De Lamme Stormer. PAUL BECKERS
TONEELMANUSKRIPT ALLE RECHTEN VOORBEHOUDENDIT WERK MAG NIET WORDEN OPGEVOERD ZONDER VOORAFGAANDE SCHRIFTELIJKE TOELATING VAN
A.L.M.O. BVBA FRANKRIJKLEI 132 B-2000 ANTWERPEN Tel : 03 -233 33 6O
WAAR OOK DE NODIGE TEKSTEN TER BESCHIKKING STAAN.
De Spelers: • Bere caféhouder • Lydie zijn vrouw • Saar hun dochter • Neel ongehuwd landbouwer • Taal muzikant, stroper • FRANS brouwersgast, muzikant • Teire koewachter, gemeenteraadslid • Sooi arbeider • De Smed eierhandelaar, klusjesman • Mr. Pastoor moeial, zielenherder
Het Dekor:
Achteraan links een deur naar de keuken.
Achteraan rechts een tapkast.
Tussen deur keuken en tapkast een vogelpik.
Links een deur naar buiten.
Naast buitendeur een venster.
Enkele tafels en stoelen.
Als het doek opengaat is Lydie op een vlieg aan het jagen, Neel komt op.
EERSTE BEDRIJF :
Een zonnige, zomerse voormiddag.
1.
NEEL
Dag schoonheid ! Aan het stoffen, zie ik. Kan ik soms een handje toesteken ? Ge weet, met alle plezier hé.
2.
LYDIE Laat maar Neel, zonder uw hulp zal het ook wel gaan. Wat mag het zijn ? Een glas melk zeker ?
3. NEEL Zijt ge gek geworden. Een glas melk. Ten eerste heb ik nog nooit melk gedronken en ten tweede zou ik het met de kermis nooit doen. Geef me maar vlug een stevige pint. (Lydie treuzelt) Wat is er ? Is het nog voor vandaag ? 4.
LYDIE Er is geen bier meer in huis.
5.
NEEL
6.
LYDIE En toch is het zo Neel. Onze Bere is weg en alleen God weet wanneer hij zal thuiskomen.
Wat ?! Met dit weer geen bier in huis en dan nog met de kermis. Zeg dat het niet waar is.
7. NEEL Als ik me nu niet inhou zult ge een fameuze vloek horen. Maar omdat het zondag is, kermiszondag nog wel, doe ik het toch niet. VERDOMME !!! 8.
LYDIE Vloeken helpt niet Neel, daarmee heb ik nog geen bier in huis.
9. NEEL Ik weet het maar bij zoveel ongeluk kan ik niet anders dan vloeken. Vanmorgen begon het al. Ik sta op, wil mijn kousen aantrekken en wat zie ik ? Een gat zo groot als een ganzeëi. Ik begin zo hard te vloeken dat ook mijn vader het te horen krijgt en vooraleer ik het goed en wel besef, krijg ik een draai rond mijn oren; ze doen er nog pijn van. En nu dit... geen bier meer in de enige café van het dorp die op dit uur van de dag open is.VERDOMME!!! 10. LYDIE Ja Neel, zo is het leven. We krijgen het niet cadeau zoals de grote heren. Maar een beetje afzien kan geen kwaad en daar wordt ge sterk van zegt onze Bere altijd. Wat mag ik schenken ? Een Jack-Op zoals naar gewoonte ? 11. NEEL (dromerig) Ja, geef me maar een Jack-Op. Het leven is een strijd en, zoals mijn vader altijd zegt, als we dood zijn, zijn we oudstrijders. (fel) VERDOMME !!! Ge hebt me liggen, smerige... (slikt heftig) Ge hebt geluk dat ik me kan bedwingen, anders... (Bere komt binnen) 12. BERE Dag Neel. Gij zijt er ook altijd vroeg bij, nietwaar. En steeds goed geluimd. Hoe gaat het ? Ge komt vanavond toch ook naar het teerfeest ? 13.
NEEL
(nors) Natuurlijk Bere. Om me daar van weg te houden, moeten ze me dood slaan.
14.
BERE
Lydie, geef mij ook een Jack-Op. Ik heb er dorst van gekregen Neel.
15.
NEEL
Als ik even nieuwsgierig mag zijn, waarvan hebt ge dorst gekregen Bere ?
16.
BERE
(lacht even) Ja Neel, ik heb er echt dorst van gekregen.
17.
NEEL
Ge maakt me echt nieuwsgierig. Mag ik het nu al dan niet weten: van wat hebt ge dorst gekregen ?
18. BERE Lydie, krijg ik mijn glas bier nog of moet ge het eerst nog brouwen. Vrouwen ! Soms wordt ge er zot van. Ge vraagt iets en ze doen alsof ze niets gehoord hebben. 19.
NEEL
Dat gebeurt niet alleen bij de vrouwen. Mannen leiden ook wel eens aan dezelfde ziekte.
20.
LYDIE (brengt Jack-Op voor Bere). Voilà zageman.
21. BERE (lacht) Gezondheid Neel. (drink zijn glas in één teug leeg). Dat heeft gesmaakt. Lydie, breng er nog maar eentje en Neel zal ook nog wel goesting hebben. Of hebt ge geen dorst meer ? 22.
NEEL
(zucht) Jawel, ik heb nog dorst en bovendien ben ik nog steeds even nieuwsgierig. Ik voel dat het weer gaat
opkomen. 23. BERE Wat komt op ? Moet ge dringend plassen of moet ge... Ge weet toch dat ge dat nooit in uw broek moogt doen. Dat stinkt, en daar kan ik niet goed tegen. 24.
NEEL
(kan zich niet meer bedwingen) VERDOMME !!! Is het nog voor vandaag of gaat ge het houden tot morgen ?
25.
BERE
(onschuldig) Wat Neel ?
26.
NEEL
(kwaad) Ik hoef het niet meer te weten.
27.
BERE
(staat op en gaat buiten). Tot straks Neel.
28.
NEEL
(drinkt zijn glas leeg) Schoppenzot! Verdomme !
29. LYDIE Blijf kalm Neel. Ge kent hem toch al langer dan van vandaag. Laat u zo niet opjagen. (tapt een Jack-Op) Hier Neel, dat krijgt ge voor uw kermis. 30.
NEEL
Dank u, dat is vriendelijk. Gezondheid.
31.
TEIRE (komt binnen) Goedendag allemaal.
32.
LYDIE Kom Teire, wat drinkt ge ? Profiteer ervan, ik tracteer voor uw kermis.
33.
TEIRE Zoals gewoonlijk meisje, dat hoeft ge toch niet te vragen.
34.
LYDIE (tapt een Aarschotse Bruine) Voilà Teire. Laat het u smaken. Gezondheid.
35.
TEIRE Bedankt meisje. Gezondheid. (drinkt) Lydie, is Bere al terug van... (geheimzinnig) Ge weet wel...
36.
NEEL
37.
TEIRE Wat scheelt er Neel ? Smaakt het niet of hebt ge slecht geslapen ?
38.
NEEL
39.
TEIRE Ha ! (pauzeert) Ge zoudt het anders toch niet zeggen.
40.
BERE
41.
TEIRE Dat is goed, Bere. (Bere af) Toch een goed mens, die Bere.
42.
NEEL
(met een zuur gezicht) Gezondheid Teire. (drinkt)
(kortaf) Nee Teire, het bier bevalt me best en ik heb geslapen als een roos.
(komt opgewekt binnen) Dag Teire, hoe maakt u het ? (geheimzinnig) Het is in orde voor...
Een hele goede, Teire, een heel goede. (tussen tanden) Maar hij zou dood moeten zijn.
43. TEIRE Kom Nele, vertel nu eens eindelijk wat er scheelt. Ik zie dat ge met problemen rondloopt. Komop, we zijn toch niet voor niets vrienden. 44.
NEEL
(staat kwaad op en gaat buiten) Kust m'n...
45. BERE (steekt zijn hoofd binnen, ziet dat Neel weg is, komt binnen en lacht uitbundig) Proficiat Teire. Dat hebt ge goed gemaakt. Die zien we ten vroegste deze namiddag terug. 46.
TEIRE Nee, maar zijn wraak zal vreselijk zijn. Er staat ons nog wel wat te wachten, Bere.
47. BERE Denk ik ook, Teire. (kijkt door het raam) Zie, ik geloof dat de Smed op bezoek komt. Die hebben we juist nodig. Vooraleer Neel zich kan wreken, gaan we hem toch nog wat dieper in zijn vel snijden. 48.
TEIRE Nog dieper, Bere ? Amai !
49.
SMED
(komt binnen) Dag allemaal. Prettige kermiszondag !
50.
ALLEN Dag Smed, voor u hetzelfde.
51.
LYDIE Wat mag het voor u zijn, Smed ?
52.
SMED
53.
LYDIE (tapt glas bier en brengt ze naar Smed) Alstublieft Smed, dat is er één...
54.
BERE
Graag een kapper gersten, Lydie.
Eén van mij Smed, voor uw kermiszondag. Ge zijt ook niet iedereen. Laat het u smaken.
55. SMED oog)
Dank u, dank u wel Bere. Dat is heel vriendelijk, gezondheid. (drinkt gulzig; Lydie bekijkt Bere met een scheef
56.
BERE
En hoe gaat het met de zaken, Smed ?
57.
SMED
Slap, heel slap, Bere. Het is alsof de stadsmensen geen eieren meer eten.
58.
BERE
Als is het goed begrijp, zoudt ge best een extra centje kunnen gebruiken.
59.
SMED
Niet overdrijven, Bere, ik rooi het nog wel.
60. BERE Zo bedoel ik het niet. Ik heb me waarschijnlijk verkeerd uitgedrukt. Kijk, als ik nu voorstel om voor vijf frank een groot pak enkele straten verder te brengen, dan gaat ge dat toch doen, nietwaar ? 61.
SMED
Wanneer Bere ?
62.
BERE
Laat ons zeggen vandaag... nu direct !
63.
SMED
Stop nu eens met uw geheimzinnig gedoe. Zeg eens duidelijk wat er moet gebeuren.
64.
BERE
Wel, ge krijgt vijf frank als ge een doos via Neel naar Teire wilt brengen.
65. SMED (nadenkend) Vijf frank om een doos van hier naar Teire te voeren met een ommetje langs Neel. Waarom moet ik dan langs Neel passeren ? 66. BERE Smed, als ge op de markt een doos van tien eieren kunt verkopen, dan vraagt ge toch ook niet of het er geen twintig mogen zijn. 67. SMED Dat is waar Bere, maar als er dan nog gevraagd wordt om ze thuis te leveren, dan vraag ik me toch af wat er scheelt. Daarbij, ge moogt geen appelen met citroenen vergelijken. 68.
BERE
(ongeduldig) Smed, doet ge het of doet ge het niet ?
69. SMED Ik weet het niet. Het komt toch allemaal zo geheimzinnig over. Bovendien is het vandaag zondag, kermiszondag nog wel. De zon schijnt, het is tamelijk warm voor het uur van de dag, ik heb dorst, en wat heel belangrijk is, ik heb mijn vrouw gezegd dat ik vandaag niets ga doen; niets, zelfs de afwas niet. Hierbij komt nog dat Neel eigenlijk geen slechte kerel is. 70.
TEIRE Wat bedoelt ge Smed ?
71.
SMED
72.
TEIRE Dat weet iedereen. Maar hou nu toch eens op met uw geheimzinnig gedoe. Wilt ge het ja dan nee doen?
73.
SMED
Dat ik niet van gisteren ben !
Ik denk duidelijke taal gesproken te hebben.
74.
BERE
Het zou me niet verwonderen dat ge van Teire ook vijf frank kunt krijgen. Nietwaar, Teire ?
75.
TEIRE (verwonderd) WAT ???
76.
BERE
77.
TEIRE (protesterend) Maar, Bere...
Ziet ge Smed, hij zegt ja.
78. BERE (kijkt naar Teire en doet teken dat hij moet ophouden met protesteren) Kom Smed, wat wordt het ? Het is te nemen of te laten. 79.
TEIRE Vooruit Smed, vijf plus vijf maakt tien frank. Doe het !
80. SMED (nadenkend) Voor een gewone, doordeweekse zondag is dat niet al te slecht betaald, maar een kermiszondag is toch nog iets anders. 81.
BERE
(wanhopig) Kom, vijf glazen bier bovenop.
82.
SMED
(nadenkend) Tien frank plus vijf kappers gersten...
83.
TEIRE (ongeduldig) Smed, een laatste bod: ik voeg er nog vijf kappers aan toe. Te nemen of te laten!
84. SMED Dat maakt dus tien frank plus tien glazen bier. (Teire en Bere knikken heftig bevestigend) Aangenomen, maar het zal niet gemakkelijk zijn om mijn vrouw te overtuigen. 85.
BERE
(samen met Teire en blazend) Eindelijk !!!
86. TEIRE Kom Bere, ga vlug het pak halen want anders bedenkt hij zich misschien nog. (fluisterend in Bere's oor) Meer kan ik niet meer geven, anders kan ik een kruis over het teerfeest maken. 87.
BERE
88. SMED gebruiken. 89.
(opgewekt) Smedje, ik ga vlug dat pak halen ! (haast zich naar buiten) Lydie, geef me nog een kapper gersten en dat Teire er ook maar eentje meedrinkt. Zo te zien kan hij dat best
TEIRE (met een zuur gezicht) Dank u Smed, dat is heel vriendelijk.
90. SMED Geen dank ! Naar het blijkt, krijgen we binnenkort toch verkiezingen. Ge zult dan wel stemmen kunnen gebruiken en naar goede gewoonte heeft een pint de waarde van een stem. 91.
LYDIE (brengt bier) Laat het niet koud worden.
92. SMED Gezondheid Teire. Dat het smaakt. (lacht; drinkt glas in één teug leeg) Ik ga vlug mijn kruiwagen halen. Ik ben direct terug. (af) 93.
TEIRE Tot zo dadelijk, Smed. (wacht tot Smed de scène verlaten heeft) AFPERSER VERDOMME !
94.
LYDIE Stop nu eindelijk met vloeken. Teire, het is uw eigen schuld. (wil naar de keuken gaan)
95.
TEIRE Wacht even. Geef me eerst nog een Aarschotse bruine.
96. LYDIE (tapt en brengt glas naar Teire) Gezondheid, nu ga ik eerst nog wat orde op zaken stellen in de keuken. Als ik het nu niet doe, loopt het teerfeest van vanavond in het honderd. Roep maar als ge me nodig hebt. (verdwijnt in de keuken) 97. TEIRE (drinkt flinke teug, kuist zijn mond af aan zijn mouw en kijkt rond) Ik vloek wanneer, waar en hoe ik wil... Mijn eigen schuld ? Wat gaat het die vrouwen aan... (brult in de richting van de openstaande deur) AFPERSER... VERDOMME... 98. SAAR (komt binnen met kerkboek in de hand; bij de "verdomme" van Teire maakt ze een kruisteken) Teire, zo vloeken op een zondag. Ik ben verlegen in uw plaats.
99.
TEIRE (lacht) Maar Saartje, vloeken is gezond. Mijnheer pastoor heeft het zelf gezegd.
100. SAAR Daar geloof ik niets van. Daarbij, ge zoudt beter wat meer naar de kerk gaan. In 't café zitten lijkt me veel gemakkelijker. 101. TEIRE Kom Saartje, ge moogt zo niet tegen de belangen van uw vader praten. En daarbij, ik ga soms naar de kerk. 102. SAAR
Dat weet ik; blijkbaar vooral als ge er voordeel in ziet.
103. TEIRE Niet brutaal worden, meisje. Een dochter van een cafébaas kan zich dat niet veroorloven. Ook al heeft ze honderdduizend keer gelijk, ze moet op haar lippen kunnen bijten tot haar tanden pijn doen. 104. SAAR Dat kan best, maar soms is het toch gemakkelijker gezegd dan gedaan, en nu was het moeilijk; daarom heb ik het maar gezegd. Tot straks, Teire. (wil weggaan) 105. TEIRE Wacht even. Ik moet u iets vragen. 106. SAAR
(komt terug) Wat is er ?
107. TEIRE (weet niet goed hoe hij moet beginnen) Wel... wel... ge weet dat er binnenkort weer verkiezingen voor de deur staan, nietwaar ? (Saar knikt) Ik geloof dat het voor u de eerste keer is, of vergis ik me ? (Saar knikt) En weet ge al ook dat ik op de lijst sta ? (Saar knikt) Wel..., en nu vraag ik zonder omwegen of ge niet voor mij zoudt willlen... Begrijpt ge ? (Saar knikt ontkennend) Verstaat ge me niet ? (Saar knikt nogmaals ontkennend) Luister, ik zal... 108. SAAR
Dat is niet nodig, Teire.
109. TEIRE Maar meisje, luister even... 110. SAAR Ik weet al lang wat ge bedoelt. Maar ik ga eerst toch eens aan mijnheer pastoor vragen of ik geen kwaad kan door voor u te stemmen. (Saar gaat af) 111. TEIRE Maar meisje toch... (merkt dat Saar weg is) Verdomme, lompe geit !!! Vandaag lukt er niets. 112. BERE (komt op met een heel groot pak) Is de Smed nog niet terug ? (zet pak op de grond en loopt naar de buitendeur) Waar blijft hij toch ? Hij zal het toch wel doen... al onze plannen vallen in duigen. 113. TEIRE Kalmte alleen kan u redden. Alhoewel, ik begin me toch ook een beetje ongerust te maken. Als hij niet vlug hier is, zit de café vol volk en dan 114. BERE richting uit.
Hij is op komst ! (teleurgesteld) Nee, het is meneer pastoor. Waar moet die zo vlug zijn ? Hij komt blijkbaar deze
115. TEIRE Naar hier ? Die kan toch geen dorst meer hebben na al die miswijn van deze morgen. (lacht) 116. BERE Teire, het is gedaan met lachen. Als de pastoor binnen komt, zijn we verloren. Ge weet dat hij overal zijn neus moet kunnen tussen steken. (Bere gaat buiten) 117. (Volgend gesprek speelt zich buiten af. Teire sluipt ondertussen naar de buitendeur om alles beter te kunnen horen) 118. PASTOOR (nors) Dag Bere. Hebt ge de Smed niet gezien ? 119. BERE
Nee meneer pastoor, ik heb de Smed niet gezien en tussen haakjes, goedemorgen.
120. PASTOOR Ik kom zonet van bij hem thuis en volgens zijn vrouw is hij op weg naar hier, met zijn kruiwagen zelfs. 121. BERE
Met zijn kruiwagen ? Maar meneer pastoor, op zondag wordt er toch niet gewerkt ! Dat is een echte schande.
122. PASTOOR Bere, ik lach er niet mee ! Als ge de Smed ziet, laat hem dan onmiddellijk tot bij mij komen. Tot ziens.
123. BERE (komt terug binnen) Teire, dat was op het nippertje. Hij kon er niet mee lachen. De Smed is op komst en hij is blijkbaar gehaast: hij loopt meer dan stappen. Het is alsof de duivel hem op de hielen zit. 124. TEIRE Misschien is het nog wel iets erger dan de duivel. 125. BERE
Hoe ?
126. TEIRE Misschien is het zijn vrouw wel. (lacht) 127. BERE
(lacht eveneens) Ik hoop alleen maar dat het niet waar is.
128. TEIRE Ik hoop het ook. 129. SMED (komt binnen en kuist zijn bezweet gezicht af) Is me dat lopen. Ik ben helemaal buiten adem. Geef me vlug een kapper gersten voor ik het begeef. 130. BERE (tapt, terwijl Teire met het pak naar buiten gaat) Dat het smaakt Smed. (Smed drinkt gulzig en verslikt zich) Kalm jongen, straks moeten we nog naar de dokter. (klopt op rug van Smed) Waarom zijt ge toch zo gehaast ? 131. SMED Mijn vrouw. Ik dacht dat ik het moest besterven toen ik haar vertelde wat ik van plan was. Ik geloof dat er geen heiligen bestaan die ze niet aanroepen heeft. En duivels evenmin, denk ik. Zo heb ik ze nog nooit weten tekeer gaan. 132. BERE
Dat gaat wel voorbij. Drink vlug uw glas leeg, dan kunt ge vertrekken.
133. SMED
Toch eerst nog een klein vraagje. Wat moet ik doen of zeggen als Neel me uitleg vraagt aangaande dat pak ?
134. BERE (denkt na) Wel, ge zegt heel eenvoudig dat ge daar geen flauw gedacht van hebt en hij niet zo nieuwsgierig moet zijn. Als hij wat te curieus wordt, zegt ge maar dat hij de één of andere dag wel eens in een zoutpilaar zou kunnen veranderen. Zo simpel is dat. 135. SMED Voor u misschien wel, maar ik ben de soldaat in de vuurlijn. Maar ja, ik zal mijn plan wel trekken. Ik heb trouwens al lang begregen waarover het gaat. Eerst wil ik toch nog iets regelen: mag ik nu mijn tien frank ? De glazen bier kunnen wachten tot straks. 136. BERE
(gaat in zijn zak) Alstublieft Smed, vijf harde Belgische frank. Vers gemaakt, ze zijn nog warm. (Teire komt op)
137. SMED
Teire, mijn vijf frank. (houdt hand open)
138. TEIRE (tegen zijn zin) Hier. Maar pas op want ze is besmet met tyfus. Kom me later niet zeggen dat ge niet op de hoogte waart. Goede reis. 139. SMED In mijn zak zullen ze niet rotten. Bere, geef Teire nog een glaasje op mijn kosten. Tot straks. (gaat af en komt onmiddellijk terug) Bere, drinkt gij er ook maar één. Gij hebt dat ook verdiend. (lacht) Ik ben weg. 140. TEIRE Ik moet geen bier meer hebben. Trek er maar één af van de vijf die ik nog moet betalen. (gaat naar deur) Verdomme Bere, ik geloof dat die ezelskop ons in slaap aan het wiegen is. 141. BERE
Ezelskop ? Tegen wie spreekt ge nu: tegen uzelf of tegen de Smed ?
142. TEIRE Tegen mezelf, verdomme ! Hij was van alles op de hoogte. Hij heeft het spelletje mooi meegespeeld en heeft er net zoveel plezier van als wij. Alleen... wij zijn onze centen kwijt. 143. BERE Inderdaad Teire, het verstand komt niet voor de jaren. Maar van dat geld ga ik vannacht toch niet wakker liggen. 't Is het plezier dat telt. 144. TEIRE Ge hebt gelijk, Bere. (lacht) Ik voel het, we gaan een prachtige kermis en een fantastisch teerfeest tegemoet. 145. BERE
Zo hoor ik u graag spreken. (tapt een Aarschotse Bruine voor Teire) Gezondheid Teire, op de kermis en ons
onvergetelijk teerfeest. 146. TEIRE Gezondheid. Ik heb er echter wel spijt van dat ik er niet bij kan zijn op het ogenblik dat de Smed voorbij de woning van Neel rijdt. Op dit moment zou ik een vlieg willen zijn. (drinkt) Dat doet goed, precies een engeltje dat op mijn tong pist. Dat kan toch zo goed smaken. 147. BERE (lacht) Teire, vriend, het leven kan toch schoon zijn. Ik bedoel... voor wat ons aangaat... Voor anderen kan het op dit moment wel op wat anders uitdraaien. (lacht en drinkt) 148. TEIRE (drinkt en opeens) Verdekke ! De Smed is nu wel onderweg met ons pak maar wie zegt dat Neel dat ooit te zien zal krijgen ? 149. BERE
Kom Teire, ge zoudt me nog bang maken.
150. TEIRE Het is toch best mogelijk dat de Smed voorbij het huis van Neel rijdt zonder dat hij daar iets van ziet. Veronderstel dat hij op dat moment in de beste kamer zit. Kruiwagen en Smed trekken voorbij zonder dat Neel ook maar iets opgemerkt heeft ! En dan ? 151. BERE
Dan zijn we ons geld en onze pinten kwijt. Zo simpel is dat.
152. TEIRE Simpel ? 153. BERE
Ja vriend, simpel.
154. TEIRE Verdekke ! Dat we daar niet vroeger aan gedacht hebben. Stomme ezels ! Mijn zuur verdiende centen weg... helemaal voor niets. 155. TAAL
(komt binnen) Bestolen, Teire ?
156. TEIRE Nee verdekke, 't is nog veel erger. 157. BERE Kalm Teire. Wat mag het zijn Taal ? Een jenever ? (Taal knikt) Uw instrument toch niet vergeten zeker? Naar Teire moet ge niet kijken; hij denkt dat hij bij de volgende verkiezingen geenenkele stem gaat halen. Wat denkt gij daarvan, Taal ? 158. TAAL Daar heb ik geen flauw idee van. Wat ik wel weet is dat de mensen van de Nindsenberg niet al te hoog oplopen met Teire. Ze noemen hem de slippedrager van de burgemeester en als ge het mij vraagt - ik ken nu niet veel van politiek - is dat toch geen goed teken. 159. TEIRE Hoe noemen ze mij op de Nindsenberg ? 160. TAAL
Slippedrager van de burgemeester. En doe nu niet alsof ge dat nog niet weet.
161. TEIRE Dat is het eerste wat ik daar van hoor. Het zou me trouwens verwonderen dat die van de Nindsenberg dat zo zeggen. Ik word daar op de handen gedragen. 162. TAAL Een goed gedacht is veel waard, Teire. Bij de verkiezingen zullen we wel zien wie gelijk heeft. Als ik u was, zou ik toch maar een kijkje gaan nemen op de Nindsenberg. Geen rook zonder vuur, zegt het spreekwoord. 163. BERE Kom, zwijg nu toch over politiek. Vandaag is het kermis en teerfeest, een dag om blij en vrij te zijn. Vanaf nu nog alleen mond toe en mond open: eerst om de vriendschap te bewaren, daarna om te drinken en straks te kunnen eten. Ik heb gezegd...! 164. TAAL
Zo is het, Bere. (reikt Teire de hand)
165. TEIRE (met tegenzin) Ja, misschien wel. (nadenkend) Vooruit... (opgewekt) 't Is goed, Bere. (geeft Taal een hand) Maar één dezer dagen ga ik toch eens kijken wat er op de Nindsenberg scheelt. 166. SAAR
(komt uit de keuken) Dag Taal, ge zijt er vroeg bij vandaag.
167. TAAL
Dan kan ik wat langer in uw schoon ogen kijken !
168. SAAR
(verlegen) Kom, dat wordt niet gezegd.
169. BERE (beetje nors) Ja, ge zoudt beter uw instrument halen en een beetje oefenen voor straks in plaats van al die onzin uit te kramen. 170. TAAL
Onzin ? Mijn beste vriend, hoe durft ge beweren dat verliefd zijn ge lijk staat aan onzin ?
171. BERE
Zijt ge dan verliefd op Saar, Taal ?
172. TAAL Dat niet. Ik wil alleen maar zeggen dat het zonder liefde vlug zal gedaan zijn met deze wereld. Neem dit maar alvast van mij aan. En dat ge zo'n schoon dochter hebt, daar kan ik niets aan doen. 173. BERE
(lachend) Dat is ook juist.
174. TAAL Mijn vader zaliger zei altijd: jongen, geef uw ogen de kost zolang ge kunt, dat is het enige dat ge hier op deze wereld gratis en voor niets kunt krijgen; profiteer ervan. 175. BERE
Ge zijt me ook een kerel. Maar gij als schoonzoon, dat zie ik toch zo direct nog niet zitten...
176. TAAL Wie praat hier over trouwen ? Gij zijt zeker een beetje gek geworden. Een mens moet toch leven vooraleer hij kan sterven, zoniet is hij dood geboren. (lacht) En zie ik er dood uit ? 177. BERE
(lacht eveneens) Nee, dood ziet ge er nog niet uit maar ge lijkt wel erg op een ziek visje in een aquarium.
178. TEIRE Bere, wanneer toont ge nu die aardappelen voor vanavond ? 179. BERE
(verwonderd) Aard...
180. TEIRE Ja, die moesten volgens hem toch gekeurd worden. (doet achter de rug van Taal teken om naar hem te komen) 181. BERE
Ha, waarom hebt ge dat niet vroeger gezegd ? Kom, we gaan. Tot straks, kinderen.
182. TEIRE (trekt aan arm van Bere) Tot zo dadelijk ! Saar, geef Taal nog een glaasje op mijn kosten. 183. TAAL
Dank u Teire, op uw gezondheid.
184. TEIRE Graag gedaan, Taal. (verlaat samen met Bere de scène) 185. TAAL
(wacht tot beiden het toneel verlaten hebben) Saartje, eindelijk zijn we alleen. (wil haar hand nemen)
186. SAAR
(boos) Nee Taal, na al hetgeen ge daarnet gezegd hebt, moet ge me nu ook maar met rust laten.
187. TAAL
Ach, ge begrijpt toch dat dit maar een grap was om uw vader op een dwaalspoor te brengen.
188. SAAR
Dwaalspoor of niet, ik begin stilaan te twijfelen aan uw intenties.
189. TAAL
Kom lief Saartje, natuurlijk neem ik alles ernstig op.
190. SAAR
Ik geloof er niet veel van. Ge hebt we heel diep in mijn hart getroffen. (weent)
191. TAAL Niet wenen, Saartje. Daar kan ik niet tegen, straks begin ik ook. (pakt Saar in zijn armen) Ge moest eens weten hoe graag ik u zie. Ge kunt het met geen pen beschrijven. Mijn hartediefje, mijn peperkoekje. 192. SAAR
Kon ik u nu maar geloven, Taal. (begint opnieuw te wenen). Ik zou echt gelukkig zijn.
193. TAAL
Stil Saartje. Straks horen uw vader en uw moeder nog dat ge huilt. Geloof het of niet, ik zie u graag. (geeft Saar
een zoen op de wang en gaat buiten) 194. SAAR
(wrijft over haar wang) Hij heeft me gekust... ge... (wrijft nogmaals) echt gekust.
195. SMED
(komt zwetend op) Saartje, kunt ge direct uw vader halen ?
196. SAAR
(kijkt totaal verontwaardigd)
197. SMED
(vlak in het aangezicht van Saar) Hé !
198. SAAR
(ontwakend) Wat is er aan de hand, Smed ?
199. SMED
Uw vader, en vlug !
200. SAAR
Heu... ja... mijn... vader... zeker... Smed (gaat af)
201. SMED (zenuwachtig heen en weer lopend terwijl hij zijn bezweet gezicht afkuist) Wat is dat toch allemaal met die jeugd van tegenwoordig ! 202. BERE
(komt samen met Teire op en vragen gelijktijdig) Wat is er aan de hand, Smed ?
203. SMED
Dorst, dorst heb ik ervan gekregen.
204. BERE komt.
(haast zich achter de toog, schenkt een glas bier en geeft het aan Smed) Vertel op vooraleer er iemand binnen
205. SMED Bijna alles is verlopen zoals het voorzien was. Neel was zo zenuwachtig dat hij over zijn toeren begon te draaien en niet meer wist wat te doen: huilen of lachen, vloeken of bidden. 206. TEIRE Ho, ho ! Beginnen met het begin, Smed. 207. SMED Luister. Ik ben nog maar net voorbij zijn huis of ik zie hem al achter me aan komen. Hij vraagt me of ik met de kermis ook al werk en ik antwoord dat het voor mij om het even welke dag mag zijn als ik er maar voor betaald word. Natuurlijk moest hij weten voor wie ik het karweitje opknap en wat er in het pak zit. Ik hou me stom en zeg hem dat ik niet weet wat ik vervoer en dat hij mijn betaalheer niet hoeft te kennen. Eerst belooft hij me een glas bier te betalen op het teerfeest, en nadat ik steeds blijf weigeren, gaat hij alzo verder tot drie kappers gersten. Als ik er minstens tien eis, valt hij bijna flauw. Uiteindelijk stelt hij er vijf voor. Ik sluit een compromis en deel het verschil door twee: acht glazen. 208. TEIRE (profiteert van een pauze van Smed) 't Is niet waar, Smed. 209. SMED
Bere, mijn glas is leeg.
210. SMED
Gezondheid, jongens. Waar was ik gebleven ? (drinkt)
211. TEIRE Aan die acht glazen. 212. SMED
(nadenkend) Aan die acht glazen ?
213. BERE
Wel, die glazen die ge Neel probeert af te luizen.
214. SMED Och ja ! Neel begrijpt dan eindelijk dat ik voor minder dan acht glazen toch niets vertel en gaat akkoord. Ik begin mijn verhaal met hem duidelijk te maken dat al hetgeen ik vertel strikt vertrouwelijk is en dat hij het aan niets of niemand mag verklappen. Met tranen in de ogen en totaal verward, knikt hij instemmend maar als ik hem verklap van wie het pak eigenlijk is, begint hij te vloeken als een ketter en loopt als een bezetene naar het pak. Ik kan hem nog net op tijd staande houden want hij zou het ter plaatse geopend hebben. Ge hebt geluk gehad, want uw geheim zou niet lang stand gehouden hebben. 215. BERE
Niet wij, gij hebt geluk gehad.
216. SMED
Hij heeft me veel geld geboden om eens in dat pak te mogen kijken maar ik heb me niet laten beïnvloeden.
217. TEIRE Dat zou er nog moeten bijkomen. 218. SMED Ik heb dan aan Neel verteld dat het me werkelijk speet dat ik hem niet kon zeggen wat er in het pak zat. Toen begreep hij ook dat ik wel wist wat het pak bevatte. Ik vertelde hem dat ik op de Amer een papiertje had getekend om het pak mee te krijgen en dat daarop steeds de inhoud vermeld wordt. Neel begreep toen dat het pak met het schip op de Amer toegekomen was en ik heb hem toen verteld dat ik op het papiertje kon lezen dat het pak van Antwerpen kwam. Neel heeft dan nog een hele poos staan vloeken en draaide voortdurend rond het pak. Zijn nieuwsgierigheid kende geen grenzen en hij vroeg natuurlijk ook naar de bestemming. Die was mij natuurlijk onbekend. Zoals ge ziet, alles liep op dat ogenblik op wieltjes. 219. BERE
Wat bedoelt ge daarmee ?
220. SMED Wel, toen ik bij Teire aankwam en hem vertelde wat er met het pak moest gebeuren, werd de vrouw van Teire nog nieuwsgieriger dan Neel. 221. TEIRE En hebt ge daar ook acht glazen kunnen versieren ? 222. SMED
Veel meer ! (Teire zet een zuur gezicht op) Hoeveel ga ik hier niet verklappen. (lacht)
223. BERE
(wrijft in de handen) Prachtig, prachtig ! Alles is naar wens verlopen. Ik voel me gelukkig.
224. TEIRE (iets minder opgewekt) Ik voel me ook wel gelukkig maar ik denk dat de Smed zich het best voelt. 225. SMED
Teire, maak u niet ongerust, uw vrouw heeft meer verstand dan gij.
226. TEIRE Hoe ? Wat bedoelt ge daarmee ? 227. SMED
Ik heb wel meer dan acht glazen bier gekregen maar ik moet ze wel bij u komen drinken.
228. TEIRE (lacht) Bedankt voor uw compliment. 229. TAAL
(komt op met een instrument). Ha, dag Smed, leurt gij nu 's zondags ook al met eieren ?
230. BERE Gij wordt hier betaald om muziek te maken en niet om de mensen uit te vragen. Als het nodig mocht blijken, zal ik dat wel zelf doen. 231. TAAL Ik heb de indruk dat baas Ganzendonck vlug op zijn tenen getrapt is. Ik vroeg me enkel af wat dat groot pak op zijn kruiwagen wel kon zijn. In elk geval, dergelijke verpakking voor eieren heb ik nog nooit gezien. 232. BERE
Een groot pak op de kruiwagen van de Smed... ? (kijkt naar Smed) Hebt gij een pak bij, Smed ?
233. SMED Wel... Ja, dat is... Ik heb voor de verjaardag van mijn vrouw een klein geschenkje gekocht en dat is per schip aangekomen. Ik ben dit net gaan afhalen maar in feite weet ik niet goed waar er mee te blijven. Bere, kunt gij het niet even bijhouden ? 234. BERE
(kwaad) Over welk pak staat ge daar nu te zeveren ? Hoe groot is het en hoe lang moet ik het bewaren ?
235. SMED
Misschien kunnen we er beter eens buiten naar gaan kijken.
236. BERE Dat lijkt me een goed idee. (Smed en Bere gaan buiten, Taal maakt aanstalte om mee te gaan maar Bere houdt hem tegen) Blijf maar binnen en oefen een beetje voor straks. 237. TAAL
Wat heeft die vanmorgen gegeten ?!
238. TEIRE Die is waarschijnlijk met het verkeerde been uit bed gestapt. Laat eens een paar noten horen, Taal. 239. TAAL
Wel, wat wilt ge horen ?
240. TEIRE De wals van Damme.
241. TAAL
Daar heb ik nog nooit van gehoord.
242. TEIRE Kom, dat liedje van... (half zingend) En dat we toffe jongens zijn, dat willen we weten... 243. TAAL
(lachend) Ha, als het dat maar is.
244. TEIRE Ja, ja, 't is al goed. Laat maar, ik ga naar huis. Een goede avond en tot straks. (drinkt glas leeg en vertrekt) 245. TAAL Tot straks. (begint te spelen en na enige tijd komt Saar uit de keuken en luistert aandachtig; Taal merkt dit en gaat tot bij haar; eenmaal vlak bij haar, draait hij zich om en geeft haar een kus op de mond) 246. SAAR
(zweeft achter tapkast en schenkt jenever; Taal is al spelend gevolgd)
247. TAAL (stopt met spelen) Dat gaat smaken, hartediefje. (drinkt) De diamanten blinken in uw ogen, helder en zuiver. (neemt Saar vast) Uw onrustig hart klopt net alsof de trommelaar zijn ritme niet kan vinden. (kust Saar) Bij elke stap lijken uw haren landinwaartse golven, stervend op het strand maar steeds opnieuw opduikend uit de zee. Dat is het ritme van het leven: ontluiken, liefhebben, leven en sterven. (kust haar nogmaals) Ik heb altijd gedacht dat ik van u hield. Maar nu staat ge voor mij, zo maagdelijk mooi als een roos in volle bloei die zich spiegelt in het water van de vijver, niet wetend hoe vaak ik ze reeds in mijn gedachten gestreeld en omarmd heb. Nu ben ik zeker van de liefde, mijn liefde, onze liefde. (kust Saar, laat haar los en ze schenkt nog een glas; Taal drinkt het leeg; Bere is ondertussen ongemerkt komen opdagen en blijft in de keukendeur staan) Wanneer ik 's avonds zit te mijmeren aan mijn hutje op de heide en in de laatste zonnestralen zit te denken aan de mooie roos die gans mijn gedachten vervult, dan besef ik dat ik al die pracht heb moeten achterlaten zonder haar te kunnen toefluisteren dat ik haar liefheb. Ik wil op mijn stappen terugkeren maar mijn benen zijn als verlamd. De heide is prachtig in haar avondgloed maar mijn roos, ver hier vandaan, is nog veel 248. mooier en mijn gedachten blijven bij haar. Heel diep besef ik dat ze zich weldra eenzaam voelt in de verlaten nacht; de nacht die spoedig de zon, het zinnebeeld van het leven, zal verdrijven. Tranen rollen over mijn wangen en ik voel me eenzaam, uitdovend. Toch ben ik gelukkig want ik weet dat morgen de zon in al haar glorie de nacht zal verdrijven. Het leven is sterker dan de dood en ik voel me gelukkig omdat ik opnieuw naar mijn roos kan. (knielt voor Saar) Ik kan haar strelen en zachtjes toefluisteren hoe ik haar vannacht gemist heb. Ik zal altijd van haar houden... altijd. 249. BERE
(klapt in de handen) Prachtig Taal, kunt ge niet opnieuw beginnen want ik heb de aanvang gemist.
250. TAAL
(vlieg recht) Wablieft baas ?
251. BERE
Ik heb de ganse voorstelling niet kunnen bijwonen en zo te horen is het toch wel spannend.
252. TAAL
(neemt zakdoek en wrijft zweet af) Spannend baas ?
253. BERE
(kwaad) Ja verdorie, en herhaal niet steeds mijn woorden. Wat voor flauwe praat brabbelt gij tegen mijn dochter.
254. TAAL
Ge moet geen schrik hebben, baas, ge moet eerst leven en dan pas kunt ge sterven.
255. SAAR
(boos) Ik ga moeder helpen bij het bereiden van het eten voor het teerfeest van vanavond. Tot ziens. (af)
256. BERE
Doe dat mijn roosje. (lacht) Taal, wanneer komt FRANS ?
257. TAAL
Vlak na de middag. Maar als hij enigszins kan, komt hij vroeger.
258. BERE
Ha, zo. (nadenkend) Weet ge waaraan ik nu zit te denken ?
259. TAAL
Hoe kan ik dat weten, baas ?
260. BERE
Wel, ik denk dat ons Saar verliefd is.
261. TAAL
Kom baas, wat zegt ge nu.
262. BERE Ik weet niet, maar de laatste tijd doet ze toch raar. En als ge het mij vraagt, mocht het waar zijn, dan zou ik dat niet prettig vinden.
263. TAAL (bevestigend) Ik kan u geloven maar weet ge wat ik ervan denk ? Vroeg of laat moet het er toch van komen en dan kunt ge dat prettig vinden of niet. 264. BERE
(kwaad) Verdorie, ge gaat nu toch niet zeggen dat ik er niets aan kan doen, mocht het zover zijn.
265. TAAL (neemt zakdoek, wrijft zweet af en antwoordt bang) Natuurlijk niet baas. Ik bedoel alleen maar dat het er toch eens moet van komen, prettig of niet. 266. BERE
Ge zijt toch niet verliefd op mijn dochter ?
267. TAAL
Geen haar op mijn hoofd die daaraan denkt, baas.
268. BERE
Dan is 't goed. Na uw gezever aan de tapkast had ik de indruk dat gij de gelukkige waart.
269. TAAL Nee toch. Saar vroeg me om een mooi verhaaltje te vertellen en omdat ik er niet zo dadelijk eentje in mijn hoofd had, ben ik maar wat gaan improviseren. 270. BERE
En vond ze het mooi ?
271. TAAL Ze hing aan mijn lippen. (Bere reageert fel) Bij wijze van spreken, natuurlijk. Wel baas, ze heeft altijd zo ver van mij verwijderd gestaan. (spreidt armen om woorden kracht bij te zetten) 272. BERE
Moet ik dat allemaal geloven ?
273. TAAL
Tegen u ga ik toch niet liegen, baas.
274. BERE
Dat weet ik niet. (nadenkend) Misschien juist wel, verdorie !
275. LYDIE (komt uit de keuken) Bere, Lowieke is er met het bier. 276. BERE
Straks praten we nog wel wat verder. (af)
277. TAAL
(wrijft nogmaals zijn zweet af) Oef, ik dank de hemel en al zijn heiligen. Amen.
278. LYDIE Scheelt er iets, Taal ? 279. TAAL
Dat zal wel, geef me vlug een jenever.
280. LYDIE (schenkt in) Vertel eens. (Taal heeft plaatsgenomen aan een tafel en Lydie komt bij hem zitten) 281. TAAL
Ten eerste weet ik niet goed hoe te beginnen, ten tweede weet ik niet hoe ge gaat reageren en ten derde...
282. LYDIE Ik luister, Taal. 283. TAAL
En ten derde weet ik niet voor wie ge partij zult kiezen als ik het verteld heb. (kuist zweet af)
284. BERE
(vanuit de keuken) Lydie, kom eens even.
285. LYDIE Ja, direct. Ik ben zo terug, Taal. (af) 286. TAAL Wat moet ik nu beginnen ? God in de hemel, sta me bij ! Moet ik het nu vertellen of hou ik mijn mond? (nadenkend) Verdomme ! Als echte man zijn er geen problemen. Maar hier ligt juist het kalf gebonden: ik ben geen echte man. Begrijp me niet verkeerd, ik heb wel alles wat een echte man moet hebben, maar daar houdt het mee op. Ik bibber voor elk twijgje dat onder mijn voeten kraakt en als ik dan Bere bekijk, dat is geen takje maar een ganse boom. Als die moest breken... ik mag er niet aan denken. Brrr, ik krijg er kippevel van maar als ik Saartje voor mij wil, zal ik vroeg of laat toch in die zure appel moeten bijten. Maar eigenlijk... liever laat dan vroeg. (nadenkend en dan fel) Nee verdorie, liever vroeg dan laat, of misschien zelfs nooit. (slaat met beide vuisten op de borst) Ik ben een man... ik ben een man.
287. BERE
(komt op) Wat scheelt er Taal ? Voelt ge u niet goed ?
288. TAAL
Toch wel baas, ik voel me prima. Ik gooi mijn spieren los voor vanavond.
289. BERE
Dat valt nog mee... (terug af)
290. TAAL
Brrr... ! In feite voel ik me helemaal niet goed.
291. SOOI
(komt binnen) Dag Taal.
292. TAAL
(afwezig) Dag Sooi.
293. SOOI
Ge ziet er maar bleekjes uit. Is er iets ?
294. TAAL
Bleek ?
295. SOOI
Ja, jongen. Hebt ge misschien een watergeest gezien ?
296. TAAL
Ik denk dat ge u vergist. Ik voel me goed... (tussen tanden) Alhoewel.
297. SOOI
(kijkt om zich heen) Zij gij hier alleen ?
298. TAAL
Lowieke is juist aangekomen met het bier.
299. SOOI
Verder geen nieuws ?
300. TAAL
Nee Sooi.
301. SOOI
Hebt ge het al gehoord, Taal ?
302. TAAL
Wat ?
303. SOOI
Gisteren hebben ze er in het dorp één aan het mes geregen.
304. TAAL
't Is niet waar.
305. SOOI
Toch wel, boer Dikke was getuige en naar het blijkt is het slachtoffer één van zijn vrienden.
306. TAAL Ik weet het Sooi, het was de Lonj' maar uw informatie klopt niet helemaal. Ze hebben hem niet afgemaakt met een mes maar met de prik en een riek. Boer Dikke was getuige omdat hij met zijn lief zat te vrijen op de kerkhofmuur. 307. SOOI
(verwonderd) Te vrijen op de muur van het kerkhof ? (bewonderend) Straffe kost.
308. TAAL gesneden.
Boer Dikke heeft nergens schrik van, van mens noch duivel (tussen zijn tanden) Was ik maar uit hetzelfde hout
309. SOOI
Het schijnt dat boer Dikke die kerels in bedwang gehouden heeft tot de gendarmen ter plaatse waren.
310. TAAL Dat klopt ook niet helemaal, Sooi. Maar naar ik gehoord heb, heeft hij één van die mannen een flink pak rammel gegeven en als ik goed ingelicht ben, kent hij ook de daders. Dank zij boer Dikke zijn ze nu misschien al aangehouden. 311. LYDIE (komt uit de keuken) Dag Sooi, prettige kermiszondag. Wat mag ik schenken ? 312. SOOI Voor een jenever is het nog wat vroeg en voor een meter bier heb ik nu nog geen dorst genoeg. Geef me dan maar een jenever. 313. LYDIE (lacht) Gij zult ook nooit veranderen.
314. SOOI De groeirichting van een oude boom is moeilijk te wijzigen, meisje. Geef Taal ook iets te drinken en omdat het kermis is, moogt gij ook iets nemen. Als ge dorst hebt, tenminste. 315. LYDIE Nog een jenever Taal ? (knikt) Ik zal er ook maar één nemen, in de stad drinken ze voor het eten toch ook een likeurtje. Als ik me niet vergis noemen ze dat daar een aperitiefje. Ze zeggen dat ge daar geweldige honger van krijgt. (brengt drank en zet zich bij aan de tafel) Ik betaal, dat is voor uw kermis. Gezondheid. 316. SOOI
Bedankt. Gezondheid
317. TAAL
Gezondheid.
318. SOOI
Zeg Lydie, om welk uur begint het teerfeest ook al weer ? Ik zou niet graag te laat komen, ziet ge.
319. LYDIE Het uur van eten ken ik ook niet, Sooi. Ge weet dat er een nieuwe president moet gekozen worden en dat kan soms wel wat uitlopen. En dat zal dit jaar meer dan ooit het geval zijn want er zijn twee kandidaten: Neel en de Smed. Neel wordt gesteund door onze Bere en Teire, maar dat weet hij zelf nog niet. 320. SOOI
Hoe, wat bedoelt ge daarmee ?
321. LYDIE Heel simpel. Neel weet zelf niet dat hij kandidaat is voor het presidentschap. 322. SOOI
Daar begrijp ik niets van.
323. LYDIE Als ge straks op tijd zijt, zult ge dat allemaal wel verstaan. Ik ga nu nog wat verder werken in de keuken. Als ge me nodig hebt, roept ge maar. 324. SOOI
Geef mij eerst nog wat te drinken. En voor u Taal ? Of drinkt ge niets meer van mij ?
325. TAAL
(ontwakend) Euhh... Ja ja, hetzelfde. Lydie, tap er maar twee in één keer, anders moeten we u toch direct roepen.
326. LYDIE (tapt en brengt drank) Ziezo. Roep maar als ge me nodig hebt (gaat naar de keuken) 327. SOOI
Begrijpt gij daar nu nog iets van ?
328. TAAL
Waarvan moet ik iets begrijpen ?
329. SOOI
Van al dat geheimzinnig gedoe aangaande het presidentschap van de vereniging.
330. TAAL worden.
Nee Sooi, maar ik denk dat Bere en Teire vanavond iets gaan uithalen waarover in Ninde nog lang zal gesproken
331. SOOI
Waarom denkt ge dat ?
332. TAAL Ik heb een voorgevoel. Ik weet het niet goed maar ik denk dat het best is dat we er voorlopig onze kop niet over breken en afwachten tot vanavond. 333. SOOI
Misschien hebt ge gelijk. We zullen straks wel zien. Gezondheid.
334. TAAL
Gezondheid.
335. SOOI
En hoe gaat het met de zaken, Taal ?
336. TAAL Niet te best, de baron heeft een nieuwe boswachter in dienst. En al zeg ik het zelf, het is een uitgeslepen kerel. Hij heeft me al twee keer bijna te pakken gehad. 337. SOOI
Wat ge nu zegt!
338. TAAL
Ja ja!
339. SOOI
Dan moet het inderdaad een geslepen vos zijn.
340. TAAL En of, verleden week lag hij heel gewoon bij één van mijn vallen op mijn komst te wachten. Gelukkig loop ik sneller dan die schoft. 341. SOOI
Had hij dan geen geweer bij ?
342. TAAL
Dat zal wel! Hij heeft twee keer geschoten. Sooi, ik heb geluk gehad, het zaad vloog rond mijn oren.
343. SOOI
Geloof ik best. Ik heb gehoord dat hij een haas schiet vanop duizend meter.
344. TAAL
Al bij al nam ik hem vannacht toch in het ootje.
345. SOOI
Echt waar ? Vertel eens.
346. TAAL Ik heb vannacht twee van zijn vallen leeggemaakt. Die kerel besteelt zelf de baron. Hij zet vallen, haalt ze eerst leeg en gaat er dan mee naar de baron om de buitgemaakte vallen te tonen. 347. SOOI
En gelooft de baron dat ?
348. TAAL Natuurlijk, en per val krijgt de snoodaard een frank. Zo maakt hij twee keer winst. Vanzelfsprekend blijft er soms wel eens een haasje in de val zitten zodat de baron ook iets te eten heeft. 349. SOOI
Toch slim bekeken.
350. TAAL
Heel slim. Maar vroeg of laat loopt hij in de duisternis toch eens op mijn vuisten.
351. SOOI
Doe u maar geen pijn. (lacht) Gezondheid. (drinkt tweede glas leeg en staat op) Ik ga nu. Tot straks, Taal.
352. TAAL Tot straks. (Sooi gaat buiten) Het leven kan hard zijn, vooral voor de kleine man, en daar zie ik de eerste eeuw nog geen verandering in komen. (neemt instrument) Maar ja, zolang we ademen moeten we blijven vechten, tegen alles en iedereen. (begint te spelen)
-DOEK-
- TWEEDE BEDRIJF Een zonnige, zomerse namiddag, vóór het lof.
1. TAAL (zit aan tafel met een stuk papier en een potlood; voor hem staat een leeg bord met een lepel) Nu zullen zij daar vele jaren slijten. (denkt na en schrijft) Nu weten zij wel wat ze hebben misdaan. 2.
LYDIE (komt op uit de keuken) Heeft het gesmaakt, Taal ? (neemt bord)
3. TAAL Heel goed, het is lang geleden dat ik nog zo lekker gegeten heb. Daarenboven was het meer dan voldoende. Kijk, mijn buik staat op springen. 4.
LYDIE Dat doet me plezier. (bekijkt blad papier) Wat is dat ?
5. TAAL Aha ! Dat is een liedje dat ik schrijf over de verschrikkelijke moord die vannacht in Tremelo gepleegd is. Ik moet er alleen nog een gepast melodietje op vinden om het vanavond op het teerfeest in première voor te stellen. 6.
LYDIE Is daar in Tremelo nu weeral een moord gepleegd ? Heer Jezus, Maria. (maakt een kruisteken)
7.
TAAL
8.
LYDIE Hoe zou ik het weten; ik zette vandaag nog geen stap buiten de deur. Vertel eens wat er gebeurd is.
Wist gij dat nog niet ?
9. TAAL Ik zal dat een vlug in twee woorden uitleggen. Het fijne weet ik er ook niet van maar vannacht hebben ze Lonj', de vriend van Boeres Dikken, van kant gemaakt met een riek en een pik. Boeres Dikken heeft één van de schurken nog een flinke rammeling kunnen geven maar hij slaagde er toch in te ontsnappen. Naar ik gehoord heb zou Boeres Dikken de schurk herkend hebben en dank zij zijn getuigenis hebben de gendarmen de daders kunnen arresteren en ze zijn overgebracht naar de gevangenis van Leuven. 10. LYDIE Is dat echt waar ? (maakt opnieuw een kruisteken) Moorden en nogmaals moorden. Er komt geen einde aan. Wanneer krijgen we eens eindelijk een kermis of een zondag zonder dat er hier of daar iemand van kant gemaakt wordt ? 11.
TAAL
Lydie, gisteren was het pas zaterdag !
12.
LYDIE (kwaad) Taal, ver... ! Bij was hij eruit. Het is nu niet de moment om grapjes te verkopen.
13. TAAL (beschaamd) Eigenlijk hebt ge gelijk. (verontschuldigend) Zo bedoelde ik het niet, ik wou alleen maar zeggen dat ze de dag van vandaag op ieder moment iemand koud maken. 14.
LYDIE Kunt gij mij zeggen waarom ze dat eigenlijk doen ? Daar kunt ge toch geen plezier aan beleven. Of wel soms ?
15. TAAL pruts.
Volgens mij niet. Maar wat wilt ge ? Hier geven de grote heren zelf het voorbeeld. Zij schieten u dood voor een
16.
LYDIE Wat wilt ge daar mee zeggen ?
17.
TAAL
18.
LYDIE Dat is iets anders. Als gij daar rondloopt, is het om te stropen en dat is stelen. Dat ligt heel anders.
Als ze mij morgen op het landgoed van Fonteyn kunnen dooschieten, zullen ze geen seconde aarzelen.
19. TAAL Ach meisje. De baron kan het wild dat op zijn landgoed rondloopt nooit alleen opeten. Ik eigen mij het recht toe van tijd tot tijd een brokje van zijn teveel op te eten. Dat heeft niets met stelen te maken. 20.
LYDIE Hoe noemt ge dat dan ?
21. TAAL Ofwel riskeert ge uw leven om in leven te blijven ofwel riskeert ge niets en dan zijt ge een vogel voor de kat want ik heb nog niemand gekend die in leven bleef door alleen maar te ademen. 22.
LYDIE Dat klopt, maar kunt ge dan nergens gaan werken om uw boterham te verdienen. Dan hebt ge de hazen en de
patrijzen van de baron niet meer nodig. 23. TAAL Lydie, dat gevogelte is net zomin van de baron als van u of van mij. En om te kunnen werken, moet er werk zijn, en dat is er niet. 24.
LYDIE Wie zoekt die vindt en waarom zouden die beesten niet van de baron zijn ?
25.
TAAL
26.
LYDIE Van mijn moeder en mijn vader.
27.
TAAL
28.
LYDIE Dank zij God, die heeft Adam en Eva geschapen.
29.
TAAL
30.
LYDIE Wel... de aarde, de hemel, het licht, de duisternis, de planten, de dieren...
31.
TAAL
32.
LYDIE Wat nu weer ?
33.
TAAL
34.
LYDIE Maar Taal, dat waren de eerste dieren ! Nu zijn dat dezelfde niet meer.
Van wie zijt gij een dochter ?
Ja, dat wel, maar zo bedoel ik het niet. Dank zij wie lopen er mensen rond op deze wereld ?
Juist. En wat heeft God nog gemaakt ?
Ja, dat is het !
God heeft de dieren geschapen. Hoe kunnen die dan van de baron zijn ?
35. TAAL Breng me niet aan het lachen. De hazen en de patrijzen van nu stammen, net zoals wij, af van de hazen en de patrijzen die God in zijn tijd geschapen heeft. 36. LYDIE Taal, gij kent uw gewijde geschiedenis niet. Wij stammen niet af van die eerste hazen en patrijzen maar van Adam en Eva. Ge hebt daarnet niet goed geluisterd. 37.
TAAL
(zucht) Ik heb dat wel gehoord maar geef me nu maar een jenever. 't Is hopeloos.
38. LYDIE (gaat naar toog) Nee, er is nog hoop maar gij zijt een hopeloos geval. Gij verstaat niet dat stropen gelijk staat met stelen. 39.
TAAL
(kwaad) Maar dat is niet waar, verdomme !
40.
LYDIE (brengt jenever) Maak u niet dik, dat helpt niet.
41. TAAL Daar kan ik me echt kwaad in maken. Juist omdat we allemaal bang zijn van de baron, van de boswachter, van de gendarmen, van meneer pastoor en noem maar op, kennen we al die miserie. Als die ons moesten behandelen als mensen, zou het er heel anders aan toegaan. 42.
LYDIE Wat kraamt ge nu uit ? Hebt ge misschien een kaart van de socialisten gekocht ?
43.
TAAL
44.
LYDIE Maar jongen toch, als ge dat doet geraakt ge nooit in de hemel.
Nog niet, maar ik begin er sterk aan te denken.
45. TAAL (lacht) De hemel is niet gemaakt voor arme mensen. Als wij daar aankloppen zal achter de rug van Sint-Pieter wel één van die rijke lui een oogje in het zeil houden. Ge kent dat toch, die plegen chantage: als ge die laat binnenkomen, ga ik buiten. Al wat Sint-Pieter kan doen is zeggen dat alles volzet is en de deur toe gooien. Die rijke mannen krijgen toch altijd hun goesting. 46. LYDIE (maakt een kruisteken) Taal, gij moet dringend naar meneer pastoor en op bedevaart naar Scherpenheuvel. De duivel zit in u.
47. TAAL Mariake van Scherpenheuvel zal hier boven ook wel niet al te veel in de pap te brokken hebben. Het zou me niet verwonderen dat ze daar alleen goed is om ja te knikken en om de afwas te doen. Zoals trouwens alle vrouwen. 48.
LYDIE Nu krijg ik medelijden met u. Dat had ik nooit kunnen denken. Zo jong en al zo verbitterd.
49.
TAAL
50.
LYDIE Nee. (schenkt zich een jenever in)
Dat wel, maar hebt ge al eens goed nagedacht over leven dat we hier slijten ?
51. TAAL De pachters wroeten van 's morgens tot 's avonds om op hun grond wat voort te brengen. Eenmaal hun jaarlijkse pacht betaald, blijven er alleen nog wat kruimels over. Is het dan niet normaal dat ge momenteel elke dag hoort praten over stelen en moorden ? Stelen dient om in leven te blijven en moorden worden gepleegd in een zatte roes. Maar waarom drinken de mensen zich een stuk in de kraag ? Omdat dit de enige manier is om even van alle ellende verlost te zijn, verdorie. Geeft me nog maar een jenever om mijn zorgen opzij te zetten. Bij al die moorden of diefstallen zouden ze beter de baron, de boswachter, de gendarmen of meneer pastoor achter de tralies draaien. Het is hun schuld dat er hier al die miserie is. 52.
LYDIE (brengt jenever en zet zich bij aan tafel) Kom, laat ons over iets anders praten. Uw uitleg boezemt me schrik in.
53.
TAAL
54.
LYDIE Dat bedoel ik niet maar ik ben alleen maar bang dat ge straks één van die grote heren gaat vermoorden.
Ge moet van mij geen schrik hebben.
55. TAAL Vandaag is het kermis en straks moet ik spelen op het teerfeest. Om iemand een kopje kleiner te maken zal er dus niet veel tijd meer resten. Trouwens, daar ben ik te laf voor. 56.
LYDIE Om een mens kapot te maken moet ge laf zijn, niet om hem te laten leven.
57.
TAAL
58.
LYDIE Vrouwen hebben steeds gelijk.
59.
TAAL
(drinkt) Misschien hebt ge gelijk.
(lacht) Al met al, mocht ik de moed hebben dan zou ik ze toch graag één voor één aan mijn mes steken.
60. LYDIE Kom, ik zal nogeens schenken. Zet al die sombere ideeën maar uit uw hoofd want anders kunt ge straks niet fatsoenlijk spelen. 61.
TAAL
Ge hebt gelijk en bovendien kan ik nog gans mijn leven een zaag spannen.
62.
LYDIE (haalt fles en schenkt in) Ge krijgt verstand. Over iets anders gesproken, wanneer komt FRANS ?
63.
TAAL
64.
LYDIE Dat komt in orde. Gezondheid.
65.
TAAL
66.
LYDIE Laat eens horen wat voor liedje ge gemaakt hebt over die afschuwelijke moord.
67.
TAAL
68.
LYDIE Ik luister.
69. 70. 71. 72. 73. 74.
TAAL (staat recht) Komt vrienden hiet, al die staan in 't ronde. Komt luisters eens met aandacht naar dit lied, Een wrede moord zal ik u gaan verkonden, Op enen zaterdag in Tremelo is geschied. Een mensenhart zou daar van open scheuren, Als men aanhoort dees wrede moorderij; Maar 's anderendaags het dorp stond in roere, Als iedereen wist al van die moorderij. En de gendarmen, die zijn terstond gekomen, De moordernaars naar 't prison gedaan,
Die zal niet lang meer wegblijven. Hij kotm na het middageten.
Gezondheid.
(neemt papier) Ik zal het gewoon voorlezen want ik heb nog geen passende melodie gevonden. Goed ?
75. 76. 77. 78. 79. 80.
En het parket, dat toen nog niemand kende. Men vond het lijk nog liggen op de grond, Met enen riek z'n hart was heel doorstoken. Men vond de pik waar hij was mee doorwond. Ge kunt wel denken wat dat hij heeft geleden, Eer hij gaf ja zijnen laatsten stond. Nu zitten zij in het prison te treuren, In afwachting van hun straf te ondergaan. Nu zullen zij daar vele jaren slijten, Nu weten zij wel wat ze hebben misdaan. (maakt een diepe buiging)
81.
LYDIE (klapt in handen) Bravo ! Bravo !
82.
TAAL
83.
LYDIE Als ge nu nog een gepast melodietje vindt, zingen ze dat binnen honderd jaar nog in Tremelo.
84.
TAAL
85.
LYDIE Daar ben ik zeker van.
86.
TAAL
87.
LYDIE Zal dat lukken tegen vanavond ?
88.
TAAL
89.
LYDIE Taal, weet ge wat ik eigenlijk niet goed snap ?
90.
TAAL
91.
LYDIE Dat zo'n slimme kerel als gij heel zijn leven wil doorbrengen op de heide en in de bossen.
92.
TAAL
(maakt opnieuw een buiging) Bedankt, geacht publiek
(tevreden) Denkt ge dat ?
Ik ga mijn best doen om een mooi deuntje te vinden.
Dat moet lukken, verdomme.
Hoe kan ik dat nu weten ?
Hoe ?
93. LYDIE Gij zijt één van de weinigen die kan lezen en schrijven en toch houdt ge u bezig met zaken die beter het daglicht niet zouden zien. Dat versta ik niet goed. 94. TAAL Leren lezen en schrijven deed ik met volle plezier op de zondagsschool bij de pastoor. Mijn vader leerde me stropen en mijn instrument bespelen. Trouwens, met die muziekschool heb ik wat meegemaakt. Vooraleer mijn vader te weten kwam dat ik daar naartoe ging, had ik al meer dan één jaar les gevolgd. Ik wist goed dat hij het me zou verbieden. Daarom zei ik elke zondag dat ik de stroppen ging nakijken. Maar op een keer is vader me stiekem gevolgd want hij dacht dat ik een lief had. Het toeval wilde ook dat ik die zondag wat te laat thuis vertrokken was zodat de les al bezig was. Ik ga dus recht de klas binnen maar amper gezeten, word ik al uit mijn bank getrokken en krijg ik een flinke rammeling. Hij heeft me bij de haren buiten gesleurd en de pandoering duurde tot we weer thuis waren. Later ben ik nooit meer naar de les geweest. 95.
LYDIE En deed de pastoor dan niets om u te helpen ?
96.
TAAL
97.
LYDIE Maar waarom was uw vader tegen die zondagsschool ?
Die had veel te veel schrik van vader.
98. TAAL Hij dacht dat ik pastoor wilde worden en pastoors en mijn vader zijn nooit goede vrienden geweest. Hij zei altijd: een pastoor in de parochie is nog erger dan een vrouw in huis. 99.
LYDIE Hebt ge nog nooit aan trouwen gedacht ?
100. TAAL Natuurlijk, alleen is maar alleen. In de zomer red ik het wel: de dagen zijn lang en ik verveel met niet maar in de winter zijn de avonden lang en daar er geen kermissen zijn, moet ik ook niet gaan spelen. Gelukkig kan ik zo nu en dan nog een haas of een patrijs gaan stropen bij Fonteyn of bij van Meerstraeten. 101. LYDIE Maar dat stropen zult ge toch moeten afleren. 102. TAAL
Hoe afleren ?
103. LYDIE Als ge vroeg of laat wilt trouwen met een eerbaar meisje zal die uw duistere praktijken toch niet dulden. Dan wordt er vereist dat ge gaat werken om de boterham te verdienen voor vrouw en kinderen. Ik wil helemaal niet zeggen dat ge niet meer op de kermissen moogt gaan spelen maar dat stropen... Ge weet wat ik daarvan denk. En daarbij, eenmaal getrouwd gaat ge uw hoofd toch niet riskeren voor een stomme haas of patrijs. 104. TAAL
Ja maar...
105. LYDIE Laat mij eerst uitspreken, ik heb nog niet gedaan. Met Bere heb ik daar ook al over gesproken. 106. TAAL
Over mij ?
107. LYDIE Nee, over ons Saar. Denkt gij misschien wat wij met onze ogen in ons zakken 108. TAAL
lopen ?
Hoe ?
109. LYDIE Dat ons Saar verliefd is. 110. TAAL
Is uw dochter verliefd ?
111. LYDIE Doe niet onnozel, Taal. Ik heb al uw liefdesbrieven gevonden. Proficiat, ge hebt veel fantasie en uw jaar bij de pastoor heeft vruchten afgeworpen. 112. TAAL
Bedankt. (begint te zweten en wrijft voorhoofd af)
113. LYDIE Zoals ik al zei, ik heb er met mijn man over gesproken en onze mening ligt vast: vooraleer ge met onze dochter trouwt, moet ge eerst zorgen dat ge fatsoenlijk werk vindt en dat stropen kunt ge definitief vergeten. 114. TAAL
Is Bere dan niet kwaad dat ik voor zijn dochter kom ?
115. LYDIE Dat heb ik hem nog niet verteld. Van die liefdesbrieven weet hij nog niets. Ik heb ze gelezen en ze mooi terug op hun plaats gelegd. 116. TAAL
(zwak) Mag ik alstublieft nog een jenevertje ?
117. LYDIE (schenkt in) Die kunt ge blijkbaar goed gebruiken. 118. TAAL
Danku, dat zal wel. (drinkt) Maar waarom hebt ge dat niet aan Bere gezegd ?
119. LYDIE Ik wilde dat eerst eens met u uitpraten. Bere en Saar hoeven dat nu nog niet te weten. 120. TAAL
Maar waarom wilt ge daar eerst met mij over praten ?
121. LYDIE Om te zien wat gij eigenlijk van zin zijt. Of weet ge dat zelf nog niet goed ? 122. TAAL
Euh... Ja... en nee.
123. LYDIE Ja en nee ? 124. TAAL
Nu vraagt ge me toch twee zware zaken in één keer: werk zoeken en stoppen met stropen.
125. LYDIE Mijn idee aangaande die stroperij kent ge ondertussen reeds. Wat het werk betreft, kan ik Teire misschien eens vragen of de gemeente niemand kan gebruiken. 126. TAAL
Lydie, moet ik nu direct antwoorden of mag ik er een nachtje over slapen ?
127. LYDIE Slaap er zoveel nachten over als ge wilt maar weet dat ge Saar met rust moet laten zolang ik geen bevredigend antwoord gekregen heb. Ondertussen zwijg ik tegen iedereen. Afgesproken ?
128. TAAL
Dat is nog niet om mee te lachen, meisje. Daar kan ik vannacht waarschijnlijk niet van slapen.
129. LYDIE Maar best, dan hebt ge tijd om na te denken. 130. TAAL
Geef me nog een jenever.
131. LYDIE Van de dorst of van de schrik ? 132. TAAL
(in gedachten verzonken) Wablieft... ?
133. LYDIE Een jenever tegen de dorst of om uw angst door te spoelen ? 134. TAAL
Misschien wel voor beide.
135. LYDIE (lacht, schenkt in en zet fles op haar plaats) Nog iets, Saar houdt niet van zatlappen. Ik evenmin. 136. TAAL
Maar ik ben hoegenaamd niet zat.
137. LYDIE Nee, nu nog niet maar dat zal toch niet lang meer duren als ge zo verder doet. 138. TAAL Wees gerust, ik weet nog goed wat ik doe. Trouwens, ik moet straks nog spelen en ik denk niet dat er met een zatte kop veel uit mijn instrument te halen is. 139. LYDIE 't Is te hopen dat ge er iets van maakt want ik sta niet in voor de gevolgen. Bere is in staat uw kop in te slaan. 140. TAAL
(wrijft hoofd af bij al die dreigementen) We zullen er dan maar voor zorgen dat hij daar de kans niet toe krijgt.
141. LYDIE Ik ga Saar nog een beetje helpen in de keuken. Roep me maar als er iemand mocht komen. 142. TAAL klaar.
In orde, ondertussen kan ik nog een beetje aan mijn liedje werken; als ik niet oplet, is het vanavond nog niet
143. LYDIE Doe uw best. (gaat naar deur) 144. TAAL
Bedankt, Lydie. (Lydie draait zich om, lacht en gaat buiten)
145. TAAL (neemt instrument, probeert enkele melodietjes, legt instrument opnieuw weg, zet zich neer en kijkt wezenloos voor zich uit) Wat moet ik nu doen ? Het is inderdaad zo dat ik Saartje graag zie maar stropen is toch ook een deel van mijn bestaan en het leven dat ik nu leid is toch ook niet slecht. Werken, werken op de dagen en de uren dat de heren het wensen. Naar huis gaan als zij achten dat het moment gekomen is. Eten, niet op het ogenblik dat ge honger hebt maar als de sirene TUUT zegt; ge moet maar zien dat het honger hebt. Naar het toilet ? Kak of gene kak, de pot op. Gaat het niet ? Wachten op de volgende TUUT. En als het ondertussen toch begint te spannen, dan houdt ge in en als het niet meer te houden is, dan gaat het in de broek. Zo gaat dat... Wat moet ik doen, verdomme... ? 146. Mocht ik ooit aan mijn vader verteld hebben dat ik werk zou gaan zoeken om te kunnen trouwen met mijn lief omdat mijn toekomstige schoonouders dat vereisten... ge zoudt wat horen... en voelen... Ik mag niet meer denken aan die zondagsschool van de pastoor. En uiteindelijk zou ik hem misschien nog geen ongelijk geven. Mijn vader was een doodbraaf man, ruw van natuur. Maar wat wilt ge... twaalf kinderen. Hij de oudste... kreeg meer rammel dan eten. Vanaf zijn negende kon hij uit werken en 's nachts moest hij mee gaan stropen en stelen. Kippen waren zijn specialiteit. In gans Ninde was er geen betere... Natuurlijk werd hij wel enkele keren betrapt maar meestal bleef het dan bij een flinke pandoering. Nee, twee... Eén van de eigenaar van de kippen en een tweede van zijn vader omdat hij zich liet betrappen en zonder eten thuis kwam. Meer dan stropen en stelen kon mijn vader niet. Of toch..., drinken, of beter gezegd zuipen, dat kon hij ook. Meestal vroeg hij me twee liter water te halen bij de Kres. Deze Kres vondt ge nooit thuis, hij logeerde in de beemden. Daar zat hij achter zijn netten. Hij had twee specialiteiten: sijsjes en jenever. Hoe hij aan die alcohol kwam weet ik ook niet want hij stookte hem niet zelf. Dat was te veel werk en naar zijn zeggen, was gans zijn familie daar aan tenonder gegaan. Feit is, dat ik op bepaalde dag de Kres noch thuis, noch in de beemden kan vinden. Wat kon ik beter doen dan vaders kruik met water vullen ? Het resultaat kunt ge al raden: vader neemt een slok en ik de benen. Voor alle zekerheid ben ik die nacht niet thuis gekomen maar gaan stropen. Van geluk gesproken, die nacht ving ik twaalf hazen en negen patrijzen. Ik moet wel bekennen dat ik 's morgens met een klein hartje de deur geopend heb, maar bij het aanschouwen van de buit was vader toch enigszins bedaard. Ik ben daarna ECHT water gaan halen bij de Kres. Later hebben we er hartelijk om gelachen. 147. FRANS (komt ongemerkt binnen en blijft in de deur staan)
148. TAAL Moeder heb ik nooit gekend. Ze stierf toen ik één of twee jaar oud was. Vader herinnerde het zich ook niet te best meer. Als ik hem daar iets over vroeg zei hij steevast dat dit weinig belang had. Ademen en twee handen aan uw lichaam, dat was voor hem het voornaamste. Opnieuw trouwen interesseerde hem niet. Een vrouw was voor hem hetzelfde als een pastoor. Dit laatste heb ik nooit goed begrepen en als ik hem daar enige uitleg over vroeg, werd hij steeds boos en wist hij me steeds te zeggen dat ik het later, als ik groot zou zijn, dit wel zou verstaan. Ik versta het nog altijd niet en ik twijfel eraan of ik nog veel groter ga worden. Vader..., het was een kerel. 149. Oud is hij niet geworden. Verleden jaar stierf hij, bijna zestig. De laatste dag van zijn leven riep hij me aan zijn bed. Bed is een groot woord. Laat ons het liever een strozak vol met vlooien noemen. Die heb ik meteen na zijn dood verbrand. Die van mij was al niet veel beter, ik heb hem maar meteen mee in de vlammen gegooid. Ik heb nooit anders geweten dan dat hij me snotter noemde. Trouwens, ik ben er bijna zeker van dat hij mijn echte naam niet kende. Snotter, zo zei hij die laatste dag, ga me nog eens een haasje stropen. Toen ik met de buit thuis kwam, was hij dood. Drie weken heeft hij op zijn strozak gelegen zonder een dokter te raadplegen. 't Was vanzelf gekomen, 't zal dan ook zo wel weg gaan. Zonder zijn koppigheid leefde hij misschien nog. Toen de dokter kwam om de overlijdensakte op te stellen, kreeg ik de schuld. Waarom had ik hem niet eerder verwittigd? Ik heb daar niet op geantwoord want dat had die geleerde man toch nooit begrepen. Als doodsoorzaak schreef hij iets in het Latijn. De pastoor heeft het vertaald als longontsteking. Nog een geluk dat ik die had, zoniet had ik nooit geweten waaraan mijn vader gestorven was. Eén detail ben ik nog vergeten. Toen vader me vroeg om de haas te gaan stropen en ik aanstalte maakte om te vertrekken, riep hij me terug. Dat was de eerste, en ook de enige keer in zijn leven dat hij me iets te vertellen had. Gewoonlijk was het brullen en tieren. Jongen, zo zei hij, God heeft de tien geboden uitgevonden en ze voor Mozes op stenen tafels uitgekapt. Toen hij me vroeg of ik dat wel wist, durfde ik bijna niet ja te zeggen uit schrik dat ik een rammeling zou krijgen. Al wat met de kerk te maken had, was voor vader verboden. Daarom schrok ik eigenlijk een beetje... hoe kon hij dat weten ? Wel, zo vervolgde hij, ik heb slechts drie geboden, maar onthou ze uw leven lang. 150. Ten eerste: met de kermis een hond in de pot kan nooit kwaad. 151. Ten tweede: een vrouw regelmatig een pandoering geven is goed, voor u en haar gezondheid. 152. Ten derde: af en toe naar het pensionaat in Leuven gaan om talen te leren is ook niet slecht. Ge moet alleen maar zien dat ge er niet al te vaak heen gaat. 153. Zelf is hij er twee keer geweest, in het pensionaat. 154. FRANS Waarom eigenlijk ? 155. TAAL
(schrikt geweldig) W a t !!??
156. FRANS Ja, waarom ? 157. TAAL
Van waar komt gij ?
158. FRANS Ik sta hier toch al een tijdje. 159. TAAL
En gij zegt niets ?
160. FRANS Ik heb er de kans niet toe gekregen, gij zweegt niet. 161. TAAL
Ge hadt me toch kunnen onderbreken.
162. FRANS Het was te spannend. En daarbij, ik dacht dat ge zot geworden waart. 163. TAAL
Zot geworden ?
164. FRANS Zoals ge daar bezig waart. Ik kom hier op de koer en hoor binnen iemand praten. Ik kom binnen en zie u daar moederziel alleen zitten vertellen. Zeg nu zelf, wat zoudt ge daar van denken ? Ofwel heeft hij een glaasje teveel gedronken, ofwel is hij zot geworden. 165. TAAL
Ik kan u al meteen zeggen dat het geen van beide is.
166. FRANS Dan heb ik geluk gehad. 167. TAAL
Hoe hebt gij geluk gehad ?
168. FRANS Ik dacht al dat ik vanavond alleen zou moeten spelen. 169. TAAL
Dat niet. Hebt ge uw instrument bij ?
170. FRANS Het staat nog buiten. 171. TAAL
(sarcastisch) Ge leert bij, ge zijt het toch niet vergeten zoals vorige week.
172. FRANS Nee, manneke. 173. TAAL
Kom, ga het halen, dan kunnen we nog wat oefenen voor straks.
174. FRANS Ik kan het wel gaan halen maar om te oefenen heb ik nu geen tijd. Ik moet eerst elders heen. 175. TAAL
Waar moet meneer dan nog zijn, als ik vragen mag ?
176. FRANS Nee Taal, dat moogt ge niet vragen. Ge zijt veel te nieuwsgierig. Kom, ge zijt niet voor niets mijn beste vriend. Zal ik het zeggen ? 177. TAAL
... Dat moet ge zelf weten. Als ge 't niet wilt zeggen, dan zwijgt ge maar.
178. FRANS Ge zijt kort van stof vandaag. Wat scheelt er ? 179. TAAL
Helemaal niets.
180. FRANS Volgens mij wel. Kom, ge moet het niet vertellen. Ik heb er geen zaken mee. 181. TAAL
Ik zal het u ooit wel eens vertellen.
182. FRANS Vooruit, ik zal mijn affaire eens vertellen. Ik moet nog naar de notaris in Werchter. 183. TAAL
Ontvangen de notarissen nu ook al op zondag ? Is het voor een erfenis ?
184. FRANS (lacht) Was dat maar waar. Ik erf niet maar ik ga een fiets kopen. 185. TAAL
Ik wist niet dat de notaris van Werchter fietsen verkoopt.
186. FRANS Normaal gesproken verkoopt hij geen fietsen. 187. TAAL
Wat staat ge daar dan te vertellen ?
188. FRANS Heel simpel, Taal. De notaris heeft een automobiel gekocht en heeft nu zijn fiets niet meer nodig. 189. TAAL
Ha, zo zit dat. Die fiets hebt ge zeker voor een appel en een ei kunnen kopen ?
190. FRANS Natuurlijk. 191. TAAL
Ge moet niet schoon zijn om geluk te hebben.
192. FRANS Ge zijt toch niet jaloers ? 193. TAAL
Nee, ik kan trouwens niet met de fiets rijden. Hoe zou ik dan jaloers zijn.
194. FRANS Daarbij, ge moet niet jaloers zijn want voor een appel en een ei heb ik hem ook niet gekocht. De notaris vraagt er nog vijftig frank voor. 195. TAAL
Wablieft ? Vijftig frank voor dat verroest stuk ijzer. Dat is pure af-zetterij.
196. FRANS Natuurlijk heb ik dat niet gegeven. Voor vijftig frank had ik er beter een nieuwe gekocht. 197. TAAL
Zoals ge zegt. Hoeveel hebt ge dan betaald ?
198. FRANS Negenenveertig frank 199. TAAL
Negenenveertig ?
200. FRANS 't is niet waar, vijfenveertig heb ik gegeven. 201. TAAL
Volgens mij is dat nog meer dan genoeg. Aan dergelijke, versleten fiets zou ik dat nooit kunnen geven.
202. FRANS Ge moet nu ook niet overdrijven. Zó slechts is hij ook niet. 203. TAAL
Maar nieuw is toch wat anders.
204. FRANS Veertig frank is die fiets toch wel waard en ik kan er zeker nog twintig jaar mee rijden. 205. TAAL
Zoekt gij nog zo lang te leven ?
206. FRANS Nog veel langer als ik het voor het zeggen heb. 207. TAAL
Wat bedoelt ge, gij leven of die fiets rijden ?
208. FRANS Die fiets rijdt nog veel langer dan twintig jaar en ik ben ooit één keer bij een dokter geweest en die wist te vertellen dat ik gemakkelijk honderd jaar kan worden. Ik mag alleen niet vergeten te ademen. 209. TAAL
Dat geloof ik best. Ik ben ooit ook bij die dokter geweest en die wist voor mij hetzelfde te vertellen.
210. FRANS Is dat echt ? 211. TAAL
Ja, maar tegen mij zei hij dat ik niet mocht vergeten te drinken.
212. FRANS Die dokters zijn toch slimme kerels, niet ? 213. TAAL
Wees daar maar van overtuigd.
214. FRANS Ik haal vlug mijn instrument en daarna spoed ik mij naar Werchter. Ik moet op tijd terug zijn. 215. TAAL
Zeg Frans, vooraleer ge vertrekt moet ik u toch eerst iets tonen.
216. FRANS Wat wilt ge me laten zien ? 217. TAAL
Ge weet het of ge weet het niet, deze nacht is er in Tremelo een moord gepleegd.
218. FRANS Dat weet ik. Daarstraks heb ik er nog van gehoord. 219. TAAL Op deze moord heb ik een liedje gemaakt. Als we er nu samen een melodietje op vinden, kunnen we het vanavond opvoeren. 220. FRANS Laat me die tekst eens bekijken. 221. TAAL
Kijk. (geeft papier aan Frans)
222. FRANS Komt vrienden hier, .... mmmm .... in Tremelo is geschied... mmmm ..... 223. Wat ze hebben misdaan. Niet slecht, Taal. Ik zal eens proberen. (zingt) Komt vrienden hier, al die staan in 't ronde. Komt luistert eens met aandacht naar dit lied, een wrede moord zal ik u gaan verkonden, op enen zaterdag in Tremelo is geschied. 224. TAAL
Dat is niet slecht, Frans. Willen we maar onmiddellijk met de muziek proberen ?
225. FRANS Nee. 226. TAAL
Waarom niet ?
227. FRANS Omdat ik eerst buiten mijn instrument moet halen. 228. TAAL
Doe het dan.
229. FRANS Natuurlijk, moet ge moet me eerst de tijd geven. 230. TAAL
Ge maakt het toch moeilijk, Frans.
231. FRANS Ik niet, maar gij... 232. TAAL
Kom Frans, niet zeveren, ga uw instrument halen.
233. FRANS Ik ben al weg, kruidje-roer-me-niet. (af) 234. TAAL (zingt melodie) Komt vrienden hier, al die staan in 't ronde. Komt luistert eens met aandacht naar dit lied, een wrede moord zal ik u gaan verkonden, op enen zaterdag in Tremelo is geschied. 235. LYDIE (is ondertussen op de scène gekomen) Gaat het, Taal ? 236. TAAL Nogal. Ik denk dat we het melodietje gevonden hebben. Frans is zijn instrument ophalen en we gaan het direct proberen. Als ge een minuutje geduld hebt, kunt ge meteen het resultaat horen. 237. LYDIE Ik ben benieuwd. (Frans komt op) Dag Frans. 238. FRANS Dag Lydie. 239. TAAL
Lydie, geef ons eerst nog wat te drinken. Voor mij een jenever. En voor u Frans ?
240. FRANS Voor mij hetzelfde. 241. LYDIE Twee jenevers voor de heren artiesten. Een momentje. (schenkt in, Taal en Frans zetten zich klaar). Ziezo. 242. FRANS Hoeveel moet ik u voor die twee jenevers ? 243. LYDIE Laat maar, die zijn voor mijn rekening. Gezondheid. 244. FRANS Bedankt, gezondheid. 245. TAAL ronde...
Gezondheid. (Taal en Frans drinken glas leeg, beginnen te spelen en zingen) Komt vrienden hiet, al die staan in 't
246. PASTOOR (komt op en schreeuwt boven de muziek uit) Goedendag allemaal !!! (muziek stopt en iedereen schrikt) 247. LYDIE Dag meneer pastoor. Blij u hier te zien. 248. FRANS (en Taal) Dag meneer pastoor. 249. PASTOOR Jullie weten best dat het niet mijn gewoonte is op dit uur een café te bezoeken. Maar ik heb een klein probleem. 250. LYDIE Problemen zijn er om opgelost te worden, meneer pastoor. 251. PASTOOR Ik zou Bere eens willen spreken aangaande die geschiedenis van deze morgen.
252. LYDIE Wat is er gebeurd meneer pastoor ? 253. PASTOOR Weet ge dat dan nog niet ? 254. LYDIE Ik zou niet weten waarover ge het hebt, meneer pastoor. 255. PASTOOR Weet gij dan niet dat vanmorgen de Smed met zijn kruiwagen door het dorp reed? Die heeft gewerkt in opdracht van Bere en Teire. En naar ik gehoord heb, werd hij er nog rijkelijk voor betaald ook. Weet gij daar dan niets van ? 256. LYDIE Nee, meneer pastoor, ge hebt volkomen gelijk. 257. PASTOOR Dat dacht ik wel. Wat zou er met deze wereld gebeuren zonder deugdzame mensen als gij en uw dochter. 258. TAAL
Hij zou snel om zeep zijn, meneer pastoor.
259. PASTOOR Wordt er u iets gevraagd, mijn zoon ? 260. TAAL ... Nee, meneer pastoor... 261. PASTOOR Wat hebt ge dan te vertellen, mijn zoon ? 262. TAAL
... Niets... Helemaal niets, meneer pastoor.
263. PASTOOR Goed, probeer dat voor de rest van uw leven te onthouden, mijn zoon. 264. TAAL
Zal ik proberen, meneer pastoor.
265. PASTOOR Trouwens, het log is niet eens begonnen en ge zit al aan de fles. Dat zijn toch geen manieren ! Begrijpt ge dan niet dat ge met dergelijk wangedrag nooit in de hemel komt? 266. TAAL
... Dat wist ik niet, meneer pastoor.
267. PASTOOR Nu moet ge ook niet meer naar het lof komen. De kerk biedt geen plaats aan dronkaards. Maar morgenochtend, als ge nuchter zijt, komt ge vóór de vroegmis uw zonden maar opbiechten. Ik zal ze u vergeven. 268. TAAL
Dat zal ik doen, meneer pastoor.
269. PASTOOR Vergeet het niet, zoniet zal God u deze zonde dubbel aanrekenen. Als ge morgen komt, kunt ge opnieuw met een propere lei beginnen. Ik hoef er natuurlijk niet aan toe te voegen dat het dan de bedoeling is deze lei proper te houden. 270. TAAL
Ik zal er zijn, meneer pastoor. (Frans kan amper zijn lach bedwingen)
271. PASTOOR Is het grappig, mijn zoon ? 272. FRANS Euh... nee... nee... 273. PASTOOR Wie nee ? Hebben uw ouders u geen manieren geleerd ? 274. FRANS Wat zouden ze mij geen manieren geleerd hebben. 275. PASTOOR Wel, ja en nee, wie ? 276. FRANS Ja, meneer pastoor. Nee, meneer pastoor. 277. PASTOOR Dat klinkt al heel wat beter. En ik zal u morgenochtend ook wel in de vroegmis ontmoeten, nietwaar? 278. FRANS Nee, meneer pastoor. Ik moet in de brouwerij gaan werken en als ik eerst nog naar de mis moet, komt ik veel te laat. Ik moet al om zes uur beginnen.
279. PASTOOR Geen nood, mijn zoon. Ik zal wel een briefje voor de brouwer schrijven. Vergeet het na de mis niet te vragen. 280. FRANS Dat zal ik doen, meneer pastoor. Dank u. 281. PASTOOR Dat is dan alweer geregeld. Lydie, mag ik u morgenochtend ook begroeten ? 282. LYDIE Mij, meneer pastoor ? 283. PASTOOR Natuurlijk ! Wie heeft die jonge, gezonde zielen alcohool aangeboden ? Ik toch niet ! 284. LYDIE Nee, meneer pastoor. Maar als de klanten er om vragen, kan ik dat toch niet weigeren. 285. PASTOOR Gij als rijpe vrouw, door God rijkelijk voorzien van rede en verstand, moet weten dat alcohol het oorkussen van de duivel is. Alcohol was reeds herhaaldelijk de oorzaak van moord- en roofpartijen, huisgezinnen kunnen in diepe ellende gestort worden, en noem maar op... Daarom is het een schande dat gij twee jonge mensen voor de voeten van Satan legt, hen als het ware in zijn grijparmen drijft. Dat is uw fout, Lydie en daarvoor moet ge boeten. 286. LYDIE Ik heb het verstaan, meneer pastoor. Ik zal er zijn. 287. PASTOOR Goed. Waar kwam ik ook al weer voor ? Ach ja, waar is Bere, Lydie ? 288. LYDIE Achteraan of buiten, ik weet het niet juist. 289. PASTOOR Hij is toch thuis ? 290. LYDIE Ja, ja. Ik denk het wel... hij heeft toch niets gezegd. 291. PASTOOR Zoek hem eens. Ik wacht buiten en verwittig me maar als ge hem gevonden hebt. Ik ga nog wat brevieren. (gaat buiten) 292. LYDIE (naar keuken) Bere ! Bere ! (af) Bere ! Bere ! 293. TAAL
Nog een klant voor de vertoning van morgen.
294. FRANS Dat zal er niet ver naast zijn. 295. TAAL
Miljaarde nondedju !
296. FRANS Vloek zo niet, verdomme. Straks hoort hij het nog en dan kunt ge de ganse week naar de mis. 297. TAAL
Verdomme, ik was zinnens eens goed uit te slapen. Dat loopt helemaal mis.
298. FRANS Dat was eigenlijk ook mijn bedoeling. 299. TAAL
Gij moet morgen toch gaan werken...
300. FRANS Maar nee, ik heb verlof gevraagd. 301. TAAL
Oei, als hij dat te horen krijgt...
302. FRANS 'k Weet het maar al te goed. 303. TAAL
Ge zult het hem toch moeten zeggen.
304. FRANS Dat is misschien nog het beste wat ik kan doen. 305. TAAL
Ik denk dat ge gans de week uitgenodigd wordt voor de vroegmis. Misschien moogt ge zelfs in mijn plaats gaan.
306. FRANS Gij hebt nog geluk. Als gij morgen niet gaat, komt ge alleen niet in de hemel. Als ik niet ga, en de brouwer komt het te weten, dan vlieg ik op straat. 307. TAAL
Waarom ?
308. FRANS De brouwer en pastoors zijn twee handen op één buik. Als ge één keer ziek zijt, zou hij u meteen op de straat durven zetten maar voor de pastoor is alles goed. Verleden zomer moest ik drie dagen niet in de brouwerij werken omdat de tuin van meneer pastoor moest omgespit worden. 's Zondags kwam de pastoor thuis aankloppen en vertelde dat ik 's anderendaags om acht uur bij hem moest zijn. Ik dacht dat hij daarmee acht uur 's avonds bedoelde, maar het bleek 's morgens te zijn. Toen hij zei dat de brouwer op de hoogte was van de zaak, ben ik er maar naartoe gegaan. Tot 's woensdags heb ik kunnen spitten. Strafst van al is nog dat de brouwer die drie dagen betaald heeft ook. 309. TAAL
Dat is straffe kost. Als de brouwer nu nog niet in de hemel komt...
310. FRANS De pastoor zal wel een goed woordje doen. 311. BERE
(komt op en wordt gevolgd door Lydie) Waar is onze zieleherder ?
312. TAAL
Wie moet gij hebben, Bere ?
313. BERE
Onze herder. Wij zijn toch zijn schapen. Wist ge dat niet ?
314. TAAL Ah, die is buiten. Ik denk dat ge zo dadelijk niet meer zult lachen. 315. BERE Niet meer lachen ? Laat me lachen. Lydie, roep hem maar binnen. 316. LYDIE Bere, alstublieft, blijf kalm. (naar buitendeur) Meneer pastoor ! 317. BERE
(tapt Jack-Op) Gezondheid. Jullie drinken niet meer ? (drinkt)
318. TAAL
Bedankt. Het is alsof ik hem gekregen heb.
319. BERE
En gij, FRANS ?
320. FRANS Nee, één vroegmis per week lijkt me voldoende. 321. LYDIE Waar blijft de pastoor nu ? Meneer pastoor ! (af) 322. TERE
Zijn jullie me een stelletje bangerikken !
323. TAAL
Dat kan best, Bere.
324. FRANS Wacht maar, we zullen dadelijk wel zien wie hier het meeste schrik heeft. 325. BERE
Ik ben in ieder geval niet bank van dat stukje pastoor.
326. TAAL
Nu misschien nog niet.
327. FRANS Maar dat kan nog komen. 328. BERE
(lacht) Ik drink er nog eentje. Nog altijd geen dorst ? (schenkt Jack-Op)
329. TAAL
Nee, Bere. Drink maar als ge dorst hebt.
330. FRANS Smeer uw stembanden maar goed. 331. BERE
Hij blijft toch lang weg.
332. TAAL
Krijgt ge schrik ?
333. BERE
Ik denk dat hij meer schrik van mij heeft dan ik van hem.
334. FRANS Daar heb ik mijn twijfels over. 335. TAAL Dat denk ik ook. Iemand die niet bang is van de mannen van de Nindsenberg moet zeker geen schrik hebben van een prutsventje als gij. 336. BERE
Hola ! Een beetje op uw woorden letten. Of moet ik eens laten zien wat voor prutsventje ik ben ?
337. FRANS Maak u niet kwaad, Bere. 338. TAAL
Zo dadelijk krijgt ge daat kans genoeg toe.
339. BERE Ik zal me wel kalm houden. Zodra die zwartrok iets zegt dat me niet aanstaat, vliegt hij zonder boe of ba de straat op. Wat denken jullie wel ! 340. TAAL
Ik denk er het mijne van, Bere.
341. FRANS En ik ook. 342. BERE
Ik hoor het al. Jullie kennen Bere nog niet half !
343. TAAL
Daarin hebt ge gelijk.
344. FRANS Half kennen we u niet, wel helemaal. 345. BERE (lacht) Wanneer komt die nu binnen ? Ik sta te popelen om hem eens goed de les te spellen. Hij zal vlug met zijn staart tussen zijn benen vertrekken. 346. FRANS Dat zullen we nog zien. 347. TAAL
Zei de blinde en hij zag geen hand voor zijn ogen.
348. LYDIE (komt op) Hij komt direct als hij klaar is met de Smed en Teire. 349. BERE
De Smed en Teire ?
350. LYDIE Ja, ja. En als ge het mij vraagt, die konden er blijkbaar ook niet om lachen. 351. TAAL
Zouden dat ook twee kandidaten zijn voor de vroegmis ?
352. FRANS Dat zou best kunnen. 353. BERE
Twee kandidaten voor de vroegmis ?
354. FRANS Geduld, uw tijd komt nog. 355. BERE Kan er nu eindelijk iemand zeggen wat de pastoor eigenlijk van plan is ? Lydie komt me halen, zegt dat de pastoor mij wil spreken en dat hij niet goed geluimd is. Taal en Frans kregen hun les al gespeld en die van mij zou volgen. 356. TAAL
FRANS zei het al: geduld, Bere, uw tijd komt nog.
357. BERE
Maar wat is dat allemaal over die kandidaten van morgenochtend ?
358. FRANS Dat hoort ge nog wel.
359. TAAL
Ja, want waarzchijnlijk gaat gij ook uitgenodigd worden.
360. LYDIE (gaat naar buitendeur) Doe me een plezier en blijf alstublieft kalm. 361. BERE
Dat vraagt ge nu al voor de tweede keer.
362. LYDIE Omdat het nodig zal zijn. 363. BERE blijven.
Ik kan u niets garanderen. Als ik al wist waarover het zal gaan, zou ik u kunnen zeggen of ik al dan niet kalm zal
364. LYDIE De pastoor komt u de les spellen na al hetgeen ge deze voormiddag uitgespookt hebt. 365. BERE
Wat heb ik deze voormiddag verkeerd gedaan ?
366. LYDIE In uw ogen waarschijnlijk niets, maar wel in die van de pastoor. 367. BERE
Daar begrijp ik niets van.
368. LYDIE Deze morgen hebt ge de Smed toch met zijn kruiwagen... 369. BERE
Ha, daar gaat het over ! Milde... (lacht)
370. LYDIE Vloek zo niet. Straks hoort hij het nog. 371. BERE
Dat deert me niet, ik ben ik in mijn eigen huis.
372. LYDIE Straks, als hij weg is, kunt ge vloeken zoveel en zohard ge wilt. Hou u nu koest. 373. BERE
Nu nog beter, verdomme ! Nu gaat mijn vrouw me ook nog de les spellen in het bijzijn van anderen.
374. LYDIE (kwaad) Bere ! 375. TAAL
Kalm, Bere, wij weten dat ook wel.
376. BERE
Wat weet gij ?
377. LYDIE En gij moet zwijgen, Taal. 378. TAAL
Goed, goed, ik zeg al niets meer.
379. LYDIE Hij komt eraan. En de Smed en Teire volgen hem als twee schoothondjes. 380. FRANS Ik zal nog vlug een weesgegroetje voor u bidden, Bere. (slaat kruisteken en bidt in stilte). 381. TAAL
Ik ook, Bere. (volgt voorbeeld van Frans)
382. BERE
Bangerikken, verdorie !
383. LYDIE Bere ! (kijkt kwaad naar Bere) 384. BERE
't Is al goed. Ik zal proberen er aan te denken.
385. PASTOOR (gevolgd door Teire en de Smed) Dag Bere. U moest ik spreken. 386. BERE
Dat had ik al gehoord, meneer pastoor.
387. PASTOOR Wat gij deze voormiddag samen met uw vriend beraamd hebt, getuigt van alles, behalve van een christelijk gedrag, mijn zoon. Weet ge dat ? 388. BERE
Om eerlijk te zijn, nee. Ik weet niet wat daar onchristelijk aan is.
389. PASTOOR Wie ? 390. BERE
Hoe wie ?
391. PASTOOR Bere, weet ge dan niet met wie ge praat ? 392. BERE
Met u, verdomme !
393. PASTOOR Dat vloeken hoeft er helemaal niet bij, mijn zoon. Maar ik denk toch dat het een kleine moeite is om mijn naam te vernoemen als ge met mij spreekt. Moest het u echt bezwaren, dan ben ik bereid uw argumentatie in overweging te nemen, mijn zoon. 394. BERE (met tegenzin) Excuseer, meneer pastoor. Excuseer me voor dat vloeken, meneer pastoor en voor het vergeten meneer pastoor te zeggen, meneer pastoor. Ik kon er niet aan doen, meneer pastoor. 395. PASTOOR Niet overdrijven, mijn zoon. Terzake. Leg eens uit wat er deze voormiddag allemaal gebeurd is. 396. FRANS (samen met Taal) Amen. 397. PASTOOR Wat beliefd er u, mijn kinderen ? 398. TAAL
Euh... niets, meneer pastoor.
399. FRANS We baden ter vergiffenis van onze zonden, meneer pastoor. 400. PASTOOR Zo hoort het, mijn kinderen. Doe maar voort. Ik zal er morgenvroeg aan denken als ge te biechten komt. 401. TAAL
(samen met FRANS) Dank u, meneer pastoor. (slaan kruisteken en bidden in stilte).
402. PASTOOR Komt er nog wat van, mijn zoon ? 403. BERE
Ja, meneer pastoor. Teire en ik hebben vanmorgen Neel een poets willen bakken.
404. PASTOOR Naar ik deze middag van zijn moeder hoorde, zijn jullie daar schitterend in geslaagd. Maar waarom hebt u de Smed in deze doodzonde betrokken ? 405. BERE
Doodzonde, meneer pastoor ?
406. PASTOOR Inderdaad, mijn zoon. God rustte de zevende dag. Door deze dwaze streken hebt u een eerbaar mens als de Smed tot zondigen aangezet. 407. BERE
Maar de Smed heeft dat niet gratis moeten doen, meneer pastoor.
408. PASTOOR Dat heb ik ondertussen ook vernomen. Om deze reden moet hij morgen óók naar de vroegmis komen, mijn zoon. 409. BERE
Hoe, ik ook... (vergeet het bijna te zeggen) meneer pastoor ?
410. PASTOOR Zoals ik gezegd heb. U wordt vriendelijk verzocht u morgen voor de vroegmis aan de melden in mijn biechtstoel. Daarna kunt u de mis bijwonen, mijn zoon. 411. BERE
Meneer pastoor, daar kan ik niet mee akkoord gaan.
412. PASTOOR Mag ik u dan vragen waarom u zich niet akkoord kan verklaren met deze beslissing, mijn zoon ? 413. BERE Ik zal u dat een vlug vertellen. Titte van de Craen werkt in de mijn en die werkt bijna elke zondag. Ik heb nog nooit gehoord dat die 's anderendaags naar de vroegmis moest, en zijn bazen evenmin, meneer pastoor. 414. PASTOOR Kijk, mijn zoon. Dat er 's zondags in de koolmijn gewerkt wordt, heb ik nog niet gehoord. Stel dat het waar is, dan hebben die bazen zeker eerst de toelating aan de kerkelijke overheid gevraagd. 415. BERE
En dan mag dat ?
416. PASTOOR Ja, mijn zoon. Als de kerkelijke overheid dergelijke toestemming verleent, dan zal dat wel mogen. Of denkt ge van niet ? 417. BERE Wilt ge daarmee zeggen dat ik het eerst aan de kerkelijke overheid had moeten vragen en dat ik dan de toestemming zou gekregen hebben ? 418. PASTOOR Misschien wel. Maar vermits de dat niet gedaan hebt, mijn zoon, hebt ge tegen de kerk en haar wetten gezondigd. Daarom verwacht ik ook u morgenochtend. Nu wens ik u nog allemaal een prettige kermiszondag. Het is bijna tijd voor het lof, de kerk roept mij. 419. SAAR
(komt op met kerkboek) Dag meneer pastoor.
420. PASTOOR Dag Saartje. Ik zie dat ge klaar zijt om naar het lof te gaan. Kom, we zullen samen naar de kerk gaan. 421. SAAR
Ja zeker, meneer pastoor. (gaat samen met pastoor buiten) Tot straks, mensen.
422. PASTOOR (draait zich om in de deuropening) God zegene dit huist en zijn arme zondaars. Amen. (zegent huiskamer) 423. ALLEN Amen. (maken kruisteken) 424. BERE
(gaat naar deuropening en wacht tot pastoor ver genoeg weg is) Godverdomme ! Zwartrok !
425. LYDIE Blijf kalm. Al dat brullen en tieren kan er niets aan verhelpen. 426. BERE Nog een geluk dat ik me kan bedwingen. Ik zou nog veel erger zaken over die kerel kunnen vertellen. Stuk moeial ! Verdomme, hij komt terug. Wat is hij nu nog vergeten ? 427. FRANS Niets, hoop ik ! Vol van genade. 428. BERE
Zijn jullie allemaal gek geworden ?
429. FRANS Maar nee, Bere. 430. TAAL
Wij bidden voor u. Dat hij het maar niet gehoord heeft.
431. BERE Bedankt, dat is erg vriendelijk. Ik heb wel de indruk dat ik hier in een kerk zit in plaats van in een café. Er zullen niet veel kerken zijn waar zo intens gebeden wordt als hier. Ha, 't is niets. Hij raapt is op. Hij was waarschijnlijk zijn zakdoek of snuifdoos verloren. 432. TEIRE Hoe moet ik dat allemaal aan mijn vrouw gaan vertellen ? 433. SMED
De zondag van mijn vrouw is geslaagd als ik het haar vertel.
434. FRANS Volgens mij is die pastoor nog zo stom niet. 435. TAAL
Die is helemaal niet stom.
436. BERE
Als hij zo verder doet, zit er morgen meer volk in de vroegmis dan in de zondagse hoogmis.
437. TAAL
Vast en zeker. Alleen moet hij nog zorgen voor de zangers.
438. BERE
Lydie, tap nog niets voor de mensen op mijn kosten.
439. FRANS Voor mij niet, Lydie. Ik ga vlug naar Werchter. Ik moet zorgen dat ik niet te laat ben voor het teerfeest. Tot straks. (af) 440. TEIRE Voor mij ook niet. Ik moet mijn koeien nog melken. (af) 441. BERE
(kijkt naar Taal) Dat is hier net de vlucht naar Egypte. Moet gij ook weg ?
442. TAAL
Ik niet. Gij mij maar een jenever, Lydie.
443. BERE
En voor mij een Jack-Op.
444. LYDIE (tapt en bedient) Voilà, ik ga nog wat in de keuken werken. (gaat naar keuken) 445. BERE
Gezondheid. (drinkt)
446. TAAL
Gezondheid. (drinkt)
447. BERE
't Smaakt me niet, verdorie. (staat op en gaat buiten)
448. TAAL De vlucht naar Egypte. (lacht) Mij smaakt het wel, heel goed zelfs. Net een engeltje dat op mijn tong pist. (neemt instrument en begint te spelen) -DOEK-
- DERDE BEDRIJF -
Een zonnige, zomerse vooravond, na het lof
1.
TAAL
(slaapt met voeten op de tafel)
2. NEEL (komt binnen, gaat naar Taal, bekijkt hem even en gaat opnieuw buiten; komt even later terug binnen met grassprietje, gaat achter Taal staan en wil hem kriebelen) 3.
TAAL
Wel Neel, wat is de bedoeling ?
4.
NEEL
(schrikt) Is me dat schrikken, verdorie.
5. TAAL Ge weet dat ge een stroper niet moogt aanvallen, zeker niet in de rug. Jongen toch, dat hebben de boswachters van Fonteyn en van van Meersstraeten al zo dikwijls geprobeerd. Hen is het nooit gelukt, wat zoudt gij dat kunnen. 6.
NEEL
Is iedereen weg ?
7.
TAAL
Lydie is in de keuken, Taal moet buiten rondhangen en Saartje zit in het lof.
8.
NEEL
(nadenkend) Euh... Taal, zoudt gij mij willen helpen ?
9.
TAAL
Dat hangt er vanaf met wat.
10.
NEEL
Ik zit met een klein probleem en we zijn toch altijd vrienden geweest, nietwaar ?
11.
TAAL
Ik heb met u nog geen ruzie gemaakt.
12.
NEEL
Dat bedoel ik niet. Maar als ge een haas of een patrijs te veel hebt, dan koop ik die toch van u, nietwaar?
13. TAAL Dat klopt. Maar er zijn nog mensen die wild van mij kopen en als ik eerlijk mag zijn, mensen die beter betalen dan gij. Gij betaalt steeds onder de prijs. 14. NEEL Taal, ge weet toch nog dat de gendarmen bij mij geweest zijn voor dat geval met de boswachter van Fonteyn. Toen heb ik u toch ook niet verraden. Ik heb zelfs gelogen door te zeggen dat ge de ganse avond bij mij doorgebracht hebt. 15.
TAAL
Dat is juist, Neel. Maar zijt gij dan al vergeten dat ge daar tien ha-zen en tien patrijzen voor gekregen hebt ?
16.
NEEL
Hoe zou ik dat vergeten ?
17.
TAAL
Wel dan ? Waarom komt ge daarmee dan nog af ? Draai niet rond de pot en zeg wat er op uw lever ligt.
18.
NEEL
Ge moet niet kwaad worden, Taal, ik bedoelde daar niets mee.
19.
TAAL
Ik had nochtans de indruk. Wat scheelt er ? Hebt ge iets te vragen of niet ?
20.
NEEL
Ja, maar ik weet niet goed hoe eraan te beginnen. Het is best mogelijk dat ge me uitlacht als ik het vertel.
21. TAAL Kan best, maar ik kan niet lachen vooraleer ik weet waarover het gaat. Daarbij, ge moet geen schrik hebben, zo vlug lach ik nu ook weer niet. 22.
NEEL
Een pak, Taal. Weet gij iets over een pak ?
23.
TAAL
Een pak ? Wat voor pak ? Dat zegt me niets.
24.
NEEL
Hebt gij Bere vandaag nog met een pak zien sleuren ?
25.
TAAL
Ik weet niet waarover ge nu spreekt, Neel.
26.
NEEL
Een grote doos, ingepakt in bruin papier. Hebt ge daar vandaag nog niets van gehoord ?
27.
TAAL
(doet alsof hij het begrepen heeft) Ah, dat pak ! Zeg dat dan meteen !
28.
NEEL
Ge weet er dus toch iets van ?
29.
TAAL
Natuurlijk heb ik daar weet van.
30.
NEEL
Wel dan... ?
31. TAAL dood.
Daar mag ik van Bere niet over spreken. Als ik over dat groot geheim met iemand durf spreken, slaat hij me
32.
NEEL
Maar ge moet geen schrik hebben, ik zwijg als een graf.
33.
TAAL
Best mogelijk maar Bere heeft gezegd dat ik er met niemand over mag praten, zelfs niet met Lydie.
34.
NEEL
Zeg het me, morgen breng ik u twee liter jenever.
35.
TAAL
Onmogelijk, Neel.
36.
NEEL
Vier liter !
37.
TAAL
Nog voor geen duizend liter.
38.
NEEL
(kwaad) Bangerik, verdomme !
39.
TAAL
Dat hebben er vandaag al meer gezegd.
40.
NEEL
(zacht, ingehouden stem) Kom, acht liter en we zwijgen er over.
41.
TAAL
Voor tien frank, direct te betalen.
42.
NEEL
Dat kan ik niet. Dan heb ik geen geld meer voor vanavond. Vijf frank kan ik u vandaag geven.
43.
TAAL
Goed. Vijf vandaag en morgen de rest.
44.
NEEL
Afgesproken ! (pauze) Ik luister.
45.
TAAL
Hoe luisteren ?
46.
NEEL
Vertel het maar.
47.
TAAL
(doet hand open) Boter bij de vis, Neel.
48.
NEEL
(betaalt) Haast u een beetje, straks komt er iemand binnen.
49. 50.
BERE NEEL
(komt slecht geluimd uit de keuken) Wel Neel, moet ge nog hazen betalen ? (schrikt) Nee... euh... ja !
51.
BERE
Zijn er dat nog van verleden jaar of hebt ge die al betaald ?
52.
TAAL
Nee, Bere, die zijn al geregeld.
53.
BERE
Dorst, Neel ? Of komt ge alleen uw handen warmen ?
54.
NEEL
(tot Taal) Wat heeft die op zijn lever liggen ?
55.
TAAL
Het zou best kunnen dat hij de preek van de pastoor slecht kan verteren.
56.
NEEL
Gij ook al, Bere ! Ge zijt niet de enige.
57.
BERE
Hoe, gij ook misschien ?
58. NEEL En nog geen klein beetje. Eerst de pastoor en dan mijn moeder. Toen vader begon, ben ik gaan lopen. Ik denk dat hij me dood geslagen had... 59.
BERE
Welke doodzonde hebt gij gedaan ?
60. NEEL In mijn ogen geenenkele. Vanmorgen zei ik het al tegen Lydie: het is vandaag mijn ongeluksdag. Vlak voor de middag komt de pastoor thuis, zogezegd om te zien hoet het met zijn parochianen gesteld is, maar volgens mij om mee te eten. Het is hem trouwens nog gelukt ook ! Maar dat heeft niets met het verhaal te maken. Hij komt binnen, gaat recht op me af, ruikt aan mijn adem en vraagt wat dat te betekenen heeft. Hij vindt het een schande dat ik al vóór het lof bier gedronken heb. Dan begint hij zijn preek af te steken. Enfin, om een lang verhaal kort te maken, ik mag morgen naar de mis en vooraf mag ik langs de biechtstoel passeren. 61.
TAAL
(lacht) Verdekke ! Bere, ge gaat nog gelijk krijgen. Zijn kerk zit morgen stampvol.
62.
TEIRE (komt binnen) Blij dat ik hier geraakt ben. Dag allemaal.
63.
ALLEN Dag Teire.
64. TEIRE Die pastoor van ons is zot geworden. Na de middag is hij thuis geweest en aan mijn vrouw te horen heeft hij daar een fameuze preek over mij afgestoken. Het scheelde geen haar of ik kon thuis blijven. 65.
SMED
(is ondertussen binnengekomen) Ik had hetzelfde aan de hand.
66.
NEEL
Wat is er nu eigenlijk gebeurd ? Ik kan niet meer volgen.
67.
TAAL
Ik denk dat de pastoor vanmorgen met een verkeerd been uit het bed gestapt is.
68.
BERE
Uit bed gevallen zeker, met zijn kop op de grond.
69.
TEIRE En blijven botsen !
70. SMED Volgens mij moeten we aan de dokter vragen of hij zijn verstand eens wil nazien. Als hij er ooit gehad heeft, dan is hij het nu toch wel verloren. 71.
NEEL
(kwaad) In plaats van rond de pot te draaien zoudt ge beter vertellen wat er allemaal gebeurd is.
72. BERE Niet kwaad worden, Neel. De pastoor heeft er iets op gevonden om volk in zijn kerk te krijgen. De Smed, Teire, Taal, FRANS, Lydie, gij en ik zijn daar de eerste slachtoffers van. 73. TEIRE Ge vergeet mijn vrouw. Dat is de reden waarom ik bijna niet buiten mocht. Ze mag nog biechten ook. 74.
SMED
En mijn vrouw ook, maar die vindt het niet erg. Zij gaat toch bijna alle dagen naar de vroegmis.
75.
NEEL
Welke zonden hebben jullie dan gedaan ?
76.
BERE
Allemaal doodzonden, juist zoals gij !
77.
NEEL
Amai, ik moet het al niet meer weten.
78.
TEIRE (zet zich aan tafel) Bere, vandaag moet ge geen schrik hebben dat ge nog last krijgt met de gendarmen.
79. BERE Dat zal niet. Om twaalf uur kunnen we allemaal rustig ons bed in want morgenvroeg moeten we nuchter zijn om de heilige communie te ontvangen. Wie na twaalf uur nog drinkt, doet morgenvroeg een echte doodzonde. 80. TEIRE Geef dan maar vlug een meter Jack-Op. Als we zo verder gaan heb ik om middernacht nog geen pint gedronken. 81. 82.
SMED Groot gelijk, Teire. Bere, doe er op mijn kosten nog één meter gersten bij. (een meter bier komt overeen met 10 glazen)
83.
NEEL
Willen we eens een spelletje spelen ?
84.
BERE
Wat voor spel ? Toch geen waar we weer een vroegmis mee riskeren ?
85. NEEL Nee, er steekt geen kwaad achter. Luister ! Bere haalt de baskuul en iedereen wordt gewogen. De lichtste onder ons betaalt één meter bier. Is daar iets verkeerd aan ? 86.
TAAL
Voor u misschien niet, ge weet toch dat ik de lichtste ben.
87.
NEEL
Wie zegt dat ?
88.
TAAL
Dat ziet ge toch zo, daar hebt ge geen weegschaal voor nodig.
89.
TEIRE Daar ben ik niet mee akkoord, Taal.
90.
TAAL
91.
TEIRE Niet lastig worden, Taal. Ik zal dat eens uitleggen.
92.
TAAL
93.
TEIRE Ik ben nu zowat twintig jaar koewachter en ik heb in mijn leven misschien wel honderdduizend koeien gezien.
94.
NEEL
Waarom niet, meneer de burgemeester ?
Laat het niet te lang duren, ge maakt me nieuwsgierig.
Is dat niet wat veel, Teire ?
95. TEIRE Ik zal er honderd afdoen, dan blijven er toch nog duizend over. Wel, van al die koeien, kon ik nooit op zicht zeggen dat is de lichtste of dat is de zwaarste. 96.
BERE
Dat is juist. Ge kunt dat wel veronderstellen maar om er echt zeker van te zijn, moet ge ze eerst wegen.
97.
TAAL
Wat jullie daar verklaren kan best waar zijn maar ik ben ze toch zeker van dat ik hier de lichtste ben.
98. BERE We zullen het anders doen. Neel, ga met Smed de baskuul maar halen. Taal, als gij de lichtste zijt, betaal ik die meter bier. Zijt gij het niet, dan betaalt gij er twee. Afgesproken ? 99.
TAAL
Die weddenschap neem ik aan.
100. SMED
Kom Neel, we halen vlug die baskuul. Straks bedenkt hij zich nog.
101. NEEL
Bere, begin die meter al maar te tappen. (af met Smed)
102. BERE
Dat zal vlug gebeurd zijn. (tapt tien glazen Jack-Op)
103. TEIRE Kom Taal, we zullen hier eens vlug wat plaats maken. 104. TAAL
(en Teire zetten tafels en stoelen opzij)
105. NEEL met Smed)
(en Smed komen binnen met weegschaal en zetten deze midden in de plaats) De gewichten komen dadelijk. (af
106. TEIRE Ge hebt toch genoeg geld bij,Taal ? 107. TAAL
Lach maar, we zullen wel zien wie dat zaakje betaalt.
108. TEIRE Drinkt gij hier dan gratis ? 109. TAAL
Dat niet, maar dit zaakje zal ik toch winnen.
110. TEIRE Dat zullen we dadelijk zien, daar zou ik toch niet zo zeker van zijn. 111. NEEL
(op met Smed) Zo, we kunnen beginnen. Wie is de eerste ?
112. BERE
Van mij moet ge geen schrik hebben, ik ben toch de zwaarste. (gaat op weegschaal staan)
113. NEEL
(weegt Bere) Vijfentachtig kilo. Amai, gij staat in een goede stal, zo te zien.
114. BERE
De volgende !
115. SMED
Neem mij maar. Ik denk dat ik ook niet tot de kanshebbers hoor. (gaat op weegschaal staan)
116. NEEL
(weegt) Ook niet slecht, tweeënzeventig kilo driehonderd.
117. TEIRE Voor alle dagen eieren te eten is dat zeker niet slecht. Wat mocht dat geven als die alle dagen vlees mocht krijgen ! 118. SMED
Hou uw mond of ik klop hem toe.
119. BERE
Kalm jongens, alleen kalmte kan u redden. Kom Teire, het is aan u.
120. SMED
Dat denk ik er ook van. Op mijn stem moet ge niet rekenen voor de verkiezing.
121. BERE
Smed, hou maar op. Neel, hoeveel weegt Teire ?
122. NEEL We zullen eens kijken hoeveel gewicht onze toekomstige burgemeester in de schaal kan werpen. (weegt) Pas op Teire, binnen zes jaar wegen we u opnieuw. 123. TEIRE Waarom ? 124. NEEL
Dan zien we direct hoe ge uw zakken gevuld hebt.
125. TEIRE (lacht) Daar moet ik geen schrik van hebben. Hetgeen in met mijn linker hand in mijn zak steek, geeft ik met de rechter dubbel uit. 126. BERE !
(staat bij open buitendeur) Kijk eens wie daar zijn wandeling maakt: de pastoor. (pauze) Mensen, ik heb een plan
127. TEIRE Wat nu weer ? 128. BERE
Dat zult ge wel horen. Ik nodig hem uit voor het eten.
129. NEEL
Doe dat niet ! (Bere gaat buiten) Zijt gij zot geworden ? (merkt dat Bere weg is) Die is op zijn kop gevallen.
130. TEIRE Geloof ik ook. Hebben we vandaag nog niet genoeg last gehad met dat ventje ? En nu gaan ze hem nog uitnodigen ! 131. TAAL
Ik zal alvast maar beginnen te bidden.
132. NEEL
Dat helpt niet. Als de pastoor de woorden eten en gratis hoort, helpen nog geen honderd weesgegroetjes.
133. TEIRE Die is nog erger dan de Smed, steendood als er niet moet betaald worden. 134. SMED
Ge hebt geluk dat we momenteel in een kritieke toestand leven. Ge zoudt anders wat meemaken.
135. LYDIE (is ondertussen uit de keuken gekomen) Weeral oorlog ? Wanneer worden jullie eindelijk grote mensen? 136. SMED
Hij is begonnen met te affronteren.
137. LYDIE Dat heeft geen belang. Het zou veel beter zijn dat ge uw verstand gebruikt in plaats van elkaar voortdurend in de haren te zitten. 138. BERE (komt binnen, gevolgd door de pastoor en Saartje) Kom binnen, meneer pastoor. (maakt diepe buiging) Welkom ! (aan het gezicht van de anderen is het tegendeel te merken) 139. ALLEN Dag meneer pastoor, welkom. 140. PASTOOR Dank voor uw gastvrijheid, mijn kinderen. Ik zegen dit café de Lamme Stormer en alle aanwezigen. (zegent, iedereen maakt kruisteken) 141. LYDIE Wilt ge iets drinken, meneer pastoor ? 142. PASTOOR Ja, geef me maar een Aarschotse Bruine, mijn dagtaak is nu toch volbracht. 143. PASTOOR En kinderen, mag ik vragen wat die weegschaal hier staat te doen ? Waarom staat gij daar zo op te kijken, mijn zoon ? 144. TEIRE Dat is voor een spelletje, meneer pastoor. 145. BERE
De lichtste onder ons moet straks op het teerfeest de afwas doen.
146. PASTOOR Ach zo. (Lydie brengt bier) Dank u, dat zal smaken. Gezondheid. (drinkt) 147. BERE
Geen zin om mee te spelen, meneer pastoor ?
148. PASTOOR Bedankt mijn zoon, ik kan niet afwassen. 149. BERE
We hoeven niet noodzakelijk om de afwas te spelen, we kunnen ook iets anders afspreken.
150. PASTOOR Waarvoor zouden we dan wel kunnen spelen, mijn zoon ? 151. BERE
Ik wed dat Lydie zwaarder weegt dan u.
152. PASTOOR (lacht) Dat betwijfel ik sterk, mijn zoon. Iedereen kan toch wel zien dat ik veel corpulenter ben dan uw vrouw. Of niet soms ? 153. BERE Uitzicht kan bedriegen, meneer pastoor. Kijk, als gij wint komen we de volgende week met z'n allen alle dagen naar de vroegmis. Verliest ge, dan zijn onze zonden van vandaag vergeven en moeten we morgen niet naar de mis. 154. PASTOOR (drinkt en lacht) Ik wist niet dat gij zo graag naar de vroegmis komt, mijn zoon. Goed, ik neem de weddenschap aan. 155. BERE
Teire, kom maar van die weegschaal. Met wie beginnen we ?
156. TEIRE (stapt van weegschaal en fluistert Bere in het oor) Zijt gij zot, gij komt het vanavond aan mijn vrouw uitleggen. Verstaan ?
157. BERE
(fluisterend) 't Zal niet nodig zijn, Teire. (normaal) Wie eerst ?
158. PASTOOR Begin maar met uw vrouw, mijn zoon. 159. BERE Kom Lydie, ga er maar op staan. (Lydie zet zich op de weegschaal) Neel, weeg ons eerste varken maar. (algemeen gelach, Lydie bekijkt Bere boos) Euh... excuseer, mijn lief duifje. 160. NEEL
(weegt) Amai, wat is dat ?
161. BERE
Scheelt er iets ?
162. NEEL
Ik denk dat ik niet genoeg gewichten heb. (gelach)
163. LYDIE Ik zal u eens een gewicht rond uw oren geven, ge zult er dan wel genoeg hebben. 164. NEEL
Eenennegentig kilo vierhonderd gram. Uw beurt, meneer pastoor.
165. PASTOOR Ik kom eraan, mijn zoon. (drinkt glas leeg en plaatst zich op de weegschaal) Ik hoop maar dat ge voor mij genoeg gewichten hebt. (lacht) 166. NEEL (weegt) Dat gaat nog meevallen, meneer pastoor. Ik geloof niet dat ik ze allemaal nodig zal hebben. Ziet ge, achtentachtig kilo negenhonderd gram. 167. PASTOOR Maar... maar hebt ge wel goed gewogen, mijn zoon ? 168. NEEL
Wat zou ik niet goed gewogen hebben, meneer pastoor.
169. PASTOOR Maar dat betekent dat ik... 170. BERE
Inderdaad, meneer pastoor, ik denk dat ge verloren zijt.
171. NEEL
Volgens mij ook, meneer pastoor.
172. PASTOOR Dat is afschuwelijk. (stapt van weegschaal) Ik... hoe is het mogelijk ! Ongelooflijk. (gaat naar buitendeur) Ik moet nu gaan, mijn kinderen. 173. BERE
Ge hebt nog niet gegeten, meneer pastoor.
174. PASTOOR Bedankt, ik heb geen honger meer, mijn zoon. (gaat buiten) 175. BERE
(loopt hem achterna) Meneer pastoor, ge zijt nog iets vergeten !
176. PASTOOR (buiten) Wat dan wel, mijn zoon ? 177. BERE
Ge moet al onze zonden van deze morgen nog vergeven.
178. PASTOOR (komt terug op) Verontschuldig me, mijn zoon, ik ben helemaal in de war. (opent armen) Ik vergeef al uw zonden. (zegent) In nomini patri, filii et spiriti sancti, amen. 179. ALLEN (maken kruisteken) Amen. (pastoor af) 180. BERE
(gaat naar buitendeur en wacht tot de pastoor ver genoeg weg is) Wel Teire, wat heb ik u gezegd ?
181. TEIRE Ik ben achter mijn woorden aan het zoeken, Bere. 182. ALLEN (pakken Bere op de schouders en dragen hem zingend rond) Leve onze Bere en hij mag er wezen, leve onze Bere en hij mag er zijn. Hip hip hoera ! Hip hip hoera !
183. FRANS (en Sooi komen binnen) Wat heeft dat hier allemaal te betekenen ? Ik kom zonet de pastoor tegen en die zegt dat al onze zonden vergeven zijn en dat we morgen niet naar de mis moeten. 184. SOOI
Ik versta er niets van. Ik wist zelfs niet dat ik morgen naar de mis moest.
185. BERE (wordt terug op de grond gezet) Neel, ze samen met FRANS en Sooi die weegschaal maar terug op zijn plaats. Ondertussen kunt ge dan vertellen wat er allemaal gebeurd is. 186. NEEL
Maar hoe zit dat nu met onze weddenschap ?
187. BERE
Vergeet die maar, ik zal die twee meter bier wel betalen. Lydie, tap nog maar een meter Jack-Op bij.
188. NEEL Kom mannen, we vliegen erin want ik heb er dorst van gekregen. (Lydie tapt bier; Neel, Sooi, FRANS en Smed dragen weegschaal met gewichten buiten). 189. SAAR
Vader, ik ben beschaamd in uw plaats.
190. BERE
Waarom dochtertje ?
191. SAAR
Dat weet ge goed genoeg. (gaat naar keuken)
192. BERE De jeugd van tegenwoordig apprecieert geen humor meer. (lacht) Teire, zouden we niet stilaan beginnen met de verkiezing van onze nieuwe president ? 193. TEIRE Dat kunnen we doen, iedereen is er nu toch. 194. BERE
Ge weet toch wat ge moet doen als Neel verkozen wordt ?
195. TEIRE Dat komt in orde, ge moet geen schrik hebben. 196. BERE
We zullen de tafels en de stoelen maar klaar zetten. Steekt gij een handje toe, Taal ?
197. TAAL
Ja Bere. (zetten met drie de tafels en de stoelen klaar; de twee meter bier wordt op tafel gezet)
198. BERE
Lydie, mag ik u vragen dir vergaderlokaal te verlaten ?
199. LYDIE Ja, ja. Ik ben al weg, meneer de commandant. Ik ben al weg. (gaat naar de keukendeur) 200. BERE
Lydie, zet gij dat pak al klaar ?
201. LYDIE Tot uw orders, commandant. (af) 202. BERE (als iedereen terug is) Mannen, mag ik u vragen allen aan de tafel te komen dan kunnen we beginnen met de verkiezing van onze niewe president. (allen zetten zich neer) Ik verklaar de zitting van de sociëteit de Lamme Stormer voor geopend. Zoals ge allemaal weet, moeten we een nieuwe president kiezen. Wat ge echter niet weet, is dat er zich twee kandidaten gemeld hebben: aan de ene kant hebben we de Smed, aan de andere kant is er Neel. 203. NEEL
(verwonderd) Daar weet ik niets van !
204. SMED
Wel schone meneer, wat heeft dat te betekenen ?
205. NEEL
Dat ik daar niets van weet.
206. TEIRE Neel, hou u nu niet voor stom. Een paar weken geleden hebt gij hier in dit lokaal gezegd dat ge u kandidaat stelt voor het presidentschap van de sociëteit de Lamme Stormer. 207. TAAL Dat heb ik ook gehoord. Het kan best zijn dat ge toen een stuk in uw kraag had, maar ik heb het met mijn eigen oren gehoord. Ge hebt u kandidaat gesteld.
208. NEEL
Daar geloof ik niets van. Bij mijn weten ben ik nog nooit zó zat geweest dat ik niet meer weet wat ik zeg.
209. BERE
Er zijn hier drie getuigen.
210. SOOI Ik denk toch ook dat gij dat gezegd hebt. Ik heb het zelf wel niet gehoord maar vermits er drie mensen zijn die het wel gehoord hebben... 211. NEEL
En omdat die dat verklaren, zou ik dat gezegd hebben ?
212. SMED
(kwaad) Neel, dat vind ik een laffe streek.
213. NEEL Denk nu toch eens vijf minuten na. Waarom zou ik me kandidaat stellen voor het presidentschap ? Als ge verkozen wordt, moet ge minstens vijf meter bier betalen. 214. SMED
En dan ?
215. NEEL
Ge weet evengoed als alle andere aanwezigen dat ik daar te gierig voor ben.
216. SMED
Dat wil niets zeggen. Ik ben nog gieriger dan gij.
217. TEIRE Daar geef ik u groot gelijk in, Smed. 218. SMED
(kwaad) Ik heb aan u niets gevraagd, stukske burgemeester.
219. TEIRE Voorlopig alleen gemeenteraadslid, de rest kan nog komen. 220. TAAL
In 't jaar stillekens misschien. (neemt glas bier) Gezondheid Teire. (drinkt)
221. SOOI
Ik zal er ook maar eenstje drinken. (neemt glas) Van al dat praten krijgt ge dorst. Gezondheid. (drinkt)
222. TAAL
Zwijg nu maar een beetje.
223. SOOI 224. TAAL
Ik zal mijn best doen. (neemt nog een glas en drinkt) Met wat ? Met te zwijgen of te drinken ?
225. SOOI
Alle twee. (lacht)
226. FRANS Sooi, geef mij ook maar een glas, ik kan er niet aan. 227. SOOI
(neemt glas) Hier, laat het smaken.
228. FRANS Bedankt, gezondheid. (drinkt) 229. BERE
We zullen nu allemaal eerst maar eens drinken.
230. ALLEN (nemen glas) Gezondheid. (iedereen drinkt) 231. BERE
(veegt mond schoon met mouw) Dan gaan we nu over tot de verkiezing van onze nieuwe president.
232. NEEL
Een minuutje, ik trek me terug als kandidaat voor het presidentschap.
233. TEIRE Dat moogt ge niet. 234. TAAL
Nee, dat is niet toegelaten.
235. NEEL
Waarom niet ?
236. SMED
In het reglement staat dat er minstens twee kandidaten moeten zijn.
237. NEEL
Die zijn er toch.
238. FRANS Dat klopt, gij en de Smed. 239. NEEL
Ik heb zojuist gezegd dat ik me terugtrek.
240. FRANS Wel boerke, dat zijn er toch geen twee kandidaten meer. 241. TEIRE Wat FRANS zegt is juist: als er geen twee kandidaten zijn, kunnen we geen verkiezingen organiseren. 242. NEEL
Waarom stelt gij u niet kandidaat ?
243. TEIRE Gij hebt gezegd dat gij kandidaat zijt. Gezegd is gezegd. 244. BERE Stilte alstublieft. Voorlopig ben ik nog altijd president en van presidenten wordt verwacht dat ze wijze beslissingen nemen. Dat zal ik dan nu ook doen. 245. SOOI
Hou u nu maar vast aan uw bretellen. Dat gaat een slag geven.
246. BERE
Stilte heb ik gezegd ! (klopt op tafel)
247. SOOI
Mag ik eerst naar het toilet gaan, meneer de president ?
248. BERE (kwaad) Nee, verdomme ! Blijf zitten tot ik uitgesproken ben. Hou uw manieren. 249. Ons reglement aangaande de verkiezing van een nieuwe president zegt dat er minstens twee kandidaten moeten zijn. In het verleden was het altijd zo dat de uittredende president zich steeds opnieuw kandidaat stelde. De nieuwe kandidaat wordt dan verkozen omdat hetzelfde reglement zegt dat een gekozen president deze functie geen twee opeenvolgende jaren mag uitoefenen. Aangezien er dit jaar twee kandidaten waren, heb ik mij teruggetrokken. Ik Bere, cafébaas van de Lamme Stormer, blijf bij deze beslissing. Daarom stel ik nu voor dat we eerst stemmen om na te gaan of Neel al dan niet onze tweede kandidaat voor het presidentschap is. Zij die vinden dat Neel geen kandidaat is, steken nu de hand omhoog. Nu ! (alleen Neel steekt hand op) De meerderheid beslist: Neel is onze tweede kandidaat. 250. ALLEN (behalve Neel applaudiseren) 251. SOOI
(bang) Mag ik nu gaan, meneer de president ?
252. BERE
Vlug, wij zullen ondertussen nog eens drinken. (neemt samen met de anderen een glas) Gezondheid.
253. ALLEN Gezondheid president. (drinken) 254. BERE Ge weet allemaal hoe de verkiezingen verlopen. Op de toog liggen papieren en een potlood. (staat op, gaat naarr toog, neemt twee papieren en het potlood; keert terug en tekent een groot kruis op het ene en een grote nul op het andere blad; Sooi komt opnieuw binnen) We zijn opnieuw voltallig en zo dadelijk kan iedereen om beurt naar de toog gaan. Door een nul op uw blad te tekenen, kiest ge voor Neel. Als de Smed uw man is, tekent ge een kruis. (geeft blad met nul aan Neel, het andere aan de Smed) Nu dat potlood nog terug op zijn plaats leggen en we kunnen beginnen. Ach ja, eenmaal uw stem uitgebracht, legt ge uw papier maar in mijn klak. (gaat naar toog en legt er potlood en zijn klak op). Ik zal eerst kiezen. (neemt blad, schrijft er iets op, vouwt het toe en legt het in zijn klak) Wie is de volgende ? Niet allemaal tegelijk ! (gaat terug naar zijn plaats en zet zich neer) 255. TEIRE Ik zal me opofferen. (gaat naar toog, stemt en zet zich opnieuw neer) De volgende. (niemand staat recht) Komaan jongens, laat het een beetje vooruitgaan. 256. TAAL Mag ik eerst nog eens zien wat ik op mijn blad moet zetten ? (bekijkt de bladen die Smed en Neel voor zich houden) Ik heb het gezien. (gaat stemmen en komt terug) 257. FRANS (staat recht, stemt en komt terug) 258. SOOI
(staat rechts, gaat naar toog en treuzelt)
259. BERE
Laat het vooruitgaan, Sooi.
260. SOOI
Ja ja, ge moet me niet opjagen. (tekent grote nul, gooit blad in klak en komt terug)
261. BERE komt terug)
Nu iedereen gekozen heeft, kunnen we overgaan tot het tellen der stemmen. (gaat naar toog, schudt met klak en
262. NEEL
Iedereen heeft nog niet gestemd !
263. BERE
Dat is wel waar !
264. NEEL
En ik dan ?
265. BERE
Nee ? Kiest gij dan niet voor uzelf ?
266. NEEL Nee, ik kies voor de Smed om te bewijzen dat ik me nooit kandidaat gesteld heb. Hier is mijn papier, Smed. (geeft zijn papier) 267. SMED Dank u. Ik begin stilaan te geloven dat Neel zich nooit kandidaat gesteld heeft voor het presidentschap. Volgens mij is hier iemand een vies spelletje aan het spelen en het zou me niet verbazen dat Teire daar iets mee te maken heeft. 268. TEIRE Ik ? Hoe komt ge daar bij ? 269. SMED
Omdat ik u al langer dan van vandaag ken.
270. BERE Stilte alstublieft ! (klopt op tafel) Eerst gaan we de stemmen tellen. De Smed heeft er dus al twee, Neel nog geen. (opent eerste stembrief) Een kruisje. Dat is een stem voor de Smed en dat maakt dus drie. (ontvouwt tweede brief) Een nul: drie één. (ontvouwt derde brief) Een nul: drie twee. (ontvouwt vierde brief) Een nul: drie drie. (neemt laatste brief) Het wordt spannend, dat hebben we de laatste jaren niet meer beleefd. Willen we er eerst nog één drinken ? 271. SMED
(en Neel) Verder doen !
272. TEIRE Ze hebben gelijk, we willen weten wie de nieuwe president is. 273. SOOI
Van mij moogt ge eerst drinken, meneer de president, dan kan ik vlug naar het toilet gaan.
274. TAAL
Moet gij nu weeral ?
275. SOOI Dat is van de spanning, denk ik. 276. FRANS Vraag volgende keer aan uw moeder of ze geen oude luier meer heeft, dan moet ge zo dikwijls niet gaan. 277. SMED
Doe nu dat laatste briefje maar open.
278. NEEL
Dat zou ik geloven, al dat gezever !
279. BERE
(opent brief en kijkt verwonderd) Verdomme ! Wie heeft dat geflikt ? (toont blad met grote nul)
280. SOOI
Ik, Bere. Ik heb uw voorbeeld nagetekend.
281. BERE
Verdekke ! Ezel, dat moogt ge niet zeggen !
282. SOOI
Ge vraagt toch zelf wie dat getekend heeft.
283. TEIRE Natuurlijk, maar dat wil nog niet zeggen dat ge dat moet vertellen. (gaat naar keuken) 284. BERE Juist ! Dat maakt dan vier stemmen voor Neel en drie voor de Smed. Dit betekent dat Neel de nieuwe president is en dat de Smed secretaris wordt. Neel, gefeliciteerd met uw nieuwe functie !
285. ALLEN (klappen in de handen en wensen hem geluk) 286. TEIRE (komt met pak uit de keuken) Stilte alstublieft ! (iedereen zwijgt) Het uittredend bestuur houdt eraan de nieuwe president een klein geschenkje aan te bieden. (zet doos bij Neel) Alstublieft Neel. 287. NEEL
Ik moet dat niet hebben, ik wil geen president zijn.
288. SMED De meerderheid heeft voor u gekozen en ik leg me daar bij neer. Dat moet gij ook doen en volgend jaar heb ik misschien de kans om president te worden. Proficiat. 289. NEEL
(met tegenzin) 't Is goed, ik aanvaard het.
290. ALLEN (klappen in handen en zingen) Vivat onze Neel en hij mag er wezen, vivat onze Neel en hij mag er zijn. Hip hip hoera ! Hip hip hoera ! 291. BERE Neel, mag ik u als uittredend president van onze sociëteit de Lamme Stormer, vragen om dit geschenk te openen. Ik geloof wel dat ge dit pak kent. 292. NEEL
Een beetje
293. BERE
Wel Neel, nu kunt ge eindelijk zien wat er insteekt. Meer nog, ge moogt het zelfs houden.
294. TEIRE En om te kijken moet ge zelfs niet betalen ! 295. NEEL
Nee ? Wie gaat dan die vijf meter bier betalen ?
296. TEIRE Dat zal Bere wel doen. Niet waar, Bere ? 297. BERE
Met alle plezier.
298. SOOI
Mag ik nu naar het toilet gaan, Bere ?
299. BERE
Dat moet ge niet meer aan mij vragen. Neel is de nieuwe president. Gaat ge dat kunnen onthouden ?
300. TAAL
Of moeten we het op een papiertje schrijven ?
301. SOOI
Dat hoeft niet, ik kan toch niet lezen. Maar mag ik nu ?
302. NEEL
(lacht) Ga maar zoveel ge wilt.
303. SOOI
Bedankt meneer de president. (loopt naar buiten)
304. TAAL
Doe dat pak nu maar open, Neel.
305. ALLEN Wij zijn ook benieuwd. 306. NEEL (staat op, verwijdert bruin papier, opent de doos langs boven, kijkt eerst verwonderd en daarna kwaad) Smeerlappen ! 307. BERE
Drink er maar eens van, dat is niet slecht.
308. NEEL
Smeerlappen !
309. SMED (staat recht, kijkt in doos en lacht) Proficiat meneer de president, laat het u smaken. Eigenlijk ben ik al blij dat ik niet verkozen ben. 310. TAAL
(gaat smen met Frans kijken) Dat wil ik geloven. Eerlijk gezegd, ik zou ook geen president willen zijn.
311. FRANS Ik ook niet. (loopt brakend buiten) 312. BERE
Komt er nog wat van Neel, ge moet er van drinken !
313. NEEL
Bedankt, het is alsof ik het gehad heb.
314. BERE
Goed, dan zal ik er zelf maar van drinken (neemt pispot uit de doos en drinkt)
315. SMED
(en Neel) Smeerlap ! (stormen brakend buiten)
316. TEIRE Dat wil ik zien. (loopt buiten) 317. BERE
Wacht, ik ga mee. (loopt buiten)
318. TAAL (neemt pispot, ruikt eraan en drinkt) Dat is nog niet zo slecht. (drinkt nogmaals en gaat met pispot in de hand naar de buitendeur) Bere !! Wat zit daar in ? 319. BERE
(roept lachend van buiten) Aarschotse Bruine met peperkoek !
320. TAAL
Ik had het kunnen weten ! (naar publiek toe) Aarschotse Bruine met peperkoek. Gezondheid! (drinkt pispot leeg) -DOEK -