg. De terminologie adiuvare kan synergistisch misverstaan worden en hoewel daarvan hier geen sprake lijkt, zou het niet de eerste keer zijn dat Melanchthon van een neiging tot synergisme werd beticht. De Duitse tekst heeft dat adiuvare dan ook niet, maar zegt het negatief: ‘so Gott die Hand abgetan’, zonder erbij te zetten waarvan of van wie. Van de wil dus? Of van mensen! Zoals gezegd; in onze vertaling kozen wij voor het laatste, een mogelijkheid die door de Duitse tekst wordt open gelaten. Maar deze korte zin blijft een crux en er zijn dan ook zeker argumenten voor de vertaling van collega Matthias. Echter de vrijere vertaling – waarvoor wij in de Duitse versie een duidelijke mogelijkheid zagen − is een poging om de bedoeling ervan enigszins recht te doen en toegankelijk te maken. CA 20 Hoewel wij voldoende van de twee-rijken-leer begrijpen om de reikwijdte van het begrip ‘staat’ te bevatten en onze term ‘levensstaat’ best voor beter willen prijsgeven, achten wij het begrip ‘levensvorm’, ook al vanwege de associaties die het begrip in het Nederlands oproept, in geen geval een verbetering. Slot eerste deel De hier door Matthias voorgestelde vertaling kan wel, maar verklaart ook niet waarom Melanchthon hier dat fere toevoegt.9 Houdt hij een slag om de arm? Wapent hij zich tegen kritiek? Of beduidt het, dat wat er nu nog komt in het tweede deel weliswaar niet tot de hoofdzaken behoort, maar wel heel belangrijk is. Dus: ‘dit zo ongeveer wat u beslist moet weten, maar onderschat niet wat er nog komt’. In die zin is er dus niets mis met de nieuwe vertaling. ‘Som’ in plaats van ‘hoofdzaak’ is echt geen verbetering; in de betekenis van ‘geheel’ wordt ‘som’ in het Nederlands eigenlijk niet gebruikt. Conclusie Deze hele discussie toont hoe moeilijk het is om een nu nog leesbare vertaling te maken van deze krappe, vanwege de ernstige situatie zo scherp en 9 Calvijn gebruikt een formulering van gelijke strekking in het begin van de Institutie: summa fere sacrae doctrinae (1536) en tota fere sapientiae nostrae summa (sinds 1539). www.kerkentheologie.nl
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 245
28-06-2012 10:35:55
246
K l a a s Z w a n e p o l , J oo p B o e n d e r m a k e r
en
Sonny Hof
soms te compact geformuleerde tekst in het aparte Latijn van de humanist Melanchthon. Uiteraard is geen vertaling onfeilbaar en valt er altijd iets te verbeteren. Op een enkel punt reikt Matthias vertaalsuggesties aan, die zeker bij een eventuele heruitgave in overweging kunnen worden genomen. Een voorbeeld daarvan is zijn commentaar bij de lastige zin over de vertroosting voor de angstige gewetens in CA 20 of de opmerking over de inhoud van het ambt in CA 5. De eindredactie heeft ook van andere collega’s en ter zake van de vertaling van andere belijdenisgeschriften waardevolle opmerkingen mogen ontvangen die de vertaling alleen maar ten goede komen. Wat ons betreft had het inzake Matthias’ commentaar op onze vertaling van de CA bij een paar ons ter hand gestelde kanttekeningen kunnen blijven en had er geen afzonderlijk artikel aan te hoeven worden gewijd. De verder liggende vraag naar de theologie van de Augsburgse Belijdenis moet – hoe boeiend ook − zoals de auteur zelf ook al opmerkt, hier buiten beschouwing blijven. Of er in de ordening van de artikelen van CA zo’n strakke structuur aanwijsbaar als Matthias met stelligheid veronderstelt, lijkt daarbij een onvermijdelijk discussiepunt. De recensent beweert twijfels te hebben over de juiste weergave van de bedoeling van de tekst. Met bovenstaand commentaar hebben wij duidelijk willen maken dat voor die twijfel onvoldoende reden is en dat zijn kritiek geen aanleiding geeft om – onverlet het belang van zinnige kritiek met het oog op een eventuele hertaling in de toekomst − onze vertaling thans bij een nieuwe druk te herzien. Wij blijven van mening in onze opzet te zijn geslaagd een betrouwbare en toegankelijke vertaling van de Belijdenis van Augsburg te leveren, die recht doet aan de complexiteit van de tekst en die rekening houdend met haar receptiegeschiedenis in Nederland voor zichzelf de speelruimte heeft gecreëerd om duidelijk te maken waar het op aan komt voor wie de Confessie van Augsburg zijn toegedaan.
Kerk en Theologie 63 (2012), 239-246
KT_3_2012_nr63-3_binnenwerkDEF.indd 246
28-06-2012 10:35:55