Instructie nota in verband met de technische voorwaarden van opslag van pyrotechnische artikelen UN 1.4. Betreft: Beschrijving van de lokalen voor het opslaan van vuurwerk van de risicoklassen UN 1.4G en 1.4S voor hoeveelheden kleiner dan of gelijk aan 150 kg erin vervatte pyrotechnische sas.
15 oktober 2015
FOD Economie – Centrale Dienst Springstoffen
E62100 8-03N Versie 4
1. Doelstellingen - toepassingsgebied
Deze technische nota wil een definitie geven van de criteria die van toepassing zijn op alle opslagplaatsen "A", "B", "C" en "E" van 1ste en 2e klasse met een maximumcapaciteit van 150 kg NEQ van de in punt 3 vermelde producten. NB: De opslagplaatsen met grotere capaciteit zullen moeten voldoen aan criteria betreffende brandwerendheid en aan de overdrukken veroorzaakt dooreen pyrotechnisch brand. Ze zullen in een specifieke nota behandeld worden.
Ze definieert ook de specifieke criteria van toepassing op de opslag van het vuurwerk opgesomd in de lijst van bijlage 1 (feestvuurwerk van categorie 1 (CE)) voor een maximum van 4 kg NEQ. Wanneer enkel die producten verkocht worden en indien de kleinhandelaar geen grote opslagcapaciteit nodig heeft, wordt een "vereenvoudigde" opslag gedefinieerd. 2. Definities Kg NEQ: hoeveelheid pyrotechnische sas vervat in het vuurwerk. Veiligheidszone: zone waarin er geen woning, school, benzinestation, woongebouw, openbare ruimte, bewaarplaats voor houtschilfers, kolen, papier, karton, … en voor brandbare of licht ontvlambare gevaarlijke goederen (gevarenklassen UN 2, UN 3.1, UN 4.1 en aerosols UN 9), handelsruimte gebruikt door het publiek, andere werkplaatsen dan die gelinkt aan het vuurwerk zelf, verkeers- of evacuatiewegen voor het personeel en de klanten,… mag/mogen zijn. De kortstondige aanwezigheid van personen in deze zone wordt toegestaan voor de behandeling van goederen andere dan vuurwerk. Brandwerendheid van wanden en deuren volgens de Europese classificatie: De euroklassen voor brandwerendheid harmoniseren de nationale systemen binnen de Europese Unie. Er zijn drie klassen:
R : mechanische weerstand of stabiliteit (behoud mechanische kenmerken); E : gas- en vlamdichtheid (om het element intact te houden) I : thermische isolatie (om de temperatuur aan de niet-opgewarmde zijde van het element laag te houden – gebruikt naast een R of E classificatie).
Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid – Centrale Dienst Springstoffen
Koning Albert II-laan 16 1000 Brussel
T +32 (0) 2 277 62 09 F +32 (0) 2 277 54 14
[email protected] http://economie.fgov.be
1
Deze letters worden gevolgd door 2 of 3 cijfers die de brandwerendheid in minuten uitdrukken. Talrijke types wanden of plafonds kunnen aan deze criteria beantwoorden. Ze worden hier niet opgesomd. Brandreactie van materialen volgens de Europese classificatie : De euroklassen – de Europese referentienorm - zijn een systeem van indeling in vijf eisencategorieën: A1, A2, B, C, D, E, F (van onbrandbaar/ontvlambaar A1 tot zeer licht ontvlambaar F). Er is ook een onderscheid tussen vloeren (index f voor "floorings" ) en de andere bouwproducten. De euroklassen houden ook rekening met twee andere essentiële criteria (tests in laboratoria) zoals de rookdichtheid (hoeveelheid en snelheid) aangeduid met s voor "smoke" (s1 tot s3) en de brandende druppels en resten aangeduid met d voor "droplets" (d0 tot d2). Betreffende de meest courante bouwmaterialen zijn sommige producten conventioneel geklasseerd A1 zonder voorafgaande proeven (glas, baksteen, pleister gewapend met glasvezels en pleister, beton en cementmortel en kalk, vermiculiet, asbest, cement, steen, leisteen, ijzer, gietijzer, staal, aluminium, koper, zink, lood, keramische producten, …). Deze materialen, alsook andere ingedeeld onder klasse A1, worden aangeprezen voor de bouw van opslagplaatsen. Geaccrediteerde instantie: De geaccrediteerde instantie vermeld in deze technische nota moet in het bezit zijn van een accreditatie als keuringsinstelling type A die dit type keuring in haar accreditatiedomein heeft, zoals bepaald in Verordening nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. Belgische instellingen die aan de deze criteria voldoen vindt men terug op de website van BELAC, wanneer men in het keuzevak “Search by product/service” de optie “Fire safety building” selecteert. De website bevindt zich op volgend adres: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/leven_onderneming/kwaliteitsbeleid/Accreditatie/geaccrediteerde_i nstellingen/keuringsinstellingen/index.jsp De instanties die in hetzelfde kader in een andere lidstaat geaccrediteerd zijn worden eveneens erkend.
3. Betrokken ontplofbare producten Het vermaakvuurwerk en de pyrotechnische artikelen bestemd voor theatergebruik moeten opgeslagen worden onder de voorwaarden beschreven in deze nota, met name vuurwerk ingedeeld onder de volgende UN-nummers :
UN 0336 : Vermaakvuurwerk 1.4G UN 0337 : Vermaakvuurwerk 1.4S UN 0431 : Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden 1.4G UN 0432 : Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden 1.4S
Deze producten moeten altijd verpakt zijn in hun reglementaire originele UN vervoerverpakking. De reglementaire verpakking belet niet de kleinhandel. Dus, in de praktijk zullen de dozen tijdens de actieve periode van de opslagplaats kunnen geopend worden. Buiten die periode zullen de dozen opnieuw dichtgemaakt worden door kruising van de kartonnen kleppen, als ze niet dichtgeplakt worden. In dit geval wordt het openmaken van de dozen beperkt tot één doos per type producten.
2
Het openmaken van de kisten is echter enkel toegestaan in de opslagplaatsen E voor detailhandel. In de opslagplaatsen A, B en C moeten de kisten altijd dicht zijn en blijven. In deze drie types opslagplaatsen is het openmaken van de kisten voor de kleinhandel dus niet toegelaten. 4. Kenmerken van het opslaglokaal 4.1. Zes denkbeeldige gevallen worden overwogen : A) Afgezonderde opslagplaats (geen aanpalend gebouw) a) Een veiligheidszone van 25 meter afstand kan afgebakend worden vanaf de wanden van de opslagplaats opslagplaats met facultatief sas zonder hydraulische sprinklerinstallatie (zie bijlage 2 – cirkelvormige veiligheidszone van 25 meter); b) de opslagplaats is afgezonderd maar de beschikbare veiligheidszone bedraagt minder dan 25 meter en meer dan 8 meter omtrek vanaf het midden van de ingang van de opslagplaats (veiligheidszone zoals vermeld in bijlage 3) opslagplaats met facultatief sas met hydraulische sprinklerinstallatie c) de opslagplaats is afgezonderd maar enkel een rechthoekige veiligheidszone met de breedte van de opslagplaats en minstens 1,5 meter lengte is beschikbaar (veiligheidszone zoals bepaald in bijlage 4) opslagplaats met verplicht sas met hydraulische sprinklerinstallatie B) Niet afgezonderde opslagplaats (ofwel belendend aan andere gebouwen of gebouwd in een ander gebouw dat ook nog een andere bestemming heeft ofwel kan er geen veiligheidszone van minstens 25 meter rondom de wanden van de opslagplaats afgebakend worden). a) Een halfcirkelvormige veiligheidszone van 8 meter omtrek vanaf het midden van de ingang van de opslagplaats is beschikbaar opslagplaats met facultatief sas met hydraulische sprinklerinstallatie conform volgende punt 5 is vereist (zie bijlage 5 – beperkte halfcirkelvormige veiligheidszone) Deze halfcirkelvormige zone kan verkleind worden als er een wand is met de hoogte van het lokaal waarin de opslag zich bevindt of wanneer een overdekt schot voor de deur geplaatst wordt (zie bijlage 5). b) de opslagplaats is niet afgezonderd en de halfcirkelvormige van 8 meter omtrek tegenover de deur is niet vrij opslagplaats met verplicht sas (of schot samengesteld uit gecombineerde wanden), met hydraulische sprinklerinstallatie conform punt 5 is vereist (zie bijlage 4 – beperkte rechthoekige veiligheidszone even breed als de opslagplaats en even lang als het sas met een minimum van 1,5 meter). C)
Opslagplaats enkel bestemd voor de opslag van kleine hoeveelheden van bepaalde soorten vuurwerk. de opslagplaats is ingericht in de verkoopruimte en dient enkel voor klein vuurwerk met zeer weinig pyrotechnische sas, zoals feestvuurwerk van de categorie F1 (CE) (lijst in bijlage 1) alleen opslag in opslagplaats type "E" met beperking tot 4 kg NEQ. 3
4.2. Criteria voor de gevallen A en B A) Afgezonderd of niet, het lokaal moet de volgende kenmerken hebben :
Beantwoorden aan de bepalingen van het algemeen reglement betreffende de springstoffen volgens het type opslagplaats.
Het lokaal wordt alleen gebruikt voor het opslaan van vuurwerk waarvoor een vergunning afgeleverd werd. Geen enkele andere brandbare of gevaarlijke stof (UN) mag er geborgen worden (cf. definitie veiligheidszone).
De afmetingen van het lokaal zijn aangepast aan de te bergen hoeveelheid.
De wanden en het dak van het lokaal bestaan uit metselwerk, beton of celbeton of andere materialen van euroklasse A1. Het geheel vloer – muren – dak moet minstens 1 uur brandwerendheid bieden (R60) (bij wijze van voorbeeld: een betonblok van 19 cm geeft een R240, een blok cellenbeton een R360).
De binnenwanden, de vloer en het plafond zullen vlak zijn en vervaardigd uit een niet-ontvlambaar materiaal, de wanden zullen goed aansluiten bij vloer en plafond.
Het lokaal zal geen andere opening hebben dan de ingangsdeur en een ventilatieopening.
De inkom heeft ofwel een deur EI60 die op slot gaat, eventueel met een overdekt schot ofwel een sluis met twee deuren EI30, waarvan er één op slot gaat. De deuren zullen een automatische terugslag hebben en naar buiten opendraaien. Ze zullen in geen geval in open stand kunnen geblokkeerd worden. Deze deuren zullen geen enkele andere opening hebben (verluchtingsrooster, …) en hun oppervlakte zal maximum 4 m² bedragen.
De volgende opschriften zullen op de buitenwand van de toegangsdeur en in elke opslagplaats aangebracht worden : o o
verbodsbord "brand – naakte vlam – roken " waarschuwingsbord "explosieve stoffen UN 1.4 + UN-nummer van de toegelaten producten en hoeveelheden"
Voor de opslagplaatsen type "E" biedt de sluis de mogelijkheid om een zone te hebben die enkel bestemd is voor het openen van de verpakkingen en de voorbereiding van de bestellingen (de eigenlijke opslagzone is voorbehouden voor de gesloten (of opnieuw gesloten) verpakkingen) en om de veiligheidszone indien nodig te verkleinen. Het typeschema is bijgevoegd in bijlage 3.
Indien het lokaal een ventilatieopening heeft die voorzien is van vlamkerende roosters die de rook en gasoverdruk naar buiten drijven, zijn de ventilatie- en afzuiginstallaties zo geconstrueerd, dat zich hierin geen stoffen kunnen ophopen dan wel zodanig samenkomen, dat gevaar van brand of explosie ontstaat. Het rooster moet verhinderen dat allerlei objecten, materies of vloeistoffen de opslagplaats binnendringen. De buitenuiteinde van de ventilatieopening is zodanig gericht dat de gas- en rookstroom geen gevaar vormt voor kwetsuren of rechtstreekse schade buiten. Als de ventilatieopening in het gebouw komt waar de opslagplaats is, dan moet de ventilatieopening EI60 zijn.
Geen enkele leiding voor energie (gas, elektriciteit, stookolie, …) zal in het lokaal mogen gelegd worden. Elektrische kabels zullen evenwel rechtstreeks op de wanden of het plafond buiten de opslagplaats mogen gelegd worden. De andere leidingen voor energie zullen zich niet in de veiligheidszone mogen bevinden.
Als er verlichting geïnstalleerd wordt mag geen enkele kabel noch elektrisch materieel binnen de opslagplaats en de sluis geplaatst worden. Enkel het/de uiteinde(n) van de kabels voor de stroomtoevoer naar de lichtpunten mag/mogen zich in het opslaglokaal of de sluis bevinden. De verlichting zal conform het AREI zijn, met name voor de volgende punten : 4
o o o o
beschermingsfactor van minstens IP55; differentieelbeveiliging; meerpolige onderbreking; gewapende kabel, die voorzien is van een mechanische bescherming tot op een hoogte van 1,60 m.
De besturingsinrichting van de verlichting moet voorkomen dat het lichtpunt van stroom voorzien wordt wanneer er in de opslagplaats geen activiteiten zijn met de pyrotechnische stoffen. Er moet een verticale en horizontale afstand van minstens 60 cm tussen de lichtpunten en de verpakkingen met vuurwerk. De verlichtingsinstallatie zal van het «lage-temperatuurtype» zijn.
Indien verantwoord, wordt enkel een verwarming toegestaan met radiator of convector uitgerust met een thermostatische kraan en een waterbevoorrading aan lage temperatuur (max. 50° C). De toevoerbuizen van de convector of de radiator zullen buiten de opslagplaats geplaatst worden. Een inrichting zal ervoor zorgen dat verpakkingen vuurwerk niet op minder dan 60 cm kunnen geplaatst worden.
In het verticale vlak o is de veiligheidszone van 25 meter halfcirkelvormig; o is de veiligheidszone van 8 meter ook 8 meter hoog.
Het opslaan van licht en zeer licht ontvlambare stoffen en drukhouders, met uitzondering van brandblusmiddelen, binnen een straal van 5 meter rondom de opslagplaats is verboden.
De geschikte blusmiddelen voor een brand buiten de opslagplaats zullen ter plaatse beschikbaar zijn (minimum een brandblusser type AB van 9 kg).
B) Niet afgezonderde opslagplaats (ofwel leunend tegen andere gebouwen of gebouwd in een ander gebouw dat ook nog een andere bestemming heeft ofwel kan er geen veiligheidszone van minstens 25 meter rondom de kanten van de opslagplaats afgebakend worden). a) Als het lokaal niet kan afgezonderd worden op een afstand van minstens 25 meter van elk bewoond gebouw of openbare zone maar er een halfronde zone van 8 meter omtrek rondom de deur aanwezig is (zie bijlage 3), worden naast de voorwaarden bepaald in punt A ook de volgende voorwaarden opgelegd: het lokaal voor opslag van vuurwerk (UN0336 – UN0337) moet voorzien zijn van een aangepaste sprinklerinstallatie zoals beschreven in volgende punt 5. Dit systeem wordt opgeleverd en periodiek gekeurd door een bevoegd geaccrediteerd organisme. Er mag geen bewoning zijn in het gebouw waar de opslagplaats zich bevindt wanneer de capaciteit van de opslagplaats hoger is dan 100 kg NEQ. (Het principe is dat de bewoners van het gebouw tijdens hun slaap niet blootgesteld worden aan het risico van de opslagplaats van meer dan 100 kg NEQ.) De verluchtingsopening zal bestaan uit een koker met een brandwerendheid van R60. Voor de gebouwen met een brandalarmsysteem wordt voor de manuele activering van het alarm een knop in de nabijheid van de opslagplaats geplaatst. Er mag een facultatief sas geïnstalleerd en gebruikt worden voor de voorbereiding van de bediening. Het sas zal minstens 1 m lang zijn. b) Als het lokaal niet kan afgezonderd worden door een halfronde veiligheidszone van 8 meter diameter rondom de deur zijn naast de voorwaarden bepaald in de punten a en b ook een sas of een schot verplicht die aan de volgende criteria beantwoorden :
5
een brandwerend inkomsas R60, met twee deuren EI60 voorzien van automatische sluiting, moet geïnstalleerd worden op voorwaarde dat een beperkte veiligheidszone aanwezig is, even breed als het sas en waarvan de lengte minstens gelijk is aan de lengte van het sas met een minimum van 1,5 meter. De twee deuren van het sas zullen naar de buitenkant van de opslagplaats opendraaien, de ene links en de andere rechts en de assen zullen verschoven zijn (zie bijlage 2). een schot bestaande uit een wand R60 met een deur EI60 gefabriceerd volgens het standaardschema in bijlage 5. Met deze inrichting kan de veiligheidszone aan de binnen oppervlakte van het schot beperkt worden. Belangrijke opmerking : Automatische blusinstallaties met gassen van de types A of AB of ABC of alle andere niet-hydraulische systemen zoals de blussystemen met inerte gassen (halogeenhoudende gassen, stikstof, …) zijn niet equivalent met de hierboven opgelegde hydraulische sprinklerinstallatie. Ze kunnen de sprinklerinstallaties dus niet vervangen. Pyrotechnische brand valt inderdaad niet onder de types A, B of C (brand van vaste brandstof, ontvlambare vloeistof of gas). 4.3 Criteria voor geval C
5.
De opslagplaats, steeds van het type "E" (kleinhandel), bestaat uit een kast, die zich in de winkel mag bevinden, die op slot gaat en die enkel toegankelijk is voor de kleinhandelaars. Beperking tot de pyrotechnische artikelen opgenomen in de lijst in bijlage 1 (sommige artikelen feestvuurwerk van categorie F1 (CE)) reglementair verpakt ten belope van maximum 4 kg NEQ.
Noch een automatische hydraulische blusinstallatie, noch een veiligheidszone is vereist.
AUTOMATISCHE HYDRAULISCHE BLUSINSTALLATIE 5.1. Contract planning en documentatie 5.1.1. Algemeen
Sprinklerinstallaties en de mogelijke aanpassingen of uitbreidingen ervan kunnen worden uitgevoerd door hiervoor technisch onderlegde personen of bedrijven. De houder van de opslagvergunning kan de werken zelf uitvoeren. Hij kan indien nodig alle nuttige inlichtingen en raad inwinnen bij de geaccrediteerde instelling die hij kiest om de installatie te laten keuren. Alle documenten (tekeningen, schema's, technische informatie, enz.) die van toepassing zijn op de sprinklerinstallatie moeten voorzien zijn van:
de naam van de gebruiker en de eigenaar;
het adres en de locatie van de gebouwen en panden;
de aard van bezetting van de gebouwen;
de naam van de ontwerper;
de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor het controleren van het ontwerp;
datum en nummer van het onderdeel. 5.1.2. Ontwerpfase
De documentatie van het ontwerp bevat een eisenprogramma (lastenboek), een samenvattend schema, tekeningen van de werking en lay-out van de sprinklerinstallatie en de watervoorziening. In het samenvattende schema vinden we terug :
6
de naam van het project;
alle referentienummers en titels van de tekeningen en andere documenten;
alle data waarop de tekeningen en documenten werden opgesteld;
het type installatie;
het aantal sprinklers in het sprinklernetwerk;
een verklaring dat de installatie voldoet aan de vooropgestelde regels of een grondige beschrijving van de details waar de installatie afwijkt van de vooropgestelde regels;
een lijst van de gebruikte erkende componenten, met hun referentienummer en de naam van de producent van deze componenten.
De tekeningen van de werking en lay-out van de installatie worden opgesteld volgens een schaal van minstens 1:100 en hierin vinden we de volgende info :
een noordpoolindicatie;
de klasse van de installatie in overeenstemming met de gevarenklasse inclusief categorie en hoogte van stockage;
de constructuele details van de vloeren, daken, buitenmuren en muren die de gesprinklerde en niet-gesprinklerde zones scheiden;
de sectionele verhogingen van alle vloeren die een invloed hebben op de lay-out van de sprinklerinstallatie of de waterdistributie van de sprinklers;
de indicatie van alle aanwezige platforms, machines, verlichtingsarmaturen, warme luchtblazers die de waterdistributie van de sprinklers beïnvloeden;
het type sprinkler dat gebruikt wordt en de bijbehorende activeringstemperatuur;
het type en de locatie van de steunpunten van de leidingen;
de locatie en details van de afsluiters, terugslagkleppen, waterstromen en alarm flow switch;
de hellingsgraad van de afvoerleiding;
een schematische voorstelling van het aantal sprinklers en de bijbehorende beschermde oppervlakte;
de locatie van de ITC (Inspector Test Connection) voorzien van een drukmeter;
de locatie en de details van het alarmpaneel en de hydranten;
een legende van alle symbolen die gebruikt worden in de tekening;
de tekeningen van de watervoorziening worden opgemaakt volgens een schaal van minstens 1:100 en toont;
het leidingennetwerk vanaf de plaats waar de openbare waterleiding binnenkomt tot de plaats waar de sprinklers zich bevinden;
een legende van alle gebruikte symbolen;
de positie en het type van afsluiter, sprinklers en debietmeters;
de aftappunten waar water wordt aangewend voor andere voorzieningen dan de sprinklerinstallatie;
de nominale diameter van de openbare waterleiding;
de grafische druk/debiet karakteristiek van de openbare waterleiding in een periode van maximale stroming door de sprinklers. Er moeten minstens 3 testpunten getoond worden op de grafiek;
de datum en tijd waarop de openbare waterleiding werd getest i.v.m. zijn druk/debiet karakteristiek;
de locatie van het testpunt van de openbare waterleiding.
7
De hydraulische berekeningen met bijbehorende doorstromingstesten moeten aantonen dat de sprinklerinstallatie in staat is om de vereiste druk en opbrengst te garanderen, zoals verder in deze technische nota wordt vooropgesteld. Het eisenprogramma, de hydraulische berekeningen en alle tekeningen m.b.t. de sprinklerinstallatie dienen voorafgaand de installatie te worden beoordeeld door een door geaccrediteerde controle-instelling. 5.2. Gevarenklasse De technische parameters van het vereenvoudigd automatisch hydraulisch blussysteem beschreven in deze technische nota zijn van toepassing op de opslag en de verhandeling van minder dan 150 kg NEQ vuurwerk volgens klassen 1.4G en 1.4S (zie punten 2 en 3 hierboven). Vuurwerk van de klassen 1.3G en hoger zijn dus niet gedekt. Hier gelden enkel de verwijderingscriteria om het risico te beheersen en te minimaliseren. 5.3. Watervoorziening 5.3.1.Algemeen
Voor de watervoorziening van de automatische blusinstallatie mag men gebruik maken van de openbare waterleiding, op voorwaarde dat bij activatie van de sprinklers, altijd een dynamische druk van 2,5 bar wordt geleverd. Indien de brandhaspels in het gebouw aangesloten zijn op dezelfde openbare waterleiding, dient men in de hydraulische berekeningen rekening te houden met een extra afname. De densiteit van de sprinklerinstallatie bedraagt minimaal 10 l/min m2. De toevoer van water naar de sprinklers moet automatisch geschieden. Een waterleiding die voldoet aan de eisen betreffende druk en opbrengst zoals in deze technische nota voorgeschreven, kan aangesloten worden op de sprinklerinstallatie zonder drukverhogingspomp. Indien de waterleiding enkel voldoet aan de eisen betreffende opbrengst, moet een drukverhogingspomp worden toegepast. De toevoerleiding dient vanaf de hoofdtoevoerleiding c.q. openbare waterleiding rechtstreeks op de sprinklerhoofdafsluiter te worden aangesloten. Deze watervoorziening moet altijd en in alle omstandigheden betrouwbaar zijn. Vorst en aanhoudende droogte mogen geen invloed hebben op de betrouwbaarheid van de watervoorziening. De watervoorziening moet in principe vrij zijn van verontreinigingen welke aanleiding kunnen geven tot doorlaatvermindering en/of verstopping. 5.3.2.Nuttige watervoorraad
Indien deze sprinklerinstallatie wordt geplaatst, volstaat een bijkomende bluswatervoorraad van 200 l/min (indien de opslagruimte voor de betrokken hoeveelheden minder zijn dan 20 m²). 5.4. Sprinklers 5.4.1.Algemeen
Uitsluitend goedgekeurde sprinklertypes mogen worden toegepast. Na aflevering door de fabrikant mag niets aan de sprinklers worden gewijzigd of veranderd. Sprinklers die verontreinigd zijn door verf, kalk, enz. moeten direct worden vervangen. Schoonmaken en/of hergebruik is niet toegestaan. In onverwarmde en in normaal verwarmde ruimten kunnen sprinklers met een activatie temperatuur van 68°C tot 74°C worden toegepast. Staande en hangende sprinklers mogen geïnstalleerd worden afhankelijk van de ruimtelijke inrichting. Het sproeipatroon van de sprinklers mag niet gehinderd worden. Indien de oppervlakte van het te beschermen lokaal > 12 m2 dient een multi controlesysteem voorzien te worden. Hierdoor zal het openen van de eerste sprinkler een onmiddellijke activatie van andere sprinklers in de buurt van deze eerste veroorzaken.
8
5.4.2.Stroming
De waterstroming van een sprinkler wordt beschreven door volgende formule: Q = K √P Waarbij : -
Q is de waterstroom doorheen de sprinkler uitgedrukt in liter per minuut, K is de constante van een bepaald type sprinkler, P is de druk uitgedrukt in bar.
Aangezien de sprinklerinstallatie een debiet gelijk aan minimaal 10 l/min m2 moet leveren, zal de nominale K-factor 80 of 115 bedragen. 5.4.3.Locatie sprinklers
Een vrije ruimte rondom de sprinklers van 1,0 m dient altijd gerespecteerd te worden. Een enkele staande of hangende sprinkler kan maximaal een oppervlakte van 6,0 m2 beveiligen. Sprinklers moeten geïnstalleerd worden parallel met de hellingsgraad van het plafond. 5.5. Toevoerafsluiter Tussen de watervoorziening en de hoofdleiding, die de verbinding vormt met de sprinklersecties, moet een toevoerafsluiter worden aangebracht. Deze afsluiter moet in open stand worden gewaarborgd. Aangezien de sprinklerinstallatie rechtstreeks wordt aangesloten op een openbare waterleiding, moet er tussen de hoofdkraan van de waterleiding en de toevoerafsluiter een terugslagklep worden aangebracht. 5.6. Bedieningsafsluiter Aan het begin van de sprinklersectie moet een hoofdafsluiter worden aangebracht, waarmee de sprinklersectie buiten bedrijf kan worden gesteld. Deze hoofdafsluiter moet in alle gevallen gemakkelijk bereikbaar zijn, buiten en op afstand van het risico en indien nodig afdoende beschermd worden tegen bevriezing. De open stand van de hoofdafsluiter van de sprinklersectie moet continu worden gewaarborgd (monitoring, verzegeling, vergrendeling, …). Bij de hoofdafsluiter van de sprinklersectie moet een bord worden aangebracht met opschrift: "HOOFDAFSLUITER NIET SLUITEN VOORDAT BRAND GEBLUST IS" .
9
5.7. Bijkomende uitrustingen 5.7.1.Manometer
Een manometer moet worden aangesloten op de hoofdleiding, voor elke toevoerafsluiter en ter hoogte van de ITC. 5.7.2.Alarmschakelaar of alarm flow switch
De sprinklerinstallatie moet voorzien zijn van een goedgekeurde alarmschakelaar of alarm flow switch die bij waterstroom een brandalarm genereert dat doorverbonden wordt naar een permanent bewaakte locatie (bedoeling is een snelle interventie van de brandweer en voorkomen van waterschade). 5.7.3.ITC
De sprinklerinstallatie dient voorzien te zijn van een ITC (Inspector Test Connection) met bijbehorende manometer op het einde van het sprinklernetwerk. Door middel van deze testkraan kan een simulatie van een open sprinkler gebeuren (gekalibreerde doorlaat voorzien in de leiding). De ITC is voorzien van een afvoerleiding van gegalvaniseerd staal. De druk/debiet-karakteristieken van een volledig geopende testkraan met afvoerleiding moeten gelijk zijn aan de karakteristieken van de sprinkler in het sprinklernetwerk met de kleinste nominale diameter. 5.8. Signalisatie, systeembewaking en doormelding 5.8.1.Signalisatie
De sprinklerinstallatie moet voorzien zijn van een autonoom meld- en signaleringssysteem. Dit systeem moet in staat zijn om zowel technische storingsmeldingen (T) als brandmeldingen (B) afzonderlijk te signaleren. Onder technische storingsmeldingen (T) begrijpen we :
een te lage druk in de waterleiding,
een te lage druk in de hoofdleiding van de sprinklerinstallatie,
het geheel of gedeeltelijk uitvallen van de stroomvoorziening van de sprinklerinstallatie.
Onder brandmelding (B) begrijpen we
het sprinkleralarm van de sprinklersectie dat geactiveerd wordt door de alarm flow switch. De flow switch zet het ontruimingssignaal in werking.
Bij het verkooppunt en bij de opslagplaatsen voor vuurwerk moeten handbrandmelders zijn aangebracht voor de activering van het brand- of ontruimingssignaal. Een overzichtsplan van het gebouw of de gebouwen moet in de buurt van de hoofdingang duidelijk zichtbaar aanwezig zijn, opdat de brandweer dit eenvoudig kan terugvinden bij een interventie. Dit plan toont:
het referentienummer van de sprinklerinstallatie en de locatie van de alarm flow switch;
de gevarenklasse van elk onderdeel van het gebouw en de maximale opslaghoogten;
de door de sprinklerinstallatie beveiligde oppervlakte;
de locatie van de hoofdafsluiter van het sprinklernetwerk.
10
5.8.2.Systeembewaking en doormelding
Alle storings- en brandsignalen moeten onmiddellijk gemeld worden naar een erkende permanent bewaakte locatie. Indien er geen doorverbinding van brandsignalen en storingen voorzien is, is de aanwezigheid van een bevoegd persoon 24u op 24u noodzakelijk. Het doorverbindingssysteem van de sprinklerinstallatie moet zodanig samengesteld en uitgevoerd zijn dat bij het openen van de eerste sprinkler, onafhankelijk waar deze zich in of bij het beveiligde object bevindt, een brandalarm in de meldpost wordt ontvangen. 5.9. Testen De automatische blusinstallatie wordt gecontroleerd bij de indienststelling (oplevering) voordat er vuurwerk wordt opgeslagen en dient vervolgens jaarlijks gecontroleerd te worden. Elke belangrijke aanpassing (meer dan 10 sprinklerkoppen) van het sprinklernet moet het voorwerp zijn van een plan. Dit moet in twee exemplaren bezorgd worden aan de geaccrediteerde controle-instelling voor goedkeuring (voor het uitvoeren van de werkzaamheden). Een aanvraag om voorafgaande oplevering moet nadien bij de geaccrediteerde instelling ingediend worden. De sprinklerinstallatie en het systeem voor melding van de verschillende signalen naar een erkend bewakingslokaal moeten wekelijks getest worden door een bevoegde technicus (de installateur is bevoegd om deze opleiding te geven). Het resultaat van deze wekelijkse tests evenals de verschillende gebeurtenissen die zich kunnen voordoen (waarschuwing, alarm, buitendienststelling van de installatie of een deel ervan, enz.) moeten in een hiervoor voorbehouden en steeds beschikbaar logboek worden opgetekend. 5.10. Opslagconfiguratie Een maximale opslaghoogte van 2,0 m in blokstapeling of rekstapeling met enkele rijen is toegelaten bij een waterdebiet van 10 l/min m2. Opslagconfiguratie
ST1 = vrijstaand of blokstapeling
Max. toegelaten opslaghoogte (m)
Debiet (l/min m2)
2,0 2,3 2,7 3,0
10,0 12,5 15,0 17,5 Tabel 1: Opslagconfiguratie
Indien de sprinklerinstallatie een groter debiet kan leveren dan de minimaal vereiste 10 l/min m2, zal de maximaal toegelaten opslaghoogte groter worden volgens de waarden vermeld in Tabel 1. 6. COMPARTIMENTERING VAN HET BESCHERMDE LOKAAL De muren, het plafond, en de structurele elementen type I van het te beschermen lokaal dienen uitgevoerd te zijn met een minimale brandweerstand R 60.
11
Ter info: o structurele elementen type I = elementen die bij bezwijken aanleiding geven tot een voortschrijdende instorting die zich kan uitstrekken over de compartiment grenzen heen of die aanleiding geeft tot de beschadiging van de compartimentwanden; o R staat voor mechanische weerstand of stabiliteit, de E voor gas- en vlamdichtheid en de I voor thermische isolatie.
De voorschriften betreffende de compartimentering dienen steeds nageleefd te worden en de branddeur(en) dien(t)(en) zelfsluitend te zijn. Doorvoeringen doorheen wanden van leidingen voor fluida of voor elektriciteit en de uitzetvoegen mogen de vereiste weerstand tegen brand van de bouwelementen niet nadelig beïnvloeden. De aansluiting van de compartimentwand met het dak of de gevel is zo ontworpen en uitgevoerd dat in geval van brand het risico van verspreiding van brand en rook naar het aanpalende compartiment beperkt wordt. Voor het dak kan men dit op twee mogelijke manieren realiseren :
ofwel de compartimentwand ten minste 1 m boven het dakoppervlak laten uitsteken;
ofwel de compartimentwand aansluiten met het dak dat langs weerszijden van de wand over een horizontale afstand van ten minste 2 m een brandweerstand E 60 heeft. Dit gedeelte van het dak is opgebouwd uit A1 materialen.
Voor de gevel kan men dit op twee mogelijke manieren realiseren :
ofwel de compartimentwand ten minste 0,5 m uit het gevelvlak laten steken;
ofwel de compartimentwand aansluiten met de gevel die langs weerszijden van de wand over een horizontale afstand van ten minste 1 m een brandweerstand E 60 heeft. Dit gedeelte van de gevel is opgebouwd uit A1 materialen.
De plaats van de compartimentwanden wordt op de gevels aangeduid. Alleen de ruimtes waar vuurwerk wordt opgeslagen of waar vuurwerk wordt verwerkt, moeten voorzien zijn van een automatische hydraulische sprinklerinstallatie.
12
BIJLAGE 1 Beperkte lijst van feestvuurwerk (behorend tot de groep b, feestvuurwerk) dat, evenals feestvuurwerk categorie F1 (CE), mag worden opgeslagen in een kast die op slot gaat in de winkel voor verkoop aan particulieren ten belope van maximum 4 kg erin vervatten pyrotechnische sas. C-6. Les articles pyrotechniques de salon (par exemple cylindres Bosco, bombes de confetti, fruits pour cotillon,...), qui ne renferment que 1 g (un gramme) au plus d'explosif par objet;
C-6. Kamervuurwerk (bijvoorbeeld Bosco-cilinders, confettibommen, cotillonvruchten,...), die ten hoogste 1 g (één gram) springstof per voorwerp mogen bevatten;
C-7. Les bonbons fulminants, cartes de fleurs, lamelles de papier nitré (papier-collodion) qui ne renferment que 1 g (un gramme) au plus d'explosif par objet;
C-7. Knalbonbons, bloemenkaarten, blaadjes collodiumpapier die ten hoogste 1 g (één gram) springstof per voorwerp mogen bevatten;
C-8. Les pois fulminants, grenades fulminantes et autres articles pyrotechniques similaires renfermant soit du fulminate d'argent à concurrence d'au plus 2,5 g (deux grammes et demi) par mille objets, soit un explosif exempt de fulminate à concurrence d'au plus 20 g (vingt grammes) par mille objets;
C-8. Knalerwten, knalgranaten en andere soortgelijke pyrotechnische artikelen die ofwel zilverfulminaat tot ten hoogste 2,5 g (tweeënhalve gram),per duizend voorwerpen, ofwel een fulminaatvrije ontplofbare samenstelling van ten hoogste 20 g (twintig gram) per duizend voorwerpen bevatten;
C-9. Les pierres fulminantes portant à la surface une charge d'explosif de 3 g (trois grammes) au plus par objet, à l'exclusion de fulminate; C-10. Les allumettes pyrotechniques (par exemple allumettes de bengale, allumettes pluie d'or, pluie de fleurs,...) avec un maximum de 2,5 g (deux grammes et demi) de composition éclairante par objet; C-11. Les cierges merveilleux sans tête d'allumage et les artifices similaires avec un maximum de 20 g (vingt grammes) de composition éclairante par objet; C-12. Les amorces pour jouets d'enfants, les rubans d'amorces et les anneaux d'amorces : mille amorces ne peuvent renfermer plus de 7,5 g (sept grammes et demi) d'explosif exempt de fulminate. Les rubans comptent au plus cent amorces chargées chacune de 5 mg (cinq milligrammes) au plus d'explosif ou cinquante amorces chargées chacune de 7,5 mg (sept milligrammes et demi) au plus d'explosifs; C-19. Seuls les articles suivants dont les charges pyrotechniques ne dépassent pas les valeurs suivantes : 15 g (quinze grammes) pour les fontaines et artifices similaires; 5 g (cinq grammes) pour les petits engins se mouvant au sol ou en l'air (par exemple abeilles, oucoupes, serpents, voitures,...);
C-9. De knalstenen die, per voorwerp, aan de oppervlakte voorzien zijn van ten hoogste 3 g (drie gram) springstof, met uitzondering van fulminaat; C-10. Pyrotechnische lucifers (bijvoorbeeld Bengaalse lucifers, goudenregenlucifers, bloemenregenlucifers,...) met maximum 2,5 g (tweeënhalve gram) lichtsas per voorwerp;
C-11. Wonderkaarsen zonder ontstekingskop en soortgelijk vuurwerk met maximum 20 g (twintig gram) lichtsas per voorwerp; C-12. Klappertjes voor kinderspeelgoed (amorces), knalstroken (amorcestroken) en knalringen (amorceringen): duizend klappertjes mogen ten hoogste 7,5 g (zevenen halve gram) knalsas met uitzondering van fulminaat bevatten. Stroken bevatten ten hoogste honderd klappertjes met elk ten hoogste 5 mg (vijf milligram) knalsas of vijftig klappertjes met elk 7,5 mg (zevenen halve milligram) knalsas; C-19. Enkel de volgende artikelen waarvan de individuele lading pyrotechnische sas niet meer bedraagt dan : 15 g (vijftien gram) voor de fonteinen en soortgelijk vuurwerk; 5 g (vijf gram) voor kleine tuigen die zich over de grond of in de lucht bewegen (bijvoorbeeld bijen, chotels, slangetjes, wagentjes,...);
13
Standaardschema van een externe afgezonderde opslagplaats vuurwerk UN 1.4 zonder sprinkler (facultatief sas)
Veiligheidszone zonder sprinkler : 25 meter vanaf zijden opslagplaats
Opslaglokaal vuurwerk UN1.4 ZONDER sprinkler
SAS
R60
In veiligheidszone: geen woning, gebouw, openbare ruimte, brandbare goederen, … (zie details in tekst TN)
Bijlage 2
14
Standaardschema externe afgezonderde opslagplaats vuurwerk UN 1.4 met sprinkler
Veiligheidszone zonder sas noch schot: straal 8 meter gecentreerd op de deur
Opslaglokaal vuurwerk UN1.4 MET sprinkler
EI60 In veiligheidszone: geen woning, gebouw, openbare ruimte, brandbare goederen, … (zie details in tekst TN)
R60
Bijlage 3 15
Standaardschema opslagplaats vuurwerk UN 1.4 met sprinkler en met sas
Opslaglokaal vuurwerk UN1.4 MET sprinkler
Minimale veiligheidszone met sas : Breedte van de opslagplaats op lengte van het sas (minimum 1.5m)
EI30 SAS
R60 ≥1m
≥ 1.5 m
In veiligheidszone: geen woning, gebouw, openbare ruimte, brandbare goederen, … (zie details in tekst TN)
Bijlage 4
16
Standaardschema van een nietafgezonderde opslagplaats voor vuurwerk UN 1.4 met sprinkler, met schot
Veiligheidszone met overdekt schot
EI60
Een schermmuur even hoog als het gebouw waarin de opslagplaats zich bevindt kan de veiligheidszone verkleinen
Opslagplaats vuurwerk UN1.4 met sprinkler
< 0.5 m > 0.6 m
R60 ≤1.5 m
≤1.5 m
In veiligheidszone: geen woning, gebouw, openbare ruimte, brandbare goederen, … (zie details in tekst TN) Veiligheidszone zonder schot : straal 8 meter gecentreerd op de deur
Een overdekt schermschot of even hoog als het gebouw waarin de opslagplaats zich bevindt kan de veiligheidszone verkleinen
Bijlage 5
17
1.1 Inleiding Om de veiligheid van het personeel en de klanten te garanderen, alsook de gebouwen te beschermen tegen mogelijke branden, kan men een risicoanalyse uitvoeren. Dit is een methode waarbij nader benoemde risico’s worden gekwantificeerd door het bepalen van de kans dat een dreiging zich voordoet en wat de bijbehorende gevolgen daarvan zijn. Risico's in kaart brengen, benoemen en erover communiceren, vergroot het veiligheidsbewustzijn. De hoofdvragen die hiervoor gesteld worden : -
Hoe kan een brand ontstaan ? Hoe kan een brand zich uitbreiden ? Wat moet ik doen om de betrokkenen te beschermen bij brand ?
De maatregelen die we moeten nemen, zijn gericht op : -
Preventie van brand, Uitbreiding van de vuurhaard tegengaan, Beschermen van de betrokkenen bij brand.
Er is een checklist beschikbaar die als leidraad gebruikt kan worden om een grondige risicoanalyse uit te voeren. 1.2 Brandpreventie Onder brandpreventie verstaat men het nemen van maatregelen om het ontstaan van een brand zoveel mogelijk te voorkomen. Hieronder worden enkele te nemen en te vermijden acties betreffende brandpreventie opgesomd. 1.2.1 -
Te nemen maatregelen Sluit te allen tijde ontstekingsbronnen uit in de buurt van het vuurwerk. Beperk de toegang tot de opslag van het vuurwerk. Volg het advies van uw leverancier i.v.m. het terugbrengen van niet-verkochte partijen vuurwerk.
1.2.2. Te vermijden -
Stockeer geen vuurwerk in de buurt van bijtende substanties zoals afwasmiddelen, allesreinigers, gootsteenontstoppers, toiletreinigers, enz. Stockeer geen vuurwerk in de buurt van meststoffen of stoffen die peroxides bevatten. Stockeer geen vuurwerk in de buurt van verwarmingstoestellen. Zorg dat het vuurwerk niet vochtig kan worden. Laat werknemers of klanten nooit roken in de buurt van het vuurwerk. 18
1.3 Uitbreiding van de vuurhaard Compartimentering van het gebouw zorgt ervoor dat de brandhaard zich beperkt kan ontwikkelen en niet kan overslaan van het ene compartiment op het andere. Hierdoor kunnen rook en brand zich minder snel over een groot gebied verspreiden. De tijdwinst die zo wordt geboekt, stelt mensen in staat snel en veilig het gebouw te verlaten. Bovendien ontstaat er voor brandweer een beheersbare situatie zodat de brand onder controle blijft. Goede compartimentering staat of valt met het correct gebruik van branddeuren. Deze branddeuren hebben een bepaalde weerstand tegen de inwerking van vuur en zijn daardoor in staat, gedurende een bepaalde tijd, het doorslaan van de brand tegen te gaan. Het is van uiterst belang dat alle branddeuren te allen tijde gesloten worden na gebruik. 1.3.1 Te nemen maatregelen -
Stockeer het vuurwerk zoveel mogelijk in de gesloten verpakking waarin het getransporteerd werd. Gebruik steeds geschikte opslagrekken. Vermijd elke niet-noodzakelijke handeling met het vuurwerk. Het vuurwerk mag alleen maar opgeslagen worden in daarvoor bestemde ruimtes waarin zich geen andere goederen mogen bevinden.
1.3.2 Te vermijden -
Stockeer het vuurwerk niet in de buurt van artikels die gemakkelijk branden (white spirit,…) of die bijdragen tot een gemakkelijke uitbreiding van de vuurhaard (papiervoorraad, kartonnen dozen, enz.) Stockeer het vuurwerk niet in de buurt van geparkeerde wagens.
1.4 Bescherming van de betrokkenen bij brand 1.4.1 Te nemen maatregelen -
Zorg ervoor dat al het vuurwerk in de verkoop ruimtes te allen tijde gestockeerd wordt in de geschikte rekken en in de daarvoor voorziene gesloten verpakking. Zorg er voor dat de vlucht- en evacuatiewegen te allen tijde vrij zijn en de nooduitgangen niet geblokkeerd worden. Zorg ervoor dat uw automatische blusinstallatie goed onderhouden wordt en volgens de voorgeschreven frequentie beproefd wordt opdat de betrouwbaarheid ervan gegarandeerd wordt. Zorg ervoor dat iedere werknemer kennis heeft genomen van de voorgeschreven evacuatieprocedures. Zorg voor een goed voorraadbeheer zowel in de verkoop ruimtes als de opslagruimtes.
19
1.4.2 Te vermijden -
Vermijd opslag of uitstalling van vuurwerk in de buurt van vlucht- of evacuatiewegen. Vermijd het stockeren van meer vuurwerk dan volgens de vuurwerkvergunning wordt toegelaten.
20
BIJLAGE 7. CHECKLIST RISICOANALYSE Deze checklist begeleidt de technische nota betreffende vuurwerkopslag en -verkoop. Dit document werd opgesteld om de verkopers van vuurwerk te helpen bij het uitvoeren van een risicoanalyse opdat ze de veiligheid van hun personeel en klanten kunnen garanderen. 2.1 Hoe kan een brand ontstaan ? Gevaar
Acties
Uw acties en notities (schrijf hier welke specifieke acties u moet ondernemen)
Sigaretten en andere kleine ontstekingsbronnen
Beperkte toegang tot het magazijn waar vuurwerk opgeslagen staat Laat geen vuurwerk onbeheerd achter in de winkel Er mag nergens gerookt worden Stockeer vuurwerk in de daarvoor bestemde displays of rekken
(bv. zorg ervoor dat al het personeel op de hoogte is van het rookverbod in de gebouwen en controleer of elke signalering voor nietroken duidelijk zichtbaar is)
Vonken bij lassen, solderen, elektrische apparaten, …
Zorg dat bij herstellingen of onderhoudswerken het elektrisch netwerk spanningsloos is Verwijder al het elektrisch gereedschap in het magazijn waar het vuurwerk wordt gestockeerd
Plaatselijke extreme warmte waardoor dozen vuur kunnen vatten
Verwijder warme lucht blazers of zorg ervoor dat ze voldoende ver uit de buurt van het vuurwerk opgesteld staan Respecteer een duidelijke afstand tussen verlichtingsarmaturen en het opgeslagen vuurwerk, in de ruimte waar het vuurwerk opgeslagen wordt
Overslag van brand van andere goederen op het vuurwerk
Stockeer het vuurwerk steeds in de daarvoor voorziene opslagruimte Stockeer enkel vuurwerk in de bewaarplaats van het vuurwerk Zorg dat brandbare of ontplofbare artikelen niet in de buurt van het vuurwerk kunnen komen
Gebruikelijke brandbare substanties zijn white spirit en andere oplosmiddelen Videobanden en kousen zijn ook brandbaar Papier, karton, paletten zijn ook zeer brandbare artikelen
Brandstichting of andere criminele acties
Stockeer het vuurwerk op een beveiligde locatie Zorg dat de opslagruimte van het vuurwerk bewaakt is Herzie de reeds aanwezige beveiligingsinstallatie en maatregelen
Brandstichting kan zich altijd voordoen Dieven kunnen vonken veroorzaken bij binnendringing in het gebouw, wat aanleiding tot brand kan zijn.
21
Genomen maatregel ( )
Commentaar
Actie ondernemen naar brandveiligheid toe is de belangrijkste van alle controlemaatregelen die je moet nemen
2.2 Hoe kan een brand zich uitbreiden ? Gevaar
Acties
De hitte van brandend vuurwerk kan overslaan op andere brandbare materialen Brandend vuurwerk wordt in de buurt van brandbare materialen gegooid
Verwijder alle brandbare materialen in de buurt van het vuurwerk Stockeer het vuurwerk voldoende ver van de opslagplaats van brandbare materialen Stockeer het vuurwerk in de verpakking waarmee het getransporteerd werd Sluit de transportdozen van het vuurwerk na gebruik Stockeer het vuurwerk alleen in de daarvoor ontworpen beveiligde lokalen Beheer de voorraad vuurwerk in stock Stockeer niet meer vuurwerk dan toegelaten in uw vergunning Zorg ervoor dat bijtende substanties (afwasmiddelen, allesreinigers, gootsteenontstoppers) niet in de buurt komen van het vuurwerk Zorg ervoor dat meststoffen of stoffen die peroxides bevatten niet in de buurt komen van het vuurwerk Zorg ervoor dat er geen water kan binnensijpelen in de opslagruimte van het vuurwerk
Het gestockeerde vuurwerk werd vervuild door chemicaliën of water en is niet langer stabiel
Uw acties en notities (schrijf hier welke specifieke acties u moet ondernemen)
Genomen maatregel ( )
Commentaar
Vraag raad bij de brandweer wanneer u grote hoeveelheden brandbaar materiaal stockeert
2.3 Wat moet ik doen om de betrokkenen te beschermen bij brand ? Gevaar
Acties
Personeel of klanten kunnen niet evacueren door warmte rookontwikkeling
Stockeer vuurwerk alleen op de daarvoor voorziene beveiligde plaats Vermijd opslag of uitstalling van vuurwerk in de buurt van vlucht- of evacuatiewegen Zorg ervoor dat de vlucht- en evacuatiewegen te allen tijde vrij zijn en de nooduitgangen niet geblokkeerd worden
of
Uw acties en notities (schrijf hier welke specifieke acties u moet ondernemen)
Genomen maatregel ( )
Commentaar
Personeel en klanten moeten te allen tijde kunnen evacueren uit het gebouw. Maak hier een absolute hoofdprioriteit van!
22
Zorg ervoor dat iedere werknemer kennis heeft van de voorgeschreven evacuatieprocedures
Vuur slaat over naar aangrenzende gebouwen of percelen
U bent wettelijk verplicht om ervoor te zorgen dat personeel en klanten kunnen evacueren naar een veilige plaats bij het uitbreken van een brand.
Vermijd opslag van brandbare materialen (afvalcontainers, pallets, enz.) op een afstand <10 m van het gebouw Indien er appartementen of residentiële accommodatie in hetzelfde gebouw aanwezig zijn, zorg er dan voor dat er een aparte evacuatie- of vluchtweg beschikbaar is voor deze bewoners Installeer de automatische hydraulische sprinklerinstallatie volgens bijbehorende technische nota Zorg ervoor dat er geschikte branddeuren met automatische sluiting zijn.
23