de natuurkalender vogels • vlinders • planten
3-6 . Inleiding
27 .
46 .
Boerenzwaluw 8 . Bonte vliegenvanger 8 . Fitis 9 . Gierzwaluw 9 . Goudplevier 10 . Grauwe vliegenvanger 10 . Grote bonte specht 11 . Grutto 11 . Kievit 12 . Knobbelzwaan 12 . Koekoek 13 . Kolgans 13 . Koolmees 14 . Koperwiek 14 . Kraanvogel 15 . Regenwulp 15 . Roodborsttapuit 16 . Smient 16 . Tapuit 17 . Tjiftjaf 17 . Vink 18 . Wielewaal 18 . Wilde eend 19 . Zeearend 20 . Argusvlinder 21 . Atalanta 21 . Bont zandoogje 22 . Boomblauwtje 22 . Bruin zandoogje 23 . Citroenvlinder 23 . Dagpauwoog 24 . Distelvlinder 24 . Geelsprietdikkopje 25 . Gehakkelde aurelia 25 . Groentje 26 . Groot dikkopje 26 . Groot koolwitje
27 .
47 .
7.
2
Heivlinder Hooibeestje 28 . Icarusblauwtje 28 . Kleine vos 29 . Kleine vuurvlinder 29 . Klein geaderd witje 30 . Klein koolwitje 30 . Koevinkje 31 . Landkaartje 31 . Oranjetipje 32 . Oranje zandoogje 32 . Zwartsprietdikkopje 33 . Akkerhoornbloem 34 . Amerikaanse eik 34 . Beuk 35 . Blauwe knoop 35 . Boerenwormkruid 36 . Bosandoorn 36 . Bosanemoon 37 . Brem 37 . Eenstijlige meidoorn 38 . Europese larix 38 . Fluitenkruid 39 . Gele kornoelje 39 . Gele lis 40 . Gele plomp 40 . Gewone dophei 41 . Gewone dotterbloem 41 . Gewone margriet 42 . Gewone sering 42 . Gewone vlier 43 . Gewoon sneeuwklokje 43 . Gewoon speenkruid 44 . Gouden regen 44 . Groot kaasjeskruid 45 . Grote kattenstaart 45 . Grote wederik 46 . Grove den
Harlekijn Hazelaar 47 . Hondsdraf 48 . Klein hoefblad 48 . Klimop 49 . Koekoeksbloem (echte) 49 . Kruipende boterbloem 50 . Look-zonder-look 50 . Maarts viooltje 51 . Moerasandoorn 51 . Moerasspirea 52 . Peen 52 . Pinksterbloem 53 . Ruwe berk 53 . Scherpe boterbloem 54 . Sint-janskruid 54 . Sleedoorn 55 . Struikhei 55 . Tweestijlige meidoorn 56 . Vogelkers 56 . Waterlelie (witte) 57 . Wilde lijsterbes 57 . Wintereik 58 . Witte dovenetel 58 . Witte els 59 . Witte paardenkastanje 59 . Zeepkruid 60 . Zomereik 60 . Zulte (zeeaster) 61 . Zwarte els 62 . Colofon 63 . Aantekeningen
Index
Korte handleiding voor het registreren van fenologische gegevens voor
De Natuurkalender is een nationaal ecologisch waarnemingsprogramma dat zich richt op het in kaart brengen van de jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur (fenologie). Natuurlijke processen zoals bloei van bloemen, bladval en start van vogeltrek vinden elk jaar in een vaststaande periode plaats. Deze zogenaamde natuurkalender van soorten wordt sterk beïnvloed door temperatuur, neerslag en daglengte. Door klimaatsverandering verandert ook de natuurkalender van veel soorten in zo grote mate dat dit verschijnsel direct zeer duidelijk waarneembaar is. De Natuurkalender is in 2001 van start gegaan op initiatief van Wageningen Universiteit en VARA’s Vroege Vogels. Inmiddels doen een groot aantal organisaties mee. Duizenden mensen in heel Nederland doen waarnemingen voor De Natuurkalender en leveren daarmee een bijdrage aan het onderzoek naar de effecten van klimaatsverandering op de natuur in ons land. Deze handleiding is gemaakt om u te helpen bij het herkennen van de soorten en de waar te nemen verschijnselen. Voor elke soort hebben we een foto en een korte beschrijving toegevoegd. Op de website van De Natuurkalender (www.natuurkalender.nl) is deze informatie ook te vinden. U vindt er tevens nuttige informatie over natuur, klimaat en klimaatverandering, links naar andere waarnemingsnetwerken, de meest recente nieuwtjes en tabellen en grafieken van de waarnemingen die zijn gedaan door u en uw mede-waarnemers. 3
Waarnemen Binnen het waarnemingsprogramma heeft u de keuze uit vele tientallen soorten vogels, vlinders en planten die geobserveerd kunnen worden. Veel soorten zijn eenvoudig te herkennen, maar er zijn ook soorten opgenomen die meer geschikt zijn voor de ervaren natuurwaarnemers. U hoeft geen expert te zijn om deelnemer te zijn aan De Natuurkalender. U kunt zo veel of zo weinig waarnemingen doen als u zelf wilt. Ook het doorgeven van gegevens over één enkele vogel-, vlinderof plantensoort is waardevol voor het onderzoek. U kunt uw waarnemingen invullen op internet (www.natuurkalender.nl) of eventueel opsturen naar het adres op pagina 62. Het doel van de waarnemingen is te bepalen op welke dag in het jaar voor het eerst een bepaalde fenologische fase (bloei, bladval, vogeltrek etc.) bereikt is. Omdat de gegevens gebruikt zullen gaan worden voor wetenschappelijk onderzoek, is het wel belangrijk dat iedereen op dezelfde manier te werk gaat. Daarom zijn voor sommige observaties eenvoudige richtlijnen opgesteld, waaraan iedere waarnemer zich moet houden om bruikbare gegevens te kunnen verzamelen. Waarnemen van vogels en vlinders Hiervoor gelden geen speciale regels. U geeft in de meeste gevallen gewoon het eerste waargenomen individu weer. Voor sommige soorten zijn uitzonderingen van toepassing, maar deze staan duidelijk bij de beschrijving van de soorten vermeld. Waarnemen van planten Voor het waarnemen van planten gelden wel enkele regels om ervoor te zorgen dat uw waarnemingen bruikbaar zijn voor onderzoek. Niet elke plant is geschikt voor opname in het waarnemingsprogramma. Daarom is het belangrijk dat u, alvorens uw observaties te starten, de tijd neemt om geschikte planten te selecteren. 4
Hieronder volgen richtlijnen voor het selecteren en observeren van planten.
1 Selecteer de juiste soorten In het programma zijn een beperkt aantal soorten opgenomen die geobserveerd kunnen worden. Ze staan allemaal in dit boekje. U vindt deze lijst ook op www.natuurkalender.nl .
3
2 Kies planten op de juiste standplaats Naast klimaatsfactoren, is de standplaats bij planten bepalend voor de fenologische ontwikkeling. Een exemplaar dat tegen een zuidmuur van het huis staat zal zich veel sneller ontwikkelen dan een plant midden in de tuin. Planten die voor waarneming geselecteerd worden, moeten daarom bij voorkeur op meer dan 10 meter van een gebouw staan en niet op een noord- of zuidhelling: de standplaats moet zo gekozen worden dat speciale meteorologische omstandigheden vermeden worden. U kunt ervoor kiezen om per soort individuen op verschillende standplaatsen waar te nemen. Deze waarnemingen moeten dan ook apart worden doorgegeven! Het is namelijk zeer waarschijnlijk dat de ene plant eerder is dan de ander. We willen dan juist graag de gegevens van beide planten ontvangen.
Kies planten die gemakkelijk te bezoeken zijn Het is aan te raden die soorten uit te kiezen die u eenvoudig regelmatig kunt waarnemen, bijvoorbeeld planten op weg naar het werk of school, planten in de buurt van uw huis. Door regelmatig (liefst elke dag) een kort bezoekje aan uw geselecteerde planten te brengen, heeft u de meeste kans exact de eerste dag van een nieuwe fenologische fase (fenofase) vast te stellen.
5
4 Elk jaar observeren Indien u besluit meerdere jaren te gaan observeren, is het wenselijk om zoveel mogelijk elk jaar dezelfde plant (bij houtachtige planten) of dezelfde locatie (bij kruidachtige planten die in het najaar verdwijnen) te observeren. Ter herkenning kunt u de planten een plastic label geven.
Definities
Voor het wetenschappelijk onderzoek is het belangrijk dat alle waarnemers dezelfde definities hanteren voor start van bijvoorbeeld bloei of bladontplooiing. Vooral de fasen van ontwikkeling van planten worden soms door mensen verschillend geïnterpreteerd. Hieronder staan deze fasen daarom nogmaals kort uitgelegd. Voor vogels en vlinders geldt meestal gewoon: de datum waarop het eerste individu gezien wordt.
Start bladontplooiing (BO) Eerste bladoppervlak zichtbaar van tenminste 3 bladeren. Het individuele blad heeft zijn uiteindelijke vorm aangenomen maar nog niet de uiteindelijke grootte. Bij Europese larix: start van naaldvorming, het pluimpje van naalden wordt losser, de naalden zitten aan de basis nog bij elkaar in de knopomhulsels, maar de naaldtoppen gaan zich spreiden. De naalden zijn nog klein, maar de uiteindelijke vorm is al helemaal ontwikkeld.
Start van de bloei (B) Voor kruidachtige planten: de eerste bloemen hebben zich geopend, de meeldraden zijn zichtbaar tussen de ontvouwen kroonbladeren. Voor houtachtige planten: tenminste op drie plaatsen van de plant zijn de eerste bloemen geopend. Bij Vlier: tenminste 50% van de bloemen hebben zich geopend. Bij de Hazelaar, Els en Grove den geldt voor bloei: de start van het stuiven van de mannelijke bloeiwijzen.
Eerste vruchten rijp (wilde planten) (V) De eerste vruchten hebben hun uiteindelijke kleur gekregen. Bij Paardekastanje en Eik geldt: de eerste rijpe vruchten vallen op een natuurlijke manier van de boom.
Herfsttint (H) Ongeveer 50% van de bladeren / naalden van de plant heeft de herfstkleur.
Einde herfsttint (HE) 100% van de bladeren / naalden van de plant heeft de herfstkleur.
Eind bladval (EB) De datum waarop de boom praktisch kaal is: minder dan 1000 bladeren over. 6
vogels Hirundo rustica
Boerenzwaluw
7
fenofase
Wanneer voor het eerst gezien (maart – april).
beschrijving
De (huis)zwaluw van het platteland. Geheel zwarte bovenzijde met lange staart.
grootte
17 - 21 cm (incl. 6 cm staart).
zang/roep
Het ‘wiet’, ‘wit-wiet’ verlevendigt in de zomer menig dorp. De zang is zacht en niet meer dan een gezellig gebrabbel.
habitat
Broedvogel van cultuurlandschappen en bijna altijd in de buurt van boerderijen te vinden.
Ficedula hypoleuca
Bonte vliegenvanger Wanneer voor het eerst gezien (april).
fenofase
Opvallend zwart/witgekleurde zomergast.
beschrijving
12 -13 cm.
grootte
zang, luide en herhaalde klanken die variëren van toonhoogte.
zang/roep
Broedvogel van loof- en gemengde bossen, broedt ook in oude parken en grote tuinen.
habitat
Phylloscopus trochilus
Fitis
8
fenofase
Wanneer voor het eerst gehoord (maart -april).
beschrijving
Kleine, levendige, lichtgroenige zanger met altijd lichte poten. Lastig te onderscheiden van de iets kleinere Tjiftjaf. Lichte pootkleur en groengrijzer verenkleed zijn diagnostisch.
grootte
11 - 12 cm.
zang/roep
Makkelijk herkenbaar aan het aflopende riedeltje ‘sisisiWUUJ-WUUJ-Wuuj.
habitat
Broedt in open bossen, bosschages en allerlei andere plaatsen met enige opgaande begroeiing.
Apus apus
Gierzwaluw Wanneer voor het eerst gezien (komt vrijwel altijd rond 30 april aan en vertrekt weer in augustus).
fenofase
‘Boemerangvogel’. Lange sikkelvormige vleugels. Geheel donker in vlucht met licht keeltje.
beschrijving
17 - 18 cm.
grootte
Diverse ‘schreeuwende’ en ‘gierende’ klanken. Het ‘srriieeerrrr’ is het bekendst.
zang/roep
Broedt in (oude) steden en dorpen. ‘Giert’ vaak in groepen boven de stad of door de straten.
habitat
Pluvialis apricaria
Goudplevier
9
fenofase
Wanneer voor het eerst gezien (juli - augustus).
beschrijving
‘Goud’kleurig van boven, zwart/wit van onderen. In winterkleed voornamelijk onopvallend bruin.
grootte
25 - 28 cm.
zang/roep
Roep een klagend ‘puu’ of ‘tuu’.
habitat
Broedt in hoogvenen, bergweiden en toendra. Voormalige broedvogel in Nederland.
Muscicapa striata striata
Grauwe vliegenvanger Wanneer voor het eerst gezien (mei).
fenofase
Kleurloze grijs/witte vogel met gespikkelde borst.
beschrijving
13 - 15 cm.
grootte
Roep een opvallend hard ‘zrie’, zang een aantal eenvoudige, zachte, hoge of piepende noten.
zang/roep
Broedt in bos, parken en tuinen met open, zonnige plekken om te jagen.
habitat
Dendrocopos major
Grote bonte specht
10
fenofase
Wanneer wordt voor het eerst een roffel gehoord (januari - februari).
beschrijving
Zwart/witte vogel ter grootte van een merel met rode onderdelen.
grootte
23 -26 cm.
zang/roep
Roep een kort ‘kuiek’, ‘zang’ bestaat uit een korte roffel die abrupt eindigt.
habitat
Broedt in bijna alle soorten bos, vooral met naaldbomen. Tegenwoordig ook broedvogel van parken, grote tuinen en cultuurlandschappen.
Limosa limosa
Grutto Wanneer voor het eerst gezien (februari – maart).
fenofase
Grote steltloper met lange poten. Mannetjes hebben in de broedtijd een rood/bruine kop en hals. Lange rechte snavel met een oranje basis. In vlucht opvallende witte vleugelbanen. Zit graag op palen en omheiningen op de uitkijk.
beschrijving
37 - 42 cm (incl. snavel van 8-11 cm).
grootte
Vogel is een zogenaamde ‘onomatopee’: een vogel die zijn eigen naam roept: ‘Gru-tto, Grut-to, gudde-GRU-tto’.
zang/roep
De koning van de weidevogels. Groot deel van de West-Europese populatie broedt in Nederland.
habitat
Vanellus vanellus
Kievit
11
fenofase
Wanneer wordt de eerste grote groep (meer dan 200) gezien (juni - juli).
beschrijving
Zwart/witte plevier met opvallende kuif. In vlucht dikke, ronde opvallende vleugels.
grootte
28 - 31 cm.
zang/roep
Zeer luidruchtig. In baltsvlucht een herkenbaar ‘kieWIEP, kieWIET’.
habitat
Broedt in Nederland in allerlei open landschapstypen, meestal op akkers of weilanden.
Cygnus olor
Knobbelzwaan Wanneer worden de eerste jongen gezien (mei - juni).
fenofase
Grote geheel witte zwaan, met een oranje knobbelsnavel. Grootste van in Nederland voorkomende zwanen.
beschrijving
140 - 160 cm (incl. 80 cm hals).
grootte
Meest gehoorde roep een explosief ‘Hieorrr!’.
zang/roep
Broedt in Nederland op zoetwatermeren, vijvers, sloten en parken. In het winterhalfjaar vaak in grote groepen foeragerend in weilanden rond het IJsselmeer en in het Deltagebied.
habitat
Cuculus canorus
Koekoek
12
fenofase
Wanneer voor het eerst gehoord (april).
beschrijving
Zo groot als een Vlaamse gaai maar slanker met een lange staart en in zit afhangende vleugels. Lijkt in vlucht op een vliegende Sperwer.
grootte
32 - 36 cm.
zang/roep
Wellicht het bekendste vogelgeluid: ‘KOE-koek’.
habitat
In Nederland in vele verschillende biotopen te zien, maar vooral te horen.
Anser albifrons
Kolgans Wanneer voor het eerst gezien (oktober).
fenofase
Middelgrote gans met oranjerode poten en opvallende witte ‘kol’ aan de snavelbasis.
beschrijving
64 - 78 cm.
grootte
Roep een tweelettergrepig rauw ‘kjuu-kjuu’.
zang/roep
Broedt op Siberische toendra. In Nederland in de winter in grote aantallen foeragerend op akkers en in weilanden.
habitat
Parus major
Koolmees
13
fenofase
Wanneer wordt de eerste uitgevlogen Koolmees gezien (mei).
beschrijving
Kleurrijke vogel, met gele buik, zwart/witte kop en een zwarte ‘stropdas’.
grootte
13 - 15 cm.
zang/roep
Veel verschillende levendige riedeltjes van heldere tonen.
habitat
Talrijke bosvogel en vaak in nabijheid van mensen in parken en tuinen. Komt regelmatig op voedertafels.
Turdus iliacus
Koperwiek Wanneer voor het eerst gezien of gehoord (oktober).
fenofase
Kleine lijster, met opvallende wenkbrauwstreep, gestreepte borst en roestbruine/oranje flanken en oksels.
beschrijving
19 - 23 cm.
grootte
Roep tijdens de trek een langgerekt, zuigend en hees ‘zjieeehh’. Vaak te horen tijdens de nachttrek in oktober.
zang/roep
In Noord-Europa een talrijke broedvogel van naaldbossen, maar ook van berkenbossen.
habitat
Grus grus
Kraanvogel
14
fenofase
Wanneer voor het eerst gezien (november).
beschrijving
Grootste Europese vliegende vogel. Overwegend grijs met zwart/witte hals en rode kruin.
grootte
96 - 196 cm.
zang/roep
Zeer kenmerkend, luid trompetterend ‘krro’ of ‘karrr’ van verre te horen.
habitat
Broedt in uitgestrekte bosmoerassen, aan meren met rietvelden, meestal in afgelegen gebieden.
Numenius phaeopus
Regenwulp Wanneer voor het eerst gezien (juli - augustus).
fenofase
Grote steltloper met naar beneden gebogen snavel met donkere kruin en lichte wenkbrauwstreep. Lange poten.
beschrijving
37 - 45 cm (incl. snavel van 6 - 9 cm).
grootte
Roep in vlucht een zeer kenmerkend en makkelijk te onthouden ‘biebiebiebiebiebiebiebiebie’.
zang/roep
broedt in het noorden en noordoosten van Europa in hoogvenen. In Nederland voornamelijk te vinden op graslanden langs de kust.
habitat
Saxicola rubicola
Roodborsttapuit
15
fenofase
Wanneer voor het eerst gezien (februari - maart).
beschrijving
Zwarte kop met een witte keelband, oranjeachtige buik. Doorgaans vrijzittend op paaltjes of de bovenste taken van (lage) struiken.
grootte
11 - 13 cm.
zang/roep
Zacht reutelend geprevel met korte scherpe klanken als ‘trak, wiet trak-trak, wiet’.
habitat
Broedt in open landschap met beperkte begroeiing, op heideterreinen en verruigde landschappen.
Mareca penelope
Smient Wanneer voor het eerst gezien (augustus - september).
fenofase
Middelgroot met donkerbruine kop en roomgeel voorhoofd. In alle kleden een witte opvallende buikvlek en witte flankvlek.
beschrijving
42 - 50 cm.
grootte
Een fluitend, herkenbaar ‘WIE-oe’. Voornamelijk te horen in vlucht, ook ‘s nachts.
zang/roep
Vaak in de buurt van water te vinden, maar ook in grote groepen foeragerend op (natte) weilanden.
habitat
Oenanthe oenanthe
Tapuit
16
fenofase
Wanneer voor het eerst op trek gezien (buiten broedgebied) (augustus – september).
beschrijving
Voornamelijk op de grond aan te treffen en maakt gebruik van lage uitkijkpunten als paaltjes of stenen.
grootte
14 -16 cm.
zang/roep
Roep een klakkend ‘tsjak’ of fluitend ‘hiit’. Zang prevelend met allerlei tjirpend en knetterende geluiden.
habitat
Vogel van open landschap, stenig of zandig terrein. Ook in weiden en akkers met stenen muren.
Phyllospocus collybita
Tjiftjaf Wanneer voor het eerst gehoord (maart).
fenofase
Kleine overwegend bruin zangertje met oogstreep en donkere poten.
beschrijving
10 - 12 cm.
grootte
Zeer herkenbaar ‘TjieeTUU, TjieeTuu’ alsof hij zijn eigen naam roept.
zang/roep
Broedvogel van allerlei bostypen, parken en landschappen met struiken en bomen.
habitat
Fringilla coelebs
Vink
17
fenofase
Wanneer voor het eerst gehoord (februari).
beschrijving
Vogel ter grootte van een huismus. Bruinoranje van voren, blauwgrijs van boven. Opvallende witte vleugelstreep die ook in vlucht goed zichtbaar is. Vrouwtjes onopvallender, lijken enigszins op vrouwtjes huismus maar hebben ook een duidelijke vleugelstreep.
grootte
14-16 cm.
zang/roep
Zeer opvallende luide zang ‘vinkenslag’. In roep zit een explosief ‘fink!’, in vlucht een minder hard ‘jupp’. Jonge mannetjes oefenen in februari een beetje stuntelig de vinkenslag. Luide, harde zang zeer kenmerkend tijdens een boswandeling.
habitat
Een van Europa’s talrijkste broedvogels. Een vogel van open bos, parken en tuinen. Foerageert vaak op de grond.
Oriolus oriolus
Wielewaal Wanneer voor het eerst gezien of gehoord (april - mei).
fenofase
Exotisch gekleurd: het mannetje is geel/zwart, het vrouwtje overwegend groen en geel. Eerder te horen dan te zien. Houdt zich hoofdzakelijk in de boomkruinen op.
beschrijving
22 - 25 cm.
grootte
Roep een schel ‘shrèè’, zang ‘duudeljo’.
zang/roep
In Nederland broedvogel van oud loofbos, vaak in buurt van water.
habitat
Anas platyrhynchos
Wilde eend
18
fenofase
Wanneer het eerste jong gezien (maart).
beschrijving
Grote eend. Mannetje overwegend grijs met een groene glanzende kop en opvallende zwarte gekrulde staartveren. Vrouwtjes onopvallend bruin gekleurd met in vlucht een blauwe vleugelspiegel. Allerlei kleurvarianten, van wit tot bontgekleurd, zijn vooral te vinden in stadsparken en vijvers. In natuurgebieden zijn de ‘echte wilde eenden’ doorgaans schuw en onopvallend.
grootte
50 - 60 cm.
zang/roep
Snaterend geluid. Een wegstervend KWAEKKWAEK-kwak-kwak-kwak-kwak.
habitat
Bekendste eendensoort in ons land. Overal te vinden waar water is met name in stadsparken. Voorvader van de tamme ‘soep’eend.
Haliaeetus albicilla
Zeearend Wanneer voor het eerst gezien (november).
fenofase
Grootste Europese roofvogel. De bijnaam ‘de vliegende deur’ is niet geheel onterecht. Jonge vogels geheel bruin, adulte exemplaren hebben een geheel witte staart.
beschrijving
76 - 92 cm, spanwijdte 190 - 240 cm.
grootte
Meestal zwijgzaam, nabij nest een op Zwarte specht lijkend ‘klie, klie, klie, klie, klie’.
zang/roep
Broedt aan zeekusten en langs grote meren en brede rivieren in Oost- en Noordoost-Europa.
habitat
19
vlinders
Lasiommata megera
Argusvlinder
20
fenofase
Eerste verschijning (april).
beschrijving
De voorvleugels zijn oranjebruin met bruine randen. Ze hebben bruine aderen en een oogvlek. De achtervleugel is bruin en heeft oranje vlekken en zwarte oogvlekken met een witte kern.
habitat
In heel Nederland een karakteristieke vlinder van droge graslanden, zoals wegbermen en dijken.
grootte
3,6 - 5,0 cm.
Vanessa atalanta
Atalanta Eerste verschijning (januari – maart).
fenofase
Vleugels zijn zwart met een rode streep over de voorvleugels en langs de achterzijde van de achtervleugels. De voorvleugels bevatten ook witte stippen op de punten. De Atalanta is een trekvlinder, al komt hij van minder ver dan de Distelvlinder. De Atalanta overwintert in het Middellandse-Zeegebied. Hoeveel vlinders bij ons opduiken hangt af van het aantal vlinders in die streken en of er een gunstige (zuidelijke) wind waait.
beschrijving
Zowel in de stad als op het platteland.
habitat
5,6- 6,2 cm.
grootte
Pararge aegeria
Bont zandoogje
21
fenofase
Eerste verschijning (maart).
beschrijving
Deze vlinder is donkerbruin van kleur met lichtgele of oranje vlekken. Op de voorvleugels zit een oogvlek, op de achtervleugel drie in oranje of gele vlakken geplaatst.
habitat
Een echte bosvlinder. Vooral in het zuiden en noorden is het een talrijke soort, maar vreemd genoeg ontbreekt hij in delen van Midden-Nederland.
grootte
3,8 – 4,4 cm.
Celastrina argiolus
Boomblauwtje Eerste verschijning: (maart).
fenofase
Vleugels van het mannetje zijn hemelsblauw. Het mannetje heeft een smalle zwarte zoom rond de voorvleugels. Het vrouwtje heeft bredere zwarte zomen en is ook donkerder van kleur. Ziet u in april een eenzaam blauwtje door de tuin vliegen, dan is dat vast het Boomblauwtje. Het vrouwtje heeft 6 vlekken op de achtervleugels.
beschrijving
Bossen, parken en tuinen. De eitjes worden afgezet op allerlei struiken en bomen.
habitat
2,6 – 3,4 cm.
grootte
Maniola jurtina
Bruin zandoogje
22
fenofase
Eerste verschijning (mei).
beschrijving
Vleugels van mannetje zijn donkerbruin met in het midden een witte oogvlek op de voorvleugel. De onderzijde van voorvleugel is oranje bestoven. De vrouwtjes hebben een oranje vlek op de voorvleugels.
habitat
In juli is dit vaak de talrijkste vlinder op graslanden. Komt verder voor in zeer open loofbossen, moerassen, braamstruwelen en struwelen met diverse wilgensoorten.
grootte
4,0 – 5,8 cm.
Gonepteryx rhamni
Citroenvlinder Eerste verschijning (januari – maart).
fenofase
De Citroenvlinder overwintert als vlinder en behoort tot de eerste voorjaarsbodes. Vooral de fel geel gekleurde mannetjes vallen goed op. De vrouwtjes zijn veel lichter van kleur en lijken van een afstandje wel wat op een witje.
beschrijving
Open plekken in bosgebieden en in tuinen. Voedselplanten van de rups zijn wegedoorn en sporkehout.
habitat
5,2 – 6 cm.
grootte
Inachis io
Dagpauwoog
23
fenofase
Eerste verschijning (januari – maart). De Dagpauwoog is voor veel mensen bekend als een van de eerste vlinders in het jaar.
beschrijving
De naam dankt deze vlinder aan de pauwenoogvlek op elke vleugel. Verder zijn de vleugels bruinachtig rood. De onderzijde van vleugels is zwart en glanzend.
habitat
Vrijwel overal en ook in stedelijke gebieden. Deze soort legt de eitjes op brandnetel.
grootte
5,4 – 6,0 cm.
Vanessa cardui
Distelvlinder Eerste verschijning (januari – maart).
fenofase
De vleugels zijn bruingelig oranje met zwarte witgevlekte punten aan de voorvleugels. De achtervleugels hebben rijen van zwarte vlekken. Elk jaar opnieuw moeten de Distelvlinders Europa opnieuw bevolken vanuit Afrika. Dat lukt het ene jaar beter dan het andere, reden waarom de aantallen enorm kunnen fluctueren. In het najaar sterven alle Distelvlinders bij de eerste nachtvorst.
beschrijving
Open landschappen en braakliggende gronden.
habitat
5,4 – 5,8 cm.
grootte
Thymelicus sylvestris
Geelsprietdikkopje
24
fenofase
Eerste verschijning (mei, vliegt meestal een of twee weken eerder dan het Zwartsprietdikkopje).
beschrijving
Het Geelsprietdikkopje heeft heldere bruingelige vleugels met zwarte aders. Het mannetje heeft een duidelijke zwarte streep op de voorvleugels. Het Geelsprietdikkopje lijkt erg veel op het Zwartsprietdikkopje.
habitat
Halfnatuurlijke graslanden, moerassen en pioniervegetaties.
grootte
2,6 – 3,0 cm.
Polygonia c-album
Gehakkelde aurelia Eerste verschijning (januari – maart).
fenofase
De Gehakkelde aurelia is meestal de laatste van de 'vlinder-overwinteraars'. Hij is makkelijk te herkennen aan de gehakkelde vleugelrand. De kleur van de vleugels is bruingelig oranje en heeft donkere tekeningen.
beschrijving
Open landschappen en in bosranden. De soort was vroeger beperkt tot het zuiden van ons land, maar de Gehakkelde aurelia breidt zich de laatste tijd steeds verder naar het noorden uit.
habitat
4,4 - 4,8 cm.
grootte
Callophrys rubi
Groentje
25
fenofase
Eerste verschijning (april).
beschrijving
De vleugels zijn bruin met geschulpte zomen aan achtervleugels. De onderkant van het Groentje is glanzend groen. Zo valt hij nauwelijks op als hij op een blaadje aan de rand van bos en hei zit.
habitat
Op ruigten, open plekken in het bos en bosranden, heidevelden.
grootte
2,6 – 3,0 cm.
Ochlodes venata
Groot dikkopje Eerste verschijning (mei).
fenofase
Dikkopjes vallen op omdat in rust de voorvleugels naar boven zijn samengeklapt, terwijl de achtervleugels opengevouwen en gespreid blijven. De vleugels van het mannetje zijn vlekkerig oranje met brede, donkerbruine marges en een brede zwarte vlek op voorvleugel. Vrouwtjes hebben donkerbruine vleugels met diverse oranje vlekken op de voorvleugel.
beschrijving
Op graslanden, braakliggende terreinen en in bosgebieden.
habitat
2,8 - 3,4 cm.
grootte
Pieris brassicae
Groot koolwitje
26
fenofase
Eerste verschijning (maart).
beschrijving
Deze soort is beduidend groter dan de andere twee witjes (pagina 29 en 30). De vleugels zijn wit met zwarte punten aan de voorvleugels. Overwintering als pop.
habitat
Komt algemeen voor op plaatsen met veel bloemen. De rupsen zijn de beruchte kooleters in de moestuin.
grootte
5,5 – 6,5 cm.
Hipparchia semele
Heivlinder Eerste verschijning (juni maar verschijnt vaak pas begin augustus).
fenofase
Vleugels bruin met verschillende gele banden bij de randen van de vleugel. Elke vleugel heeft twee zwarte vlekken met een wit middelpunt op de voorvleugel en een op de achtervleugel. Als de vlinders stil zitten zijn ze goed gecamoufleerd. Ze vallen dan pas op als ze weg vliegen.
beschrijving
Op zonrijke plaatsen op heiden, duinen en in bossen.
habitat
4,2 – 5,0 cm.
grootte
Coenonympha pamphilus
Hooibeestje
27
fenofase
Eerste verschijning (april).
beschrijving
Het Hooibeestje is een vrij klein, bruin, en niet erg opvallend vlindertje. De vleugels hebben een kleine grijze vlek op iedere voorvleugel. Onderzijde van voorvleugel is oranje aan de basis. Heeft ook een grote, geelgeringde oogvlek. Tot tien jaar geleden een talrijke en gewone verschijning, maar nu veel minder gewoon.
habitat
De meeste kans heeft u in de duinen of op de heide. Komt ook voor op grasrijke plaatsen.
grootte
2,6 - 3,4 cm.
Polyommatus icarus
Icarusblauwtje Eerste verschijning (april).
fenofase
Ziet u in mei of augustus blauwtjes op bloemen of in het gras zitten, dan zijn het meestal Icarusblauwtjes. De mannetjes zijn licht paarsblauw met fijne zwarte streep langs vleugelrand. De vrouwtjes zijn bruin en vallen een stuk minder op. Beide hebben bleek bruingrijze ondervleugels.
beschrijving
Grasland, ruigtes en bloemrijke weiden en dijken, op open plekken, in bosgebied en heidevelden.
habitat
2,8 - 3,6 cm.
grootte
Aglais urticae
Kleine vos
28
fenofase
Eerste verschijning (januari – maart).
beschrijving
Vleugels zijn oranjerood en hebben grote zwarte vlekken op de voorvleugels die gescheiden zijn door lichtgele ruimten. In de punt van de vleugel zit een witte ruimte. Aan de rand van de vleugels zitten blauwe sikkels. De tekening op onderzijde is gelijk aan bovenzijde. De Kleine vos overwintert als volwassen vlinder. Daarom is hij er in het voorjaar vroeg bij. De vrouwtjes leggen eitjes op brandnetel. In de zomermaanden vliegt dan de volgende generatie.
habitat
Vrijwel overal.
grootte
4,4 - 5,0 cm.
Lycaena phlaeas
Kleine vuurvlinder Eerste verschijning (april).
fenofase
De kleine, fel oranje gekleurde mannetjes verdedigen een klein territorium vanaf een hoge grasspriet. Zo vallen ze flink op. De voorvleugels hebben een zwarte zoom. De achtervleugels zijn brons-zwart met een onregelmatige oranje streep.
beschrijving
De vlinder wordt vooral gevonden in schrale vegetaties (duinen, heiden, schrale graslanden).
habitat
2,4 - 3,0 cm.
grootte
Pieris napi
Klein geaderd witje
29
fenofase
Eerste verschijning (maart).
beschrijving
Vooral in de oostelijke helft van ons land is het Klein geaderd witje vaak een van de talrijkste vlinders. Let op het verschil met het Klein koolwitje (die heeft geen bestoven aders op de onderkant van de achtervleugel).
habitat
Bijna overal, vooral in enigszins vochtige bloemrijke graslanden.
grootte
4,0 – 4,8 cm.
Pieris rapae
Klein koolwitje Eerste verschijning (maart).
fenofase
De meest wijd verbreide vlinder van ons land, die iedereen in zijn of haar omgeving kan vinden.
beschrijving
Overal, graag in tuinen.
habitat
4,2 – 5,4 cm.
grootte
Aphantopus hyperantus
Koevinkje
30
fenofase
Eerste verschijning (juni).
beschrijving
De vleugels variëren van zwart tot donkerbruin. Het vrouwtje heeft vage oogvlekken op beide vleugels, het mannetje niet altijd. Ondanks zijn mooie 'ogen' valt hij soms toch maar weinig op. Onderzijde is lichter.
habitat
In vochtige graslanden en langs bosranden moet het Koevinkje gezocht worden.
grootte
4,0 – 4,8 cm.
Araschnia levana
Landkaartje Eerste verschijning (maart).
fenofase
In het voorjaar is deze vlinder overwegend oranje van kleur. De vleugels hebben een zwarte tekening en vlekken. De tweede generatie, die in de zomer vliegt, is veel donkerder (soms bijna zwart).
beschrijving
In bosgebieden (open plekken) en langs rivieren. Dit is een vlinder die tot de jaren veertig uiterst zeldzaam was in Nederland, maar nu overal gevonden kan worden.
habitat
3,0 – 3,8 cm.
grootte
Anthocharis cardamines
Oranjetipje
31
fenofase
Eerste verschijning (maart).
beschrijving
Alleen de mannetjes hebben 'oranje tipjes', de vrouwtjes lijken veel op witjes. Het is een echte lente vlinder, die vooral eind april en in mei vliegt. Veel mensen zien het eerste Oranjetipje (hoe toepasselijk) op koninginnedag.
habitat
Open bosgebied, bloemrijke vochtige weiden en in de stad. De rups leeft van Look-zonderlook en Pinksterbloem.
grootte
3,8 – 4,8 cm.
Pyronia tithonus
Oranje zandoogje Eerste verschijning (juni).
fenofase
De vleugels zijn donkerbruin en hebben een kleine oranje vlek op de achtervleugel en een grotere op de voorvleugel. Verder zit er een oogvlek op iedere vleugel. De oogvlek op voorvleugel heeft twee witte stippen.
beschrijving
Te vinden op open plekken in bosgebieden maar ook bij heggen of laanbeplanting. Lokaal in Nederland is het Oranje zandoogje heel gewoon en soms ook bijzonder talrijk, maar in andere delen ontbreekt hij geheel.
habitat
3,4 – 3,8 cm.
grootte
Thymelicus lineola
Zwartsprietdikkopje
32
fenofase
Eerste verschijning (juni).
beschrijving
De vleugels zijn oranjebruin met zwarte aders. De onderzijde van de voorvleugel is licht oranjebruin met geelgrijze vleugelpunten en een donkere streep in het midden. Omdat de eitjes in overstaande grassen overwinteren, is de vlinder gevoelig voor het geheel maaien van een berm of grasland.
habitat
Kan bijzonder talrijk voorkomen in wegbermen en ruige graslanden.
grootte
2,4 - 2,8 cm.