Bart Gille Steven Eersels
De integrale waterfactuur van de drinkwatermaatschappijen... de effecten van het nieuwe waterbeleid worden zichtbaar
1.
INLEIDING
Door de reorganisatie van de watersector in December 2004 (programmadecreet 2005) werd de structuur van kostenaanrekening van water ingrijpend gewijzigd. Naast de heffing op waterverontreiniging en op de winning van grondwater werd een systeem van bijdragen aan de drinkwatermaatschappijen en vergoedingen aan Aquafin of gemeenten in het leven geroepen. Bijdragen worden steeds bepaald op basis van het water afgenomen van de drinkwatermaatschappijen, vergoedingen daarentegen op basis van andere waterverbruiken (grondwater, hemelwater, ..). In bijgaand artikel wordt een overzicht gegeven van de stand van zaken inzake bijdragen en vergoedingen aan drinkwatermaatschappijen, de evoluties hierin en hoe u als waterverbruiker uw factuur kan analyseren en desgevallend bijsturen. Voor de eenvoud beperken we ons hier tot de zogenaamde grootverbruikers of bedrijven, die minstens 500 m³ leidingwater verbruiken en/of beschikken over een eigen waterwinning met een pompcapaciteit van minstens 5 m³/ uur. In tegenstelling tot de kleinverbruikers is de heffing op de waterverontreiniging voor grootverbruikers niet vervangen door de bovengemeentelijke saneringsbijdrage. Bij de jaarlijkse eindafrekening van de heffingen op waterverontreiniging zal de VMM de eventuele betaalde bijdragen en vergoedingen dus aftrekken van het berekende heffingsbedrag. Gezien de heffingen nooit negatief kunnen worden en een aftrek enkel mogelijk is bij een rechtmatige inning van deze bijdragen en/of vergoedingen is het van belang hierop nauw toe te zien en alert te zijn voor eventuele vrijstellingsmogelijkheden. Deze worden immers niet steeds automatisch toegekend !
2. NIEUW WETGEVEND KADER: CENTRALE ROL VOOR DRINKWATERMAATSCAHPPIJEN WEGGELEGD Vanaf 1 januari 2005 is de Vlaamse afvalwaterheffing grondig gewijzigd. Als uitgangspunt geldt dat de drinkwatermaatschappijen zelf moeten instaan voor de zuivering van het aan hun abonnees geleverde drinkwater. Dit vloeit voort uit artikel 6bis van het decreet van 24 mei 2002 betreffende water bestemd voor menselijke aanwending. Dit artikel bepaalt :” Elke exploitant van een openbaar waterdistributienet wordt belast met de sanering van het door de exploitant aan haar abonnees geleverde water met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde water”. Vooraleer het afvalwater gezuiverd kan worden moet het ook verzameld worden via collectoren. Collectie en zuivering van afvalwater betreft een infrastructuur die het gemeentelijk niveau overstijgt, en daarom noemt men dit dan ook , de bovengemeentelijke saneringsverplichting.
1/5
Bart Gille Steven Eersels
In de praktijk hebben de drinkwatermaatschappijen een contract met Aquafin afgesloten om deze bovengemeentelijke saneringsverplichting( collectoren en waterzuiveringsinfrastructuur) in concreto te realiseren. De distributiemaatschappijen betalen m.a.w. Aquafin om deze verplichting van hen over te nemen. Om deze kosten te recupereren, kunnen de waterdistributiemaatschappijen een bijdrage aanrekenen lastens hun abonnees in de kosten van deze bovengemeentelijke saneringsverplichting ( artikel 16 bis §1 van het hogervermelde decreet van 24 mei 2002). Het betreft de zogenaamde bovengemeentelijke saneringsbijdrage die echter alleen geldt voor rioollozers , en dan nog in de mate dat zij drinkwater toegeleverd via de distributiemaatschappij op riool lozen. Via deze bovengemeentelijke saneringsbijdrage komt de abonnee- rioollozer derhalve mee tussen in investerings- en onderhoudkosten van collectoren en zuiveringsstations. Een industriële rioollozer blijft verplicht om zijn aangifte in te dienen tegen 15 maart van het heffingsjaar, en de VMM zal ook nog altijd een heffingsaanslag voor deze industriële rioollozer berekenen, doch de bovengemeentelijke saneringsbijdrage die de rioollozer via de factuur van de waterdistributiemaatschappij al heeft betaald op het drinkwater opgenomen in het jaar voorafgaand aan het heffingsjaar, zal in mindering gebracht worden van het afvalwaterheffingsbedrag. Indien de betaalde bovengemeentelijke saneringsbijdrage lager is dan de heffing zal de heffingsplichtige nog een restheffing moeten betalen. Vulgariserend zou je dus kunnen stellen dat de bovengemeentelijke saneringsbijdrage een voorschot is op de te betalen afvalwaterheffing van een industriële rioollozer. Naast de bovengemeentelijke saneringsverplichting ( cfr. supra) bestaat er ook een gemeentelijke saneringsverplichting. Artikel 2,20° van het decreet van 24/5/2002 definieert dit begrip als elke verplichting inzake sanering van afvalwater die op de gemeenten rust. In concreto betreft dit de aanleg en het onderhoud van de noodzakelijke rioleringen en rioolaansluitingen , waarlangs het afvalwater moet afgevoerd worden naar de collectoren en RWZI’s ( cfr; supra bovengemeentelijke saneringsverplichting). Teneinde aan deze gemeentelijke saneringsverplichting te voldoen moet de waterdistributiemaatschappij een overeenkomst afsluiten met de betrokken gemeenten of intercommunales ( wanneer een aantal gemeenten zich verenigd hebben ), die tot het grondgebied behoren waar de waterdistributiemaatschappij drinkwater levert. In de praktijk zal het er dus op neer komen dat de gemeenten of intercommunales, via een overeenkomst afgesloten met de betrokken drinkwatermaatschappij de gemeentelijke saneringsverplichting in concreto gaan invullen. Artikel 16 bis van het decreet van 24 mei 2002 laat de distributiemaatschappij ook toe om een bijdrage van haar abonnees te vragen voor de gemeentelijke saneringsverplichting. Deze bijdrage zal maar effectief gevraagd worden door de distributiemaatschappij, wanneer in de overeenkomst afgesloten tussen de waterdistributiemaatschappij en de betrokken gemeente, er daadwerkelijk ook een saneringsbijdrage werd overeen gekomen. Dit impliceert dat elke gemeente autonoom beslist of er al dan niet een “gemeentelijke saneringsbijdrage” moet aangerekend worden aan de abonnees van de waterdistributiemaatschappij. Wanneer de overeenkomst tussen de waterdistributiemaatschappij en de
2/5
Bart Gille Steven Eersels
betrokken gemeente hierin niet voorziet, zal er geen gemeentelijke saneringsbijdrage van de abonnee door de distributiemaatschappij kunnen gevraagd worden. Indien er een gemeentelijke saneringsbijdrage van de abonnee wordt gevraagd, komt hij op deze manier tussen in de kosten van onderhoud en aanleg van het gemeentelijk rioleringsnetwerk.
3. DE BOVENGEMEENTELIJKE SANERINGSBIJDRAGE De drinkwatermaatschappijen rekenen een bovengemeentelijke bijdrage aan ten aanzien van het drinkwater dat ze leveren aan hun abonnees, behalve voor de abonnees die genieten van vrijstelling om sociale of ecologische redenen of waarvoor geen bijdrage mag worden aangerekend (bvb oppervlaktewaterlozende heffingsplichtigen). Als algemene regel wordt de standaardbijdrage als volgt berekend: B=PxN N = 0,025 x Q Waarbij: B = de bijdrage; P = de prijs per vervuilingseenheid; N = de vervuiling; Q = het te factureren waterverbruik inclusief het gratis geleverde water uitgedrukt in m³. De prijs per vervuilingseenheid (P) voor de bovengemeentelijke bijdrage 2006 en 2007 bedraagt respectievelijk 27,19 euro en 30,32 euro excl. BTW. Het door de drinkwatermaatschappij op het verbruik in 2006 respectievelijk 2007 aan te rekenen tarief bedraagt dus 0,6798 € en 0,7580 € (excl 6 % BTW ). De door grootverbruikers geloosde afvalwaters verschillen natuurlijk in functie van de sector en het toegepaste waterbeheer en zuiveringstechnieken. De standaardbijdrage zal hierdoor gecorrigeerd worden op basis van een berekening van de VMM aan de hand van uw aangifteformulier. Hierbij wordt de vervuiling N aangepast in functie van de bij de VMM bekende reële vervuiling van het afvalwater zodat de restheffing in principe niet negatief kan worden. Afhankelijk van de betrokken drinkwatermaatschappij gebeurt de vermelding van deze correctie op de drinkwaterfactuur op een andere wijze. Het spreekt voor zich dat de drinkwatermaatschappijen geen bovengemeentelijke bijdrage mogen aanrekenen aan grootverbruikers, die • Aangesloten zijn op een oppervlaktewater en volgens de milieuvergunning verplicht zijn zelf te zuiveren en te lozen op oppervlaktewater. Artikel 6 bis §2, tweede alinea van het decreet van 24 mei 2002 verbiedt immers de waterdistributiemaatschappij expliciet om
3/5
Bart Gille Steven Eersels
een bovengemeentelijke saneringsbijdrage van een oppervlaktewaterlozer te vragen. Voor industriële oppervlaktewaterlozers geldt maw dat de” traditionele “ heffingenreglementering met volledige betaling van de heffing aan de VMM van toepassing blijft. • Beschikken over een vergunning met normen voor lozing in oppervlaktewater en lozen • in de openbare riolering, gelegen in zuiveringszone C • in een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater • in een openbare riolering of privaatrechtelijke effluentleiding, die uitmondt in oppervlaktewater • Beschikken over een nullozingsstatuut Gecombineerde lozers (bvb bij sanitaire afvalwaters in de openbare riolering) krijgen een bovengemeentelijke bijdrage aangerekend op basis van een individueel tarief in functie van de verdeling riolering/ oppervlaktewater. Grootverbruikers, die naast drinkwater ook water van een eigen winning benutten, kunnen slechts een bovengemeentelijke bijdrage worden aangerekend in functie van de hoeveelheid gebruikt drinkwater. Voor het gedeelte eigen waterwinning kunnen zij een contract afsluiten met Aquafin waardoor een fiscaal aftrekbare vergoeding wordt betaald.
4. GEMEENTELIJKE SANERINGSBIJDRAGE Met betrekking tot de gemeentelijke saneringsbijdrage beslissen de gemeenten autonoom o.m. in functie van de gekozen overeenkomst met de drinkwaterbedrijven (cfr supra), of ze de gemeentelijke saneringsbijdrage aanrekenen, en zo ja, aan welk tarief. De momenteel lopende procedure voor opmaak van gemeentelijke zoneringsplannen, waarbij wordt vastgelegd waar de gemeente haar rioleringsnet nog moet uitbreiden of aansluiten zal ongetwijfeld een belangrijke rol gaan spelen bij het vaststellen van de benodigde investeringen en de uiteindelijke grootte van deze gemeentelijke bijdrage. Daarenboven dient rekening te worden gehouden met een investering van circa 2 % van de nieuwwaarde van het totale rioleringsnet alleen maar aan herstellingen, onderzoek en reiniging. Er kan met andere woorden vanuit worden gegaan dat vooral de kostenfactor gemeentelijke saneringsbijdrage in de nabije toekomst nog sterk zal toenemen. Er is wel een wettelijk maximum, nl. 1,5 maal de bovengemeentelijke saneringsbijdrage tussen 1.1.2005 en 31.12.2006 en 1,4 maal de bovengemeentelijke saneringsbijdrage vanaf 1.1.2007. Voor 2006 varieerden de gemeentelijke saneringsbijdragen tussen 0 en 0,67 €/m³. De gemeenten beslissen autonoom over de vrijstellingen bij de gemeentelijke saneringsbijdragen. Het spreekt voor zich dat oppervlaktewaterlozers, dewelke rechtstreeks of via een privaatrechtelijke leiding op een oppervlaktewater lozen, ook voor deze bijdrage vrijgesteld zijn.
4/5
Bart Gille Steven Eersels
Als algemene regel voor berekening van de gemeentelijke saneringsbijdrage geldt dat deze aangerekend wordt op basis van de volledige hoeveelheid geleverd water. Indien u echter gevoelig minder water loost dan dat u afneemt kan een correctie voor deze bijdrage worden aangevraagd bij de drinkwatermaatschappij. In sectoren waarbij een groot gedeelte van het afgenomen water wordt verdampt of opgenomen in de producten loont het zeker de moeite deze correctie aan te vragen op basis van de hoeveelheid geloosd water.
5. BOVENGEMEENTELIJKE / GEMEENTELIJKE SANERINGSVERGOEDING Sinds kort kunnen de drinkwatermaatschappijen tevens een bovengemeentelijke en gemeentelijke saneringsvergoding aanrekenen voor de zuivering en het transport van water dat door de exploitant zelf gewonnen wordt (vb. Grondwater, captatie van oppervlaktewater). De gemeentelijke saneringsvergoeding bijvoorbeeld is een vast tarief per gewonnen m³ water uit de eigen winning. Dit tarief kan net zoals de gemeentelijke saneringsbijdrage sterk verschillen van gemeente tot gemeente. Ook de ingangsdatum is afhankelijk van de beslissing van de gemeente. De vergoeding wordt u aangerekend via een aparte factuur waarop 21 % btw van toepassing is. Binnen één gemeente hebben zowel de saneringsbijdrage als de -vergoeding hetzelfde tarief (excl. btw). Voor de gemeentelijke saneringsvergoedingen gelden dezelfde mogelijkheden voor vrijstelling of correctie als voor de gemeentelijke bijdragen (cfr supra) .
6. SERTIUS ? Het financieringssysteem voor de gemeentelijke en bovengemeentelijke infrastructuur voor transport en zuivering van afvalwaters is de voorbije jaren meer en meer geëvolueerd van een heffing naar een systeem van bijdragen en vergoedingen voor geleverde diensten. Hierin vervult de integrale waterfactuur een centrale rol. De kosten, die via deze factuur zullen aangerekend worden zullen de volgende jaren alleen nog maar toenemen. Dit, tezamen met het feit dat de integrale waterfactuur nog een vrij jong systeem is van aanrekening met talloze mogelijkheden van (niet steeds automatische) vrijstellingen en correcties maakt het de moeite waard zowel de integrale waterfactuur als de volgende heffingsaanslag aan een grondig onderzoek te laten onderwerpen. Bovendien geeft deze nieuwe regelgeving aanleiding tot nogal wat materiële vergissingen, waardoor sommige bedrijven bijdragen / vergoedingen betalen die ze niet verschuldigd zijn. U doet er best aan om uw integrale waterfactuur en heffingsaanslag grondig na te kijken. Sertius biedt u de mogelijkheid om uw integrale waterfactuur en heffingsaanslag over te maken voor een eerste korte gratis telefonische evaluatie.
5/5