DE LIMES TOEN Culturen in contact Het Romeinse leger Dagelijks Leven Religie en rituelen Romeinse politiek Romeinse architectuur
CULTUREN IN CONTACT De inheemse stammen Tussen 50 en 12 voor Chr. vestigen zich allerlei nieuwe bewoners in ons gebied, zoals de Bataven en de Cananefaten. Ook de Friezen (Frisii) worden voor het eerst als stam genoemd. De Bataven en Cananefaten worden al snel trouwe bondgenoten van de Romeinen en vechten aan Romeinse zijde mee tegen andere Germaanse stammen. Hun woongebieden worden omgevormd tot Romeinse bestuurlijke districten, civitates, met een stad als centrum. De Friezen betalen alleen belasting, maar ook zij worden bondgenoten van de Romeinen. Zij blijven de Romeinen trouw tot hun opstand in 28 na Chr.. Na 47 na Chr. maakt het Friese gebied definitief deel uit van het vrije Germania. Er zijn wel veel diplomatieke en handelscontacten met de Romeinen. Bataven en Romeinen De Bataven behoren tot de bekendste stammen van het Romeinse Rijk. De Romeinen beschouwen de Bataven als dappere soldaten en uitstekende ruiters. Volgens de Romeinse geschiedschrijver Tacitus kunnen de Bataven zó goed zwemmen, dat zij zonder hun paarden en wapens te verliezen in gesloten eenheden de Rijn kunnen oversteken. De Bataven maken deel uit van de keizerlijke lijfwacht en leveren grote aantallen soldaten voor de hulptroepen. Zij genieten lange tijd een bevoorrechte positie als bondgenoten van de Romeinen en hoeven bijvoorbeeld geen belasting te betalen. De toenemende machtsoefening door de Romeinen zorgt voor zoveel onvrede bij de Bataven dat zij in 69/70 na Chr. in opstand komen. Na de opstand herstelt de relatie tussen de Romeinen en Bataven. Er volgt wel een reorganisatie van de Bataafse troepen, die niet meer in de eigen omgeving worden gelegerd. De Bataven maken ook tijdelijk geen deel meer uit van de keizerlijke garde. 1
Bataafse mythe Met het verschijnen van de eerste gedrukte werken van Tacitus in de zestiende eeuw, kregen de Nederlanders weer belangstelling voor de Bataven. De Bataven werden een mythe: eenvoudige, dappere lieden die in verzet kwamen tegen een wrede onderdrukker en hun vrijheid heroverden. Ook golden zij als voorouders van alle Nederlanders. De Bataven werden daarmee een lichtend voorbeeld in allerlei politieke conflicten, met name in de strijd van de Republiek der Nederlanden tegen Spanje. Een bekend voorbeeld hiervan is Rembrandts schilderij De eed van Claudius Civilis (1662). Latere voorbeelden zijn de naam Bataafsche Republiek voor de Nederlandse staat tussen 1795-1806 en de naam Batavia voor de koloniale hoofdstad van NederlandsIndië. Ook tijdens WO II draafden de Bataven weer op als heldhaftige vrijheidstrijders. Romanisatie De komst van de Romeinen betekent een culturele, economische, religieuze en politieke schok. De inheemse stammen nemen de aspecten van de Romeinse cultuur over die hen het meest aanspreken. Dit proces heet ‘romanisatie’. Culturele invloed Naast het nieuwe fenomeen van de stad, introduceren de Romeinen op cultureel gebied onder meer de geschreven taal (het schrift) en de rechtspraak. Via import maakt Nederland kennis met olijfolie, wijn, papaver en vissaus. Kip komt ook voor het eerst op het menu. De kat wordt als huisdier geïntroduceerd. De Romeinen besteden veel aandacht aan hun lichaam en nemen een uitgebreide badcultuur mee. Ons gebied ligt ver van Rome en de Romeinse cultuur wordt hier voornamelijk verspreid door het leger, dat multicultureel is. Vele inheemse tradities kunnen hierdoor in stand blijven. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de bouwstijl van de boerderijen, de grafrituelen en de religie. Economische invloed De aanwezigheid van het leger zorgt voor een enorme vraag naar voedsel en materiaal. De plaatselijke bevolking moet de productie van voedsel en materiaal verhogen of aanpassen.
2
Bij de landbouw introduceren de Romeinen de oogstmachine, veel grotere runderrassen en nieuwe gewassen zoals broodtarwe en rogge. Ook het ambachtelijke werk verandert: de productie stijgt en het handgemaakte aardewerk maakt plaats voor aardewerk dat op draaischijven wordt gemaakt. Er ontstaat een bloeiende handel in etenswaren en luxeproducten. Binnen het gehele Romeinse Rijk kan met dezelfde munteenheid worden betaald. Ons land krijgt voor het eerst te maken met een monetair stelsel. Toch blijft bij de inheemse bewoners ook de ruilhandel populair. Na de Romeinen Na het vertrek van het Romeinse leger uit ons land dalen de bevolkingsaantallen enorm. De economie wordt weer grotendeels zelfvoorzienend. De handelswegen en andere Romeinse ingrepen in het landschap raken in verval. Van de Romeinse cultuur is weinig meer over. De bestuursvormen en de rechtspraak verdwijnen, net als de geschreven taal. Een aantal Romeinse uitvindingen zoals waterleiding, riolering en vloerverwarming, de manier van stenen bakken en het dragen van trouwringen komen pas veel later in de geschiedenis weer terug.
3
HET ROMEINSE LEGER Legereenheden Het Romeinse leger kent een zeer uitgebreide organisatiestructuur, met allerlei soorten troepen en eenheden. Dat geldt zowel voor de legioenen als voor de hulptroepen. Het Nederlandse deel van de Romense Rijksgrens wordt vooral bewaakt door hulptroepen (auxilia). Er is meestal maar één legioen aanwezig: in NijmegenHunerberg. Legioen Elk legioen heeft een naam en een nummer, zoals de legio X Gemina die lange tijd in Nijmegen gelegerd was. Een Romeins legioen bestaat uit 10 cohorten, aangevuld met 120 cavaleristen per legioen. De verdere onderverdeling is: een cohort = 480 soldaten, oftewel 3 manipuli; een manipel = 160 soldaten, oftewel 2 centuriae; een centuria = 80 soldaten, oftewel 10 contubernia; een contubernium = 8 soldaten. In totaal heeft een legioen 6.400 manschappen, waarvan er dus ongeveer 4.900 tot de gevechtstroepen, de equites legiones, behoorden. De rest van het legioen bestaat uit staf (voor ieder cohort 25 man), honderden soldaten voor de bemanning van de wachtposten en immunes: van andere taken vrijgestelde specialisten zoals dokters, timmerlui, jagers, trompettisten en vaandeldragers. De bevelhebber van het legioen heeft de titel legatus legionis en behoort tot de senatorenstand. Hij heeft een staf van zes hoge officieren, de tribunen. De aanvoerder van een centuria heet centurio. Hulptroepen (Auxilia) Het Nederlandse deel van de Limes wordt vooral bewaakt door hulptroepen. Deze bestaan meestal uit peregrini (vreemdelingen). De Romeinen sluiten vaak bondgenootschappen met stammen in recent veroverde gebieden. De ‘vreemdelingen’ in de hulptroepen zijn vaak leden van deze stammen. De bondgenoten van de Romeinen in Nederland zijn de Friezen, Bataven en Cananefaten. Zij leveren dan ook soldaten voor de hulptroepen. Deze soldaten worden vaak in hun eigen omgeving gelegerd. Dat verandert nadat zij tijdens de Bataafse opstand de kant van de rebellen kiezen.
4
Culturele mengelmoes In de Nederlandse castella zijn onder meer hulptroepen geweest uit Noord-Afrika, Oostenrijk, Gallië, Engeland, Spanje en de Balkan. Dit is te zien aan de namen van de eenheden. In Traiectum (Utrecht) lag bijvoorbeeld lange tijd een eenheid Spaanse infanteriesoldaten: het cohors II Hispanorum peditata. De soldaten uit de legioenen waren altijd Romeinse burgers (met de rechten van dien), maar niet per se Italiaans. Er waren bijvoorbeeld ook Franse, Spaanse en Griekse legionairs. Romanisatie Een Romeins legerkamp bestond dus uit een mengelmoes van allerlei culturen. Het leger kreeg daardoor een belangrijke rol in de romanisatie van inheemse stammen. Naast vechttechnieken en organisatievormen, verspreidde het leger ook culturele en godsdienstige idealen. In een afgelegen gebied als Nederland was het leger zelfs de belangrijkste bron van de Romeinse cultuur. Rekrutering en training Een militair bestaan biedt in de Romeinse tijd vele voordelen: het betaalt uitstekend, de leefomstandigheden zijn goed en er zijn zelfs carrièremogelijkheden.. Een rekruut moet wel aan een aantal eisen voldoen, zoals: - gezond en sterk zijn; - een minimale lengte van 1.75 m hebben; - bij voorkeur tussen de 18 en 23 jaar zijn, met een maximum leeftijd van 35 jaar; - een goede referentie hebben. Voor de legioenen geldt ook nog de eis dat een rekruut het Romeins burgerrecht moest bezitten. Als hij is aangenomen, moet de rekruut de militaire eed van trouw afleggen en kan de training beginnen. Die training omvat lange marsen met volle bepakking, oefeningen voor kracht en behendigheid en wapen- en oorlogstraining. Als er water in de buurt is, moet de toekomstige soldaat ook nog leren zwemmen.
5
Uitrusting Een soldaat gaat gekleed in een lang wollen hemd (tunica) met daaroverheen een harnas van metalen ringetjes of stroken ijzer. Over het harnas komt soms een mantel, vastgemaakt met een kledingspeld (fibula). Aan zijn voeten heeft hij leren sandalen, beslagen met spijkers. En op zijn hoofd een bronzen of ijzeren helm met wang- en nekbescherming. Iedere soldaat heeft een schild, met aan de buitenkant een schildknop (umbo). De wapenuitrusting bestaat uit twee speren en een kort zwaard (gladius). Veel soldaten dragen als aanvulling een dolk (pugio) aan hun riem. De uitrusting van de soldaten uit de hulptroepen is meestal beperkter en van mindere kwaliteit dan die van hun collega’s in de legioenen. Dat geldt ook voor de onderkomens. Soldaten uit de hulptroepen krijgen ook nog eens veel minder betaald: maar éénderde van het salaris van een legionair. Werk en vrije tijd Zelfs als er geen gewapende strijd is, heeft het leger veel te doen. Naast het toezicht op de grens moet er ook gezorgd worden voor aanleg en onderhoud van forten, wegen, bruggen, opslagplaatsen en wachtposten. Zeker in Nederland is dit een zwaar en omvangrijk karwei. Op de legerplaats krijgen de soldaten gevechtstrainingen en verrichten zij allerlei taken. Zo produceren zij er aardewerk, glas, tegels en dakpannen. Dakpannen krijgen het stempel van de legereenheid. Voor hedendaagse archeologen is dat erg handig: door die stempels weten zij precies welke eenheden er op een bepaalde plaats gelegerd waren. In hun vrije tijd kunnen de soldaten spelletjes spelen of het badhuis bezoeken. De Romeinen vinden een goede lichaamsverzorging belangrijk en bouwen dus bij ieder legerkamp een badhuis. Sommige soldaten brengen hun vrije tijd door met hun vriendin en eventuele kinderen die in het kampdorp wonen. Na 25 jaar trouwe dienst Als een soldaat uit de hulptroepen het zware militaire bestaan 25 jaar heeft volgehouden, wordt hij rijkelijk beloond. Hij krijgt het begeerlijke Romeins burgerrecht en de bijbehorende driedelige naam. Hij mag eindelijk trouwen. Zijn vrouw en nakomelingen ontvangen ook het Romeinse burgerrecht. Bovendien wordt aan de veteraan meestal ook een stuk land toegewezen.
6
DAGELIJKS LEVEN In de buurt van de Romeinse forten ontstaan meestal burgerlijke nederzettingen in de vorm van kampdorpen. De komst van de Romeinen zorgt ook voor de eerste steden in ons land. Net als de soldaten hebben de bewoners van deze nederzettingen goed te eten en zijn er allerlei vormen van vermaak. 1. Leven in het kampdorp In de omgeving van een Romeins fort ontstaat altijd een kampdorp. Hier zijn werkplaatsen, herbergen, bordelen en winkels te vinden. Vicus en canabae In de buurt van een Romeins fort ontstaat altijd een kampdorp. Bij een castra (legioenskamp) noemen de Romeinen dat een canabae, bij een castellum (fort) vicus (mv. vici). Ons woord ‘wijk’ is daarvan afgeleid. De kampdorpen liggen op militair terrein en vallen onder het bevel van de legerleiding. Een kampdorp heeft werkplaatsen, herbergen, bordelen en winkels. Een soldaat kan dus naar het kampdorp voor spullen, vermaak en lekkernijen. In de werkplaatsen maken de bewoners aardewerk, helmen, schoenen en wapens. Ook repareren zij uitrustingsstukken van het leger. De bewoners Behalve ambachtslieden, uitbaters en handelaren wonen soms ook de vriendinnen en kinderen van de soldaten in het kampdorp. De relatie is wel ‘illegaal’: een Romeinse militair mag pas trouwen na zijn diensttijd van 25 jaar. Het kampdorp herbergt ook veel tijdelijke bewoners: reizende ambtenaren, kooplieden, handelaren en koeriers. De meeste vici beschikken dan ook over een herberg, poststation en wisselplaats voor paarden. De bewoners van een kampdorp hebben een eigen begraafplaats. Andere voorzieningen zoals de kades en het badhuis gebruiken soldaten en kampdorpbewoners wel gezamenlijk.
7
2. Leven in de stad Met de komst van de Romeinen ontstaan de eerste steden in ons land: Ulpia Noviomagus en Forum Hadriani. De indeling Een typische Romeinse stad bevat de volgende elementen: religieuze gebouwen, openbare gebouwen zoals marktplaatsen, badhuizen, theaters en bestuurlijke gebouwen. Er zijn ook vaak verdedigingswerken. Bij de bouw van een stad letten de Romeinen op stevigheid, doelmatigheid en smaak. Zij geven de voorkeur aan monumentale, versierde gebouwen. Net als bij de opbouw van een castellum verdelen de hoofdstraten het terrein in vier rechthoeken. Op het snijpunt van deze straten ligt de marktplaats (forum). De belangrijkste tempel van de stad ligt hier net naast. Romeinse steden beschikken over waterleiding, afvoerkanalen en gemeenschappelijke toiletten. Onder het stadsbestuur vallen ook de politie en de brandweer. Alle andere diensten zijn in particuliere handen. Stadsbewoners De bewoners van een stad zijn zowel Romeinse burgers als peregrini, vrije inwoners van inheemse afkomst. De meeste burgers behoren tot de middenklasse. De luxe en omvang van de woningen hangt af van de status en rijkdom van de eigenaren. De stedelingen kopen veel van hun dagelijkse benodigdheden op de markt. De prijzen van de eerste levensbehoeften zoals brood en olijfolie zijn voor iedereen betaalbaar. Ambachtslieden De ambachtslieden wonen en werken meestal bij elkaar. Soms verenigd in gilden (collegia), soms zijn de bakker, slager en bierbrouwer elkaars buren. Hun winkels zijn naar de straat gericht met een woonvertrek erboven. De ambachtslieden doen veel van hun werk op de binnenplaats achter de winkels. 3. Vrije Tijd De familie De families in de steden zijn groot en omvatten ook de grootouders, slaven en vrijgelatenen. Vrouwen nemen geen deel aan het openbare leven, maar houden zich bezig met het huishouden en het gezin. Romeinen trouwen uit vrije wil en uit liefde.
8
Eten en drinken Op het dagelijkse menu van de soldaten staat bijna een kilo brood en pap aangevuld met verschillende soorten groente, fruit en vlees. De soldaten eten meestal rundvlees, maar schaap, kip, varken en vis zorgen voor afwisseling. Zanglijsterborstjes zijn een ware delicatesse. Olijfolie is een basisingrediënt van de Romeinse keuken. Kruiden als dille, karwijzaad, koriander, peterselie, selderij en venkel geven het eten meer smaak. Honing komt zowel in desserts als in andere gerechten voor. Een geliefde saus is garum, gemaakt van rottende visresten. De Romeinen drinken wijn en bier. Er zijn een aantal websites met recepten zoals Coquinaria en Antique Roman Dishes-Collection (eng). De Romeinen koken met kookpotten op een open vuur. Voedsel bewaren zij in vaten of kruiken (amforen). Luxe aardwerk zoals terra sigillata dient als servies. Alleen de welgestelden hebben vaatwerk van brons of glas. Lezen en schrijven In de Romeinse tijd kunnen de meeste soldaten en een deel van de burgers lezen en schrijven. Dit is te zien aan ingekraste opschriften, graffiti, op aardewerk. Schrijven gebeurt met een metalen of benen stift (stilus) op een houten plankje dat bestreken is met was. Bij versturing wordt het plankje afgesloten met een zegeldoosje, zodat de ontvanger weet wie de afzender is. Zelfs degenen die kunnen lezen en schrijven, zijn meestal nauwelijks op de hoogte van de gebeurtenissen in de rest van het rijk. Informatiebronnen zijn beperkt tot officiële boodschappen en verhalen van reizigers. Het badhuis Een bezoek aan het badhuis vormt voor veel Romeinen een vast onderdeel van de dag. Het badritueel bestaat uit een afwisseling van baden met verschillende temperaturen. De Romeinen smeren zich in met een mengsel van olijfolie en zand. Daarna schrapen zij hun lichaam schoon met een badschraper. Het toiletgerei bestaat verder uit pincetten, oorlepeltjes, scheermessen, scharen, kammen en handspiegels. Maar er is nog veel meer te doen in het badhuis: sporten, vergaderen, zaken doen, eten en luisteren naar voordrachten van dichters en filosofen.
9
Spelen Openbare spelen als gladiatorengevechten, dierengevechten en theatervoorstellingen zijn van groot politiek belang. Dat geldt ook voor de vele religieuze en politieke feestdagen. Andere vormen van vermaak zijn damspelen en dobbelen. Gezelligheid zoeken de Romeinen bij voorkeur thuis bij het gezin. De herberg heeft een dubieuze reputatie omdat er meestal ook een bordeel te vinden is.
10
RELIGIE EN RITUELEN Romeinse goden De Romeinen vereren een hele godenfamilie en nemen ook nog allerlei oosterse goden over. Jupiter is de Romeinse oppergod, hij zorgt voor het welzijn van de Romeinse staat. Ook zijn vrouw Juno en zijn dochter Minerva zijn belangrijke goden. Minerva is de godin van de militaire deugden, kunst en nijverheid. De Romeinse goden vormen een omvangrijke familie die samen over alle facetten van het bestaan waakt. Vooral Mercurius, god van de handel, en Mars (oorlogsgod) zijn populair. Hetzelfde geldt voor de Romeinse halfgod Hercules, een mens die door zijn heldendaden onsterfelijk werd. Ook de Romeinse keizer wordt als god vereerd. De verering van de Romeinse goden en de keizer is een bewijs van trouw aan de Romeinse staat en komt dus ook in de provincies vaak voor. In ons land hebben op verschillende plaatsen imposante Jupiterzuilen gestaan. De Romeinen verspreiden de beeltenissen van de goden ook op kleine gebruiksvoorwerpen zoals munten en gemmen (halfedelstenen of glas met een afbeelding erin gesneden, oorspronkelijk in ringen bevestigd) Andere goden Naast de goden en halfgoden vereren de Romeinen beschermgeesten van mensen of plaatsen. Zij nemen ook een aantal oosterse goden over. Onder soldaten is de Perzische Mithras, god van het licht, erg populair. De oosterse goden komen via handelaren en soldaten ook naar ons land. In Valkenburg (Zuid-Holland) ontdekten archeologen een bronzen beeldje van de Egyptische godin Isis. In Vechten vonden zij een stenen kop van de eveneens Egyptische god Serapis. Inheemse religie De Romeinen zien overeenkomsten tussen de karaktertrekken van hun eigen goden en inheemse goden. Zij voegen de naam van de Romeinse god toe aan de inheemse naam. In onze streken worden ook lokale vruchtbaarheidsgodinnen aanbeden. De Romeinen eisen dat de inheemse bevolking de Romeinse goden en de keizer vereert, maar verder staan zij tolerant tegenover het vereren van vreemde goden. “Alles wat de mens toegang tot de hemel verschaft, mag vereerd worden”, aldus de Romeinse filosoof en schrijver Cicero. 11
Volgens de ‘interpretatio Romana’ zijn er overeenkomsten tussen de karaktereigenschappen van de Romeinse goden en de inheemse goden. De verschillende namen zijn uit te wisselen en te combineren. Een Nederlands voorbeeld is Hercules Magusanus: een samentrekking van de Romeinse halfgod Hercules en de Bataafse god Magusanus. De tempel die de Romeinen samen met de Bataafse elite in Elst bouwen, is waarschijnlijk aan deze god gewijd. Dat geldt ook voor de monumentale tempel in Empel. Vruchtbaarheidsgodinnen In onze streken worden verschillende lokale vruchtbaarheidsgodinnen vereerd. Zij moeten zorgen voor de vruchtbaarheid van mens, dier en gewassen. Deze godinnen behouden hun inheemse naam, met de toevoeging dea (godin). De vruchtbaarheidsgodin Nehalennia had vooral aanhangers in het stroomgebied van de grote rivieren. Handelaren en zeelieden wijden altaren aan haar als dank voor een veilige reis. In Colijnsplaat en Domburg lagen aan Nehalennia gewijde heiligdommen. De locaties zijn door de zee verwoest. Vrijwilligers bouwen momenteel in Colijnsplaat een reconstructie van het heiligdom dat daar heeft gelegen Grafrituelen De Romeinen en de inheemse bevolking cremeren hun doden. Zij geven de overledenen grafgiften mee voor de reis naar de onderwereld of het leven in het hiernamaals. De Romeinen begraven de crematieresten van hun doden langs de wegen. De Romeinse wet verbiedt namelijk het verbranden en begraven van doden binnen de muren van een stad of legerkamp. Veel Romeinen geloven dat de ziel van de dode in leven blijft. Ze sluiten het graf dus goed af om te voorkomen dat de dode terugkeert onder de levenden. Crematie Vóór de komst van de Romeinen cremeren de inheemse stammen hun doden en begraven zij de crematieresten in een ondiep kuiltje in de grond. Grafheuvels en grafgeschenken lijken te ontbreken. In de Romeinse tijd ontstaat een vermenging van inheemse en Romeinse gebruiken. De doden worden nog steeds gecremeerd, maar behalve simpele crematiegraven komen ook grafheuvels, monumentale grafzerken en askisten voor. De grafgebruiken verschillen per regio.
12
Grafgiften De overledenen krijgen van de inheemse bevolking nu ook grafgiften mee voor hun reis naar de onderwereld of het leven in het hiernamaals. Aanvankelijk gebruiken de nabestaanden handgemaakt inheems aardewerk, maar al snel vervangen zij dat door Romeinse importartikelen zoals terra sigillata (rood glanzend luxe aardewerk). Andere grafgiften zijn bronzen en glazen vaatwerk, voedsel en zelfs meubilair. Het aantal grafgiften en de kostbaarheid ervan hangen af van de status van de overledene.
13
ROMEINSE POLITIEK De Romeinse buitenlandse politiek heeft veel invloed op de Nederlandse Limes gehad. De plannen voor verdere verovering van Germanië en Engeland en het opgeven daarvan bepaalden hoe de Limes eruit zag. De Elbe-politiek In 57 voor Chr. bereikt Caesar als eerste Romeinse legerleider het zuiden van ons land. Na een aantal jaren zware strijd laat hij het gebied achter zonder Romeins gezag. In 12 voor Chr. probeert Augustus het opnieuw. Zijn stiefzoon Drusus krijgt het commando. Het leger bouwt in deze periode de castra in Nijmegen en de Dam en het Kanaal van Drusus. De buitenlandse politiek is vanaf dat moment: niet de Rijn, maar de Elbe moet de noordoostelijke grens van het imperium worden. Hiervoor zijn verschillende redenen: de plunderingen in het gebied door inheemse stammen, het militaire voordeel van een linie tussen Elbe en Donau en de plannen van de inmiddels tot god verklaarde Caesar. Ons land heeft in deze periode een belangrijke strategische positie: het is de uitvalsbasis voor de verovering van de rest van Germanië en Engeland. De veldtochten De campagne van Drusus is succesvol: in een paar maanden tijd onderwerpt hij onder meer de Friezen. Na Drusus proberen de Romeinen nog een aantal keer de rest van Germanië te veroveren. Zo voert het leger onder leiding van Germanicus in 15-16 na Chr. een grootschalige campagne. In deze periode komt er ook een versterking op Fries gebied: het vlootstation Velsen. De soldaten bouwen ook een fort in Arnhem.
14
Het succes van de veldtocht valt uiteindelijk tegen. Keizer Tiberius besluit dan ook de plannen voor de verovering van Germanië te staken. De Romeinen zetten de oorlog voort met diplomatieke middelen: het sluiten van verdragen, het uitdelen van geschenken en het aanwakkeren van conflicten tussen inheemse stammen. Veldheer Corbulo begint rond 41 na Chr. aan de onderwerping van het gehele Friese en Noord-Duitse gebied. Vlak voor deze campagne zijn nieuwe forten langs de Rijn gebouwd: in Rijnwaarden, Alphen aan den Rijn-Centrum en Valkenburg. Er komt ook een nieuw steunpunt in Velsen. De Rijn als grens Ondanks de successen van Corbulo, besluit keizer Claudius in 47 na Chr. de campagne te beëindigen. De reden hiervoor is niet bekend. Misschien wilde hij zich concentreren op de verovering van Brittania, die gelijktijdig plaatsvond. Corbulo moet de veroverde gebieden opgeven, net als de versterking in Velsen. Het trekt zijn troepen terug tot aan de Rijn. Deze rivier wordt ingericht als onderdeel van de Rijksgrens, de Limes. Het leger bouwt nieuwe forten om de grens te bewaken en ook de bestaande forten krijgen een plaats in de verdedigingslinie. Vanaf dit moment voeren de Romeinen een defensieve politiek. Keizerlijk bezoek Een bezoek van de keizer heeft steeds veel invloed gehad op de Limes. De bezoeken van keizer Trajanus in 98 na Chr. en die van keizer Hadrianus in 122 na Chr. zorgen voor een ingrijpende opknapbeurt van de Limesweg. Keizer Hadrianus bezoekt ook de hoofdstad van de Cananefaten in Voorburg en geeft deze stad marktrechten. De stad wordt naar hem vernoemd: Forum Hadriani Keizer Valentianus brengt in 368 na Chr. een werkbezoek aan Nijmegen. Dit leidt volgens historische bronnen tot herstel van de Rijngrens, maar archeologisch bewijs daarvoor ontbreekt.
15
De invloed van Rome Neder-Germanië lag als provincie ver verwijderd van Rome en had meestal weinig te maken met de politiek. Op sommige momenten is de chaos in Rome echter zo groot dat inheemse leiders de strijd aangaan met de uitgedunde Romeinse troepen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Bataafse opstand in 69/70 na Chr., maar ook bij de oprichting van het Gallisch Rijk in 259-273 na Chr.. Keizerlijke besluiten zoals het verlenen van het algemeen burgerrecht aan alle vrije inwoners van het Rijk in 212 na Chr., beïnvloedden ook het leven in NederGermanië.
16
ARCHITECTUUR De Romeinen baseren hun bouwstijl op symmetrie en vaste verhoudingen. Deze stijl gebruiken zij ook voor de gebouwen in Nederland. Voor militaire gebouwen gelden aanvullende bouwvoorschriften. Basisvormen De basisvorm van de antieke Romeinse architectuur is het vierkant. De Romeinen maken verder gebruik van symmetrie en vaste verhoudingen, waarvoor de verhoudingen van het menselijk lichaam de inspiratie vormden. De Romeinen passen ook de Griekse Gulden Snede toe, door de Romeinen de sectio aurea of proportio divina genoemd. Met dit principe wordt een vlak of lijn op zo’n manier verdeeld dat de verhouding tussen het kleinste deel en het grootste deel hetzelfde is als die tussen het grootste deel en het gehele vlak. Voor militaire complexen en gebouwen gelden allerlei aanvullende bouwvoorschriften, die vooral voortkwamen uit strategische overwegingen. Zo ligt een fort altijd met de voorkant naar de vijand gericht. 1. Castella Alle Romeinse forten hebben dezelfde plattegrond: een rechthoekig terrein met afgeronde hoeken. In het kamp leggen de Romeinen langs loodrechte lijnen wegen en gebouwen aan. Bouw en herbouw Het Romeinse castellum (fort) in Valkenburg (Zuid-Holland) is een van de best onderzochte forten in Nederland en leverde dus veel kennis op over de Nederlandse Limesforten. Archeologen ontdekten dat de Romeinen de forten meerdere keren herbouwden. Na de verwoestingen van de Bataafse opstand in 69/70 nC moesten zij zelfs alle forten in dezelfde tijd opnieuw bouwen. De forten bestaan aanvankelijk allemaal uit hout en aarde. Dit wordt geleidelijk vervangen door steen. Aan het einde van de tweede eeuw zijn alle Rijnforten van steen.
17
Elk Romeins fort heeft dezelfde plattegrond: een rechthoekig terrein met afgeronde hoeken. In het kamp leggen de Romeinen langs loodrechte lijnen wegen en gebouwen aan. Een soldaat kon dus zelfs in een vreemd fort met z’n ogen dicht de weg vinden. Het castellumterrein Een of meerdere v-vormige verdedigingsgrachten, ook wel spitsgrachten genoemd, vormen de buitenste verdedigingslinie van het castellum. Binnen de grachten ligt een wal van hout en aarde of een stenen muur. Op deze wal of muur staan wachttorens: in ieder geval op de vier hoeken en soms ook nog op regelmatige afstanden daartussen. De castella liggen meestal met hun front naar de Rijn en dus naar de vijand gekeerd. De meeste forten hebben vier ingangen. In het midden van de voorzijde is de hoofdingang: de porta praetoria. Bovenop deze poort staat aan weerszijde een wachttoren. De drie andere zijden hebben vaak ook een toegangspoort. Binnen het kamp In het legerkamp lopen vanaf de poorten twee belangrijke straten die elkaar loodrecht in het centrum snijden: de via praetoria en de via principalis. Deze hoofdstraten verdelen het kamp in vieren. De via praetoria loopt uit op het hoofdkwartier, de principia. De principia vormt letterlijk en figuurlijk het hart van het kamp: het is tegelijkertijd het bestuurlijke, administratieve en het religieuze centrum. Soldaten krijgen er hun bevelen en vereren er goden en de keizer. Het principia-complex is rondom afgesloten. De vertrekken liggen rond een open binnenhof. Een belangrijke ruimte is de aedes: hierin staan de vaandels van de eenheid opgesteld en wordt de kampkas bewaard. Een deel van de vertrekken is versierd met wandschilderingen en beschikt over vloerverwarmingssysteem (hypocaustum).
18
Andere gebouwen De commandant leeft in een comfortabel huis, de praetorium. Ook de officieren hebben, in vergelijking met de soldaten, ruime en luxueuze onderkomens. De soldaten moeten met z’n achten in één barak bivakkeren. Deze staan in paren op het kampterrein. De meeste legerkampen beschikken over een horreum (graanopslagplaats). Afhankelijk van de grootte van het kamp zijn er bijvoorbeeld ook nog stallen, een ziekenboeg en werkplaatsen. Vanwege het brandgevaar – voor warm water moet flink gestookt worden – ligt het badhuis altijd buiten het castellum. 2. Wachttorens Vanuit een wachttoren kunnen de Romeinse soldaten de omgeving van de Limes goed observeren. Een wachttoren heeft twee of drie verdiepingen en wordt omgeven door een greppel. De opgravingen in Utrecht-Leidsche Rijn bewezen dat de Romeinen ook in ons land wachttorens bouwden voor toezicht en communicatie langs de grens. Vanuit een wachttoren was het mogelijk een gebied van zo'n 1 tot 1,5 km in de omtrek te observeren. Om een onbelemmerd uitzicht te hebben, kapte het leger de bomen in de omgeving. Dit leverde ook meteen veel hout op. Met rook- of vuursignalen konden de soldaten in de wachttoren om versterking vragen. De Romeinen bouwden zowel houten als stenen wachttorens. De opbouw Een wachttoren heeft twee of drie verdiepingen. De wachttorens in Leidsche Rijn hadden zijden tussen de 3 en 4 meter, met een hoogte van 5 tot 8 meter. Rondom ligt een omheining van houten palen, oftewel palissade, met daaromheen weer een greppel. De bovenste verdieping is het wachthuis, omgeven door een balkon. Hiervandaan kunnen de soldaten de omgeving scherp in de gaten houden. Op de verdieping eronder is het woon- en slaapvertrek. Bij veel wachttorens bevindt zich op de begane grond een haardplaats. Tussen de verdiepingen in zijn interne trappen. Wachtdiensten Soldaten uit een nabijgelegen legerkamp bemannen waarschijnlijk met z’n vieren de wachttoren. Hun dienst kan enkele dagen duren, de soldaten moeten dus ook in de wachttoren slapen en hun eigen potje koken. De meegebrachte rantsoenen vullen zij aan met zelfgevangen vissen. Uit de vondst van speelschijfjes in Leidsche Rijn blijkt dat de soldaten gelukkig ook tijd voor vermaak hadden. Wachttorens Vanuit een wachttoren kunnen de Romeinse soldaten de omgeving van de Limes goed observeren. Een wachttoren heeft twee of drie verdiepingen en wordt omgeven door een greppel.
19
3. Villa’s Een Romeinse villa is een groot agrarisch bedrijf met een stenen hoofdgebouw in Romeinse stijl. De bijgebouwen op het terrein hebben een economische functie. Bij het woord 'villa' heeft u waarschijnlijk een andere voorstelling dan een groot agrarisch bedrijf. Toch worden deze bedrijven in de Romeinse tijd villae rusticae genoemd. De villa’s verbouwen graan voor het leger en de bevolking in de steden. In Nederland zijn ze vooral te vinden in Limburg. Een villabedrijf bestaat uit een hoofdgebouw en bijgebouwen. Het hoofdgebouw Een villa heeft een groot stenen hoofdgebouw in Romeinse stijl, met een rechthoekige vorm. Een brede voorgevel met twee hoektorens en een zuilengalerij vormt de ingang van het gebouw. Het hoofdgebouw beschikt over verschillende woon-, werk- en slaapvertrekken. Het vormt een comfortabele woning voor de eigenaar van het bedrijf en zijn gezin. Er is een uitgebreide badgelegenheid, soms zelfs met verschillende baden en een sauna. Sommige vertrekken beschikken over vloerverwarming en stromend water. Afhankelijk van de rijkdom van de eigenaar is een deel van de vertrekken gedecoreerd met wandschilderingen, vloermozaïeken en vensterglas. Bijgebouwen Het hoofdgebouw en de bijgebouwen liggen rond een open binnenplaats, zodat een rechthoekige grondvorm ontstaat. Bijgebouwen kunnen zowel van steen als van hout zijn. Ze dienen als voorraadschuren, dienstverblijven, stallen en werkplaatsen. Buiten dit afgebakende erf liggen de akkers. Museum het Valkhof heeft de villa’s van Kerkrade en van Mook laten reconstrueren in tekeningen en 3-d animaties. De villa van Mook zal ook zichtbaar gemaakt worden op de vindplaats.
20