publicatie datum: 20070510 sectie: Nederland titel: Prostituees werken liever via internet dan in bordeel
Nederland Prostituees bieden zich steeds vaker aan via internet. Dat is goedkoper en ook anoniemer, met alle nadelige gevolgen van dien. Politie, hulpverleners en de branche zijn bezorgd. Perdiep Ramesar Cherish (31) verandert haar naam elke maand. Ze prijst zichzelf via advertentiesites nu aan ’als een vrouw waar een man alleen maar van droomt en die deze droom tóch werkelijkheid kan maken’. Tenminste, als de klant van deze prostituee 150 euro per uur neerlegt – ’speciale verzoeken in overleg’. De Amsterdamse heeft nooit achter het raam, in clubs of privéhuizen gewerkt, omdat ze ’geen cent wil afdragen aan bordeelhouders’. Ze neemt haar mobiele telefoon, waarvan het nummer bij haar ’contactadvertentie’ staat, alleen op als de geïnteresseerde met nummerweergave belt. „Dat is om nummers van vervelende gasten op te slaan”, vertelt ze. „En als check dat er niemand belt van de Belastingdienst of de politie. Want hoe ik werk, zit op het randje van fraude.” Honderden vrouwen werken zoals Cherish, in de anonimiteit van internet. Het web is het nieuwe illegale bordeel. Prostituees die niet over de juiste papieren beschikken, werven vaak hun klanten via persoonlijke websites of – nog anoniemer – via online contactadvertenties. Zij zijn vaak niet ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, hun activiteiten zijn onbekend bij de belasting of sociale dienst en ze hebben vaak geen werk- en verblijfsvergunningen. In Eindhoven zijn onlangs negen vrouwen aangehouden die zich via internet aanboden. Ze werkten als escortdames zonder de vereiste vergunningen. Het adverteren op internet wordt als bedrijfsmatig gezien, wat een politiecontrole op vergunningen rechtvaardigt. Deze prostituees kunnen een boete ’tot wel duizenden euro’s’ verwachten. Volgens de politie ontvingen de aangehouden prostituees hun klanten thuis, in gehuurde appartementen én in hotels. Ook Cherish heeft een appartementje ’dichtbij Amsterdam-Centraal’ gehuurd. „Ik werk niet thuis, want dat is te gevaarlijk. Niemand hoeft mijn huis te zien. Vandaar het flatje.” Ze geeft ook niet meteen haar adres aan de klant door. Hij komt eerst in haar straat en dan belt hij haar voor het huisnummer. „Ik zie vanuit de flat wie dat is en als ik hem niets vind, weiger ik alsnog.” De hulpverlening ziet de verschuiving van prostitutie naar de virtuele wereld met lede ogen aan. „De vrouwen werken dan nóg anoniemer en zijn daardoor moeilijker te vinden voor hulpverleners”, vertelt Paula Bezemer van de Stichting Hulp en Opvang Prostituees (SHOP) in Den Haag. Vakbond voor prostituees De Rode Draad in Amsterdam deelt deze zorgen. De Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven ziet bij haar 250 leden dat de klandizie bij de ’relaxbedrijven’ sterk afneemt, doordat vrouwen ’goedkoper’ werken via internet. „Klopt”, zegt Cherish. „Anders moest ik de helft afstaan aan de verhuurder. Nu houd ik zoveel mogelijk voor mezelf. Ook mijn ware identiteit.”
Minder aanbod in seksclubs Op 1 oktober 2000 is het bordeelverbod opgeheven en vervangen door een vergunningstelsel. Uit onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum naar de effecten van die opheffing, blijkt onder andere dat de clubs, privéhuizen en raamstraten steeds minder aanbod hebben. Een van de oorzaken is dat de prostituees hun weg vinden op internet. De vrouwen bieden zich daar aan, zonder dat ze geld moeten afdragen aan de bordeeleigenaren. Die bedrijven verliezen daardoor omzet en draaien minder goed dan voorheen. De prostituees zijn goedkoper online dan in een seksclub. Internetprostitutie is ook discreter voor de vrouwen en de klanten.
publicatie datum: 20070802 sectie: Voorpagina titel: Ziekenvervoer ver onder de maat
Taxibusjes komen te laat of helemaal niet, verzekeraars verhalen extra kosten op cliënten Nederland Gemeenten, verzekeraars en cliënten klagen over hun zieken-, ouderen- en gehandicaptenvervoerders. Veel contracten zijn al opgezegd. Perdiep Ramesar Tientallen gemeenten verbreken hun contracten met ouderen-, zieken- en gehandicaptenvervoerders of scherpen de contracten aan vanwege de slechte dienstverlening. In een aantal gemeenten rijden de taxibusjes niet op tijd of komen zelfs helemaal niet opdagen omdat chauffeurs de weg niet weten. Ook blijkt uit de klachtenstroom dat telefonisten die elders in Nederland op een callcenter zitten, geen idee hebben wie ze waar naartoe moeten sturen. Veel gemeenten voeren ’indringende’ gesprekken met de taxibedrijven in een poging de kwaliteit te verbeteren. Verder stellen ze geregeld ultimatums aan vervoerders, zo blijkt na een rondgang langs gemeenten. Zieken, gehandicapten en ouderen komen door de problemen bij de vervoerders te laat op hun afspraak in het ziekenhuis, verpleeghuis, revalidatiecentrum of bij hun therapeut. Dat brengt weer veel administratieve rompslomp met zich mee, omdat afspraken moeten worden verzet. Gemeenten kiezen hun vaste ouderen-, zieken- of gehandicaptenvervoerder meestal via een openbare aanbesteding waarbij wordt gekeken naar wie de beste kwaliteit tegen de voordeligste prijs biedt. Daar komen veel gemeenten van terug, omdat de gekozen bedrijven hun verplichtingen niet aankunnen. De gemeente Den Haag heeft bijvoorbeeld eerder dit jaar het contract met Haagdam BV verbroken, omdat zij niet kon voldoen aan de eisen voor het ouderenvervoer. In Almere heeft de gemeentelijke ombudsman vorige week een vernietigend rapport openbaar gemaakt over het bedrijf Personen- en Zorgvervoer Nederland, vanwege niet gehaalde voorrijtijden. Zorgverzekeraars die ziekenvervoer aanbieden, maken zich eveneens zorgen over de kwaliteit van de taxibedrijven. Zo heeft zorgverzekeraar Agis van vervoerder Connexxion in juli wederom geëist dat haar service verbetert. Zolang de vervoerder dat niet rond heeft, mogen de verzekerden naar eigen keuze een taxibedrijf kiezen, aldus een woordvoerder. De reiskosten kunnen bij Agis worden gedeclareerd. De verzekeraars willen niet zomaar voor wanprestaties van de vervoerders opdraaien, de kosten worden daarom uiteindelijk op de verzekerden verhaald. De vervoerders zeggen dat ze niet aan de kwaliteitseisen kunnen voldoen vanwege de ’smalle financiële marges’ waarmee in de aanbestedingen wordt gewerkt en de ’forse stijging van het aantal klanten’.
publicatie datum: 20070809 sectie: Voorpagina titel: ’De Bijbel verscheur je ook niet’
Verontwaardiging na oproep van Geert Wilders tot verbod op de Koran Nederland Geert Wilders wil de Koran verbieden, maar wat vinden mensen op straat daarvan? In het Laakkwartier in Den Haag zien de meesten er geen heil in. Perdiep Ramesar Dat de islam Nederland meer kwaad dan goed heeft gebracht, daar geeft Willem van Neerven (51) Geert Wilders gelijk in, ’maar hij moet wel realistisch blijven’. „De Koran is niet te verbieden, net zomin als de islam. De Bijbel verscheur je toch ook niet? Bovendien moet Wilders geen vergelijking trekken met Hitlers ’Mein Kampf’. Daarmee passeert hij mijn grens.” Van Neerven woont in het Haagse Laakkwartier om de hoek bij de Antheunisstraat, het achterafstraatje dat in 2004 wereldnieuws werd door een belegering vanwege twee leden van de moslim-extremistische Hofstadgroep. „Dat soort lui moeten zonder pardon het land uit. Begrijp me goed, ik heb niets tegen bruinen, want ik houd ook wel van een teintje, maar ze moeten zich wel aanpassen. Daarom heb ik vorig jaar op Wilders gestemd. Ik dacht dat hij wat kon veranderen, dat terreur uit dit land wordt verbannen, maar hij begint te bazelen. Voor mij geen Wilders meer.” Laakkwartier is een gemengde volkswijk met Turken, Marokkanen en Surinamers, maar ook rasechte Hagenezen die vinden dat hun wijk verloedert door de komst van vreemdelingen en zich daarom achter Wilders scharen. Henk Gerwer (59): „Ik woon hier mijn hele leven en ik zie de wijk elk jaar achteruit gaan. Koppijn krijg ik ervan. Ik voel me niet meer veilig hier, maar waar moet ik anders naartoe? Ik ben een echte Laakenaar. Geen enkele buitenlander krijgt mij hier weg. Daarom blijf ik pal achter Geertje Wilders staan. Hij heeft gelijk met zijn koranverbod. Dat boek brengt alleen dood en verderf met zich mee. In Arabische landen mag je toch ook niet leven volgens de Bijbel, ons heilige boek.” Eveneens ras-Hagenaar Frank Smit (54) is het niet eens met de andere heren. „Ik woon hier prima in mijn buurt. Nooit ergens last van. Ik probeer net als de andere bewoners vreedzaam te leven. Ik kijk wel uit met rare uitspraken. Mensen worden boos als je ze beledigt.” Dat vindt ook bloemenverkoopster Van Leeuwestijn (56): „Als je tegen iedereen even vriendelijk blijft, blijft iedereen ook vriendelijk tegen jou. Met die instelling krijg je nooit problemen.” De Nederlandse moslima Francien Roberti (24) denkt dat de schrijfsels van Wilders over de Koran jongeren stimuleren te radicaliseren, ’dat merk ik ook bij mezelf’. De studente islamitische theologie in Leiden was tot vorig jaar nog christen, maar vond meer van haar gedachtengoed terug in de islam. „De Koran en het Oude Testament van de Bijbel komen sterk met elkaar overeen. En de Bijbel hoeft ook niet weg, waarom de Koran dan wel?” Meer over Wilders Kabinet: De Koran wordt nooit verboden
De Koran wordt hier nooit verboden, verzekert het kabinet na een oproep daartoe van Geert Wilders. „In Nederland hebben we godsdienstvrijheid. De overheid treedt wel op tegen mensen die hun religie of heilig boek misbruiken en de grenzen van de rechtsstaat overtreden”, meldt minister Vogelaar. Zij noemt de oproep ’schadelijk’ voor de integratie. Wilders vroeg gisteren in de Volkskrant om een verbod ’zoals ook ’Mein Kampf’ verboden is’. „Geef zo een signaal aan de overvallers van Jami en andere islamisten dat de Koran in ons land nooit als inspiratie of excuus voor geweld mag worden gebruikt.” Twee derde van de achterban van Wilders is het eens met zijn oproep. Dat blijkt uit een enquête door ’EenVandaag’. ’Voor mij geen Wilders meer, hij begint te bazelen’
publicatie datum: 20070825 sectie: Voorpagina titel: Fraude met thuishulp is eenvoudig
Gemeenten controleren amper Nederland Het systeem van subsidies aan hulpbehoevenden die huishoudelijke hulp krijgen, is fraudegevoelig. Controle is er amper. Perdiep Ramesar Gemeenten controleren nauwelijks of hulpbehoevende inwoners het geld dat zij krijgen om huishoudelijke hulp in te huren, juist besteden. De regeling in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) is erg fraudegevoelig. Sinds 1 januari moeten mensen die denken recht te hebben op huishoudelijke hulp daarvoor aankloppen bij hun gemeente. Als de gemeente die hulp toewijst zijn er twee mogelijkheden: of de gemeente regelt die hulp, of iemand krijgt een budget toegewezen om zelf hulp in te huren, het zogenaamd persoonsgebonden budget (PGB). Uit een telefonische rondgang blijkt dat de meeste gemeenten alleen steekproefsgewijs controles uitvoeren. Dat doen ze bovendien alleen als ze twijfelen over de gegevens. In Den Haag moet bij zo’n steekproef aan het eind van het subsidiejaar een ’verantwoordingsformulier’ worden ingevuld met daarbij eventuele bonnetjes, handtekeningen en sofinummers. Een andere groep gemeenten, waaronder Utrecht, controleert zelf helemaal niet, maar laat het over aan de Belastingdienst. Die bekijkt of er inkomstenbelasting is afgedragen door de ingehuurde hulp. Deze dienst controleert echter niet of het geld ook werkelijk is besteed aan de zorg voor de cliënt waarvoor het was bedoeld. In andere gemeenten, zoals Amsterdam, is een percentage van de subsidie vrij besteedbaar en hoeft niet te worden verantwoord. Daarna gaat het via steekproeven, maar dan alleen als daar aanleiding toe is. Volgens belangenorganisatie Per Saldo, voor cliënten met een persoonsgebonden budget, zijn er ook gemeenten die helemaal geen verantwoording verwachten. Een woordvoerster van Per Saldo noemt het ’te boud’ om te veronderstellen dat op grote schaal wordt gefraudeerd. „Het geld gaat alleen naar mensen die echt hulp nodig hebben.” Maar de ondervraagde gemeenten erkennen dat het mogelijk is dat de budgethouder – de hulpbehoevende – en de hulpverlener onderling afspreken iets anders met het geld te doen, bijvoorbeeld er samen gezellig van uit eten te gaan.
publicatie datum: 20070828 sectie: religie&filosofie titel: De innige band van broer en zus
Nederland Raksha Bandhan heet het hindoefeest dat vandaag met het geven van armbandjes gevierd wordt. Het is vooral leuk voor meisjes. Perdiep Ramesar In de Indian Superstore Bharat Kings in Den Haag staan vier lange tafels in een rij, vol met rakhees. Deze kleurige polsbandjes met papieren, plastic of stoffen amuletjes liggen daar elk jaar in de week vóór Raksha Bandhan, het feest dat meestal – afhankelijk van de zonnestand – in augustus valt. Raksha Bandhan is de feestdag waarop Indiase en Surinaams-Hindostaanse vrouwen een koordje ter bescherming bij hun broers of iemand die ze als broer of beschermer beschouwen, omdoen. Deze traditie die vandaag wordt gevierd, gaat gepaard met lekkernijen en cadeaus. Raksha Bandhan betekent in het Hindi ’beschermingsband’. Dit heeft twee betekenissen. Volgens de ene verklaring gaat het om letterlijk het bandje dat een vrouw bij haar broer om de pols bindt. De andere betekenis staat voor de band die een broer met zijn zus moet hebben. Hij beschermt haar in het dagelijkse leven tegen allerlei kwaad, maar eens per jaar krijgt de man daar een soort geluksamulet voor terug. De man bij wie de rakhee (spreek uit: rá-khie) wordt omgebonden hoeft niet per se een broer te zijn. Het kan ook een neef zijn, of een goede vriend die de vrouw als broer beschouwt. Zo ontstaan er steeds meer dwarsverbanden, waardoor bijna elke Indiase of SurinaamsHindostaanse man met familie en vrienden minimaal één koordje omkrijgt. Er wordt elk jaar meer aandacht besteed aan Raksha Bandhan. Het wordt namelijk steeds gemakkelijker. Als de ’broer’ niet in de buurt is, kun je tegenwoordig wenskaarten per post en bandhan’s per e-mail versturen. „Mijn favoriete neef woont in Suriname en ik kan hem niet elk jaar zelf een rakhee ombinden. Daarom stuur ik een kaartje”, zegt Rita Samdhan (49). „Mijn broers krijgen het persoonlijk van mij. Zelfs mijn vader krijgt nog steeds rakhees, maar dan niet meer van zijn zussen, want zij zijn overleden. Hij krijgt ze van zijn medebewoonsters in het Haagse verpleeghuis De Schildershoek.” Want ook ouderen doen aan Raksha Bandhan. In De Schildershoek geven de Hindostaanse bewoners elkaar een koordje omdat ze elkaar bescherming gunnen en van elkaars gezelschap genieten. Aan het einde van de middag lopen in dat verpleeghuis mannen en vrouwen rond met armen vol met rakhees. Ook krijgen vrouwen steeds vaker een rakhee omgebonden na overlijden van hun echtgenoot of gewoon als symbool van zusterliefde. Deze eeuwenoude traditie heeft zich langzaamaan tot een jaarlijks ritueel ontwikkeld. De zus gaat naar haar broer om een bandje om de pols te binden en geeft hem dan wat zoets te eten, vroeger werd louter offerspijs opgediend, maar nu is het geregeld chocola of ander snoep. Zoals bij veel hindoetradities wordt er als bedankje voor wat die broer krijgt iets teruggegeven, meestal in de vorm van een cadeau of geld; Raksha Bandhan is een goede investering van de zussen en nichten. De armbandjes liggen voor nog geen vier euro in de winkel. De prijs is afhankelijk van de grootte, van het gebruikte materiaal en van welk modelletje op dat moment ’in’ is. Vroeger waren het vooral de grote plastic ’kitscherige’ amuletten die het hem deden, maar nu zijn het vooral de kleinere fijne ontwerpjes met een smal plaatje.
Voor Rewien Jairam (18) is de traditie helemaal ’niet zo geweldig’. Hij verwacht dat zijn drie zusjes en zes nichtjes vandaag met z’n allen naar de grote elektronicawinkel in de Haagse binnenstad komen om hem een rakhee om te binden. „Ik schaam me altijd dood als ik ze allemaal zie binnenkomen. Schaamteloos komen ze in een rij voor me staan, binden ze me één voor één een bandje om en proppen me allemaal vol met zoetigheid. Ik zie m’n collega’s wel weer in een deuk liggen van het lachen. Elk jaar weer. Alsof ze niets beters te doen hebben.” En het kost hem een rib uit zijn lijf. „Ik moet ze dan ook nog geld geven. Van mijn ouders moet ik ze minimaal een tientje geven, dus dat doe ik maar. Ik weet dat ze het goed bedoelen en dat ze me een beetje pesten met hun uitgebreide visite, daarom gun ik het ze ook wel.” Winkels verkopen honderden van deze rakhees, maar grote winst wordt er niet gemaakt. Elke rakhee levert een paar eurocenten op. Hoelang nog, is onduidelijk; de post en het internet nemen inmiddels een eigen rol in, maar de traditie blijft in stand. Het hindoemeisje gaf het bandje aan een moslim De rakhee (spreek uit: rá-khie) heeft twee bestanddelen: de amulet met een hindoesymbool of afbeelding van een hindoegodheid, en het koordje dat om de pols wordt gebonden. De symbolen die worden gebruikt zijn vaak de swastika die binnen het hindoeïsme staat voor voorspoed (door het nazisme als logo misbruikt) en het aum-teken (zie foto boven) dat in het Sanskriet de oerklank betekent waarmee elk hindoegebed begint. De godheden op de rakhee's zijn Krishna en Radha (symboliseren de platonische liefde) en Ganesh (wijsheid en trouw. Tenzij het niet anders kan, krijgt een man/jongen het bandje om de rechterpols. Tegenwoordig zijn er ook steeds meer vrouwen die de bescherming van zussen of nichten genieten. De oorsprong van Raksha Bandhan ligt eeuwen geleden in India. Wanneer de jongens uit het dorp voor het leger naar het slagveld gingen, kregen ze van hun zussen een geluksamulet, de rakhee omgebonden. Bijzonder is het verhaal van het hindoemeisje dat de rakhee ook ombond voor haar buurjongen die moslim was. Hij keerde heelhuids uit de strijd terug. Hiermee is Raksha Bandhan een van de weinige overgebleven hindoetradities waarbij een moslim in het ontstaan een rol speelt. Rewien schaamt zich. Op z’n werk krijgt hij rakhee’s.
publicatie datum: 20070903 sectie: Nederland titel: Breda een dagje vol meisjes – en jongens – met rode haren
Roodharigen hebben een beter afweersysteem Breda Roodharige mensen vallen op. Kunstenaar Bas Rouwenhorst organiseerde zaterdag een bijeenkomst, speciaal voor mensen dat ene gen dat ervoor zorgt dat hun haar wortelkleurig wordt. Perdiep Ramesar Roodharigen zijn heksen. Daarom moesten ze in de Middeleeuwen nog weleens op de brandstapel. Ze werden levend verbrand, omdat ze anders waren. Nu is dat allemaal gelukkig veel minder, maar roodharigen blijven vreemde eenden in een wereld van blond-, bruin- of zwartharige mensen. Heksen zijn ze ook niet, althans niet allemaal. Ze hebben ook sproeten, sommige weinig, anderen weer heel veel. En ze zijn bleek, wit bijna. De zon is gevaarlijk voor iedereen, maar voor roodharigen nog desastreuzer. Bovenal zijn roodharigen bijzonder, zo fascinerend dat gisteren een speciale dag voor hen werd georganiseerd in Breda op initiatief van kunstenaar Bas Rouwenhorst, want roodharigen zijn mooie kunstobjecten. Honderden roodharigen, rossigen en ’ongeveer roden’ uit heel Nederland kwamen naar het Brabantse Breda om daar genietend van het zomerzonnetje, van alles te doen met, en te leren over hun haarkleur. Foto’s maken met rode kleding voor een rode achtergrond. Een ’rood’ portret laten maken. Kortingen bedingen bij de lokale horeca. De Grote of Onze-Lieve- Vrouwe-kerk beklimmen. Alles kon, zolang je maar rood haar had. Nee, dat gold niet voor de felrode actrice Victoria Koblenko, want zij verft haar hoofdhaar, dat is nep. De vele roodharigen voelden zich zondag speciaal in Breda. „Altijd gaat het maar om de mainstream uiterlijke schoonheden. Nu gaat het eens een keer over de roden”, zei roodharige Anja Swinkelsberg (34) uit Eindhoven gisteren. „En mooi rood is niet lelijk, daarom verdienen deze prachtmensen deze dag”, stelde haar levensgezel Henk Steenbergen (35). De Iraanse Aisja Ebrahim (29) is lichtgetint, maar toch roodharig. „Ik val ook bij Iraniërs erg op, maar daar is het geen issue. Tenminste, ik merk er niets van. Misschien omdat het bij die groep nog best vaak voorkomt.” Het klopt helemaal wat Ebrahim zei, weet dermatoloog Tim Welten van het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam. „Rood haar is ooit ontstaan in Iran, vermoeden wetenschappers. Daarna is het zich gaan verspreiden over Rusland, het land van de roodharigen, waarna vermenging plaatshad met Noord- en WestEuropeanen. Nu staan de Ieren bekend om hun rossige haar, maar van oorsprong komt dit fenomeen daar niet vandaan. Elders op de wereld komt rood haar beduidend minder voor dan in Europa en het Midden-Oosten.” De rode haarkleur heeft te maken met een afwijkend gen, MC1R. Iedereen heeft dit gen weliswaar, maar niet iedereen is roodharig, want dat komt doordat het gen bij roodharigen is gemuteerd. Ouders die gemuteerd MC1R bij zich dragen hoeven zelf geen rood haar te hebben, maar hun kinderen wel. „Immers, de kans dat iemand met dat afwijkende gen roodharig wordt, is niet helemaal honderd procent, maar wel negentig procent”, vertelt onderzoeker Welten. „Ik vond het helemaal geen ramp dat mijn dochter roodharig is. Ze is de eerste in de familie. Een bijzonderheidje dus. Ik vind het erg mooi”, vertelde Harrie Wolters (61). Dochter Jenny Hoek-Wolters
(30): „Ik heb altijd van die aandacht genoten. De kinderen speelden met mijn haar, de ouderen noemden mij popje en ik vind het zelf ook heel mooi.” Vooroordelen over roodharigen zijn vaak fabels Roodharigen verbranden sneller dan anderen, maar hebben niet eerder bloeduitstortingen. Hun bloed stolt ook niet langzamer. Roodharigen hebben bij operaties wel 20 procent meer pijnstilling nodig dan anderen, want hun pijngrens ligt genetisch gezien lager, aldus medici. Sproeten zijn niet slecht. Integendeel menen onderzoekers, de witte huid eromheen is juist minder weerbaar dan de sproet, want die kleurt tenminste mee met het zonlicht. Roodharigen zijn niet vruchtbaarder dan anderen. Wel hebben roodharigen vaak een betere afweer. Het gemuteerde MC1R-gen, dat hun haarkleur bepaalt, maakt de roodharige weerbaarder dan anderen.
publicatie datum: 20071020 sectie: deVerdieping titel: Een vreemde in het gezin
Amsterdam;Slotervaart/Overtoomseveld Marokkaanse jongens grepen twee steekpartijen in de Amsterdamse wijk Slotervaart aan om auto’s in brand te steken en onrust te zaaien. Ouders moeten hun ’probleemkinderen’ strenger aanpakken, vindt stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch. Maar hun wereld verschilt soms zo van die van hun kinderen, dat ze machteloos staan. Perdiep Ramesar Khalid Hashmi (44) had geen idee waar zijn achttienjarige zoon Hicham maandagavond rondhing. De jongen vertrok na tienen en kwam pas na middernacht weer thuis. „Mijn zoon zat gewoon rustig televisie te kijken tot hij opeens een sms-je kreeg. Hij pakte zijn jas en vertrok zonder ook maar iets te zeggen. We riepen hem nog na, maar hoorden de deur dichtslaan. Geen antwoord. Even later hoorden we politie in de buurt bij het August Allebéplein, bij ons een paar minuten vandaan. We schrokken, want onze zoon was buiten, maar hij kwam een paar uur later met Allah’s zegen heelhuids terug. Hij ging meteen naar zijn kamer, ook weer zonder iets te zeggen. We kennen onze zoon, hij oogde gespannen. We wisten meteen dat er iets mis was.” De Marokkaanse familie Hashmi woont al heel lang in het Amsterdamse Slotervaart. Grootvader Habib (69) kwam met zijn vrouw en oudste zoon in de jaren zestig als gastarbeider naar de hoofdstad. „Je bent bouwkundig ingenieur? Dan heb je vast verstand van stenen. Hier heb je pallets vol, sjouw die maar naar de truck”, een opdracht van de voorman in de steenfabriek die Habib zich nog goed kan heugen. Tien jaar lang heeft hij stenen versjouwd tot zijn rug het begaf en hij werd afgekeurd. Nadat jaren later zijn vrouw overleed, verhuisde hij naar zijn zoon Khalid en zijn gezin met drie kinderen. Khalid is monteur en verdient genoeg om een huis te huren in Slotervaart. Zijn echtgenote is huisvrouw en heeft zo nu en dan bijbaantjes. Hun oudste zoon van 22 werkt in de beveiliging en trouwt binnenkort. Zijn zeventienjarige dochter, de jongste van de drie, studeert aan de Hogeschool van Amsterdam. Het gaat de familie goed, behalve het middelste kind, de achttienjarige Hicham. „Die jongen heeft ons de afgelopen jaren vaak in verlegenheid gebracht”, zegt vader Khalid. „Sinds zijn vijftiende veroorzaakt hij problemen. Hoe het komt, weten we niet precies. Soms denken we dat hij gewoon niet goed bij zijn hoofd is. Maar dan herinneren we ons weer dat Hicham op de havo zat en goede cijfers haalde. Er leek niets met hem aan de hand. Tot hij er ruzie kreeg en vanwege zijn agressie van school werd gestuurd.” Hicham had een andere jongen op school in elkaar geslagen. Hij werd volgens zijn vader ’helemaal gek’. Daarna ging het bergafwaarts. „Die jongen kwam na die vechtpartij in aanraking met de politie en kreeg een taakstraf. Maar die bleek niet voldoende om hem te laten inzien dat hij zijn duistere kant moest onderdrukken. Hij is daarna nog vaker opgepakt, maar telkens ontliep hij met geluk zwaardere straffen. De autoriteiten konden niet zoveel met hem. Maar ook wij wisten niet wat we met hem aan moesten. Dat weten we nog steeds niet, want sindsdien isoleert die jongen zichzelf. Hij woont bij ons thuis, maar lijkt een vreemde. Hij praat met niemand, hij leeft in zijn eigen wereldje buiten de muren van ons huis en buiten de leden van ons gezin. Eten doet hij zelden thuis. Waar hij geld vandaan haalt om buiten te eten, wil ik eigenlijk niet weten, want hij werkt niet. En als hij reageert, is hij vaak chagrijnig, boos en soms zelfs agressief. Om de vrede te bewaren, laten we hem
met rust. Mijn dochter moet namelijk thuis rustig kunnen studeren. Want we willen niet dat zij hierdoor ook de mist in gaat.” Het huurhuis van de familie Hashmi is voor Slotervaartse begrippen ruim. Grootvader en de kinderen hebben elk hun eigen kamer en het echtpaar heeft een kleine slaapkamer. Ze vinden het belangrijk dat de kinderen de ruimte krijgen die ze nodig hebben. De inrichting doet oosters aan, wit-lederen bankstel, marmermotief op de vloer en een glazen salontafel met gouden randjes. Aan de muren hangen veel foto’s van het gezin. Met centraal in de huiskamer een foto van opa en oma Hashmi ’in gelukkiger tijden in Marokko’. Verder aan de muur in het Arabisch de islamitische geloofsbelijdenis ’Allah is de enige God en Mohammed is zijn Profeet’. Aan de oostkant van het huis een foto van Mekka. De slaapkamer van Hicham is ’verboden terrein’, dat staat ook op een gejat bordje ’voor onbevoegden’. Maar de vader weet wel te vertellen dat zoonlief aan de andere kant van deze gesloten deur meermalen dingen heeft kapotgegooid. Hicham is volgens zijn vader een ’probleemjongen’ die qua gedrag lijkt op Bilal B., de 22-jarige vermoedelijk geesteszieke Marokkaan die zondag werd doodgeschoten nadat hij twee politiemensen op het bureau in Slotervaart neerstak. „Soms als hij thuiskomt, ruiken we de geur van marihuana. Terwijl hij weet hoe slecht hij daar tegen kan. Soms zeg ik er wat van, maar dan doet hij alsof hij de baas is en scheldt het hele huis bij elkaar. Vaker zeg ik niets, want dan zie ik aan zijn rode ogen hoe laat het is. Soms drinkt Hicham ook alcohol. De psychiater waar hij weleens is geweest, had sterk de indruk dat er iets mis was met zijn geestelijke gezondheid. De arts stippelde een hulpverleningstraject uit, maar Hicham weigerde. Hij ging gewoon niet. En zolang er geen opdracht is van de rechtbank. houdt het op. Kennelijk vinden ze hem toch niet slecht genoeg. Oké, het is misschien nog geen Bilal B., maar hij zou het wel kunnen worden.” Ook gaat de jongen niet naar de moskee. „Het lijk van Bilal B. is naar de moskee El Ouma gebracht voor een herdenking, maar waarom? Alsof deze jongeren naar de moskee gaan. Mijn zoon zeker niet. En al zijn vrienden die hetzelfde gedrag vertonen, ook niet. Het gaat niet om de islam of om geloof in het algemeen. Mensen denken meteen dat het weer om die moslims gaat, maar dat is niet zo. Gingen die jongens maar naar de moskee, dan was er tenminste iets van controle. Veel ouders willen het niet geloven, maar deze jongeren zijn helemaal doorgedraaid. Ze spelen de baas, maken iedereen bang, alsof Slotervaart van hen is. In het begin dacht ik ook, net als veel andere ouders, ach, puberteit, komt wel goed. Maar het speelt al jaren en hun gedrag verandert niet. Sterker nog, het wordt alleen maar erger.” De ouders van Hicham staan machteloos. Met hun handen in het haar proberen ze te bedenken hoe ze die jongen weer op het rechte pad kunnen krijgen. „Hij heeft mishandeld, bedreigd, gestolen, weet ik veel wat niet allemaal. Hij is bij de psych geweest, maar het haalt niets uit. We denken er serieus aan om hem bij de politie aan te geven. Misschien dat er dan een traject gestart kan worden waarbij hij bij de juiste instantie terechtkomt die hem verder kan begeleiden. En als dat niet kan, dan moet hij misschien maar gewoon worden opgesloten. We moeten aan de anderen in ons gezin denken. Iedereen wordt gek van hem. Uit huis jagen willen we hem niet, want wie weet wat hij dan gaat doen. Thuis vasthouden heeft ook geen zin. Die jongen heeft een probleem en daar moeten we iets aan doen.” De deur slaat open. Iedereen zwijgt direct. Hicham komt binnen, groet niet, pakt wat uit zijn kamer en vertrekt weer. „Zoals altijd.” ’Soms denken we: hij is gewoon niet goed bij zijn hoofd’
publicatie datum: 20071023 sectie: Nederland titel: ’Die autobranden, dat is echt iets van de ouderen’
Scholieren TeC eensgezind bij herdenking Slotervaart/Overtoomseveld;Amsterdam Autobranden in Amsterdam Slotervaart leidden tot discussies over probleemjongeren in die wijk. Leerlingen van het Technisch College relativeren dat en hebben hoop. Perdiep Ramesar De jongste leerlingen van het christelijke Technisch College (TeC) in Amsterdam Slotervaart hebben hoop voor de toekomst, ondanks de rouwstemming die heerst na de moord op de Marokkaanse leerling Youssef Mokhtari (16). „Het is verschrikkelijk wat hier op school is gebeurd, maar ik ben niet bang dat dit jaren zo blijft”, zegt de Turkse leerling Ali (14), die even oud is als Hüseyin P., die Mokhtari dodelijk in de hals stak. „Ik denk dat de leerlingen die nu in de brugklas en tweede klas zitten, dit soort dingen echt niet goed vinden. Net als die autobranden in de buurt, dat is echt iets van de ouderen. Die zijn allemaal volwassen. Wij zijn anders”, zegt Ali nadat hij gistermorgen de drukbezochte herdenkingsbijeenkomst op het TeC in Amsterdam-West bijwoonde. Ook zijn Marokkaanse vriend Wasim (13) meent dat de jongere generatie het ’misselijke gedrag van die ouderen’ in Slotervaart afkeurt. „Waarom zou ik een auto in de fik steken als er een Marokkaan is doodgeschoten door de politie, terwijl hij zelf twee mensen wilde doodmaken?”, zegt de scholier doelend op Bilal B., die vorige weekeinde door een politiekogel stierf nadat hij twee agenten op het bureau August Allebéplein neerstak. Na dat incident ging het mis in Slotervaart. Auto’s gingen in brand, ramen werden ingegooid en de politie werd uitgescholden. Stadsdeelvoorzitter Ahmed Marcouch sprak over etterbakken en verweet ouders hun kinderen niet in de hand te hebben. De kritiek komt bij de scholieren hard aan. „We merken het thuis. Ik moest vorige week de hele avond thuisblijven. Ik mocht van mijn ouders niet eens naar voetbal, omdat ze bang waren dat ik ook zou gaan rellen”, vertelt Mohammed (14). „Terwijl ze weten dat ze mij honderd procent kunnen vertrouwen. Ik heb nooit één vlieg kwaad gedaan. Na school ga ik soms met vrienden in de buurt voetballen, verder niets. Ik wordt nu gestraft, terwijl ik niets heb gedaan.” Mohammed begrijpt het ergens ook wel. „Als ik niet op straat ben, kan mij niets overkomen en kan ik niet verleid worden om iets te flikken. Toch is het niet eerlijk.” Monument voor vermoorde Youssef De herdenkingsbijeenkomst op het Technisch College voor Youssef Mokhtari (16) is gistermorgen bezocht door 350 leerlingen en 60 medewerkers. Ze herdachten de Marokkaanse leerling die 11 oktober vlak voor de school door de Turkse klasgenoot Hüseyin P. werd doodgestoken. De broer van het slachtoffer woonde de bijeenkomst bij namens de familie. Een docent spoorde de leerlingen aan om ’goed voor elkaar’ te zijn, want ’dat zijn jullie aan Youssef en aan het leven verplicht’, waarna een minuut stilte volgde. Het TeC zal in de school een blijvend monument inrichten voor Youssef.
publicatie datum: 20071105 sectie: Nederland titel: Geduld van Koerden is bijna op
Spanning tussen Koerden en Turken Nederlandse Koerden dreigen met geweld als Turkije Irak binnenvalt Irak;Koerdistan;Turkije Koerden demonstreerden zaterdag vreedzaam tegen een Turkse invasie in Irak. Nog wel, zeggen demonstranten, „maar als de Turken zo doorgaan, is de vrede voorbij”. Perdiep Ramesar Koerden uit heel Nederland kwamen zaterdagmiddag naar het Malieveld in Den Haag om te demonstreren tegen de mogelijke Turkse invasie in Irak. „Het zijn onze strijdmakkers. Zij vechten voor de goede zaak. De Koerden waren daar eerder dan de Turken. Die hebben het recht om hun eigen land op te eisen, koste wat het kost”, zegt Ahrum Shekuk (31). Deze Haagse Koerd is deze zaterdag samen met zijn vrouw en twee jonge kinderen naar het Malieveld getogen om te demonstreren. Zijn vrouw Ayria (30) is het roerend eens met haar echtgenoot: „Ons volk wordt al eeuwen onderdrukt door de Turkse bezetters en dat moeten wij zomaar pikken? Echt niet! Dit moet maar eens een keer afgelopen zijn. En ik heb mijn kinderen van 6 en 7 jaar meegenomen, omdat ze zich bewust moeten worden van onze identiteit.” Maar wat is die Koerdische identiteit? Veel demonstranten kunnen die vraag niet goed beantwoorden. De Arnhemse Koerd Firuz Nahai (45) doet een poging. „Wij zijn een volk zonder staat. Ons land is verdeeld over verschillende landen. We spreken de taal van het land waar we wonen, maar hebben wel onze eigen vlag. We hebben onze eigen historie en cultuur. Sommigen zijn moslim, sommigen christen, anderen zijn weer Oosters-orthodox. En niet te vergeten: wij hebben onze PKK, met onze onvolprezen leider Öcalan. Hij bewaakt onze identiteit.” Volgens Nahai worden Turkse Koerden nooit door de Turken voor vol aangezien en hij ziet dat als een ’groot probleem’. „Ook in Nederland zijn er altijd spanningen tussen Koerden en Turken. Voor ons is dit erg belangrijk. Vergelijk het met Palestina en Israël. Maar het lijkt alsof de internationale gemeenschap deze stille oorlog onbelangrijk vindt.” De demonstranten zijn door de lidorganisaties van de Federatie van Koerden in Nederland, Fedkom, opgetrommeld om naar Den Haag te komen. De demonstratie verloopt rustig. De Koerden schreeuwen leuzen als ’Vrij Koerdistan, vrij Öcalan’ en ’Stop de Turken’, strijdliederen worden gezongen. „Nu nog is het rustig”, stelt de jonge Rotterdamse Koerd Ikram Közer (26). „Maar als die Turken weer wat flikken is onze grens ook bereikt. Dan verdedigen we ons met hand en tand.” Zijn vrienden uit Amsterdam zijn als deze kwestie uit de hand loopt ook niet van plan om geweld te schuwen: „We laten niet over ons heen lopen. We zullen vechten. Telkens worden wij onderdrukt, wij worden aangepakt, maar niemand die ons helpt. Vreedzaam door een stad wandelen met spandoeken en vlaggen helpt niets. De Turken moeten een keer worden afgeschrikt, desnoods in Nederland”, stelt Tödur Alcalak (28). Andere vrienden beamen dat. In Deventer demonstreerden gisteren zeker duizend Turken, tegen de acties van Koerdische PKKrebellen in Noord-Irak. De Turkse demonstranten hadden spandoeken bij zich met teksten als ’Stop
PKK’ en ’Verbied PKK in Nederland’. Bij het consulaat hielden ze een minuut stilte voor de Turkse slachtoffers die in Noord-Irak zijn gevallen.
publicatie datum: 20071110 sectie: deVerdieping titel: Hicham wil een gezin en een baan
Slotervaart/Overtoomseveld;Amsterdam Hicham Hashmi uit Amsterdam Slotervaart zegt geen auto’s in brand te hebben gestoken. Drie weken geleden vertelde zijn vader in Trouw over zijn moeilijke zoon. Nu vertelt de zoon zijn verhaal. Perdiep Ramesar Hicham Hashmi (18) kan zich zijn eerste ervaring in de politiecel nog goed herinneren. De Marokkaanse jongen die geboren en getogen is in het Amsterdamse Slotervaart, was toen vijftien. „Daar zat ik dan, alleen in een kale, grauwe cel op het politiebureau. Ik had geen idee wat er allemaal stond te gebeuren, wat ik allemaal moest doen. Ik was bang. En er was niemand die mij kon helpen. Een uurtje daarvoor had ik op school een klasgenoot finaal in elkaar getrapt. Tot bloedens toe. Die jongen moest naar de eerste hulp. En waarom? Omdat hij mij uitschold voor teringmokro.” Iets knapte bij Hicham, die ooit goede cijfers haalde op de havo. „Ze zaten aan mijn eer. Niemand scheldt mij uit waar iedereen bij is. Ik schrok van mezelf. Ik had nooit gedacht dat ik die jongen zo hard zou slaan.” Uiteindelijk liep het met een sisser af, hij kon snel weer naar huis en kreeg een taakstraf. „Ze zagen het als een uit de hand gelopen vechtpartij op een school. Ik moest een paar uurtjes schoffelen. Ze wisten toen niet wat ze van me hadden gemaakt. Daarna kon ik de hele wereld aan. Iedereen kreeg de indruk dat ik niet bang ben. En ik kwam er ook nog makkelijk met een taakstrafje af. Iedereen wist ervan. De jongens in de buurt kregen respect voor me. Ineens hoorde ik erbij. Maar thuis ging het mis, omdat ik wegens die vechtpartij van school werd gestuurd.” Vader Khalid Hashmi schaamde zich voor zijn tweede kind. Hicham bracht schande over de familie. Sindsdien ging het van kwaad tot erger. De jongen gehoorzaamde niet meer, kreeg ’verkeerde’ vrienden en kwam op het verkeerde pad terecht. De schaamte werd voor de ouders en de grootvader die in hetzelfde huis woont, alleen maar groter. Tot op heden is die schaamte niet weggeëbd. Drie weken geleden vertelde vader Khalid zijn verhaal aan Trouw, waarin hij zei dat er geen land met zijn zoon te bezeilen was. Hij had zelfs het plan opgevat om Hicham bij de politie aan te geven, omdat zij met die jongen misschien wel raad zou weten. Het gezin Hashmi had met Hicham een vreemde in huis. Ze waren bang dat het een keer goed mis zou gaan met hem. Zeker nadat het verhaal van Bilal B. bekend werd. Bilal B. stak twee politiemensen op het politiebureau August Allebéplein neer, waarna een van de gewonde dienders hem doodschoot. Ook vreesde het gezin Hashmi het ergste bij de rellen en brandstichtingen in de buurt na het steekincident. Khalid dacht zelfs dat zijn zoon Hicham bij de rellen aanwezig was. „Mijn ouders zeggen dat ik een vreemde voor hen ben geworden. Ze zeggen dat ík niet meer met ze praat, maar ze zijn er zelf bij als het ineens stil wordt als ik binnenkom. Niemand die iets tegen me zegt. Mijn opa Habib buigt zijn hoofd en roept mompelend Allah aan als ik in de buurt ben. Mijn moeder kijkt verschrikt, bang dat ik iets flik, terwijl zíj juist moet weten dat ik haar niets zal aandoen. Zij is mijn alles. Alleen mijn oudere broer en mijn zusje praten af en toe met me, maar dat wordt ook steeds minder. Mijn broer gaat binnenkort trouwen en werkt fulltime en is dus weinig thuis. Mijn
zusje studeert hard. Bovendien zorgt mijn vader er wel voor dat ik niet te dicht bij haar in de buurt kom. Waarschijnlijk bang dat ik verkeerde invloed op haar zal hebben. Onzin.” Hicham vertelt zijn verhaal op zijn slaapkamer. Een ruime kamer met een houten eenpersoonsbed, een houten bureau en posters van hiphopartiesten. Op zijn deur staat een gestolen bordje met ’verboden toegang voor onbevoegden’. Een poster aan de muur van de Wu Tang Clan bladdert wat af, ’maar die is dan ook al heel oud’. In een hoekje liggen kleren en in een andere hoek wat tijdschriften, waaronder een recent exemplaar van de Playboy, ’mijn oma draait zich in haar graf om als ze dit weet’. Ook heeft Hicham een computer met als screensaver een foto van een lichtgetint meisje met krullend haar en een ’geplamuurd’ gezichtje. „Dat is mijn vriendin. We hebben al bijna een jaar verkering. Mijn ouders zeggen van niets te weten, maar daar geloof ik niets van. Ze is halfMarokkaans, half-Nederlands. Aïsja heet ze. Ze is echt mooi, die make up heeft ze echt niet nodig. Na mijn moeder en mijn zusje is zij de belangrijkste vrouw in mijn leven. Dat weet ze.” Even verderop in de kamer ligt een minirugbybal, vlak onder een grote rechthoekige spiegel die aan diggelen is, ’een week of vier geleden was ik boos en moest ik even mijn agressie kwijt’. „Ik sloop liever iets op mijn kamer dan buiten de deur. Ook al gelooft niemand dat ik dat meen.” Bij de vernielingen en brandstichtingen in Slotervaart zegt Hicham dan ook niet betrokken te zijn. „Ik zweer dat ik het niet heb gedaan. Die maandagavond na die steekpartij op het politiebureau was ik wel op straat, maar niet daar. Ik heb die lui die gingen rellen wel gezien, maar van een afstand. Ik was bij een vriend thuis en heb daar een jointje gerookt en een film gekeken. Daarna ging ik weer naar huis. Nu begrijpt iedereen vast wel dat ik rode ogen had en er gespannen uitzag. Die wiet viel me zwaar. Ik heb thuis ook nog gebraakt, want ik werd er misselijk van. Daarna heb ik niet meer geblowd. Dat weten mijn ouders niet. Ze sliepen.” De recente gebeurtenissen in Slotervaart verrassen Hicham niet. Het moest volgens hem een keer fout gaan. „Bilal B. heeft de orde in Slotervaart in zijn hart geraakt, op het politiebureau. Jongens op straat, waaronder ook lui waarmee ik al jaren ben omgegaan, zien dat als een soort overwinning. Als je de politie pakt op het bureau, dan ben je een held voor ze. Verder dan dat kun je eigenlijk niet gaan. Toppunt van tofheid.” Op de straten in Slotervaart heerst volgens Hicham de jeugd. Niet de ouderen, niet de ouders, maar de jongeren. En het zijn volgens hem vooral Marokkaanse jongens die in allerlei buurtjes, pleintjes en op scholen de dienst uitmaken. „Elke school, elke buurt, elk plein en elke straat heeft wel een groepje dat zich de baas voelt daar. Niemand die ze daarop durft aan te spreken. Zelfs niet de politie, geloof me, ik kan het weten.” Deze Marokkaanse jongen zegt de straatcultuur in Amsterdam-West goed te kennen. „Ik ben op straat volwassen geworden. Sinds ik van school ben gestuurd vanwege die vechtpartij, hoorde ik ineens bij dat soort jongeren. Ik was cool en tough. Ik voelde me oppermachtig. Ik kon doen en laten wat ik wilde. En als iets me niet aanstond, dan regelden we dat even, desnoods met geweld, want niemand kwam m’n geest lullen. Als ik nieuwe Nikes wilde, werd daarvoor gezorgd. Zonder een cent ervoor te hoeven betalen. Soms werd ik betrapt voor kleine vergrijpen, diefstalletje, vechtpartijtje, maar ik stond zo weer buiten, zonder gevolgen. Als ik daaraan denk met daarbij in mijn achterhoofd wat ik mijn familie heb aangedaan, schaam ik me diep.” Slotervaart heeft een probleem met Marokkanen, erkent de achttienjarige Hicham. De grootste allochtone bevolkingsgroep van Amsterdam-West is Marokkaans van afkomst. „Daar zitten dus ook de grootste etters tussen. Aan de rellen in Slotervaart zijn de Marokkanen schuldig. Ik vind het
daarom niet gek dat iedereen ons daarop aankijkt. Die groep is verantwoordelijk voor de problemen. Maar wat mij wel ergert is dat mijn grootvader erop wordt aangesproken.” Emoties overmeesteren hem even als Hicham aan zijn opa denkt. Zijn ogen worden vochtig, hij knippert en kijkt weg met zijn smalle gezicht onder een bos kleine krulletjes die doorgaans onder een petje zijn verstopt, maar hij vermant zich en vervolgt zijn verhaal. „Die oude man kan er niets aan doen dat ik mij heb misdragen. Mijn opa die zo loyaal is geweest voor Nederland als gastarbeider, en zo trots is op het Nederlandse koningshuis, die man krijgt de schuld van alles wat twee generaties na hem uitspoken. Dat kan echt niet. Ik ben verantwoordelijk voor wat ik doe en niet mijn grootvader, zelfs niet mijn ouders.” Hicham heeft jarenlang de ’bekende’ problemen van de Marokkaanse jeugd zelf ervaren: geweigerd bij discotheken, het oogsten van wantrouwen, problemen op school en dan ook nog het geloof. „Moslims zijn de paria’s van Nederland. Terwijl de grootste Marokkaanse criminelen echt geen moslim zijn. Die hebben waarschijnlijk nooit een moskee van binnen gezien. Ik kom er zelf ook nooit, net als mijn vrienden. Ik ben dan ook eerlijk en zeg gewoon dat ik geen moslim ben.” Binnenkort wil Hicham weer gaan solliciteren. Nadat hij van de havo werd gestuurd, heeft hij allerlei techniekcursussen gevolgd. „Ik hoop een baan te vinden als leerling-monteur. Misschien wel daar waar mijn vader automonteur is. Als hij dat aandurft, want zijn reputatie mag natuurlijk niet lijden onder zijn zoon”, zegt hij sarcastisch. En de psychiater waar hij eerder is geweest? Dat ziet hij nog niet zitten. „Ik wil niet in therapie, ik ben niet gek. Ik wil op eigen kracht mijn doelen bereiken, en nooit meer de politiecel in. Ik wil een gelukkig gezin en een leuke baan, ook al denk ik dat ik als Marokkaan met een strafblad niet zo snel aan de bak kom.” Groepsvorming wordt groepsdruk Marokkaanse jongens in Amsterdam-West hebben zeven ’straatwaarden’, ofwel een groepscode. Dit constateerde socioloog Jan Dirk de Jong in zijn proefschrift ´Kapot Moeilijk´, dat afgelopen woensdag verscheen. De zeven straatwaarden zijn: weerbaarheid, loyaliteit, onkwetsbaarheid, moed, waakzaamheid, succes uitstralen, gevat zijn. Volgens De Jong is dit groepsgedrag niet typisch Marokkaans, maar worden Marokkanen in de Nederlandse samenleving in de positie van buitenstaander gedrukt. Zij voelen zich buitengesloten en afgewezen als ’kut-Marokkaan’. Er zou voor deze jongens van de weeromstuit weinig anders overblijven dan groepen te vormen met andere Marokkaanse jongens in dezelfde positie. Deze groepsvorming heeft groepsdruk tot gevolg. Hierdoor raken jongeren sneller verstrikt in de onderlinge gedragsverwachtingen van hun straatcultuur, ondervond De Jong. Dit kan weer uitmonden in delinquent gedrag. Binnen de groep ontstaat een grote loyaliteit, en een extreme vijandigheid naar buiten toe. Volgens De Jong is onder de meest uitgesloten groep Marokkaanse jongeren niet zozeer sprake van onwil om zich maatschappelijk aan te passen, als wel van een knellende onmacht. Het is te pijnlijk en vernederend om te accepteren dat ze niets anders kunnen en durven, dan zich als een ’gangster’ te gedragen. De familie Hachmi bestaat uit grootvader, vader, moeder en drie kinderen. Zoon Hicham is de middelste. Grootvader Habib (69) kwam als gastarbeider naar Nederland. Hij was bouwkundig ingenieur in Marokko. In Nederland werd hij stenensjouwer. Vader Khalid is monteur. ’Als je de politie pakt op het bureau, ben je een held.’ ’Ik werd wel eens betrapt, maar stond zo weer buiten’
publicatie datum: 20071130 sectie: religie&filosofie titel: ’Vroeger leden we gemeenschappelijk’
Zuidoost Het nieuwe kerkverzamelgebouw De Kandelaar in de Amsterdamse Bijlmer moet de nood voor kerkruimte voor een groot deel opheffen. Resten nog de nostalgische herinneringen aan de flats en parkeergarages. Perdiep Ramesar Met weemoed denken Afrikaanse kerkgangers uit Amsterdam Zuid-Oost terug aan hun garageboxen. Kille garages met honderd klapstoeltjes, weinig ventilatie waardoor het aan het begin van de avond ijskoud en aan het eind van de kerkdienst bloedheet is. Daar kwamen de Ghanese Anny Goné (41) en haar 45-jarige echtgenoot John twee keer per week. Vochtig en zweterig werd het er, in de kelders van de hoogbouw in de Bijlmer die voor een groot deel tegen de vlakte gaat. Toch gaan ze het missen. „We kwamen al een paar jaar in dat hok bij elkaar. Iedereen kent elkaar. Hoe gek het misschien klinkt, het leek wel een grote huiskamer. Nu zitten we in een groot steriel gebouw, wel mooi maar de intimiteit is weg”, zegt de Ghanese. Vanaf nu kunnen ze naar De Kandelaar in Bijlmermeer, schuin tegenover metrostation Ganzenhoef. De Kandelaar is een nieuw ’kerkverzamelgebouw’ dat van buiten als een modern kantoor oogt met aan de zijkant een speelplaatsje voor de bijbehorende crèche. Binnen heeft het kerkgedeelte één grote zaal en vier kleine kerkzaaltjes. De rest van het pand heeft 27 koopappartementen, een kinderdagverblijf, horeca en 650 vierkante meter kantoor- en vergaderruimte. De Kandelaar die gisteren officieel werd geopend door ChristenUnie-minister André Rouvoet (Jeugd en Gezin) is een project van woningstichting Rochdale en haar projectontwikkelaar Delta Forte. Stichting De Bijlmerkerk, stadsdeel Zuidoost en de Europese Unie hebben aan de bouwkosten bijgedragen. In totaal bieden de kerkzalen plaats aan 900 gelovigen. Er is een samenwerkingsverband ontstaan tussen vijf Ghanese kerken, de Damascus Christian Church, de Pentecost Revival Church en de Love Christian Church. Deze kerkgenootschappen huren de vijf zalen, die overigens ook aan andere kerken kunnen worden verhuurd. De vraag naar kerkruimte is groot in Zuidoost omdat door de stedelijke vernieuwing steeds meer flatgebouwen en parkeergarages zijn verdwenen. Daar werden voorheen kerkdiensten gehouden. Van de tachtig kerken in dit stadsdeel raakten er volgens Rochdale 45 ’dakloos’. Daarom werd De Kandelaar gebouwd. Geluidsoverlast zal er volgens de woningstichting – de enige die ooit een kerk ontwikkelde – niet zijn door de goede isolatie in de kerkzalen. Belangrijk voor de nieuwe bewoners want hun kerkgenootschappen staan bekend om hun enthousiaste gezang. „Deze kerk is heel mooi, heel ruim en heel licht maar het is toch wel wennen. Ik hoop dat iedereen gewoon hier blijft komen en dat ze het niet te groots vinden”, zegt de Ghanees Eric Kona (36). Volgens hem zullen Syrische christenen minder last hebben van nostalgische herinneringen aan de parkeergarages, omdat die met veel minder zijn. „Wij zijn met honderden tegelijk. Dat armzalige, geïmproviseerde schiep toch een bepaalde sfeer. Op een of andere manier was er een
gemeenschappelijk lijden. In dit nieuwe gebouw is alles brandschoon en nieuw. Het gevoel van eenheid moet in dit gebouw weer groeien.” Zidar Ghaldr (49) is een Syrische christen die geregeld kerkt in de Bijlmer. „Wij zijn erg blij. Een groter gebouw zorgt misschien ook voor nieuwe aanwas. Die garageboxen en flats waren niet bepaald aantrekkelijk voor nieuwe jonge leden.”
publicatie datum: 20071206 sectie: Nederland titel: Echt veilig voelt Narzeemha zich nooit
Amsterdam Perdiep Ramesar Ook al woont Narzeemha nu, na drie lange jaren in opvanghuizen, eindelijk op zichzelf in Amsterdam, helemaal veilig zal ze zich nooit voelen. Als ze de deur uitgaat is ze altijd op haar qui vive, want ze zou een bekende tegen kunnen komen. „Maar ik wil in Amsterdam blijven. Hier ben ik opgegroeid, dit is mijn stad”, zegt de 27-jarige Pakistaanse. Vijf jaar geleden had ze een probleem: haar vriend, die uit India kwam, was geen moslim. Omdat ze wist dat het niet zou worden geaccepteerd door haar familie, onderhield ze die relatie in het geniep. „Maar hoe ik ook op mijn tellen paste, een oom zag me met mijn vriend. Niets bijzonders eigenlijk, we liepen niet eens hand in hand. Maar kennelijk was het voor hem intiem genoeg om meteen mijn vader te bellen. Ik wist niet eens dat hij me had gezien en ging dus nietsvermoedend naar huis.” Eenmaal thuis werd ze met een knuppel verwelkomd. „Ik wist niet eens wat er aan de hand was. Ik kreeg de kans niet om het uit te leggen, want ik was al een schande voor de familie.” Haar vader sloeg Narzeemha met de knuppel, „precies hoe vaak weet ik niet meer, maar het leek wel eeuwig door te gaan. Mijn gezicht bloedde, en ik was helemaal blauw. Maar dat was toen niet eens mijn grootste zorg. Vier weken hebben ze mij opgesloten in mijn slaapkamer, mijn computer met internet werd weggehaald en mijn telefoon werd afgepakt. Totdat ik kon vluchten. Ik ben naar een buurvrouw gegaan.” De buurvrouw bracht haar naar de politie en ze kwam in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Daar moest ze snel weer weg, want op een gegeven moment stond haar oudste broer voor de deur. „Hij wilde mijn vlucht wreken. Toen hij werd weggestuurd, schreeuwde hij in het Urdu dat hij mij, zodra hij me vindt, zal vermoorden.” Narzeemha werd halsoverkop naar een geheime schuilplek overgebracht. Haar aangifte werd behandeld, maar er kwam geen straf uit voort. „Niemand wilde getuigen uit angst en bovendien was er onvoldoende bewijs.” De naam van de geïnterviewde is om veiligheidsredenen gefingeerd.
publicatie datum: 20071220 sectie: deVerdieping titel: ’50 Euro in tien minuutjes verdien je nergens’
Amsterdam Minder ramen op de Wallen raakt de prostituees direct. De concurrentie neemt toe, de prijzen stijgen. De Colombiaanse Consuela ziet echter wel overlevingskansen. Perdiep Ramesar Consuela (34) moet noodgedwongen uit haar kamer. De Colombiaanse prostituee zit al bijna tien jaar achter het raam op de Amsterdamse Wallen. De laatste zes jaar huurde ze geregeld een kamer van Charles Geerts. Nu moet Consuela, die goed Nederlands spreekt en een Nederlands paspoort bezit, haar vaste peeskamertje in een pand aan de Oudezijds Achterburgwal verlaten en naar een andere ’werkruimte’ uitkijken. Haar raam blijft waarschijnlijk een etalage, maar dan voor andere producten. Geerts is de grootste seksondernemer op de Wallen. Voor vele miljoenen euro’s heeft Stadsgoed BV, deel van de gemeente Amsterdam hem uitgekocht. Zijn ramen – verspreid over alle prostitutiestraten op de Wallen - worden per 1 januari gesloten en zo dus ook een van de vaste kamers van Consuela. De prostitutiepanden worden gerenoveerd voor ondernemers, winkels of woonappartementen. Met de opheffing van het bordeelverbod kregen malafide seksbazen de kans om via het vergunningenstelsel ’in de bovenwereld’ hun kamers te gaan verhuren. Maar omdat de prostitutiebuurt werd gedomineerd door een aantal van die seksbazen, werd het overal ter wereld bekenmde Red Light District van Amsterdam onbeheersbaar. De relatief kleine groep ondernemers bepaalde wat er gebeurde in de wijk. De gemeente Amsterdam en het stadsdeel Centrum hadden er niets meer te zeggen. Daarom is Amsterdam begonnen met het screenen van de seksondernemers. De overname van, wat ze noemen, de ’Geertspanden’ is volgens wethouder Asscher en burgemeester Cohen de eerste grote slag in de strijd tegen de dominante ’criminogene’ branches in het Wallengebied. Consuela houdt zich met die bestuurlijke strijd niet zo bezig. Zij wil gewoon haar werk blijven doen om haar brood te kunnen kopen. „Het verhuizen is geen probleem. Kwestie van mijn koffertje inpakken met mijn spulletjes en verdwijnen. Wat volgt is een stuk lastiger: een andere kamer zoeken op een plek waar ik mijn werk goed kan doen. Ik wil niet ergens achterin een steegje weggestopt zitten.” Op zich is het niet moeilijk om een raam op de Wallen te huren, maar de plaats en de verhuurder zijn van groot belang. De vrouw moet veilig en vrij zijn en de kamer niet te duur. Bovendien zit een prostituee meestal samen met andere vrouwen. Met hen moet het ook klikken, ’want je zit de hele dag op elkaars lip’. Ruim negen jaar werkt de voluptueuze Consuela op de Wallen. Ze was 21 toen ze naar Nederland kwam. In de beginjaren zat ze nog op school, maar verkeerde vriendjes dreven haar steeds meer af van haar geordende leventje. Ze liet school voor wat het was en in al haar eenzaamheid – ‘ik was helemaal alleen’ – werd ze de prostitutie ingezogen. Nu woont ze in een appartement in Amsterdam Oost.
„Mijn vriendje werd steeds meer een pooier. Nu noemen ze die jongens loverboys. Hij sloeg me en gaf me drugs, totdat ik zo ver heen was dat ik gewoon achter een raam ging zitten, zonder tegen te stribbelen. Uit angst, maar misschien ook wel om een soort gevole van veiligheid. Het is een bizar circuit, maar ik ben het nu gewend, het is mijn eigen wereldje. Gelukkig kon ik via die vreselijke jongen wel mijn paspoort krijgen. Dat moet ik hem nageven.” Nadat ze zich had losgerukt van haar loverboy, wilde ze aanvankelijk haar leven weer op de rails zetten, maar dat lukte niet meer na vier jaar op de Wallen. „Ik ben wel eerst afgekickt en heb nooit meer drugs gebruikt, maar mijn werk kon ik niet loslaten. Het geld dat ik achter het raam verdiende, woog niet op tegen een baantje in de schoonmaak. Vergeet niet dat ik mijn school in Nederland niet heb kunnen afmaken. Ik verdiende toen zo’n 75 gulden (30 euro) per klant, terwijl hij hooguit tien minuten in mijn kamertje verbleef. Nu verdien ik minstens vijftig euro per klant. Ik ben tevreden, zolang ik maar op een goede plek zit.” Consuela kan als zelfstandig onderneemster – ‘ik heb mijn administratie écht op orde’ - op één dag duizend euro verdienen. „Afhankelijk van de klanten natuurlijk. Geregeld heb ik gulle klanten die veel tijd met mij willen doorbrengen en die honderden euro’s op mijn bed leggen. Soms heb ik klanten die kort blijven, maar speciale, dus duurdere wensen hebben. En natuurlijk zijn er de klanten die binnen tien minuten weer buiten staan, maar dan ben ik wel weer vijftig euro rijker. In tien minuutjes, waar kan dat nog?” Aan kamerhuur gaat er dan nog wel maximaal honderd euro per dag vanaf. Straks, als de prostitutie op de Wallen vermindert, wordt het volgens Consuela moeilijker om een goede kamer te vinden. „De concurrentie wordt groter, het aantal ramen minder. Ik kan gelukkig sparen, maar ik weet van veel prostituees dat zij dat niet kunnen en kinderen hebben. Ik ben benieuwd wat er met hen gebeurt. Ik betwijfel of deze meisjes het hoofd boven water kunnen blijven houden.” ’Het is een bizar circuit, maar het is nu mijn wereldje’
publicatie datum: 20071222 sectie: deVerdieping titel: Seks, onder het mom van massage
Den Haag De opheffing van het bordeelverbod heeft niet gebracht wat ervan werd verwacht. Donderdag berichtte Trouw over de Amsterdamse Wallen die op de schop gaan. Vandaag deel 2 van een korte serie: Illegale prostitutie in Chinese kapsalons annex massagesalons in Den Haag. Perdiep Ramesar Haung is spoorloos. De 32-jarige Chinese masseuse en prostituee is bijna een maand geleden door onbekende Chinezen opgehaald en niet meer teruggekomen. Ze werkte de laatste tijd in een Chinese kapsalon annex massagesalon, afwisselend in de Wagenstraat en in de St. Jacobstraat in Chinatown Den Haag. Ooit begon Haung als kapster in een Haagse Chinese kapsalon. Niemand weet waar ze nu is. Collega’s vermoeden dat ze is ’verhandeld’ en dat ze nu elders te werk is gesteld. Waar, is niet bekend. Sinds de opheffing van het bordeelverbod wordt er door politie en gemeente vooral gehandhaafd in de zaken die al een vergunning bezitten of nog in aanvraag hebben. De Chinese massagesalons hebben geen enkele vergunning. Ook Haung wordt niet door de politie gezocht, omdat niemand haar als vermist heeft opgegeven. Haung woonde vijf jaar in Nederland, waarvan de laatste drie jaar in Den Haag. Ze leefde samen met andere Chinese masseuses in een appartementje in de buurt van Chinatown. Als ze werd opgeroepen door haar baas, kon ze in een paar minuten op de zaak zijn. Haung heeft twee kinderen in China, die bij haar ouders wonen. Ze stuurde het geld wat ze kon sparen naar China, in de hoop daar voor haar kinderen een toekomst op te kunnen bouwen. Tot op de dag van haar verdwijning werkte ze bij verschillende Chinese kappers, waar ze haar diensten als masseuse aanbood. Massagediploma’s heeft ze niet, Nederlands heeft ze geleerd door contact met haar klanten. Trouw sprak met twaalf betrokkenen, onder wie masseuses, hulpverleners en mensen bij de politie over illegale prostitutie in de Haagse Chinese kapsalons. Uit die gesprekken, waaronder met Haung zelf, blijkt dat er in elk geval in zes Chinese kapsalons annex massagesalons in Den Haag illegale prostitutie wordt bedreven. Wekelijks verschijnen er in die zaken nieuwe meisjes die na verloop van tijd weer verdwijnen. Op een ’verdwaalde’ Marokkaanse of Indonesische na, zijn het allemaal Chinese vrouwen. Deze zaken hebben geen vergunning om prostitutie aan te bieden. Klanten laten zich in zo’n Chinese kapsalon annex massagesalon masseren voor dertig euro per uur en als ze meer willen – een happy end of special massage – kunnen ze in de kamertjes achterin of in de omgebouwde kelder bijbetalen. Van de dertig euro voor de massage wordt minstens de helft afgedragen aan de baas. De illegale prostitutie in de Chinese massagesalons is vaak tientjeswerk. Handmatige seks kost in zo’n zaak vijftien tot dertig euro bovenop de dertig euro voor de massage. Sommige vrouwen bieden ook
orale seks aan voor maximaal vijftig euro extra. De volledige daad kan tot honderd euro extra voor de masseuse in het laatje brengen, maar dat gebeurt niet altijd. De eigenaren en bedrijfsleiders in die zaken zeggen van niets te weten. In de kale witte kamertjes met alleen een massagetafel en een tafeltje met toiletpapier, massageolie en handdoeken in een van de zaken van de Wagenstraat bijvoorbeeld, is een papiertje aan de muur geplakt waarop staat te lezen: ’Hier geen seksmassage, zowel klant als masseuse riskeert een boete’. Maar Haung vertelde eerder dat haar klanten in diezelfde zaak ’voor alles’ – all the way – bij haar terecht konden. De betaling gebeurt in die zaken veelal onderhands, want de meeste vrouwen werken zwart. Haung – elders was ze bekend onder de naam Ah Yun – is illegaal. Haar collega’s wisten al vanaf het begin dat ze niet door de vreemdelingendienst is opgepakt, ’omdat dat anders gaat’. Ook is ze volgens de masseuses niet op vakantie, ’want dan hadden we het wel geweten’. „Veel van de Chinese masseuses in die zaken zijn illegaal in Nederland, of ze werken zwart, of beide”, vertelt Chadija, een van de weinige Marokkaanse meisjes die in een Chinese massagesalon in Chinatown werkt. De politie kan tegen deze praktijken nog niet veel uitrichten. Hooguit kan ze bij controles een paar illegalen weghalen, maar voor illegale prostitutie moet er concreet bewijs zijn. Een rechercheur zichzelf incognito laten masseren is lastig, want dat kan door de tegenpartij in een rechtszaak als uitlokking worden gebruikt. Bovendien moet de politie een duidelijke reden hebben om ergens naar binnen te gaan. Bijvoorbeeld als er sprake is van overlast. De seks in die kapsalons annex massagesalons is volgens de betrokkenen vaak onveilig. De masseuses hebben niet altijd condooms bij zich, omdat ze als de politie langs komt niet gevonden willen worden met een grootverpakking. Sommige meisjes, zoals Haung, verstoppen de voorbehoedsmiddelen ergens in de massagekamer, maar dat doen ze niet allemaal. Als er geen condooms binnen handbereik zijn, worden die gewoon niet gebruikt en is er onveilige seks, ’want het gaat om het geld’. De Gemeentelijke Gezondheidsdienst heeft geen zicht op deze vrouwen, omdat het clandestien gebeurt. Daardoor is volgens een woordvoerder onbekend of deze vrouwen en hun klanten gezond zijn of besmet met bijvoorbeeld hiv, het virus dat aids veroorzaakt. Naast de medici kunnen ook sociaal werkers geen vat krijgen op deze prostituees. Zij kunnen geen dwang uitoefenen, want hulp kan alleen als diegene dat zelf ook wil. Een ander probleem is dat hulpverleners geen illegalen mogen helpen, omdat die zich onrechtmatig in Nederland bevinden. De Stichting Hulpverlening en Opvang Prostituees (Shop), de enige prostitutiehulpverlener in de regio Haaglanden, komt ook geregeld illegale prostitutie in Chinese zaken tegen, maar kan om eerder genoemde redenen ook niet meer doen dan de vrouwen aanspreken en – ’vaak tevergeefs’ – afwachten of ze langskomen, aldus interim-directeur Ary van Baalen van Shop. Veel Chinese prostituees die werken in de massagesalons zijn slachtoffer van mensenhandel. De vrouwen noemen het zelf vaak niet zo, maar uit hun verhalen blijkt dat ze zijn geronseld met het idee dat ze veel geld kunnen verdienen in Europa. Ze komen via verschillende landen naar Nederland. Ze worden dan vanuit het ene land overgedragen aan een mensenhandelaar in het andere land. De beloofde verblijfsvergunning wordt helemaal niet voor ze geregeld, waardoor sommigen jarenlang in de Chinese salons moeten blijven werken. Volgens masseuse Ling, die ook kinderen in China heeft, kan zij door haar illegaliteit ’nergens anders’ terecht. „Ik ben afhankelijk van deze situatie. De enige andere mogelijkheid is terug naar China. Maar
daar ben ik arm en hier kan ik nog wat geld verdienen, daarvoor werk ik hier zes dagen in de week van 11 tot 23 uur.” Haung wilde ook geen hulp, ze liet zich ook nooit testen op soa’s. Ze was bang dat ze zou worden aangehouden en dat ze ’hardhandig’ het land zou worden uitgezet. Het geld was voor haar de belangrijkste reden om te blijven werken in de massagesalon, hoe risicovol dat ook was. Onderling houden de vrouwen elkaar in de gaten, ook al wordt er soms als concurrenten om de klant gestreden. Ze weten veel van elkaar. Sinds Haung is meegenomen, hebben de andere masseuses haar proberen te bellen, maar haar mobieltje doet het niet meer. Ze zijn bang dat er iets met haar is gebeurd en hopen dat ze het goed heeft. Maar Haung is niet de enige die op deze manier verdween. Om de zoveel tijd gaat er ineens eentje weg, waar niemand ooit meer iets van hoort. Of ze nog leeft, dood is, of dat ze nu elders haar lichaam aanbiedt. Niemand weet het. ’Ik ben afhankelijk van deze situatie. In China ben ik arm. Hier kan ik nog wat verdienen. Daarvoor werk ik zes dagen per week van 11 tot 23 uur’. Masseuse Ling
publicatie datum: 20080331 sectie: deVerdieping titel: ’Voor zo’n filmpje hoef ik de straat niet op’
Nederland Zijn ouders vreesden dat Hicham Hashmi na het zien van de film ’Fitna’ van Geert Wilders zou gaan rellen. Maar Hicham vindt de film een grapje. Grootvader Habib echter voelt de film als verraad. Perdiep Ramesar Habib Hashmi (69) buigt zijn grijze hoofd, hij sluit zijn ogen en prevelt een kort gebed. De oude vrome Marokkaanse moslim wil de film Fitna van Geert Wilders eigenlijk helemaal niet zien. „Mijn geloof dwingt mij om de film wel te bekijken, want ik mag niet zomaar over iets of iemand oordelen, zonder te weten waar het over gaat. Ik moet deze beelden zien, maar ik kan mijn oogleden niet bedwingen mijn ogen te sluiten, zo gruwelijk zijn ze.” Hij ziet de beelden van de vliegtuigen die in het New Yorkse World Trade Center vliegen, de verbrande lijken na de aanslagen in Madrid, de door explosies uiteengereten bus in Londen, de imams die oproepen tot geweld. Ook ziet hij de verzen uit zijn koran die daaraan worden gekoppeld. Habib schudt zijn hoofd, steekt zijn handen in de lucht op ooghoogte en vraagt Allah kracht om deze film uit te kijken. De voormalige gastarbeider in een steenfabriek (’je bent bouwkundige? Dan heb je verstand van stenen. Hier heb je pallets vol, sjouw die maar naar de truck’, zei men destijds tegen hem) kijkt in Amsterdam-Slotervaart, waar hij bij z’n zoon inwoont, naar het computerscherm van zijn kleinzoon. Hicham, achttien, kijkt samen met zijn grootvader naar de langverwachte en door velen gevreesde film van Geert Wilders. In oktober en november vorig jaar publiceerde Trouw twee artikelen over de familie Hashmi en (klein)zoon Hicham. Hij wordt door zijn ouders en grootvader gezien als een probleemjongen, vergelijkbaar met Bilal B. die in oktober werd doodgeschoten nadat hij op het politiebureau op het August Allebéplein in datzelfde Slotervaart twee politiemensen neerstak: psychische problemen, agressief, delinquent en vervreemd van zijn familie en de wereld. Sinds de rust in Amsterdam-West weerkeerde en hij besefte dat hij zijn familie veel verdriet aandeed, doet Hicham zijn best om in het gareel te blijven. Inmiddels werkt hij in de garage waar zijn vader ook werkt en wil Hicham cursussen volgen om, net als zijn vader, automonteur te worden. Toch is er in het gezin Hashmi nog geen honderd procent vertrouwen in hem. Toen enkele maanden geleden bekend werd dat Wilders een film maakte waaruit zou blijken dat de islam een fascistische ideologie is, sloeg dat bij de familie Hashmi in als een bom. Niet zozeer om wat er in de wereld zal gebeuren, ook niet direct omdat hun geloof zou worden bekritiseerd, ’want wij hebben wel iets anders aan ons hoofd’. Maar inderdaad wegens de zorg voor het middelste kleinkind van Habib. „We waren bang dat hij weer met verkeerde vrienden of onder invloed van drugs of drank de straat op zou gaan om rellen te schoppen wanneer hij de film zou zien”, zegt opa Habib. „De film van Wilders zou, ook al zien ze die niet eens, de jongeren een reden kunnen geven om te willen vechten.”
Maar de vrees van zijn grootvader is volgens Hicham ongegrond. „Ik heb deze film donderdagavond al een keer gezien, vlak nadat hij uitkwam op internet, en ik moet eerlijk zeggen dat ik het lachwekkend vind. En dat vind ik eigenlijk nog steeds. De film Fitna is een grapje!” Grootvader Habib kijkt zijn kleinzoon bij die laatste opmerking met een boze blik aan. Hij ziet de film voor het eerst. „Deze film is niet grappig. Het is ook niet als grapje bedoeld. Die man gebruikt de gruwelijkste beelden om niet-moslims te overtuigen dat moslims slecht zijn. Jij bent van huis uit ook een moslim, jij bent toch niet zo slecht als die mensen in die film? Of moeten we daar nu ook bang voor zijn, dat jij straks aanslagen gaat plegen”, bijt de grootvader zijn kleinzoon fel toe. „Nee, natuurlijk ben ik niet zo, zo wil ik ook niet worden, maar wat ik bedoel te zeggen is dat ik voor zo’n filmpje echt niet de straat op hoef. Rellen wil ik niet, en demonstreren zeker niet. Die eer verdient Wilders met zijn Fitna niet.” Net op dat moment zijn opa en kleinzoon in de film getuige van de onthoofding van een blanke gijzelaar. Beide mannen vallen stil. Ook dat wordt door Wilders uitgelegd als ’de islam’. De oude Habib krijgt tranen in zijn ogen. De jonge Hicham legt zijn hand op de schouder van zijn grootvader. Woedend zegt die: „Die ontvoerders en terroristen zijn geen moslims. Dát zijn pas varkens!” Habib ontsteekt ook in kwaadheid als hij een driejarig meisje hoort zeggen dat joden apen en zwijnen zijn. „Alsof wij dat onze kinderen ook leren. Hicham, hebben wij ooit tegen jou gezegd hoe jij joden moet zien. Alsof het beesten zijn?” Hicham ontkent, nee, niemand in zijn familie heeft hem dat ooit geleerd. Integendeel, hij leerde dat hij iedereen moest respecteren in een land waar iedereen welkom is. „Ik heb altijd geleerd van mijn ouders en grootouders dat we blij moeten zijn dat we hier mogen zijn en dat we het hier niet slecht hebben. Ik ben het daar niet altijd mee eens, want mijn opa heeft keihard gewerkt en kreeg daar slechts weinig voor terug. Marokkanen worden door velen nog steeds gezien als voetvolk en hebben minder kansen op de arbeidsmarkt. Daar hebben we dagelijks last van. Maar ik begrijp wel wat mijn opa bedoelt. In Nederland hebben we het waarschijnlijk veel beter dan we het in Marokko zouden hebben.” De film Fitna, wat zoiets als ’beproeving’ betekent, eindigt met Wilders’ kijk op de toekomst van Nederland. Dat doet hij met beelden van executies, meisjesbesnijdenissen, boerka’s en, opnieuw, terreur. Als een ’gewone’ sterveling dit allemaal zou vinden, doet Habib dat weinig. Hij ervaart het hooguit als kwetsend. Maar dat een Nederlandse politicus met een partij in de Tweede Kamer dit zo doet, vindt hij verschrikkelijk. „Al die jaren heb ik hier in Nederland gewoond, gewerkt en belasting betaald. Ik heb nadat ik mijn Nederlandse paspoort kreeg, bij elke verkiezingen gestemd, zo trots als ik altijd was dat ik mocht stemmen. Maar die mensen op wie ik heb gestemd hebben deze man niet kunnen tegenhouden. Hoe kan dat? Wij worden als moslims, of voor mijn part als Marokkanen, toch ook vertegenwoordigd door de Tweede Kamer? Deze man en zijn zogenaamde Partij voor de Vrijheid staan duidelijk niet voor alle Nederlanders. Deze politicus doet niets voor mij. Als Kamerlid werk je voor de gehele Nederlandse gemeenschap. Daar hoor ik ook bij.” Zijn kleinzoon Hicham knikt instemmend als zijn grootvader over de Nederlandse politiek praat. „Opa is trots op Nederland. Hij houdt van Nederland en is hier gebleven omdat hij het hier goed heeft. Als hij het land niets zou vinden, was hij hem kennende echt niet gebleven. Ik herinner me de verkiezingen waarbij hij ’s morgens vroeg al naar het stembureau ging. Weer thuis ging hij de verkiezingsuitslagen volgen. Dat zijn de enige dagen waarin hij tot diep in de nacht televisie blijft kijken. Mijn grootvader wil weten of hij trots op Nederland kan blijven. Zelfs toen Wilders zijn zetels veroverde, was opa niet bang. De andere partijen zouden hem nooit verkeerde dingen laten doen. Maar dat bleek een illusie. Niemand kan Wilders tegenhouden mijn opa te kwetsen. De oude man heeft zichtbaar pijn, hij huilt. Dat gevoel heb ik er gelukkig niet bij, maar wil dat ook nooit hebben. Hij voelt zich verraden door de mensen op wie hij heeft gestemd, maar zal toch altijd gaan stemmen. Hij
is 69 en heeft nog hoop. Ik ben achttien en mag nu ook stemmen, maar nu ik mijn opa zo zie, heb ik er geen vertrouwen in. Liever stem ik niet.” ’Deze film is niet grappig. Het is ook niet als grapje bedoeld’
publicatie datum: 20080417 sectie: Vandaag titel: Gemengde wijken creëren frustraties
Wantrouwen tussen arm en rijk in één wijk Nederland;Den Haag Perdiep Ramesar Sociale huur en dure koopwoningen door elkaar in één wijk blijkt niet zo te werken als gemeenten dachten. De verschillende milieus waar bewoners vandaan komen, zorgen voor problemen, zoals in de Haagse wijk Wateringse Veld. Dat is zo’n wijk waar arm, rijk, laaggeschoold en hoogopgeleid door elkaar woont. Deze wijk, die tot de eerste grote vinexwijken in de wijde omtrek behoort, staat niet bekend als een wijk met een kort lontje. Toch zijn er veel bewoners uit Wateringse Veld die terugkeren naar de binnenstad. Belangrijkste reden: ze konden niet aarden tussen de verscheidenheid aan bewoners, allochtonen voelden zich gediscrimineerd, de autochtonen voelden zich niet thuis tussen de buren uit de achterstandsbuurten. Dat wijten bewoners aan de vermenging van sociale huur en ’dure’ koopwoningen. Zoals Jan van Weerdinge (42) en zijn gezin. Hij is inkoopmanager en woont zeven jaar in Wateringse Veld. „We woonden hiervoor in een etagewoning in het statige Statenkwartier, maar dat werd met drie kinderen te klein. We kozen voor Wateringse Veld vanwege de ruimte, niet wetende dat we terecht zouden komen tussen lieden uit een ander milieu. Die ontvluchtten de Schilderswijk omdat ze via sociale huur een ruimere woning konden krijgen. Helaas veranderde dat niet hun gedrag. Dat merken we bijvoorbeeld in de omgang. Aan niets merken we dat ze hun best doen om iets samen met hun buren te doen. Als ze met ons praten, dan is dat altijd met wantrouwen. Het lijkt wel alsof ze ons niet willen kennen. Hun kinderen veroorzaken overlast, hangen rond, vormen bendes. Zoals dat ook in wijken als Transvaal of Laak gaat.” Enkele jaren geleden leek het in Wateringse Veld mis te gaan. Groepen jongeren veroorzaakten zoveel overlast dat de politie er aan te pas moest komen. Extra surveillances hielden de hangjongeren in toom, maar de bewoners hadden nooit verwacht dat het ooit zo ver zou komen in hun nieuwe woonwijk. „De overlast is minder geworden, maar die rondhangende jongelui zijn er nog. Ze kunnen niet aankomen met de smoes dat hier niets te doen is. Opvoeding heeft er ook mee te maken. Laat ze maar gaan werken”, zegt bewoner Frederik Janssen (39). In de Atlas voor Gemeenten 2008 scoort Den Haag het slechtst op jeugdwerkloosheid. Veel jongeren die niet meer op school zitten, hebben geen werk, wat ontevredenheid geeft en zelfs criminaliteit veroorzaakt. „Mijn man en ik hebben niet meer dan een LBO-diploma en hebben dus geen hoge baan”, zegt de Surinaams-Hindostaanse Anita Jaliel (41). „Wij kunnen nog zoveel tegen onze zoons van 17 en 19 zeggen, maar ze willen niet verder leren. Ze hebben elke keer los-vaste baantjes en we vertrouwen ze zelfstandig wonen niet toe, want dan komt er niets van ze terecht. We hebben spijt dat we hier zijn komen wonen. We worden in onze straat geconfronteerd met mensen die geld hebben. Die rijden in mooie auto’s, vaak zelfs twee. Hun kinderen dragen dure merkkleding. Vind je het gek dat onze zoons niets met ze willen? Ze showen hun waren, terwijl ze weten dat wij dat niet hebben. Dat ergert ons. De jongens hebben er ook weleens op los geslagen, wat niet mag, maar ze konden het jammer genoeg niet meer aan. Maar dat maakt het verschil in de buurt wel duidelijk.”
publicatie datum: 20080421 sectie: Vandaag titel: Chinese ondernemer buigt voor triades
Liever bedreigd en afgeperst dan aangifte doen China;Amsterdam;Rotterdam;Den Haag;Nederland Amsterdam, Rotterdam en Den Haag willen van hun Chinatowns toeristische trekpleisters maken. De Chinese ondernemers hebben wel wat anders aan hun hoofd. De maffia bijvoorbeeld. Perdiep Ramesar Nederland heeft nog steeds niet een écht Chinatown, zoals die er zijn in Londen, Parijs en New York. Daar willen de gemeenten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam graag verandering in brengen. Al jaren, want het lukt maar niet om de Chinese wijken in de drie grote steden dusdanig te ontwikkelen dat ze een echte toeristische trekpleister worden en niet de achterstandsbuurten van de binnensteden blijven. Maar de Chinezen lopen niet zo hard voor ’hun’ Chinatown als de bestuurders dat wensen. Zij hebben andere dingen aan hun hoofd. Zaken die niet te ontwaren zijn bij een bezoek aan Chinatown, want de triades – de benaming voor de Chinese maffia – liggen op de loer. „Veel zaken hier hebben ooit te maken gehad met de maffia die hen bedreigt en afperst. Die hebben greep op veel ondernemers, iedereen is bang voor die bendes die ons het geld afhandig maken”, zegt bedrijfsleider Heung Lau, die een groothandel leidt in Chinatown Rotterdam. Hij wil niet dat de naam van het bedrijf in de krant komt, omdat ook hij bang is voor tegenacties. Zoals Heung Lau reageren veel ondernemers. „Niemand doet aangifte. Te bang voor wraak en intimidatie. Vreemde Chinezen komen dan je zaak binnen en bedreigen je met wapens. Ze zetten soms letterlijk het mes op je keel en eisen geld. Het gaat dan om veel geld. Geld om je te beschermen, noemen ze dat, maar ondertussen persen ze je af voor duizenden of tienduizenden euro’s. Samenwerken met de gemeente is wel het laatste waar we dan aan denken.” Wantrouwen jegens de politie en schaamte zijn volgens deskundigen ook redenen om geen aangifte te doen en er met niemand over te praten. „Ook al komen er nu drie mannen binnen die mij naar achteren duwen en geld komen innen. Dan nog zou ik een minuut later gewoon mijn klanten helpen, alsof er niets aan de hand is. Wij praten niet over onze problemen, we weten wel dat die er zijn. Waarom zouden we er nog aandacht aan besteden”, bekent Chin Lun-Xe, die een winkel leidt in het Haagse Chinatown. Zij vertelt dat de Chinese maffia ook nog steeds in Den Haag aanwezig is. Ook ondernemer Jerry Fung in Amsterdam herkent de maffiaverhalen. „Zodra Chinezen een bedrijfje beginnen en de maffia ruikt dat, kunnen ze binnen komen vallen. Die misdadigers hebben geen enkel begrip of mededogen. Ze schieten je neer als het moet. Althans, daar is iedereen bang voor en daarom doet niemand aangifte. Dat risico neem ik liever ook niet. Ik wil gewoon rustig mijn zaak runnen.” PvdA-stadsdeelraadslid Ger Rolsma van het stadsdeel Centrum (waar het Amsterdamse Chinatown onder valt), schrikt van deze vrijwel onbekende situatie: „Het is natuurlijk ontoelaatbaar dat de ondernemers in worden geteisterd door deze maffiapraktijken. Met name de oudere generatie ondernemers lijkt hiervoor gevoelig omdat zij uit schaamte niet naar de politie durven te stappen.
Voor deze vorm van criminaliteit is een nauwe samenwerking tussen de ondernemers en politie nodig, naar een meer strafrechtelijke aanpak dus.” Triades schuwen geweld niet tijdens hun rondje De drie Chinatowns liggen in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. In Amsterdam aan de rand van de Wallen, rondom de Zeedijk, in Rotterdam rondom de West-Kruiskade en in Den Haag rond de Wagenstraat. De Chinese maffia – de zogeheten triades – waar de ondernemers over vertellen, bestaan meestal uit groepen Chinezen die een ronde maken langs de Chinese restaurants, groothandels en andere winkels. Tijdens een dergelijke tocht worden de ondernemers afgeperst, bedreigd en geïntimideerd. Geweld wordt hierbij niet geschuwd en chantagemiddelen ook niet. Voornamelijk de eerste en tweede generatie Chinezen doen geen aangifte. Zij zijn bang of hebben net als in China geen vertrouwen in politie en justitie uit angst voor corruptie. De jonge Chinezen zijn eerder geneigd om samen te werken met de (Nederlandse) autoriteiten.
publicatie datum: 20080421 sectie: Voorpagina titel: Maffia hindert de Chinatowns
Chinese criminelen dwarsbomen toeristische plannen in drie grote steden China;Amsterdam;Den Haag;Rotterdam;Nederland De Chinatowns in Nederland moeten toeristische trekpleisters worden. Maar hardnekkige Chinese criminelen dwarsbomen de plannen. Perdiep Ramesar De ontwikkeling van de drie grote Chinatowns in Nederland wordt gehinderd door maffiapraktijken van Chinese criminelen. De gemeenten Rotterdam, Den Haag en Amsterdam doen al jaren hun uiterste best om de speciale Chinese wijken te ontwikkelen tot toeristische trekpleisters. Dat doen ze onder het mom van ’verlevendiging’, ’herontwikkeling’, ’opbouw’ en ’doorstart’. Maar het is nog niet gelukt om een succes te maken van de Chinatowns, zoals de gemeenten dat in gedachten hadden. De invloed van Chinese criminele organisaties en de geslotenheid van die gemeenschap zorgen ervoor dat de lokale overheid de Chinezen niet of nauwelijks meekrijgen in hun plannen, blijkt uit gesprekken die Trouw had met Chinese ondernemers, onderzoekers, ambtenaren en lokale politici. Chinese ondernemers in de drie steden hebben geregeld last van criminelen uit de eigen groep die hen onder dreiging van grof geweld afpersen. In de Chinatowns heeft een aantal families de meeste winkels en restaurants in handen. Zij hebben dus economisch veel macht, en zouden daardoor ook veel invloed kunnen hebben. Maar uit angst voor de triades – zoals de Chinese maffia wordt genoemd – kunnen zij die invloed niet aanwenden. Die Chinese criminelen komen meestal van buiten de Chinatowns en zijn onbekenden van de ondernemers. Ze eisen bijvoorbeeld protectiegeld waarmee een ondernemer tijdelijk dreiging of overlast afkoopt. De bendes persen de Chinezen ook af door zonder enige ’tegenprestatie’ geld te eisen, wat meestal gepaard gaat met doodsbedreigingen. Ook worden geregeld Chinese horecaondernemers die illegalen in dienst hebben gechanteerd. De criminelen gaan zelfs zo ver dat ze vrouwen gebruiken die de ondernemers verleiden, hun escapades in het geniep vastleggen en vervolgens geld eisen voor geheimhouding van de affaire, aldus criminologe Ilse van Leiden van Advies- en Onderzoeksgroep Beke. Zij deed vorig jaar onderzoek naar afpersing in het bedrijfsleven voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van justitie. Volgens de onderzoekster zijn er geen representatieve cijfers over de afpersingen, bedreigingen en chantages. De gemeenschap is zo gesloten dat ze uit angst, schaamte en wantrouwen in politie en justitie geen aangifte doet. Het aantal officiële meldingen is ’zeker slechts een topje van de ijsberg’, aldus de criminologe.
publicatie datum: 20080422 sectie: Nederland titel: Chinese crimineel vooral uit op geld, niet op macht
Verleidelijke meisjes ingezet bij afpersingspraktijken China;Nederland Chinese ondernemers wordt het leven zuur gemaakt door de Chinese onderwereld. De criminelen deinzen niet terug voor geweld bij afpersing. Perdiep Ramesar Afpersing binnen de Chinese gemeenschap is voorzover bekend bij politie, justitie en deskundigen vaak gewelddadig van aard. Dat staat in het onderzoek naar afpersing van het bedrijfsleven ’Je bedrijf of je leven’ dat Advies- en Onderzoeksgroep Beke deed voor het ministerie van justitie. De onderzoekers kwamen in een breder onderzoek naar afpersing van het bedrijfsleven diverse zaken tegen van ’gewelddadige’ afpersing van Chinese ondernemingen door Chinese criminelen. Gisteren werd via Trouw bekend dat de ontwikkeling van Chinatowns (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) in Nederland wordt belemmerd door de Chinese maffia. Van de Chinese afpersingszaken die bekend zijn bij politie en justitie, zijn de afpersers veelal van Chinese afkomst. Vaak zijn zij afkomstig uit hetzelfde Chinese taalgebied. Volgens een eerder onderzoek gaat het ’niet om grote, hiërarchisch gestructureerde misdaadorganisaties, maar om relatief kleine criminele cellen waar omheen weer een groot aantal bendes opereert’. Naast deze traditionele triades zijn er andere criminele organisaties die onderling weer om de macht strijden. Een criminele Chinees is volgens het rapport ’zeer gefocust op geld’, minder op macht of invloed. De politie ziet bijna altijd een link met mensensmokkel en de laatste tijd ook steeds vaker de smokkel van heroïne of xtc. Een politiefunctionaris vertelde de onderzoekers dat een Chinese crimineel die vandaag in vuurwapens handelt, morgen net zo gemakkelijk geld witwast of ondernemers afperst als hij daar meer geld mee kan verdienen. Dan gaat het volgens de politie om grote bedragen in één keer en niet om het periodiek ophalen van protectiegeld, wat overigens ook geregeld voorkomt. Voor het af te persen bedrag kijken ze naar de omzet van het restaurant. Het zijn niet altijd alleen Chinezen die afpersen. Als de politie het heeft over Chinezen, bedoelen ze ook Singaporezen, Maleisiërs, Cambodjanen en Vietnamezen. Die laatste groep schijnt zelfs nóg gewelddadiger te zijn. Soms worden zelfs kinderen mishandeld. Dan wachten ze in de zaak tot de kinderen uit school komen waarna in het bijzijn van de ouders een deel van het oor wordt afgesneden, aldus een politiefunctionaris in een interview met Beke. In twee bekend geworden afpersingszaken werd het slachtoffer verleid door een meisje en bij een intieme ontmoeting tussen de twee, werd de horecaondernemer door de Chinese bende overvallen. Met gebruik van veel geweld en dreiging met openbaarmaking van de seksuele escapades werd het slachtoffer voor een fors geldbedrag afgeperst. Maar het kan ook iets subtieler, aldus een politieman die door Beke werd geïnterviewd: ’Jij gaat betalen, anders blijf je je leven lang over je schouder kijken’.
Weinig aangiften Afpersing binnen de Chinese gemeenschap moet uit de taboesfeer worden gehaald. Zodra dit probleem geen taboe meer is, komen er mogelijkheden om afpersing van Chinezen tegen te gaan. Misschien dat de Chinezen dan eerder aangifte doen, aldus criminologe Ilse van Leiden die namens Advies- en Onderzoeksgroep Beke voor justitie onderzoek deed naar afpersing van het bedrijfsleven. Angst voor represailles van criminelen, schaamte tegenover familie en andere leden van de Chinese gemeenschap, eergevoel en wantrouwen jegens politie en justitie zijn volgens Van Leiden de belangrijkste redenen dat Chinezen geen aangifte doen.
publicatie datum: 20080429 sectie: Nederland titel: Taxibedrijven hebben moeite met de regels
’Naar de Dam? Nee, ik krijg net een andere rit’ Nederland;Amsterdam Alle regels naleven blijkt lastig voor de taxirijders op de nieuwe standplaats op Amsterdam CS. Trouw nam de proef op de som. Perdiep Ramesar Een ambtenaar van de gemeentelijke dienst Stadstoezicht zit op zijn scooter te bellen. Hij staat langs de in maart geopende taxistandplaats op Amsterdam CS en moet ervoor zorgen dat de strenge regels van de gemeente Amsterdam door de taxichauffeurs worden nageleefd. Aan de kledingeisen voldoen alle chauffeurs wel. Hoewel sommigen weleens de neiging hebben om hun stropdas af te doen – ’Het is zo warm’ – tijdens een rit. Die das gaat dan weer om vlak voordat de chauffeur weer op de standplaats terug komt. Als hij voor het rode verkeerslicht in de buurt staat bijvoorbeeld. De nieuwe regels zijn streng. Logisch, vindt de gemeente, want de taxi moet ’het visitekaartje van de hoofdstad’ worden. Maar het is niet aan de passagier om te controleren of de regels worden nageleefd. Het TX-keurmerk en de roetfilter zijn niet zomaar te zien. De gemeente moet daarvoor de vereiste papieren controleren. Of de chauffeurs ritten weigeren, is voor passagiers wel na te gaan. Een ritje van Amsterdam CS naar de Dam – vijf minuutjes in een rechte lijn – is het verzoek van de verslaggever aan een paar chauffeurs. Het resultaat: pas taxi nummer drie neemt dat ritje aan. De eerste twee chauffeurs zeggen dat ze ’plotseling’ vanuit de centrale worden gebeld voor een andere rit. Om vervolgens even weg te rijden, een rondje te maken en een minuut later weer terug te komen. „Ritje afgezegd, nu sta ik weer achteraan, de taxi’s vooraan nemen u sneller mee. Sorry”, roept de tweede chauffeur die weigert naar de Dam te rijden. De ambtenaar op zijn scooter ziet en hoort niets van wat er vlak voor zijn neus gebeurt. Met ronkende motoren staan de taxi’s te wachten op hun klanten. Slecht voor het milieu als een grote Mercedes stationair draaiend lang op zo’n standplaats blijft staan. Zeker als ze dat allemaal doen. „Helemaal niet slecht voor het milieu, steeds de motor afzetten en weer starten, ja, dat is lekker voor de gassen”, zegt een chauffeur. Een van de gemeenteregels is dat taxichauffeurs hun motor afzetten bij de standplaats, maar dat lijkt aan dovemansoren gericht. Geen handhaver in de buurt die daar verder op lijkt te letten. Is het dan nog steeds een chaos op de taxistandplaats, zoals vroeger? Nee, dat niet. Op het eerste gezicht lijkt het een nette continue stroom van grote auto’s die af en aan rijden. De chauffeurs hebben een toegangspasje op bij deze standplaats te komen. Ook mogen de auto’s op deze plek allemaal ook over de tram- en busbanen, want daar hebben ze ontheffing voor. Vooral kleinere taxibedrijven hebben problemen met de regels. Spreken de chauffeurs verstaanbaar Nederlands? Niet allemaal even goed. Maar dat hangt ook af van de eisen die de passagier stelt. Kennen de taxirijders de binnenstad even goed? Ook niet. Tijdens
sommige ritten wordt met gemak een minuut of vijf omgereden, terwijl de vooraf uitgeprinte route toch echt een kortere en snellere weg aangaf. Tarieven verschillen ook tussen de taxibedrijven, maar dat is volgens de taxirijders ’gewoon concurrentiestrijd’. En de handhaver,die toezicht hoort te houden op de naleving van de regels, wat doet hij? Hij kijkt, zittend op zijn scooter, oogluikend toe en kletst wat met collega’s. Kwaliteitskeurmerk Bij de nieuwe standplaats op Amsterdam CS moeten chauffeurs onder meer EHBO kunnen verlenen, goed Nederlands spreken, verstaanbaar zijn en stratenkennis bezitten. Ze moeten er onberispelijk uitzien: pantalon, overhemd, colbert en stropdas. En ze mogen geen korte ritten meer weigeren. Voor rijden over tram- en busbanen moet de chauffeur ontheffing hebben. Zijn auto – een diesel moet een roetfilter hebben – mag niet ouder zijn dan zes jaar. Het taxibedrijf moet het landelijke TX-kwaliteitskeurmerk hebben.
publicatie datum: 20080529 sectie: Vandaag titel: Strijden tegen de bekende emoties
Dak- en thuislozen voelen zich opgejaagd wild Den Haag Perdiep Ramesar Ze worden steevast weggezet als zwervers, junks en criminelen: dak- en thuislozen. Maar volgens henzelf gaat het slechts om een kleine groep dak- en thuislozen die het verpest voor de rest. „Er wordt gezegd dat de Wet van Murphy wel een keer moe wordt, maar die Murphy heeft volgens mij een flinke conditie als ik zo naar mijn eigen leven kijk”, zegt Geert van den Berg (61). Hij heeft sinds kort een kleine huurwoning in Den Haag, na een paar jaar ’dolend’ te zijn geweest en zit in de cliëntenraad van het Leger des Heils. „Dak- en thuislozen zijn opgejaagd wild,” vindt Van den Berg. Als in een wijk bekend wordt dat daar een opvang komt voor deze mensen, komen de buurtbewoners op oorlogssterkte in opstand. „Gevaarlijk,” vindt Wiggert Prins (41), „want je wordt als het ware vogelvrij verklaard.” Prins is negenenhalve maand dakloos geweest, werd daarvoor het huis uitgezet vanwege schulden die hij had gemaakt door drugsgebruik. Nu is hij clean en probeert hij een nieuw leven op te bouwen. „Dat is niet gemakkelijk, want als je in de buurt één keer bij de opvang bent gezien, word je door buitenstaanders die niet weten hoe het echt zit, meteen als uitschot beschouwd. Nu ben ik zover dat ik, als mensen mij raar aankijken, een gesprek durf aan te knopen en probeer uit te leggen dat niet elke dakloze slecht is. Er zijn er veel die dichtklappen of zich gaan afreageren. Als dakloze word je in een hoekje gestopt, waar je bijna nooit meer uitkomt. Terwijl ik dat juist zo graag wil.” Prins behartigt de belangen van dak- en thuislozen door onder meer in de cliëntenraad van de Kessler Stichting zitting te hebben. Het zijn niet alleen buurtbewoners die dak- en thuislozen wegkijken, ook beveiligers en politiemensen zorgen er ’hardhandig’ voor dat het voor iedereen duidelijk wordt dat deze lieden niet welkom zijn. „Ga eerst maar eens even in de rij staan bij de methadonbus en ga daarna maar eens de wijk in. Wedden dat die mannen in uniform je weten te vinden. Ook al heb je niets gedaan. Niet zelden wordt de harde hand gebruikt.” Linda Land (43) –lid van de cliëntenraad van de gemeentelijke dienst Sociale Zaken– is een thuisloze die in deze situatie is beland door haar relatie met een dak- en thuisloze man. „Dat wil zeggen dat ik wel een dak boven mijn hoofd heb, maar dat ik door de sociale omstandigheden geen tijd heb voor mijn eigen ontwikkeling”, zegt ze welbespraakt. Volgens haar schort het bij plannen voor opvanggelegenheden aan het ’consulteren van de doelgroep’. „Wethouder Bert van Alphen (welzijn) heeft dat deze keer wel gedaan. Het is voor iedereen goed om te weten wie wat wil. Dus wat de buurtbewoners zelf willen en of de doelgroep zelf wel op die plek wil verblijven. Ook wij moeten ons veilig voelen en niet bang hoeven te zijn voor treiterijen, mishandelingen en andere vervelende zaken.” Ex-gebruiker: Je wordt als het ware vogelvrij verklaard Linda, thuisloos: Ook wij moeten ons veilig voelen
publicatie datum: 20080616 sectie: Nederland titel: Sigaret is ontspannend bij spannend potje poker
’Ik ga niet elke keer van mijn plekje af om in een hoekje te gaan roken’ Nederland In een korte serie belicht Trouw de gevolgen van het aanstaande rookverbod in de horeca. Deel 2: het casino. Perdiep Ramesar Naarmate het einde van de week nadert, wordt het steeds drukker in het Holland Casino Scheveningen. Duizenden bezoekers per week wagen een gokje in het casino. Velen komen af en toe, anderen wat frequenter, met collega’s, vrienden of familie. Een avondje naar het casino is een avondje uit voor de meeste gasten. Daar hoort een drankje bij, een hapje, een muziekje, maar voor velen ook een sigaretje of sigaartje. Volgens het casino rookt ongeveer veertig procent van de bezoekers. Maar per 1 juli moet dat afgelopen zijn, want dan gaat het rookverbod in. In geen enkele horecagelegenheid –zoals casino’s– mag dan nog worden gerookt. Tenzij er aparte rookruimtes komen op plekken waar niemand er last van heeft. Hagenaar Hendri Kools (42) zegt een frequent casinobezoeker te zijn. Maandelijks komt hij minstens één keer naar Scheveningen. „Ik zit meestal aan de Black Jack met wisselende successen. Gezellig met vrienden, whisky en sigaartje erbij. Dat maakt zo’n avond compleet. Lekker ongedwongen, maar per 1 juli is dat voorbij. Dan moet ik net als op mijn werk naar een rookhok om wat op te steken. Dan is de gezelligheid er wel zo’n beetje vanaf voor mij. Gelukkig geldt er geen alcoholverbod, want anders zou ik niet meer gaan. Ik ben benieuwd hoe lang dat drankverbod op zich laat wachten.” De Rotterdamse Egyptenaar Ilya Faoud (37) zegt ook ’puur voor de gezellige sfeer’ te komen. Hij pokert meestal en als er kleingeld over is, stopt hij dat in een gokautomaat. Ook hij rookt graag zijn Marlboro’tje aan de pokertafel. „Een sigaretje werkt ontspannend bij een spannend potje kaarten. Ik rook gauw een pakje per avond als ik lekker op dreef ben. Daarbij verlies ik soms ook wel honderden euro’s, maar dat gebeurt hooguit drie keer per jaar, want ik ben geen vaste gast. Als ik naar mijn rookpatroon kijk, wordt het rookverbod écht een probleem voor mij. Ik rook tijdens het spelletje en niet tussen de partijen door. Ik ga niet elke keer na een pot weer van mijn net veroverde plekje af om in een hoekje te roken. Dat werkt niet bij mij. Dan wordt het wel minder aantrekkelijk om naar het casino te gaan. Het casino is juist zo’n plek waar ik relaxt kan spelen met mijn groepje vrienden. Helaas, maar het moet wel relaxt blijven.” In het Scheveningse casino wordt nu nog volop gerookt. Aan elke tafel, en ook bij de gokautomaten. Zoals de mensen naast Giselle Verheemst (29). Zij is daar met een paar collega’s na het werk om ’even de bloemetjes buiten te zetten’. „Ik snap niets van poker en Black Jack, dus ik gooi gewoon wat munten in de gokkasten en ook dat doe ik niet zoveel. Wij zijn hier vooral omdat hier een gezellige sfeer hangt, maar die sigaret hoeft van mij niet echt. Ik ben blij dat het rookverbod op 1 juli ingaat. Als zoveel mensen op één plek roken, kan ik mij niet voorstellen dat niemand daar last van heeft. Dan zijn er zeker een paar leugenaars onder de bezoekers.” Maatregelen Casino
Vanaf 1 juli zijn in alle vestigingen van Holland Casino rookruimtes beschikbaar. Ze zijn afsluitbaar, worden alleen voor roken gebruikt en zijn herkenbaar aangeduid. De bedoeling van het rookverbod is om medewerkers een rookvrije werkplek te garanderen. Medewerkers mogen de rookruimte dus niet voor werkzaamheden betreden als daar door gasten wordt gerookt. Wanneer een gast na 1 juli ’betrapt’ wordt op het roken in een publieke ruimte van Holland Casino, zullen volgens een woordvoerster ’passende maatregelen’ worden genomen. Holland Casino wordt door de controlerende instanties namelijk verantwoordelijk gehouden en is daardoor bij overtreding strafbaar. De e-sigaret, Super Smoker en pruimtabak produceren geen schadelijke rook en zijn wettelijk toegestaan, dus die worden in Holland Casino wel toegelaten.
publicatie datum: 20080626 sectie: Nederland titel: Twijfel op de Wallen over plan van gemeente
Binnenstad;Amsterdam Amsterdam wil de positie van prostituees verbeteren door meer regels, toezicht, voorlichting en hulp. De reacties zijn positief, maar weifelend. Perdiep Ramesar De Poolse prostituee Crystal (22) ziet zichzelf niet meteen naar haar ’baas’ lopen om hem te vragen of hij zich wel aan de Arbeidstijdenwet houdt. „Hij ziet me al aankomen, voor mij tien anderen die wel doen wat hij wil”, zegt de sekswerker op de Amsterdamse Wallen in gebrekkig Nederlands. Daarmee schetst ze het probleem waar meer vrouwen op de Amsterdamse Wallen bang voor zijn, hoewel ze de ’prostitutieplannen’ van de gemeente over het algemeen een ’goed initiatief’ vinden. Anders dan de vrouwen zelf, is vakbond De Rode Draad niet sceptisch over de plannen van de Amsterdamse wethouder Marijke Vos. De belangenclub van prostituees gaat nauw samenwerken met de gemeente. „Er komt zwart op wit dat prostituees zelf bepalen wie ze als klant willen, want ze met die klant doen en onder welke voorwaarden ze willen werken. Wij hopen dat het werken in de legale sector daardoor eindelijk aantrekkelijker wordt voor de sekswerkers. Een goed functionerende legale sector is een van de beste antwoorden op de groei van de illegale sector.” De Vereniging Exploitanten Relaxbedrijven is minder positief. Directeur André van Dorst denkt dat de vrouwen Amsterdam de rug zullen toekeren: „Omdat hun privacy in het geding komt door al die nieuwe regels. Voor de exploitanten betekent dit ook nóg meer administratieve rompslomp. Hoewel wij als exploitanten natuurlijk altijd voor een betere positie van de prostituee zijn.” De Braziliaanse prostituee Fariëlla (34) vindt de plannen van Vos ’een aardig streven’. „Maar of dit in de praktijk gaat werken, betwijfel ik. Veel prostituees werken al op het randje wat betreft wet- en regelgeving en ik geloof ook nooit dat iedereen belasting gaat betalen. Meer toezicht en regels, betekent ook volledig ’wit’ werken en je aan de regels houden. Maar ik laat me graag overtuigen door de gemeente. Zij doet tenminste haar best voor de vrouwen. Dat is elders wel anders, hoor ik van velen.” Strenge regels Escortbedrijven, seksclubs, privéhuizen, sekssauna’s, bordelen en raamexploitanten krijgen strengere regels opgelegd. Dat kan Amsterdam doen, als voorwaarde voor een vergunning. Die moeten ze hebben, sinds het bordeelverbod acht jaar geleden is opgeheven. Ze moeten zich houden aan de Arbeidstijdenwet, zo staat in de gisteren verschenen nota ’Prostituee v/m Amsterdam, weerbaar en zelfstandig’. Vrouwen die thuis klanten ontvangen en callgirls die zonder bemiddeling van een bedrijf escortservice aanbieden, werken legaal, maar hebben geen vergunning nodig.
publicatie datum: 20080708 sectie: Voorpagina titel: Internationaal netwerk zit achter Chinese salons
Ook Oost-Europeanen betrokken bij illegale prostitutie in Den Haag Den Haag;China;Nederland Niet alleen Chinezen beheersen de illegale prostitutie en mensenhandel in Chinese massagesalons in Nederland. Ook Oost-Europeanen werken eraan mee. Perdiep Ramesar Achter de Chinese massagesalons die in Den Haag illegale prostitutie aanbieden, zitten internationale netwerken met banden tot in Oost-Europa. Tot nog toe leek deze sector, op enkele uitzonderingen na, beheerst te worden door Chinezen die Chinese vrouwen naar Nederland brengen en aan het werk zetten in hun kapsalons annex massagesalons. Maar nu blijkt dat daar ook Turken, Bulgaren en Nederlanders bij zijn betrokken. Dat bevestigen bronnen binnen de politie, hulpverleners en ondernemers in het Haagse Chinatown – de wijk waar de meeste van deze salons zijn gevestigd. Eerder dit jaar bleek al –via de Nationaal Rapporteur Mensenhandel– dat vrouwen door Chinezen via Bulgarije naar Nederland werden gesmokkeld om in de salons te werken. Nu blijkt uit kadastrale gegevens dat ook Bulgaren, Turken en Nederlanders een connectie hebben met de salons. In sommige bedrijven hebben groepen uit deze drie landen aandelen, zijn ze mede-eigenaar of bedrijfsleider. Soms worden Bulgaren, Turken en Nederlanders in de massagesalons gesignaleerd die er duidelijk niet als klant zijn, maar vermoedelijk wel om ’zaken te doen of geld te innen’. In zeker zes Haagse Chinese kapsalons annex massagesalons werken veelal Chinese vrouwen die naast massages ook seksuele diensten aan klanten verlenen, terwijl de salons daar geen vergunning voor hebben, bleek eind vorig jaar uit onderzoek van Trouw. De vrouwen komen naar West-Europa voor een betere toekomst. Ze willen geld verdienen, sparen en terug naar het land van herkomst, of ze willen in Nederland een leven opbouwen. Slangenkoppen, zoals Chinese mensensmokkelaars worden genoemd, nemen de vrouwen voor veel geld mee van China naar Oost-Europa, waar ze –wederom tegen betaling– worden overgedragen aan Bulgaren of Turken die ervoor zorgen dat zij in West-Europa belanden. De slachtoffers reizen vaak onder slechte omstandigheden in kleine busjes of vrachtauto’s. Onderweg worden ook hun identiteitspapieren afgepakt. De seksuele diensten worden binnenskamers als special massage, happy ending of special treatment aangeduid. Veel masseuses werken zwart en een deel daarvan verblijft illegaal in Nederland. Het verdiende geld gaat grotendeels naar de baas. Gemeente, politie, justitie, Belastingdienst en Arbeidsinspectie in Den Haag hebben de controle op de illegale prostitutie sinds maart verscherpt. Een aantal illegalen is uit de salons gehaald. Tot het sluiten van salons heeft het nog niet geleid.
publicatie datum: 20080729 sectie: Nederland titel: Belhuis vooral ontmoetingsplek
’Hier kunnen we praten, relaxen, bellen, sms’en, e-mailen en chatten’ Nederland In belhuizen zijn de bezoekers het niet eens met het negatieve beeld dat de beleidsmakers over hen hebben. Het is geen gewone winkel, maar ook een ontmoetingsplek, zeggen ze. Perdiep Ramesar Een schimmig circuit, vinden de beleidsmakers. Een hangplek, vinden buurtbewoners. Maar het belhuis is voor een bepaalde groep mensen ook een uitlaatklep. Dat geldt evenzeer voor het belhuis aan de Hoefkade in Den Haag. Antilliaanse jongeren hangen er rond, trappen lol met elkaar en surfen op het internet. „We hebben verder niets in de buurt. Hier hebben we contact met elkaar, we praten in real life, we bellen, sms’en, e-mailen en chatten hier”, zegt de Antilliaan Glenn Ravinio (24). Een belhuis lijkt zo op het eerste gezicht niet bepaald een ontmoetingsplek voor jongeren: een winkel met mobiele telefoons, telefoonkaarten en internet waar de mogelijkheid wordt geboden om de familie in het verre buitenland te bellen. Bij de overheid staan deze zaken niet zo positief te boek. Daar worden ze ’criminogeen’ genoemd: verleidelijk voor criminelen. Gemeenten zijn dan ook extra alert bij deze winkels die worden verdacht van illegale (drugs)handel en geldwitwasserij. Belhuiseigenaren ontkennen aan illegale activiteiten te doen. Zij zeggen dat het belhuis zich heeft ontwikkeld van shop tot ontmoetingsplek. De meeste belwinkels in Nederland worden geleid door Turken, Marokkanen, Pakistanen en Indiërs. Hier en daar zijn via de Kamer van Koophandel Afrikaanse eigenaren te vinden. De bezoekers zijn ook veelal allochtoon. Deze belhuizen staan niet als zodanig in het telefoonboek, evenmin als het belhuis aan het Haagse Hobbemaplein. De zaak draagt het merk van een telecomaanbieder. De Ghanees Mervin Kalabia (28) ontmoet er een paar keer per week vrienden. Hij woont in de Schilderswijk. Het Hobbemaplein is na zijn werk als schilder zijn ’hangplek’. „Hier bel ik mijn familie in Engeland en Spanje en van hier uit ga ik met mijn matties uit.” Wanneer Kalabia hoort van de negatieve reputatie van belhuizen, zegt hij zich van geen kwaad bewust te zijn. „Ik doe geen vlieg kwaad.” Als de bezoekers van een belhuis wordt gevraagd wat ze daar komen doen, is dat niet zoals iemand een boodschap doet in de supermarkt. Daar wordt niet gewoon de koop gesloten en dan weer weggegaan. In een belhuis wordt ’gerecreëerd en gerelaxt’, zeggen de bezoekers. In een Amsterdams belhuis vlakbij de Wallen heerst een sfeer als in een café. Bezoekers praten druk met elkaar, een groepje zit over een computerscherm gebogen, er wordt luid gelachen. Het deert de bezoekers niet dat er vorige week in dezelfde stad een belhuis is gesloten wegens overtreding van de Opiumwet en het opslaan van gestolen goederen.
„Ze willen gewoon niet dat wij hier in de buurt komen, daarom proberen ze al deze zaken te sluiten”, zegt de Surinamer Djerrel Windt (19). „Omdat hier veel mensen komen die van alles bij elkaar hosselen, wordt er weleens wat verkocht en gekocht. Maar gebeurt dat dan niet in een bruine kroeg?” Het verbaast hem niet dat er weleens wat illegaals door de politie wordt aangetroffen. „Ik ken de jongens die hier werken, dat zijn jongens zoals ik. De echte baas ken ik niet. Ik heb geen idee wat die doet en of hij controle heeft op wat hier gebeurt. Misschien is het wel een grote crimineel en handelt hij in drugs en vangt hij geld via de bankrekening van deze winkel. Ik weet het niet, maar daar heb ik ook niets mee te maken. Ik heb mijn eigen plezier.” ’De echte baas ken ik niet, ik heb geen idee wat die doet’
publicatie datum: 20080731 sectie: Nederland titel: Broeinesten of buurthuizen?
Gemeenten scheren belhuizen over één kam met coffeeshops Nederland Gemeenten zien het aantal belhuizen als graadmeter voor achteruitgang. Maar is dat een terechte conclusie van de beleidsmakers? Perdiep Ramesar Grote gemeenten ervaren belhuizen als negatief, net zoals ze dat doen bij coffeeshops. Hun beleid is uitdrukkelijk om belhuizen tegen te gaan in bepaalde gebieden in de stad. Bestemmingsplannen worden gewijzigd, de politie controleert de zaken en sluit ze als er iets mis is. Natuurlijk: als er iets mis is, moet er worden ingegrepen. Wat overigens niet betekent dat alle belwinkels broeinesten van criminaliteit zijn. De sociale functie van het belhuis wordt vaak vergeten. Tientallen belwinkels in grote steden zijn gesloten omdat er gestolen goederen of drugs werden aangetroffen, bleek uit een inventarisatie van Trouw. Sommige eigenaren worden verdacht van geldwitwasserij. Geen kleine vergrijpen in een winkel waar geen speciale vergunning voor nodig is. Maar doordat de nadruk wordt gelegd op de ’overlastgevende’ kant van deze zaken, lijkt het in de grote stad moeilijker om een belhuis te openen dan een kroeg. In dat opzicht lijkt de gemeente na de coffeeshop en het bordeel nu haar pijlen op het belhuis te hebben gericht. Coffeeshops zijn zaken waar legale softdrugs worden verkocht en waar die ook kunnen worden gebruikt. Dat daar soms meer in het pand ligt dan toegestaan, is voor te stellen. Dat er in een coffeeshop ook weleens harddrugs onder de toonbank liggen, is ook nog wel te begrijpen, want de grens tussen soft- en harddrugs blijkt niet zo strikt te zijn. Ook de overlast die omwonenden kunnen hebben van een coffeeshop is redelijk in te calculeren, omdat daar ook weleens mensen komen die wat te veel blowen. Bovendien is een coffeeshop in de buurt van een middelbare school misschien te aanlokkelijk voor een scholier die wil experimenteren. Extra aandacht voor coffeeshops bij gemeente, politie en justitie is dan ook niet zo vreemd. De kans dat zo’n zaak een verkeerde uitstraling heeft in een wijk, is zeker aanwezig. Maar dan nu het belhuis. Vanwaar de parallel met het coffeeshopbeleid? Dat is een winkel van waaruit mensen kunnen bellen, bijvoorbeeld naar hun familie in het buitenland. Ook zijn veel van deze zaken internetcafé, waar mensen kunnen surfen of e-mailen. Verder worden in zo’n etablissement mobiele telefoons, abonnementen en prepaidkaarten verkocht, alsook belkaarten om via een provider goedkoper naar het buitenland te bellen. Deze belwinkels zijn vaak in achterstandsbuurten gevestigd, plekken waar vraag is naar de hiervoor genoemde producten. Belhuiseigenaren zijn vaak van allochtone afkomst: Turks, Marokkaans, Pakistaans, Indiaas of Afrikaans, net als hun publiek. De bezoekers hebben veelal geen internet thuis of moeten dat delen met andere gezinsleden. Het is voor hen te duur om hun familie in het buitenland via de gewone telefoonlijn of mobiele telefoon te bellen en gaan daarom naar een belhuis. Naast de uitwassen biedt zo’n winkel dus service aan groepen die zich niet zo veel kunnen veroorloven.
Niets mis mee, want belhuizen hebben in achterstandsbuurten een sociale functie. Tenzij er iets crimineels in het belhuis gebeurt, want dan zijn gemeente, politie en justitie terecht alert. Als hangjongeren bijvoorbeeld het belhuis zien als ontmoetingsplek en de boel vernielen, is ingrijpen noodzakelijk. Maar dit wil nog niet zeggen dat het aantal belhuizen een graadmeter is voor achteruitgang.
publicatie datum: 20080821 sectie: Vandaag titel: Racen aan zee of tussen bollenvelden
Zandvoort wil stank en herrie van circuit niet kwijt Zandvoort;Den Helder Perdiep Ramesar Zandvoort en het racecircuit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Plannen om het circuit naar de kop van Noord-Holland te verplaatsen, vinden dan ook veel weerstand bij volk, middenstand en politiek. De racebaan bestaat zestig jaar en de kustplaats kan volgens velen niet zonder het circuit. De komst van het circuit kan ras-Zandvoorter Fred Hendriks (76) zich nog goed heugen. „Het was een heel gebeuren, die racebaan. Al dat asfalt bracht meteen ook veel moois met zich mee. Welke Nederlandse stad kan nog zeggen dat daar een race werd gewonnen door een Burmese prins? Ja, inderdaad, Zandvoort. Zijn naam weet ik niet meer, maar hij was wel de eerste winnaar.” Op dat Circuitpark Zandvoort worden iedere week wel evenementen gehouden die jaarlijks veel bezoekers trekken. En dan gaat het niet eens om de grote races als de A1 en de DTM die daar ook worden verreden. Vroeger streek zelfs het Formule 1-circus op Zandvoort neer. Tot 1985, want toen werd de grand prix te kostbaar en raakte de baan te verouderd. Of de Formule 1 ooit nog terugkomt, is hoogst onzeker, want VVD-wethouder Wilfred Tates vindt de organisatie ’nog steeds te kostbaar’. De baan is in de loop der jaren fors vernieuwd, waardoor nu de meest prestigieuze races daar kunnen worden gehouden. De A1 bijvoorbeeld, een zusje van de Formule 1, trekt ongeveer 800 miljoen televisiekijkers vanuit de hele wereld. In 2006 verdiende Zandvoort alleen al daaraan 25 miljoen euro. Dat laatste is ook de reden dat de plaatselijke middenstand fel tegen eventueel vertrek van het circuit is. Winkeliers vrezen voor gemiste inkomsten. Exacte bedragen kunnen de ondernemers niet geven, ’maar als per race de miljoenen binnenstromen, betekent dat dus 100 procent zeker inkomstenderving’. Holland Casino gaat waarschijnlijk ook weg uit Zandvoort. Het casino wil naar Haarlem. Dan blijft voor toeristen alleen het strand nog over. En of daar mensen op af komen is afhankelijk van het weer. Een argument om de baan te verplaatsen naar Den Helder is volgens gedeputeerde Ton Hooijmaijers de geluidsoverlast. Hij wil dat het circuit het aantal lawaaidagen (geluidsoverlast bij grote evenementen) kan uitbreiden van vijf naar twaalf per jaar, maar daar stak de Raad van State een stokje voor. Hooijmaijers hoopt dat in Den Helder meer herrie kan worden gemaakt. Zandvoorter Eric Zeger (34): „Je verplaatst de Amsterdamse Wallen toch ook niet naar Alkmaar? En de Rai naar Hoorn? En de Scheveningse pier naar Ter Heijde? Het racecircuit hoort bij Zandvoort, zoals al die trekpleisters bij die steden horen.”
publicatie datum: 20080927 sectie: Nederland titel: 'Ineens kwamen mannen in uniform ons vliegtuig binnen'
Arrestaties in KLM-toestel Somalie;Duitsland;Nederland Na de arrestatie van de Somalische terreurverdachten in Keulen sprak Trouw met twee ooggetuigen. Perdiep Ramesar Hansjan (50) en Valéry (48) uit Naarden wisten niet wat ze meemaakten toen ineens een gewapend Spezialeinsatzkommando twee Somalische medepassagiers oppakten. „Ineens kwamen mannen in uniform het vliegtuig binnen en liepen doelgericht naar de twee jongens die ze arresteerden en meenamen.” De Duitse autoriteiten zeggen dat het om een ’onspectaculaire arrestatie’ ging. De beleving van Hansjan en Valéry is iets anders. „Het leek een werkelijk geworden actiefilm. Het schrikeffect was wel bereikt. Zo’n aanhouding gaat in een klein propellervliegtuig natuurlijk niet zonder slag of stoot. Natuurlijk is dat heftig. Het is klein en smal, met al die mensen, en er werden toch twee medepassagiers afgevoerd. Twee gasten die normaal oogden, we hadden nooit gedacht dat die iets kwaads wilden. Zo komt terreurdreiging wel erg dichtbij.” „Sommige mensen raakten duidelijk in paniek en reageerden geschokt. Anderen zetten hun borst op en kwamen met stoere verhalen, alsof ze precies wisten wat er aan de hand was. Ook maakten een paar lieden grapjes over neerstortende vliegtuigen. Dat viel natuurlijk niet in goede aarde bij mensen die al vliegangst hadden”, vertelt Hansjan. Volgens Valéry dachten enkele passagiers zelfs dat de mannen in uniform het vliegtuig kaapten. „De verwarring was voor even compleet. Logisch, we wisten van niets.” Pas bij aankomst op Schiphol besefte het paar dat ze betrokken was bij een politieactie waarbij terreurverdachten werden aangehouden. De Nederlanders kwamen vorige week terug van hun vakantie uit Australië. Ze hadden net een rondje familie van de in Keulen geboren Valéry achter de rug, toen ze op het vliegveld Keulen-Bonn op de Fokker 50 stapten om terug naar huis te gaan. De reis van 46 passagiers liep anderhalf uur vertraging op. Na de aanhouding moesten zij en hun bagage uit het toestel zodat de politie de cabine kon controleren op verdachte spullen. Hansjan: „We moesten op het platform onze koffers aanwijzen die dan weer werden ingeladen, nadat de bagage van de twee mannen eruit werden gevist. Het geeft wel te denken, wie weet wat er in hun koffers zat. ” Ze willen alleen met hun voornaam in de krant, omdat ze bang zijn dat ze dan te veel aandacht naar zich toe trekken, maar ook angst speelt mee, zegt Valéry. „Je weet maar nooit wie er meeleest.”
publicatie datum: 20081201 sectie: EUROPA | WERELD titel: Beloofde Land stelt Rotterdammers teleur
Mumbai;Bombay;India Kuldeep en Rosalita Ramsharan uit Rotterdam ontsnapten aan de terreuraanslagen vorige week in Mumbai. Een collega overleefde het niet. Perdiep Ramesar Rosalita Ramsharan (32) heeft nog steeds last van knikkende knieën. Ze schrikt bij elk luid geluid en ze slaapt heel slecht, sinds de aanslagen vorige week in de Indiase stad Mumbai. Het liefst wil ze direct weg uit India, voorgoed. Haar man Kuldeep (34) blijft nog relatief rustig, maar hij vertelt over de telefoon dat op sommige momenten de zenuwen ook door zijn keel gieren. Ze kunnen niet weg uit India. Hij heeft net zijn contract bijgetekend voor vier jaar. Maar hij gaat wel om overplaatsing vragen naar een andere regio. Ramsharan vertelt wat er die bewuste eerste avond gebeurde. „We hebben geluk gehad. Ik moet daar de hele dag aan denken. Mijn vrouw en ik waren net weg uit Café Leopold, toen de terroristen daar de boel met machinegeweren kapotschoten. Het moet iets van vijf minuten daarvoor zijn geweest. We zagen vanuit de taxi mannen in donkere pakken en wapens, en hadden geen idee wat er aan de hand was. In eerste instantie dachten we dat het om een grote politieactie ging en dat het een arrestatieteam was. Maar toen we in de achteruitkijkspiegel het vuur van explosies zagen en van heel dichtbij de knallen hoorden, vermoedden we al dat het om iets vreselijks ging.” Het Surinaams-Hindostaanse gezin Ramsharan woont twee jaar in India, waarvan anderhalf jaar in Mumbai. Daarvoor woonden ze in Rotterdam. Hij werkt bij een groot ingenieursbureau dat meewerkt aan bouwprojecten in de miljoenenstad. Zij werkt parttime als secretaresse en is voor het grootste deel van de tijd bezig met de kinderen. Hun zoon (4) en dochter (6) zitten op een internationale school. De kinderen waren thuis met een nanny terwijl hun ouders een avondje uit waren in het centrum. De kinderen hebben weinig van de aanslagen meegekregen. Het gezin woont in een luxe appartementencomplex niet ver van het toeristische centrum van de stad. „Wel bleven we de knallen horen. Vanuit ons raam zagen we dat de stad in brand stond. Nu weten we hoe een oorlog voelt.” De volgende morgen meldde Ramsharan aan zijn werkgever dat het goed met ze gaat. Zijn baas belde iedereen, om te weten of ze ongedeerd waren. „Ik begreep van mijn werkgever dat een collega het niet heeft overleefd. De Indiase medewerkster laat haar man en drie kinderen achter. Voor hetzelfde geld zouden onze kinderen wees zijn geworden. We leven met ze mee.” De Ramsharans reageerden met veel enthousiasme toen hij van zijn baas hoorde dat hij in India kon worden gestationeerd. „Geloof het of niet, Suriname is ons geboorteland, maar India was toen ons Beloofde Land”. Als vrijwel alle Surinaamse hindostanen, kwamen hun voorouders na de afschaffing van de slavernij in 1863 als zogenaamde ’contractarbeiders’ uit India het slavenwerk op de Surinaamse plantages overnemen. De nazaten van die contractarbeiders bleven in Suriname, maar hielden een bijzondere band met India. De nieuwsgierigheid naar en de trots op hun vaderland nam bij velen nog toe, toen
India zich snel tot een economische wereldmacht ontwikkelde. „We waren al een paar keer in India op vakantie geweest en het leek ons toen al geweldig om daar te wonen. We hechtten ons sneller aan India dan aan Nederland toen we daar vanuit Suriname aankwamen.” Al snel bleek wonen in India, hoe luxe ook, nog steeds risico’s te hebben. „Er zijn in de afgelopen jaren diverse terreuraanslagen geweest. Gelukkig maakten we dat niet echt van zo dichtbij mee. Maar die angst werd wel steeds groter, vooral bij mijn vrouw. Toen Pakistan en India een poosje geleden weer toenadering zochten, dachten we dat het beter zou gaan. Maar nu is het helemaal mis. Alhoewel, we weten niet of Pakistan iets te maken heeft met deze aanslagen. Hier in India heeft iedereen een conflict met elkaar. De moslims, hindoes, sikhs, Gujarati’s, Bihari’s, brahmanen, dalits, iedereen. Het zou me niets verbazen als het een keer niet om moslims gaat. Dit land is een kruitvat, weten we nu. Een teleurstelling.” ’Voor hetzelfde geld waren onze kinderen wees geweest’
publicatie datum: 20090205 sectie: Nederland titel: 'Er zijn genoeg manieren om aan drank te komen'
Jeugd en alcohol Hoorn;Nederland Nieuwe regels tegen drankmisbruik hebben geen nut, zeggen jongeren in Hoorn. „We gaan gewoon naar de volgende winkel.” Perdiep Ramesar In Hoorn hebben jongeren lak aan de nieuwe regels die overmatig en te jong alcoholgebruik moeten indammen. Terwijl de stad die bekendstaat om drankoverlast door de jeugd en het Rijk er toch van alles aan doen. „Al die nieuwe regels hebben totaal geen nut. We vinden toch wel een manier om aan de drank te komen”, zegt de 16-jarige Nadieh uit Hoorn. Haar ex-vriendje James (16) voegt daar hard lachend ’écht wel’ aan toe. „Wat heeft het voor zin om een supermarkt te straffen als ze alcohol aan ons verkopen. We gaan gewoon naar de volgende winkel.” Het kabinet wil nóg strenger toezien op de verkoop van alcohol aan jongeren. Tot 16 jaar mag er geen alcohol worden verkocht, en van 16 tot 18 jaar alleen licht-alcoholische dranken. Pas vanaf 18 jaar mogen jongeren sterke drank aanschaffen. Er is een wetsvoorstel in de maak dat het mogelijk maakt om supermarkten, snackbars en cafés tijdelijk te verbieden alcohol te verkopen. Dat gebeurt wanneer ze de derde keer worden betrapt op de verkoop van drank aan jeugdigen. In Hoorn maakt dat de jongeren niets uit. Ze komen toch wel aan hun gerief, ondanks het feit dat Hoorn samen met negen andere West-Friese gemeenten met het project WestFrisland de strijd tegen jeugdig alcoholgebruik is aangegaan. West-Friesland is een van de vier regio’s met de meeste bovenmatige drinkers. Nederlandse scholieren behoren verder tot de Europese top-3 van bovenmatige drinkers. „Ze kunnen wel van alles bedenken, maar toen ik 15 was, kochten mijn oudere vrienden een cola Malibu voor me. Niemand die ons kon tegenhouden. Ook niet door onze legitimatie te vragen”, zegt Nadieh. Haar vriendin Mazjennah – net twee dagen 16 – zegt dat haar ouders ook wel drank voor haar kopen. „Die sturen ze in de Albert Heijn echt niet weg. Maar nu kan ik het zelf halen en voor echte sterke drank stuur ik mijn vrienden nog steeds. Trouwens, negen van de tien keer wordt in de winkel niet eens gecontroleerd hoe jong ik ben. Zij verkopen gewoon.” Het idee om kroegen om twaalf uur te sluiten om nachtelijk drankmisbruik te voorkomen, wordt onder hoongelach weggewuifd. „Dan beginnen we gewoon eerder met indrinken, zoals dat heet”, zegt Richard (15). Stoer vertelt hij over zijn bacchanaal afgelopen zaterdag: „Na vijftien biertjes had ik ’m wel hangen. Toch ging ik door. Hoeveel ik er uiteindelijk op had weet ik niet. Ik ben er niet ziek van geworden.” Ziek worden is iets wat de jonge drinkers het meest vrezen. Nadieh vertelt dat ze een stuk minder is gaan drinken nadat ze een keer ’helemaal lam was en drie dagen heeft liggen kotsen’. Ook de 18-
jarige Micha is een paar jaar geleden ’volledig lamgegaan’. „Toen ging het mis. De politie kwam en ik werd bekeurd. Terecht, want ik misdroeg me flink. Daarna heb ik nooit meer zoveel gedronken.” Zijn maatje Rien (13) is nog nooit zo ’zat’ geweest. Hij vindt strengere regels wel best, want dan misdragen jongeren zich misschien minder. „Maar op een feestje halen oudere vrienden wel drank voor me. Eigenlijk heel slecht!”
publicatie datum: 20090207 sectie: deVerdieping titel: Haung zocht 'werk en geluk in overvloed'
China;Nederland Het aantal geregistreerde Chinese slachtoffers van mensenhandel in Nederland stijgt fors. Vooral vrouwen worden te werk gesteld bijvoorbeeld in kap- en massagesalons. Haung, masseuse en illegale prostituee, vertelt over haar reis naar Nederland in de achterbak van een bestelbus. Perdiep Ramesar Haung is terecht. De 33-jarige Chinese masseuse en prostituee werkt na een omzwerving van negen maanden van Amsterdam, via Antwerpen, Brussel en Berlijn weer in een Chinese massagesalon in de Wagenstraat in Den Haag. Eind 2007 publiceerde Trouw het verhaal van haar vermissing en van de illegale prostitutie die achter Haagse Chinese kap- annex massagesalons schuilgaat. Haung – ook wel bekend als Ah Yun – werkte afwisselende in twee massagesalons, in de St. Jacobsstraat en de Wagenstraat, beide in Den Haag en indertijd in het bezit van dezelfde eigenaar. Maar opeens stonden daar een voor de masseuses onbekende Chinese man en vrouw in de zaak, die Haung meenamen. Niemand wist waarheen. Haar collega’s hebben haar negen maanden lang niet kunnen bereiken. Ze dachten dat ze was ’verhandeld’ naar een andere zaak, of dat ze naar China was teruggevlogen. Sommige masseuses zeiden zelfs dat ze ’misschien wel dood’ was. Totdat ze ineens weer in de Hofstad werd gesignaleerd. Sterk vermagerd, langer haar, maar wel met een lach. De mollige Chinese die altijd serieus keek, is niet meer, zeggen de anderen. Haar voormalige collega’s vertellen dat ze ’weer hoop’ heeft, maar dat ze wel weer hetzelfde werk doet. Ook al is het in een andere, nieuwe massagesalon. Het is niet gemakkelijk om Haung te spreken te krijgen. In de zaak mag niemand weten dat ze met de krant praat. Daarom kan ze alleen na werktijd afspreken. De Chinese werkt bijna hele dagen van tien uur ’s morgens tot elf uur ’s avonds. Ze wil pas daarna worden geïnterviewd en alleen met haar voornaam in de krant. Haung wil niet op de foto. „Het lijkt alsof ik heel West-Europa ben rondgereisd, maar het enige wat ik heb gezien zijn snelwegen en de kleine kamertjes in massagesalons waar ik werkte”, begint ze haar relaas. Ze spreekt half Nederlands, half Engels, maar ze kan zich goed verstaanbaar maken. „Ik kan nu ook een beetje Duits en een beetje Frans. Nee, ik heb nooit les gevolgd. Ik leer het van de klanten. In negen maanden kun je veel opsteken. Dat is een van de weinige positieve dingen die ik aan die omzwervingen heb overgehouden. En een beetje geld dat ik kon sparen om naar mijn familie te sturen. Gewoon in een envelop.” Hoopvol stapte Haung zes jaar geleden in het vliegtuig met bestemming Oekraïne. Ze wilde naar het rijke Europa om daar geld te verdienen, zodat ze voor haar twee kinderen, die bij haar ouders in China wonen, een rooskleurige toekomst kon opbouwen. „In elk geval een veel betere dan mijn toekomst.”
Ze komt uit een arm gezin, ze heeft nooit gestudeerd. Haung werkte in een winkel als verkoopster in Dalian, een havenstad boven Peking in het noordoosten van China. Haung vertelt dat ze altijd maar klaagde over haar werk, totdat een collega haar een telefoonnummer gaf van een reisagent die ’toekomstreizen’ aanbood richting Europa. ’Voor werk en geluk in overvloed’. ’s Avonds sprak ze erover met haar familie en de volgende morgen draaide ze dat nummer. Een week later zat ze in het vliegtuig naar Oekraïne. Via Oekraïne zou ze, volgens haar reisagent, overstappen op ander vervoer om snel naar West-Europa te reizen. Haar paspoort had ze toen nog bij zich. De vlucht was zwaar, weet Haung zich nog goed te herinneren. „Vooral emotioneel, ik miste mijn kinderen, mijn ouders en mijn man. Ik ben nog nooit langer dan twee dagen weggeweest. Nu ging ik weg, zonder datum van terugkeer. Ik zou werk zoeken en proberen om in zo min mogelijk tijd zoveel mogelijk geld te sparen en mee terug te nemen. Maar toen ik eenmaal aan het werk was, was er geen weg terug. Op het moment dat ik dat besefte, stuurde ik het geld maar op. Ik ben in China van mijn man gescheiden, omdat die verbintenis misschien een belemmering zou zijn voor een eventuele status in Europa. Sindsdien ben ik nooit meer naar China teruggeweest. Ik denk niet dat mijn man mij ooit nog terug wil. Ik vraag me af of ik mijn zonen, die nu 10 en 7 zijn, ooit bij me kan houden. Ik heb spijt.” Ze realiseert zich dat de reisagent lid was van een Chinese mensensmokkelbende. Chinese mensenhandelaren worden ook wel slangenkoppen genoemd. Zodra Haung in Oekraïne uit het vliegtuig stapte, moest ze mee met een paar Aziatisch ogende mannen in een busje. „Hun ogen leken op die van Chinezen, maar ze waren geen Chinezen.” Ze bleek niet de enige Chinese in het busje te zijn. De bestelwagen zat vol. „In die kleine bus zaten twaalf Chinese meisjes. Sommigen zaten al urenlang in die auto te wachten. Ze waren met een andere vlucht gekomen. Twee moesten zelfs op schoot bij twee mannen die ons naar onze bestemming zouden brengen.” Haar paspoort moest ze aan de chauffeur geven. ’Voor de grensbewaking’, werd haar gezegd. Maar ze zou het pas vijf jaar later terugzien. Het busje reed naar Roemenië en na een tussenstop ging het door naar Bulgarije. Daar splitste de groep. „Een deel ging naar het noorden, Tsjechië en Polen. Om daar als prostituee te werken, bleek toen. Ik dacht geluk te hebben, want ik zou werk krijgen in een kapsalon in het westen. Die gelukkige gedachte verdween elke dag van de reis stukje bij beetje. We stapten in Bulgarije over in een ander, al even oncomfortabel busje, nu begeleid door Bulgaren.” Haung vertelt over mishandelingen van meisjes die wilden vluchten. Zelf hield ze aan haar reis blauwe plekken over en dat kwam niet van de hobbelige, oncomfortabele reis die het bestelbusje aflegde. Onderweg stopten ze om te eten, te slapen en te werken. Dan werd er een matras achter in de bus gelegd en moesten de Chinese vrouwen ter plekke masseren. „De klanten verwachtten natuurlijk meer dan alleen massages. Buiten wachtten de andere meisjes. De drie Bulgaren stonden erbij als bodyguards.” De masseuses kregen klappen als ze niet voldeden aan de wens van de klanten. De angst op straat te komen staan zonder kleren en paspoort, deed de vrouwen gehoorzamen.
Parijs was het eindstation van het busje. Haung werd meteen op een vliegtuig gezet naar Nederland, waar ze op Schiphol werd opgewacht door een Chinese man en vrouw. Die brachten haar naar Rotterdam om daar in een massagesalon te werken als masseuse en illegale prostituee. Ze verbleef er twee jaar, waarna Den Haag wachtte. Daar werkte ze in twee salons, totdat ze door hetzelfde Chinese echtpaar dat zij nog van Schiphol kende, werd opgehaald om mee te reizen naar Chinatown Amsterdam, massagesalons in Antwerpen, Brussel en in Berlijn. Telkens op huurbasis, althans het geld ging naar haar baas en bazin. Na negen maanden kwam ze terug. Het Chinese echtpaar King en Song, zoals ze zich noemden, hadden haar paspoort. Ze heeft jaren niet geweten waar dat was. Haung kreeg haar pas niet, ’omdat zij een verblijfsvergunning voor mij regelden’. Tegenwoordig masseert en prostitueert ze zich tegen relatief kleine bedragen, variërend van 15 tot 100 euro, afhankelijk van wat ze de klant heeft te bieden. Vaak zonder condoom. Haar leven is in die jaren niets veranderd: ze werkt in de Haagse Wagenstraat in een massagesalon, zonder familie, met wat geld in een envelop, in de greep van slangenkoppen. En nog steeds zonder paspoort. Een collega gaf haar het nummer van een agent voor ’toekomstreizen’
publicatie datum: 20090213 sectie: deVerdieping titel: Verstopt voor de vreemdelingen politie
Ook buiten de sekssector worden vaak mensen uitgebuit, blijkt uit onderzoek. De Bulgaarse Turk Hazan werkte vijftien uur per dag onder erbarmelijke omstandigheden in de bouw en sliep op de bouwlocatie, waar ook weleens een dode viel. Perdiep Ramesar Elke morgen om zes uur staat Hazan buiten, weer of geen weer, te wachten op het busje dat hem naar het werk brengt. Uiteindelijk moet hem dat voldoende geld opbrengen om nooit meer zo vroeg te hoeven opstaan. Al bijna acht jaar lang wacht hij dagelijks op dat busje van het loonbedrijf dat hem elke keer weer naar een andere bouwput brengt. Zelf slaapt de 37-jarige Bulgaarse Turk tegenwoordig in een bovenwoning, met acht andere Oost-Europese arbeiders. Hij verblijft al die jaren illegaal in Nederland en werkte voor elf verschillende loonbedrijven. „Soms denk ik er weleens aan om even iets verkeerd te timmeren, zodat dat hele ding instort”, zegt Hazan. „Ik werk aan huizen van mensen die genoeg geld hebben om een gigantisch woning te bouwen. Terwijl ik niet eens een tientje per uur maak. Zo moet ik eigenlijk niet praten, maar zo voelt het wel, als ik weer eens te moe ben om mijn ogen open te houden en ik nog acht werkuren heb te gaan.” Hazan verhaalt over het afscheid van zijn vrouw en drie kinderen, hoe hij uit een dorpje in de buurt van de stad Khaskovo in het zuiden van Bulgarije in een busje stapte op zoek naar werk in het westen. Omdat hij nog geen verblijfsvergunning heeft, wil hij niet met zijn gezicht in de krant, ook wil hij alleen bij zijn voornaam worden genoemd. In die acht jaren Nederland, leerde hij goed Nederlands spreken. „Het was geen goed besluit om weg te gaan uit Bulgarije, maar wat moest ik anders? Mijn familie was heel arm. Dat maakte ons kwetsbaar. Er moest iets gebeuren. Bijna wekelijks komen in mijn dorp, dichtbij de Turkse grens, busjes die arbeiders meenemen. Bussen vol Bulgaren en Turken rijden naar West-Europa, ook naar Nederland. Ik hoorde dat ze zoveel geld naar hun familie sturen, dat die gewoon een nieuw huis voor zichzelf kan bouwen. Dat wilde ik ook, voor mijn vrouw, voor mijn kinderen.” Zowel Hazan als zijn vrouw hebben alleen lagere school. „Mijn kinderen hebben al meer opleiding. De oudsten zitten op de middelbare school, de jongste gaat volgend jaar. Dat kunnen we betalen van geld uit Nederland, keiharde euro’s, verdiend met heel hard werken.” Hazan is geboren in Turkije, maar vertrok op jonge leeftijd met zijn ouders naar Bulgarije. Daar bouwden ze aan een betere toekomst. „En het werd beter dan wat hen in Turkije wachtte. Daar kreeg mijn vader tenminste werk. In de bouw, waar mijn broers en ik ook gingen werken na onze lagere school. Ik bleef in de bouw, maar het werd al snel duidelijk dat wanneer het nóg slechter ging met het land en de sector, de immigranten, de Turken dus, het moesten ontgelden. Al het werk ging naar de Bulgaren zelf. Wij werden overgeslagen. Ik had daar geen werk meer. Vandaar dat ik weg wilde en op de bus stapte.” Hij leende geld van familie om de reis te kunnen betalen. Tweeduizend Bulgaarse leva (ongeveer 1000 euro) betaalde hij daarvoor. „Al ons geld was op.” Zijn echtgenote vond het vreselijk dat hij wegging en haar met drie kleintjes achterliet. „Ik hoorde achteraf dat ze twee dagen heeft gehuild en dat de kinderen mij enorm misten. Hartverscheurend.”
De reis was misschien wel het zwaarste wat hij in de afgelopen acht jaar meemaakte. „Met ons achten zaten we in de bestelwagen. We stopten een of twee keer per dag om te eten. Verder niet. We reden eerst naar Duitsland, daar bleven we drie dagen in een pension. Waarna we in een ander busje moesten om naar Holland te reizen. Inmiddels hadden Turken uit Nederland ons overgenomen.” Hazan weet dat de Bulgaren die hem meenamen uit zijn land, contant geld van de Turken kregen. Ook werd zijn paspoort aan het begin van zijn reis ingenomen. Dat vindt hij niet erg, want het was voor de goede zaak en hij heeft er zelf voor gekozen. Hoewel hij niet had verwacht dat het in Nederland zo zwaar zou worden. „Meteen de ochtend nadat we ’s avonds in het Westland aankwamen waar we tijdelijk logeerden, werden we om 4 uur gewekt om te gaan werken. Om 5 uur begon de werkdag. Het was winter en erg koud. Die hele dag hebben we buiten pallets vol stenen versleept. Eén pauze hadden we, van een half uur. Om tien uur ’s avonds werden we weer thuisgebracht. In totaal werkte ik die dag zo’n 15 uur. Pas achteraf hoorde ik hoeveel geld ik zou krijgen: 75 euro. Voor de hele dag.” Dat bedrag was wat Hazan dat jaar dagelijks zou blijven verdienen. Het aantal werkuren varieerde van minstens tien tot maximaal vijftien uur, exclusief de totale reistijd heen en terug van soms wel vier uur. „Ik betaalde elke dag vijf tot tien euro per nacht voor een matras om op te slapen. Ik at van dat geld en wat er overbleef, zo’n 50 euro per dag, stuurde ik naar mijn familie. Verzekeringen, pensioenafdrachten en zorgpremies bestonden niet voor mij.” Na ongeveer een jaar werd hij door een andere aannemer overgenomen. „Die betaalde geld aan het loonbedrijf, waarna wij zijn eigendom werden. Bij hem sliepen we ook niet in een woning, maar in de werkplaats. Er werd geen rekening gehouden met onze gezondheid. Gelukkig ging het met mij goed, maar een andere Bulgaar werd heel ziek. Van de baas moest hij blijven werken. Hij viel op een dag flauw en werd weggedragen. Een paar uur later hoorden we dat hij was overleden. Toen ik naar die collega vroeg, zei de baas dat ik me er niet mee moest bemoeien.” Bij elke nieuwe baas waren er weer andere problemen, vertelt Hazan. „De ene betaalde niet op tijd, waardoor we soms geen geld hadden om eten te kopen. De andere zorgde juist goed voor ons, door ons brood te betalen. Weer een ander liet ons soms slapen in het busje waarin we werden vervoerd. Eentje had een dokter die ons wekelijks kwam controleren op klachten. Bij een ander bedrijf maakte ik controles van de vreemdelingenpolitie mee, waarbij ik mij moest verstoppen. Dat was elke keer weer spannend, maar dat hoorde erbij. Het was in elk geval elke keer weer wennen en nogmaals, ik heb er zelf voor gekozen.” Hij denkt dat hij nu bij zijn laatste baas zit. Die zorgt goed voor Hazan. Hij is zelfs leidinggevende, ’omdat ik zoveel ervaring heb’. In de praktijk komt het erop neer dat hij langere werkdagen maakt omdat hij de arbeiders samen met een chauffeur in een busje moet ophalen en brengen, hetzelfde werk moet doen en maar een euro per uur meer verdient: 90 euro per dag. Zijn paspoort heeft hij vorig jaar na zeven arbeidsjaren in Nederland definitief teruggekregen, zonder verblijfsstempel. De aannemer voor wie hij werkt heeft een aanvraag voor een werkvergunning ingediend, zegt hij, ’want dat is veiliger, beter en dan kan ik ander werk zoeken, wit werk’. Bewijs heeft Hazan daar niet van, want hij heeft nooit een formulier gezien of een brief hoeven te ondertekenen. Hoe dan ook, hij is er tevreden over. Volgens hem is er nooit sprake van uitbuiting geweest, hoe vreselijk de omstandigheden ook zijn. „Ik werk me al acht jaar kapot, ben vernederd, heb veel
meegemaakt, veel slechts gezien. Maar ons huis wordt nu in Bulgarije gebouwd, mijn kinderen kunnen naar school. Mijn vrouw heeft genoeg eten om te koken en een tevreden familie in de buurt om haar bij te staan. En ik zei het al, het was mijn eigen keuze. Het wordt alleen een probleem als ik mijn werkvergunning niet krijg, want dan moet ik misschien terug en kan ik mijn huis niet laten afbouwen. Want werk is er nog steeds niet voor mij in Bulgarije. Misschien moet ik dan toch illegaal blijven. Wachten op het busje, totdat het niet meer hoeft en ik terug kan naar mijn gezin.” ’Mijn familie was arm. Dat maakte ons kwetsbaar.’
publicatie datum: 20090226 sectie: Nederland titel: Bij mevrouw Demir is de vliegangst weer terug
Overlevende Schiphol De Turkse mevrouw Demir was een van de overlevenden van vlucht TK 1951. Ze hield aan het ongeluk een shock over, en een pleister op haar hoofd. Perdiep Ramesar Mevrouw Demir (62) is nog steeds verbaasd over wat zij gisteren heeft meegemaakt. Niets wees erop dat de Boeing 737-800 van Turkish Airlines met 135 inzittenden zou neerstorten. Maar waar zij al jaren voor vreesde en waarom ze niet graag vloog, is gebeurd. Het vliegtuig met vluchtnummer TK 1951 uit Istanbul stortte neer, op een stuk land enkele kilometers voor de Polderbaan van Schiphol waarop het vliegtuig had moeten landen. Demir zelf spreekt amper Nederlands, daarom tolkt haar neef Kedat voor haar. „Ik merkte niets aan het vliegtuig. De vlucht ging goed tot het einde. Toen begon het vliegtuig heel hard te trillen, waarna het ineens helemaal stil werd. Het vliegtuig maakte geen geluid meer. De stilte werd onderbroken door een soort windvlaag die ons omlaag sleurde. Toen raakten we in paniek. We wisten niet wat er gebeurde. Niemand zei ons wat. Personeel was nergens te bekennen. Totdat het toestel ineens over de grond gleed en brak”, vertelt de overlevende. Zij is een van de vijftig passagiers die zonder kleerscheuren uit de kist zijn gekomen. Alleen een pleistertje op haar voorhoofd getuigt van het ongeluk. Negen anderen overleefden de ramp niet, onder wie drie bemanningsleden. Zes overlevenden liggen nog in kritieke toestand in het ziekenhuis. Dat aantal van zes komt bovenop de 25 zwaargewonden die in de elf ziekenhuizen in de regio liggen. Volgens de officiële cijfers zijn 24 lichtgewonden geteld. Zestig ambulances en 150 hulpverleners waren gisteren de hele dag in touw om de gewonden te helpen en de overledenen te bergen. Over de toedracht van het ongeluk is nog niets bekend. De Onderzoeksraad voor Veiligheid onder voorzitterschap van Pieter van Vollenhoven heeft een onderzoek ingesteld. Volgens hem kan zo’n onderzoek ’maanden, zo niet jaren’ duren, zei hij tijdens zijn bezoek aan Schiphol. Kedat en zijn vrouw brengen zijn tante naar hun huis in Zwolle, omdat ze nog te beverig is om naar haar eigen woning in Utrecht te gaan. De weduwe ging met haar dochter naar Turkije voor familiebezoek. Haar dochter bleef daar voor studie, daarom moest Demir alleen terug. De vlucht naar Turkije twee weken geleden was voor Demir een bevestiging dat vliegen ’heel veilig’ is, alles verliep rustig. Toen dacht ze dat ze over haar angst heen was, maar nu is ze weer terug bij af. Vrijwel meteen na het ongeluk is ze door hulpverleners opgevangen die haar allerlei vragen stelden over haar gesteldheid en over wat er was gebeurd. Burgemeester Theo Weterings van Haarlemmermeer die de leiding heeft over het crisisteam, zei gisteren dat de ’hulp goed en snel op gang is gekomen’. Demir: „Dat ging inderdaad snel, aandacht genoeg. Maar daardoor duurde het wel lang voordat ik naar mijn familie kon. Het enige waar ik op dat moment aan dacht was: ik wil naar huis, naar bed.”
’Ik wil naar huis, naar bed’
publicatie datum: 20090530 sectie: deVerdieping titel: 'Ali was lief, hij deed alles voor me'
Nederland Perdiep Ramesar Loubna (28) herinnert zich haar huwelijksfeest nog als de dag van gisteren. Er waren veel mensen. Het hele dorp, dichtbij de Marokkaanse stad Rabat, was uitgelopen. Het was warm, maar niet te warm. De zon was niet te fel. Ze waande zich een heuse prinses. Op handen gedragen werd ze. Soms zelfs letterlijk. Aan het feestgedruis was te merken dat het om een gegoede Marokkaanse familie ging. Aan de klederdracht was te zien dat het om moderne moslims ging. Bijna geen enkel vrouwelijk familielid droeg een hoofddoek tijdens Loubna’s huwelijksfeest. Er werd flink gedanst, vrouwen, mannen en kinderen door elkaar. Het islamitisch huwelijk was eigenlijk het enige onderdeel die dag dat riekte naar traditie en dat duurde maar even. Het feest was voor de familie veel belangrijker. Ze waren blij dat hun dochter, zus en nicht het huwelijk aanging met een Marokkaan uit Nederland, Ali genaamd, met een goede naam. Hij had een onberispelijke reputatie, werd state of the art genoemd, alsof het om een auto ging. Modern, hoogopgeleid, rijk en bovenal charmant, galant en heel lief voor zijn bruid. Niemand had verwacht dat in de nabije toekomst het tegendeel zou worden bewezen. Loubna is een energieke vrouw. Ze praat graag. Ook bij dit gesprek, als het om minder goede kanten van het leven gaat. Ze kijkt mensen in de ogen en straalt zelfvertrouwen uit. Tot en met de reis naar Nederland daags na haar huwelijksfeest was dat ook zo. „Ik blaakte van zelfvertrouwen, maar al gauw bleek dat een zelfverzekerde vrouw niet in Ali’s encyclopedie voorkomt. Het ging goed tot de voordeur van zijn huis in Rotterdam. Vanaf de eerste stap die ik in die woning zette, brokkelde het vertrouwen in mezelf af. Ik stapte een nieuw leven in, een leven dat volledig onbekend was”, vertelt Loubna. Haar verhaal doet ze zo uitgebreid en gedetailleerd, dat er twee sessies nodig zijn om een compleet beeld te krijgen. Ze wil niet op de foto en alleen haar voornaam mag worden gepubliceerd. „Er zijn gelukkig meer Marokkaanse Loubna’s en Ali’s en ik moet gewoon voorzichtig blijven. Hij is gevaarlijk. Hij spoorde me al eerder op en sloeg me. Als er geen hulpverleners in de buurt waren, weet ik niet wat er met mij zou zijn gebeurd”, benadrukt ze. Ze spreekt goed Nederlands. Ze volgde voordat ze trouwde een cursus in Marokko. Daarmee dacht ze zich sterker op te kunnen stellen in de Nederlandse samenleving. Ook studeerde ze bedrijfskunde in Marokko. Vlak na haar afstuderen diende zich via goede kennissen een huwelijkskandidaat aan. Het was Ali, een ondernemer uit Rotterdam met, zoals eerder gezegd, een goede reputatie. De ideale kandidaat voor Loubna, dachten haar ouders. Hun dochter stribbelde eerst tegen, want ze wilde zelf eerst een bestaan opbouwen. Ook wilde ze in Marokko blijven. Naar Nederland gaan, kwam nooit in haar op. Maar nadat ze hem ontmoet had, waren haar reserves tegen de uithuwelijking verdwenen. „Ik was verliefd.” Als verloofde, zo’n zes jaar geleden, was hij fantastisch. „Hij was lief, deed alles voor me, behandelde mij zoals ik gewend was. Ja, ik was inderdaad een verwend meisje, maar niets van dat alles compenseert mijn lijden dat ik na mijn huwelijk meemaakte. Thuis bij mijn ouders heb ik nooit één klap gekregen. Bij Ali dagelijks.”
Loubna vertelde al dat de ellende al meteen de eerste dag van haar leven in Nederland begon. „Ik liep het huis in en wilde me even opfrissen, omkleden om dan even alles goed te bekijken. Toen ik mij in de slaapkamer omkleedde, kwam hij en zei me dat hij met me wilde vrijen. Ik was moe en wilde even rustig het huis bekijken en een beetje acclimatiseren. Aan seks had ik op dat moment geen behoefte. Ik was net in een vreemd land. Maar daar dacht hij kennelijk heel anders over. Ik weigerde beleefd, legde hem uit dat ik moe was. Maar toen ik mij omdraaide om me verder aan te kleden, voelde ik een dreun tegen mijn achterhoofd. Alles duizelde, ik viel neer op het bed. Waarschijnlijk was ik even buiten bewustzijn, want toen ik mijn ogen weer opende, lag hij naakt op me en had hij mijn kleren al van mij lijf gescheurd. Hij keek me verwilderd aan. Die blik zal ik nooit vergeten. Zo kende ik hem niet.” Het bleef in Loubna’s leven niet bij die ene klap en de verkrachting. Hij sloeg haar bij het minste geringste. Ook nam hij haar Marokkaanse paspoort af en zei dat hij haar zaken zou regelen. „Niet dus, hij regelde niets. Die papieren waren zijn chantagemiddel om mij thuis te houden. Ik werd een slavin van een tiran. Ik moest alles doen wat hij mij vroeg. Als ik kookte en het eten had te weinig zout, kreeg ik klappen. Als ik een stofje dat hij toevallig op de vloer zag niet had opgeveegd, kreeg ik schoppen. Ik moest zelfs een hoofddoek om als zijn vrienden of familie langskwamen, iets wat ik nog nooit had gedaan, zelfs in Marokko niet.” Loubna had geen sleutel van het huis. Hij sloot alle deuren. Zelfs de slaapkamerdeur als we naar bed gingen. Ze denkt dat hij bang was dat ze zou vluchten. „Die angst was onnodig, want wat moest ik doen. Ik kende niets of niemand. Ik kwam de deur nooit uit, dat mocht niet, en ik was te bang om tegen hem in te gaan.” Ze vertelt over de verkrachtingen. Wanneer hij zin had moest het gebeuren, ook als ze ziek was of ongesteld, en het moest gebeuren zoals hij dat wilde. „Totaal geen inbreng had ik in mijn leven. Ik verloor mijn ziel bij mijn huwelijk zes jaar geleden in Marokko. Ik werd verhandeld als een stuk vlees in ruil voor een flinke bruidsschat waarvan ik zelf niet eens weet hoe groot het was. Nee, ik ga niet meer terug naar Marokko. Ik vergeef het mijn familie nooit. Juist zij hadden toch kunnen inzien dat hij niet goed was. Zij zeggen toch zoveel levenservaring te hebben, zij zeggen het beste voor mij te wensen. Daar koop ik niets voor. Had ik maar mijn eigen plan getrokken en was ik maar nooit getrouwd.” Loubna heeft haar familie nooit verteld wat er aan de hand is. Daar zegt ze geen behoefte aan te hebben. Toen haar ouders een keer naar Nederland kwamen, speelde ze mooi weer. Nadat ze met hulp van haar buurvrouw – die doorhad dat er iets niet goed was – het huis uitvluchtte, belde ze nog één keer naar Marokko om te vertellen dat ze ging scheiden. Daarna heeft ze niets meer van zich laten horen. „De buurvrouw heeft me naar het politiebureau gebracht en zo kwam ik uiteindelijk terecht in een vrouwenopvang. Ali wist me te achterhalen en kwam verhaal halen. Hij sloeg me toen hij mij daar trof. Daarna ging ik naar een soort blijf-van-mijn-lijfhuis in de buurt van Utrecht. Gelukkig heb ik geen kinderen, want ik heb gezien hoe andere vrouwen met hun kinderen soortgelijke dingen meemaken. Dan heb ik nog geluk gehad.” Nu, twee jaar later, woont Loubna zelfstandig. Haar ex wordt vervolgd. Ze heeft een baan in het bedrijfsleven. Haar hoofddoek heeft ze afgezworen. Ze heeft nog geen Nederlands paspoort, maar dat zit eraan te komen. Daar kreeg ze onlangs bevestiging van. „Dat is tenminste één zekerheid die ik heb. Maar ik weet dat alles goed komt”, concludeert ze weer zelfverzekerd. Die papieren waren zijn middel om mij thuis te houden
publicatie datum: 20090530 sectie: deVerdieping titel: 'Zijn charme verdween als sneeuw voor de zon'
Nederland Een vrouw die in haar land voor een flinke bruidsschat wordt uitgehuwelijkt aan een man elders en vervolgens een leven leidt als huisslavin. Het overkwam de Marokkaanse Loubna. De Russische Maria kwam via een louche huwelijksbureau in Nederland terecht. Haar Peter leek een geschenk uit de hemel, maar bleek een ordinaire pooier. Perdiep Ramesar Maria (33) uit Rusland hoopte op een beter leven, maar ondervond het tegenovergestelde. Haar droom viel in duigen toen ze in Nederland aankwam met haar geliefde, die ze vond via een huwelijksbureau. In plaats van een gelukkige echtgenote die een mooi leven in Nederland opbouwt, werd ze een prostituee die tien klanten per dag moest afwerken. Vier jaar geleden schreef de Russische uit Moskou zich in bij een goedkoop huwelijksbureau dat de man van haar dromen kon regelen. „Een duurder bureau kon ik mij niet veroorloven, maar het materiaal van dit bedrijf zag er veelbelovend uit. Ik dacht ook: wat heb ik te verliezen, ik ben alleen, geen kinderen, geen contact met mijn familie, dus laat ik het maar gewoon proberen”, vertelt Maria. „Uiteindelijk had ik veel meer te verliezen dan ik ooit had gedacht.” Ze prees zichzelf aan in een mooi lederen omkaft fotoboek, waaruit West-Europese heren de keuze voor hun aanstaande levensgezel konden maken. Maria kon zich laven aan een keur aan mannen die hun liefdesgeluk in Rusland zochten. Het duurde even, maar er werd een match gemaakt via de fotoboeken. Kort daarna werd in Moskou een bijeenkomst georganiseerd waar de heren uit het Westen de dames uit het Oosten konden ontmoeten. „Het klikte eigenlijk meteen met Peter. Hij was charmant, lief en had veel te vertellen. Ook hadden we veel gelijke interesses, zoals wandelen, lezen en Franse films. Perfect, dacht ik, waarop ik meteen toehapte en hij ook.” Na de match ging het heel snel. Ze belden en mailden met elkaar en ze wilden zo snel als ze konden bij elkaar zijn. Het huwelijksbureau regelde allerlei zaken voor me, zoals reisdocumenten en tickets. Uiteraard tegen betaling, maar nog steeds heel professioneel. Ik was zo gelukkig met mijn keuze dat ik in al mijn naïviteit direct de huur van mijn huis opzegde. Ik bracht mijn vrienden en kennissen op de hoogte van mijn avontuur en zei dat ik ze wel een kaartje zou sturen uit Holland.” Binnen drie maanden nadat ze Peter voor het eerst ontmoette, kwam ze aan op Schiphol met haar grote liefde aan haar zijde. Ze reden naar Nijmegen waar Peter woonde. Eenmaal daar aangekomen wachtte Maria haar eerste verrassing: hij woonde niet in een vrijstaand huis, maar in een flat. Ze vond het raar dat hij dat niet eerlijk had verteld, maar ze maakte er geen punt van. Immers, ze was eindelijk in Nederland met haar lieve verloofde. Toen ze een paar dagen later tegen hem zei dat ze zo snel mogelijk met hem wilde trouwen, hield hij de boot af. „Hij zei dat het huwelijksbootje wel even kon wachten. Er was geen haast. Gek, want hij zei nog een paar dagen geleden in Rusland dat hij graag met mij wilde trouwen. Was hij dan zo snel van gedachten veranderd?” „Ja”, bleek het antwoord van Peter. Hij begon te vloeken en te tieren. „Hij beschuldigde me van het feit dat ik alleen maar naar Nederland ben gekomen voor zijn geld en voor een Westers paspoort. Zijn charmes verdwenen als sneeuw voor de zon en of dat niet genoeg was, gooide hij een tafellamp
naar mijn hoofd die mij rakelings passeerde. Daarbij dreigde hij me dat ik niet moest wagen om hem tegen te spreken, want anders was hij nog niet met me klaar. Ik bleef naïef. Het lag vast aan de nieuwe situatie, hij kon die misschien nog niet zo goed aan.” Aanvankelijk leek dat inderdaad het geval. De volgende dag deed hij weer normaal en reageerde niet meer zo geprikkeld. Sterker nog, hij organiseerde dat eerste weekeinde zelfs een welkomstfeestje voor Maria met wat vrienden. Dat feestje was echter niet wat de Russische ervan verwachtte. „Ik wist niet dat het een feestje zou worden waarbij ik als gebruiksvoorwerp zou worden gebruikt. Er waren een stuk of tien mannen op dat feestje en die konden gewoon ongegeneerd aan me zitten. Ik hoopte nog dat Peter mij zou beschermen, maar dat was niet zo. Erger zelfs, hij deed mee en moedigde ze aan. Op een gegeven moment moest ik strippen van Peter. Ik weigerde natuurlijk, waarop hij mij keihard aan mijn haren trok en mijn hoofd tegen de deur ramde. Hij dwong me. Huilend en met een bebloed hoofd deed ik mijn kleren uit. Vervolgens werd ik door vier van die dronken mannen verkracht. Dat het vreselijk was, hoef ik niet te vertellen. Toen het zogenaamde feestje afgelopen was en de mannen weg waren, zag ik geld op tafel liggen. Ik vroeg Peter of dat van hem was. Ja, zei hij, vanwege je bewezen diensten. Maria, zei Peter, je hebt jezelf een nieuwe baan bezorgd. Een baan in mijn Nederland. Had je niet gedacht, hè? Ik had eerst niet zo goed door wat hij daarmee bedoelde, maar daar kwam ik de volgende avond wel achter.” Die avond nam Peter Maria mee naar een ’kennis’, die haar naar haar nieuwe werkplek zou brengen. Hij bracht haar naar een seksclub in de buurt van Arnhem. Vluchten kon niet, want de kennis bleef continu in de buurt. Alleen als ze met een klant naar een kamer ging, bleef de man beneden wachten. De ruimten waren hermetisch afgesloten, wat Maria de mogelijkheid ontnam om te vluchten. Toen ze weigerde om met een klant naar boven te gaan, kreeg ze klappen. Later bleek dat hij werkte in opdracht van Peter en dat hij daar flink aan verdiende. Peter regelde de deals met de verschillende seksclubs waar Maria moest werken. Ook huurde hij ramen voor haar in Alkmaar en op de Amsterdamse Wallen. In Utrecht heeft ze ook in een bordeel gewerkt. Ze verdiende er zelf niets aan, want Peter incasseerde al het geld. „Ik kreeg eten, onderdak, schoenen en kleren. Allemaal volgens zijn smaak. Mijn Russische paspoort had hij al ingenomen toen we in Nederland aankwamen. De verblijfsvergunning die hij zou regelen, liet maar op zich wachten. Peter was echt een pooier: hij verdiende geld door mij te verhuren aan andere mannen. Ik was handelswaar.” Dat duurde voort totdat ze een meelevende collega kreeg die een hulpverlener belde. Die kwam wel eens in het bordeel om met de vrouwen te praten. Zo hoorde hij ook Maria’s verhaal aan en nam haar mee naar een opvang. Ze deed aangifte bij de politie en Peter werd gearresteerd. Inmiddels zit hij vast. Ze is niet meer bang voor hem. Toch wil ze niet met haar foto en haar volledige naam in de krant. „Ik wil mijn privacy bewaren. Mijn leven begint nu eindelijk een beetje te lopen, een jaar nadat ik hulp kreeg. Ik heb een huis, een leuke baan. Ik voel er niets voor dat mijn buren en collega’s van mijn verleden weten. Ik wil daar afstand van nemen. Ik vertel mijn verhaal nu om anderen te tonen wat er allemaal in Nederland gebeurt. Ook hoop ik andere vrouwen zo voor zulke problemen te behoeden.” Maria hoopt een bestaan in Nederland op te bouwen. Hulpverlening is bezig met haar verblijfsstatus. Het moet nog blijken of ze definitief in Nederland kan blijven. Het maakt haar niet echt uit, wat haar betreft gaat ze gewoon terug naar Rusland. Het kaartje dat ze haar vrienden en kennissen in Moskou had beloofd, heeft ze toch nooit gestuurd. Aantal importbruiden is onbekend Het is onduidelijk hoeveel importbruiden het slachtoffer worden van mensenhandel en uitbuiting. Hulpverleners durven daar geen schattingen over te geven. Ook bij de politie is het aantal slachtoffer-importbruiden onbekend. Dat het een probleem is, wordt wel bevestigd.
Dat er geen cijfers zijn, komt doordat deze vrouwen – als ze aangifte doen of in het hulpverleningscircuit terechtkomen – niet meteen als mensenhandelslachtoffer worden herkend of aangemerkt. Deze vrouwen komen vaak terecht in hulptrajecten voor slachtoffers van huiselijk geweld. De vrouwenopvang en blijf-van- mijn-lijfhuizen herbergen deze vrouwen en dan niet op speciaal gereserveerde plekken bestemd voor mensenhandelslachtoffers. Maria, zei Peter, je hebt jezelf een nieuwe baan bezorgd
publicatie datum: 20090611 sectie: Nederland titel: Liever een bouwsel dan een betonnen doos
Amsterdam Wie buiten leeft, moet creatief zijn in het oplossen van praktische problemen. Zo houdt een ontbindende rat zijn nog levende soortgenoten weg bij de tent. Perdiep Ramesar Het lijkt een chaos, maar diegene die het bouwsel van tentstof, touw, gaas, plastic, planken en takken beheert, weet precies hoe hij zijn entree in dat zelf gebouwde huis moet maken. Wie niet uitkijkt bij het binnentreden, doet het hele bouwwerk als een kaartenhuis in elkaar vallen. Het is een kunst het in elkaar te zetten, maar ook om erin te wonen. Een dakloze is creatief in het leven buiten, blijkt bij de workshop ’Buiten leven’ dinsdagavond in de tuinen van het Corvershof in Amsterdam. Iedereen wil graag een dak boven het hoofd, behalve die zogeheten ’buitenlevers’. Door te wonen in tenten of hun eigen ingenieuze bouwsels creëren ze een eigen plek en zijn ze beschermd tegen slecht weer. Zichzelf warm houden doen ze met een kampvuur, waarop ze vaak ook koken. Desondanks zouden ze het liefst in de openlucht willen leven. In elk geval weigeren ze te wonen in een ’betonnen doos’. Deze mensen stuiten vaak op onbegrip. „Zoals zij buiten leven, zouden anderen die dat niet gewend zijn ook weleens mogen ervaren”, is de gedachte achter de workshop van organisator Belangenbehartiging Amsterdamse Dak- en Thuislozen. De korte praktijkcursus is georganiseerd in het kader van de jaarlijkse Daklozendag die gisteren in de hoofdstad werd gehouden. Daar werd onder meer het plan voor een daklozencamping voor mensen die beslist niet binnen willen of kunnen wonen, gepresenteerd; een idee dat afkomstig is uit het boekje ’Eindelijk Ruimte’ van de Protestantse Diaconie Amsterdam. De workshop werd bijgewoond door geïnteresseerden die wilden weten hoe daklozen zichzelf buiten weten te redden. Een van de lessen tijdens de cursus is dat eigenlijk iedere dakloze zijn eigen trucjes erop nahoudt. „Door schade en schande word je wijs”, zegt Pam, die sinds zes jaar dakloos is en al een tijdje op een ’mooie’ plek in een bosje in Amsterdam-Noord woont. Zij is één van de workshopleiders. „Zo had ik bij mijn tent last van een rattenplaag. Die beesten kropen gewoon mijn tent in.” Totdat ze een rattenklem zette en er eentje in stierf. „Ik kon het eigenlijk niet aanzien, want ik ben een echte dierenvriendin. Maar nadat ik dat rottende beest twee dagen bij mijn tent liet liggen, heb ik geen rat of muis meer gezien. Die geven namelijk genetisch door aan hun kinderen en kleinkinderen dat ze niet bij mij in de buurt moeten komen.” Daklozencamping: Ja Buitenslaper Rob vindt het idee van een daklozencamping niet slecht: „Er moet een plek komen waar de buitenmensen worden gedoogd. Dat moet een plek zijn waar de Algemene Plaatselijke Verordening niet geldt. „Het liefst in een bos. Dat bos moet dan een vrijplaats worden, waar je niet door onderdrukkende regels, frustraties of jaloezie wordt geterroriseerd.”
Rob pleit ervoor dat de gemeente Amsterdam ontheffing verleent van het verbod ’op slapen op of aan de openbare weg’. Want het stadsbestuur kan dat, weet Rob. Daklozencamping: Nee Buitenmens Pam is niet helemaal enthousiast over de daklozencamping. Er zitten volgens haar nog te veel haken en ogen aan: „Nee, zo’n camping is helemaal niets voor mij. Ik leef voor mezelf en niet voor anderen. Dan moet je met iedereen rekening houden. Daarbij komt dat iedereen zich weer met jou komt bemoeien. Daar heb ik geen zin in. Bovendien wordt het met een te grote groep veel te druk. Ik wil gewoon een rustige plek in een bos met mijn honden. Als ik de drukte in wil, zoek ik het zelf wel op. Of het moet heel kleinschalig zijn.”
publicatie datum: 20090618 sectie: Voorpagina titel: Meeste daklozen zijn bewapend
Inloophuizen zijn laagdrempelig en hebben daarom geen extra beveiliging Amsterdam;Nederland Wapenbezit bij daklozen in de opvang is aan de orde van de dag. Ze dragen vooral wapens om zichzelf op straat te kunnen verdedigen. Perdiep Ramesar Het is meer regel dan uitzondering dat een dakloze in een instelling een wapen op zak heeft. Daklozen dragen allerlei wapens bij zich, zoals messen, boksbeugels en andere slagwapens. Sommigen hebben zelfs vuurwapens om zich op straat te verdedigen. Omdat daklozen vaak psychische problemen hebben, kunnen zij heftiger en gewelddadiger reageren, waardoor ze een wapen sneller kunnen gebruiken. Dat blijkt uit een telefonische rondgang van Trouw langs hulpverleners van daklozen in Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam. De hulpverleners reageren hiermee op het steekincident maandag in een opvang van dakloze jongeren van Spirit in Amsterdam, waarna een orthopedagoge stierf. Vooral verslaafde daklozen voelen zich veiliger met een wapen. Zij zijn volgens de hulpverleners het kwetsbaarst. Verslaafden hebben op straat te maken met drugsdealers die geweld niet schuwen om deze ’klanten’ hun bezit afhandig te maken. Daklozen die zelf drugs dealen, wapenen zich uit angst van hun waar te worden beroofd. Steek- en schietincidenten komen in de instellingen echter zelden voor, zeggen hulpverleners, maar het verbaast ze niet. De meeste instellingen die daklozen opvangen zijn namelijk laagdrempelig en hebben daarom geen extra beveiliging. Sterker nog, sommige inloophuizen noteren hooguit een naam. Hetzelfde geldt voor de nachtopvang en methadonverstrekking. Daar wordt nooit gefouilleerd. Dat is logisch volgens de hulpverleners, omdat die groep bij een te zware beveiliging niet meer terugkomt. Sommige instellingen namen wel maatregelen ter voorkoming van geweld. Zo hebben drugsgebruikersruimten extra beveiliging, waar ook kan worden gefouilleerd. Een aantal opvangcentra, zoals de Kessler Stichting in Den Haag heeft detectiepoortjes tegen wapens. Ook worden hulpverleners van instellingen voor daklozen op agressietraining gestuurd om geweld te leren voorkomen. Bij hulpverleningsinstantie Spirit, waar het dodelijke steekincident plaatshad, wil een groot deel van de medewerkers alsnog zo’n cursus. De politie herkent het probleem van wapenbezit bij daklozen, maar heeft daar geen cijfers over, omdat de registratie ontbreekt.
publicatie datum: 20090711 sectie: deVerdieping titel: In de taxi bij een vrije rijder
Amsterdam De dood van een man, die zondag in Amsterdam werd neergeslagen door een taxichauffeur, heeft de discussie over wantoestanden in de taxibranche op scherp gezet. Vooral ’vrije rijders’ – chauffeurs die niet zijn aangesloten bij een centrale – worden als de schuldigen gezien. Trouw reed een dag mee met een van hen. Perdiep Ramesar De ’vrije rijders’ hebben het altijd gedaan, zij zijn de hufters van de taxiwereld. Met hun onorthodoxe methoden om klanten te werven (of te weigeren) en hun harde manier van concurreren met grotere taxibedrijven en elkaar, verzieken ze de markt. Het zijn zomaar een paar aannames die hard aankomen bij taxichauffeur Khalish Ayub (39), maar weerspreken kan hij ze niet. Ayub is een ’vrije rijder’. Hij is niet bij een centrale of andere onderneming aangesloten. „Sinds die vrije rijder in Amsterdam zondag die klant doodsloeg, en ook daarvoor al, worden wij als schuldigen gezien. Niemand ziet hoe de kleine jongens ploeteren, iedereen ziet de rotzooi. Ik zal niet ontkennen: vrije chauffeurs zijn straatvechters waar je niet zomaar omheen kunt. We worden door de anderen niet voor niets kakkerlakken genoemd”, zegt Ayub die al acht jaar taxichauffeur is en ’puur’ voor zichzelf werkt. Hij en zijn donkere Mercedes Benz zijn onafscheidelijk. „De wagen is mijn geld en mijn leven. Als deze auto mij wordt afgenomen verdien ik geen geld meer en kan ik geen speelgoed voor mijn dochtertje of kleren voor mijn vrouw kopen.” Deze doordeweekse ochtend rijdt Ayub om half zeven van zijn huis in het Transvaalkwartier in Den Haag richting station Hollands Spoor. Hij heeft al een heel ochtendritueel achter de rug: auto poetsen, ruiten wassen, daklicht plaatsen, banden, motorolie en waterstand controleren, remmen testen, taximeter, navigator en taxipasje plaatsen en als het nodig is tanken. Voor Ayub is dit niets bijzonders meer, het is een automatisme dat bij hem en zijn klanten ergernissen voorkomt. Hij vindt dat ritueel beslist geen sleur. Want de taxichauffeur houdt van zijn auto, zoals hij ook van zijn oude brik hield in de Irakese hoofdstad Bagdad, de plek waar hij vandaan komt. Daar reed hij ook taxi, met een oude Datsun, een baantje naast zijn studie werktuigbouwkunde. Toen hij afstudeerde als ingenieur stond hij voor de keuze: werken voor Saddam of lijden onder de dictator. Hij koos zijn eigen weg en vluchtte vijftien jaar geleden naar Nederland waar een kennis hem opving. In Nederland trouwde hij na een jaar illegaliteit met een Nederlandse vrouw. Ze kregen een dochtertje, dat nu bijna tien is. Ander werk kon hij niet vinden en hij wilde graag ondernemen, daarom koos hij er voor een eigen taxibedrijfje op te richten. „Geld voor een goede auto valt wel te lenen en ik had in Irak ervaring opgedaan als taxichauffeur. Daar zijn er haast alleen maar keiharde vrije rijders, en geloof me, de taxistrijd in Nederland is echt niet minder dan in een land als Irak. Ik dacht dat het in Nederland rustiger zou zijn, maar het is hier misschien wel erger dan in Bagdad.” Zo vroeg is het nog relatief rustig bij het treinstation. „De taxistandplaats is het kantoor en mijn Mercedes Benz mijn werkkamer”, zegt hij terwijl hij een slok koffie neemt uit de dop van zijn thermoskan die na zijn ’bakkie’ weer onder zijn autostoel verdwijnt. Ayub staat vooraan op de standplaats. „Dit is echt niet te vroeg, de eerste klanten komen zo, zodra de eerste trams, bussen en treinen hier aankomen. Dan begint de spits. Dat weet ik uit ervaring.” Inderdaad dient de eerste klant
zich snel aan. Uit bijgeloof neemt hij de eerste klant van de dag altijd aan, hoe kort de rit ook is. „Als ik die niet meeneem, draai ik een slechte dag.” Maar na de eerste reeks klanten komt de ’vrije rijders-mentaliteit’ bij Ayub naar boven. Per uur weigert hij minstens één keer een korte rit. „Ik ben geen brutale weigeraar, zoals veel andere chauffeurs, die bot afwijzen, maar een charmante die service biedt.” Wat die service inhoudt, blijkt als de welbespraakte Irakees een ritje naar het stadhuis, dat met de tram in ongeveer zeven minuten is te doen, niet aanneemt. „Nee, meneer, ik kan deze rit niet van u aannemen. Want weet u, u bent veel goedkoper uit als u met de tram gaat. Een taxi is voor u echt te duur voor zo’n korte afstand. Bovendien, het is prachtig weer. Een wandeling van hooguit tien minuutjes zult u vast fijn vinden en is helemaal gratis. Daarvoor hoeft u echt geen taxi te nemen. Welkom in Den Haag.” De klant bedankt de chauffeur hartelijk en wandelt richting het stadhuis. Maar zo vriendelijk gaat het er niet altijd aan toe op de taxistandplaats. „Het maakt eigenlijk niet zoveel uit waar ik sta: op Den Haag Centraal, Hollands Spoor, aan het Spui of in Amsterdam, agressie tussen chauffeurs onderling en tegenover klanten is er altijd wel. Zo reed ik jaren geleden twee weken illegaal in Amsterdam op proef, maar daar kwam ik gauw van terug. De anderen herkenden me meteen als nieuweling en boycotten me. Ze blokkeerden mijn auto, zodat ik niet weg kon, mijn auto werd beschadigd en ik werd bedreigd. Ik meldde dit nergens, omdat ik zelf illegaal reed.” Ook in Den Haag is het volgens Ayub niet altijd even veilig om een ’vrije rijder’ te zijn. Dagelijks schelden de taxichauffeurs op elkaar, omdat iemand de pas afsnijdt, of omdat er eentje niet aan de kant gaat. Dat blijkt ook deze middag. „Kijk, we blijven natuurlijk concurrenten”, zegt Ayub, na een woordenwisseling met een andere chauffeur die hem afsneed. „Dat is er één van een centrale. Die denkt dat hij geweldig is en dat hij hier regeert. De vrije jongens zijn erg, maar die van de centrales zijn ook echt geen lieverdjes. Daar zit ook tuig tussen.” Zelf zou hij nooit bij een taxicentrale gaan. „De contributie is te hoog. Dat kan honderden euro’s per maand kosten, ook al krijg ik daar dan misschien meer ritten voor terug omdat het via één centrale telefoonlijn gaat. Maar het betekent ook dat ik nog harder moet werken. De vraag is of ik dan echt meer overhoud dan nu als vrije rijder. Een taxicentrale stelt ook nog eens strengere eisen aan de chauffeur en zijn auto. Mijn Benz is brandschoon, veilig, ik draag een pak, overhemd en stropdas, spreek Nederlands en Engels en ken in Den Haag zonder navigatie redelijk de weg. Wat mij betreft is dat genoeg. Daarvoor hoef ik me niet bij een centrale aan te sluiten.” Hoeveel Ayub verdient varieert tussen de honderd en – ’bij veel lange gereserveerde ritten’ – vijfhonderd euro per dag. „Maar daar gaan nog die vreselijke administratiekosten, belastingen, brandstof, afschrijving en reparatie- en schoonmaakkosten van af.” Netto houdt hij gemiddeld een paar honderd euro over voor een werkdag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. ’s Avonds weigert Ayub ook een paar korte ritten, behalve die van twee mannen die naar de rosse buurt willen, want daar rekent hij extra voor. „Bij zulke types doe ik mijn metertje uit en reken een vaste prijs. De rit is kort, maar ik verdien meer dan dubbel, twintig euro. Weet je, die nemen speciaal een taxi om naar een prostituee te gaan waar ze veel meer geld gaan uitgeven. Die doen niet moeilijk over een tientje meer of minder. Tenminste, als ze niet al dronken of stoned zijn. Ze zijn nog weleens agressief en dan probeer ik eerst de situatie in te schatten. Want ik wil niet dat mijn vrouw weduwe wordt en mijn dochtertje wees, of dat hun man en vader naar de gevangenis moet.” ’De situatie in Nederland is nog erger dan in Irak’ ’Bij zulke types doe ik de meter uit, dan verdien ik dubbel’
publicatie datum: 20090727 sectie: Voorpagina titel: Illegale seks in Chinese salons op de Wallen
Hoofdstad pakt massagesalons aan Amsterdam;Binnenstad;China Chinese massagesalons in de Amsterdamse binnenstad maken zich schuldig aan illegale prostitutie. De gemeente komt in actie. Perdiep Ramesar Amsterdam bindt de strijd aan tegen illegale prostitutie in Chinese massagesalons. Dat zegt een woordvoerder van het Amsterdamse stadsdeel Centrum in een reactie op een onderzoek van Trouw naar drie Chinese massagesalons. Daaruit blijkt dat masseuses naast de massage seks aanbieden. Illegaal, want de verplichte prostitutievergunning hebben deze zaken niet. De gemeente herkent de resultaten van het onderzoek uit de praktijk. Twee van de drie massagesalons zijn in Chinatown in het Wallengebied gevestigd en de derde net buiten de rosse buurt. De masseuses zijn allen van Chinese afkomst en tussen de 20 en 50 jaar. Ze masseren voor 35 euro per uur. Van dat geld krijgen ze hooguit de helft. Voor seks betalen klanten tijdens de massages een meerprijs. De seks is volgens de masseuses meestal onveilig. De praktijken in deze zaken lijken identiek aan de illegale prostitutie in Chinese massagesalons in Den Haag, waar Trouw eerder over publiceerde. De illegale praktijken hebben plaats in het gebied van het coalitieproject ’1012’, vernoemd naar de betreffende postcode. In dat deel van de binnenstad wordt strikt gehandhaafd door controleurs van de gemeente en politie, vanwege het toerisme en de hoge criminaliteitscijfers op de Wallen. Ondanks de strenge handhaving blijft de illegale prostitutie in de Chinese massagesalons bestaan. Dat komt volgens de stadsdeelwoordvoerder voornamelijk door de moeilijke bewijslast. Een masseuse die illegaal seks aanbiedt, moet bijna op heterdaad worden betrapt, wil de zaak voor de rechter sterk genoeg zijn. Bovendien is er voor een massagesalon nog steeds geen vergunning vereist.
publicatie datum: 20090727 sectie: Nederland titel: Illegale seks in een donker magazijn
China;Binnenstad;Amsterdam Ondanks de strenge controles op de Amsterdamse Wallen komt daar nog steeds illegale prostitutie in Chinese massagesalons voor. Trouw sprak met een masseuse annex prostituee. Perdiep Ramesar Voor Xiangyang is het inmiddels routine geworden: elke keer als er een klant in de massagesalon in het Amsterdamse Chinatown komt, brengt ze hem niet naar de twee massagetafels achterin de zaak, maar naar een andere locatie. De Chinese masseuse neemt de man mee naar een souterrain van een pand om de hoek. Ze lopen de trap af en komen in een soort magazijn. Als de zware deur open is, lijkt de kelder licht vanwege de witte muren en het daglicht. Maar zodra de deur weer sluit, is het een donker hol met hier en daar een tl-buis. In het magazijn staan opgestapelde dozen die met Chinese karakters zijn bedrukt. Achterin de koude kelder is een ingang naar een kleinere ruimte dat met een gordijn is afgesloten. In die kamer staan drie massagebedden, elk afgescheiden door een dun wit gordijn. Daar masseert Xiangyang haar klanten, en doet ze nog veel meer. Trouw onderzocht na tips drie Chinese massagesalons in de Amsterdamse binnenstad op illegale prostitutie, twee in Chinatown in het Wallengebied en één net daarbuiten. In alle drie zaken blijken masseuses naast de massage ook seks aan te bieden. Het Amsterdamse stadsdeel Centrum laat in een reactie op het onderzoek weten de Chinese massagesalons door te lichten. De werkwijze kwam in alle drie de salons overeen. De zaken zijn vergelijkbaar met de Chinese massagesalons in Den Haag waar Trouw eerder over publiceerde. Hoewel de situatie in geen van de zaken een pretje is, lijken de arbeidsomstandigheden in de zaak waar Xiangyang werkt het meest schrijnend. De Chinese krijgt naar eigen zeggen allerlei klandizie, van jonge dronken Britten tot nette oudere Hollandse heren en zakenlieden. Ook komen er wel Chinezen. Haar service verschilt per klant. Bij sommige klanten biedt ze niets extra’s aan, ’omdat ze echt vies zijn’, zegt Xiangyang in gebrekkig Engels. Nederlands spreekt ze niet, maar bij haar diensten maakt ze zich gemakkelijk met gebaren verstaanbaar. Xiangyang prostitueert zichzelf illegaal in de massagesalon. Ze werkt bijna dagelijks. De zaak beschikt niet over de verplichte prostitutievergunning. Omdat de gemeente zo streng is bij het verstrekken van die vergunningen, ziet het er ook niet naar uit dat deze zaak na een officiële aanvraag de vereiste papieren ooit zou krijgen. Officieel moet Xiangyang haar klanten zeggen dat ze hun onderbroek moeten aanhouden, maar dat doet ze zelden. „Mannen luisteren toch meestal niet.” Prostitutie is voor haar een extra verdienste. Aan de massages van 35 euro per uur houdt ze nog niet de helft over. De rest moet ze aan de ’baas’ – de Chinese vrouw die de kas beheert – overdragen. Ze probeert haar extra verdiensten achter te houden, „want zodra de bazin meer geld ruikt, moet ik die aan haar afstaan”, wat nogal eens voorkomt. Immers, het geld is onder werktijd verdiend. Xiangyang hanteert geen vaste prijzen, wel neemt ze voor seks nooit minder dan twintig euro aan. Dan krijgt de klant een handmatig orgasme. Voor orale of nog intiemere seks wordt de prijs mede door de klant bepaald. Als een klant vraagt hoeveel het is, zegt Xiangyang dat ze het niet weet. Kortom, de klant bepaalt en zij beslist of ze erop ingaat. Ze vertelt dat ze meestal ja zegt, omdat ze
het geld kan gebruiken. Het blijft vaak bij tientjeswerk. „Klanten betalen meestal niet meer dan vijftig euro.” Over privézaken is de Chinese masseuse terughoudend. Ze wil niets zeggen over haar status en thuissituatie. Wel zegt Xiangyang ongelukkig te zijn. „Ik lach als een klant binnenkomt en weer gelukkig naar buiten loopt. Mijn geld verstop ik in mijn beha of als ik die bij me heb in mijn tas.” Het meeste geld gaat naar de ’baas’
publicatie datum: 20090903 sectie: Nederland titel: 'Kakkerlakken verzieken markt'
Amsterdam Amsterdam treft zelf maatregelen tegen de problemen op de taximarkt. Het botert nog steeds niet tussen ’erkende’ en zelfstandige chauffeurs. Perdiep Ramesar Als de schemering invalt, komen de kakkerlakken tevoorschijn: zo praten chauffeurs van de gevestigde taxibedrijven tegen het vallen van de avond op het Amsterdamse Leidseplein over de ’vrije rijders’. Die ’kakkerlakken’ beheersen steeds vaker de standplaatsen, aldus een chauffeur van de Taxi Centrale Amsterdam (TCA). Van de twintig taxi’s op het uitgaansplein is zeker driekwart van de ’vrije jongens’. De ’erkende’ chauffeurs hebben geen goed woord over voor de zelfstandige chauffeurs die hun eenmanszaak vanuit hun taxi runnen. „Die gasten houden zich gewoon niet aan de regels. Wij moeten zo hard knokken voor vergunningen en die lui komen overal mee weg”, zegt taxichauffeur Ben, die staat te wachten op klanten. „Het lijkt wel alsof niemand ze wat kan maken.” De chauffeurs op het plein willen niet met hun naam in de krant. Hoewel ze dat niet direct zeggen, overheerst de angst. „We zijn hier toch in de minderheid. We willen geen gedoe.” Het incident op het Leidseplein in juli, waarbij een zelfstandige chauffeur een klant doodsloeg, staat in hun geheugen gegrift. „Het had een van ons kunnen zijn”, zegt een TCA-chauffeur. „Wij hebben vaak genoeg mot met die kakkerlakken. Zolang er niets gebeurt, is het wachten op de volgende dode.” Het is volgens de chauffeurs wel iets veiliger geworden sinds er meer handhavers bij de standplaats staan. Maar ze vragen zich af of die vier ’potige smurfen’ en extra politiesurveillances genoeg zijn om de problemen tegen te gaan. Zodra de handhavers even niet in de buurt zijn, is het mis, blijkt ook deze avond in Amsterdam. Een chauffeur weigert een korte rit en wie zo’n rit wel aanneemt, vraagt een hoge prijs. Een ritje voor een bestemming twee straten verder kost al snel 20 euro. TCAchauffeurs hebben daar last van. „Klanten hebben daardoor geen vertrouwen meer in de taxi en kopen liever een strippenkaart of huren een ov-fiets, omdat ze doorhebben dat ze worden belazerd. De markt wordt verziekt.” Naarmate het donkerder wordt, zijn er steeds meer ’vrije rijders’ te zien. Sommigen scheuren meteen weg als ze politie in de buurt zien. Ze rijden rondjes en komen later kijken of er klanten te halen zijn. De handhavers houden de boel goed in de gaten en houden contact met de politie op het plein. Af en toe worden rijders aangesproken: de een mag blijven, de ander kiest het hazepad. Nu er extra aandacht is voor de taxistandplaats Leidseplein, durven de gevestigde centrales er ook af en toe te komen. Maar ze kiezen liever voor de taxistandplaats bij het Centraal Station. „Daar komen meer collega’s die we vertrouwen.” Een rit voor twee straten verderop kost al gauw 20 euro
publicatie datum: 20091005 sectie: Vandaag titel: Slachtoffer Saban B. voelt zich vogelvrij
Mensenhandel Hoger beroep tegen voortvluchtige vrouwenhandelaar begint morgen Nederland Het hoger beroep, pro forma, tegen de gevluchte Turkse mensenhandelaar Saban B. begint morgen. Trouw sprak met een slachtoffer. Perdiep Ramesar Donata heeft een bijna onverschillige houding aangenomen: „Als ze me willen pakken, dan doen ze dat toch wel.” De 26-jarige Oost-Europese prostituee – met schuilnaam, uit veiligheid – staat nog in Amsterdam en Den Haag achter het raam, omlijst met rode tl-verlichting. De angst voor de bende van de voortvluchtige Duits-Turkse vrouwenhandelaar Saban B. heeft haar niet doen stoppen. „Wat moet ik anders, ik doe dit werk al ruim acht jaar. Zo eenvoudig is het niet om iets anders te gaan doen. Bovendien, wie moet ik vertrouwen? De rechters? Die stuurden hem op verlof. Ze zijn er niet voor mij, nooit geweest ook. Ik ben slechts een onbetrouwbare hoer. Daarom gaf ik wel een verklaring, maar deed ik geen aangifte. Nu Saban ontsnapt is, ben ik vogelvrij.” Doordeweeks werkt ze op de Wallen, in het weekeinde in de Haagse Geleenstraat. Daar werkte ze ook toen ze één van de meisjes van Saban was. Een anderhalfpersoonsbed met een spiegel erlangs, een wastafeltje, een prullenbak, een paar kleerhangers en twee tassen vormen het decor van haar werkplek. In die peeskamer ontvangt ze haar klanten, al vanaf 25 euro. Over klandizie heeft ze niet te klagen. „Ik ga goed. Ook in de tijd van Saban was dat het geval. Alleen hoef ik nu niet meer bang te zijn als ik minder verdien.” Haar ’carrière’ begon toen ze op haar zeventiende naar Nederland kwam. Een zogenaamde vriend beloofde haar van alles en bracht haar met zijn ’loverboy-methoden’ naar Nederland. Aanvankelijk werd ze stripper in een club. „Ik wilde graag danseres worden en dacht dat ik zo de kans zou krijgen om door te breken, maar mijn vriendje stond iets anders voor ogen.” Donata’s ’geliefde’, die na verloop van tijd haar pooier werd, kreeg geregeld de vraag of ze niet kon worden overgekocht. Hij weigerde telkens. „Totdat de Turken van Saban kwamen, want die kon hij niet zomaar weigeren. Die zorgden er wel voor dat ik onder hun macht kwam. Het eerste verzoek weigerde hij, vervolgens gebeurde er niets. Maar na een paar weken kwamen ze weer bij hem. Hij weigerde weer. Ik hoefde niet per se, want zo slecht had ik het niet. Ik werkte toen al op de Amsterdamse Wallen. Deze weigering viel niet goed. De mannen van Saban kwamen dagelijks bij mijn peeskamer posten en gedroegen zich als mijn bewakers. Ze joegen klanten weg, zodat ik niets meer verdiende. Mijn vriend was klaar met ze toen ze hem een mes op het keel zetten. Hij droeg mij over.” In het begin ging het werken voor Saban en zijn handlangers wel, vertelt Donata. „Ik verdiende goed en ze lieten me met rust. Achteraf besef ik dat dit een manier was om mij te binden. Na een tijdje werd de sfeer grimmiger. De concurrentie tussen de meisjes werd heviger, omdat ze ons tegen elkaar opzetten.” Het werken werd een strijd om de gunsten van Saban en zijn bende. „Hoe beter je ligt bij de baas, hoe beter het leven.” Donata bevestigt de mishandelingen en verkrachtingen die in die bende
gemeengoed waren. „Ik herinner mij dat ik na een boodschap terugkwam in mijn peeskamer en Saban aantrof. Hij zat op de rand van het bed met een knuppel in zijn hand. Hij stuiterde de knuppel met stalen kop op zijn gespierde bovenbeen. Ik kon niet weg, want een ’bewaker’ stond bij de deur. Voor ik het doorhad, knuppelde hij me kapot. Mijn gezicht bloedde en ik wist niet wat ik had misdaan. Hij wel: ik had te weinig verdiend. Werken, moest ik. Dat was de eerste keer dat hij sloeg.” Openbaar Ministerie zint op hogere straf in hoger beroep Er lopen nog twee rechtszaken tegen de gevluchte 38-jarige Saban B. Morgen dient het hoger beroep in de zogeheten Sneep-zaak (pro forma) in het Gerechtshof in Arnhem. Binnenkort begint ook de vervolgzaak: Sneep-2. In het hoger beroep wordt opnieuw gekeken naar het strafdossier en de strafmaat. Het Openbaar Ministerie ziet graag dat de 7,5 jaar gevangenisstraf die Saban B. vorig jaar kreeg, wordt verhoogd. Het OM eiste eerder minstens 12 jaar. Zijn verdediging hoopt op een lagere straf. In de vervolgzaak Sneep-2 worden twee andere gevallen van mensenhandel behandeld, net als een steekpartij waarbij Saban B. betrokken was. Vermoedelijk had B. een conflict over drugs of pooierschap met het slachtoffer dat gewond raakte nadat B. hem neerstak. B. heeft een Duitse en Turkse nationaliteit, maar omdat het grootste deel van de strafbare feiten in Nederland plaats had, wordt hij hier berecht. De mogelijkheid bestaat dat hij ook in Duitsland wordt berecht als het Duitse OM dat wil. Waar B. nu verblijft, is onbekend. Zijn advocaten, Gerard Spong en Jan-Hein van Dijk, zeggen daar niets over. Ook als B. er niet bij is, kunnen de rechtszaken doorgaan. Dat wordt ’bij verstek’ genoemd.
publicatie datum: 20091010 sectie: deVerdieping titel: Schuivende problemen
Zuidoost;Amsterdam Als er al iemand ontsnapt aan de ellende van Amsterdam Zuidoost, dan wachten er nieuwe probleemgevallen om zijn plaats in te nemen. Toch verandert er wel iets, zegt de wijkburgemeester. Ze noemt het stadsdeel een ’emancipatiemachine’. Maar de gewone burger blijft hopen op de loterij. Perdiep Ramesar Gemiddeld één keer per maand worden de portiekramen in Venserpolder, een buurt aan de rand van Amsterdam Zuidoost, door de huisbazen vernieuwd. De ene keer barst de ruit door een kogel, de andere keer gaat er een baksteen doorheen en soms een vuist of zelfs een hoofd. „Gelukkig gebeurt dit niet in elke portiek, maar ik zie het geregeld. Het is hier in Zuidoost namelijk zo dat als je je sleutels bent vergeten, je niet de buren belt, maar dat je zelf voor een oplossing zorgt en dat gebeurt helaas vaker op een minder charmante manier”, zegt bewoner Jan Giers (53). Deze rasAmsterdammer woont al bijna twintig jaar in het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost en de laatste tien jaar in de Venserpolder. Zuidoost is de laatste weken weer in het nieuws. Binnen een jaar zijn daar 22 schietpartijen geweest waarbij drie doden vielen. Bewoners kijken er eigenlijk niet zo van op. „Drie doden valt eigenlijk nog mee, als je ziet wat hier in de wijk allemaal gebeurt. Als er tientallen schietpartijen zijn en er drie worden omgelegd valt dat per saldo dus mee”, zegt Giers. De laatste dode viel enkele weken geleden. De 19-jarige Ishmael Gumbs werd toen in het bijzijn van zijn vrouw en kind doodgeschoten. Over de oorzaak van het geweld tast de politie in het duister. Er werd gesuggereerd dat rappers in hun gewelddadige videoclips geweld verheerlijken. Jongeren die eenvoudig zijn te beïnvloeden, zouden ertoe aangemoedigd zijn om met wapens rond te lopen. Er werd zelfs over een heuse bendeoorlog gesproken. De rappers zelf ontkennen. De politie geeft toe ’geen enkele verklaring’ te hebben voor het geweld, maar heeft ook geen aanwijzingen dat er een bendeoorlog in Zuidoost woedt. Voor de politie is het verband tussen de buurt, haar bewoners en het geweld niet zo duidelijk als de bewoners dat ervaren. „Wat ik merk is dat er een verschuiving is naar de randen van het stadsdeel, zoals hier bij mij in Venserpolder. Voorheen had je die criminelen veel in het centrum van Zuidoost, in de Bijlmer bijvoorbeeld, maar naarmate daar meer nieuwbouw komt, komt de rotzooi bij mij in de buurt”, zegt Giers. Waarom gaat Giers dan niet weg? „Maar, waar moet ik dan naar toe? Ik ben een alleenstaande man met een uitkering. Ik kan geen woning in een andere buurt betalen. Amsterdam is erg duur.” De Venserpolder, waar Giers woont, is een van de jongste ’oude’ wijken in Zuidoost. Daar was het heel lang rustig en hadden de bewoners niet zoveel last van criminaliteit. Net zoals Holendrecht, dat ooit wel het ’fluwelen’ eindje werd genoemd. Antonia Goya (32), een Venezolaanse alleenstaande moeder met vier kinderen, woont in Holendrecht. Toen ze tien jaar geleden zwanger was van haar vierde kind, verliet haar vriend haar om nooit meer terug te keren. Opeens stond ze er alleen voor, met slechts een uitkering. Ook zij kan niet weg doordat haar financiën het niet toelaten. „Ik vraag me af of mensen beseffen hoe vreselijk
moeilijk dat is. Ik wil ook het liefst naar een veiligere buurt. Mijn kinderen wil ik hier ook liever niet zien opgroeien, maar het is niet anders. Zodra ik de loterij win, verhuis ik.” Het verschuiven van de criminaliteit naar de volgende armste wijk toont het verband tussen de sociaal-economische situatie en de kans dat ’kansarme’ jongeren een loopbaan in de criminaliteit oppakken. Ook in drugsoverlast scoort Zuidoost relatief hoog. Goya: „Hier zie je veel dealers en verslaafden die elkaar in stand houden. Bendes die met drugs hun geld maken en hun vijanden op gewelddadige wijze op afstand houden. Ik heb mijn kinderen duidelijk gemaakt dat zij dat niet moeten flikken. Van huis naar school of werk en daarna direct terug naar huis. Dat is het veiligste. Ik kan ze niet zomaar helemaal vrij laten. Mijn kinderen zien hoeveel moeite het mij kost om het hoofd boven water te houden, waardoor het verkeerde pad wel heel aantrekkelijk wordt. Begrijpelijk, want zij willen een beter leven”, vertelt de Venezolaanse. Stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet (PvdA), de ’wijkburgemeester’ in Zuidoost, kan zich goed voorstellen dat bewoners zich voelen als Giers en Goya en dat die per direct verandering willen zien, maar ze legt uit dat dit niet van de een op de andere dag kan. „In Zuidoost wonen veel mensen met een laag inkomen, veel eenoudergezinnen en veel jongeren die ook niet veel hebben te besteden. In dit stadsdeel is 66 procent van de woningen sociale huur. We streven naar een sociale huurvoorraad van vijftig procent, maar dat lukt niet zomaar. Daar gaat tijd over heen”, zegt de stadsdeelvoorzitter. „We kunnen Zuidoost een emancipatiemachine noemen, want we zien wel doorstroom. Bewoners beginnen laag in de sociale huur en werken zich op naar een koopwoning. Maar daartegenover staat dat de goedkoopste huurwoningen die leeg komen te staan weer worden gevuld door mensen uit diezelfde categorie bewoners die veel aandacht nodig hebben. Bij die mensen beginnen we weer van voren af aan. Daardoor lijkt het alsof het allemaal heel langzaam gaat of dat er zelfs niet veel gebeurt in de wijk, maar niets is minder waar. Ik ontken het probleem van de criminele jongeren en de overlastgevers echt niet, maar er zijn gelukkig ook bewoners in Zuidoost die zich positief ontwikkelen ten opzichte van de rest. Die proberen we dan ook als rolmodel bij het stadsdeel te betrekken, want goed voorbeeld doet goed volgen.” Ricardo Gulio (24) woont in de K-buurt. Dat is de buurt die de laatste weken berucht is geworden vanwege de schietpartijen. „Weet je, ik doe mijn ding. Ik werk in de beveiliging van een kantoorpand, zorg voor mijn vriendin en ons zoontje van twee jaar. Ik bemoei me niet met anderen. Want zodra ik dat ga doen, zit ik tot aan mijn nek in hun problemen. Maar wat mij wel opvalt is dat als ik in mijn beveiligersuniform loop, kleine jongens naar me opkijken. Ze vragen dan altijd of ik een officier ben. Geen flauw idee waar ze die wijsheid vandaan halen. Maar, weet je wat ik dan doe? Ik lach en zeg: nee, ik werk veel harder en ben veel belangrijker. Want als ik er niet ben, durven al die lui die van buiten Zuidoost komen en hier met hun mooie baan op kantoor zitten, geen minuut in deze wijk te blijven. Geloof me, daar raken ze wel van onder de indruk. Dus het is niet zo, dat ik me helemaal met niemand bemoei. Maar kinderen stellen onschuldige vragen, die ik gelukkig voor ze kan beantwoorden”, zegt de Antilliaan. Hij lijkt gelukkig in zijn buurtje waar hij is opgegroeid, maar toch eindigt hij zijn verhaal anders dan verwacht: „Het gaat lekker met ons, maar niet goed genoeg. We zijn aan het sparen en aan het rondkijken. We willen over uiterlijk twee jaar verhuizen naar elders in Amsterdam, of misschien wel Diemen, ligt dichter in de buurt. Dan is mijn kleine boy vier jaar en moet hij naar school. We willen niet dat hij hier opgroeit. Ook niet in de nieuwbouw, want ik heb te veel in Zuidoost gezien om te geloven dat het hier op korte termijn goed komt.”
Zuidoost heeft het negatieve imago van crimineel, smerig en asociaal, maar stadsdeelvoorzitter Sweet stelt daar tegenover dat je tegenwoordig niet met vroeger kunt vergelijken. „Het gaat nu echt veel beter dan tien jaar geleden. Zuidoost verandert. Ik bestrijd dat het hier te slecht is om te blijven wonen. Met de stadsvernieuwing merken we gaandeweg dat die een positieve invloed heeft op de leefbaarheid. Dat komt ons echter niet aanwaaien, we halen alles uit de kast om de leefbaarheid en ook de sociaal-economische positie van inwoners te verbeteren. Bijvoorbeeld door fors te investeren in projecten tegen schooluitval, opvoedingsondersteuning, het zoeken van stageplekken of werk en het aanbieden van schuldhulpverlening. Maar ik vraag me serieus af of het imago dat telkens in de media wordt bevestigd, klopt met de echte werkelijkheid.” Wel ziet Sweet een causaal verband tussen armoede en criminaliteit in Zuidoost. „Ik wil niet alles bestempelen als een sociaal-economisch probleem, maar het is waar dat een kwart van de bewoners in Zuidoost op de armoedegrens leeft. Onderzoek toont inderdaad aan dat kinderen uit die gezinnen vijf keer meer risico lopen om crimineel gedrag te vertonen dan bij gezinnen met meer geld. Daarom blijven we investeren in die projecten om de sociaal-economische situatie te helpen verbeteren. Maar denk niet dat die problematiek van de een op de andere dag is opgelost. We investeren op de lange termijn. Misschien oogsten we pas over vijftien jaar resultaat. Het is mooi meegenomen als het eerder gebeurt. Niet iedereen is meteen geholpen, maar we doen wel ons best. We maken een ontwikkeling mee in positieve zin, maar die gaat niet met tien stappen tegelijk.” Een wereld apart De bevolking van Amsterdam Zuidoost bestaat voor ruim zestig procent uit niet-westerse allochtonen. Bijna dertig procent is van autochtone afkomst. Bijna tien procent is westers allochtoon, blijkt uit de cijfers van 1 januari 2009 van de Amsterdamse Dienst Onderzoek + Statistiek. De grootste groep is Surinaams (26.762), waarvan de meerderheid Afro-Surinaams is, gevolgd door Surinaamse Hindoestanen. Na de Surinamers komen de Antillianen (4.647), gevolgd door Marokkanen (1537) en Turken (778). Daarnaast wonen er ook nog andere niet-westerse groepen, zoals Ghanezen en Nigerianen, met 17.492 geregistreerde bewoners. In Zuidoost blijkt de criminaliteit het hoogst onder de Antillianen en Surinamers. Na de Antillianen en Surinamers komen ook de Afrikanen op. In Zuidoost zijn het volgens de gegevens van het stadsdeelbestuur vooral Ghanezen en Nigerianen. Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat in Zuidoost de criminele Surinamers en Antillianen zich meer met drugs bezighouden. Deze groepen lijken de meeste overlast te veroorzaken. Nigerianen zijn actiever, blijkt uit politiegegevens, met zwendel, zoals fraude en het skimmen van pinpassen. Daarbij worden pincodes gekopieerd en geld uit de pinautomaat gestolen. Surinamers, Antillianen, Ghanezen en Nigerianen wonen voornamelijk in de oude gedeelten van Zuidoost. Ghanezen komen in de politieregisters nauwelijks voor. Een andere groep die zichtbaar is in het straatbeeld van Zuidoost, is die uit Latijns-Amerika. In Zuidoost wonen ook veel Venezolanen, Dominicanen en Colombianen, maar ze staan net als de Afrikanen geregistreerd als ’overige niet-westerse allochtonen’. Exacte aantallen zijn niet bekend, maar de onderzoekers constateren wel een groei. Zij leven net als de andere hiervoor genoemde groepen in de ’armere’ delen van Zuidoost. Uit de criminaliteitscijfers blijkt nog niets bijzonders over de Latijns-Amerikanen. ’Het gaat lekker met ons, maar niet goed genoeg’
publicatie datum: 20091029 sectie: deVerdieping titel: Ik was echt een speeltje voor ze
Marokko Abdel was 16 jaar toen hij naar Nederland als jongensprostitué werd verhandeld. Zijn verhaal is er een van vluchten en schuilen. Al bijna vier jaar leeft hij in de anonimiteit. Perdiep Ramesar Het eerste dat zijn handelaar aan de 16-jarige Abdel laat zien, is het Haagse Bos. Niet voor een boswandeling, maar voor werk. Niet om te schoffelen, maar voor seks. Seks met mannen die naar een homo-ontmoetingsplek in het grote bos nabij Den Haag Centraal Station komen. De handelaar – die door ’zijn’ mediterrane jongens baas moest worden genoemd – zet met zijn busje Abdel en vier andere Marokkanen af aan de rand van het bos. De ruiten van het busje zijn geblindeerd, zodat niemand naar binnen of buiten kan kijken. Abdel heeft geen idee waar hij is en hoe de stad eruit ziet. Het enige wat hij ziet, is het interieur van het busje en de flat in Den Haag met eveneens geblindeerde ramen. Het Haagse Bos was niet de enige homo-ontmoetingsplek waar de jonge Abdel zou komen. Die eerste ervaring in dat bos in Den Haag als jongensprostitué is voor Abdel nu inmiddels bijna vier jaar geleden. Tot nu toe leeft hij in de anonimiteit. Eerst als seksknaap voor volwassen mannen die hun genot in het geniep zoeken. Daarna als escortboy voor rijkere oudere heren verspreid over heel Nederland, en nu als illegaal, schuilend voor de autoriteiten. Omdat hij illegaal is, wil hij niet met zijn echte naam en foto in de krant. „Het zijn mijn zeven magere jaren. Nog bijna drie jaar te gaan. Ik hoop dat die gauw voorbijgaan”, zegt de inmiddels 19-jarige Marokkaan in redelijk Nederlands met een Vlaamse tongval, doordat hij sinds een jaar in België verblijft. „Want het leven heeft mij niet gebracht waar ik op hoopte.” Abdel maakte in 2005 als één van de jongste bootreizigers in zijn groep de oversteek van Marokko naar Spanje. Hij wilde zijn geluk beproeven op het Europese vasteland. „Mijn vader wilde niet dat ik wegging, maar ik was vasthoudend. Hij kon mij niet tegenhouden. Hij zorgde in zijn eentje voor mij en mijn jongere broers en zussen. Mijn moeder stierf jaren geleden. In Marokko had ik geen toekomst. Mijn vader was te arm om de kinderen te laten studeren, terwijl ik dat juist wilde. Ik wilde advocaat worden, pleiten voor rechtvaardigheid. Maar ik werd homohoer.” Eenmaal in Spanje raakte zijn leven in een stroomversnelling. Het bootje met gelukzoekers werd onderschept door een containerschip met onbekende vracht. De bootvluchtelingen waren blij met de komst van het schip. „Het was in elk geval geen grenspolitie die ons weer terug zou sturen. Ik ken jongens die terugkwamen naar Marokko. Ze werden uitgelachen, omdat ze niet slim genoeg waren om het vasteland te halen. Sommige hadden alles opgegeven voordat ze in het bootje stapten. Al hun geld en bezit waren ze kwijt. Die kwamen berooid terug en moesten straatarm opnieuw beginnen.” In de meeste containers op het schip zat vracht, maar in één bak zaten ’een stuk of vijftien jongemannen’. „De container was groot, maar we hadden amper bewegingsruimte. Hij was volledig afgesloten. Nadat de bak dicht ging, hoorden we een klap: de container ging op slot. We konden er niet uit. Als er wat was, moesten we door een kiertje van de containerdeur aan een touwtje trekken. Aan dat touwtje zat een belletje dat rinkelde als we eraan trokken. In de hoek van de reiscontainer stond een geïmproviseerde wc. Na een uur begon die te stinken, want als we naar het toilet
moesten, konden we zolang als we wilden aan het touwtje trekken, effect had het niet. Daarvoor hadden we een ronde vuilnisbak met een gat erin en een grotere bak eronder om de uitwerpselen van de reizigers op te vangen.” De menselijke vracht werd uitgeladen in Frankrijk, waar de reizigers werden opgehaald in autobussen voor de reis naar het noorden. In Abdels geval naar Nederland. Het busje van Abdel had een Nederlandse kentekenplaat en de ramen waren geblindeerd. Hij werd naar België gebracht waar hij moest overstappen in een ander busje, eveneens geblindeerd. Zijn paspoort had Abdel al lang niet meer, dat was op het vrachtschip afgenomen. Zijn papieren ziet hij nooit meer terug. Het geld dat hij van zijn vader mee kreeg, is ook weg. Een deel moest hij betalen op het schip, een deel voor de trip naar België en de rest aan de chauffeur die hem naar Nederland bracht. De bestuurder van het laatste busje zou Abdel dagelijks een paar keer zien. Dat is de man die hem en zijn medeslachtoffers van en naar de klanten bracht: naar de ’homobosjes’ en naar de escortklanten. De Marokkaan spreekt vloeiend Frans, redt zich in het Engels en leert Nederlands. „Ik oefende met de andere jongens de talen. Dat lukte best goed met onze basiskennis van de middelbare school.” Abdel verdiende weinig. In het bos werkte hij klanten af voor een paar tientjes per keer, waar hij maar vijf euro per keer van mocht houden. In de escortservice waarnaar hij via dezelfde mensenhandelaars promoveerde ’omdat hij lekker en goed was’, verdiende hij 25 euro per keer. Terwijl zijn pooier 175 euro nam. Dat hij toen nog minderjarig was, dreef de prijs juist op. „Daar houden die mannen van. Een jonge jongen waar ze alles mee konden doen. Ik was echt een speeltje voor ze.” Seks moest van zijn baas met condoom, want aan zieke jongens had hij niets. Maar dat gebeurde niet altijd. „In het bos of op parkeerplaatsen langs de snelweg gebruikten we wel condooms, maar bij klanten thuis was dat niet altijd eenvoudig. Veel klanten betaalden extra voor onveilige seks, en daar ging het op dat moment alleen om: geld.” Vluchten was bijna onmogelijk. Abdel vertelt dat op de homo-ontmoetingsplekken altijd meer ’bewakers’ mee waren. Bij de escort stond de chauffeur altijd met zijn auto vlak voor de deur van de klant. Bovendien durfde Abdel niet te vluchten. „Ze zeiden tegen mij dat als ik weg zou gaan, ze mijn arme oude vader in Marokko zouden vertellen wat voor werk ik hier doe. Dat wilde ik niet, mijn pa zou sterven van verdriet en schaamte. Als dat zou gebeuren, wat moesten mijn broertjes en zusjes dan? Nee, het was te gevaarlijk voor mij en mijn familie. Ik bleef maar werken. Telkens weer naar die klanten die ik intens haatte.” Maar uiteindelijk was het een klant die Abdel hielp vluchten voor zijn mensenhandelaar. „Ik ging als escort naar een vaste klant. De enige klant aan wie ik over mijn privéleven had verteld. Hij had het met me te doen en bedacht een plan. De chauffeur kon niet vlak voor het huis parkeren en moest verderop staan. Dat gaf mij de gelegenheid om via de achterdeur en de tuin weg te gaan. De klant bracht mij met zijn auto die elders stond naar een politiebureau in het kleine plaatsje in Twente waar hij woonde. Hoe de chauffeur reageerde weet ik niet, want die heb ik daarna nooit meer gezien.” De lokale politiefunctionaris wist niet wat zij met Abdel aan moest. Omdat hij geen identiteitspapieren kon overleggen, meldde zij hem bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Omdat Abdel zijn ware identiteit niet kon bewijzen, werd hij als illegaal bestempeld en moest hij het land worden uitgezet. „Gelukkig had de klant die mij redde een advocaat geregeld die bezwaar maakte tegen die beslissing en zorgde dat ik hulpverlening kreeg. Omdat de zaak nog in beroep was kon ik bij een opvang van de hulpverlening terecht.” Maar zijn situatie bleek uitzichtloos. De IND was onwrikbaar en Abdel zag geen andere uitweg dan te vluchten. Hij vertrok naar België en heeft af en toe contact met enkele hulpverleners die hem niet kunnen helpen. Abdel pendelt tussen Antwerpen en Den Haag. Hij heeft onderdak bij vrienden. Maar
ook zij zien geen uitweg meer voor Abdel. Niemand kan hem nog helpen. De daders zijn nooit gepakt en Abdel moet vluchten. ’Ze dreigden mijn arme oude vader in Marokko te zeggen wat ik hier doe’
publicatie datum: 20091202 sectie: deVerdieping titel: De Hongaarse connectie
Hongarije;Slowakije De Sneep-bende, waarvan sommige leden kort geleden zijn veroordeeld, is een van de belangrijkste organisaties die zich in Nederland bezig hebben gehouden met mensenhandel. Maar politie en justitie zijn inmiddels een andere grote bende op het spoor. Opnieuw zijn tientallen vrouwen, ditmaal Hongaarse, slachtoffer. Perdiep Ramesar en; Martijn Roessingh Een web van mobiele telefoons houdt een groep Hongaarse vrouwen al jaren gevangen tussen drie muren en een raam met rode tl-lampen. Via de zaktelefoontjes worden de vrouwen van de ene klant naar de andere geleid en van de ene Hongaarse pooier naar de andere. Tientallen vrouwen hebben voor de mensenhandelaren gewerkt, blijkt uit een vertrouwelijke rapportage van de Nationale Recherche waarover deze krant beschikt. „Slachtoffers van deze bende zijn zowel in Nederland als in Hongarije niet veilig”, vertelt de Hongaarse prostituee Hannah (27) aan Trouw. Ze spreekt gebrekkig Nederlands en heeft geen kennis van het rechercherapport, maar haar verhaal ondersteunt de bevindingen daaruit. „Een enkeling lukt het om terug naar Hongarije te gaan, maar alleen als ze genoeg voor die mannen hebben verdiend. Ik vraag mij af of ze daar echt met rust worden gelaten, of dat ze elders voor die pooiers werken.” Ze zegt deze bende ’van dichtbij te hebben meegemaakt’. Uit angst voor represailles blijft ze anoniem, met een gefingeerde voornaam. „Ik ben bang en dat blijf ik voorlopig ook wel.” De Hongaarse groep mensenhandelaars, door de Nationale Recherche aangeduid als de dadergroepen Lunar en Zwaan, lijkt in het gat te zijn gesprongen dat de zogeheten Sneepbende achterliet. Die werd begin 2007 opgerold. In die zaak hadden de Duits-Turkse broers Hasan en Saban B. met veel geweld en intimidatie vermoedelijk meer dan honderd Oost-Europese en Nederlandse vrouwen tot prostitutie gedwongen in onder meer Amsterdam, Alkmaar en Den Haag. Saban B., die vorig jaar al 7,5 jaar celstraf kreeg voor vrouwenhandel, ontsnapte begin september tijdens zijn verlof, en werd daarna bij verstek tot nog eens acht jaar cel veroordeeld voor onder meer twee pogingen tot moord. De Hongaarse bende zit anders in elkaar. Inmiddels zijn drie Hongaren gearresteerd, twee in Nederland en één in Hongarije. De bende is echter nog steeds actief en wordt door politie en justitie van Nederland en Hongarije onderzocht. Vermoedelijk komen de eerste drie verdachten begin volgend jaar voor de rechter. „Dat zijn er nog maar drie”, zegt Hannah in een reactie. „De meesten hebben hun meisjes nog in Den Haag, Amsterdam en Alkmaar achter de ramen zitten. Omdat ze moeilijk met elkaar in verband zijn te brengen – waarschijnlijk omdat ze slimmer zijn dan die Turken – kunnen de anderen gewoon hun gang gaan”, denkt ze. Vrijwel alle verdachten, op een enkele Nederlandse handlanger of stroman na, zijn Hongaarse mannen van tussen de 35 en 40 jaar oud. Ook is de bende minder hiërarchisch georganiseerd dan die in de Sneepzaak. De handelaren opereren als een netwerk van zelfstandige pooiers die elkaar gedogen en faciliteren. Ze maken gebruik van dezelfde adressen, auto’s, tolken, controleurs en
lijfwachten. De pooiers overleggen bijvoorbeeld onderling over welke prostituee ze het beste waar kunnen huisvesten. Voor zover bekend zijn ongeveer veertig vrouwen het slachtoffer van dit netwerk, verdeeld over tien tot vijftien pooiers. De handelaren ronselen ’hun’ vrouwen in Hongarije, meestal onder valse voorwendselen. Een enkeling weet dat ze als prostituee gaat werken, maar de meesten niet. Ze worden met loverboy-methoden naar Nederland gelokt, waarbij hun een mooie toekomst met veel geld in het vooruitzicht wordt gesteld, zodat ze vrijwillig in de auto stappen die hen naar Nederland brengt. Als de vrouwen op dat moment nog geen geldig identiteitsbewijs hebben, regelt de bende dat voor hen. Ze zijn bovendien allemaal meerderjarig. Hannah: „Die mannen kijken wel uit dat ze minderjarigen laten werken, dan worden ze sneller gepakt. Dat is te veel risico. Zo dom zijn ze echt niet.” Hongaren mogen binnen de Europese Unie vrij reizen en mogen ook in Nederland werken. De vrouwen zijn dus niet illegaal. Na aankomst in Nederland belanden de vrouwen achter de ramen van de Amsterdamse Wallen, de Alkmaarse Achterdam en de Haagse Geleenstraat. Hun identiteitsbewijs wordt afgepakt en hun bewegingsvrijheid afgenomen. De vrouwen komen slechts op twee plekken: in de rosse buurt waar ze werken, en in het huis waar ze wonen. Die woningen, vaak in Alkmaar, zijn geregeld door de handelaren, die er ook zelf wonen. De pooiers krijgen hulp van vier, al dan niet criminele, ’faciliteerders’, die bijvoorbeeld de huizen regelden. Twee van hen zijn volgens de Nationale Recherche exploitant op de Achterdam in Alkmaar. Door dit soort praktijken raken de vrouwen afhankelijk van de bende. De vrouwen spreken niet of nauwelijks Nederlands of Engels, kennen de omgeving niet en hebben vrijwel geen sociale contacten buiten het netwerk. Daardoor hebben zij geen idee waarheen ze kunnen vluchten. Bovendien, stelt de recherche, hebben de vrouwen een ’sterke psychische binding’ met hun pooiers. Een deel van de slachtoffers is of was verliefd op één van de pooiers. Om die reden voelen ze zich niet altijd slachtoffer. Als nieuwe vrouwen zich aanmelden bij exploitanten om een ’raam’ te krijgen, gaat vaak een ervaren slachtoffer mee. Die prostituee belt soms ook al vooraf met de exploitant, in naam van de nieuwe vrouw, om alvast een kamer te reserveren. Daartoe wordt ook zij door haar pooier aangezet. In deze situatie wordt het slachtoffer zelf ook dader. De meeste vrouwen zijn uiteindelijk officieel zelfstandige ondernemers en doen belastingaangifte, ook al zal die niet altijd corresponderen met wat ze werkelijk voor hun pooiers verdienen. Officieel zijn ze dus zelfstandig, maar in praktijk kopen de handelaren de kleding van de vrouwen en bepalen ook andere details. Zo beschrijft justitie hoe één van de vrouwen een staart in het haar moest dragen in plaats van vlechten. Als de vrouwen naar Hongarije terug willen, moeten ze onder druk van de pooiers blijven. Hannah vertelt dat ’onder druk’ in dit geval echt ’dwang’ betekent. „De vrouwen kunnen geen kant op, anders waren ze wel gevlucht.” Want de bende gebruikt ook geweld, blijkt uit het onderzoek. De prostituees worden geslagen als ze niet doen wat van hen wordt geëist, of als ze onvoldoende geld opbrengen. Van in elk geval één vrouw is bekend dat ze in drie maanden tijd veertig keer is mishandeld. Anderen zijn bedreigd of hebben bedreigingen gehoord aan het adres van hun familie in Hongarije. De vrouwen moeten hele dagen klanten afwerken: van ’s morgens vroeg tot ’s nachts wanneer de ramen sluiten, zeven dagen per week.
De werktijden worden door de pooiers bepaald. De vrouwen staan voortdurend onder druk om harder te werken en meer te verdienen. Als een prostituee volgens de mannen te weinig verdient, proberen ze ervoor te zorgen dat zij kan werken in een andere straat of een andere stad waar de prijzen en de klandizie anders zijn. Sommige slachtoffers hebben onveilige seks, omdat ze daarmee meer geld kunnen verdienen. Hannah vraagt zich overigens af of de pooierbende weet dat de vrouwen af en toe geen condoom gebruiken. „Als de vrouwen ziek worden, kunnen ze niet werken, en als ze klanten ziek maken, kunnen die gaan klagen of nooit meer terugkomen. Pooiers houden daar niet van, want dan trekken ze onnodig de aandacht”, zegt de Hongaarse prostituee. Het recherche-onderzoek biedt een aardig inkijkje in de verdiensten van het Hongaarse pooiernetwerk. De vrouwen moeten al hun geld dat ze binnenhalen, afstaan aan de mannen en krijgen alleen zakgeld voor eten en drinken. Politie en justitie rekenden uit dat één pooier in zeven maanden tijd 94.361 euro verdiende aan vier prostituees. Gemiddeld kreeg hij dus 13.480 euro per maand. Een ander verdiende in veertien maanden 219.707 euro met drie prostituees. Deze Hongaar incasseerde gemiddeld 15.693 euro per maand dankzij ’zijn’ drie vrouwen. De mannen besteden het geld aan levensonderhoud voor zichzelf en de prostituees, aan abonnementen voor de sportschool, aan drugs en aan het casino. Vermoedelijk wordt ook een deel naar een Hongaarse bankrekening overgemaakt. Hannah: „Levensonderhoud betekent niets anders dan huur, voeding en kleding. Als je hun kleding ziet, begrijp je dat die qua prijs echt niets voorstelt. Reken maar dat slechts een klein deel voor de vrouwen is bestemd.” De pooiers proberen hun identiteit zoveel mogelijk te verbergen, of proberen er in ieder geval voor te zorgen dat hun identiteit niet met die van de slachtoffers in verband wordt gebracht. Dat doen ze door regelmatig van telefoon te wisselen, zodat afluisteren moeilijker wordt. Ook komen de meeste leden (maar niet allemaal) van het netwerk liever niet in het prostitutiegebied, omdat dan het verband met de prostituees kan worden gelegd. Maar met hun telefoons houden ze nauw contact met de vrouwen, blijkt uit het onderzoek. Tot nu toe deed slechts één vrouw officieel aangifte. „Ik begrijp heel goed dat ze geen aangifte doen”, aldus de Hongaarse Hannah. „Ik doe dat ook niet. Want wie garandeert mijn veiligheid als ik met de politie praat? Via de mobiele telefoon komt die informatie snel bij de verkeerden terecht.” Het opsporingsonderzoek naar de in deze krant beschreven Hongaarse mensenhandelbende en de arrestatie van de drie Hongaarse verdachten is een uitvloeisel van het zogeheten mensenhandelprogramma ’Ablak’. Ablak betekent in het Hongaars niets anders dan ’raam’. Dat is precies waar het over gaat: vrouwenhandel achter de ramen van drie prostitutiebuurten. Dat mensenhandelprogramma is speciaal gericht op de opsporing en bestrijding van het Hongaarse netwerk dat die handel dreef. In 2007 bleek uit opsporingsinformatie dat een Hongaarse mensenhandelbende actief was in de gemeenten Amsterdam, Alkmaar en Den Haag. Zij houden zich naast het verhandelen van vrouwen ook bezig met het witwassen van criminele winsten, het vervalsen en gebruik van valse documenten, het overtreden van de wapenwet en het plegen van geweldsdelicten.
De aanhoudingen zijn volgens een vertrouwelijke rapportage van de Nationale Recherche in opdracht van het Openbaar Ministerie het resultaat van een ’multidisciplinaire’ samenwerking. Gemeenten, politie, justitie en enkele particuliere partners bundelden hun kennis en krachten. Daardoor konden de partijen volgens de Nationale Recherche effectiever optreden tijdens de opsporing. Een deel van de slachtoffers is of was verliefd op een van de pooiers, daardoor voelen ze zich niet altijd slachtoffer Eén Hongaarse pooier verdiende in veertien maanden 219.707 euro aan ’zijn’ vrouwen: gemiddeld 15.693 euro per maand
publicatie datum: 20100512 sectie: deVerdieping titel: Een hel vol rijstkoeken en insecten
OM: Rechters leren snel bij Nederland In de juridische strijd tegen mensenhandel buiten de prostitutiesector – overige uitbuiting – worden steeds eenvoudiger straffen opgelegd. Dat blijkt uit recente strafzaken. Benni was een van de slachtoffers. „Het moet verteld worden wat er allemaal in dit moderne land gebeurt.” Perdiep Ramesar en; Martijn Roessingh Benni wist dat het zwaar zou worden toen hij de trap opliep in het pand op de grens van het Transvaalkwartier en de Schildersbuurt, vlakbij de markt in Den Haag. Binnen was het vol mensen – allemaal Indonesiërs. De etages waren volgebouwd met verwarmingselementen en roosters om gebakken etenswaren op te drogen. Overal stonden dozen met ingrediënten en afgemaakte producten. En overal zaten vetspetters op de muren. De mannen in het pand bakten dag in dag uit, uren achtereen. Gefrituurde rijstkoeken (brongbrong), bananenchips en andere lekkernijen, allemaal voor de toko van de bazin. De winkel was een paar deuren verderop. Bazin K. en baas P. (bijnaam Saté) woonden op de eerste verdieping, een voormalige illegaal hield toezicht op de illegalen. Op de bovenste etages waar de Indonesiërs woonden en werkten met hun open vuur was niet eens een brandmelder, laat staan een blusinstallatie. Stroomdraden slingerden onbeschermd tussen de dozen door, op zolder was zelfs geen raam. ’s Nachts legden de illegalen hun matrassen neer tussen de kook- en bakplaten. De hitte werd er niet minder om. De verwarming bleef vol aan, want de baksels moesten drogen. Zwetend gingen de mannen slapen en zwetend werden ze weer wakker. Toch kostte het recht om een matras te gebruiken alleen al iedere illegaal 125 euro per maand. Voor de sleutel van het pand betaalden ze eenmalig nog eens 25 euro. Benni wil niet met zijn echte naam in de krant. Op de foto wil hij ook niet. Niemand mag weten dat hij met de krant praat. Hij spreekt nauwelijks Nederlands of Engels, maar met handen en voeten kan hij zijn verhaal vertellen. „’s Nachts als ik sliep dacht ik de eerste dagen dat ik droomde van insecten. Het bleek gewoon de waarheid te zijn. We waren omringd door kakkerlakken. Muizen liepen rond en knabbelden aan alles. Zelfs aan onze matrassen. De weinige kledingstukken die we hadden, waren ook niet veilig. Als het niet de brandplekken waren van het bakken, dan waren het wel de beesten die onze kleren kapot beten.” Tijd om te rusten was er nauwelijks. Eén pauze per dag hadden de mannen. Ziek worden kon ook niet. „Doorwerken moesten we. Hoe ziek we ook waren. We hadden geen eigen dokter, we waren niet verzekerd, want we waren illegaal. Ik kwam nauwelijks buiten. Waar moesten we naartoe? Het was bijna niet vol te houden.” In veel opzichten was het dan ook een bevrijding toen de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst in juli 2009 na een tip een inval deed in het pand aan de Herman Costerstraat in Den Haag. Een paar
Indonesiërs probeerden nog via het dak te vluchten, maar Benni liet het gelaten over zich heen komen. „Ik was bang, maar het was ook een opluchting. Ik hoefde daar niet meer te wonen en te werken. Het bakken was voorbij. De spanning zat hem vooral in wat er daarna met ons zou gebeuren. Ik was bang dat ik in de gevangenis zou komen. Maar ook dat maakte voor mij eigenlijk niet zoveel uit. Alles was beter dan wat ik daar in dat huis meemaakte.” Negen maanden later is de officier van justitie helder: hier was sprake van ’moderne slavernij’. In de tussenliggende maanden hadden de opsporingsinstanties het netwerk van uitbuiting ontrafeld, dat werd aangestuurd door hoofdverdachte P. en zijn echtgenote K. Het Surinaamse echtpaar met Javaanse wortels had in drie jaar tijd naar schatting van de officier meer dan 200 Indonesiërs illegaal naar Nederland gehaald. Om hen in Den Haag in ’mensonterende omstandigheden’ aan het werk te zetten. Wie er winst maakten, is volgens het dossier duidelijk. In Indonesië waren dat de vele ’agenten’ die de toeristenvisa regelden en de vluchten boekten waarop de mannen (en een enkele vrouw) naar Europa vertrokken. Meewerkend voorman S. was een tweede profiteur. Hij haalde de illegalen op van station Hollands Spoor en zag erop toe dat alles in de ’keukens’ goed verliep. En dan had hoofdverdachte P. nog een liefje (Y.), die geld verdiende met het regelen van de mensensmokkel. Maar de grootste winst kwam bij het echtpaar zelf en bij hun dochter, die eveneens een pand had met illegalen. Kijk alleen al naar de bedragen. Voor de smokkel betaalden de Indonesiërs omgerekend 3500 tot 6000 euro, daarbovenop kwamen de reiskosten. Die schuld konden ze afbetalen met werk, waarmee ze ongeveer 25 euro per dag verdienden (twee euro per uur). Maar het systeem was ingenieus. Doordat de illegalen ook voor hun matras moesten betalen en de voorman hen bewust slechts een beperkt aantal dagen liet werken, duurde het lang voordat de hele schuld was weggewerkt. Sommigen konden na een maand weg, anderen leefden veel langer in het Haagse pand. Als ze toch vertrokken, werden nieuwe illegalen ingevlogen. De huur van vijf matrasjes alleen al dekte de hypotheekkosten van het pand – op het moment van de inval waren er zeventien bezet. Verderop in de straat werden nog eens elf matrassen ’verhuurd’. Door de illegalen niet bij toerbeurt te laten werken, bleef het aantal illegalen maximaal en daarmee ook de huuropbrengsten. Vervolgens zorgden de lage lonen ervoor dat de productiekosten van de bananenchips en de gefrituurde rijstkoeken uiterst laag bleven, zodat K. de waar met veel winst kon verkopen. Met legale werknemers hadden ze de zaak nooit winstgevend kunnen houden, verklaarde het echtpaar. En dat geld hadden ze nodig, zeggen ze, omdat echtgenoot P. langzaam zijn gezichtsvermogen verliest en ze voor later dus een reserve willen opbouwen. Maar het is niet alleen eigenbelang, verklaart P.: „Als ik ze geen werk had geboden, hadden ze helemaal geen inkomen gehad.” Daar lijkt hij een punt te hebben, want strikt genomen kwamen de illegalen vrijwillig. De werkomstandigheden waren dan wel beroerd, maar het inkomen lag toch aanzienlijk hoger dan dat ze in Indonesië hadden gekregen. En na enkele maanden konden de meesten weg. Is het nog wel uitbuiting als illegalen vrijwillig de trap oplopen van een Haags pand om daar te gaan werken? Wel degelijk, concludeerde het Openbaar Ministerie (OM). Het criterium kan niet zijn dat mensen helemaal niet weg kunnen, want dan heb je het gewoon over gevangenschap in plaats van uitbuiting. Het criterium is dat er willens en wetens misbruik is gemaakt van illegalen. De verdachten wisten volgens het OM in welke klemsituatie de Indonesiërs zaten en probeerden hen daar bewust zolang mogelijk in te houden. Dat ze een loon betaalden, doet niets aan de dramatische omstandigheden af. Daar komt nog iets bij: zolang de illegalen niet de kennis hebben waar ze wel
voor Nederland normale minimumlonen kunnen verdienen in voor Nederland normale werkomstandigheden, beséffen ze niet eens dat ze een alternatief hebben. En dan wordt winstbejag door werkgevers uitbuiting. De rechtbank was het daar volmondig mee eens. Moderne slavernij en schaamteloze uitbuiting, oordeelden de rechters. Wat ook zwaar meetelde was het grote brandgevaar in het pand, dat in combinatie met het ontbreken van vluchtwegen tot een drama had kunnen leiden. Alles bij elkaar vonniste de rechter, op 3 mei, voor de hoofdverdachte nog hoger dan het OM had geëist: vier jaar. De anderen kregen iets lagere straffen dan geëist: een jaar voor echtgenote K. en voorman S., en een half jaar voor vriendin Y. Benni is nu wel klaar met de zaak. Hij hoopt niet dat er een hoger beroep komt. Tot het einde van de juridische procedure zit hij in de zogeheten B9-regeling. Dat betekent dat hoe langer het proces duurt, hoe langer hij in Nederland mag blijven. „Dat is een voordeel, ja, maar de stress van de zaak laat me niet los.” Nog één keer wilde hij zijn verhaal doen. „Het moet verteld worden wat er allemaal in dit moderne land gebeurt.” OM: Rechters leren snel bij In een half jaar is er veel veranderd in de juridische strijd tegen overige uitbuiting – mensenhandel buiten de prostitutiesector. Was er tot halverwege 2009 nog slechts een enkele veroordeling, in oktober 2009 maakte de Hoge Raad de gronden voor berechting aanzienlijk helderder. „De in Nederland geldende maatstaven dienen als referentiekader te worden gehanteerd”, oordeelde de Raad. Anders gezegd: of illegalen, gewend als ze zijn aan armoede in eigen land, zelf genoegen nemen met laag loon en beroerde werkomstandigheden is niet relevant. De Hoge Raad stelde nog iets: bij uitbuiting is niet doorslaggevend of verdachten zelf mensen hiernaartoe hebben gebracht om uit te buiten. Het is voldoende als ze zich bewust zijn van de omstandigheden waarin de illegalen verkeren en daar misbruik van maken. Het arrest zorgde in februari al voor een veroordeling in een nieuw proces tegen een Chinese restaurant-eigenaar. De verduidelijkte criteria helpen ook officier van justitie Monique Mos, die bij het Haagse parket mensenhandel in de portefeuille heeft. Zij was niet de aanklager in de zaak van de tokobakkers (zie hoofdverhaal), maar behandelt nu wel een zaak van Indiërs die landgenoten zouden hebben uitgebuit. „De rechters maken een groei door in hun ontwikkeling”, zegt Mos over de juridische ontwikkelingen. Ze spreekt van een ’leercurve’. „In Den Haag hebben we daarover niet te klagen. In de Fleurtop-zaak (uit 2006, waarbij illegale Bulgaren henneptoppen moesten knippen – red.) volgde geen veroordeling maar motiveerde wel een Nederlandse rechter voor het eerst heel precies wat mensenhandel is. De uitspraak van de Hoge Raad van oktober verduidelijkt wat wordt bedoeld met de term ’oogmerk’, die in het wetsartikel staat.” Het is dus helderder wanneer een verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overige uitbuiting. Het proces waarin vandaag de uitspraak komt draait om vier Indiase verdachten. Die hebben volgens de opsporingsdiensten op vele manieren misbruik gemaakt van de illegale status van landgenoten. Zo verdienden ze aan (onder)huur van matrassen, hielden ze loon in voor werk dat zij voor de illegalen regelden, of lieten ze de illegalen zonder betaling of voor extreem laag loon meer dan twaalf uur werken op de Haagse markt, in een restaurant of als schoonmaker (bijvoorbeeld in de Iraanse ambassade). Ook regelden ze tegen hoge vergoedingen valse paspoorten en transport naar GrootBrittannië.
Mos laat er geen twijfel over bestaan dat bij uitbuiting buiten de sekssector hoge straffen gerechtvaardigd zijn. „Zo hebben veel slachtoffers niets meer, ze hebben alles achtergelaten. In de zaak van de Indiërs was er een man, die alleen een broek, hemd en schoenen had, niet eens een onderbroek of een jas. En het was winter. Ze moesten gebruik maken van informele banken die hen veel meer rente berekenden dan anderen. Naar Western Union kunnen ze niet want ze hebben geen paspoort. En dan is er voor dit soort slachtoffers ook nauwelijks opvang. Het leed is minder zichtbaar dan in de prostitutie, maar het leed is er wel.” In deze zaak werkten de illegalen onder veel dreiging. Hun paspoorten waren ingenomen en een verdachte gaf enkele illegalen aan bij de politie, waarna ze het land zijn uitgezet. Dat maakte anderen inschikkelijk. In enkele gevallen was er mishandeling. De kern is volgens Mos dat illegalen zich nauwelijks aan de situatie kunnen onttrekken, en dat ook niet altijd wíllen. Mos: „Soms hebben ze 10.000 euro betaald om illegaal hier naartoe te komen. Ze willen dan niet altijd geholpen worden, ze zien niets in het afleggen van verklaringen. Ze willen liever verder werken om hun schuld af te betalen, ook al zijn de omstandigheden heel slecht. Soms krijgen ze een B9-status (voorlopig verblijf – red.) en een voortgezet verblijf, maar dan moeten ze in de legale sector werken. Daar worden ze niet perse financieel beter van.” Het helpt dat de jurisprudentie is aangescherpt. „We proberen de verklaringen steeds beter toe te spitsen op wat de rechter belangrijk vindt”, zegt Mos. „Er is een indicatorenlijst die we afvinken om in de gaten te houden of we alle belangrijke punten met de getuigen hebben doorgenomen.” Voor de strafmaat is er nog geen standaard, in tegenstelling tot drugszaken. „Er zijn nog geen richtsnoeren voor de strafmaat, maar de officieren werken daar wel aan. We moeten met zijn allen net zo gewend zijn aan het beoordelen en berechten van mensenhandelzaken als aan drugszaken, hoe raar dat ook klinkt.” Perdiep Ramesar en Martijn Roessingh ’Ik was bang dat ik in de gevangenis zou komen. Maar eigenlijk maakte dat niet zoveel uit. Alles was beter dan wat ik daar in dat huis meemaakte.’ Benni
publicatie datum: 20100515 sectie: deGIDS titel: Indië op het Malieveld
Den Haag;Indonesie;Zuid Molukken De Indische cultuur kent vele invloeden en dat is duidelijk te zien, te horen en te proeven op de jaarlijkse Tong Tong Fair in Den Haag. Indische mensen, Indonesiërs, Molukkers en Nederlanders ontmoeten elkaar, maar er klinkt ook Amerikaanse rock ’n roll. Perdiep Ramesar Wat heeft Barack Obama te maken met de 52ste Tong Tong Fair in Den Haag, waar wordt gegeten, gedanst, gemusiceerd, gelezen en gespeeld? De Amerikaanse president is het mooiste voorbeeld van wat het voormalige Pasar Malam Besar wil tonen: een mixcultuur. Obama heeft Afrikaans en Indonesisch bloed, hij heeft op Hawaï gewoond, en toch is hij een Amerikaan. Die vermenging wil de jaarlijkse beurs voor en over de Indische cultuur ook uitstralen. „De Indische cultuur zoals we die kennen is eigenlijk een mengcultuur”, zegt historica Florine Koning. „Natuurlijk, de bakermat is Indonesië, maar de cultuur kent verschillende achtergronden. En toch blijft het één cultuur. Daarom zijn wij ook zo blij met Obama.” Koning schreef het boek ’De Pasar Malam van Tong Tong, een Indische onderneming’, dat vorig jaar uitkwam, over de geschiedenis van de Pasar Malam Besar. Ook is ze woordvoerster namens de organiserende stichting Tong Tong. De jaarlijkse Tong Tong Fair is het grootste Indische, „eigenlijk Euraziatische”, festival ter wereld. Het is in 1959 ontstaan op initiatief van hoofdredacteur Tjalie Robinson van het tijdschrift Tong Tong. Hij wilde met een driedaagse fancy fair geld ophalen voor een cultureel evenement waar de Indische cultuur wordt getoond. „Toen was er nog geen subsidiecultuur zoals we die nu kennen”, legt Koning uit. Maar met de opbrengsten en de daaropvolgende uitbreidingen groeide diezelfde fancy fair uit tot een van de bekendste festivals in Nederland. Altijd in Den Haag, omdat daar steeds de grootste Indische gemeenschap heeft gewoond. „Nederlanders wisten niets over de Indische cultuur. Wat de initiatiefnemers wel van belang vonden, want veel Indo’s waren Nederlands staatsburger”, vertelt Koning. Nadat Indonesië in 1948 onafhankelijk was geworden, zijn tot 1968 ongeveer 400.000 ’kleurlingen’ naar Nederland gekomen. Ze hadden geen plek in de nieuwe republiek. Nederland stelde voor om daar te blijven en de Indonesische nationaliteit aan te nemen, maar de meesten kozen daar niet voor. In de nieuwe staat was het voor deze Nederlanders moeilijk om bijvoorbeeld aan werk te komen. Hun sociaaleconomische situatie dwong ze min of meer om te verhuizen. Toen ze in Nederland aankwamen, waren veel Nederlanders verbaasd dat deze mensen Nederlands spraken. „Maar ze spraken niet alleen Nederlands. Ze luisterden ook naar Amerikaanse muziek, vandaar dat veel Indische mensen indertijd van rock ’n roll en rock hielden. Zo is de Indorock ontstaan. Maar ook Hawaïaanse en Polynesische muziek was immens populair onder deze groep. Logisch, want die landen lagen dichter bij Indonesië dan Nederland, waardoor gemakkelijker uitwisseling plaats had. Ze hadden van alles wat.”
Robinson vond dat deze mengcultuur, ontstaan tijdens het Nederlandse kolonialisme, een plek in Nederland moest krijgen, omdat hij deel is van het Nederlandse culturele erfgoed. Zeker nadat een grote groep Indische Nederlanders zich hier heeft gevestigd. Het festival is vanaf het begin gemengd geweest. Er waren zelfs Nederlandse onderdelen, zoals een kermis. „Het lijkt enorm op de oude Pasar Gambir, die in Jakarta werd gehouden. Daar kwamen bijvoorbeeld Chinezen en Amerikanen, maar ook gekoloniseerde Indonesiërs. In Nederland komen voornamelijk Indische mensen, Indonesiërs, Surinaamse Javanen, Nederlanders en Molukkers. Allemaal verschillende achtergronden, allemaal met een eigen geschiedenis.” De eerste Pasar Malam werd in de voormalige Haagse dierentuin gehouden. Na vijf jaar was de dierentuin te klein en verhuisde het festival naar de Houtrusthallen. „Tot 1988, en toen was er geen plek meer. Waarop werd bedacht dat het op het Malieveld moest, in tenten. Noodgedwongen, maar de mensen vonden het toch wel leuk. Voordeel was dat de verschillende activiteiten in verschillende tenten konden worden ondergebracht. Inmiddels kan het festival niet groter, zelfs het Malieveld wordt te klein”, vertelt Koning. Het festival heeft twee naamsveranderingen ondergaan. Bij de oprichting was de naam Pasar Malam Tong Tong, waarna het Pasar Malam Besar werd. Tegenwoordig is de zaak gesplitst in de Tong Tong Fair en het Tong Tong Festival. „Door heel het land zijn verschillende Pasars Malam ontstaan. Zelfs kleine braderieën worden tegenwoordig zo genoemd. Vandaar dat er nu naar een deel van de oude naam is teruggegrepen.” Een Tong Tong is een uitgeholde boomstam die in Indonesië als alarmklok en sein-instrument werd gebruikt. Het ritme van de slagen gaf aan welk bericht het betrof. „De organisatie van het festival wil ermee zeggen: kom samen en geef de Indische cultuur door.” In de jaren zeventig ontstond het idee dat het festival puur Indonesisch moest zijn. „Steeds minder mensen wisten nog wat Indisch was, wat tot gevolg had dat men vond dat de westerse elementen er niet meer bij hoorden. De kermis verdween bijvoorbeeld”, vertelt de historica. „Bij deze kentering werd de beurs Indonesischer, maar het theater en de lezingen bleven meer aanbieden. Daar kwam de brede gemengde Indische cultuur wel naar voren.” Door de jaren heen blijkt het festival ook niet puur Indonesisch te zijn. Sinds jaar en dag komen ook Molukkers – die streven naar een onafhankelijke staat – naar het meerdaagse feest. In 1996 werd de Pasar Malam Besar zelfs geboycot door de Indonesische ambassade, omdat er Molukse activiteiten waren. Maar de Molukse gemeenschap bleef onderdeel van het festival. Nog steeds komen bussen vol Molukkers naar het Indische spektakel. Zo ontvangt de Haagse Tilly Saliwapessy in die week haar familie uit Assen, om samen naar het festival te gaan. „Het is een feest voor iedereen. Het festival is echt een ontmoetingsplaats waar we elk jaar kennissen, vrienden en nog meer familie tegen blijven komen. Vooral de ouderen in de familie voelen zich daar thuis. Voor een paar dagen is het weer net als vroeger in Indonesië en op de Molukken. De sfeer is feestelijk, het eten is goed, het ruikt er zelfs naar ons moederland. Daar komen Indonesiërs en Molukkers op een vreedzame manier samen.” De Surinaams-Javaanse Betty Serimewa vult aan: „Ook al zijn de Surinaamse Javanen vooral Surinaams, de muziek, het eten, de sfeer roept gewoon ons verleden op. Daarom gaan wij er ook elk jaar naartoe.” Rectificatie / Gerectificeerd
Correctie Zaterdag schreef Trouw in het artikel ’Indië op het Malieveld’ ten onrechte dat Indonesië in 1948 onafhankelijk werd. Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Nederland erkende die, onder zware druk, in december 1949. Lekker eten en veel muziek De 52ste Tong Tong Fair – van 19 tot en met 30 mei – is verdeeld in de fair, het beursgedeelte, en het festival. Er zijn tal van stands waar van alles te koop is, steeds gericht op de Indische cultuur. Het culinaire deel is ook dit jaar weer enorm belangrijk. Indische mensen en Indonesiërs houden van lekker eten. Er zijn kookdemonstraties en er wordt eten verkocht uit alle uithoeken van de Indische diaspora. Op het festival treden veel artiesten op, die de mengcultuur laten zien. Balinese dans- en muziekgezelschappen passeren de revue, maar ook ’de beste slack-key gitarist’ Makana uit Hawaï treedt op. Dit jaar is er ook sprake van fusion tussen Oost en West. Zo fuseert eigentijdse jazz met de traditionele krontjong, gamelan en rootsmuziek. Er is ook aandacht voor de muziek van de ’Amerindo’s’, oftewel Amerikaanse Indo’s. Daarbij wordt stilgestaan bij de grootscheepse emigratie van Indische Nederlanders naar de VS in de jaren vijftig en daarna. Die Amerikaanse link blijkt hoorbaar in de muzikale smaak van Indische musici. Tong Tong Fair: 19 t/m 30 mei Openingstijden: 11 - 22 uur doordeweeks en 11 - 23 uur op vrijdag en zaterdag. Toegangsprijzen: dagkaart €11,50, zaterdag/zondag €14,50, 65+ €7,50 en op zaterdag/zondag €9. Kinderen van 2 t/m 11 jaar €4,50 euro, studenten €9,50 euro en CJP-houders €8,50 euro. Voor groepen bestaan kortingstarieven en er zijn passe partouts voor alle twaalf en voor zes dagen.
publicatie datum: 20100517 sectie: Nederland titel: Wallen wachten gespannen op nieuwe pooiers
Machtsvacuüm na oprollen bende Wallengebied;Binnenstad;Amsterdam Perdiep Ramesar amsterdam – Vrijwel direct na de eerste arrestaties, een paar maanden geleden, wist iedereen op de Amsterdamse Wallen dat er een bende vrouwenhandelaren was opgerold. Het nieuws ging als een lopend vuurtje, want op de Wallen – als in alle hoerenbuurten – blijft niets geheim. De arrestaties waren een actie van politie, justitie, gemeente, belastingdienst en twee ministeries, die een netwerk van pooiers en vooral Hongaarse prostituees in de gaten hielden en oprolden. Met succes, meldde de gemeente Amsterdam vorige week. Negen mensen, onder wie drie prostituees die zelf pooier werden, zijn aangehouden en vier raambordelen op de Wallen zijn gesloten. De Hongaarse Svetla (23) had het niet alleen van de buurtroddel, ook het gedrag van mensen in de rosse buurt wezen op verandering. „Een bende verdween, dus er was een gat in de markt”, zegt de Hongaarse Roma die nu zeven jaar prostituee in Nederland is, ofwel sinds haar zestiende. „Sommigen haalden opgelucht adem, omdat zo’n bende meestal slecht nieuws is voor de vrouwen. Anderen werden juist nerveus, omdat ze bang zijn dat hun pooier ook tot die bende hoort en dat hij door de stress van de aanhoudingen misschien nog agressiever wordt. Zo’n verhaal kent altijd twee kanten.” Want wie neemt de positie van de opgerolde bende over? Djinka (21), ook een Hongaarse Romaprostituee: „De ene groep is weg, de andere komt ervoor terug. Een bende die we waarschijnlijk nog niet zo goed kennen. Dus weten we niet aan welke grillen we worden overgeleverd. Ook al werken we al jaren op de Wallen, we blijven kwetsbaar.” De meisjes komen onder dwang, legt Djinka uit. „Ze worden verhuurd, doorverkocht, mishandeld en verkracht. Die angst is er elke keer weer als nieuwe pooiers de macht grijpen. Hoe meer meisjes ze bezitten, hoe meer geld ze verdienen, des te meer macht ze hebben. Om die macht te houden, intimideren en dreigen ze. Ze houden je klein, desnoods met geweld. Hier geldt het recht van de sterkste.” De twee Hongaarse prostituees zeggen zelf niets met die nieuwe opgerolde bende te maken te hebben. Ze vertellen wel dat ze ook onderdeel zijn geweest van een dergelijk netwerk, maar zijn daar niet open over. Praten doen ze onder pseudoniem en alleen in de tweede of derde persoon, over anderen. Svetla en Djinka kennen beiden vrouwen die werkten voor die vrouwenhandelbende en zeggen dat die vrouwen het ’heel slecht’ hadden, ’net zoals bij de bende van Saban B’.” De Nederlandse Krista behoort tot de meest ervaren prostituees op de Wallen. Ze werkt al jaren zelfstandig, maar heeft vroeger veel meegemaakt. „Omdat ik volbloed Nederlandse ben en 48 jaar, ben ik niet aantrekkelijk voor bendes. Maar ik spreek dagelijks jonge buitenlandse meisjes, waarschijnlijk minderjarigen met valse papieren, en zie ze lijden. Ze zijn mooi als ze beginnen achter het raam, maar ze kwijnen weg naarmate de uren en dagen verstrijken. Na een paar maanden zijn ze verbeten en hebben ze een hekel aan mannen en misschien zelfs de hele maatschappij. Ze zijn
gebroken, helemaal kapot, stuk van hun dagelijkse lijdensweg. Maar het blijft doorgaan: meisjes komen, meisjes gaan, maar pooiers blijven altijd bestaan.” ’Stress van arrestaties kan de pooiers nog agressiever maken’
publicatie datum: 20100611 sectie: Nederland titel: Kiezers in Kerkrade stemmen voor duidelijke taal
PVV krijgt 36,2 procent van de stemmen Kerkrade;Limburg Perdiep Ramesar kerkrade – CDA-burgemeester Jos Som van Kerkrade zegt dat het vertrek van Camiel Eurlings de ondergang van Jan Peter Balkenende en zijn CDA in Limburg inluidde. „ Eurlings is een echte Limburger, die begrijpt de mensen in Kerkrade. Daarnaast was hij een geweldige minister van verkeer. Maar vooral ook een man van duidelijke taal. De Limburgers begrijpen hem en daar draaide het bij deze verkiezingen vooral om.” In de Limburgse gemeente verloor het CDA eergisteren bij de Tweede Kamerverkiezingen de meeste stemmen en won de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders de meeste zetels. Het CDA maakte een duikvlucht van 20 procent van de stemmen naar 11,6 procent. De PVV steeg van 12,9 naar maar liefst 36,2 procent. Als de kiezers in Kerkrade het in Nederland voor het zeggen hadden, zou de PVV 56 van de 150 zetels in de Tweede Kamer veroveren. Dat Wilders, Limburger van origine, zo veel heeft gewonnen, heeft volgens Som alles te maken met zijn duidelijke taal. „Mijn inwoners begrijpen wat deze man wil. Hij heeft gezag. Eurlings ook, maar Balkenende duidelijk niet. Een les voor politici, maar ook voor mij: wees altijd duidelijk en draai er niet omheen.” Kerkrade vergrijst snel en de kwesties waar de Kerkradenaren mee zitten, hebben daarmee te maken. Zoals de verhoging van de AOW-leeftijd, de beperking van de hypotheekrenteaftrek en slechte zorg. Daarnaast kent deze oude mijnwerkersstad een grote groep arbeiders, zoals Henk Kuntzelen (56). „Ik stemde eerder altijd op het CDA, net als mijn familie. Ik hield de christelijke normen en waarden hoog in het vaandel, maar die zijn allemaal verdwenen. Ik ben bang dat het verkeerd gaat met onze samenleving. Hoe ouder je wordt, hoe harder je hebt gewerkt, hoe harder je wordt gepakt. Alles gaat om geld, niet meer om goede verpleegsters, onderwijzers en agenten. Wie gaat er voor mij zorgen als ik niets meer kan? En, wat gebeurt er straks met mijn pensioen? ”, zegt de bouwvakker die tevergeefs probeert voor te rekenen hoeveel pensioen hij krijgt. Toen de mijnbouwindustrie bij Kerkrade in de zestiger jaren sloot, waren er in één klap 45.000 werklozen. De stad krabbelde weer op, maar de werkloosheid is er nog altijd een paar procent hoger dan in de rest van Nederland. Frits van Gierek (42) is zo’n werkloze. De machinebankwerker blijft solliciteren, maar is vaak ’te oud en te duur’ voor een baan. „Dat werk gaat naar jongeren die net van school komen. Kennelijk is er geen behoefte meer aan ervaring.” Hij verloor zijn baan bij een reorganisatie, ’aan mijn kwaliteit ligt het niet, zeiden ze nog’. Ook Van Gierek koos voor Wilders. Waarom niet voor de VVD die een strak economisch programma heeft? „Die bedragen van Rutte duizelen me. Veel te ingewikkeld voor iemand als ik. Termen als begrotingstekort en staatsschuld zeggen me niets. Een subsidiestop voor profiterende steuntrekkers en met dat teruggehaalde geld voor de eerlijke arbeider werk creëren, dat snap ik.” Immigratie en integratie zijn in Kerkrade nooit een probleem geweest. Burgemeester Som: „Dat hier in de jaren vijftig Italianen en andere buitenlandse mijnwerkers kwamen, maakte niets uit. In een mijn zegt kleur niets, daar is iedereen zwart. Elkaar vertrouwen en samen het karwei afmaken, dát
telde. Integratie en islam boeit de mensen hier niet. Dat is dus niet waarom Kerkradenaren op Wilders hebben gestemd.”
publicatie datum: 20100703 sectie: deVerdieping titel: Een gezellige bende
Veiligheid Amsterdam;Zuidoost;Holendrecht Het Amsterdamse stadsdeel Zuidoost pakt de criminaliteit en overlast van jongeren aan, onder meer in de wijk Holendrecht. Naar aanleiding van een reeks schietincidenten vorig en dit jaar besloten politie en justitie meer te doen aan preventie, zoals de aanpak van schooluitval en meer aandacht voor risicojeugd. Tegelijkertijd blijft de politie hard optreden. Een groep jongeren en een jonge moeder reageren op de aanpak en vertellen hoe zij het leven in Holendrecht ervaren. Perdiep Ramesar Een Antilliaanse jongen van twaalf jaar wordt bij metrostation Holendrecht op de grond gegooid, geboeid en in een politiebusje gezet. Hij had zijn identiteitsbewijs niet bij zich en dat moet wel in dit deel van Amsterdam Zuidoost. De politie mag hier, een veiligheidsrisicogebied, preventief fouilleren en doet dat ook. Alles wat lijkt op een wapen of drugs, wordt in beslag genomen. Wat volgt is een proces-verbaal. Afhankelijk van de ernst van de zaak wordt de eigenaar opgepakt. Terug naar die jongen van twaalf. Hij deed niets, liep hier gewoon argeloos rond en kwam in een fuik van de politie terecht. Hij was zijn ID vergeten en werd daarom tegen de grond gewerkt. Even later werd hij vrijgelaten: zichtbaar geïrriteerd, de scheldkanonnade is net niet hoorbaar voor de agenten. Dit soort incidenten komt vaak voor, als we de Holendrechters moeten geloven. Veel jongeren zijn al met de politie in aanraking geweest. Sinds het grote aantal schietpartijen in Zuidoost vorig jaar en begin dit jaar – de politie telt in totaal 22 vuurwapenincidenten – pakt de politie jongeren die op straat ’hangen’ harder aan. Recent maakten waarnemend burgemeester Lodewijk Asscher en stadsdeelvoorzitter Marcel La Rose nieuw beleid bekend. ’Repressie’ en ’preventie’ zijn de toverwoorden. Oftewel: een stevige aanpak van wie in de fout gaat, en voorkomen dat andere jongeren ’besmet raken’ en ook crimineel gedrag gaan vertonen. In de buurt van winkelcentrum Holendrecht is een vaste groep jongeren te vinden. Ze kennen iedereen en worden hartelijk begroet door mensen die langs fietsen. De groep is gemengd: voornamelijk jongens en mannen, maar ook meisjes en jonge vrouwen. Ze zijn van verschillende komaf: Surinaams, Antilliaans en Afrikaans. De meesten zijn in Nederland geboren of wonen hier bijna hun leven lang. De leeftijden in de groep variëren van 18 tot 52 jaar. Deze mannen van de straat hebben geen achternamen. Die vinden ze niet relevant voor de krant, ook al kent de politie ze wel. Zoals de 52-jarige Wendel die al jaren bekend is bij zowel politie als stadsdeel. Stadsdeelvoorzitter La Rose zei onlangs nog tijdens een bewonersbijeenkomst waar Wendel zich kritisch uitliet over de harde aanpak: „Dames en heren, dit is Wendel. Hij is inmiddels al een oudere jongere. Wendel is vroeger stout geweest, heel stout, maar hij heeft nu een baan en verwoordt de problemen van de jongens op straat.” Wendel heeft zo’n elf jaar van zijn leven in de gevangenis gezeten voor verschillende (zware) delicten: het dealen van drugs, beroving, mishandeling, maar hij heeft ook weleens iemand
neergeschoten. „Maar dat was vroeger, je weet wel, verstand komt met de jaren. Ik werk nu in een viskraam op de markt in Reigersbos (een andere buurt in Zuidoost, red.) en probeer deze jongens hier in Holendrecht een beetje in het gareel te houden. Ik weet wat er speelt, ik leef hier al bijna mijn hele leven. Die blauwe petten die van buiten de stad komen niet. Ze komen om ons te pesten. Die mannetjes op kantoor die subsidies verstrekken aan lieden die beweren er voor ons te zijn ook niet. Ze hebben ons geen steek verder geholpen. Ze weten niets.” Bijna alle jongens in zijn groep hebben problemen met de politie gehad. De meeste voor kleine vergrijpen, sommigen voor grotere zaken. Zoals ze op hun bankje zitten met hun joints en biertjes, lijkt het een gezellige bende. Ze lachen, grappen en dollen met elkaar. En ja, ze maken lawaai, maar dat gebeurt als meer mensen bij elkaar zijn, zeggen ze. „We doen niets en niemand kwaad. Ze moeten geen leugens over ons verkondigen”, zegt de dertigjarige Vincent. „We worden opgejaagd als dieren. Zodra de politie ons ziet, komen ze om ons heen cirkelen. Nu ik een kind heb, beheers ik me, maar tien jaar geleden zou ik me niet zo laten opjagen. Dan hadden ze een probleem gehad. Nu weet ik dat ik me rustig moet houden.” Hoewel de groep relaxt oogt, zit een aantal dingen ze ’zwaar dwars’. „Hoe de politie ons behandelt, dat we geen eigen plek hebben om ons terug te trekken en de negatieve naam die we hebben.” Het zijn volgens de jongeren problemen waar ze op straat mee te kampen hebben. „Zelfs bankjes worden verwijderd, zodat we niet kunnen zitten.” Verderop zijn drie jongens van ongeveer zes jaar met elkaar aan het vechten. Twee jongens tegen één. Ze slaan hard op elkaar in, de solist verliest en loopt huilend weg. De jongeren in de buurt moedigen ze aan en applaudisseren voor de winnaars. Maar Wendel waarschuwt zijn vrienden: „Nee, dat is niet goed. Je moet die jochies niet aanmoedigen. Dan keur je dat gedrag goed en doen ze het vaker. Deze jongetjes moeten begeleid worden. Ze moeten leren dat vechten niet de enige oplossing is en dat het leven op straat, hoe hard het ook is, ook anders kan worden geleefd.” Reactie politie: Holendrecht is een veiligheidsrisicogebied. Cameratoezicht, de aanwezigheid van agenten en preventief fouilleren zijn volgens de politie Amsterdam-Amstelland manieren om criminaliteit terug te dringen. „Om de criminaliteit aan te pakken en het veiligheidsgevoel toe te laten nemen, surveilleert de politie veel en zitten we overlastveroorzakers en wetsovertreders op de nek. Het beleid van de politie is erop gericht om, daar waar nodig, op identiteitsbewijzen te controleren. Het niet kunnen tonen van een ID is nooit een aanleiding om iemand direct naar de grond te werken. Het kan wel leiden tot een boete, maar er moet meer aan de hand zijn om geweld toe te passen.” „We proberen zo veel mogelijk om mensen met respect te behandelen. Soms wordt dat door reacties uit een groep onmogelijk gemaakt.” Reactie stadsdeel: „Een kleine groep jongeren zorgt in delen van Zuidoost voor criminaliteit en overlast”, zegt Marcel La Rose, voorzitter van stadsdeel Zuidoost. Het stadsdeelbestuur accepteert dit niet en kiest voor een harde aanpak tegen een groep van 52 overlastgevers. De groep direct om deze jongeren heen benaderen we actief om te voorkomen dat ook zij crimineel gedrag gaan vertonen. Deze aanpak zal er op termijn voor zorgen dat de goedwillende jongeren veel minder het gevoel krijgen opgejaagd te worden. De door ons van de politie verlangde acties zijn er op gericht om het gedrag van overlastgevers te corrigeren en de leefbaarheid te verbeteren.”
’Nu ik een kind heb, beheers ik me. Tien jaar geleden zou ik me niet zo laten opjagen’
publicatie datum: 20100712 sectie: Vandaag titel: Noord-Brabant even echt een met 'Westen'
Waalwijk blijft hele avond positief Nederland;Noord Brabant;Waalwijk Perdiep Ramesar waalwijk –Op de Brabantse gezichten op het Raadhuisplein in Waalwijk is nauwelijks spanning te zien. Dat wordt anders als de verlengingen volgen. De Waalwijkers blijven de hele avond optimistisch. Het publiek juicht bij corners, vrije trappen en mooie acties. Er is geen boe-geroep als de Spanjaarden de bal hebben. Maar ze balen zichtbaar als Oranje weer een gele kaart krijgt. Af en toe wordt er vuurwerk in de buurt afgestoken. Om zeven uur loopt het Raadhuisplein al vol. De Brabanders zijn klaar om feest te vieren op deze historische avond. Voor even is Noord-Brabant echt één met de rest van Nederland en staat de provincie pal achter de ’Hollanders’ in Zuid-Afrika. Op het plein staat een scherm van vijftien vierkante meter. Iedereen kan de wedstrijd goed volgen. Politie en beveiliging staan paraat om op te treden, maar niet te opvallend. Vierduizend mensen kunnen op het kleine dorpse plein de wedstrijd kijken. Maar zoveel zijn het er niet. Het Waalwijkse publiek is gemengd: jong, oud, blank, zwart en Bavaria-meisjes. Bij aanvang zingt iedereen het Wilhelmus mee: Nederlanders, Turken, Marokkanen en enkele Antillianen, allemaal met een Brabants accent. „De afgelopen weken stonden we met zijn allen achter Oranje. Het is waar dat we het niet altijd op hebben met het Westen, maar zodra het Nederlands elftal speelt, staan we er, net zoals ieder ander in Nederland”, zegt Waalwijker Jan Pieriks (76). Hij is naar het Raadhuisplein gekomen, maar weet nog niet hoe lang hij zal blijven. „Als het te heftig wordt, smeer ik hem. Gelukkig is het hier geen Museumplein in Amsterdam. Veel te massaal.” De Waalwijkers voelen totaal geen behoefte om naar de hoofdstad te gaan om de wedstrijd te bekijken. „Hier thuis, in ons Brabant, is het veel gezelliger. Hier is feest vieren echt onbezorgd feest vieren, met bier weliswaar”, zegt de Waalwijker Erik Egbert de Vries (26). „In de Randstad hebben ze geen idee van een goed feest.” Feesten is volgens de Brabander eten, drinken, lachen, zingen en hossen. „Het is het rijke Bourgondische leven wat wij hier kennen. We zijn hier veel relaxter. Geen gehaast en irritaties, we feesten hier tot het weer ochtend wordt, zonder dat het zomaar uit de hand loopt. In het Westen is het veel ruwer”, oreert De Vries. De zeventiger Pieriks blijft vanwege de goede sfeer tot het eind. „Het was een mooie voetbalavond, op z’n Waalwijks, op z’n Brabants.” ’In de Randstad hebben ze geen idee van een goed feest’
publicatie datum: 20100721 sectie: Vandaag titel: 'Respecteer Bouta net als Wilders'
Presidentschap oud-legerleider verontrust niet alle Surinamers in Nederland Suriname;Nederland Perdiep Ramesar amsterdam – Er klinkt bezorgdheid in de reacties van Surinamers in Nederland op de verkiezing van oud-legerleider Bouterse tot president. Maar er zijn ook relativerende woorden én irritatie over de afwijzende houding van Nederland. Rosemary Baldew kent de familie van de nieuwe Surinaamse ’pres’ Desi Bouterse nog uit haar jeugd. „Nederland heeft boter op zijn hoofd als het nu al zegt dat het Bouterse niet als president zal ontvangen en dat koningin Beatrix niet op staatsbezoek naar Suriname zal gaan. Nederland ontving eerder ook PLO-leider Arafat, wat kun je allemaal zeggen over diens verleden? Bouterse stelt orde op zaken, waar anderen dat niet hebben gedaan.” Suriname heeft Nederland niet nodig, zegt Baldew, als het waar is dat Bouterse goede contacten heeft met de opkomende economieën Brazilië en China. „Ik verwacht dat deze man geen domme dingen zal doen. Want hij weet dat er op hem wordt gelet en dat hij is veroordeeld. Hij is nu ouder en wijzer en het zou best kunnen dat hij zich tot de grootste leider in het Caribisch gebied ontwikkelt.” Ranjit Kharagjit is bang. Hij bouwt een huis in Suriname en is van plan om over twee jaar naar zijn geboorteland te verhuizen. „Nu vrees ik dat we de verhuizing moeten uitstellen. Bouterse houdt niet van buitenlanders en ik ben Nederlander. Bouta gaat ervoor zorgen dat de banden met Nederland worden losgekoppeld en dat hij zijn straf ontloopt. Ik hoef geen herhaling van de jaren tachtig en wil daar veilig kunnen leven.” De Haagse PvdA-wethouder Rabin Baldewsingh relativeert de bezorgdheid van Surinamers in Nederland. „Bouterse heeft drie fouten gemaakt. Hij heeft de rechtsstaat in gevaar gebracht met de coup, hij was de baas tijdens de Decembermoorden en dus verantwoordelijk, en hij maakte van Suriname een narcostaat. Daarvoor is hij veroordeeld. Zonder dat verleden is hij een politicus die in Suriname nieuw elan vertegenwoordigt. Hij staat voor de Nieuwe Politiek, die niet meer langs etnische scheidslijnen werkt. Iedere bevolkingsgroep in Suriname is in zijn partij vertegenwoordigd. „Vergeet niet dat hij in de periode voor de Decembermoorden zeer vooruitstrevende dingen gedaan heeft. De mensen in Suriname zeggen niet voor niets: hij heeft ten minste onze wegen geasfalteerd en delen van het land tot ontwikkeling gebracht met werkgelegenheid en volkshuisvesting. En nu is hij democratisch gekozen tot president, dat moeten we respecteren, zoals we in Nederland Geert Wilders en zijn partij respecteren.” De verkiezing van Desi Bouterse tot president van Suriname maakt dat het boek ’Suriname en ik’ , waarin ruim veertig Surinamers in Nederland vertellen over hun persoonlijke relatie met het land waar zij of hun ouders zijn geboren. In het boek, dat in november verschijnt, haalt de een herinneringen op aan de jeugdjaren in Suriname, de ander vertelt over tijden en gebeurtenissen die indruk hebben gemaakt en soms een
leven hebben getekend. Het boek bevat bijdragen van onder anderen advocaat Gerard Spong, dichter Antoine de Kom, zangeres Denise Jannah en schrijfster Henna Goudzand Nahar. Het boek is samengesteld door politicus en theatermaker John Leerdam en journalist en oudnieuwslezeres Noraly Beyer, die na de decembermoorden in Suriname in 1982 naar Nederland emigreerde. Het verschijnt ter gelegenheid van vijfendertig jaar onafhankelijkheid van Suriname.
publicatie datum: 20100726 sectie: Voorpagina titel: 'Ze klapten dubbel als luciferstokjes'
19 doden en bijna 350 gewonden op overbevolkt dance-feest in Duisburg Duisburg;Duitsland Perdiep Ramesar amsterdam, duisburg – Voor Dennis Farhazz (25) uit Emmen is de Love Parade 2010 in Duisburg de ’meest beangstigende ervaring ooit’. Hij was voor de derde keer op de Love Parade en voor het laatst. Zaterdag voltrok zich een drama tijdens de Love Parade, één van de grootste dance-evenementen in Europa. Er vielen negentien doden in leeftijd variërend van18 tot 38 jaar – onder wie een 22-jarige Nederlander – en bijna 350 gewonden. Ze vielen, werden doodgedrukt of vertrapt. De organisatie heeft laten weten dat er nooit meer een Love Parade wordt gehouden. Of Farhazz naar een ander groot evenement durft waar massa’s op af komen, weet hij nog niet goed. Hij zag al vroeg zaterdagmiddag dat er te veel mensen op het festivalterrein kwamen en koos ervoor om zo snel mogelijk te vertrekken, „want het was echt niet leuk meer”. Hij was niet de enige die daar zo over dacht. Maar het terrein kon hij toen alleen verlaten via een voetgangerstunnel die hem ’zijn grootste nachtmerrie’ bezorgde. „In de tunnel was het aardedonker van de mensen. Ik zag niets en voelde alleen zwetende mensen om me heen. We waren zo dicht op elkaar gepakt dat de lichamen als een verpakking om mijn lijf voelden. Bewegen was onmogelijk.” „Het enige wat ik hoorde was gehijg en gezucht van mensen, niets anders. Verder was de stilte doods. Naarmate ik verder in de tunnel kwam, werd het gezucht een zware ademhaling. Mensen vielen flauw. Sommigen begonnen te braken. Ze konden niet meer. Het ademhalen in die doorgang werd steeds moeilijker. Ook ik had er moeite mee en probeerde me er volop op te concentreren.” De Emmenaar beschrijft hoe hij werd voortgestuwd door de massa. Stappen kon hij nauwelijks zetten, uit angst dat hij op iemand zou gaan staan. „Zodra er iemand valt in zo’n situatie, is het met hem gedaan, dacht ik op dat moment”, zegt Farhazz. „Ik had nauwelijks in de gaten dat ik vooruitkwam. Toen leek het wel of een golfbeweging de groep duwde. Elke keer weer zo’n golf en we gingen vooruit in de richting van het licht aan de uitgang van de tunnel. Door de drukte kon ik niet eens precies inschatten hoe ver dat licht was. Maar ineens was ik er. Ik kon weer ademhalen.” Ondertussen ging het vlak voor de tunnel waar Farhazz net door was helemaal mis. De organisatoren hadden gerekend op een half miljoen bezoekers aan het gratis festival, maar er kwamen volgens schattingen 1,4 miljoen op af. „Mensen kwamen van alle kanten. Ze wilden weg, maar er kwamen minstens zoveel mensen binnen. Een complete chaos”, vertelt Guido de Jong (28) uit Delft.
Zijn eerste Love Parade liep uit op een drama. „Ik liep richting de voetgangerstunnel toen er ineens mensen uit de lucht vielen. Ze probeerden via allerlei trappen en stellages op het feestterrein te komen, omdat dat via de tunnel niet meer kon, want die liep vol. Toen die hausse aan mensen neerviel op de menigte, vielen er doden. Mensen klapten dubbel als luciferstokjes. Ze kwamen neer met hoofden naar beneden, knalden op nietsvermoedende feestgangers neer.” Anders dan de doodse stilte van Farhazz ervoer De Jong een immens lawaai. „Grote paniek heerste. Oorverdovend geschreeuw, gekerm en gehuil, het deed pijn aan mijn oren, mijn hoofd bonkte, en ik merkte niet eens dat mijn kleren scheurden en ik mijn rugtas kwijt was. Ik wilde overleven.” ’Oorverdovend gehuil en geschreeuw, mijn hoofd bonkte, ik merkte niet dat mijn kleren scheurden, ik wilde overleven’ Guido de Jong, bezoeker
publicatie datum: 20101005 sectie: deVerdieping titel: Requiem voor de oude krakersscene
Nederland;Amsterdam Op 1 oktober werd het kraakverbod van kracht. Vier krakers van het eerste uur namen ’s nachts in Groningen afscheid van ’hun’ beweging en blikten terug: „De kraakbeweging werd grilliger en gewelddadiger. Het was oorlog, althans in ons hoofd. Tegenwoordig is het idealistische eraf.” Perdiep Ramesar Er heerst een rouwstemming in het voormalige Groningse kraakpand. Vier mannen zijn deze donderdagnacht bijeengekomen. De klok slaat twaalf. De vier veertigers steken in de doodse stilte een kaars aan. Allemaal één lange zwarte kaars, alsof ze daarmee een dierbare vaarwel zeggen. „We hebben samen veel meegemaakt. Het was een rumoerig tijdperk. Maar het einde is daar. Het kraakverbod gaat deze nacht, 1 oktober, in”, begint één van de mannen de rouwplechtigheid. . „De nieuwe wet maakt kraken strafbaar, alsof het ooit echt werd getolereerd. Wij zijn tot nu toe nog steeds passief betrokken in de beweging, maar we hebben samen besloten om deze nacht afscheid te nemen. Afscheid van de kraakbeweging, afscheid van elkaar. We gaan ieder onze eigen weg. Het kraken behoort vanaf nu tot het verleden.” De man die het woord voert, is de Groninger Wiljan en is 43 jaar, jurist en beleidsambtenaar. De drie anderen, Geerten (44, leraar maatschappijleer), Lutger (41, socioloog) en Henk (43, bestuurskundige en ambtenaar) komen uit Nijmegen, Amsterdam en Assen. Hun achternamen mogen niet bekend worden, ook willen ze niet op de foto. Ze hebben een groot deel van hun leven gekraakt, waarbij ze niet altijd vriendelijk zijn geweest. De heren zijn net als veel krakers mediaschuw. Niets wat ze vertellen mag herleidbaar in de krant. „Niet alles wat wij in het verleden dachten en deden, kon het daglicht verdragen. We hebben veel gedoe met de autoriteiten gehad, maar we hebben ook alle vier een baan, en sommigen van ons een gezin. Onze levens lijken op orde, die willen we niet verstoren. We willen onze gezinsleden en collega’s niet zomaar confronteren met wat wij op onze kerfstok hebben”, legt Nijmegenaar Geerten uit. De ’oude krakers’, zoals ze zichzelf graag noemen, kennen elkaar uit het krakerscircuit. „We kwamen elkaar tegen bij acties in de verschillende steden. Hoewel krakers vaak lokaal bezig waren, voelden wij ons toch samen één collectief”, vertelt de Amsterdammer Lutger. „We werden vrienden. Niet omdat we onze jeugd deelden, ook niet doordat we uit dezelfde buurt kwamen of dat onze ouders elkaar kenden. Nee, we hadden dezelfde overtuiging, dezelfde ideeën, dezelfde gedachten over hoe het verder moest met Nederland”, vult Assenaar Henk aan. „In de Drentse hoofdstad Assen stelde de kraakbeweging niet zoveel voor. Er was één kraakcafé en enkele panden”, verzucht hij. „Daarom ging ik naar Groningen. Daar was vergeleken met Assen wel avontuur te vinden: meer te kraken panden, meer activisme, meer gevoel voor ideologie. In Groningen was leegstand écht een probleem. Bovendien was er in die stad gewoon meer te beleven met het grote aantal studenten.” Het waren vooral de ’rode’ steden die meer kraakactiviteiten hadden, stellen de vier mannen. „Groningen was links, Nijmegen zeer links, wat ook gold voor Amsterdam. Studentensteden trokken ook meer ideologische strijd aan met al die opstandige studenten die net hun puberbroeken waren ontgroeid. Tegenwoordig is het ideologische, dat idealistische eraf. Het gaat niet meer om het sociale, het gezamenlijke. Het gaat puur om woonruimte, en bravoure”, meent Geerten.
Nu is het allemaal eigenbelang en stoerdoenerij dus, maar waar waren deze vier oude krakers dan mee bezig? „Wij komen uit de tijd dat er werkelijk problemen waren in de steden. Er was grote leegstand in de jaren tachtig. Er heerste een crisissfeer, mensen waren ontevreden. Iedereen beschuldigde de overheid daarvan. Hele gezinnen kwamen op straat te staan, studenten vonden geen woonruimte. Krakers wachtten daar niet op. Wij namen gewoon leegstaande panden in. Hoe kon het zo zijn dat mensen aan het creperen waren, terwijl er zoveel panden onbewoond waren. We betichtten de overheid van klassenjustitie, dat ze alleen zorgden voor de rijken. En, natuurlijk kwam het bekende cliché voorbij: de rijken worden rijker en de armen armer. Maar dat gevoel hadden wij ook werkelijk”, vertelt Wiljan. Het ritueel dat het afscheid van de kraakbeweging moet voorstellen, voltrekt zich in zijn woning. Het pand is geheel gerenoveerd. Het ziet er netjes uit. Het enige wat nog aan het kraken herinnert, is een ingelijst T-shirt waar de grote A van Anarchy op staat. Dat symbool droegen veel krakers ’vol trots’, ze waren anarchistisch, zij bepaalden zelf wel wat er in zo’n pand gebeurt. Het is haast onmogelijk voor te stellen dat in dit huis een groep ideologische activisten de leegstand, de verloedering en de crisis te lijf ging. Het was het laatste pand dat Wiljan kraakte. „Dit was een klein, gezellig en onopvallend huisje net buiten het centrum. We trokken er in, zonder dat iemand het doorhad. In één nacht woonden we hier, alsof het pand nooit leegstond. Zelfs de eigenaar leek het niet erg te vinden. De autoriteiten deden niet eens moeilijk. Even dachten we dat het een valstrik was. Maar dat was niet zo. De eigenaar kwam na ons een paar maanden met rust te hebben gelaten, bij ons aan de deur, of eigenlijk zijn deur. Hij wilde met ons praten. We vormden met ons tienen één collectief, maar we vaardigden drie leden af, onder wie ikzelf. Wij spraken met de man. Hij was aardig en hij had een goed voorstel. Het pand kon hij niet zo gauw verkopen, dus hij stelde voor dat wij daar mochten blijven tegen een relatief lage huur, inclusief gas en elektra. Onze inschrijving regelde hij wel met de gemeente. Maar dan moesten wij ervoor zorgen dat het netjes bleef. We hadden mazzel. Die man was slim. Zijn pand bleef bewoond, hij kreeg wat geld en het pand bleef netjes. Na een jaar zaten er nog vijf in het pand, want het beviel ons goed. Toen kwam hij met een contract dat wij het in principe voor onbepaalde tijd konden huren”, vertelt Wiljan. Jaren later, toen de krakers allemaal een goede baan hadden, vlak voordat de eigenaar stierf, tekenden ze de koopovereenkomst. „Het was een goede man en hij had het goed met ons en met zijn pand voor. Maar toen was ik al wat volwassener.” De vier krakers halen herinneringen op bij het kaarslicht. De muren zijn wit, waardoor de vier kaarsen genoeg licht geven om elkaar duidelijk te kunnen zien. Ook herinneringen waar ze niet trots op zijn, passeren de revue. „Mijn eerste kraakactie was voor mij misschien wel de meest beangstigende. Daarna werd ik hard”, vertelt Lutger. „We trokken met veel bombarie het Amsterdamse pand in. Teveel lawaai, waardoor de juten gauw gewaarschuwd waren. Ze kwamen met veel machtsvertoon aan racen, pakten hun knuppels en begonnen op ons in te meppen. Ik wist niet waar ik het moest zoeken. Ook ik heb een paar klappen gehad. We hadden deze kraak verloren. We trokken ons terug en verdwenen in de stad.” „Omdat de politie zo reageerde, werden we nog bozer. Voor ons waren zij de kapitaalpolitie. Zij bewaakten het kapitaal voor de rijken, namelijk de panden. Onze acties werden daarna beter
georganiseerd, efficiënter, sneller en doelmatiger. Ik lijk wel een kolonel als ik mijzelf zo hoor praten. Maar, vergis je niet, het was ook oorlog. Althans, in ons hoofd.” De vier rouwenden behoorden tot een harde kern. Zo zegt Geerten de bekende vermoorde Nijmeegse krakersbaas Louis Séveke te hebben gekend. „Nijmegen was één van de grootste krakerssteden. De bolwerken hadden allemaal een harde kern met daarom heen vriendinnetjes en meelopers die zodra de politie te dichtbij kwam, wegrenden. Tijdens kraakacties was ik nagenoeg onherkenbaar. Ik droeg zwarte bivakmutsen, zwarte jassen met capuchons, zwarte spijkerbroeken en zwarte kisten. Ik had altijd een knuppel bij me om, als het nodig was, terug te slaan. Verscheidene politiemannen hebben klappen van mij gehad. Ik dacht er niet bij na dat zij bevelen opvolgden en thuis een gezin hadden dat op hen wachtte. Het was een spannende tijd. Er was veel politie op de been, er raakten vaak mensen gewond. Het ging van kwaad tot erger. We waren zo boos en activistisch dat we alles en iedereen die ons uit de weg wilden, zo hard mogelijk terug sloegen. Dat was niet goed, want onze ideeën waren in principe geweldloos. Maar we voelden ons onoverwinnelijk, en dan gaat het verkeerd.” De ideologie achter de kraakbeweging was volgens de vier heren van origine niet gewelddadig. Wel werd de beweging zelf later grilliger en gewelddadiger. „Omdat er steeds minder steun te vinden was bij de burgers en omdat er meer druk kwam vanuit de overheid met meer verboden, politieacties en arrestaties, moesten wij ons ook beter wapenen. De gedachte dat we een oorlog voerden bleef, maar het was niet meer de strijd tussen ons en de autoriteiten, maar tussen ons en de rest van de stad”, vertelt Henk. „We oogstten steeds minder sympathie, dat merkten we, wat ons overgevoelig maakte. En ja, een kraker in het nauw maakt rare sprongen. Letterlijk.” Bovendien, vertelt Henk, kwamen er andere types af op de kraakbeweging. „Er kwamen mensen uit heel Europa, die een andere kraakcultuur kenden, gewelddadiger. Zuid-Europeanen, OostEuropeanen, die zijn feller en harder. Wij bleven toch typisch Hollands: nuchter, rechttoe rechtaan, geen onnodig gedonder. Bij die nieuwelingen zag ik ook wel lieden van wie ik dacht dat die gestoord waren, of gewoon keihard crimineel. Met zoveel vreemden – met ook foute Nederlanders ertussen – en verloop konden we het overzicht niet goed bewaren. Ik kende de helft van de groep niet meer. Nog een reden voor de teloorgang van de kraakbeweging.” Buiten wordt het al bijna licht. De vier zwarte kaarsen zijn bijna opgebrand. De mannen zijn moe. Als ze horen dat er in Amsterdam rellen zijn geweest tussen krakers en de politie, schudden ze hun hoofd. „Terwijl er zulke goede huisvestingsregelingen zijn, zoals anti-kraak en sociale huurwoningbouw. Nu kun je beter dan ooit praten met de corporatie of de gemeente. Vechten met de politie is uit de tijd. Dat moet ophouden. Ons land heeft ernstiger problemen. Deze crisis is anders dan toen, ook politiek gezien. Dit gaat om onze portemonnee, veel minder om de stenen. Het heeft geen zin meer om die te werpen richting het bevoegd gezag. Mensen worden echt niet meer zomaar op straat gezet”, zegt Wiljan. De andere drie oude krakers knikken mee, en daarmee besluiten ze deze afscheidsnacht. De kaarsen worden uitgeblazen. De mannen gaan weg en de stilte keert weer. Brede maatschappelijke steun is verdwenen De krakersscene in Amsterdam is sterk veranderd, valt te lezen in het onderzoeksrapport ’Kraken in Amsterdam anno 2009’ van de Vrije Universiteit in Amsterdam. De criminologen concluderen na langdurig veldwerk in het krakerscircuit onder meer dat het aantal krakers in de hoofdstad sinds de hoogtijdagen in de jaren tachtig sterk is gedaald. Toen waren er naar schatting 20.000, inclusief de sympathisanten, dat aantal daalde in de jaren negentig sterk tot
ongeveer 4.000. Nu kent de Amsterdamse kraakbeweging volgens de onderzoekers een harde kern van ongeveer twee- à driehonderd echte krakers. De krakers zelf houden het op 1500 tot 2000 krakers, sympathisanten en actievoerders. De kraakbeweging lijkt, volgens het rapport dat begin dit jaar verscheen, ook van karakter te zijn veranderd. ’Geweldgebruik binnen de kraakbeweging is grotendeels verdwenen, verhalen over een verharding ten spijt. Het aandeel van buitenlandse krakers laat zich lastig exact vaststellen. Al heel lang zitten er buitenlanders in de kraakbeweging, ze komen uit allerlei landen binnen de Europese gemeenschap. Ze kraken soms op eigen houtje, omdat ze niet eenvoudig aansluiting vinden bij de kraakbeweging die vanuit enkele buurtkernen werkt.’ De onderzoekers bevestigen het beeld van de ’oude krakers’ die in Groningen afscheid namen van de kraakbeweging. ’In de hoogtijjaren van het kraken in de jaren tachtig bestond er in de samenleving vrij brede steun voor de achterliggende motieven van de strijd tegen woningleegstand. Sinds die tijden is er veel veranderd. Leegstand is verminderd, anti-kraak is ingevoerd, het aantal krakers is sterk gedaald en ook binnen de beweging zijn veranderingen opgetreden. In Amsterdam zijn naar schatting nog 200 tot 300 panden gekraakt. Van brede maatschappelijke steun lijkt inmiddels geen sprake meer.’ Gevolg daarvan is, volgens de wetenschappers, de wet die per 1 oktober het kraken definitief verbiedt. ’Het gaat nu puur om woonruimteen bravoure’ ’Het werd een strijd tussen ons en de rest van de stad’
publicatie datum: 20101101 sectie: Nederland titel: Tegen: Keuze is gemaakt
Tegen: Keuze is gemaakt Nederland Perdiep Ramesar amsterdam – Zo veel politie als er is bij de pro-Wilders-demonstratie, zo weinig ordehandhaving is er zaterdagmiddag op het Jonas Daniël Meijerplein in Amsterdam, waar bij het monument de Dokwerker een tegendemonstratie wordt gehouden. Na dit anti-Wildersprotest kunnen de organisatoren van het Platform tegen Vreemdelingenhaat nul arrestaties, geen schermutselingen, bijna duizend demonstranten en ontspannen ogende agenten op hun conto schrijven. „Maar vijftig demonstranten pro-Wilders en duizend anti? Ik geloof dat de mensen hun keuze hebben gemaakt”, zegt Marieke Rietland (24) uit Amsterdam. Ze studeert geschiedenis en besluit zich tijdens deze demonstratie aan te sluiten bij de als politiek-radicaal bekend staande Internationale Socialisten. Rietland legt uit waarom ze lid wordt van de organisatie. „Tegenwoordig lijkt het wel alsof iedereen die zich linksig opstelt zich moet verantwoorden, omdat het allemaal niet past in deze gefrustreerde samenleving waarin haat en uitsluiting steeds vaker de overhand krijgen. Geert Wilders en zijn kornuiten kunnen alles zeggen wat ze willen. Zelfs justitie wil daar in deze democratische rechtsstaat niets tegen doen. Zoals Nederland nu wordt, lijkt het wel alsof vechten wel mag, maar thee drinken niet. Ik heb het gevoel dat ik daar iets tegen moet doen.” Daarmee zinspeelt ze op wat de oud-burgemeester van Amsterdam en huidige PvdA-leider Job Cohen in kringen ter rechterzijde wordt verweten: te weinig aanpakken, te veel aanpappen. Naast een uiteenlopende verzameling socialisten en anti-fascisten zijn ook verscheidene Turkse en Marokkaanse welzijnsclubs aanwezig bij de Dokwerker. Maar er is een duidelijke verdeling van het publiek te herkennen. Het gros van de demonstranten is blank, activistisch, alternatief en in z’n sas. De Turkse en Marokkaanse Nederlanders blijven op de achtergrond en kijken enigszins onwennig om zich heen. „Wij demonstreren eigenlijk nooit, maar tegen Wilders moeten we wel. Wat hij uitkraamt, kan niet. Het is even raar om hier te zijn in dit bonte gezelschap, maar eens moet de eerste keer zijn”, zegt de Marokkaanse leerkracht Imad Akoubchi (36) uit Utrecht. Vanaf een klein podium klinken toespraken. Een van de bekende sprekers is schrijfster Lydia Rood. Een lach verschijnt op haar gezicht als ze een poster leest waarop staat: ’PVV, Partij voor Vrijemarktpolitiek en Vreemdelingenhaat’. Vlak achter Rood staat Gretta Duisenberg, de vrouw van de bekende bankier. Zij is bekend als pro-Palestijns en demonstreert hier tegen het pro-Israëlische standpunt van Wilders: „Hier op dit plein met zoveel verschillende mensen blijft het wel vrede terwijl er geen politieman aan te pas komt”.
publicatie datum: 20101203 sectie: Vandaag titel: 'Mijn moeder schonk in, mijn vader gaf me 't glas'
Drinken ingebakken in West-Friese cultuur Preventieproject richt zich op groep 7 van de basisschool Hoorn;Noord Holland Perdiep Ramesar hoorn – West-Friese jongeren drinken veel alcohol en kunnen er, ook op jonge leeftijd, gemakkelijk aankomen. Alle preventieprojecten ten spijt. Neem Arjen Kuiper uit Hoorn. Hij is vijftien jaar, maar ziet eruit als een kerel van achttien. Geen enkele caissière die hem ervan zou verdenken dat hij illegaal alcohol koopt bij de buurtsuper. Maar hij doet dat wel. Omdat hij het meest uit de kluiten gewassen is, schakelen zijn kleinere vrienden hem altijd in om de drank in te slaan. Als de buit binnen is, zetten ze het op een drinken. Alles wat is ingekocht moet op. „Ik heb leren drinken bij mijn ouders thuis. Toen ik twaalf was, nam ik mijn eerste slokje bier. Mijn ouders waren erbij. Mijn moeder schonk het glas in en mijn vader gaf het mij aan. Op mijn dertiende verjaardag dronk ik met een paar vrienden een kratje leeg. Zo vieren we sindsdien alles, met bier. Zonder booze geen feest”, vertelt de vijftienjarige. Zijn vader en moeder staan erbij. Ze zijn deze donderdagmiddag met hun zoon Sinterklaasinkopen aan het doen. Op het lijstje van winkels staat ook de slijterij. „Deze keer hoeft die knaap niet stiekem naar de supermarkt en we kopen niet alleen bier”, zegt vader Kuiper trots, moeder lacht. Dit voorbeeld komt burgemeester Gerrit Westerink van de West-Friese gemeente Schagen niet onbekend voor. „Dat is misschien wel het lastigste probleem: alcohol drinken zit ingebakken in de West-Friese cultuur. Kinderen doen het, omdat de ouders het ook doen. Alcohol hoort erbij, op de kermis bijvoorbeeld. Een cultuuromslag is nodig”, zegt Westerink. In het West-Friese Schagen, in de kop van Noord-Holland, bestaat het project ’Helder in de kop’ dat jongeren ervan moet weerhouden om te jong alcohol te nuttigen. Maar ook om ouders ervan te overtuigen dat alcohol op jonge leeftijd ’onomkeerbaar hersenschade’ kan veroorzaken. Horeca, supermarkten, huisartsen, politie en justitie werken er allemaal aan mee. „We geven ook voorlichting op basisscholen voor zowel kinderen als ouders. Dat begint al in groep zeven, want we willen ze op de risico’s wijzen voordat ze hun eerste slok nemen. Uit onderzoek blijkt dat jongeren in deze regio gemiddeld 12,2 jaar oud zijn als ze alcohol beginnen te drinken. We moeten er in elk geval voor die leeftijd bij zijn.” De burgemeester kijkt ook naar de langere termijn. „Uit onderzoek van de gemeentelijke gezondheidsdienst blijkt dat kinderen die alcohol drinken twee schoolniveaus lager scoren dan leeftijdsgenoten die niet drinken. Daar zit meteen de valkuil. Dit probleem is niet te zien. Als een jongen de intelligentie van een gymnasiast heeft, maar door de drank op het vmbo terechtkomt, hoeven de onwetende ouders dat verband niet te zien. Zij zeggen: ’vmbo is toch ook prima’. Maar het is toch zonde.”
Ook Hoorn heeft een alcoholpreventieproject, ’West-Frisland’ genaamd. Daar zijn soortgelijke samenwerkingsverbanden. Maar dat deert de jongeren niet. „Aan alcohol kunnen we altijd komen. Als het niet meer in de kroeg is of in de supermarkt, dan is het wel thuis”, zegt Simon Jans de Vries (14). „En op de kermis zijn we helemaal niet te houden.”
publicatie datum: 20101222 sectie: Vandaag titel: 'Straks breek ik weer wat'
Bange ouderen blijven binnen Thuishulpen komen wat later Nederland Perdiep Ramesar den haag – Ondanks het barre winterweer wagen veel ouderen het toch om naar buiten te gaan. Ze doen boodschappen of gaan naar de ouderensoos. Maar niet alle ouderen durven de deur uit. Sientje Jawah (85) uit Den Haag bijvoorbeeld durft de straat niet op te gaan. Ze is bang dat ze uitglijdt op het gladde trottoir. In de sneeuw lopen is ook een probleem, want ze vreest dat ze zich verstapt. „Door het hoogteverschil weet ik niet hoe diep ik met mijn schoenen in de sneeuw zak”, zegt de Surinaams-Javaanse uit het Haagse Transvaalkwartier. „Ik doe alles nog zelf, maar dat is nu even afgelopen. Straks breek ik weer wat.” Bij de ouderenorganisaties is het niet zo dat het klachten regent. In sommige regio’s is het zelfs rustig. Bij het gewest Den Haag van de ouderenbond ANBO wacht de beller een antwoordapparaat. Tijdens de Kerstperiode is de centrale niet dagelijks bezet, luidt de boodschap. Als er iets is, kunnen leden inspreken, zodat ze kunnen worden teruggebeld. In andere gewesten hebben ouderen vragen over bijvoorbeeld het taxivervoer en het openbaar vervoer. Sommige ouderen willen met de Kerstdagen naar hun kinderen kunnen. Ook bij de thuiszorg lijkt er geen probleem. De thuishulpen zijn misschien iets later dan normaal, maar ze komen wel. Ouderen die geen hulp hebben, moeten het vooral hebben van familie, vrienden en zorgzame buren. Dat geldt ook voor Jawah. Haar kleindochter Jenny (36), die ook in Den Haag woont, brengt haar boodschappen thuis. „Mijn kinderen zijn inmiddels ook al oud. Mijn oudste zoon, die in Den Haag woont, is al vijfenzestig. Mijn vijf andere kinderen wonen te ver weg om mij te helpen. Twee wonen in Amsterdam, één in Uden en de andere twee in Suriname. Ik wil niet dat mijn oudste voor mij de straat op gaat, terwijl er jongeren zijn die ons kunnen helpen. Jenny heeft zelf een gezin en rijdt auto. Zij doet toch boodschappen, dan kan ze ook wel een tasje bij mij thuis afzetten.” Ook al woont Jawah veertig jaar in Nederland, wennen aan de kou lukt haar niet. „Ik wil niet terug naar Suriname, omdat het hier voor mij veel langer leven is. Maar die kou, dat ijs en de sneeuw. Mijn warme bloed heeft zich daar nooit aan kunnen aanpassen. Nederlandse ouderen houden dit weer waarschijnlijk veel langer vol, want zij maken al hun hele leven koude winters mee. Maar deze Javaanse niet, hoor. Ik heb heel lang mogen genieten van de winters, maar dat plezier kan in één klap voorbij zijn.” De Javaanse is twintig jaar weduwe. Ze mist haar man elke dag. Als haar man nog had geleefd, zou ze minder bang zijn. „Met hem zou ik gearmd stapje voor stapje lopen. De bus- en tramhalte is best ver, net zoals de supermarkt. Als je ouder wordt, merk je dat de afstanden steeds langer worden. Vorig jaar in die strenge winter heb ik mijn been gebroken nadat ik vlak voor mijn deur uitgleed. Ik loop nu met een stok. Daarvoor had ik dat ding niet nodig. Nu wel, maar dan moet dit winterweer wel ophouden.” Vorig jaar, in die strenge winter, heb ik mijn been gebroken
publicatie datum: 20110115 sectie: deVerdieping titel: Wat begon met sexy foto's
Nederland Twee escortbureaus zijn deze week gesloten door de Nationale Recherche. Ze worden verdacht van betrokkenheid bij mensenhandel. Maar hoe staat het met de vrouwen die voor zo’n bureau werken? Trouw sprak met twee escortdames. Perdiep Ramesar en; Martijn Roessingh Het werk gaat voor Daria en Jelena gewoon door, ook al is het escortbureau waar ze voor werken door de politie gesloten. Zuzana.com bemiddelde tussen de twee prostituees en hun klanten. Dat escortbedrijf moest van politie en justitie sluiten omdat het mogelijk betrokken is bij mensenhandel. Ook denken de autoriteiten dat de mensen achter dit bureau op de hoogte zijn van uitbuiting van prostituees. De Nationale Recherche heeft de 32-jarige ’organisator’ achter de site opgepakt in Lisse. Ook is deze week de 37-jarige man gearresteerd die het escortbureau zou hebben opgericht. Tegen hem was een internationaal opsporingsbevel uitgevaardigd. Ook Frankrijk zocht hem, omdat hij daar nog een gevangenisstraf voor mensenhandel moet uitzitten. Het is de eerste keer dat politie en justitie in Nederland zo’n zaak op deze wijze aanpakken. Het schrikt wellicht exploitanten af, maar de vrouwen merken er weinig van. De 25-jarige Bulgaarse Daria is deze week in Duitsland. Daar huurt ze een kamer in een hotel waar ze klanten ontvangt. „Ik heb gehoord dat er problemen zijn met Zuzana in Nederland, maar ik werk mijn afspraken in Duitsland gewoon af. Afspraken zijn al gemaakt en de klanten weten ons te vinden”, vertelt de escortdame in vloeiend Engels. Zij is een ervaren kracht in de escortbranche en zo ziet ze zichzelf ook. Ze wil beslist niet worden weggezet als slachtoffer. „Ik doe het goed, mijn klanten zijn tevreden en ik haal veel geld binnen voor de baas en verdien er zelf ook aardig aan”, vertelt ze trots. „Ik geef toe dat het werk niet altijd even leuk is, maar dat heb je volgens mij bij elke baan.” De Bulgaarse was jong toen ze begon. „Ik was net zestien geworden toen ik werd benaderd door een modellenbureau. Ik ging niet meer naar school, omdat ik daar geen zin in had. Mijn ouders zeiden: ’Dat komt door slechte vrienden’. Maar daar ben ik het niet mee eens. Werken voor mezelf, dat was mijn doel. Ik ging het huis uit en het contact hield op. Mijn ouders zijn dat nooit te boven gekomen. Ik heb daar vrede mee, toen zeker, maar nu ook nog.” Ze vertelt dat het modellenbureau geen gewoon bureau was. Het bemiddelde modellen voor pornografie. „Het begon bij gewone sexy foto’s met lingerie, daarna werd het gewoon bloot. Maar op een gegeven moment kom je voor de keuze: doorgaan en meer geld verdienen met seksfoto’s en -films, of stoppen. Ik ging door, want dat was alles wat ik op dat moment had. Als ik zou stoppen, zou ik met hangende pootjes terug naar mijn familie moeten gaan. Met mijn keuze kon ik mijn eigen geld verdienen en wat van de wereld zien en van het één kwam het ander. Nu werk ik als escort- en gezelschapsdame. Ik ben in principe altijd beschikbaar, dag en nacht, want hoe meer ik werk, hoe meer ik verdien.”
De grens tussen het spelen in pornofilms en de prostitutie is ’heel vaag’, legt Daria uit. „Eigenlijk heb je bij films ook seks met vreemden voor geld. Alleen dan zijn er meer mensen bij betrokken, zoals cameralieden, regisseurs en geluidstechnici. Dat geeft toch een gevoel van veiligheid. Je leert de mensen daar ook beter kennen, want je komt elkaar vaker tegen. Als escort ken je alleen de bemiddelaar en eventueel vaste klanten. Maar die mannen zijn niet overal en altijd. Per land heb ik een paar vaste bezoekers die goed betalen, dus het verschilt in mijn geval per week.” Dat laatste vertelt de Russische Jelena (24) ook. Zij is niet zo open als Daria over haar achtergrond, maar ze zegt dat haar leven in Rusland vergelijkbaar is met dat van Daria: ’Een beetje een losgeslagen tiener’. „Ik was veertien toen ik als model ging werken. Eerst heel onschuldig met kleren aan, daarna moesten ze langzamerhand uit. Steeds een kledingstuk verder. Het ging allemaal op een vriendelijke manier. Ik werd verwend door die mensen en in de watten gelegd door de modellen die er al langer werkten. De bemiddelaars en collega’s hebben mij nooit geslagen. Met klanten heb ik andere ervaringen”, vertelt de prostituee die ook voor Zuzana.com werkte. Inmiddels werken Daria en Jelena ook voor andere bureaus. De opdracht om in Duitsland te werken, kregen ze allebei via een ander escortbureau, nadat ze hoorden dat Zuzana dicht was. Vanuit Bulgarije en Rusland reisden de vrouwen steeds verder weg. „Ik begon in Rusland, maar de afstanden werden steeds groter, richting West-Europa”, zegt Jelena. Daria vult aan: „De hotels waar we kwamen werden luxueuzer. De verdiensten werden meer en de klanten werden rijker en vaak ook ouder. In die eerste jaren heb ik mij bekwaamd in de verschillende talen. Dat moest wel, want we moesten ons goed kunnen presenteren.” Via Zuzana kwamen de vrouwen in Nederland. „We werkten in verschillende hotels, waar we een week bleven, klanten ontvingen en weer verder trokken naar een ander Europees land. De klant betaalde ruim tweehonderd euro per uur, ik kreeg daar zo’n tachtig euro van. De rest ging naar het bureau. Fooien mocht ik zelf houden”, vertelt Daria. De vrouwen zeggen dat ze geen pooier hebben. Onduidelijk blijft hoe en via wie de belastingafdracht verloopt. Jelena vertelt dat de hotels vooral langs de snelweg lagen, maar ook dicht bij vliegvelden, zoals Schiphol en de Rotterdam-The Hague Airport. „Bij Schiphol kwam ik vaak bij Van der Valk bij Hoofddorp, maar daar niet alleen, ook wel bij Ibis, Campanile en soms in duurdere hotels in de Amsterdamse binnenstad en Den Haag.” Klanten bestelden hun escort via internet of telefoon en kozen de dame via profielen met foto op de betreffende websites. Nadat de afspraak over de plaats en tijd was gemaakt, kregen de mannen een sms-je of telefoontje over het kamernummer. Ze betaalden contant, voordat de diensten werden verleend. „Dan hadden we het geld alvast binnen en was er meteen de mogelijkheid om bepaalde wensen van de klant en meerprijs die daar tegenover stond te bespreken. In de buurt was altijd onze chauffeur die heel snel bij ons zou kunnen zijn als dat nodig was. Zeg maar, na één druk op de knop. Maar het ging meestal goed. Ik maakte veel omzet, klanten bleken tevreden. Zuzana ook”, vertelt Jelena. De twee vrouwen begrijpen zelf niet waarom de zaken zijn gesloten. Volgens hun ging het netjes en kwam deze vrouwen niets te kort. Ze benadrukken dat ze geen slachtoffer zijn. „Ik weet wat ik wil, ik weet wat ik doe en ik weet dat wat ik nu verdien, de luxe levensstijl die ik er nu op na houd, nooit zou hebben in mijn geboorteland. Daarom zal ik geen aangifte doen en niet met de politie gaan praten, want er is niets aan de hand. Echt niet.” Het Openbaar Ministerie en de Nationale Recherche onderzoeken bij de twee escortbureaus of er, ondanks de verhalen van Daria en Jelena, toch sprake is van uitbuiting. Maar dat hoeft niet per se om
de bemiddelaars achter tralies te krijgen. Volgens het mensenhandelartikel in het Wetboek van Strafrecht is alleen al het werven van vrouwen in het buitenland voor de prostitutie in Nederland strafbaar. ’De hotels werden luxueuzer, de verdiensten meer en de klanten rijker en ouder’ ’Ik weet wat ik doe. Daarom zal ik geen aangifte doen. Er is niets aan de hand. Echt niet’
publicatie datum: 20110205 sectie: Nederland titel: 'Zonder snorders komen we nergens'
Illegale taxi's doorn in het oog van politie en gemeenteBelasting wordt niet betaald, dus ritje is goedkoop Nederland Perdiep Ramesar amsterdam – Dewa (46) kijkt schichtig om zich heen. Bij elke passagier die deze ’snorder’ oppikt, vreest hij dat de politie meekijkt. Ook is hij bang dat de reiziger een undercover-agent is die hem op heterdaad wil betrappen. „De politie en de gemeente willen ons weg hebben. Het is een heksenjacht. Veel concullega’s zijn al gesnapt”, zegt de Surinaams-Hindostaanse snorder Dewa, die al ruim vijftien jaar illegaal taxi rijdt. In 2010 zijn in Amsterdam Zuidoost tijdens tien acties tegen snorders in totaal 126 aanhoudingen verricht en 25 illegale taxi’s in beslag genomen. In Zuidoost rijden naar schatting duizend tot tweeduizend snorders. Elders komt het fenomeen nauwelijks voor. „Dat komt doordat de officiële taxibedrijven niet naar Zuidoost durven. Er zijn gewoon taxichauffeurs die ritten naar de Bijlmer weigeren, omdat ze het niet veilig vinden”, zegt Dewa, wiens auto, een Japanner, niet is te onderscheiden van een gewone personenauto. Snorders werken zo onopvallend mogelijk. De meesten zijn alleen bekend bij hun voornaam. Of dat hun werkelijke naam is, is niet eens zeker. Ze zijn bereikbaar via hun (verschillende) mobiele nummers. Hoewel ze snel ter plaatse zijn, weet niemand waar ze wonen. „We zijn gewoon Amsterdamse jongens die wat geld bijverdienen. Sommigen rijden alleen taxi, anderen hebben er een job naast”, zegt de Afro-Surinaamse snorder Charlie (36). Hij vindt het logisch dat de mensen snorders bellen, omdat het veel goedkoper is dan ander vervoer. „Bij mij betaal je minder dan de helft dan bij een echte taxi. En dan heb je nog veel voordelen. Snorders rijden niet om, om kilometers te schrijven. Ik ken Zuidoost op mijn duimpje en ken slimme routes binnendoor, waardoor de passagier nog sneller thuis is. Wij zijn betrouwbaarder dan die taxibedrijven.” Snorders pikken hun klanten op bij winkelcentra, metrostations en aan huis. Velen werken op afspraak en hebben een vaste klantenkring. Zo heeft de Afro-Surinamer Henk Gulver en zijn gezin een ’eigen’ snorder. Hij heeft geen auto, omdat hij die niet kan betalen. „Fietsen doen wij niet, zoals de meeste mensen in Zuidoost dat niet doen. Fietsen worden bovendien gestolen of gesloopt. Ik hoef niet op de bus te wachten, want mijn man komt me wel ophalen. Bovendien komt het openbaar vervoer hier niet overal. Vaak moeten we hele stukken lopen langs niet de meest veilige routes om een halte te vinden.” De Surinaams-Hindostaanse ’Bijlmeriaan’ Ram Sookhia beaamt dat. „In de wagen van mijn snorder ben ik veilig onderdak en veel sneller en goedkoper thuis. En ja, het is illegaal en zwart. Maar ik betaal geen btw, starttarieven en dat soort nonsens. Bij de snorder is wat je ziet, ook werkelijk wat je krijgt. Kortom: laat die jongens met rust, ze zijn nodig in Zuidoost. Zonder hen komen we nergens.” ’Fietsen doen wij in Amsterdam Zuidoost niet’
publicatie datum: 20110407 sectie: Binnenland titel: Identiteitsbewijs moet mee naar het Zuiderbad
Overlast in zwembaden Amsterdam volgt voorbeeld Den Haag en voert legitimatieplicht in tegen wangedrag in zwembaden REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR Meer potige badmeesters bij het zwembad, dat zouden ze moeten doen in plaats van een legitimatieplicht aan badgasten op te leggen. Die opmerking was gisteren herhaaldelijk te horen in het Zuiderbad in het Amsterdamse stadsdeel Zuid. Toch was niet iedere bezoeker van het binnenbad het daar mee eens. Zij vinden de legitimatieplicht die het stadsdeel wil invoeren 'geen enkel probleem, en misschien wel de oplossing tegen vervelende jongeren die de boel versjteren', zoals bezoeker Geert Kassels (47) zegt. "Ik ben vóór, want dan kun je echt bijhouden wie zich misdraagt." Zo op het eerste gezicht lijkt er niets aan de hand in het Zuiderbad, rijk gesitueerd in de buurt van het Rijksmuseum en de PC Hooftstraat. De sfeer is deze woensdagmiddag rustig. Ouders met kinderen die net van school komen, jongeren die zich 'verfrissen met wat flinke duiken' en ouderen die voor 'wat lichaamsbeweging gewoon wat baantjes trekken'. Het Zuiderbad werd in 1912 geopend, ingericht met moderniteiten als centrale verwarming en elektrisch licht zodat er ook 's winters en in het donker kon worden gezwommen. Omdat het gebouw niet als zwembad gebouwd is, werd het waterbassin met 700.000 kuub water als het ware op de vloer gezet en moeten bezoekers eerst de trap op om in het zwembad te komen. Het Zuiderbad trekt op het ogenblik gemiddeld zevenhonderd zwemmers per dag, staat op de Amsterdamse zwembadwebsite. Toch is er reden om in de zomermaanden in het Zuiderbad en het eveneens in Zuid gelegen De Mirandabad een legitimatieplicht in te voeren. Aanleiding zijn enkele incidenten die eerder zijn voorgevallen, zoals een groepsaanranding van vier jonge meisjes in het De Mirandabad. "Met een legitimatieplicht kunnen we zien of iemand bijvoorbeeld in het register van zwembadverboden staat. Die kan dan gemakkelijker worden geweerd. "Ook kunnen overlastveroorzakers dan worden opgepakt door de politie, want dan weten we precies wie het zijn", zegt stadsdeelwethouder Paul Slettenhaar (VVD, veiligheid, sport). Hij verwacht niet dat mensen moeilijk gaan doen over de legitimatieplicht. "Want iedereen vanaf veertien jaar hoort zijn of haar identiteitskaart al bij zich te dragen." Maar kritiek is er wel degelijk op deze proef. "Overal moeten we onze pas al tonen en nu ook nog in het zwembad. En, waar moet ik die bewaren? Ik ben veel te bang dat die wordt gestolen. Wat dan?", zegt badgast Frederick Janssens (63). "We worden bang gemaakt, straks voelt het zwembad nog als een no go area." Fritsje Gerlichs (35) vindt een legitimatieplicht ook een 'tikkeltje overdreven'. "Ik vraag me af of een paar sterke badmeesters extra niet een betere oplossing vormen. Dat is veiliger voor de kindertjes
die het zwemmen nog niet machtig zijn, maar het helpt ook tegen rotjongens die de boel verzieken", is de opvatting van de Amsterdamse. Hoe de maatregel precies in elkaar zal steken, is nog niet duidelijk. Juristen op het stadsdeelkantoor in Amsterdam-Zuid werken er nog aan. Ze willen discriminatie aan de deur in elk geval voorkomen. In Den Haag blijkt de maatregel te werken Den Haag is het grote voorbeeld voor Amsterdam-Zuid wat betreft de legitimatieplicht in gemeentelijke zwembaden. Ook daar hadden badgasten geregeld last van vervelende jongeren die meisjes lastigvielen, kinderen treiterden, de boel vernielden of spullen stalen. De overlast werd de gemeente te veel, waarop een legitieplicht werd ingevoerd. De overlast in de zwembaden bleek daarna inderdaad te verminderen. Er ging een preventieve werking van uit. Kwaadwillenden waren vooraf gewaarschuwd dat ze niet zouden wegkomen met wangedrag. In de Hofstad woedde aanvankelijk een discussie over de legitimatieplicht, maar na invoering ebde die gauw weg. Bij de maatregel worden niet zomaar gegevens opgeslagen, alleen als de overlastgevers al wat op hun kerfstok hebben en een zwembadverbod opgelegd hebben gekregen.
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20110411 sectie: Vandaag titel: ‘Alphen verliest zijn onschuld’
Schietpartij Alphen aan den Rijn 'Hij schoot gewoon om zich heen, zonder scrupules, mensenlevens leken niets waard' PERDIEP RAMESAR Alphenaar Victor de Vries (68) staart. Aan zijn ogen is niet precies te zien waar naar toe, alleen dat hij strak voor zich uit kijkt. "Victor, zeg dan wat", zegt zijn echtgenote Jannie (65), die naast hem zit op een bankje vlakbij het winkelcentrum Ridderhof in Alphen aan den Rijn. Daar had deze zaterdag aan het begin van de middag een moordpartij plaats, waarbij zeven mensen werden doodgeschoten, waaronder de schutter. De Vries sluit even zijn ogen, die vochtig worden. "Het is vreselijk. We zagen mensen doodgaan. Ze werden koelbloedig vermoord. Door het hoofd geschoten, door armen, benen, allemaal bloed. Mannen, vrouwen, kinderen, mijn God, die kinderen. Hij schoot gewoon om zich heen. Wij zagen hem van achteren. Zonder scrupules, mensenlevens leken de moordenaar niets waard." Halima Achibi (27) woont in de buurt van het winkelcentrum en doet daar altijd haar boodschappen. Ook tijdens het bloedbad. De Marokkaanse zag de dader Tristan van der V. (24) van dichtbij. "Ik ben zo blij dat ik mijn twee kleintjes deze keer niet meenam, maar thuis liet met hun vader. Dit zouden ze nooit vergeten. De man had een machinegeweer en schoot salvo's af. Hij liep voorbij de winkel waar ik net was. Toen ik het lawaai hoorde, keek ik naar buiten en zag ik hem. Hij bleef schieten, alsmaar door." Van der V. was militair gekleed. Ooggetuigen hebben het over camouflagekleding, een bomberjack, zwart en groen. Hij herlaadde zijn machinegeweer meerdere malen. "Als zijn magazijn leeg was, vulde hij het weer. Dat gaat normaal toch gepaard met het nodige geklik, maar dat was door het hartverscheurende geschreeuw niet te horen", vertelt de Surinaamse Henna Braber (35). "Dit doet me meteen denken aan de bloedbaden in de Verenigde Staten, Virginia Tech en Columbine. Ik dacht dat dit soort geweldsuitspattingen niet in Nederland voorkomt, maar ik was te naïef. Want iedere gek kan kennelijk een geweer in handen krijgen, en als hij doordraait mensen afschieten." Verschillende ooggetuigen zeggen dat het wel leek op een geweldsscène in een film. "Zo onwerkelijk. Zo ben je hier om op deze mooie lentedag te winkelen, zo ben je getuige van een slachtpartij. Het kan toch niet waar zijn!", verbaast Mark Krisman (24) zich. De jonge Alphenaar was in de buurt van de supermarkt waar Van der V. zich van het leven beroofde. "Het is werkelijk onbegrijpelijk. Vervolgens knielt de man neer bij de Appie Heijn en schiet hij zichzelf door zijn kop. Had hij dat niet kunnen doen zonder al die onschuldige mensen neer te knallen. En, waarom daar, bij de AH. Maar gelukkig is hij dood, voordat hij nog meer zou aanrichten." Ondertussen worden drie andere winkelcentra in Alphen door de politie ontruimd en afgezet, waaronder de Herenhof. Daar gonsde het rond dat er een bommelding was in de Albert Heijn. De dader repte in de afscheidsbrief die in zijn Mercedes werd gevonden over mogelijke explosieven in de andere winkelcentra in Alphen. In de Herenhof werd niets gevonden. Het winkelcentrum en werd zaterdag 's avonds laat weer vrijgegeven.
De oude Alphenaar De Vries blijft nog even met zijn vrouw zitten op een bankje bij de Ridderhof. "Het is de laatste tijd ook altijd wat in dit stadje", peinst hij. Hij wil gaan, maar voordat de twee opstaan en richting huis gaan, wilde hij nog iets kwijt: "Ook Alphen heeft zijn onschuld verloren."
[Credit] Nel de Vink [Author] Perdiep Ramesar [Credit] foto goos van der veen, hh [Credit] foto epa [Credit] ANP [Credit] ANP
publicatie datum: 20110413 sectie: Binnenland titel: Ze spelen voor hun plezier, zeggen ze
Er gaan duizenden euro's over tafel, maar dat kunnen ze wel missen REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | AMSTERDAM Vier mensen aan een tafel, kaarten, fiches, sigaren en in de beurzen heel veel geld. Dat zijn de ingrediënten van een pokeravond in een café in Amsterdam, net buiten het centrum. Het licht is gedimd in de ruimte achter het bargedeelte van de kroeg, net als die in pokerscenes in Hollywoodfilms. Maar die scenes zijn uitgedacht door een regisseur. Deze zaterdagavond bepaalt het spel de avond. Er wordt flink ingezet. Duizenden euro's per persoon per avond gaan over de tafel. Allemaal in stapels gekleurde fiches die over de pokertafel worden geschoven. Soms valt een stapeltje van die ronde muntjes om. Die worden dan weer snel netjes opgestapeld. De heren aan tafel lijken daar geen erg in te hebben. Voor hen is dat allemaal normaal. Ze zeggen voor hun plezier te spelen, maar ook dat ze het geld wel kunnen missen. De pokeraars willen niet met hun naam in de krant, ook het café mag niet worden genoemd. Wat ze doen is nog illegaal en er is net vrijdag een illegaal gokcafé aan het Stadionplein in Amsterdam-Zuid opgerold. "Dat willen we voorkomen", zegt Frank (43), in het dagelijkse leven een hoge ambtenaar in een grote stad. Hij komt geregeld naar de hoofdstad om poker te spelen. Hij speelt 'vaak', twee tot drie keer per maand. "Dan zet ik maximaal vijfhonderd euro in, maar ik neem ook geregeld meer geld mee naar huis." Hannes (50) is een vaste pokeraar in het café en heeft 'vele levens'. "Telkens als ik veel geld verlies, ga ik dood. Het doet pijn, maar ik kan het gelukkig missen. Maar het spel is zo leuk, dat ik het voor geen goud wil laten gaan", zegt de manager in de telecomsector. Verslaafd noemt hij zich niet. "Althans, verslaafd aan het spel misschien, maar niet aan het vergokken van geld. Het ligt er maar net aan hoe je het bekijkt." Ferdi (38), ondernemer, gooit nonchalant wat fiches midden op tafel. Hij lacht. Het lijkt alsof hij over de wereld heerst. Maar dat blijkt na het spel blufpoker, want hij had een 'slechte hand kaarten'. "Dat is poker. Je moet slim zijn, strategisch denken, denken voor anderen, maar je moet vooral niets aan de anderen laten merken. Dat is het bekende pokerface. Bij een slechte kaart, win ik daar nog weleens mee. Met mijn geveinsde zelfverzekerdheid bluf ik anderen af, zij passen of stoppen. Dan heb ik de poet te pakken. Poker is geen gokken, het is slimheid, of beter gezegd sluwheid." Er wordt weinig alcohol gedronken tijdens het spel. "Drank kan mijn zicht en verstand vertroebelen. Dan kan ik niet meer helder denken. ", zegt accountant Peter (52). "Poker vergt behendigheid. Het is training van de geest, een soort hersengymnastiek." 'Deels behendigheid' Senior-onderzoeker Toine Spapens van de Universiteit van Tilburg is niet heel erg onder de indruk van de verklaring dat pokeren een behendigheidsspel is. "Een spel is volgens de Nederlandse jurisprudentie een kansspel als naderhand blijkt dat maar een kleine minderheid kan winnen", zegt Spapens. "In een Amerikaans onderzoek in een pokerroom kwam naar voren dat slechts vijf procent over een lange periode gemeten met winst naar huis ging. Dan is het moeilijk om zoiets geen kansspel te noemen. Als het puur behendigheid is, zouden er wel meer mensen winnen", zegt de
onderzoeker die de illegale gokmarkt onderzoekt. "Bij sommige kansspelen is het inderdaad puur gokken. Maar er zijn er ook waar deels behendigheid bij komt kijken, zoals pokeren."
[Author] REPORTAGE
publicatie datum: 20110527 sectie: De Verdieping titel: ‘Blauwe plekken? Ja, ik stoot me weleens, het is hier klein’
De meeste prostituees in de Molensteeg zeggen dat anderen misschien wel, maar zij zelf geen slachtoffer zijn van mensenhandel. REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | AMSTERDAM De Molensteeg wordt gezien als het crimineelste straatje van Amsterdam, misschien van heel Nederland. Het is een steeg van zo'n vijftig meter lang tussen de Zeedijk en de Oudezijds Achterburgwal, midden in het Amsterdamse Wallengebied. Het straatje heeft al tientallen jaren de aandacht van zowel de politie als de gemeente, maar de cijfers liegen er nog steeds niet om. Tussen juli 2009 en juli 2010 registreerde het cameratoezicht in de Molensteeg 187 geweldsdelicten, blijkt uit politie-informatie. Veel van die delicten hebben te maken met prostitutie. In het straatje zijn verscheidene prostitutiepanden met raambordelen, naast café's die volgens de gemeente op z'n minst een twijfelachtige reputatie genieten. In de steeg heeft ook veel mensenhandel plaats, menen politie en justitie. De prostituees zeggen dat dit hier niet vaker voorkomt dan op de rest van de Wallen. Daar zijn overal pooiers die hun meisjes beheersen, soms handelen ze individueel, soms in bendes. Volgens de vrouwen zijn daar vooral Hongaarse en Turkse pooiers al jaren actief. "Maar er zijn ook veel Nederlandse pooiers in dit gebied, het zijn echt niet alleen mijn mensen", zegt de Hongaarse Kirina (22), achter het raam in de Molensteeg. De prostituees willen niet met hun echte naam in de krant. Kirina vervolgt: "Maar er zijn inderdaad veel meer Hongaren en Turken hier in de buurt." De jonge prostituee beweert bij hoog en bij laag dat ze zelf geen slachtoffer is van beruchte Hongaarse pooierbendes die 'intimideren, mishandelen en ze hun geld afhandig maken'. Intussen staat ze daar in lingerie en heeft ze verscheidene blauwe plekken op haar lichaam. "Ja, ik stoot me weleens, het zijn ook zulke kleine kamertjes." Het antwoord of die pijnplekken van pooiers of klanten komen, blijft uit. Anderen zijn slachtoffer, zij niet. Kirina zegt dat de vrouwenhandel in 'De Steeg' echt niet erger is dan bijvoorbeeld aan de Oudezijds Achterburgwal. "Volgens mij valt het wel mee. De gemeente wil gewoon de ramen sluiten en doen voorkomen alsof de situatie verschrikkelijk is. Geloof me, dan zou ik hier echt niet zitten hoor." In de veertiende eeuw liet de Graaf van Holland een molen op de Zeedijk bouwen, ter hoogte van een steeg die van de Zeedijk naar de Oudezijds Achterburgwal liep. De molen werd aan het eind van dezelfde eeuw weer afgebroken, maar het steegje bleef de Molensteeg heten. Tegenwoordig heeft het steegje een minder idyllisch karakter. Maria (27), ook Hongaarse en werkzaam in de Molensteeg, zegt dat in het straatje meisjes worden mishandeld. "Dat kan ik niet ontkennen, en er zijn ook zeker Hongaarse vrouwen bij. Ik niet, maar anderen wel, ook al ben ik zelf ook Roma, net als de meeste slachtoffers. Zij kunnen zich niet losrukken van hun pooier, als zo veel prostituees op de Wallen. Dat is in andere straten en stegen in deze buurt niet anders." Maria beweert dat ze geen pooier heeft, maar na doorvragen zegt ze wel een 'sterke vriend' te hebben 'die me beschermt tegen vervelende klanten'.
[Author] Perdiep Ramesar 'De gemeente wil doen voorkomen alsof de situatie verschrikkelijk is. Geloof me, dan zou ik hier echt niet zitten hoor'
publicatie datum: 20110707 sectie: Vandaag titel: ‘Het is stoer om een hoge telefoonrekening te hebben’
Scholier Nicky zit tot haar nek in de schulden; ze is de enigeniet INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR Nicky (25) heeft een schuld van zo'n 11.000 euro. Langzaamaan lost ze volgens een budgetplan af. Het geld wat ze verdient met haar weekendbaan gaat op aan haar schulden. Haar studiefinanciering is er voor de vaste lasten en eten. Ze doet de opleiding toerisme/reizen op een Amsterdams roc. Schaamte was een van de redenen dat de scholiere niet eerder naar hulp zocht. Ook vreesde ze onbegrip. Ze is de oudste in een klas met allemaal veel jongere leerlingen. "Het is dan erg moeilijk om mijn financiën openlijk te bespreken", zegt Nicky. Om die reden wil ze ook niet onder haar eigen naam in de krant. Haar financiële problemen begonnen toen ze achttien jaar was. Haar alleenstaande moeder liet de maandelijkse zorgverzekeringspremie automatisch van haar rekening afschrijven. Maar vanaf achttien jaar moet ze dat zelf betalen. "Normaal krijg je een brief van de verzekeraar dat je nu je achttien bent zelf de rekening moet betalen, maar die kwam niet. Pas na drie of vier jaar bleek dat ik een enorme betalingsachterstand had. Die schulden betaal ik nu nog steeds af. Maar als je de ene rekening niet kunt betalen, hoe betaal je dan de andere? Daarom kon ik mijn mobiele telefoonrekening ook niet meer betalen en toen ik uit huis ging, kwam er ook huurschuld bij." Momenteel heeft Nicky vier schuldeisers. Met twee zijn regelingen getroffen, met twee zijn ze nog bezig. Die dreigen beslag te leggen op haar loon. Maar ze zegt dat ze nu 'goed' wordt begeleid bij jongerenbudgettering, via het budgetspreekuur van school. Als ze klaar is met haar opleiding, kan ze doorstromen naar de 'echte' schuldhulpverlening. Nu ze nog voltijds op school zit, komt ze daar nog niet voor in aanmerking. Ze bevestigt het verhaal van wethouder Ossel dat het gedrag van scholieren onderling, grotere financiële uitgaven stimuleert. "Het is stoer om hoge telefoonrekeningen te hebben. Dat betekent dat je veel belt, wat weer betekent dat je veel vrienden hebt. Daarbij komt nog de merkkleding. Ik vind Levi's en Replay oké, maar schoolgenoten gaan voor Armani en Dolce & Gabbana." Nicky vindt het jammer dat ze nooit van huis uit, of op school, met geld heeft leren omgaan. "Dat zou iedereen op school moeten leren. Het is niet zo'n gek idee dat het al in groep 8 op de basisschool begint bij de rekenlessen. Ik weet nu pas hoe erg de problemen kunnen zijn."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Je zou op school moeten leren met geld om te gaan'
publicatie datum: 20110707 sectie: Vandaag titel: Torenhoge schulden, met dank aan de smartphone
Jongeren staan vaak duizenden euro's in het rood, schoolspullen moeten wijken PERDIEP RAMESAR Jongeren met schulden staan voor gemiddeld 8700 euro in het krijt bij zes schuldeisers. De schulden variëren per jongere van 300 tot meer dan 25.000 euro. Leerlingen kunnen zelfs hun schoolspullen niet meer betalen als gevolg van hun financiële achterstanden. Dat blijkt uit een inventarisatie van de gemeente Amsterdam op de budgetspreekuren op 34 roclocaties, waarover Trouw beschikt. De roc's hebben in totaal ongeveer 26.500 leerlingen. In 2010 bezochten ongeveer duizend leerlingen het budgetspreekuur. Een groot aantal leerlingen tussen 18 en 27 jaar geeft aan 'geen idee' te hebben van de schuldenlast en het aantal schuldeisers. Daardoor stijgen de schulden ongemerkt. Een andere oorzaak is dat de leerlingen in een soort 'telefoonwedloop' zijn verwikkeld. Daarin zijn steeds luxere en betere telefoons nodig om erbij te horen. Omdat providers 'ondoorzichtige tarieven en complexe abonnementen' aanbieden, nemen leerlingen een telefoon met bijbehorend abonnement dat voor hen 'zeer ongunstig' uitvalt. Vooral de modernste smartphones als de Blackberry, iPhone en Samsung Galaxy S zijn daar volgens de inventarisatie debet aan. Die wedloop wordt volgens de gemeente heviger. Groepsdruk zorgt ervoor dat een leerling in een 'harde consumptiestrijd' verwikkeld raakt van nieuwe telefoons, kleding, accessoires en schoenen. De problemen reiken zo ver dat ze hun schoolbenodigdheden niet meer kunnen betalen. Leerlingen kopen schoolspullen via leningen of op afbetaling, en maken ook zo dus schulden. Óf de leerling kan de benodigdheden niet op afbetaling kopen en kan daarom niet of moeizaam de lessen volgen. Want zonder laptop voor ICT'ers, make-up voor aankomende schoonheidsspecialisten en een messenset voor leerling-koks komen de jongeren in de problemen op school. Nicky (25) bijvoorbeeld kwam daarnaast in moeilijkheden met haar zorgverzekering, die ook door velen niet wordt betaald. Wethouder Freek Ossel (PvdA, armoede) vindt de cijfers 'schokkend' en vreest dat dit het topje van de ijsberg is. Hij wil meer voorlichting op scholen, maar ook voor studenten in het hoger onderwijs, want ook daar stijgt de schuldenlast. Ook moeten ervaringsdeskundigen gastlessen geven over hun eigen problemen. In Amsterdam is het nu onderzocht, maar ook in steden als Den Haag, Rotterdam en Utrecht zijn dezelfde problemen zichtbaar. VANDAAG 4 Hoge telefoonrekening is stoer
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20110806 sectie: De Verdieping titel: Een nier in ruil voor mijn meisje
Mensenhandelslachtoffer An Ling liet haar dochter achter om in Nederland geld te verdienen. Ze kwam terecht in een massagesalon waar ze zich moest prostitueren. Dat kon ze nog net aan, maar het gemis van haar dochter sloopte haar. Tot ze een bizar besluit nam: ze leverde een nier aan haar handelaren, in ruil voor de overtocht en huisvesting van haar dochter. PERDIEP RAMESAR My Lan (8) kwam vorig jaar van haar geboorteland China naar Nederland. Ze gaat naar de basisschool, vertelt haar moeder An Ling (32), maar of dat klopt is de vraag. De naam van het meisje is niet bekend bij scholen, en ook niet bij andere instanties. Tijd om voor haar dochtertje te zorgen heeft An Ling niet: ze werkt 'heel veel uren' als masseuse - en prostituee - in een Chinese massagesalon in de Wagenstraat, midden in Chinatown Den Haag. 'Kennissen' zorgen voor haar kind. Zelf ziet An Ling haar dochtertje alleen soms 's avonds en in het weekeinde. Invloed op haar opvoeding heeft ze daardoor nauwelijks. Maar ze heeft het gevoel dat het wel goed gaat met het meisje. "Ik ben al lang blij dat mijn kind in mijn buurt is. Ook al heeft haar reis mij m'n ene nier gekost." In China zou An Lings dochter geen toekomst hebben. De 'slangenkoppen' (Chinese mensenhandelaren en -smokkelaars, red.) hebben haar familie in de greep en gebruiken chantage en afpersing als intimidatiemiddelen. Vijf jaar geleden vertrok An Ling uit Shanghai naar Europa. Haar was voorgehouden dat ze een gouden toekomst zou hebben en dat ze veel geld naar haar arme ouders, die net buiten de gigantische Chinese stad wonen, zou kunnen sturen zodat ze goed voor haar kind zouden kunnen zorgen. Dat verhaal bleek een sprookje. "Ik werd op het vliegtuig naar Frankrijk gezet, zonder dat me verteld werd wat daarna zou gebeuren", vertelt An Ling. Ze is gekleed in een kort rokje en blouse met zilver- en goudkleurige paillettes. Als ze zich strekt is het litteken op haar buik te zien. Ze kijkt schichtig om zich heen, ook al is het café waar ze haar verhaal doet kilometers verwijderd van haar werkplek. Ze is bang voor de 'bazen', want ze komt in de problemen als bekend wordt dat ze haar verhaal aan een buitenstaander heeft verteld, laat staan een krant. Ze wil dan ook anoniem blijven. Daarom zijn de namen van haar en haar dochter gefingeerd. Want de bazen schuwen geen geweld, zegt ze. "Op dat grote Franse vliegveld wist ik met vragen in gebrekkig Engels de aankomsthal te vinden. Daar stonden een paar Chinese mannen, netjes gekleed in pantalons en overhemden, met een groepje van vijf vrouwen, drie Chinese, een Vietnamese en een Thaise vrouw. Ik was de zesde." De vrouwen waren die dag allemaal in Frankrijk aangekomen, ze kregen een flesje water en werden in een bestelbusje naar Nederland gereden. "We zaten zowat bij elkaar op schoot, terwijl we al zo moe waren van de lange vliegreizen. Maar dat kon de mannen niets schelen. We waren handel en niets anders, bleek later." Op verschillende plekken op de route werden vier van de zes vrouwen afgeleverd. "In Brussel, Antwerpen, Roosendaal en Rotterdam werden er vrouwen uit het busje gezet. Daar werden ze weer opgepikt door andere mannen. Ik bleef met de Vietnamese in het busje tot aan de eindbestemming: Den Haag. Daar werden we direct naar Chinatown gebracht, naar massagesalons. Zij naar de ene
salon, ik naar een andere. De mannen hadden onze paspoorten, die namen ze mee. Het was tegen zeven uur 's avonds. Een half uur later kreeg ik mijn eerste klant. Die man wilde meteen seks. Ik ging klagen bij de bazin, maar ze stuurde me terug en zei: 'Doe niet zo dom, je weet waarvoor je hier bent! Doe wat de klant je vraagt en geef het geld dat hij betaalt aan mij. Jouw deel krijg je later.' Ik was moe, ik was vies en ik miste mijn kind. Ik dacht: wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan!" Uit het verhaal van An Ling blijkt dat de bende die haar vanuit China naar Europa bracht internationaal opereert en louter uit Chinezen bestaat. Ook binnen West-Europa werkt de bende grensoverschrijdend. De slangenkoppen werken in elk geval in Frankrijk, in de grote steden in België en in Nederland. Ze hebben in die landen een fijnmazig netwerk van massagesalons en 'beauty parlors', want An Ling en de andere vrouwen worden ook ingezet in schoonheidssalons waar voornamelijk wordt gemanicuurd. Maar dat laatste is meestal van tijdelijke aard. De massagesalons zijn de belangrijkste inkomstenbron voor de handelaren. En daarnaast verdienen ze aan de reizen die hun klanten vanuit China maken: de vaak arme vrouwen betalen er duizenden euro's voor. Ook voor de autorit naar Nederland, vertelt An Ling, moesten de vrouwen betalen. Het is niet duidelijk of de eigenaren van de massage- en beautysalons ook lid van de bende zijn. In elk geval werken ze samen. De bende levert personeel, de salons betalen daar zwart voor terug. Maar, blijkt uit het verhaal An Ling, de bende beperkt zich niet tot mensensmokkel en mensenhandel. Ook nieren zijn gewild. De organen worden doorverkocht aan clandestiene klinieken in China met rijke patiënten die een transplantatie nodig hebben. Ook daar werd An Ling slachtoffer van. My Lan miste haar moeder enorm. Dat vertelde ze elke keer als ze haar moeder aan de lijn had. Ze huilde bij elk telefoongesprek, terwijl An Ling zich groot probeerde te houden, vertelt de moeder. "Ik had haar daar gelaten. Maar het was niet meer te doen. De meeste Chinese vrouwen in de salons zien hun kinderen alleen tijdens vakanties. Verder niet. Een echte moeder zullen ze nooit meer zijn. Dat wilde ik niet. Ik had al spijt toen ik in het vliegtuig zat, maar ik heb doorgezet. De beslissing om weg te gaan was niet goed voor mij en mijn kind. Ik wilde mijn kind bij me in de buurt hebben. Daarom heb ik tijdens mijn verblijf hier nog een moeilijk besluit genomen. Ik heb de bazen gevraagd hoe ik mijn dochtertje naar Nederland kon halen. Zij zijn de enigen met wie ik contact heb. Eerst deden ze moeilijk en wilden ze niet, maar een maandje later kwamen ze bij me en vertelden dat ze een deal voor me hadden." An Ling schrok van het voorstel van de mannen: in ruil voor een van haar nieren, zou ze haar dochtertje naar Nederland mogen halen. 'Ik geef mijn lichaam al aan vreemden voor enkele euro's en nu willen ze ook nog iets uit mijn lichaam', dacht ze toen ze het voorstel aanhoorde. "Ze gaven me twee dagen de tijd om erover na te denken. Eigenlijk wist ik al wat ik zou besluiten, maar voor bevestiging belde ik naar China, naar mijn ouders, naar mijn meisje die inmiddels zeven jaar was geworden. Ik dacht: als ze dit telefoongesprek niet huilt en vrolijker is, zeg ik nee tegen de mannen. Maar dat gebeurde niet, zoals ik wel had verwacht. Het gesnik van mijn dochtertje was voor mij de bevestiging dat ik wederom moest doorzetten. Toen de twee dagen voorbij waren, kwamen de mannen weer langs. Ik zei meteen ja en een week later zat ik al in het vliegtuig naar China." Ze voelde zich helemaal thuis, terug in Shanghai. Maar toen An Ling het huis van haar ouders zag en de omstandigheden waarin haar dochtertje moest leven, wist ze weer precies waarom ze haar land had verlaten. "De muren van het kleine huisje waren bedekt met schimmels. Er liepen muizen rond. Het bed van mijn dochtertje was omringd door keutels. Haar beddengoed was aangevreten. Toen ik
dat zag, besefte ik twee dingen: mijn dochter moet hier zo snel mogelijk weg, en mijn zuurverdiende geld is nooit bij mijn ouders aangekomen. Terwijl de bazen mij hadden beloofd dat ze mijn geld zouden overmaken. Ik was naïef. Mijn ouders bleven arm en mijn geld zie ik nooit meer." Ongeveer een week na aankomst in Shanghai werd ze opgehaald om naar een kliniek in de buurt van de stad te gaan voor de 'behandeling'. Van buiten zag de kliniek er helemaal niet uit als een ziekenhuis, zegt An Ling. Een gewoon woonpand, leek het wel. Van binnen zag het er bepaald niet netjes uit. Gescheurde stoelzittingen, kapot zeil op de grond, muren die wel wat verf konden gebruiken. Alleen de operatiekamer, die zag er volgens An Ling 'modern' uit. "Ik moest hooguit een kwartiertje wachten. Ze hebben me niet eens onderzocht, ik kon me meteen uitkleden, klaar voor de operatie. Ze hoefden waarschijnlijk niet te onderzoeken of ik de operatie wel aankon, of dat ik wel geschikt was als donor. Ik werd onder narcose gebracht en geopereerd. Toen ik uit de narcose ontwaakte, had ik nog maar één nier en verging ik van de pijn. Ik bleef na de behandeling nog twee dagen in de kliniek, op een zaal met vijf andere mensen, ook allemaal met een nier minder. Daarna kon ik weer naar mijn ouders, terwijl ik nog zo veel pijn had. De snee was slordig en liet een flink litteken achter. Mijn ouders zorgden goed voor me en ik was er na drie weken weer bovenop. Net op tijd, want toen stonden die mannen weer voor de deur. Het was weer tijd om naar Nederland te gaan. Alleen nu kon mijn dochtertje met mij mee. Dat was de deal: een nier in ruil voor mijn meisje." De terugreis naar Nederland verliep net zoals de eerste keer. Naar Frankrijk en dan in een busje naar Den Haag, samen met nieuwe masseuses en My Lan, haar dochtertje. "Ik was zo blij en My Lan ook. Het was wel wennen om bij elkaar te zijn, omdat ik al lang niet voor haar had gezorgd. Maar het gevoel haar bij me te hebben, gaf me weer hoop." In Den Haag wachtte het Chinese gezin waar My Lan zou gaan wonen. An Ling woont in een appartementje in de buurt van de massagesalon. Die staat op naam van iemand anders, want ze is nog steeds illegaal, evenals haar dochter. "Het gezin waar My Lan woont, is leuk. Hebben de bazen toch iets goeds geregeld. Die mensen hebben nog twee kinderen die graag met haar spelen. Mijn dochtertje is eindelijk wat aangekomen, omdat ze beter eet. Ja, ze zorgen goed voor haar. Ze noemt haar pleegouders vader en moeder. Mij noemt ze mamma. Ze leert al goed Nederlands. Ze gaat gelukkig naar school, al weet ik niet precies waar. My Lan heeft in Nederland haar toekomst. Ik weet niet of ik ooit mijn paspoort krijg, maar mijn dochtertje wel. Ze hebben haar geadopteerd, maar ik blijf wel haar moeder, zeggen ze. Als mensen mij vragen hoe ik aan het grote litteken kom, zeg ik: mijn ene nier is weg, ach, het was oude kanker."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'De meeste Chinese vrouwen in de salons zien hun kinderen alleen tijdens vakanties. Verder niet. Een echte moeder zullen ze nooit meer zijn. Dat wilde ik niet. Ik had al spijt toen ik in het vliegtuig zat.' 'Na een slopende reis werd ik bij een massagesalon afgeleverd. Een half uur later kwam de eerste klant. Die man wilde meteen seks. Ik was moe, ik was vies en ik miste mijn kind. Ik dacht: wat heb ik gedaan?'
publicatie datum: 20110811 sectie: Vandaag titel: ‘Plunderaars zullen niet weten wat ze meemaken’
Indiërs en Pakistanen vormen burgerwachten om hun bezittingen te beschermen PERDIEP RAMESAR Britse Indiërs en Pakistanen verenigen zich in Londen en Manchester en wapenen zich tegen plunderingen en vernielingen. In Londen en Manchester wonen veel Indiërs en Pakistanen die vooral bekend staan om hun winkeltjes en kleine ondernemingen. Ook hebben ze hun mandirs, gurdwara's en moskeeën waar de hindoes, sikhs en moslims hun geloof belijden. Hun winkel is hun werk en hun geloof is hun leven. Die moeten worden beschermd. "Ook al moeten we ons leven laten, we wijken niet voor relschoppers. Die terroriseren de steden, zoals de bandieten dat in onze landen van herkomst deden. Daar waken wij voor", vertelt sikh Khesh Singh (54). De Indiër uit Punjab - met baard en tulband - heeft een winkeltje met huishoudelijke benodigdheden en allerlei snuisterijen in de Londense wijk Southall, die bijna volledig 'Asian' is. "We staan voor onze winkels. Desnoods met geweld. We hebben onze knuppels en andere wapens klaarliggen", zegt de winkelier. Op de vraag wat voor wapens hij nog meer heeft, antwoordt hij ontwijkend. "Om mensenlevens te beschermen, heiligt het doel soms de middelen." Aziatisch betekent in Londen vooral Indiaas, Pakistaans, Bengaals of Sri Lankaans. Die Aziaten vormen grote allochtone groepen in Londen en de steden rondom de hoofdstad. Ook in Manchester wonen veel Indiërs en Pakistanen. Daar hoorden ze snel van de rellen in Londen. Niet alleen via het nieuws, maar voornamelijk telefonisch en via sociale media van familie, kennissen en vrienden uit de hoofdstad. Sinds dinsdag krijgen de Aziaten in Manchester ook het advies om zich te verenigen. "Het maakt niet uit of je Indiër, Pakistaan, of daarbinnen Punjabi of Gujarati bent, we moeten ons verenigen en onze families en bezittingen beschermen. We hebben onze onderlinge problemen, maar hier kennen we een gemeenschappelijk belang", zegt de Pakistaan Farooq Hanji (37) die in Manchester verzekeringen verkoopt in een winkeltje. Hij is bang, zeker nu de rellen ook naar zijn stad zijn overgeslagen. "Ik heb hier naast mijn personeel ook computers, tv's en geld in de zaak liggen. Dat maakt mij een prooi." In de steden wachten 'bewakers' de reljongeren op. De Punjabi winkelier Khazab Sen Singh (32) in Manchester: "Wij staan klaar om ze op te vangen. Ze zullen niet weten wat ze meemaken. Van ons en onze spullen blijven ze af. Als een cordon gaan we onze buurt bewaken. De politie heeft het te druk met haar werk, wij doen ons werk wel."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'De politie is druk met haar werk, wij doen ons werk wel'
publicatie datum: 20110901 sectie: Binnenland titel: ‘Op de Achterdam was het knus’
Gemeente Alkmaar sluit bijna helft van aantal peeskamers in enige hoerenbuurt REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR De laatste dag op de Achterdam was kort. De rode tl-lampen in de Alkmaarse rosse straat doofden gisteren niet meer om drie uur 's nachts, maar al om tien uur 's avonds. Daarna was het afgelopen voor vijfenzestig ramen die volgens de gemeente waren verkregen met crimineel geld. Zeventig ramen blijven over. Daarmee is bijna de helft van de Achterdam vanaf vandaag dicht. Zo ook het peeskamertje van de Roemeense Derye (28). Deze woensdagmorgen staat ze om negen uur weer achter het raam, na een nachtrust van vijf uurtjes. De dag ervoor heeft ze tot diep in de nacht gewerkt. Voor haar is de sluiting van de ramen een keerpunt. Vanavond gaat ze terug naar Roemenië, naar haar dochtertje. "Ik heb hier een stuk levenservaring opgedaan en het is nu klaar. Mijn moeder zorgt voor mijn kind, maar een echte moeder kan zij niet zijn. Ik ben de moeder." Derye - haar achternaam wil ze niet zeggen - is ervaren. Ze werkte vier jaar op de Achterdam, af en toe met uitstapjes naar het Utrechtse Zandpad en de Amsterdamse Wallen. "Dat was niks", zegt Derye. "In Alkmaar is het rustiger werken, kleiner, knusser. Iedereen kent elkaar hier echt. In andere steden wordt dat ook beweerd, maar dat is maar oppervlakkig. In Utrecht gaan de zaken niet zo lekker en in Amsterdam is het te druk en te gevaarlijk. Daarom ben ik hier gebleven." Hoewel de aanloop van 'wandelaars', zoals de klanten worden genoemd, veel kleinschaliger is dan in de hoofdstad, waren haar verdiensten niet slecht. "Sommige maanden verdiende ik vierduizend euro netto. Dat is veel, vergeleken met Roemenië." Van de vijfendertig euro per keer per klant bleef ongeveer de helft over na belastingafdracht en kamerhuur van 110 euro per dag. De Achterdam ligt in het hart van de middeleeuwse binnenstad. In 1811 stelt de Franse overheid een reglement voor 'huizen van ontucht' vast. In 1856 wordt er een 'Verordening van politie op de publieke vrouwen en bordelen' vastgesteld. Raamprostitutie is in Alkmaar alleen hier toegestaan. Derye heeft geen pooier, maar ze zegt dat de meeste vrouwen op de Achterdam die wel hebben. Ze wijst naar mannen die in de straat rondlopen en nergens naar binnen gaan. "Dat zijn bewakers. Die zorgen er straks voor dat de meisjes verhuizen naar andere bordeelbuurten." Van de 92 prostitutieramen op de Alkmaarse Achterdam die na een oordeel van de Raad van State zouden sluiten, blijven er toch 27 open. Gisteren werd ook bekend dat exploitant Nool c.s. een vergunning krijgt voor de exploitatie van deze en nog zeven nieuwe ramen. De verlening van een vergunning voor de 27 bestaande ramen kon omdat die panden 'niet met crimineel geld zijn besmet'. Prostituees moeten zich registreren bij loket Vanaf vandaag zijn in Alkmaar ook strengere vergunningvoorwaarden. Prostituees moeten zich registreren bij het gemeentelijk prostitutieloket. Exploitanten moeten een intakegesprek houden met de prostituee om signalen van mensenhandel vroegtijdig te kunnen oppikken. De exploitant is verplicht die vermoedens te melden bij de gemeente. Ook moeten de kamerverhuurders bij de vergunningaanvraag een Verklaring Omtrent Gedrag overleggen.
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20110903 sectie: De Verdieping titel: Mooi, intelligent, en op schoot bij de sjeik
Honderden Nederlandse meisjes zouden als internationale escortgirl werken. "Als je zuinigjes blijft, val je er buiten." PERDIEP RAMESAR Toen ex-fotomodel Talitha van Zon (39) vorige week in Tripoli van het balkon sprong, werd duidelijk dat ook Nederlandse vrouwen deel uitmaken van de jetset rond de zonen van Kadafi. Naast Van Zon liepen er nog twee Nederlandse modellen rond in dat circuit, zo is inmiddels duidelijk. En zij zijn niet de enigen. Volgens ingewijden zijn er honderden jonge vrouwen die de rijkste mannen van de wereld vergezellen. Tientallen zouden er in de netwerken rond Arabische prinsen, sjeiks, emirs en staatslieden werken. Officieel als model en mooie gezelschapsdame, maar ze worden ook geacht het bed te delen met hun cliënt. "Het beeld dat mensen hebben van die internationale high society klopt helemaal en de waarheid is misschien zelfs nog veel exorbitanter", vertelt Diane. De 26-jarige Nederlandse is zo'n model dat ingehuurd wordt om rijke mannen te vergezellen en te verwennen. Diane is haar echte voornaam, haar achternaam geeft ze niet prijs. Als haar pseudoniem bekend wordt, loopt haar werk gevaar. Ze heeft discretie gezworen. Diane heeft bedrijfskunde gestudeerd en spreekt zeven talen, waaronder een mondje Arabisch. Haar zinnen doorspekt ze met Engelse woorden en ze noemt zichzelf graag businessvrouw. Tot haar cliëntèle behoren zonen van emirs en sjeiks, familieleden van het Saoedische koningshuis, maar ook topmannen uit het bedrijfsleven. "Dat vergt kennis van talen, etiquette en cultuur, maar ook een brede algemene ontwikkeling. Ik kan daar niet als een domme brunette bij zitten. De heren verwachten een mooie, maar vaak ook een intelligente tafeldame. Ik moet kunnen meepraten, zeker als er zaken worden gedaan. Bij party's moet ik weten wat ik eet en drink. En ik moet wennen aan enorme luxe. Want als je zuinigjes blijft, val je er buiten." De champagne vloeit rijkelijk in de kringen van Arabische prinsen, rijke Indiase ondernemers en familieleden van staatslieden, zoals de zonen en neven van Kadafi. En dat zijn geen goedkopen bubbels: een flesje van Pernod Ricard bijvoorbeeld kost al gauw tussen de vier- en vijfduizend euro. "Dan gaat het om tientallen liters. Alleen de champagne kan al in de honderdduizenden dollars lopen tijdens zo'n jetsetfeestje", zegt Diane. Geld speelt geen rol aan de duurste stranden van Doebai, Tunesië en Libië en in de mooiste jachthavens van Monaco en Saint-Tropez. De modellen worden met privéjets ingevlogen. Ze gaan mee naar diners, feestjes, casinoavonden en uiteindelijk de kamer van het vijfsterrenhotel. Diane werkt sinds haar achttiende in de modellen- en escortbranche. Op haar dertiende was ze al fotomodel, daarna ging ze aan de slag als mannequin. Nu werkt ze via exclusieve bemiddelingsbureaus waar cliënten lid moeten zijn als ze wat willen. "Dat kost de heren heel veel geld", vertelt een bemiddelaar anoniem. Hij noemt zich een 'makelaar in de mooiste en intelligentste gezelschapsdames'. Bij zijn zaak weten vrouwen dat ze als escort kunnen
worden ingehuurd. "Maar er zijn nog steeds zogenaamde modellenbureaus die beweren alleen fotomodellen te bemiddelen, maar ondertussen de meisjes ook exploiteren als prostituees. Het begint bij poseren, dat steeds bloter wordt. Op een gegeven moment is de grens zo vervaagd dat ze die overschrijden en met een cliënt die veel geld biedt naar bed gaan." Een vriendin van het eerder genoemde Playboy-model Talitha van Zon heeft vorige week in Nederland aangifte tegen haar 'nu ex-vriendin' gedaan wegens mensenhandel. Ze zou zijn meegelokt en als prostituee zijn verhuurd door Van Zon. Het verhaal gaat dat Van Zon bezig was met het opzetten van een internationaal escortbureau en dat Kadafi's zoon Moetassim een mogelijke klant van haar was. "Ook ik heb in het circuit gehoord dat Van Zon iets aan het opzetten was. In elk geval is het waar dat Moetassim en zijn neven Nederlandse meisjes ontvangen tegen betaling. Ik ben er vorig jaar zelf nog geweest", zegt Diane. Ze vertelt dat er wel honderden Nederlandse meisjes in dit topsegment van de prostitutie werken. Ook bemiddelaars noemen zulke aantallen. "Tientallen zitten echt bij de zonen van de sjeiks en emirs op schoot. Bij dat soort gelegenheden heerst het ongeschreven principe: politics and religion don't matter. Hierdoor kunnen zelfs de kinderen van aartsvijanden uit elkaars glas champagne drinken en samen een lijntje cocaïne snuiven." Nu zit de escortdame in een 'superduur hotel' in Doebai met een rijke Indiër. "Veel wordt met ongelimiteerde creditcards afgerekend. Als er contanten zijn, dan zijn het stapeltjes met op z'n minst honderdjes in een gouden money clip. Mijn fee wordt betaald aan de bemiddelaar die mij weer uitbetaalt, waarover ik mijn belastingen afdraag. Ik zorg wat dat betreft voor mezelf." Deze zaken zijn zeer lucratief. Diane vertelt dat ze tienduizenden per maand kan verdienen. Haar bemiddelaar bevestigt dat. "Per uur verdient zo'n meisje zo een paar duizend euro of dollar." Maar de klanten huren deze dames echt niet in voor slechts een uurtje, vertelt hij. "Soms worden meisjes voor een maand gereserveerd. Dat levert veel geld op en veel cadeaus, maar dat betekent ook dat een dame 24 uur per dag tot de beschikking van een klant staat." De vrouwen krijgen inderdaad dure geschenken, zegt Diane. "Ik kreeg van een neef van Kadafi een gouden Rolex. Dat horloge was zo'n dertigduizend euro waard. Maar dat is niets als je weet in wat voor luxe al deze mannen verkeren. Ik heb in jacuzzi's met gouden kranen en knoppen van topaas (edelsteen, red.) gelegen. Ik droeg jurkjes met kristallen knoopjes en ringen met knotsen van diamanten. Zo kan ik wel uren doorgaan." Niet alle cadeaus neemt ze mee terug naar huis. "Ik hoef bijvoorbeeld echt geen bloeddiamanten. De Rolex heb ik wel gehouden, want die vind ik echt mooi. Maar sommige dingen wil ik niet vanwege nare herinneringen, bijvoorbeeld als iemand mij heeft geslagen." WEEKENDGIDS 11 Soap&Co: De beste vriendin van Kadafi's zoon Moetassim
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Ik kreeg van een neef van Kadafi een gouden Rolex'
publicatie datum: 20110903 sectie: Vandaag titel: Nederland kent honderden ‘Talitha’s van Zon’
Kiezen voor leven in luxe, maar wel altijd beschikbaar zijn PERDIEP RAMESAR Honderden Nederlandse vrouwen werken in de topescortbranche waar de rijken der aarde gebruik van maken. Uit een rondgang langs exclusieve escortbemiddelaars blijkt dat ongeveer driehonderd Nederlandse escortdames in het topsegment actief zijn. Minstens vijftig van die vrouwen zitten écht 'op schoot' bij Arabische prinsen, zonen van emirs, sjeiks en staatslieden, zoals de zonen van kolonel Kadafi. Vorige week sprong de Nederlandse Talitha van Zon (39) van een balkon op een complex in bezit van de Kadafi's. Ze verklaarde daarna dat ze of vluchtte voor zwarte huurlingen aan regeringszijde, of sprong uit angst voor Libische rebellen. Snel nadat dit bekend werd, deed een voormalige vriendin aangifte van mensenhandel tegen Van Zon. Ze zou haar meegelokt hebben naar Libië en als prostituee willen verhuren aan de Kadafi-clan. Een andere Nederlandse vrouw die de heren ook gezelschap hield, blijkt nog steeds ergens in Libië te zijn, maar niemand lijkt precies te weten waar ze is. Discretie is in deze wereld van levensbelang. De escortbemiddelaars bevestigen dat Nederlandse meisjes écht geen uitzonderingen zijn in de internationale jetset. De vrouwen variëren in leeftijd tussen de achttien en vijfendertig jaar. Volgens escortbazen is Van Zon met haar 39 jaar 'al best oud'. Zij vermoeden, dat ze bezig was met het opzetten van een eigen internationaal escortbureau. Ook de topescort Diane hoorde dat over Van Zon. Zij vertelt vandaag in Trouw over hun leven in luxe. In dat verhaal staat ook dat ze veel geld verdienen - tonnen per jaar - maar dat deze vrouwen wel 24 uur per dag beschikbaar zijn voor hun cliënt, wat niet altijd even fijn is. DE VERDIEPING 4|5 Mooi, intelligent, en op schoot bij de sjeik
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20111015 sectie: De Verdieping titel: ‘Werken moest ik’
Slavernij is afgeschaft, kinderarbeid wordt uit alle macht bestreden. Waarom zou dat met prostitutie niet kunnen? Toch koos Nederland voor legalisering van het oudste beroep. Trouw-redacteuren Martijn Roessingh en Perdiep Ramesar laten in hun boek 'Slaven in de polder' zien waarom legalisering van prostitutie niets oploste en mensenhandel zo'n probleem vormt. Een voorpublicatie. MARTIJN ROESSINGH PERDIEP RAMESAR Ieder land worstelt met prostitutie, ook Nederland. Amsterdam kampt als havenstad al vroeg met prostitutie. De stad reguleert bordelen in 1413, in een zogeheten 'keur', een bestuursmaatregel van het stadsbestuur die met klokgelui wordt afgekondigd op de Dam. Prostituees mogen alleen werken in de Pijlsteeg en de Halsteeg (nu de Damstraat), zodat 'goede vrouwen ende maechden' niet per ongeluk op commerciële seks stuiten. In de Gouden Eeuw gaan de bordelen dicht en ontstaat er een grote stroom bezoekers naar de tabakszaken, waar de commerciële seks zich naartoe verplaatst. Honderd jaar later achten Nederlandse gemeenten het juist wél goed om een bordeel te hebben, om die in de negentiende eeuw weer af te schaffen. Daarna wordt prostitutie een eeuw lang gedoogd, totdat in 2000 de Wet opheffing algemeen bordeelverbod de zaak weer probeert te reguleren. Deze pendulebeweging wordt soms beschreven om te benadrukken hoe onvermijdelijk en onuitroeibaar prostitutie is. De term 'het oudste beroep ter wereld' heeft dezelfde functie. Regulering komt in zo'n beschrijving meestal naar voren als de beste optie van prostitutiebeleid. Tegenstanders zeggen juist dat het eeuwenlange bestaan van betaalde seks nog geen reden is om het te accepteren. Slavernij, kinderarbeid en eerwraak worden immers ook met kracht bestreden nu de maatschappelijke normen en waarden zijn veranderd. Waarom zou dat bij prostitutie niet kunnen? Hoe dan ook heerst in de jaren negentig de consensus dat het gedogen van prostitutie in ieder geval níét werkt. Het heeft routes gecreëerd om zwart geld te investeren, illegalen te laten werken en toezicht te blokkeren van fiscus, politie en hulpverlening. De tippelzones bij de grote steden staan vol drugsverslaafde, veelal buitenlandse vrouwen. Slechts met spuitenomruil, gratis condooms, afwerkschotten en gratis gezondheidszorg houden hulpverleners hun leefomstandigheden nog enigszins acceptabel. In de clubs en achter de ramen in de oude binnensteden gaat het iets beter, maar ook daar zijn de werkomstandigheden niet goed en tiert de vrouwenhandel welig. Met de opheffing van het bordeelverbod hoopt men alle problemen zichtbaar te maken en te kunnen aanpakken. De doelstellingen uit 2000 zijn echter niet gehaald. Het enige waarover iets positiefs te melden valt, zijn de aantallen minderjarigen en vrouwen zonder verblijfsvergunning die in de vergunde prostitutie werken. Volgens alle betrokkenen zijn die fors gedaald, vooral omdat de controles zich op deze groepen gericht hebben en er legale alternatieven zijn waarmee exploitanten geen risico lopen. Hoeveel illegalen en minderjarigen nog steeds buiten de vergunde sector werken is onduidelijk, zodat voor dit onderdeel een totaalbeeld ontbreekt.
Bij de andere doelstellingen is de vooruitgang miniem. De VVD'er Ard van de Steur vatte het in een Kamerdebat op 1 februari als volgt samen: "De prostitutie, zelfs de vormen die op zich sinds tien jaar legaal zouden kunnen zijn, verdwijnt steeds meer in de duisternis en onttrekt zich steeds meer aan onze waarneming." En de mensenhandel? Deze duisternis zou misschien niet zo erg zijn als hierdoor alleen de financiële geldstromen uit het zicht blijven en de belastingopbrengsten tegenvallen. Helaas is er ook geen bewijs dat de regulering onvrijwillige prostitutie tegengaat. Het aantal geregistreerde slachtoffers van mensenhandel verviervoudigt in de loop der jaren. Dat hoeft niet per se te betekenen dat na 2000 onvrijwillige prostitutie en mensenhandel toenemen, want er zijn ook andere verklaringen. Zo zitten in de cijfers nieuwe categorieën - zoals mannen, en slachtoffers van uitbuiting buiten de prostitutie - en is er sprake van grotere alertheid en betere signalering en aanmelding. Aan de andere kant: de verviervoudiging duidt op zijn zachtst gezegd niet op een afname van de dwang. Minister Opstelten van veiligheid en justitie verwoordt dat op 31 maart in de Tweede Kamer helder: "Je kunt daar allemaal technische opmerkingen over maken, zoals dat de aanpak een succes is omdat het aantal slachtoffers waar wij vat op krijgen en voor wie wij zorg dragen, beter zichtbaar wordt, zoals ook tegen mij wordt gezegd. Op zeker moment moet er toch een omslag ontstaan in de zin dat wij er grip op hebben en dat het aantal slachtoffers naar beneden gaat. Dat punt hebben wij nog niet bereikt." Schattingen van de opsporingsdiensten ondersteunen dat. Voor de raamsector komt het vermoedelijke aandeel van prostituees die onder dwang werken nog steeds uit op minimaal de helft van de vrouwen. Percentages van zeventig of tachtig worden ook genoemd. Het zijn schattingen, dus omstreden, maar harde indicatoren ontbreken nu eenmaal in deze branche. Ook bestuurders die er met hun neus bovenop zitten, concluderen dat de zaak niet is verbeterd en eerder is verslechterd. Zo vindt de Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan het 'zorgelijk' dat steeds minder Nederlandse vrouwen achter de ramen zitten. "Dat past in die algemene trend dat het steeds slechter is geworden, en misschien wel steeds meer gedwongen is geworden. De concurrentie heeft de prijs gedrukt en Nederlandse vrouwen zijn er uitgeduwd. Zij moeten plaatsmaken voor kwetsbare Oost-Europese prostituees bij wie het risico op dwang groot is. Dat is niet fijn." Het kan zijn dat Nederland aan deze voortdurende misstanden niets kan doen en slechts de gevolgen ondervindt van een vloedgolf die alle landen en werelddelen overspoelt. D66-politica Magda Berndsen, ex-korpschef van de politie in Friesland, lijkt dat te suggereren als ze in het Kamerdebat over prostitutie van 1 februari zegt dat de hoeveelheid mensenhandel in de wereld 'ongelooflijk veel' is toegenomen. 'De gevolgen in dwang en drang tot prostitutie zijn daar een uitvloeisel van. Dat heeft niets te maken met legalisering.' Met andere woorden: bij zo'n wereldwijde toename kan de legalisering het tij ook niet keren, al helpt het mogelijk een beetje om de schadelijke effecten in te dammen. Maar is die wereldwijde toename er wel? Betrouwbare cijfers zijn er niet en al helemaal niet van vóór het jaar 2000, als er voor het eerst een internationaal aanvaarde definitie van mensenhandel komt in het Palermo-protocol van de VN. De cijfers lopen sterk uiteen en zijn discutabel. Rond 2000 schat Unicef het aantal jaarlijks verhandelde vrouwen en kinderen op 1.750.000, de Amerikaanse FBI op 700.000, en de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) op 400.000. Wat merkt Nederland van deze 'handelsstromen'? Nu en dan komen bepaalde groepen in het nieuws,
zoals de Nigeriaanse vrouwen, maar uitbuiting in Nederland zelf treft voor zover bekend slechts een klein deel mensen van buiten Europa. Van de Oost-Europeanen die in de slachtofferregistratie belanden, mogen de meesten hier legaal wonen en werken. Dat geldt ook voor West-Europeanen en Nederlanders - specifiek voor de Nederlandse vrouwen. De laatste groep maakt sinds 2004 systematisch zo'n 25 tot 40 procent van de gemelde slachtoffers uit. Deze groepen hebben met een vermeend wereldwijd of Europees probleem, dat in omvang zou groeien en groeien, helemaal niets te maken. Anders gezegd: Nederland is niet in gevecht met een niet te stuiten wereldwijde of Europese mensenhandel. De werkelijkheid in de prostitutie is anders: in ons land worden in een legale tak van arbeid mensen die hier legaal wonen uitgebuit. De legalisering heeft de mensenhandel in Nederland kennelijk niet kunnen tegengaan en, afgaande op de slachtofferstatistieken, mogelijk verergerd. Wat ging er mis? Het zicht op de prostitutiesector is niet toegenomen. Enerzijds schort het aan bereidheid tot medewerking bij exploitanten en bordeelhouders, klanten en prostituees. Anderzijds faalt de overheid in haar toezicht. In combinatie zorgt dat ervoor dat in een branche waar twee voorname drijfveren van menselijk handelen samenkomen (geld en seks) de schaduwkanten blijven bestaan. De schimmige bedrijfscultuur bestaat al tijdens de gedoogperiode - en hangt volgens sommigen per definitie samen met prostitutie. Zo'n cultuur van belastingontduiking, zwart geld, gesjoemel en dwang verdwijnt niet omdat in in Den Haag een parlement zegt dat het een branche wil 'normaliseren'. Vooral bestaande clubs en raambordelen krijgen na 2000 een vergunning - clubs die in de decennia daarvoor veelal met zwart geld waren opgezet door niet altijd bonafide ondernemers. Zo ontstaat volgens een ingewijde 'de grootste witwasoperatie uit de Nederlandse geschiedenis'. Doordat het aantal vergunningen in bijna alle gemeenten beperkt blijft, krijgen de ondernemers uit de gedoogperiode de facto een monopolie. Nieuwe exploitanten komen er in het vergunde deel nauwelijks tussen. Het duurt lang voordat die gang van zaken is hersteld. Alkmaar slaagt er pas in de zomer van dit jaar in, na een lang juridisch gevecht met de exploitant, om 92 van de 140 ramen op de Achterdam te sluiten. Die zijn volgens de gemeente vrijwel zeker gekocht met de opbrengst van de ontvoering van Freddy Heineken in 1983. Ook klanten zijn geen motor van vernieuwing. In 2010 vat prostituee en bordeelhouder 'Sonja' dat in de Volkskrant onverbloemd samen: "Een helemaal normaal beroep zal het niet worden, ik heb daar nooit in geloofd. Hoe stelden ze zich dat voor? Dat een man 's middags tegen zijn vrouw zegt: Ik ga zo even bij Son langs voor een wip? En dat die vrouw hem dan naroept: Vergeet de btw-bon niet!" Veel klanten zeggen weliswaar wanpraktijken te verafschuwen - en een enkele klant tipt de politie - maar in de praktijk oefenen slechts weinigen bij clubs en raambordelen druk uit om alle regels na te leven. Sterker nog: zaken die aantoonbaar slecht zijn voor prostituees, zoals seks zonder condoom, worden op internetfora als voordeel aangeprezen, net als een extreem lage prijs. De derde partij zijn de prostituees zelf, die in theorie het meeste te winnen hebben bij de legalisering. Zij blijven sceptisch over 'openheid'. Op de branche rust nog steeds zo'n groot taboe dat het werk toekomstige carrières kan belemmeren. Zelfs vrouwen die vrijwillig voor zichzelf aan het werk zijn, willen niet bekendstaan als prostituee. Dat blijkt uit onderzoek van de hulporganisatie Scharlaken Koord in 2002: van de 892 ondervraagde raamprostituees willen slechts 19 zich laten registreren.
De werkomstandigheden zijn er in veel gevallen nauwelijks op vooruitgaan, terwijl de legalisering van 2000 als uitdrukkelijke bedoeling heeft de positie van de prostituees te verbeteren. Tegenover de geplande afdracht van belastingen en sociale premies staan nog steeds nauwelijks betere arbeidsrechten als ziektegeld, zwangerschapsverlof, of vakantiedagen. Nog steeds lukt het een prostituee niet om een zakelijke bankrekening te openen, een hypotheek te krijgen of een lening aan te gaan, bijvoorbeeld om zelf een bordeel op te zetten. Vanuit de bankensector is die houding te verklaren, omdat de prostitutie een schimmige branche blijft met een onzekere bedrijfsvoering en inkomsten, maar prostituees trekken terecht de conclusie dat ze anders worden behandeld dan andere dienstverleners. VERVOLG OP PAGINA 4 VERVOLG VAN PAGINA 2|3 Minister Opstelten eist in maart dat hier verandering in komt: "De minister van financiën heeft de Nederlandse Vereniging van Banken verzocht om haar leden te vragen het beleid van banken omtrent het categoraal weigeren van leningen te herzien." Maar het ligt nog iets ingewikkelder. Er zijn veel verschillende soorten prostituees. Er zijn Nederlandse sekswerkers die vrijwillig hun leven rond het werk opbouwen, en Nederlandse vrouwen (en mannen) die het werk vrijwillig doen, maar als bijverdienste. Er zijn ook Nederlandse vrouwen die erin zijn gekletst of die worden gedwongen, en die niet weten hoe ze eruit moeten komen. Er zijn vrouwen die uit het buitenland komen, daar al werkten als prostituee en hier denken meer te verdienen. Er zijn migranten die met sekswerk in hun inkomsten voorzien omdat dit de lucratiefste optie is van vele. Er zijn buitenlandse vrouwen die hoopten dat het lucratief zou zijn, maar die zijn misleid en alles moeten afstaan om schulden af te betalen. En er zijn buitenlandse vrouwen die erin zijn gekletst of gedwongen en die het werk nooit hebben gewild. Van al deze prostituees kunnen alleen de weldenkende, mondige, meertalige, vrijwillig werkende vrouwen een bijdrage leveren aan het vergroten van de transparantie. Hun stem klinkt dan ook luid. Typerend is een bijeenkomst in mei van Women Inc. over mensenhandel, in aanwezigheid van de Amsterdamse wethouder Lodewijk Asscher, waarbij de ene na de andere prostituee betoogt dat nieuwe beleidsplannen nadelig uitpakken voor hen als zelfstandige sekswerkers. Maar hoe de mensenhandel dan wel moet worden aangepakt, blijft beperkt tot de oproep de nietvergunde sector beter te controleren en meer hulpverleners in te zetten. Er zit geen Hongaarse of Roemeense prostituee in de zaal. Aan deze groep wordt nauwelijks een woord gewijd. Als deze mondige groep al slecht meewerkt aan transparantie, valt er helemaal geen bijdrage te verwachten van de andere groepen prostituees, die vaak een beschadigd verleden hebben en makkelijk te manipuleren zijn door hun uitbuiters. Keer op keer blijken die andere groepen veruit de meerderheid te vormen. Zo belemmeren exploitanten, klanten en prostituees allemaal op hun eigen manier een goed zicht op de prostitutiesector. Dat kan ongedaan worden gemaakt door scherp toezicht van de overheid. De organisatie en uitvoering daarvan falen echter na 2000. Onderschatting lijkt de hoofdoorzaak. Veel gemeenten laten het werk over aan de politie, die zich in eerste instantie vooral richt op het controleren van de verblijfsstatus en eventuele minderjarigheid van prostituees. Aan de inzet van deze controleurs schort het niet, maar als zij over misstanden berichten - geweld, de voortdurende aanwezigheid van pooiers, duidelijke signalen van uitbuiting - geven hun superieuren daar geen
prioriteit aan. De gedachte leeft breed dat met het uitdelen van de vergunningen de misstanden zullen verdwijnen. Sommige evaluaties bevestigen dat beeld bovendien: in 2007 meldt een rapport van het WODC dat de vergunningverlening in de branche 'praktisch overal op orde' is. Ook zijn er slechts 'beperkt' signalen aangetroffen van onvrijwillige prostitutie. Een tweede factor is het onbegrip voor het feit dat mensenhandel zich in alle sectoren van de branche voordoet. Zo denken politie en gemeente in eerste instantie dat in de raamsector de legalisering wel positief móet uitwerken. Daar gebeurt immers alles letterlijk transparant, achter glas en in het openbaar, zodat hulpverleners en controleurs de vrouwen goed kunnen benaderen en volgen. Ook pooiers blijken bij raambordelen echter goed toezicht te kunnen houden op de vrouwen. Inmiddels is duidelijk hoe systematisch de uitbuiting van Oost-Europese vrouwen in de Nederlandse raamsector is. Er wordt in 2000 al helemaal geen rekening gehouden met de belangrijkste ontwikkeling in de branche: de verschuiving van traditionele seksinrichtingen naar escort en thuiswerk, veroorzaakt door de opkomst van mobiele telefonie en internet. Alleen al tussen 2008 en 2010 verdwijnt volgens de politie een kwart van de locatiegebonden zaken. Het blijkt een denkfout om alleen voor dat soort zaken een vergunning verplicht te stellen. Doordat een groot deel van de branche buiten de systematische controles blijft, wordt voortgang in de ene sector tenietgedaan door achteruitgang in de andere. De sector blijkt ook zeer flexibel in het ontwijken van nieuwe regels en het zoeken naar gaten daarin. Zo reguleert Amsterdam de escortbureaus in februari 2008, waarna tientallen bureaus uitwijken naar buurgemeenten. En de opsporing en vervolging dan? Een cruciaal onderdeel van de bestrijding van mensenhandel is straffen en opsluiten. Helaas is de opsporing geen succesverhaal. Hoewel individuele controleurs op de hoogte zijn van de misstanden, belanden veel meldingen onder in de la omdat het korps andere prioriteiten heeft. Zoals criminoloog Bovenkerk het formuleert in 2007: "Politie en justitie hebben bevoegdheden genoeg, er zijn individuele politiemensen die zich het vuur uit de sloffen lopen en men heeft alle mogelijkheden om zich via bijscholing op de hoogte te stellen. Maar bij de afweging van prioriteiten moet dit lastige delict het vaak afleggen tegen dringender zaken." Ondanks lichte verbeteringen en meer meldingen gaat er te veel nog steeds mis in 2010. Veel korpsen komen nog steeds alleen in actie als er overduidelijke signalen van mensenhandel zijn, en doen nauwelijks iets om uitbuiting te voorkomen of zelf op te sporen. Bovendien werken de korpsen slecht samen, terwijl veel escortbureaus actief zijn in meer dan één korpsregio, en soms zelfs landelijk. Sterker nog, constateert de monitor, seksverkopers zijn vaker in dat deel van de branche actief dat geen vergunning nodig heeft. De escortbranche is met de huidige aanpak zelfs 'vrijwel oncontroleerbaar'. Algemene conclusie: de politie verliest de greep op de branche. Ronduit dramatisch is in de opeenvolgende korpsmonitors het oordeel over het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel (EMM) dat in 2005 wordt opgericht. Het werkt volgens de regionale korpsen zo slecht dat sommige nauwelijks meer van het informatieknooppunt gebruikmaken. Als we de verschillen tussen de korpsen buiten beschouwing laten, kunnen we kijken naar de algemene trends. Dat levert geen vrolijk beeld op. Zo ontstaat na 2000 of na 2005 niet een enorme stijging van het aantal aangebrachte zaken bij het OM, terwijl je dat wel zou verwachten op basis van
de steeds hogere prioriteit die het thema op papier in alle organisaties krijgt. In 2009 was er zelfs een gigantische dip (minus 34 procent), daarna keren de cijfers weer terug op het oude niveau. Aan de verdere juridische afhandeling schort het bovendien, concludeert de Nationaal Rapporteur Mensenhandel in 2009. In de periode 2000-2008 neemt het aantal veroordelingen af (van 73 naar 51 procent), en neemt het aantal vrijspraken juist toe (van 26 naar 45 procent). Nog belangrijker: de gemiddelde strafmaat daalt. Zeker bij de politie, die toch in eerste instantie het materiaal moet aanleveren voor de vervolging, leeft diepe frustratie over dit gebrek aan rendement. Als na maandenlange arbeid de verdachte snel weer vrijkomt en opnieuw in de prostitutiebuurten rondhangt, werkt dat demotiverend. Nog erger is het voor de slachtoffers. Wie wil nog aangifte doen tegen een mensenhandelaar of pooier, met alle fysieke gevaren en angsten van dien, als de kans op veroordeling zo klein is en de strafmaat afneemt? De belangrijkste officier van justitie op het terrein van mensenhandel, Warner ten Kate van het landelijk parket, heeft de indruk dat de straffen het laatste jaar alsnog omhoog gaan. Hij merkt daarnaast op dat de statistieken slechts een deel van het verhaal vertellen. "Zaken kunnen van ontzettend verschillend kaliber zijn. Sneep (de zaak tegen mensenhandelaar Saban B. - red.) is een zaak waarmee we vier jaar bezig zijn, aan de andere kant zijn er loverboyzaken waarmee we relatief snel klaar zijn. In mensenhandelland vergelijken we vaak appels en peren. Het is ook niet zo dat als je meer capaciteit inzet, er onmiddellijk meer zaken komen, juist omdat mensenhandel zich altijd zo onder de oppervlakte afspeelt. Wie is overvallen, rent naar de politie toe, maar bij slachtoffers van mensenhandel zijn er veel redenen om niet met de autoriteiten samen te werken. Er staan niet elke ochtend twintig mensen op de stoep van een politiebureau om te zeggen dat ze vandaag zijn uitgebuit." Volgens Ten Kate zijn verklaringen van slachtoffers vaak een probleem. "Als je Sneep hebt gevolgd, zie je hoe lastig het is", stelt hij. "Een slachtoffer doet er soms drie jaar over om met een verklaring te komen en daarna is ze weer onvindbaar. Het ene moment is het: ik vond het niet zo erg. Daarna: het is toch wel erg. Daarna: ik ben bang om te verklaren want ik heb gehoord dat Saban er vandoor is." Typerend en terugkerend probleem is de loverboyproblematiek, is de ervaring van Ten Kate. "Dan zeggen die meiden tegen de rechter met twee vingers in de lucht: als ik zo'n seksuele verhouding wil hebben met deze jongen, ik ben hartstikke verliefd, dan is dat toch mijn probleem. Het maakt mij niet uit of hij nog drie andere vrouwen heeft, ik houd van hem. En als ik ervoor kies om al mijn geld aan hem te geven, dan mag ik dat toch zeker zelf weten? Waar bemoeit u zich mee? Dat is de reactie. Pooiers maken van de vermeende verliefdheid graag gebruik om de vrouwen aan zich te binden. Bij Sneep concludeerde de rechter uiteindelijk: u zegt wel dat u geen slachtoffer bent, maar op de tap hebben we gehoord dat u met een knuppel werd geslagen en dat ze daarna zeiden: 'ze is zo mak als een lammetje'. Dat vinden we wel een omstandigheid om aan te nemen dat er sprake is van dwang." Mensenhandel is dus juridisch een lastig delict. Maar het kost justitie na 2000, net als veel gemeenten, toch wel erg veel tijd om de aanpak van mensenhandel te verbeteren. Tegenwoordig zijn er gespecialiseerde officieren, en met de specialisatie van rechters is een begin gemaakt. Inmiddels is duidelijk dat opsporing en justitie het niet alleen af kunnen. Steeds sterker dringt het besef door dat alle diensten en instanties moeten samenwerken. De landelijke Taskforce Mensenhandel heeft veel deelnemers: burgemeesters, recherche, opvang, de nationaal rapporteur en ambtenaren uit tal van ministeries. Ook op regionaal niveau ontstaan verbanden.
Er is veel enthousiasme over deze nieuwe zogenoemde ketenaanpak, omdat daarmee kennis wordt verzameld en gedeeld door alle betrokken instanties, van handhavers en bestrijders tot slachtofferhulp. Maar de vraag is wel waarom het na 2000 zo lang heeft geduurd voordat de diensten hun beleid gingen afstemmen, en waarom het nog steeds zo moeizaam gaat. Als de politie slachtoffers uit een woonhuis haalt, gaat de gemeente vervolgens niet kijken of de eigenaar of huurder mogelijk ook strafbaar is. De politie moet (nog steeds) betalen voor informatie uit het kadaster over potentieel criminele vastgoedeigenaren die mensenhandel in hun seksinrichtingen toestaan. De Kamers van Koophandel werpen op geen enkele manier een barrière op als er een pooier voor de deur staat die vijf Roemeense vrouwen inschrijft als 'zelfstandig ondernemer', laat staan dat ze de politie waarschuwen. Als een exploitant wordt aangehouden wegens mensenhandel kan een stroman probleemloos in hetzelfde pand een nieuwe vergunning krijgen, omdat het strafrechtelijk onderzoek stopt en de uitwisseling van informatie wordt gestaakt. Het is schokkend dat het na de opheffing van het bordeelverbod bijna een decennium duurde voordat alles uit de strafrechtelijke en bestuurlijke kast wordt getrokken om mensenhandel bij de wortel aan te pakken. De onwil bij de branche en de klanten heeft niet geholpen, maar door onvolkomenheden in de wetgeving heeft de overheid dat laten gebeuren. Zo biedt de wet gemeenten te veel beleidsvrijheid en is het een grote fout gebleken om niet alle prostitutiebedrijven een vergunningplicht op te leggen. Daar zijn de lakse handhaving en opsporing bovenop gekomen. De aanhoudende verschillen in aanpak tussen gemeenten en politiekorpsen, het voortdurende gebrek aan capaciteit bij politie en hulpverlening, het OM dat pas heel laat specialisatie ontwikkelt, rechters die sterk wisselende en relatief lage straffen opleggen, diensten die informatie niet uitwisselen: alles bij elkaar zijn de risico's voor criminelen te klein gebleven en de mogelijkheden en verdiensten te groot. De opheffing van het bordeelverbod heeft uitbuiting in de prostitutiebranche daardoor niet kunnen verminderen. Het zicht op de illegale sectoren verbetert niet, en zelfs waar de sector op papier in orde is, zijn uitbuiting, onvrijwillige prostitutie en andere misstanden niet uitgebannen. De conclusie is onontkoombaar: het is tijd voor een nieuwe wet. Donata (26) is een Poolse. Ze werkt al acht jaar in de Nederlandse prostitutie, in eerste instantie met een vriend als pooier. Tot Saban Baran kwam, een Turkse pooier die een dominante rol speelde op de Wallen. "De mannen van Saban kwamen dagelijks bij mijn peeskamer posten en gedroegen zich als mijn bewakers. Ze joegen klanten weg, zodat ik niets meer verdiende. Mijn vriend was klaar met hen toen ze hem een mes op de keel zetten. Hij droeg mij over." Ze moet voor hem werken en een minimumbedrag verdienen. "Hij zat op de rand van het bed met een knuppel in zijn hand. Hij liet de knuppel met stalen kop op zijn gespierde bovenbeen stuiteren. Ik kon niet weg, want een 'bewaker' stond bij de deur. Voor ik het doorhad, knuppelde hij me kapot. Mijn gezicht bloedde en ik wist niet wat ik had misdaan. Hij wel: ik had te weinig verdiend. Werken moest ik." Kim (24) begon met prostitutiewerk kort na haar achttiende verjaardag - op voorstel van haar vriend, een Antilliaanse jongen op wie ze verliefd was. Hij bewaarde haar geld, maar dat was voor hun gezamenlijke toekomst, en thuis kon ze het niet bergen.
Kim verdiende veel in die eerste maanden, soms wel 1000 euro op een dag, ze deed het vrijwillig. Maar goed bleef het niet gaan: "Mannen weten het als je nieuw bent en onzeker, je ziet dat ze op jonge, onschuldige meisjes vallen. Als je er langer staat, verdien je minder. Je wordt een stuk meubilair." Ze moet van haar vriend ook een abortus ondergaan die ze eigenlijk niet wil. Later loopt de relatie stuk. Bij een andere vriend gebeurt hetzelfde en ze eindigt met schulden, ondanks het vele geld dat ze jarenlang heeft verdiend. Het is een 'brij van problemen', waaruit ze geen ontsnappingsroute meer ziet, totdat ze via de hulporganisatie Scharlaken Koord in een uitstapprogramma voor prostituees belandt. De Marokkaan Abdel was zestien jaar toen hij zijn eerste klant bevredigde in het Haagse Bos. Hij vertrok vrijwillig uit Marokko, maar werd onderweg naar West-Europa verhandeld en kwam te werken voor een man die hij 'baas' moest noemen. Hij bracht Abdel en andere Marokkaanse jongens naar het bos in Den Haag om daar als jongensprostitué te werken. In een geblindeerd busje werden ze gebracht en gehaald. Later werkte Abdel als escort voor rijke oudere mannen. "Het zijn mijn zeven magere jaren", zegt Abdel. De Marokkaanse jongen spreekt redelijk Nederlands met een Vlaamse tongval, doordat hij al een tijdje in België verblijft. "Nog bijna drie jaar te gaan. Ik hoop dat die gauw voorbijgaan, want het leven heeft mij niet gebracht waar ik op hoopte." Terug naar Marokko is lastig, want hij schaamt zich. Zijn vader (moeder is overleden) overleeft het niet als hij hoort dat zijn zoon mannen seksueel bevredigt. An Ling wilde zo graag haar dochter My Lan een goede toekomst geven. Daarom koos ze ervoor naar Europa te vertrekken. Ze werd misleid en moest illegaal als prostituee in een Chinese massagesalon werken. Daarna moest ze een nog veel dramatischer keuze maken. Haar handelaren hadden een deal: in ruil voor een nier kon ze haar dochter laten overkomen. An Ling ging erop in. Ze liet haar nier weghalen in China en nam haar dochtertje mee terug naar Nederland. Haar schulden voor de reis betaalde ze af door weer in de massagesalon te werken. Sinds de operatie heeft ze dagelijks pijn en de operatiewond is slecht geheeld. Ze heeft geen enkele medische nazorg gekregen. Haar kind wordt opgevoed door een pleeggezin. An Ling ziet haar dochter alleen in het weekeinde en soms 's avonds. De rest van de tijd ontvangt ze klanten voor enkele tientjes per keer. Santosh (23) is een Indiase huishoudster die door een Indiaas echtpaar naar Nederland is gehaald. Door hen werd ze mishandeld en uitgebuit, het echtpaar is veroordeeld voor mensenhandel. Maar haar zaak is complex, want ze is ook betrokken bij de dood van het tweejarige meisje Mehak, waarbij op de achtergrond hekserij en andere religieus-culturele kwesties speelden. Zij zou de stok hebben aangegeven waarmee Mehak is doodgeslagen.
Ze moest wel, zegt ze zelf. "Ik werd geslagen en geschopt. Mijn paspoort was ingenomen en ik moest de hele dag en nacht voor het gezin klaarstaan. Als ik 's nachts in slaap viel tijdens het masseren van de voeten van de bazin, schopte ze me wakker om verder te gaan." Santosh is veroordeeld als medeplichtige en krijgt daarom geen verblijfsvergunning. Maar omdat ze als slachtoffer van mensenhandel handelde uit angst en onder dwang, proberen verscheidene mensen, onder wie Nationaal Rapporteur Mensenhandel Corinne Dettmeijer-Vermeulen en advocaat Bas Mertens, alsnog een status voor haar te verwerven. Martijn Roessingh en Perdiep Ramesar: Slaven in de polder. Hoe sekswerkers, schoonmakers en seizoensarbeiders worden uitgebuit. Uitgeverij Atlas. ISBN 9789045020051; 244 blz., €24,95. De opheffing van het bordeelverbod heeft uitbuiting niet kunnen verminderen.
[Author] MARTIJN ROESSINGH [Credit] foto HERMAN WOUTERS, HH [Credit] FOTO HERMAN WOUTERS, HH In dit land worden in een legale tak van arbeid mensen die hier legaal wonen uitgebuit Ronduit dramatisch is het oordeel over Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel De vraag is waarom het zo lang heeft geduurd voordat de diensten hun beleid gingen afstemmen
publicatie datum: 20111224 sectie: De Verdieping titel: ‘Moeder gaat over de kinderen, vader over de reputatie’
Fatima woont in de Haagse Schilderswijk, in de buurt van de beruchte Delftselaan. Haar zoon is op het verkeerde pad beland en zit vast voor een roofoverval. Haar man mishandelt haar en vindt haar een slechte moeder. En toch blijft Fatima pal voor haar gezin staan. 'Ze blijven mijn man en mijn zoon. Ik kan ze niet in de steek laten.' PERDIEP RAMESAR Fatima heeft rust als haar zoon van huis is. De veertigjarige Marokkaanse vrouw is de moeder van de 21-jarige Khalid, die over een paar maanden vrij komt uit de gevangenis. Ze ziet daar nu al als een berg tegenop, want zij weet hoe dat dan thuis zal gaan. Fatima woont in de Haagse Schilderswijk in de buurt van de beruchte Delftselaan, waar de criminele 'Bende van de Delftselaan' heerst. Zoon Khalid zou als 'lid' beschouwd kunnen worden van DSL, zoals de jongens de criminele jeugdgroep zelf noemen. "Hij is een moeilijke jongen. Luistert niet goed en is vaak weg zonder dat ik weet waar hij is", vertelt ze. "Ik ben niet blij met zijn vrienden. Ze trekken hem mee in slechte zaken. Terwijl Khalid eigenlijk zo'n lieve jongen is, diep in z'n hart." Aanvankelijk is de moeder ietwat verlegen. Als ze een hand geeft, kijkt ze een beetje weg. Recht in de ogen kijken vindt ze in het begin duidelijk niet eenvoudig. Fatima begint haar verhaal rustig, maar naarmate het gesprek vordert wordt ze openhartiger en vuriger. Ze wil alleen met haar voornaam in de krant en ze wil niet op de foto. Een interview met haar regelen heeft nogal wat voeten in aarde. Fatima wilde het gesprek - dat aanvankelijk voor een uur was gepland, maar uiteindelijk ruim drie uur duurde - alleen bij haar thuis geven, maar dan alleen wanneer haar man van huis was. "Mijn man is streng. Hij wil niet dat ik te veel met vreemde mensen praat. Zeker niet als het gaat om de problemen die we hebben. Als hij dit weet, heb ik een groot probleem thuis. Hij laat de wereld graag zien dat we het niet zo slecht hebben. De verhalen rondom onze zoon negeert hij. Daar wil hij niets van weten. Onze zoon is voor hem verloren." Fatima is een moslima met een hoofddoek. Ze ging vroeger dagelijks naar de moskee, maar de laatste jaren is dat steeds minder geworden. "Er wordt veel geroddeld in de moskee. De vrouwen onderling vooral. Ze hebben altijd hun verhaaltje klaar. Als dat niet al erg is, maken ze het wel erger. Sommigen zijn er bewust op uit om je te schaden. Ik wil graag naar de moskee om te bidden, om daar de preken te horen, maar dat kan niet. Mijn zoon en mijn man hebben die weg afgesneden. Door hun heb ik een slechte naam gekregen. Volgens die vrouwen ben ik een slechte moeder en een slechte echtgenote", vertelt ze met haast vuurspuwende ogen. Khalid is haar oudste zoon. Na hem komen nog drie kinderen: een dochter van negentien en twee zoontjes van veertien en twaalf. "Allah zij dank, dat het met die jongens goed gaat. Ze vinden school leuk. De oudste zit op de havo en de jongste heeft zelfs vwo-advies gekregen. Mijn dochter is getrouwd en heeft een baby van twee maanden. Haar man is een aardige jongen, maar ook hij heeft verkeerde dingen gedaan. Hij heeft z'n leven gebeterd nu hij een gezin heeft. Ik hoop dat dit met Khalid ook gebeurt. Insjallah, als God het wil." Haar zoon zit nu vast voor een gewapende overval. Met een paar vrienden overvielen ze een zaak in het midden van het land. Hij bedreigde daarbij een winkelier met een vuurwapen en sloeg een klant die zich ermee bemoeide. Het geld uit de kassa was de buit: ongeveer duizend euro aan contanten. Een van de jongens stond iets te herkenbaar op de camerabeelden, waarna de politie het groepje in
de gaten kreeg. Daarvoor kreeg hij anderhalf jaar celstraf. "Hij is al ontspoord sinds zijn elfde jaar. Khalid was altijd al een onrustige jongen die ondeugend was, maar hij was niet fout. Toen hij elf werd, ging het mis. Hij is een grote knul, stevig en sterk. Je zou hem op die leeftijd veel ouder schatten, misschien wel zestien. Alleen aan zijn kleine oogjes kon je zijn jeugd zien, zijn kinderheid." Kinderheid is een woord dat ze zegt zelf bedacht te hebben. Daarmee bedoelt ze zijn jeugdigheid, zijn kinderlijkheid. "Die ogen verraden hem. Toen kon je erin zien dat hij nog een kind was dat zich met grote jongenszaken bezig hield en dat heel stoer vond. Hij voelde zich groot en werd heel snel volwassen. De blik in zijn ogen veranderde, het werd grimmiger, harder. Ik ken mijn zoon als geen ander. Ik zag dat hij pijn had. Maar hij moest zich groot houden tegenover de anderen. Zo gaat dat in die groep. Wie niet meedoet, valt er buiten, en wie er buiten valt, heeft geen vrienden. Maar vrienden willen we allemaal, mijn zoon ook." Fatima spreekt goed Nederlands, ondanks dat ze vooral veel Berbers hoort en spreekt. "Hier in de buurt hoef je niet per se Nederlands te kunnen. Met Marokkaans red je je hier prima. Daardoor is mijn Nederlands niet perfect. Ook al woon ik hier al meer dan twintig jaar - mijn kinderen zijn hier geboren - Nederlands blijft mijn tweede taal, omdat ik mijn eigen taal gewoon meer hoor." Fatima wrijft over haar linkerarm. Ook strekt ze geregeld haar linkerbeen. "Doen een beetje pijn", zegt ze. Maar verderop in het gesprek is ze openhartiger. "Mijn man en ik hadden laatst ruzie. Over onze zoon. Ik vroeg hem wat we met die jongen gaan doen als hij weer bij ons thuis komt. Hij is al zo ver heen dat hij niet zomaar afscheid neemt van zijn criminele verleden. Die jongen zit er te diep in. Mijn man vatte die vraag op als een belediging. Hij zei dat ik inderdaad een slechte moeder ben en dat die andere vrouwen gelijk hebben als ze over me roddelen. Wie dacht ik wel dat ik was dat ik niet meer voor onze zoon wilde zorgen? Hij vergeet dat hij diegene is die geen aandacht schenkt aan die jongen. Dat is onze cultuur. De moeder gaat over de kinderen en het huishouden, de man over de reputatie. Maar hij denkt dat hij het zwaarder heeft. Dat zei ik hem, de waarheid, voor het eerst. Toen sloeg en schopte hij me, niet voor het eerst." Maar Fatima deed geen aangifte. Dat heeft ze nooit gedaan, ook niet tegen haar zoon. "Ze blijven mijn man en mijn zoon", is haar verklaring. "Ik kan ze toch niet in de steek laten. Stel dat ik dat doe. Wat moet ik dan? Niemand zal mij onderdak bieden, niemand zal mij helpen. Ik blijf een Marokkaanse moeder die verantwoordelijk is voor haar gezin. Als ik dat achterlaat, wat ben ik dan voor een moeder? Ik vraag me trouwens af of Nederlandse vrouwen aangifte zouden doen tegen hun man en kind. Dat gebeurt bij de Hollanders vast wel vaker dan bij de Marokkanen, aangifte doen bedoel ik." Zoals uit haar verhaal duidelijk wordt, slaat niet alleen haar man haar, maar ook Khalid. Als hij in een agressieve bui is, als hij zich niet goed voelt, moet zijn moeder het vaak ontgelden. "Zijn woede uit hij dan op mij, omdat ik er altijd ben en omdat ik dan het dichtste bij hem sta. Hij is heel sterk, dat merk ik dan. Hij heeft harde vuisten. Soms voel ik mij een boksbal. Van de pijn en angst huil ik. Als hij dan klaar is, heeft hij altijd spijt. Dan heeft hij zijn zwakste momenten. Hij komt dan bij mij en legt zijn hoofd in mijn schoot en huilt dan ook. Ik zie dan de spijt in zijn ogen. Zijn ogen verraden hem, heb ik al gezegd." De moeder is in dit gezin de uitlaatklep, de boksbal, de vrouw die altijd klaar staat. Werken doet ze niet. Het gezin leeft dichtbij het minimum. Haar man doet klusjes bij mensen, veelal zwart. Zo verdient hij wat bij, als werkloze. "Hij heeft jarenlang in de bouw gewerkt als timmerman, maar hij raakte zijn baan kwijt. Misschien klinkt het racistisch, maar die goedkope Bulgaren en Roemenen namen zijn plek in. Zij werkten veel meer voor veel minder geld. Een aannemer kiest dan natuurlijk daarvoor. Ik heb nooit buitenshuis gewerkt. Ik ben kleermaakster voor kennissen. Hele gezinnen dragen door mij gemaakte kleren. Maar ook daar zit niet veel geld in. Die mensen komen bij mij,
omdat ik goedkoper ben dan kledingwinkels. Ik kan dan moeilijk meer geld vragen, want anders komen ze niet meer en ben ik mijn zakcentje kwijt." Dat zakgeld van Fatima is niet voor haar zelf. Ze doet daar boodschappen mee en verzorgt daarmee haar kinderen. Een deel van het geld van haar man komt daar ook bij. "Helaas, mijn man gokt, dus daar gaat veel geld aan op, aan kaarten en speelautomaten. Hij is verslaafd. Meer dan de helft van die paar honderd euro per maand, is verloren geld. Dat maakt hem ook gek. Ik weet dat hij het vreselijk vindt dat hij gokt. Hij weet ook dat we niet genoeg geld hebben om te kunnen gokken. Maar toch doet hij het. Als ik er wat van zeg, wordt hij boos. Allemaal frustraties." Ondertussen blijft Fatima als een jongleur de andere bordjes draaiende houden, zoals de levens van haar jonge zonen. "Met hun gaat het nu goed, maar je weet het nooit. Zodra ze, net als de oudste, verkeerde vrienden treffen, gaat het mis. Ik houd ze goed in de gaten. Ze gaan naar school en van school komen ze meteen thuis. Thuis eten ze, maken ze hun huiswerk en spelen wat. Ik probeer ze zoveel mogelijk binnen te houden. Want buiten wachten de bendes op ze, als vampieren op vers bloed, om te stelen, om te dreigen, om te overvallen. Ook al zijn het Marokkaanse jongens, veel ook uit betere families, maar op straat zijn ze beesten. Die beestenbende heeft mijn zoon kapot gemaakt. Dat vergeef ik ze nooit." Over haar dochter heeft ze niet zo veel te zeggen. Wel dat ze haar enorm mist, maar dat haar huwelijkse plicht haar weinig tijd gunt om haar moeder te steunen. "Ik wil haar niet opzadelen met mijn problemen. Zij weet wat thuis gebeurt, en zij komt vaak langs, maar ze heeft ook haar eigen jonge gezinnetje waar zij alle tijd in moet steken. Soms vraag ik mij weleens af of ik dat wel genoeg heb gedaan. Misschien was ik wel te veel bezig met het huishouden en te weinig met het echt zorgen voor de kinderen en mijn man. Misschien heb ik ze wel te weinig aandacht gegeven. Ik weet het niet, nee, ik weet het echt niet. Waarschijnlijk is het leven nu eenmaal zo."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20120218 sectie: De Verdieping titel: Wodka, werken en kerken
Overlast van Polen? In Wijk aan Zee hoor je er niemand over. 'Ze horen er gewoon bij.' Maar in een grote stad als Den Haag lijkt de situatie anders. PERDIEP RAMESAR Een gevalletje dubbelparkeren en een zaakje geluidsoverlast, dat waren de twee meldingen veroorzaakt door Polen die vorig jaar officieel bij de politie in Wijk aan Zee binnenkwamen. In het Noord-Hollandse dorp aan de IJmond hebben ze geen boodschap aan het onlangs door de PVV geopende meldpunt voor overlast van Midden- en Oost-Europeanen. Om de eenvoudige reden dat de Polen daar nauwelijks een probleem vormen. "Ze wonen hier, gaan naar de kerk en werken in de buurt. Niet meer, niet minder. Van overlast is hier niet echt sprake. Althans, ik merk er niets van", zegt bewoner Gertus de Vries in Wijk aan Zee. Hij komt veel Polen tegen en zegt een goede verstandhouding met ze te hebben. "Ze horen er gewoon bij. Er zijn altijd wel lieden die de schuld van sommige problemen op hen afschuiven, maar dat lijkt mij onterecht in het geval van de Polen. Zeker hier in Wijk aan Zee. En, laten we wel wezen: zij doen het werk dat wij niet willen doen. We zouden ze juist dankbaar moeten zijn." Vier potige mannen zitten in een pension te kaarten, blikjes frisdrank staan op tafel. Ze zijn Pools en zijn deze donderdagmiddag vrij. Ze draaien ploegendiensten en moeten 's avonds weer aan het werk in een fabriek net buiten Wijk aan Zee. "Diep in de nacht zijn we pas weer terug in het pension. Dan slapen we uit tot in de middag, doen iets voor onszelf, koken en eten wat en gaan dan weer werken", vertelt Peter Woczini in half Engels, half Duits met af en toe een woordje Nederlands ertussendoor. "De vrije tijd voordat we naar het werk gaan, komen we door met kaarten, een beetje tv kijken of bellen met het thuisfront. We blijven vooral binnen. Buiten zijn we alleen als we naar ons werk gaan, of als we boodschappen doen", zegt de Pool. Op de vraag wat ze dan in het weekeinde doen, reageert Woczini's huisgenoot Anatol Czacinski licht geïrriteerd. "Nu denk je vast dat we dan wel de beest uithangen. Nee hoor. We zijn volwassenen die hard werken en genieten van onze rust. We gaan zeker wel uit, en drinken wat, maar dronken zul je ons echt niet zien. Ik ben heus niet anders dan een werkende kerel uit Nederland. Het enige verschil is dat we hier tijdelijk zijn en na een tijdje weer weg zijn." En dat klopt, volgens de gegevens van de gemeente Beverwijk waar Wijk aan Zee, ruim tweeduizend inwoners, onder valt. Er zijn ongeveer vijfhonderd werknemers in Wijk aan Zee die uit Midden- en Oost- Europa komen, bijna driekwart is van Poolse afkomst. Dat zijn overwegend laag geschoolde mannelijke werknemers van gemiddeld 35 jaar. Zij verblijven gemiddeld één of twee jaar in Wijk aan Zee en zijn gevestigd in voormalige hotels en gebouwen met pensionfunctie. Het grootste deel werkt niet in Wijk aan Zee, maar op andere plekken in de omgeving. In Den Haag is de situatie anders. Daar zijn nog geen speciale voorzieningen voor Polen, de zogenoemde 'Polenhotels' worden nog gerealiseerd. Bovendien zijn er in Den Haag meer blijvers onder de arbeidsmigranten. In de grote stad lijkt de overlast groter te zijn dan in dorpen als Wijk aan Zee. In de Hofstad wordt bijna dagelijks wel een dronken Pool uit een kroeg gezet, vertellen politiemensen op straat. De Polen zoeken hun vertier in cafés die eerder werden bevolkt door Nederlanders, Turken en Marokkanen.
Vanwege de groeiende Poolse klandizie hebben de caféhouders hun aanbod aangepast: andere bieren en wodka's. Verder staan in een aantal Haagse cafés Oost-Europese vrouwen achter de bar. De meeste Polen verblijven in oude volksbuurten, zoals Laakkwartier, Schilderswijk, Transvaalkwartier, Rustenburg-Oostbroek. Een grote groep Midden- en Oost-Europeanen woont in Regentesse- en Valkenboskwartier. Veel MOE-landers wonen in panden van huisjesmelkers. In de oude Destina's Bar in Rustenburg-Oostbroek komen veel Polen. "Wat moeten we anders doen? We werken de hele dag keihard. Verder is er niets voor ons. Dan is de drank het enige wat we kunnen grijpen", zegt de Pool Mik Krasczewski. Hij werkt hele dagen in de Westlandse kassen en klokt in een mum van tijd een fles wodka achterover. Hij is daar met zijn collega's. Ook zij weten verder niets te bedenken wat ze anders kunnen doen in de stad. Ze gaan af en toe naar de roomskatholieke kerk, maar meer niet. Ook in Wijk aan Zee gaan de Polen naar de kerk. In het nabijgelegen Beverwijk worden in de kerk zelfs elke eerste en derde zondag van de maand Poolse vieringen gehouden. "Daar komen zo'n vierhonderd Polen op af. Voornamelijk zijn dat de tijdelijke werknemers uit Wijk aan Zee, Beverwijk en omstreken", vertelt pastor Nico Smit. "Daarnaast komen ze ook tijdens de reguliere diensten wel, maar zo'n Poolse mis is voor hen toch wat toegankelijker." Last heeft de pastor nooit van de Polen. "Ze zijn goede, nette kerkgangers die hun geloof komen belijden. De kerk is voor hen ook een soort bezigheid. Er zijn er wel die bijvoorbeeld in Wijk aan Zee in de weekeinden met hun ziel onder de arm lopen, omdat er weinig te doen is. Sommigen kiezen er dan voor om naar de kerk te gaan. Daar is natuurlijk niets mis mee." Smit hoort zelf ook nooit klachten over de Polen. "Ik hoor eerder geruchten over de slechte omstandigheden waarin deze mensen leven in Nederland, waaronder de kleine behuizing, lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden." Otto Workforce is een grote speler - 'marktleider' zegt het bedrijf zelf - op het gebied van de OostEuropese arbeidskrachten. Het werft personeel in Midden- en Oost-Europa en inmiddels ook in ZuidEuropa. "In Wijk aan Zee huisvesten en bemiddelen wij momenteel voor zo'n honderdvijftig mensen uit Oost-Europa, waarvan driekwart Pools is", zegt een woordvoerder van het bedrijf. "Wij hebben een paar hotels die wij als tijdelijke verblijfplaats hebben gereserveerd, waaronder het Hotel Noordzee in Wijk aan Zee. De Polen zijn werkzaam in de voedselindustrie, productiebedrijven en in de bouwsector en werken veelal in ploegendiensten." Hij benadrukt het belang van de arbeidskrachten: "De productie van veel artikelen kan doorgaan door deze arbeidskrachten, omdat hier onvoldoende mensen zijn te vinden voor dat werk. Zij doen het werk dat wij niet willen doen." 'De Polen zijn de nieuwe Turken en Marokkanen' Dat de Polen hier komen werken en wonen is op zich geen probleem, als ze maar integreren zoals elke andere migrant dat moet doen, zegt de Haagse wethouder Marnix Norder (PvdA, integratie). "Anders voorzie ik dezelfde problemen die we bij de Turken en Marokkanen zien. Nu al zien we dat veel van die mensen blijven; we zien gezinshereniging, ze krijgen kinderen die later voor hun eigen ouders moeten tolken. Daarom moeten we nu iets doen, want de Polen zijn de nieuwe Turken en Marokkanen. Een etnisch meldpunt zoals dat van de PVV is geen goed idee. De Pool wordt zo synoniem aan crimineel. Dit is niet agenderend, maar stigmatiserend en polariserend. Wij hebben een meldpunt woonoverlast. Dat is een andere benadering."
In de volksmond worden alle Midden- en Oost-Europeanen (MOE-landers) Polen genoemd, maar het gaat in Den Haag ook om Bulgaren, Roemenen en Hongaren, zegt Norder. "Maar de meerderheid komt nog steeds uit Polen. In totaal hebben we in Den Haag twaalfduizend Oost-Europeanen die in de gemeentelijke basisadministratie staan geregistreerd. Maar er is minstens een even groot aantal die nergens staan ingeschreven. Althans, niet bij de overheid. In totaal ongeveer 25.000 mensen, en dat aantal groeit gestaag met zo'n tweeduizend per jaar. Dat zijn dus tweeduizend bedden per jaar extra. Als we ervan uitgaan dat er twee of drie mensen in een woning leven, kunnen we stellen dat we in de stad minstens duizend woningen per jaar extra moeten hebben, om deze groeiende groep te huisvesten", legt de stadsbestuurder uit. Anderhalf jaar geleden agendeerde Norder het probleem van de Oost-Europeanen in Trouw met de uitspraak dat er een 'tsunami van MOE-landers' gaande is. "Het gaat nog steeds om grote aantallen", zegt hij nu. "De vraag blijft: hoe zorgen we voor legale huisvesting. Bovendien moet de helft van het totaal aantal de taal leren en inburgeren. Dat zijn vraagstukken waar we mee kampen. Inmiddels is het kabinet met dit probleem aan de slag gegaan." In Den Haag speelden een paar problemen rondom de Polen. "Ze sliepen in de opvang die bestemd was voor mensen met psychische problemen en dakloos zijn geraakt. Daar heeft wethouder Baldewsingh ervoor gezorgd dat dit niet meer gebeurt. Verder worden in de stad twee 'Polenhotels' gerealiseerd voor de tijdelijke arbeidsmigranten met in totaal zeshonderd bedden. En ik ben bezig met een voorziening voor basale tijdelijke slaapplekken." Maar dan heeft de wethouder het alleen nog over de tijdelijke verblijvers. "Een derde van die groep zegt te willen blijven, maar in de praktijk blijkt dat ongeveer de helft te zijn. Begrijp me niet verkeerd. Ik zie de groep als een verrijking voor de economie en het is goed voor die mensen zelf, maar dan moeten ze wel inburgeren en vooral de taal leren, zodat ze volop mee kunnen draaien in de Haagse samenleving. Voorheen vroeg ik geld voor het volgen van zo'n cursus, maar toen kwam niemand opdagen. Daarom is die scholing weer gratis. Ik bepleit dan ook nog steeds bij het kabinet om het voor de mensen kosteloos te houden. Een Pool die zeven euro per uur verdient en dan ook nog geld moet afdragen voor verblijf, kunnen we toch geen geld vragen om de taal te moeten leren?" 'Laten we wel wezen: zij doen het werk dat wij niet willen doen. We zouden ze juist dankbaar moeten zijn.' 'We werken de hele dag keihard. Verder is er niets voor ons. Dan is de drank het enige wat we kunnen grijpen.'
publicatie datum: 20120313 sectie: Religie en Filosofie titel: ‘Zelfmoord onderbreekt het goddelijke systeem’
Hindoes voelen zich ongemakkelijk bij zelfmoord. Na de de zelfgekozen dood van de SurinaamsHindostaanse schrijver, journalist en programmamaker Anil Ramdas laait de discussie over suïcide binnen de Hindostaanse gemeenschap op. 'We hebben het lichaam in bruikleen.' PERDIEP RAMESAR 'Hij stond op. Hij moest naar huis, naar waar het droog was en warm, hij begon te waden, vocht met zijn blote vuisten tegen de golven, maar het was alsof hij de verkeerde kant op liep, alsof de wereld draaide en hij kon wachten tot zijn huis voorbijkwam. Hij wist ineens welk geheel Gotan Project en Amy Winehouse en 'Baker Street' vormden. Hij liet zich zachtjes wiegen op een zesachtstemaat.' De schrijver, journalist en programmamaker Anil Ramdas eindigt zo zijn laatste roman 'Badal' die vorig jaar door De Bezige Bij werd uitgegeven. Op 16 februari dit jaar koos de Surinaams-Hindostaanse essayist zelf voor de dood, op de dag dat hij 54 jaar was geworden. Voor vriend en vijand was zijn dood een schok. De eerste gedachte was dat hij misschien ernstig ziek was, 'misschien zijn lever', omdat hij lang veel alcohol heeft gedronken. Toen de familie bekendmaakte dat het om een 'zelfverkozen dood' ging, dachten anderen dat het misschien wel om euthanasie ging, vanwege diezelfde ziekte. Maar even later werd duidelijk dat het om zelfmoord ging. De 'waarom-vraag' werd uiteraard door velen gesteld: waarom maakte iemand die zo bekend was en niets te kort leek te komen een einde aan zijn leven? Het precieze antwoord moeten we schuldig blijven, want de beantwoorder is dood. NRC-columnist Bas Heijne deed zaterdag toch een poging: "Waar hij, denk ik, niet tegen kon, was niet zozeer dat zijn opponenten in het integratiedebat er een andere mening op nahielden, maar dat ze een heel ander spel leken te spelen. ... prikken, honen, half serieus, maar vooral hyperbolisch. Ramdas nam die handschoen op; hij ging terugschelden tegen mensen die het woord intellectueel alleen gebruiken in combinatie met quasi-. Met als resultaat dat hij in een naargeestige maalstroom van beledigingen terechtkwam - veel reacties onder zijn columns op de site van het Vlaams-Nederlandse culturele instituut De Buren waren onbeschaamd racistisch. Het is een strijd die je niet kunt winnen - omdat voor je tegenstanders de strijd zélf het genot is.' Hoeveel begrip er uit diverse windstreken ook komt voor zijn daad, de Hindostanen - Surinamers van Indiase komaf, van wie de meesten hindoe zijn - kunnen er maar moeilijk mee omgaan. Niet alleen uit verdriet voor het verlies, maar vooral ook uit onbegrip voor zijn zelfdoding. Iemand zei: "Hij wordt zo opgehemeld door iedereen, zo bewonderd om zijn werk. En terecht. Maar hij pleegde wel zelfmoord." Die woorden komen van een jonge moderne hindoevrouw die anoniem wil blijven. Ze zou zichzelf niet als zeer vroom omschrijven, maar ze wel probeert te balanceren tussen traditie en vernieuwing. Toch zit dat wat zij vanuit de hindoetraditie geleerd heeft, zo diep dat zij de zelfmoord van Ramdas niet zomaar kan accepteren. Hoe ze ook tegen de auteur opkeek, toen hij nog leefde. Zelfmoord wordt in het christendom, het jodendom, de islam en het boeddhisme afgekeurd, evenals in het hindoeïsme. Ramdas was een zoon van twee ouders uit traditionele hindoefamilies. Zijn moeder is zelfs telg van een brahmaanse priesterfamilie uit Brits-Guyana, oftewel uit de hoogste kaste van hindoegeestelijken. Ramdas noemde zichzelf weleens een ongelovige hindoe. Desalniettemin is na zijn dood de discussie over zelfmoord opnieuw opgelaaid.
Eerder werd dat debat gevoerd toen jaren geleden bleek dat Hindostaanse jongeren, vooral meisjes, relatief gezien de meeste zelfmoordpogingen deden. Nog steeds blijkt de Surinaams-Hindostaanse groep in de top van suïcidepogingen te staan. Het zou volgens hulpverleners om honderden gevallen per jaar gaan. Het Surinaamse rijstdistrict Nickerie - waar Ramdas ook vandaan komt - kent een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld. Ramdas was dus zeker niet de enige die koos voor de dood. Toch wordt door velen in de Hindostaanse gemeenschap die keuze niet getolereerd. Een reden is dat de zelfmoordenaar de nabestaanden met zoveel vragen en verdriet achterlaat. Een andere reden is dat het niet mag van het geloof. Maar wat zegt de hindoereligie daarover? In verschillende hindoegeschriften, zoals de 'Veda's', de 'Ishopanishad' en de 'Bhagavad Gita' staat afkeuring van zelfmoord. In een van de vier Veda's, de 'Yajurveda', staat bijvoorbeeld: "Elke negatieve handeling is een zondige handeling. Zelfmoord is één van de meest zondige handelingen die de atma (ziel) naar duistere, lichtloze en zonloze werelden leidt. Het stort de atma in diepe ellende en vreugdeloze werelden, waardoor die jaren in een soort verdoofde toestand kan lijden." De hervormingsgezinde hindoepriester en Indiase cultuur- en taal- kundige Suryaprasad Biere interpreteert het geschrift vanuit het hindoeïsme waarvan karma en reïncarnatie twee belangrijke pijlers zijn, als volgt: "Alle ellende waarvoor je denkt te vluchten neem je mee naar het volgende leven in veel ergere vorm. Zelfmoord is volgens het hindoeïsme een grote misdaad. Slechte tijden kunnen de slechte karma van het huidige, maar ook nog van het vorige leven zijn." De indoloog maakt het concreter: "Uit een gevangenis ontvluchten kan lukken, maar als je wordt gepakt, wordt je straf verzwaard. Datzelfde geldt ook in het zogeheten kosmische systeem. Maar in dat stelsel worden we altijd gepakt. Volgens die leer ondergaat iedereen uiteindelijk zijn of haar karma, in dit leven, anders in het volgende. Zelfmoord wordt gezien als een onderbreking van het goddelijke systeem. Suïcide wordt atma hatya genoemd: het doden van de ziel. De ziel wordt bij zelfmoord teruggeworpen naar lagere regionen, waardoor het jaren kan duren voordat die ziel opnieuw evolueert in de hoogste levensvorm, namelijk de mens. Zelfdoding is een onderbreking van de ontwikkeling van de ziel." Biere vult aan: "Het lichaam hebben we in bruikleen. Dat mogen we niet beschadigen, want daar hebben we het recht niet toe. Mensen kunnen problemen hebben, waarvan ze denken dat ze die alleen kunnen oplossen door uit het leven te stappen. Ook al is een persoon radeloos, redeloos en reddeloos, hij of zij moet de ziel niet willen doden maar hulp zoeken, de karma ondergaan en een oplossing zoeken voor de problemen, eventueel met hulp. Hindostanen doen dat te weinig, hulp zoeken en praten. Het klinkt gemakkelijker dan het is, maar communicatie helpt, ook als je denkt dat je hulpeloos en hopeloos bent." En Anil Ramdas? Nogmaals uit zijn roman 'Badal', iets wat achteraf gezien een lange afscheidsbrief blijkt: "Zo was het leven: het ging gewoon door, almaar door. Of je er was, of niet. Voor jezelf lijkt het gewichtig dat je er bent. Maar als je er niet bent, maakt het niets uit. Een treurig lied, Adios Amigo, Suicide is painless, wat dan ook, daarna drinkt men een wijntje, en gaat men verder. Leven is een toevallig oponthoud. Daar moest je niet gewichtig over doen, sterven is ruimte maken voor iets beters, zo wilde de evolutie..."
[Author] PERDIEP RAMESAR [Credit] foto freek van asperen, anp [Credit] free
'Alle ellende waarvoor je denkt te vluchten, neem je in veel ergere vorm mee naar het volgende leven' 'Hij wordt zo opgehemeld en terecht bewonderd om zijn werk, maar hij pleegde wel zelfmoord'
publicatie datum: 20120326 sectie: Vandaag titel: ‘De vraag is: wie moet het land dán gaan leiden?’
Surinamers in Nederland hebben wat in 1982 gebeurde vaak alleen van horen zeggen PERDIEP RAMESAR Verdringing, vergeetachtigheid of onwetendheid spelen een belangrijke rol in de Surinaamse geschiedenis, want dat vakbondsleider Cyrill Daal en militair officier Surindre Rambocus tijdens de Decembermoorden eigenhandig door Bouterse zouden zijn vermoord, weten veel Surinamers allang. Bouterse zou opponent Daal - omdat hij huilde, en een man huilt niet - zelfs hebben gecastreerd met een bajonet. Dat en nog veel meer staat in de reconstructie van wijlen oud-landbouwminister Sariman in zijn indertijd anoniem geschreven boek 'De Decembermoorden in Suriname: verslag van een ooggetuige'. Dat verslag van de gebeurtenissen in het roerige begin van de jaren tachtig was lange tijd verboden in de oud-kolonie van Nederland. Toen het boek wel weer mocht worden gelezen, was het er niet meer, omdat het nooit is herdrukt. Surinaamse jongeren die nu 'pro-Bouta' zijn, konden die kennis niet meer tot zich nemen. Het boek is een collector's item geworden. Ook al bestaat er over het werk geen oekaze meer van de regering, bij veel Surinamers die het in huis hebben is het toch ergens achterin de boekenkast verborgen, 'want de armen van het regime zijn lang' wordt gezegd. Nu Ruben Rozendaal, strijdmakker van Bouterse tijdens de militaire coup in 1980 en de Decemberacties in 1982, het verhaal van de toenmalige Surinaams-Javaanse minister bevestigt, spelen onder Surinamers allerlei emoties op. Voor- en tegenstanders van de 'Pres' roeren zich weer en er zijn zelfs aanhangers van Bouterse's Nationale Democratische Partij die twijfelen of het wetsvoorstel voor amnestieverlening wel zuiver is. In Nederland leeft de omstreden amnestiewet ook bij de Surinamers. Hendrik Bouva (48) staat deze zaterdag op Schiphol op het punt om in te checken voor zijn vlucht naar Suriname. De Almeerse AfroSurinamer beseft dat hij op een spannend moment naar zijn geboorteland op vakantie gaat. "Het zijn historische tijden, letterlijk. Omdat er weer spanningen ontstaan en de geschiedenis zich lijkt te herhalen. Suriname lijkt opnieuw de kant van een dictatuur op te gaan." Bijna dagelijks zijn er op Schiphol vluchten van en naar Suriname. Die luchtbrug levert de Republiek Suriname miljoenen op. Niet alleen als het gaat om inkomsten als mensen geld uitgeven in het land, maar ook omdat veel Surinamers in Nederland hun familie daar onderhouden met geld en goederen. Zolang het land veilig is, zijn de vliegtuigen vol. "Nu kan ik nog gewoon gaan, maar als het daar misgaat, zoals vroeger, houdt het op", zegt de Haagse Surinaamse Hindostaan Vinay Ganga (36), die voor zaken naar Suriname gaat en afscheid neemt van zijn gezin. "Ik was klein toen de Decembermoorden plaatshadden, maar ik herinner me nog dat in die dagen de ruiten in huis trilden toen het vakbondsgebouw werd beschoten. Mijn ouders hebben daar nog steeds trauma's over. Mijn vader zei vanmorgen nog tegen me dat ik moet uitkijken voor zogenaamde volksmilities en dat ik niets verkeerds moet zeggen over 'Baas Bouta'. Ik ben niet zo bang en vind dat als Bouterse schuldig is, hij gewoon moet worden berecht en bestraft. Amnestie vind ik niet aan de orde als het om politieke moorden gaat. Vraag is daarna wel: wie gaat het land dan leiden?"
Daarop heeft de net afgestudeerde econome Regina Hout (26) uit Rotterdam, die haar bul in Suriname gaat vieren, een duidelijke visie: "Er is niemand die dat land kan besturen. Bouterse doet tenminste nog iets. Laat het verleden rusten en ga met hem verder. Verleen desnoods amnestie, vertel de nabestaanden wat er is gebeurd en kijk naar de toekomst." Suriname-expert Roy Khemradj in Nederland ziet haar verhaal als een typische reactie van een jongere die de Decembermoorden niet heeft meegemaakt. "Daarom is het goed dat de amnestiediscussie en Rozendaals verklaring veel aandacht krijgen, ook in Nederland. Vergeten geschiedenissen komen zo weer tot leven, wat kan leiden tot meer vrije meningsuiting, gezonde kritiek en historisch besef bij Surinamers. De tijd van verdringing, vergeetachtigheid of onwetendheid is voorbij."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Laat het verleden rusten en ga met Bouterse verder'
publicatie datum: 20120423 sectie: Binnenland titel: ‘De wijk glijdt af naar het riool’
Bewoners vrezen dat Rustenburg-Oostbroek de volgende Haagse probleemwijk wordt REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | DEN HAAG 'Rattenburg-Oostbroek' wordt de kleinste wijk van Den Haag al genoemd door sommige bewoners. Rustenburg-Oostbroek (18.000 inwoners, stadsdeel Escamp) is de afgelopen tien jaar erg veranderd. Sommige oude bewoners zijn bang dat de wijk Transvaal achterna gaat: 'zwart, crimineel en smerig', want dat is het beeld van die aangrenzende wijk. "Daar komt niet voor niets veel slecht nieuws vandaan", zeggen bewoners. "Hier gebeurt de laatste tijd al het een en ander, zoals laatst die zedenzaak." Een maand geleden werd in de buurt een meisje in een auto meegenomen en na tien minuten weer op straat gezet. Ze blijkt misbruikt. Een Surinaams-Hindostaanse man is opgepakt. Onlangs is de woning van de verdachte ontsmet en afgesloten. Buren hadden last van stank; er zouden muizen en ratten rondlopen. Toen de zaak bekend werd, begonnen mensen uit de buurt zich te roeren. Het ooit zo stille Rustenburg-Oostbroek, deed zijn mond open. "Er is een verschuiving gaande richting onze wijk. We hebben hier meer overlast, vuil en herrie. Jongeren doen vervelend. De wijk glijdt af, richting het riool, zoals Transvaal en de Schilderswijk. De laatste Nederlandse winkeliers verdwijnen. Nu hebben we alleen maar Turkse bakkers en supermarktjes. In de Terletstraat is een typisch Hollandse bloemenzaak een poos geleden vertrokken en heeft een Turkse viswinkel de zaak overgenomen", zegt Jan Hommers (61), die de wijk waar hij altijd heeft gewoond niet meer herkent. Wat de bloemenzaak typisch Nederlands maakt? "Misschien het blanke lachende gezicht, het echte Haagse accent, maar dan wel verstaanbaar." De Haagse PVV heeft vorige week schriftelijke vragen gesteld aan wethouder Rabin Baldewsingh (PvdA, Escamp): het moet afgelopen zijn met de 'erbarmelijke staat van woningen en de overlast van dronken Midden- en Oosteuropeanen die op straat hangen en in tuinen en portieken plassen. Als ze geen geld hebben jatten ze de Albert Heijn aan de Apeldoornselaan leeg'. Volgens cijfers van gemeente en politie valt het nog wel mee met de wijk en is het nog lang niet zo problematisch als in Transvaal, Schilderswijk of Laakkwartier. De grootste overlast hebben bewoners van hondenpoep, parkeerdrukte en overbewoning. In Rustenburg-Oostbroek zijn vooral koopwoningen. De huizen uit 1920-1940 zijn qua architectuur beïnvloed door stedenbouwkundige Berlage. Huisjesmelkers verhuren ze aan Midden- en Oosteuropeanen die in de Haagse regio komen werken, met allerlei nare gevolgen voor de buren. Voorzitter Hans van der Zijden van de Bewoners Organisatie Rustenburg-Oostbroek (Boro) moet niets hebben van de toon van de PVV over zijn wijk. "Maar ik ben een realist. Er is overlast. Inderdaad, vooral van hondenpoep en parkeeroverlast. De Polen en Bulgaren komen daarna pas. Overbewoning is ook een probleem." Maar het is volgens de actieve wijkbewoner niet zo dat er niets aan wordt gedaan. Mocht de wijk werkelijk afglijden, dan moeten de bewoners dat tegengaan. "Er wordt in ondersteunende welzijnsorganisaties bezuinigd, waardoor meer op de schouders van de wijkbewoners terecht komt. We hebben allerlei initiatieven, zoals straatvertegenwoordigers en de zogeheten Mini Buurt Aanpak
waarbij bewoners samen aan hun buurtje werken. Ook hebben we goed contact met de politie en de gemeente, waar we met vragen en klachten terecht kunnen. Onze wijk Rattenburg-Oostbroek noemen gaat echt te ver. Die mensen zouden zich bij ons moeten aansluiten en werken aan Rustenburg-Oostbroek, zoals de wijk echt heet."
[Author] Perdiep Ramesar [Credit] Karin Timmer001 'Er is overlast, maar de wijk Rattenburg noemen, gaat te ver'
publicatie datum: 20120503 sectie: Vandaag titel: ‘Ik krijg nog steeds rillingen’
Buurtgenoten nemen afscheid van Ruud Stratmann REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | DEN HAAG Etin Kurcuz (19) heeft spijt. Het zit de Turkse tiener dwars dat hij juwelier Ruud Stratmann (47) nog niet zo lang geleden heeft uitgescholden. Hij rookte bij de juwelierszaak in de Haagse Beeklaan een jointje met een paar vrienden. Stratmann kwam naar buiten en zei dat het zo stonk en dat ze dat maar ergens anders moesten gaan doen. De gehoopte reactie bleef uit. "We scholden hem uit voor van alles en nog wat. Ik weet niet of hij het heeft gehoord, want hij liep weer weg, maar het was wel erg. Toen ik hoorde dat hij is vermoord, schoten de tranen in mijn ogen. Ik moest afscheid van hem nemen en in gedachten mijn excuses aanbieden", zegt Kurcuz, die zichzelf 'geen makkelijk straatschoffie' vindt. "Ik doe ook weleens wat verkeerd, maar deze jongens verdienen een zware straf." In Juwelier Lapidee staat deze woensdag Stratmanns lichthouten kist in de zaak met daarop handgeschreven teksten van zijn dierbaren. De kist is gesloten. In de verfwinkel ernaast ligt een condoleanceboek. Morgen wordt hij gecremeerd. Cameramannen van nieuwsprogramma's dringen bij de zaak. Twee agenten staan te posten. Veel buurtbewoners staan op de stoep tegenover Lapidee. Shanta Gangadin (56) huilt. De Surinaams-Hindostaanse vrouw woont dichtbij de Beeklaan en kende de vermoorde juwelier niet persoonlijk. "Toen ik vorige week woensdag hoorde dat hij was gestorven, ging er een schok door mij heen. Ik krijg nog steeds rillingen als ik er aan denk. Ook al kende ik hem niet zo goed, ik vind het echt vreselijk." Shahid Elahoui staat buiten de zaak. De Marokkaan legt zijn rechterhand op zijn hart. Hij kijkt naar de bloemen voor de winkel, van buurtbewoners, organisaties, ondernemers van de Haagse markt en anderen die meeleven. Elahoui durft niet naar binnen te gaan. "Misschien moet ik maar weer gaan. Ik denk aan hem en wat er gebeurd is, dat is genoeg. Ik wil niet dat de mensen binnen schrikken als ze ineens een jonge Marokkaan zien." Buurtbewoner Jan Zijdert (61) hoort hem dat zeggen en zegt: "Wat een onzin, jongen. Jij bent niet verantwoordelijk. Dat jij hier nu al bent, zegt genoeg. We laten ons toch niet wegjagen." De Nederlander pakt de Marokkaan bij de arm en neemt hem mee naar binnen. "Gelukkig, niemand reageerde raar", klinkt het bij terugkomst. "Ik ben blij dat ik ben geweest. Nu is het afscheid compleet voor me", zegt Elahoui opgelucht.
'Ik doe ook weleens wat verkeerd, maar deze jongens verdienen een zware straf'
publicatie datum: 20120607 sectie: Binnenland titel: ‘Wij houden wel van matten’
Sommige bewoners Haagse wijk Laakkwartier hebben het niet zo op agenten INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR Terry (32) doet zijn twee pitbulls in een achterkamertje met een vergrendelde deur, waarachter vervaarlijk gegrom blijft klinken. "Ze vallen je aan. Hier zijn ze in hun territorium. Ook al is dat ene beest gemuilkorfd, hij kan je nog steeds vies pijn doen. Dat is wel vaker gebeurd." De geboren en getogen 'Hagenees', zoals hij zichzelf graag noemt, was dinsdagavond bij de rellen in de Hildebrandstraat bij hem om de hoek in Laakkwartier. Met zo'n vijftig buurtbewoners probeerde hij het werk van de agenten te beletten; ze bekogelden hen met vuurwerk. De mobiele eenheid greep in om de mensen op afstand te houden. Ook werden politiehonden ingezet. Een arrestatieteam van de politie was op zoek naar een 30-jarige verdachte die mogelijk vuurwapengevaarlijk was. De agenten deden invallen in twee woningen in de afgezette Hildebrandstraat en arresteerden de man, samen met twee vrouwen. Daarna werd het rustig. Maar dat is 'stilte voor de storm', zegt Terry, die ook Thierry of Jerry wordt genoemd. Zijn achternaam wil hij niet zeggen: "Nee, gek, anders staat de politie straks voor mijn deur. Niet dat ik dat nooit heb gehad, maar ik help ze niet graag bij mijn aanhouding." Aan drie categorieën mensen heeft Terry een hekel: 'aan lui die aan mij komen, aan lieden die aan mijn wijkie zitten en aan de politie'. Aan agenten heeft hij een bloedhekel. Bij Terry is het goed voor te stellen dat het parate peloton nodig is om hem tegen te houden. Hij is groot. "Een beer van een peer", zegt hij zelf. Hij bevestigt het stereotype beeld van een witte Lakenaar die zweert bij ADO Den Haag: trainingspak van Australian, opgeschoren haar met een minuscuul staartje achter op z'n hoofd, bomberjack als het koud is, een okselmouw shirt als het warm is, tatoeages met ADO en de naam van zijn moeder. Favoriete muziek: hardcore en Nederlandstalig. "Voor de politie is het niet best dat dit relletje deze week was. Komend weekeinde begint het EK en hier in Laak is het dan altijd spannend. Als Oranje verliest zijn we boos en kunnen we de straat opgaan en als we winnen kunnen we ook de straat op, maar dan voor een feessie. Maar dat is dan wel heftig. Het lijkt nu rustig, maar de toon is gezet." Een politiewoordvoerder zei dat de relschoppers die avond 'gingen rellen om te rellen'. "Dat klopt deels", zegt Terry. "We houden wel van een fikse matpartij. Maar we hebben ook allemaal wel iets ergs met de politie meegemaakt. Dat versterkt de wil om te rellen." Burgemeester Van Aartsen: Onacceptabel gedrag Terry verwacht dat het gauw weer misgaat in de wijk. "De politie moet op haar hoede zijn. Na dinsdag zijn ze gewaarschuwd. Lakenaars vergeten niet en grijpen hun kans wanneer zij daar zin in hebben. Als er iets gebeurt, sms't iedereen elkaar en dan komen ze helpen. Bekend of niet bekend. Zoals die gast die ze pakten, geen idee wie dat is." De Haagse burgemeester Jozias van Aartsen vindt het gedrag van omstanders bij de arrestatie in Laakkwartier 'onacceptabel'. Volgens hem heeft de politie er doortastend op gereageerd. Wat de burgemeester betreft, zijn de raddraaiers die de politie bekogelden de volgenden die worden opgepakt.
De recherche doet nog onderzoek naar omstanders die betrokken zijn geweest bij het geweld tegen de agenten. De politie sluit niet uit dat daarvoor alsnog mensen worden aangehouden. Rondom het EK-voetbal zetten de gemeente, politie Haaglanden en het Openbaar Ministerie de zogeheten Voetbalwet in. Relschoppers zijn gewaarschuwd, want ze kunnen bijvoorbeeld een gebiedsverbod krijgen.
publicatie datum: 20120621 sectie: Vandaag titel: Een op zeven jongeren heeft een verstandelijke beperking
PERDIEP RAMESAR Een op de zeven Nederlanders heeft een licht verstandelijke beperking. Voor veel jongeren in deze groep is onvoldoende hulp voorhanden, wat onder meer leidt tot verhoogde kans op crimineel gedrag. Dat blijkt uit onderzoek van Trouw. Mensen met een licht verstandelijke beperking hebben een IQ van 50 tot 85. Gegevens van de gemeente Den Haag, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Nederlands Jeugd Instituut maken duidelijk dat van deze groep ruim 60 procent sociaal verminderd zelfredzaam is - wat wil zeggen dat ze minder goed voor zichzelf kunnen zorgen of verantwoordelijkheid kunnen dragen. Van hen heeft weer de helft gedrags- en emotionele problemen, die kunnen voortkomen uit psychiatrische aandoeningen. Uit het onderzoek van Trouw blijkt ook onder jongeren (tot en met 25) 15 procent licht verstandelijk beperkt te zijn. In Den Haag in Zuidwest (Bouwlust/Vrederust, Moerwijk, Morgenstond) zijn dat er bijvoorbeeld 2916, in het Laakkwartier 2037, de Schilderswijk 1949, en in het Transvaalkwartier 867. In achterstandsbuurten belanden, meer dan in de duurdere buurten, jongeren uit deze groep tussen wal en schip. Onderzoeken uit andere grote steden tonen een vergelijkbaar beeld. Stiom, Haags expertisecentrum ter ondersteuning van zorg en welzijn met name in achterstandswijken, bevestigt de cijfers. "Deze Nederlandse percentages kloppen en worden inmiddels ook gebruikt bij verschillende instanties", zegt Stiom-adviseur Wouter Touw. De groep met een licht verstandelijke beperking valt uiteen in mensen met een IQ van 50 tot 70 ('licht zwakzinnig') en een IQ tussen 70 en 85 ('zwakbegaafd'). Voor jongeren in de groep met een IQ van 50 tot 70 is al veel hulp voorhanden. Jongeren met een IQ boven de 70 vallen minder op, omdat ze zich nog redelijk kunnen redden. Hun beperkingen komen pas in beeld als ze in ernstige problemen komen, zoals een arrestatie door de politie. Touw zegt dan ook dat wijkagenten, jongerenwerkers en andere buurtwerkers deze groep eerder moeten signaleren. "Dat kan met een applicatie op de smartphone waarmee per geval een lijst met kenmerken van zwakbegaafdheid wordt langsgelopen." DE VERDIEPING 'Ik vergeet soms naar mijn werk te gaan'
[Author] PERDIEP RAMESAR In Den Haag is gekeken naar alle achterstandsbuurten
publicatie datum: 20120621 sectie: De Verdieping titel: ‘Ik vergeet soms naar mijn werk te gaan’
Vijftien procent van de bevolking is licht verstandelijk beperkt, met een IQ tussen de 50 en 85. Voor mensen die scoren tussen de 50 en 70, is hulp beschikbaar. Wie daarboven zit, krijgt pas hulp als hij diep in de problemen zit, bijvoorbeeld als hij met de politie in aanraking komt. Een vroege signalering zou helpen. REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR Uit de mobiele telefoon van Joyce (21) klinkt elke morgen na haar gewone wekker nog een deuntje. Bij dat alarmpje verschijnt een tekstje: 'Naar werk!', gevolgd door de naam van het bedrijf waar ze iedere doordeweekse ochtend naartoe moet om te gaan werken. Is dat niet raar? Dat ze er 's morgens elke keer aan herinnerd wordt dat ze naar haar werk moet? Dat is toch iets wat ze onthoudt? "Nee, dat onthoud ik niet", vertelt Joyce. De Nederlandse uit de Haagse Schilderswijk legt uit dat het extra wekkertje voor haar geen overbodige luxe is. "Daar kwam ik achter nadat ik nooit op afspraken verscheen. Ik ging op een gegeven moment niet eens meer naar school. Mijn hoofd zat vol, leek het wel. Het deed gewoon pijn." Joyce heeft een IQ van 84 en is daarmee volgens de experts 'licht verstandelijk beperkt' en nog specifieker 'zwakbegaafd'. Zij valt onder de groep met een IQ tussen 70 en 85 die 'zwakbegaafd' wordt genoemd. Mensen die tussen de 50 en 70 scoren heten 'licht zwakzinnigen'. Bij die groep is hun licht verstandelijke beperking eenvoudiger op te merken. Omdat 'zwakbegaafden' moeilijker zijn te onderscheiden van mensen met een net iets hoger IQ, worden zij niet automatisch gezien als mensen die hulp nodig hebben. Deze groep valt, zonder tijdige signalering en begeleiding, tussen wal en schip. Joyce wil niet met haar volledige naam in de krant, omdat ze straks anders in haar omgeving 'als gek' wordt gezien. "Want dat ben ik niet. Ik heb wel psychische problemen, maar die komen door mijn achterstand. Mijn hoofd kan niet alles even goed verwerken en laat zaken die net te veel worden, gewoon vallen. Die vergeet ik, zoals om naar mijn werk te gaan. Dat heeft mijn omgeving pas sinds een paar jaar in de gaten. Daarvoor had ik het gevoel dat niemand mij begreep, waardoor ik mij ook daarnaar ging gedragen, met alle gevolgen van dien." Peter Deman, arts verstandelijk gehandicapten en manager zorg bij de Parnassia Bavo Groep in Den Haag, legt uit dat het leven voor een licht verstandelijk beperkt mens in deze maatschappij erg moeilijk kan zijn. "Alles verandert snel. De technologie wordt ingewikkelder. De economische crisis die we nu doormaken, zorgt ook voor problemen. Om mee te kunnen komen, moet iemand verfijnde sociale vaardigheden hebben. Niet iedereen beschikt daarover. Of omdat die nooit zijn aangeleerd, of omdat ze die gewoon niet begrijpen. Zwakbegaafden kunnen alle ontwikkelingen nauwelijks bijbenen." Vroeger was dat anders, zegt Deman. Toen kwamen de niveauverschillen niet zo snel en duidelijk naar boven, hooguit bij de schoolresultaten. Nu lopen de zwakkeren bij veel meer zaken achter. "Bij een groep jongeren bijvoorbeeld, zie je iedereen met een iPhone lopen. Het is stoer om ook zo'n ding te hebben. Maar een licht verstandelijk beperkte weet er niet mee om te gaan. Hij beseft niet dat er een abonnement bij hoort. Hij zorgt ervoor dat hij ook een iPhone krijgt, waarbij hem een abonnement voor twee jaar wordt aangesmeerd. Vervolgens gebruikt hij die smartphone naar
hartelust. Deze jongen heeft geen idee van een limiet en stort zich in de schulden. Dat probleem wordt groter als hij ouders heeft die arm zijn, en hij zelf niet wordt geholpen." Terug naar Joyce in de Schilderswijk. Zij past in het plaatje dat de specialist schetst. Ook zij heeft schulden en beheerste haar uitgavenpatroon niet. "Ik wist nog net hoe mijn Blackberry werkte, maar hoeveel het kostte om daarmee te bellen en te surfen wist ik niet. Ik had geen geld, want ik had geen werk, op een paar los-vaste baantjes na. Mijn moeder, bij wie ik thuis woonde, kon mijn rekeningen ook niet meer betalen. Ik dacht toen dat ik iemand nodig had die dat voor mij kon doen." En die persoon kwam. Hij leek voor Joyce wel als een geschenk uit de hemel: Fariz, een mooie Marokkaanse jongeman met een gepimpte Seat Leon en dure kleren. "Ik ontmoette hem in de wijk. Ik ging wel meer met Marokkanen om, ook in het jongerencentrum, dus daar was niets nieuws aan. Ook niet voor mijn moeder. Maar hij was toch een ander verhaal. Achteraf bleek hij een crimineel met meer meisjes die hij allemaal in de prostitutie had gedwongen. Hij was een loverboy, en ik was zwak. Gelukkig werd hij op tijd opgepakt en kon ik stoppen als prostituee. Dat werk had ik net een maand gedaan. Ik was blij, want ik vond het echt niet leuk. Ik weet niet waarom hij dat deed en hoe ik achter hem aan ben gelopen als een hondje. Ondertussen had ik ruzie met mijn moeder. Ik heb haar zelfs een keer geslagen. Ik ben blij dat ze van me bleef houden en dat ze mij wel weer wilde zien. Dat is nu zo'n drie jaar geleden. Ik woon nu in een begeleidwonenproject en werk in een bedrijf waar mensen die extra hulp nodig hebben, wel worden aangenomen. Ik maak sieraadjes. Erg leuk werk." Arts Deman kan zich heel goed voorstellen dat iemand als Joyce beslissingen neemt waarvan ieder ander zou zeggen dat ze niet verstandig zijn. "Dat zie ik wel vaker. Een licht verstandelijk beperkt persoon kan een probleem onvoldoende analyseren. Van deze jongeren wordt sneller misbruik gemaakt, zowel financieel als seksueel. Zij kon de gevolgen niet overzien. Achteraf zegt ze spijt te hebben, maar die verstandelijke beperking blijft voor de rest van haar leven. Zonder begeleiding zal ze dezelfde fouten weer maken. Voorkomen zou beter zijn." Peter Deman, arts voor verstandelijk gehandicapten van de Parnassia Bavo Groep in Den Haag, zegt dat er in Nederland te veel wordt gekeken naar het intelligentiecijfer alleen. "Licht verstandelijk beperkten zijn vaak sociaal en economisch zwak. Ook hebben ze grotere kans op lichamelijke en psychiatrische aandoeningen. Daarbij spelen in achterstandsbuurten cultuur en traditie een beperkende rol. Bovendien leven veel mensen daar onder of rond de armoedegrens en zijn er bovengemiddeld veel multiproblematische (éénouder)gezinnen. Iemand die geestelijk niet sterk genoeg is, komt dan bijvoorbeeld in de gevangenis terecht. Terwijl hij of zij juist hulp en structuur nodig heeft." 'Een app voor de wijkagent kan misdrijven voorkomen' Een pasklare oplossing voor de problemen van licht verstandelijk beperkten in Nederland is niet zomaar te bedenken. Maar er zijn wel mogelijkheden, zoals vroege signalering, gevolgd door een snelle diagnose. "Ja, dat ze sneller hulp nodig hebben dan ze nu krijgen, is evident", zegt Wouter Touw van Stiom, kennis- en expertisecentrum voor zorg in achterstandswijken in Den Haag. In rijkere stadswijken met meer hoger opgeleiden vangt het gezin of de kennissenkring een deel van de problemen op, of trekt op tijd aan de bel. De World Health Organization schrijft dat zeven procent van de bevolking licht verstandelijk beperkt is. Volgens de Nederlandse cijfers en definities is dat vijftien procent. Daarvan is zeker zestig procent sociaal verminderd zelfredzaam. Lang niet iedereen uit die groep heeft adequate begeleiding. Pas als ze ernstig in de problemen komen, bijvoorbeeld een arrestatie door de politie, komen de lage cognitieve vermogens aan het licht.
"Dat is al te laat. Het liefst wil je iemand eerder hulp bieden en een misdrijf voorkomen", zegt Touw. "Als bijvoorbeeld de wijkagent of jongerenwerker bij een lastige jongere het gevoel heeft dat er meer met hem of haar aan de hand is, moet de professional daar iets mee kunnen doen. Een handig instrument voor de wijkagent kan bijvoorbeeld een app op de smartphone zijn. Daarmee doorloopt hij een lijst van een aantal vragen waaruit moet blijken of iemand zwakbegaafd is en welke hulp moet worden ingeschakeld. Ook zou dat programma tips kunnen bieden over hoe iemand het beste kan worden bejegend. Zo'n lijst met indicatoren voor zwakbegaafdheid bestaat al, die moet alleen nog geïmplementeerd worden." Na een vroege signalering moet meteen de diagnose volgen. "Daarvoor moet een deskundige, zoals een arts voor verstandelijk gehandicapten of een psychiater direct in de wijk beschikbaar zijn. Die kan dan bijvoorbeeld meteen naar het bureau om met die jongere te praten of hem te observeren. De arts kan dan verdere behandeling of hulpverlening voorschrijven, bijvoorbeeld gedrags- of psychotherapie en ondersteuning thuis." Hoewel een dergelijke aanpak geld kost, zo stelt Stiom, bespaart het ook veel geld. Voor de jongeren zelf is het belangrijk dat men beseft dat ze de consequenties van hun daden niet overzien. "Vanuit menselijk perspectief is het humaner om hen adequaat te ondersteunen", zegt Touw. "Zwaardere hulpverlening zal dan minder noodzakelijk zijn. Ook worden hiermee de kosten voor de politie, justitie en de gevangenis bespaard. Daarmee voorkom je bovendien ernstiger delicten die buurtbewoners zo'n onveilig gevoel geven." 'Kijk niet alleen naar het IQ, maar beoordeel het volledige plaatje' Licht verstandelijk beperkten met een IQ tussen 70 en 85 worden vaak ten onrechte niet behandeld. Mensen die vlak boven de 85 scoren zijn formeel niet licht verstandelijk beperkt, maar kunnen soms toch ook de problemen van die groep vertonen. Ook zij kunnen vaak beter behandeld worden dan opgesloten. Neem Mahmida uit de Haagse Schilderswijk. De Marokkaans-Nederlandse twintiger - hier onder pseudoniem - zit vast. Hij is lid van een bende die bekend staat als 'Bende van de Delftselaan' en werd op 2 januari dit jaar door een arrestatieteam overmeesterd in de buurt van zijn ouderlijk huis. Hij was voortvluchtig. Hij wordt verdacht van bedreiging met een (nep)vuurwapen en het inrijden op een politieman. De strafeis zou poging tot doodslag kunnen worden. Maar zijn zaak moet nog inhoudelijk worden behandeld. Mahmida is vorig jaar in Trouw geportretteerd. De ex-jeugd-tbs'er vertelt zijn verhaal in de serie 'Bende van de Delftselaan', waarin de daden en impact van een Marokkaanse criminele jeugdgroep werden beschreven. Hij heeft een IQ van 86. Hij krijgt een Wajong-uitkering, maar aandacht lijkt er voor zijn verstandelijke beperking niet te zijn. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een kwart tot de helft van de straatcriminelen een licht verstandelijke beperking heeft.
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20120622 sectie: Binnenland titel: ‘Agent moet zwakbegaafde jongere aan arts helpen’
Politie Haaglanden: Snel hulp inschakelen scheelt overlast PERDIEP RAMESAR Als een wijkagent een zwakbegaafde jongere sneller kan doorverwijzen naar de hulpverlening is dat gunstig voor de jongere en voor de buurt waar hij of zij overlast veroorzaakt. "Daarom juich ik het idee toe dat een agent op straat iemand met één telefoontje aan een arts voor verstandelijk gehandicapten of een psychiater kan helpen", zegt Hanneke Ekelmans, directeur opsporing en informatie van de politie Haaglanden. Gisteren bleek uit onderzoek van Trouw dat een op de zeven jongeren in Haagse achterstandswijken een IQ onder de 85 heeft. Afhankelijk van de sociale zelfredzaamheid en gedrags- en emotionele problemen is hulp noodzakelijk. Maar bij een deel van die groep wordt de oorzaak van bepaald gedrag, namelijk zwakbegaafdheid, pas gesignaleerd als diegene al in een politiecel zit. Daarom oppert Stiom, Haags expertisecentrum ter ondersteuning van zorg en welzijn, het idee dat professionals op straat - zoals wijkagenten en jongerenwerkers - zwakbegaafdheid sneller kunnen signaleren en meteen een psychiater of een arts voor verstandelijk gehandicapten kan inschakelen voor een eerste diagnose. Als een jongere meteen wordt gediagnosticeerd en hulp krijgt, scheelt dat volgens Ekelmans mogelijk aan politie-inzet op die jongere. "De wijkagent is bovendien geen hulpverlener. Hij kan iedere keer weer iemand oppakken, vastzetten, een gesprekje voeren en proces-verbaal opmaken, maar het is niet zijn taak om hem te behandelen. Daar is de zorg voor, die moet zich buigen over het beïnvloeden van het gedrag van een zwakbegaafde met problemen", zegt het lid van de korpsleiding. "Daar is het strafrecht ook niet voor, daar zijn zorg- en hulpverleningsinstanties voor. Ik ga het gesprek met Stiom dan ook graag aan om eens te kijken of we dat niet eerst kleinschalig kunnen uitproberen. Zo komen we er echt achter wat de mitsen en maren zijn." De Haagse wethouder Karsten Klein (CDA, jeugd) zegt dat zulke plannen, zoals Stiom presenteert, 'in ieder geval' via de bestaande Centra voor Jeugd en Gezin uitgevoerd moeten worden. "Daar zijn al verschillende partijen bij betrokken en daar zou de kennis over zwakbegaafdheid al aanwezig moeten zijn." De stadsbestuurder vreest dat als dat niet gebeurt, "weer geld wordt rondgepompt tussen de vele verschillende organisaties die zich met jeugdhulpverlening bezighouden, terwijl daar nog niemand mee is geholpen. Het gevaar bestaat bovendien dat instanties diagnoses stellen die in hun belang zijn, en dus geld opleveren. Daarom liever via de uitgestippelde route en dat is via de Centra voor Jeugd en Gezin."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Strafrecht is niet bedoeld voor gedragsproblemen'
publicatie datum: 20120717 sectie: Vandaag titel: ‘Ik kan mezelf niet veranderen in een witte man’
Na twee jaar fanatiek solliciteren heeft bedrijfseconoom Mohammed Zakir nog geen interessante baan INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR Mohammed Zakir (23) heeft al twee jaar persoonlijk te maken met de werkloosheid onder allochtone jongeren, die dit jaar volgens het multicultureel instituut Forum ernstig is. "Het is al jaren zo", merkt de Marokkaanse Hagenaar dagelijks, als hij weer een stapeltje sollicitatiebrieven of -mailtjes de deur uit doet. "Werk vinden is moeilijk, zeker voor een Marokkaan. Er kleeft iets negatiefs aan me. Wat precies weet ik niet, maar de sfeer in Nederland helpt niet, evenmin als de crisis." Zakir studeerde twee jaar geleden af aan de Haagse Hogeschool. Bedrijfseconomie deed hij, netjes in vier jaar. Op twee vakken na haalde hij alles in één keer. Bij zijn afstuderen stond hij een acht. Een goede student, hardwerkend, hoge cijfers. Die vindt toch gauw een baan, dacht Zakir. "Maar dat is niet zo. Ik ben meteen na mijn bachelor gaan solliciteren, maar ik kwam niet aan de bak. Na twee jaar moet ik het doen met af en toe een klus waar studenten al hun neus voor ophalen." De bedrijfseconoom heeft de afgelopen jaren papieren dossiers gedigitaliseerd, op kantoor post rondgebracht, schoonmaakwerk gedaan en is nu postbode. "Ik wil bezig zijn, want anders heb ik straks een gat op mijn cv. Dat bevestigt alleen maar het vooroordeel dat ik een luie allochtoon ben." Allochtone jongeren zouden niet aan werk komen, omdat ze bijvoorbeeld niet de juiste contacten hebben, een 'kruiwagen' ontbreekt. Of vanwege hun onvermogen een sollicitatie goed af te ronden. Maar alles valt of staat volgens Zakir met vertrouwen. "Ik heb contacten gelegd met Nederlanders, maar die helpen eerder hun autochtone protegés. Als ik mijn Marokkaanse netwerk aanboor, krijg ik commentaar dat ik alles via mijn vriendjes regel. Mensen moeten in mij vertrouwen. Ze moeten mij willen, en weten dat ik geen crimineel ben die amper Nederlands kan." Over het solliciteren zegt hij er alles aan te doen om te leren hoe dat moet. "Ik heb sollicitatiecurcussen gedaan, geleerd hoe ik mijn cv moet opstellen, hoe ik mijn brieven moet schrijven en hoe ik op gesprek moet gaan. Daar komt uit dat ik het prima doe. Maar helaas niet volgens potentiële werkgevers." Al jaren is bekend dat een sollicitant met een Arabische naam minder vaak succes heeft dan een met een Hollandse naam. "Misschien hebben ze inderdaad liever een Jansen dan een Zakir, maar ik ben ik en ik kan niet ineens veranderen in een witte jongeman die De Vries heet. Dus dat doe ik ook niet. Dat weiger ik." VANDAAG 3 Abdoel is vaker werkloos dan Daan
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20120719 sectie: Binnenland titel: Den Haag gaat zwakbegaafde jongeren beter begeleiden
PERDIEP RAMESAR Hulpverleners in Den Haag gaan de problemen van licht verstandelijk beperkte jongeren met gedragsproblemen aanpakken. Tal van organisaties willen de hulp aan zwakbegaafden en licht verstandelijk beperkten met elkaar afstemmen. Het gaat dan onder meer om Psycho-medisch centrum Parnassia, politie Haaglanden en het Centrum voor Jeugd en Gezin. Ook psychiatrisch centrum voor jeugdigen De Banjaard, Zebra Welzijn en Haags expertisecentrum ter ondersteuning voor zorg en welzijn Stiom, doen mee aan het overleg. Uit een onderzoek waarover Trouw vorige maand publiceerde bleek dat één op de zeven jongeren (15 procent) een IQ heeft onder de 85. Die groep is onder te verdelen in zwakbegaafden (IQ 70-85) en licht zwakzinnigen (IQ 50-70). Ook sociologe Marigo Teeuwen van de Universiteit van Amsterdam kwam in haar recente studie 'Verraderlijk gewoon' over licht verstandelijk beperkten in het strafrecht uit op 15,7 procent van de Nederlandse bevolking. Een probleem is dat voor de zwakzinnigen hulp beschikbaar is, terwijl die voor de zwakbegaafden ontbreekt. Adviseur Wouter Touw van Stiom kaartte de zaak aan bij diverse instanties, waarna is afgesproken dat de partijen bijeen komen. Vooral de situatie van de zwakbegaafde jongeren in de achterstandswijken is zorgelijk. In rijkere buurten is het sociale vangnet voor jeugdigen steviger. Ook weten de ouders daar vaak wel de kanalen naar zorg en hulpverlening te vinden. In de armere buurten is die kennis niet of nauwelijks aanwezig. Gevolg daarvan is bijvoorbeeld dat een jongere in het strafrechtelijk circuit terechtkomt, terwijl zorg noodzakelijk is. De betrokken instanties vinden dat de problemen op tijd moeten worden gesignaleerd om erger te voorkomen. Tijdens de gesprekken zullen zij onderzoeken of de bestaande instrumenten voor vroege signalering en hulp kunnen worden gebundeld. Uit die samenwerking kunnen ook nieuwe methodieken voortkomen. Stiom denkt bijvoorbeeld aan een applicatie voor de smartphones van professionals op straat, zoals de wijkagent en de jongerenwerker, waarmee eenvoudiger ingeschat kan worden of iemand direct hulp nodig heeft. Daarna zou meteen een arts of een psychiater in de wijk kunnen worden ingeschakeld.
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20120913 sectie: Vandaag titel: Stemmen in een kerk? Het deert de Haagse kiezer niet
reportage PERDIEP RAMESAR | DEN HAAG Onbegrijpelijk dat er niet meer in kerken kan worden gestemd, is kort samengevat de reactie van kiezers die gisteren in De Goede Herder Kapel hebben gestemd. "Deze burgemeester gaat écht te ver", zegt een aantal van zijn burgers. In Trouw werd veelvuldig geschreven over de kwestie. Het kerkje in de Haagse Bomenbuurt was gisteren het enige gebedsgebouw in de Hofstad waar nog wel kon worden gestemd. Het college van burgemeester en wethouders besloot dat er niet meer in kerken kan worden gestemd 'om de drempel voor kiezers te verlagen'. De aanwezige religieuze uitingen zouden mensen ervan weerhouden hun stem uit te brengen. Er kwamen deze verkiezingen stembureaus bij op stations, bij boekhandels en op andere 'toegankelijke en laagdrempelige' plekken in de stad, liet het stadsbestuur weten in antwoord op schriftelijke vragen van het CDA in de gemeenteraad. Het college, waarin ook het CDA zit, sprak met één mond, leek het. "Wat een onzin van de gemeente. Alsof iemand zich hier moet bekeren. Ik kom hier om te stemmen, niet meer, niet minder. Er zijn meer plekken in de wijk waar ik kon stemmen, maar ik ben expres hier gekomen", zegt Jannes Janssen (51). "Door de kerken te sluiten, mis je juist stemmers." Meer mensen blijken uit principe naar het enige kerkstembureau van de stad te zijn gegaan. Een vrijwilligster van het stembureau bevestigt dat en oordeelt dat de toeloop goed was. Tot acht uur 's avonds kwamen daar gisteren 920 stemmers. De kerk van de evangelisatiekring De Goede Herder in de Meidoornstraat valt nauwelijks op in de buurt. In het zaaltje is Jezus Christus in glas-in-lood te zien en staan een orgel en een katheder. Meer is er niet te zien, precies zoals de gemeente Den Haag het graag wil. Een crucifix zou afschrikken. Bij de stembusgang in het kerkje is daar niets van te merken. Christenen, moslims, hindoes, atheïsten en agnosten, allemaal lopen ze gewoon naar binnen om hun stem uit te brengen. "Niets dat mij tegenhoudt om te stemmen hoor", zegt de Turkse moslim Aykut Tercinc (36). Hooggeplaatste bronnen op het stadhuis zeggen dat de sluiting van kerkstembureaus, ook in het college tijdens het zomerreces als een verrassing kwam. Het zou om een 'eenmansactie' van VVDburgemeester Jozias van Aartsen gaan. CDA-wethouder Karsten Klein zou 'woest' zijn geweest. Ontkend wordt dat het zou gaan om een 'door de strot geduwd' plan van de PvdA of D66. Ook al was D66 vóór de maatregel, het kwam volgens betrouwbare bronnen niet direct uit de koker van die coalitiepartij. Bij de vorige verkiezingen zou een moskee zich hebben gemeld om als stembureau te fungeren, maar dat vond burgemeester Van Aartsen 'lastig', zeggen mensen op het stadhuis. Omdat hij 'geen gedoe' wil, heeft hij volgens hen 'maar bepaald om alle religieuze instellingen uit te sluiten'. Op De Goede Herder Kapel na dan, want die schrikt niet af. Op het stadhuis wordt gezegd dat de echte reden is dat er zo geen discussie zou ontstaan over de scheiding van kerk en staat.
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20120926 sectie: Vandaag titel: ‘Ik heb nu een eigen stretcher, dat is al heel wat’
Poolse bouwvakker sliep op straat INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR Mikel Slomnozs (38) heeft sinds hij in Nederland werkt, nog nooit een eigen kamer gehad. De Poolse bouwvakker is al bijna drie jaar in Nederland en woont nu in een appartement in de Haagse wijk Rustenburg-Oostbroek samen met zeven andere Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten. De woning heeft drie slaapkamers en een woonkamer. In elke slaapkamer slapen twee arbeiders, evenals in de huiskamer. Er zijn geen bedden, slechts stretchers. Matrassen zijn voorhanden als er meer werkers moeten komen logeren. "Er zijn dagen dat we met ons vieren in een klein kamertje moeten slapen", vertelt Slomnozs. Hij wil geen gedoe met de verhuurder en het uitzendbureau waarvoor hij werkt. Daarom gaat hij niet op de foto en wil hij zijn verblijfadres en het bedrijf niet in de krant. Trouw sprak hem in een café waar veel Polen en andere zogeheten 'MOE-landers' komen. "Dat is mijn ontspanning. Thuis, tussen aanhalingstekens, moet je altijd rekening houden met de andere mannen. In het café drink en praat ik wat en kijk ik tv of luister ik muziek." Zijn woonsituatie valt nog mee vergeleken met wat hij hiervoor heeft meegemaakt. "Ik heb op verschillende plekken geslapen. Zelfs op straat en bij een opvang van het Leger des Heils." Toen hij in 2010 naar Nederland kwam, had hij een baan in een kas in het Westland. Daar hoorde het verblijf in een pension bij, maar wat hem niet was verteld, is dat het alleen voor de eerste twee weken was. Hij moest vertrekken voor een nieuwe lading Polen. "Ik had geen idee waar ik naartoe moest en heb toen twee nachten op straat geslapen, tot ik hoorde dat er in de buurt een opvang voor daklozen was. Eigenlijk is dat helemaal niet voor arbeiders, maar ze hebben mij toch een nacht daar laten slapen. Er was die keer genoeg plek." In zijn mobieltje had hij, behalve van zijn familie in Polen, alleen het nummer van de koppelbaas die hem zijn baan had bezorgd. Toen hij hem belde dat dit zo niet langer kon en dat hij nergens terechtkon, werd hij na zijn volgende werkdag naar Rotterdam gebracht. Daar verbleef hij op een camping in een caravan met drie anderen. "Maar dat was ook maar tijdelijk. Na een aantal maanden in dat karretje kon ik weer weg. Inderdaad, voor het volgende trio." Ondertussen is Slomnozs een paar keer teruggeweest in Polen om weer op te laden bij zijn vrouw en drie kinderen, en heeft hij hier in loodsen, pensions en recreatiehuisjes gewoond. Huisbazen, uitzendbureaus, verhuurders; niemand heeft mededogen, zegt de Pool. "Zij zien alleen geld en goedkope arbeiders." 'Vreselijk' had hij het bij een Surinaams-Hindostaanse huisjesmelker in het Haagse RegentesseValkenboskwartier. "In die woning van twee lagen sliepen zo'n tien tot twaalf arbeiders op matrassen van vijf euro per stuk per dagdeel. Ik werkte overdag dus ik kon 's avonds slapen, maar ik kwam dan wel op een voorverwarmd matras te liggen van iemand uit de nachtdienst die daar heeft liggen zweten. Echt heel erg. Dan heb ik u nog niet verteld over de muizen en schimmels waartussen we
moesten bivakkeren, en dat ruim een half jaar lang. Ik werd in die tijd vaak ziek. Gelukkig kwam het huidige huis voorbij, anders had ik het nooit volgehouden. Maar privacy ken ik nog steeds niet."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Uitzendbureaus en huisbazen hebben geen mededogen'
publicatie datum: 20120928 sectie: Vandaag titel: Trambestuurders zitten met vragen, en hopen dat hun bedrijf echt Haags blijft
PERDIEP RAMESAR | REPORTAGE | DEN HAAG De H in HTM moet wel in stand worden gehouden, vinden buschauffeurs, trambestuurders en controleurs die dagelijks met de lokale openbaar vervoerder rijden. Die H staat voor Haags. De vervoersmaatschappij is Haags in hart en nieren en dat moet ze ook blijven. De HTM mag niet worden opgeslokt door de grote treinbazen, vinden ze. Er wordt nu wel van alles beloofd, maar de werknemers hebben nog veel vragen. "Dat er iets moet veranderen is duidelijk", zegt trambestuurder Harry. "De kans dat we in de toekomst een openbare aanbesteding voor het ov in de regio Haaglanden zouden verliezen van andere grote bedrijven, is groot. Ik weet niet of de HTM het aan zou kunnen." Een grote partij als de NS vindt Harry op zich niet slecht, maar over de mogelijke gevolgen is hij niet helemaal gerust. "Op een gegeven moment kunnen die geel-blauwe lieden toch zeggen: jongens, we zijn met te veel, afvloeien die hap. Wie zal de grootaandeelhouder dan tegenspreken? De gemeente? Nee, dacht het niet. Die is blij met het geld van de NS. Een last minder, zal ik maar zeggen." De medewerkers willen niet met hun volledige namen in de krant, omdat ze van hun werk geen toestemming hebben om de pers te woord te staan. Vanwege de veranderingen bij het bedrijf, vrezen ze voor hun baan. Ook buschauffeur Stan is bang voor de consequenties. Even voor de duidelijkheid: hij vreest niet voor z'n baan, maar wel voor het eigen karakter van de HTM. "De HTM heeft een eigen identiteit. Die verliezen we misschien wel aan de NS die toch bijna de helft van de aandelen krijgt. Ik voorspel dat we straks allemaal die apenpakkies van die lui op het station moeten dragen. Ik houd liever mijn HTM-pak." Tramcontroleur Henny vindt dat van het uniform maar 'zwak geblaat'. Ze heeft hoop voor de toekomst. "Het gaat er toch om dat we een baan hebben? Nu dragen we toch ook een werktenue. Ik zie wel mogelijkheden hoor. Misschien kan ik wel hoofdconducteur op de trein worden. Misschien betalen de NS wel beter. Bovendien, ik werk liever bij de NS dan straks onder Duitsers of Belgen." De aandelenkoop van de NS moet vooral veel voordelen opleveren voor de reizigers. De HTMmedewerkers zeggen daarover: "Eerst zien dan geloven!" Behalve trambestuurder Henk. "Kijk naar de toekomst", zegt hij. "We kunnen niet achterblijven. De technologie dendert voort en we moeten daarin mee. De bazen hebben gelijk als ze zeggen dat de reiziger verandert. Die stelt veel hogere eisen. Ik kan dat weten, ik moet het geklaag elke dag aanhoren. Daarom is elke stap om reizigers beter van dienst te zijn een goede stap. Want als de reiziger tevreden is, wordt ons werk aangenamer."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20121004 sectie: Binnenland titel: Alleen de boom weet hoe het zit
Herdenking twintig jaar Bijlmerramp Het officiële sterftecijfer staat op 43, maar wat van de illegalen die er woonden? REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | AMSTERDAM 'De boom die alles zag' staat er nog steeds, maar ruim veertig mensen vonden bij de Bijlmerramp de dood. Vandaag is het twintig jaar geleden dat het Israëlische vrachtvliegtuig van El Al zich in de flats Groeneveen en Kruitberg in Amsterdam Zuidoost boorde. Ook al dateert de vuurzee in de Amsterdamse achterstandsbuurt al van twee decennia geleden, de emoties leven nog steeds in de Bijlmer. Vooral in de G- en K-buurt, waar het inferno plaatshad. De boom bij het monument ter nagedachtenis van de crash is bijzonder. De boom overleefde, op de plek waar bijna alles werd verwoest. "Die kon niet vluchten. Die heeft brandende mensen gezien, brandend huisraad en totale verwoesting", zegt de Surinamer John Zwijgsleen (46), die nog steeds in een flat naast de rampplek woont. "Ik was jong en zag het gebeuren. Ik weet niet hoe oorlog eruitziet, maar ik kan mij voorstellen dat het er zo uitziet. Er was totale paniek. Ik stond verstijfd. Ik ga ieder jaar naar de herdenking bij de boom. Net als vele anderen. Ik vraag me nog steeds af of er niet nog meer mensen zijn overleden. Bij zo'n brand blijft toch niets meer van je over?" Toch blijft het officiële sterftecijfer op 43 staan. Die doden werden geregistreerd. Eventuele illegalen die daar veel zouden wonen, werden anoniem verast. "De boom weet misschien hoeveel er werkelijk zijn gestorven", zegt Zwijgsleen. De twee flats staan er deels nog steeds. Ze zijn sterk gerenoveerd, maar ook de nieuwe bewoners van de rampflats weten op wat voor plek ze wonen. "Na de ramp is de boel hier opnieuw opgebouwd. Nieuw leven is hier begonnen en we hebben het prima. We hebben getwijfeld om hiernaartoe te verhuizen, want hier zijn toch mensen doodgegaan. Onze gedachten gaan uiteraard uit naar die overledenen. Zij zijn voortijdig aan hun eind gekomen. Hun geesten waren hier rond", zegt de Antilliaanse Katy Evrecilia (39). Ze slaat een kruis en zegt: "Ik hoop dat ze over ons waken, dat ons niet gebeurt wat hun is overkomen." De Ghanees Stanley Obakayo (17) heeft de ramp niet meegemaakt, maar heeft er wel degelijk gevoel bij. "Iedereen hier kent wel iemand die erbij is geweest, of die is omgekomen. Mensen herdenken, ze praten erover. Zo blijft het leven. En het monument is er, iedereen die hier nieuw komt wonen, of wordt geboren, moet weten wat hier twintig jaar geleden is gebeurd. Mijn moeder huilt nog steeds als ze eraan denkt. Zij was thuis en zag vanuit de keuken het vliegtuig langsvliegen en neerstorten. Dat beeld zal ze zich altijd blijven herinneren." De boom werd na de ramp als vanzelf een plek van herdenking. Daar werden de bloemen gelegd en daar vielen de tranen. Het 'echte' monument kwam pas veel later, in 1996. De architecten Herman Hertzberger en Georges Descombes hadden een lastige opdracht. De initiatiefnemers voor het monument wilden dat het ontwerp voor iedereen in de buurt en voor elke cultuur 'kon'. Antillianen, Ghanezen en Surinamers moesten er kunnen rouwen om hun dierbaren. Omdat de boom door de mensen zelf was gekozen als herdenkingsplek, werd die de kern van het parkachtige monument met een tegelmozaiek en een kleine wandelpromenade met teksten aan een wand.
Vandaag wordt de Bijlmerramp opnieuw herdacht. Veel mensen in de buurt zeggen dat ze er naartoe gaan. Ook via sociale media kondigen mensen aan dat ze gaan herdenken. Maar als ze praten over het monument, hebben de mensen het niet over het tegeltapijt, of over de teksten op de wand, maar over de boom, 'de boom die alles zag'.
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20121009 sectie: Vandaag titel: Dat ik geen hulp kreeg, vind ik ’t ergste
Liza werd drie keer verkracht door jongens uit haar groep INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR "Ach, jullie zijn een stel pubers bij elkaar. De hormonen spelen op. Het hoort allemaal bij jullie seksuele ontwikkeling", kreeg Liza (23) te horen van haar begeleider toen ze bij hem meldde dat ze was verkracht door twee jongens in haar groep. "Daarna gebeurde het nog twee keer. Eén keer pakten zelfs vier groepsgenoten mij", zegt de jonge vrouw uit Gouda - alleen met haar voornaam om privacyredenen - die toen zestien jaar was. Tot een aangifte kwam het niet, want haar klacht kwam niet verder dan de groepsleiding. "Ze bagatelliseerden mijn problemen. Ze maakten mij wijs dat het erbij hoorde en dat dit soort dingen in zo'n groep gebeurt. Net zoals buiten de muren van de instelling." Het slachtoffer onderschrijft de conclusies van de commissie-Samson en kan zich goed vinden in de aanbevelingen. "Hoewel het voor mij veel te laat komt. Nu moet er wel gauw aan worden gewerkt, want anders missen ze nog heel veel jongeren die nu in dezelfde situatie zitten als waarin ik toen zat." Liza werd toen ze vijftien was in een jeugdzorginstelling geplaatst, omdat ze thuis niet meer te handhaven was. "Mijn ouders zijn gescheiden en het ging niet goed met mijn moeder. Ze had geldproblemen, dronk te veel en haalde allerlei vriendjes in huis. Die stiefvaders deugden niet in mijn ogen. Ik was aan het puberen en ik kon niets tegen ze in brengen, want als ik dat deed, kreeg ik klappen. Ook mijn moeder werd mishandeld. Op een gegeven moment was voor mijn tante, mijn moeders zus die alles zag gebeuren, de maat vol. Zij deed een melding waarna er van alles gebeurde. Mijn moeder kreeg hulp en er werd geconcludeerd dat ik niet thuis kon blijven. Ik moest naar een gezinsvervangend tehuis van jeugdzorg." Het eerste jaar ging het goed, zegt de Goudse, want toen was de groep rustig en waren er volgens haar voldoende begeleiders: drie op een groep van tien. Totdat er werd bezuinigd en er een paar hele moeilijke jongeren in de groep werden geplaatst. "Uiteindelijk was er maar één hulpverlener op een groep van tien opgeschoten jongeren met onderling grote fysieke en mentale krachtsverschillen. Er waren hele sterke en hele zwakke jongeren. Er was geen balans. En, ja, met maar één begeleider, waar moet die allemaal op letten. Er gebeurde daar van alles wat diegene niet eens doorhad." Toen Liza haar eerste verkrachting meldde, reageerde de jeugdzorgwerker dan ook niet zoals ze had gehoopt. "Ik begrijp het wel. Het gebeurde onder zijn leiding, dus hij was verantwoordelijk. Als dit naar buiten zou komen, zat hij in de nesten en hij dacht toch aan zijn eigen hachje. Hij zou zijn baan en zijn salaris verliezen. Dat daarmee mijn lichaam te grabbel werd gegooid, deerde hem niet. Hij kon er duidelijk niet mee omgaan en legde alles in mijn ogen verkeerd uit. Dat ik verkracht ben, is vreselijk, maar eigenlijk vind ik dat ik geen hulp kreeg en dat het probleem werd kleingespeeld erger." Gelukkig voor Liza kon ze na de laatste verkrachting worden overgeplaatst naar een andere groep. "Ik werd helemaal gek in die oude groep en gedroeg me daar ook naar. Dat was genoeg reden om naar een groep met zwaardere begeleiding te gaan. Daar ging het heel goed en toen ik achttien jaar werd, ben ik naar begeleid wonen gegaan. Toen nog met 24-uurs begeleiding. Nu woon ik op mezelf met
een uurtje per dag begeleiding. Ik ga naar school en wil aan het werk. Ook heb ik na lange tijd weer contact met mijn moeder. Met haar gaat het ook veel beter." Nu het met Liza goed gaat, wil ze geen aangifte meer doen. Ze wil die 'donkere puberjaren' afsluiten en kijken naar de toekomst, 'hopelijk zonder al te veel problemen'. "En ik zou wel een vriendje willen met wie ik alles kan delen, ook mijn lichaam, want dat hoort wel bij een normale seksuele ontwikkeling." De leiding bagatelliseerde haar verhaal
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Als dit naar buiten zou komen, zat de begeleider in de nesten en hij dacht toch aan zijn eigen hachje'
publicatie datum: 20121019 sectie: De Verdieping titel: Hier heerst de omertà
Spoorwijk is een probleemwijk in Den Haag. Dat uit zich onder meer door criminaliteit. Een netwerk van families met maffiose trekken, heerst over de buurt. Een groot deel van de verdachten is opgepakt. Trouw was daar bij en sprak met betrokkenen. PERDIEP RAMESAR Een wit hondje glipt tussen de benen van een paar agenten door. Een seconde daarvoor is de deur met een 'boem', een kleine stormram, ingebeukt. Acht potige politiemannen van het regiokorps Groningen stappen een kleine woning binnen in het oude deel van de Haagse Spoorwijk. Ze roepen keihard 'Politie!' Buren gaan de straat op om poolshoogte te nemen. Het is zes uur in de ochtend, deze dinsdag 2 oktober. In woningen in de omgeving klinkt nog meer glasgerinkel en harde bonken. Bij invallen waarbij zeker honderdtwintig politiemensen van verschillende korpsen betrokken zijn, worden zestien verdachten aangehouden. Ze worden ervan verdacht betrokken te zijn bij inbraken door het hele land, witwassen, heling en fraude. Met deze actie zegt de politie Haaglanden de 'Spoorwijkgroep' een flinke klap te hebben toegediend. Het keffertje rent de straat op. Een medewerkster van de politie brengt het angstige beestje naar de buren schuin tegenover de woning waar de inval is gedaan. "Geef het hondje maar aan mij", zegt de overbuurvrouw. "Die dame woont daar met haar zoon die nu wordt opgepakt. Als ze haar hondje ook nog eens kwijt is, heeft ze niemand meer." De overburen staan buiten: de vrouw in een badstoffen kamerjas, de man in zijn pyjamabroek en een T-shirtje. De buurvrouw is zich 'rotgeschrokken', zegt ze steeds. Ook schreeuwt ze tegen haar man: "Zie je wel, ik wist het wel. Het moest een keer gebeuren." Haar man maant haar tot kalmte, maar ze blijft schreeuwen. Tot de buurman zegt: "En nu hou je je kop!". Hoewel het deze keer rustig blijft, is de politie altijd voorbereid op rumoer in de buurt, want daar staat Spoorwijk om bekend. ME-busjes staan klaar in de omgeving; een politiehelikopter zweeft boven de wijk. Ze houden hier niet van de overheid en zeker niet van de politie. Als het Nederlands elftal voetbalt, staat die hier altijd paraat. Het Jonckbloetplein verderop was het decor van vele rellen, waar Spoorwijkers steevast aan meededen. In de wijk zijn al jaren problemen. Een clan van enkele met elkaar samenwerkende families heerst over de buurt. Daar zijn al verschillende politieonderzoeken op losgelaten, maar de vinger kregen de autoriteiten er niet achter. Nieuwbouw heeft weinig geholpen. De families bleven of keerden in de nieuwbouw terug. Zo ongeorganiseerd als de wijk lijkt als je er doorheen loopt, zo georganiseerd zijn de criminele structuren. Volgens directeur opsporing en informatie Hanneke Ekelmans van politie Haaglanden is de 'criminele cohesie' er groot. Uit politie-informatie blijkt dat de criminaliteit van generatie op generatie wordt doorgegeven. Als grootvader een winkeldief was, werd zijn zoon bijvoorbeeld straatrover, zijn kleinzoon een inbreker. Grenzen en normen lijken te vervagen en dat wordt doorgegeven aan de jongere generaties. Ze komen allemaal voor elkaar op en als iemand ze in de weg staat, wordt die belaagd, geïntimideerd, bedreigd of mishandeld.
De criminele structuren in Spoorwijk zijn maffioos te noemen. De personages in een film als 'The Godfather' lijken het referentiekader van deze families te vormen. Maar in Spoorwijk is het harde werkelijkheid. De families zijn van boven tot onder crimineel actief. Strak georganiseerd alsof het bedrijven zijn, zoals de filmfamilie Corleone, zijn ze niet. Het is eerder een netwerk, een web van families. Maar er is wel degelijk een hiërarchie, van oud tot jong. De jongste kan niet strafrechtelijk worden vervolgd: hij is pas elf jaar. Exemplarisch voor hoe de Spoorwijkgroep zich in de wijk manifesteert, is een ernstig incident vorig jaar augustus in de Betsy Perkstraat. Een Marokkaanse man liep telefonerend huiswaarts nadat hij naar de moskee was geweest. Twee scooters passeerden hem rakelings. In een reflex maakte hij een afwerende beweging, waarop de scooters stopten. De mannen liepen op de man af en vroegen hem of hij ze wilde slaan. Hij legde uit dat hij bijna door ze werd aangereden. Daarop volgde een wederzijdse schreeuw- en scheldpartij. De Marokkaanse man werd geduwd en vervolgens hard met een vuist in zijn gezicht geslagen. De man ging neer. Terwijl hij op de grond lag, bleven de mannen hem schoppen. Hij bleek achteraf meerdere fracturen te hebben; het bot van zijn arm stak bijna door zijn huid. De man deed aangifte en de zaak kwam voor de rechter. Maar de verdachte, die herkend was door het slachtoffer, werd niet voor de mishandeling veroordeeld. Er was onvoldoende bewijs. Niemand wilde getuigen, ook niet anoniem, hoewel zo'n dertig mensen de ernstige mishandeling hadden gezien. Buurtbewoners zijn bang voor de bende. Zelfs de politie en andere ambtenaren worden geïntimideerd en bedreigd. Daaruit blijkt duidelijk: de Spoorwijkgroep schuwt niets en niemand om hun territorium af te bakenen. In Spoorwijk heerst de omertà, het maffiose zwijgen. "Spoorwijk is atypisch", vertelt Ekelmans namens de korpsleiding. "Waar in bijvoorbeeld de Schilderswijk mensen langs elkaar heen leven, is Spoorwijk juist een gesloten enclave. De sociale controle is groot, waardoor het moeilijk is binnen te dringen. Als iemand nieuw rondloopt in de wijk, hebben Spoorwijkers dat meteen in de gaten. Iedereen kent elkaar. Van generatie op generatie blijven de families daar wonen. Het is hun wijk en ze gaan daar niet weg." De kinderen en jongeren van de beruchte families krijgen in Spoorwijk hun criminele opleiding in de jeugdbende die het zogeheten 'Jopplein' als hun 'hangout' hadden. Dat plein,waar de Jonathanstraat, Oltmansstraat en de Potgieterstraat bij elkaar komen, was niet alleen hangplek, maar ook marktplaats: er werden gestolen spullen verhandeld en geld verdeeld. De jeugdbende bestaat uit 'jongeren' van zestien tot vijfendertig jaar, blijkt uit een onafhankelijk onderzoeksrapport van criminoloog Ben Rovers. De jongsten zijn vooral berucht om de overlast: vandalisme, kleine criminaliteit en intimidatie. De iets ouderen houden zich bezig met het vervoeren van drugs, kleinere inbraken, illegale handel en straatroven. Die groep wordt beschouwd als de kweekvijver voor de families. Eenmaal toegetreden tot de bovenlaag - bij de grote broers en vaders houden ze zich bezig met grote inbraken, het witwassen van geld, grotere helingszaken en fraude, waaronder uitkerings- en belastingfraude. Justitie denkt eraan het netwerk aan te merken als een criminele organisatie, waardoor ook lieden die faciliteren, zoals een dame van 61 die haar huis voor de Spoorwijkgroep ter beschikking stelde, kunnen worden vervolgd. Inmiddels zijn de overgeblevenen - voor zover ze niet gearresteerd zijn - uitgeweken naar andere plekken in de wijk, door het cameratoezicht, verhoogde aanwezigheid en acties van agenten van bureau Laak en het handhavingsteam van de politie. "Bij die acties, zoals verkeerscontroles, waren zo'n honderdvijftig politiemensen van bureau Laak en andere diensten binnen en buiten de politie betrokken, zoals de verkeerspolitie en bus- en tramcontroleurs", zegt bureauchef Corry van Breda van wijkbureau Laak.
Terug naar de inval dinsdagmorgen 2 oktober. Dan blijkt dat niet alle verdachten er een rijkeluisleven op nahouden. In één van de woningen slapen de verdachten op matrassen, terwijl daar ook een rits Rolex-horloges en stapeltjes biljetten van vijfhonderd euro worden aangetroffen. Maar wat zouden ze met dat geld hebben gedaan als het niet in beslag zou zijn genomen? Uit het onderzoek blijkt dat het geld wordt uitgegeven aan gokken in casino's en uitgaan, waarbij veel drank en drugs worden gebruikt. Jong en oud, allemaal samen. De autoriteiten hopen dat na de aanhoudingen het zwijgen afneemt, dat de bewoners weer hun mond durven opendoen en zaken melden. De bewoners hopen dat het weer rustig wordt in hun wijk. Ze hopen allemaal dat de omertà voorbijgaat. Profiel van de Spoorwijkgroep De leeftijd van de leden van de clan is gemiddeld tussen de 11 en 43 jaar, met als uitschieter de oudere dame van 61. Het gaat om een gemêleerd gezelschap: Nederlands, Surinaams-Hindoestaans, Marokkaans, Turks, Antilliaans en Afro-Surinaams. Ze vormen gelegenheidscoalities en overleggen over hun activiteiten. Binnen het onderzoek naar de Spoorwijkgroep heeft het wijkbureau Laak zeventig lieden op de korrel. Daarvan zitten er twintig in een strafrechtelijk onderzoek. "25 mannen zijn een casus in het Veiligheidshuis waar politie, justitie, gemeente, en jeugdzorg samen zoeken naar een oplossing binnen de hulpverlening en zorg", zegt Ingmar Klooster, chef van de wijkagenten aan het politiebureau Laak. "Voor de rest wordt in de wijk, bijvoorbeeld met jeugd- en gezinswerk, naar hulp gezocht. Sommigen hebben nog amper een strafblad, maar hebben bijvoorbeeld veel criminele contacten en dreigen af te glijden." Anderen zijn doorgewinterde criminelen. De opgepakte Spoorwijkers pleegden geen misdrijven in de eigen wijk. Ze braken in bij mensen die in de Quote500 staan. Dat deden ze altijd aan het begin van de avond, als iedereen thuis is en het alarm nog niet is ingeschakeld. De buit bestond voornamelijk uit juwelen en dure horloges. De waarde liep soms in de tonnen. De buit verkochten ze bij juweliers. De verdachten die op 2 oktober zijn aangehouden, zitten sinds de arrestatie 'in beperkingen'. Daarbij mag niemand inhoudelijk over de zaak naar buiten treden. Die beperkingen zijn gisteren opgeheven. Een deel van de verdachten is vrij, een groot deel zit nog vast.
[Credit] Karin Timmer001 [Author] PERDIEP RAMESAR [Caption] Negen politieteams uit heel Nederland verrichten aanhoudingen in diverse panden in de Spoorwijk, Den Haag. *Credit+ foto’s patrick post Een dame van 61 stelt haar huis beschikbaar en faciliteert zo de criminaliteit Dertig mensen hebben de mishandeling gezien, niemand wil getuigen
publicatie datum: 20130129 sectie: Vandaag titel: Van de Elfstedenkoorts over naar de Oranjekoorts
Fans trotseren kou en regen om 'historisch moment' mee te maken, ook al is bij het paleishek niets te zien REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR | DEN HAAG Haar spandoek mag helaas niet aan het hek blijven hangen. Ook mag het van de marechaussee niet afgegeven worden aan de koningin. Toch is de Haagse Laura Dingshoff (30) achteraf nog steeds 'erg blij'. Meteen nadat ze deze maandagmiddag een nieuwsbericht op haar mobieltje kreeg dat de koningin haar toespraak zou houden, liet ze alles uit haar handen vallen. Ze 'flanste' direct een spandoek in elkaar waarop ze het abdicerend staatshoofd een hart onder de riem steekt, en trok haar vriend mee naar paleis Huis ten Bosch, waar koningin Beatrix voorlopig nog woont en eerder op de dag haar toespraak opnam. "Hij is niet zo'n uitgesproken fan van het koninklijk huis, maar dit vindt hij toch wel leuk om mee te maken", zegt Dingshoff. Voor de juf van groep acht van een basisschool in de Haagse nieuwbouwwijk Leidschenveen heeft het koningshuis 'iets magisch, iets sprookjesachtig, met een koning en een koningin en prinsesjes'. Vandaag zal ze in de klas de toespraak terugkijken en lesgeven over de monarchie. Op 30 april gaat ze naar Amsterdam, dat weet ze al zeker. Aanvankelijk zijn er meer journalisten dan Oranjefans bij het paleis. Maar naarmate het nieuws zich verder verspreidt, zwelt het aantal mensen bij de hekken rond het paleis aan. De bezoekers trotseren de kou en even later ook de regen, maar zeggen wel blij te zijn dat het niet meer vriest. "Gelukkig komt de Oranjekoorts op tijd om de Elfstedenkoorts te vervangen", zegt Henk de Lente (41) die samen met zijn twee kinderen naar het paleis is gekomen. "Het is toch een historisch moment waar ik mijn kinderen graag deelgenoot van wil maken. Dit is iets wat ze onthouden, ook al is er niets bij het hek te zien", zegt de Hagenaar lachend. De Surinamer Henry Havernoot (64) is 'zeer verguld'. Hij woonde nog in zijn geboorteland toen de toenmalige prinses Beatrix met haar man prins Claus de Surinaamse onafhankelijkheid dansend vierde. "Ik ben zo blij dat ik toevallig vandaag een dagje Den Haag heb gedaan. Ik kom uit Amsterdam, maar ik kan nu even een kijkje nemen bij het kantoorpaleis van de koningin. Iets wat ik als koningsgezinde Surinamer, zoals zoveel Surinamers zijn, nooit meer zal vergeten", zegt Havernoot in een brasserie dicht bij paleis Noordeinde. Die blik op het werkpaleis heeft hij al geworpen. Ook daar was niets te zien. "Maar het gaat om het idee, dat Beatrix daar niet meer zal werken. Ze zal niet meer waken over ons land. Ze is afstandelijker dan mevrouw Juliana, maar ze blijft mijn koningin." Sander van der Heerst (28) is blij met de abdicatie. "Inderdaad, het is tijd voor een generatiewisseling: van oma Juliana, via moeder Beatrix naar directeur Willem-Alexander", zegt de jurist in een café aan het Noordeinde. "Beatrix vertrouwt Nederland dit kabinet toe. Dezelfde types als Wim-Lex en Max, leeftijdgenoten. Die begrijpen elkaar beter in hoe ze een land écht moeten managen. In deze crisistijd heeft een land zakelijk leiderschap nodig, waar ik bij koning WillemAlexander wel op vertrouw."
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20130218 sectie: Vandaag titel: ‘We gebruiken alle vormen van geweld’
Jeugdbendelid Chalid ziet weinig nieuws in onderzoek INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR "Mijn vrienden en ik bepalen wat er in onze wijk gebeurt. Als mensen daar tussenkomen, zorgen we ervoor dat diegene dat niet meer doet, desnoods met geweld", zegt Chalid (21) met een Marokkaans accent waarbij de -s als een zware -z wordt uitgesproken. De Marokkaanse jongeman ziet bijna iedere dag geweld. Niet op televisie of internet, maar op straat. Hij doet er zelf aan mee, en hij heeft er meestal geen spijt van. Het is zijn leven. Hij is lid van een van de criminele jeugdbendes in Den Haag Zuidwest. Chalid wil niet met zijn echte naam in de krant uit angst voor de politie en voor de andere bendeleden. "Praten doen we zo min mogelijk." "Geweld hoort erbij", reageert hij schouderophalend op het nieuwe onderzoek 'Jeugdgroepen en geweld', waarin acht beruchte jeugdgroepen zij onderzocht. Dat leverde een breed spectrum van geweld op: van verbaal tot zwaar fysiek geweld. "Alles wat werkt, gebruiken we. Soms is een boze blik genoeg. Kijk maar", vertelt Chalid. Hij fronst zijn voorhoofd, maakt zijn donkere ogen kleiner tot een felle dodelijke blik en zet zijn kiezen op elkaar. Zodra hij die blik wegstopt, veranderen zijn donkere, diepe ogen weer in open kijkers. Hij heeft, "net als de rest", veel meegemaakt. Problemen thuis, ondertoezichtstellingen van jeugdzorg tijdens zijn kinderjaren, taakstraffen, jeugddetentie, reclassering, alles. "Ik zat vast voor inbraak, mishandeling, berovingen en bedreiging. Bijna drie jaar van mijn leven heb ik in de gevangenis gezeten." Zijn bende heeft de twijfelachtige eer 'gepromoveerd' te zijn tot een criminele jeugdgroep. Daarvoor was die nog 'overlastgevend'. De jeugdbende van Chalid is actief in woning- en bedrijfsinbraken, straatroven, overvallen en drugshandel. Wat Chalid betreft, is het onderscheid tussen overlastgevend en crimineel 'onzin'. "Deze groep is al lang crimineel en gewelddadig. Er is nu gewoon meer aandacht. De verschillende soorten geweld lopen bij ons door elkaar heen." Hij legt uit dat het niet per se een toenemende geweldsspiraal is, zoals de onderzoekers suggereren. "Het begon inderdaad eenvoudig met verbaal geweld, maar het is niet zo dat dat is opgehouden en we met geweld een niveau hoger zitten. Al die soorten geweld gaan gewoon door. En m'n ene mattie (vriend) is gewelddadiger dan de andere." Ook Chalid gebruikt geweld. "Als ik iets wil, moet ik het krijgen, en dan kan het soms niet anders. Als iemand me tegenwerkt, komt al mijn woede samen, schakel ik mijn verstand uit en ga ik recht op mijn doel af." VANDAAG 4 300 jeugdbendes gewelddadig
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20130306 sectie: Binnenland titel: Ratten, schimmel en open stroomdraden
PERDIEP RAMESAR De Roemeen Duric Zanic (37) is seizoensarbeider in de kassen in het Westland. Hij 'woont' in Den Haag. "In Roemenië was ik al wel wat gewend, maar ik had nooit gedacht dat ik in het schone Nederland ratten in huis zou zien. In het huis, een oud pand van drie etages in het RegentesseValkenboskwartier in Den Haag, zit ik op een etage met drie kamers samen met acht andere werkers. We slapen bij toerbeurt, afhankelijk van welke dienst je draait, op stretchers. Die liggen niet lekker, als je een hele dag op je knieën hebt gewerkt. We betalen vijf euro per nacht per stretcher. Het pand wordt niet onderhouden, als we klachten hebben, wordt daar niet naar geluisterd. We accepteren het onder het mom van 'ach, we zitten hier toch maar een paar maanden'. Overal zit schimmel aan de muren en alle kranen lekken. Het komt geregeld voor dat er geen warm water is. Ook liggen elektriciteitsdraden onbeschermd langs de plinten. En, niet te vergeten, we hebben dus last van ratten. De politie bellen doen we niet, omdat dit nodeloos gedoe met zich brengt. Dan moeten we het huis uit, en wat dan?"
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20130316 sectie: Vandaag titel: ‘Als ik te weinig geld ophaal, krijg ik klappen’
Bedelverbod in Den Haag Roemeense bedelaars in Den Haag vrezen verbod PERDIEP RAMESAR Bij het nieuwe bedelverbod in Den Haag wordt slechts rekening gehouden met winkeliers en het publiek, maar niet met de bedelaars. "Wat moeten wij doen, waar moeten wij naartoe? Ze willen ons in de gevangenis", zegt Mira (33), een Roemeense Roma die in de Haagse binnenstad haar hand ophoudt. "Ze weten niet wat we doorstaan. Alsof we het leuk vinden om hier te smeken om geld. We moeten." Ze loopt door de binnenstad en staat op verschillende plekken. In de buurt van het Centraal Station, in de drukke Spuistraat, de Grote Marktstraat, overal waar ze maar denkt geld te kunnen ontvangen. Mira zegt arm te zijn, zowel in Roemenië als in Nederland. "Ik kom uit een familie van bedelaars. In mijn land worden we gezien als criminelen, maar dat ben ik niet. Ik beroof niemand, gebruik geen drugs, ik bedel. Niet meer dan dat", zegt de Roemeense monter, ook al is ze drijfnat van de sneeuw en regen. Maar op de vraag of ze werkelijk Mira heet en waar ze haar geld aan spendeert, doet ze een stap terug. Ze kijkt schichtig om zich heen, ze kijkt schuin omhoog, denkt na en bepaalt of ze de vreemde man tegenover zich wel kan vertrouwen. En dan begint ze toch te vertellen. Haar stemgeluid wordt zachter, soms zo zacht dat ze in de drukte van de stad nauwelijks verstaanbaar is. Alsof ze bang is dat de verkeerde lieden haar horen. "We bedelen hier met een groep van zo'n tien Roma uit Roemenië en Hongarije. Die lopen verspreid over de hele stad. We worden 's morgens gebracht en 's avonds weer opgehaald. De bazen verwachten dat we genoeg geld binnenhalen", zegt Mira. Hoeveel ze als minimum bij elkaar moet bedelen, wordt niet duidelijk. "Soms is 50 euro genoeg, de andere keer krijg ik zelfs bij 100 euro nog klappen." De nationaal rapporteur mensenhandel, Corinne Dettmeijer-Vermeulen, zei eerder in Trouw dat de gemeente met zo'n bedelverbod rekening moet houden met de slachtoffers van mensenhandel. Ambtenaren moeten worden getraind om signalen van uitbuiting op te vangen. Of dat in Den Haag gaat gebeuren, is onbekend. Geld geven heeft weinig zin, want dat gaat naar mensenhandelaren. Voor Mira - 'zo heet ik niet echt' - is het ongewis wat ze bij een verbod gaat doen. "Ze brengen me waar ze willen, andere wijk, andere stad, ander land. Ik wacht af. Ik ben afhankelijk. Ze hebben mijn paspoort, nemen bijna al mijn geld. Behalve om te eten, want dat koop ik zelf. Ze dreigen met geweld en gebruiken het soms ook. Ik kan niet anders. Niemand denkt aan ons." Volledige ban kan niet De Haagse gemeenteraad heeft donderdagavond tot een bedelverbod besloten. Een algeheel verbod op bedelen is niet mogelijk, omdat het bedelen uit het Wetboek van Strafrecht is verdwenen.
Daarom stelde burgemeester Van Aartsen (VVD) in november voor om in de Algemene Plaatselijke Verordening op te nemen dat hij plekken in de stad kan aanwijzen met een bedelverbod. Welke plekken dat worden, is onduidelijk, maar de binnenstad hoort daar zeker bij. De VVD ging samen met de Binnenstad Ondernemers Federatie de strijd aan tegen bedelaars, die overlast zouden veroorzaken voor winkeliers en bezoekers. Eerder werd het bedelverbod in de raad afgewezen, maar nu is het echt een feit.
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20130423 sectie: Vandaag titel: ‘Toch niet naar Syrië, nog niet’
Djihadisten Marokkaanse Nederlander moet kiezen tussen djihadstrijd en zijn ouders in Den Haag INTERVIEW "Ik ben zwak, ik ben gezwicht. De blik in de ogen van mijn ouders houdt mij tegen. Ik ga niet naar Syrië. Althans nóg niet", zegt Abu Djamel (22), die niet met zijn echte naam en foto in de krant wil. De Marokkaanse Nederlander uit Den Haag zegt klaar te zijn voor de strijd tegen het regime van de Syrische president al-Assad. "Ik twijfel. Mijn hart is verscheurd. Enerzijds zie ik mijn broeders, zusters en hun kinderen lijden. Maar daartegenover staat m'n moeder die hard begon te huilen toen ik tegen haar zei dat ik naar Syrië zou gaan. Mijn vader die niet zo gemakkelijk emoties toont, zelfs hij had tranen in zijn ogen. Hoe kan ik alles wat ik heb, of beter gezegd het enige dat ik hier nog heb, achterlaten?" Ongeveer honderd jongeren zoals Abu Djamel zijn wél voor de djihadstrijd naar Syrië gegaan. Hij vertelt dat er 'mannetjes' zijn die de reis naar Syrië faciliteren. Op de vraag of hij de Turkse Murat Ö. alias Ibrahim de Turk - daarvan kent, zegt hij 'ja'. Ö. wordt evenals Azedine C. ervan verdacht dat hij jongeren voor de djihad ronselt. "Maar zij zijn echt niet de enigen. Er zijn nog meer regelaars in Nederland. Zo'n facilitator regelt de reis naar Duitsland of België. Omdat de Belgen extra alert zijn op djihadi's, is Duitsland veiliger. Van daaruit zou ik naar Turkije vliegen en doorreizen naar de Turks-Syrische grens. Bij elke overstap is er een regelaar die zorgt dat je verder komt. Jongens die geen geld hebben, worden gesponsord. Het gaat echt niet om duizenden euro's, maar geld om de reis mee te betalen. Zo duur is het niet om bij de grens van Syrië te komen. En daar zou ik weer via-via worden aangemeld bij een strijdgroep, zoals Ansar Al-Shaam en Ahrar Al-Shaam in Noord-Syrië. " Eenmaal daar worden de jongeren in korte tijd getraind om te kunnen vechten. "Dat gaat vrij snel. In een paar weken, is mij verteld." Eerder was Abu Djamel nog niet zeker genoeg van zijn zaak. "Maar naarmate ik steeds meer hoorde en zag over Syrië en over de djihadi's daar, werd mij steeds duidelijker dat ik daar ook een taak had", zegt de jongeman die is opgegroeid in de Molenwijk in het Haagse Laakkwartier. Hij 'sleet' daar zijn dagen als straatcrimineel. "Ik veroorzaakte vooral overlast, maar heb ook eens iemand beroofd. Ik heb daarvoor vastgezeten. Die paar maanden in jeugddetentie hebben mijn leven veranderd. Daar ben ik de Koran gaan lezen." Na zijn gevangenschap ging hij weer naar school. Hij haalde versneld zijn havo-diploma en ging studeren aan een hogeschool in Rotterdam. Na zijn propedeuse stapte hij over naar de islamitische universiteit in de havenstad. Daar verdiepte hij zich verder in de islam. Maar hij stopte met de opleiding, omdat 'die teveel was aangepast aan de Nederlandse normen'. "Ik ging op zoek en vormde een beeld van de wereld zoals die er volgens mij moet uitzien. Ik kwam terecht bij de orthodoxe moskeeën, zoals de As Soennah in Den Haag waar imam Fawaz Jneid preekte en de moskee in Tilburg-Noord van imam Ahmad Salam. Dat zijn twee wijze heren die veel
kennis en overtuigingskracht bezitten. Ik volg imam Fawaz en Salam nog steeds. Ook nu Fawaz geen moskee meer heeft." De twee imams hebben veel invloed gehad op Abu Djamel. Maar hij radicaliseerde in zijn 'tweede thuishaven', de Haagse Schilderswijk. Hij is daar dagelijks bij zijn 'broeders' thuis. Abu Djamel sympathiseert met bewegingen als Sharia4Holland, Behind Bars en Straat Dawah, 'want dat zijn allemaal mensen die hetzelfde denken'. "Ik zag en hoorde veel over de ellende om ons heen, armoede, ontucht, verloedering. We volgen het nieuws in het Midden-Oosten via de satelliet en het internet, en discussiëren over wat het beste is voor de wereld. Daar kwam ik tot de conclusie dat de islam ons veel meer biedt. Meer dan de democratie van zogenaamde volksvertegenwoordigers. Die doen niets. Niets voor ons en niets voor onze broeders en zusters in nood, zoals in Syrië. Wat geld, verder niets. Dus doen we het zelf." "Alleen mijn ouders, hun tranen houden mij tegen. Ze houden van mij, ik kan ze niet laten. Misschien ben ik er toch nog niet helemaal klaar voor. Nog niet."
[Author] PERDIEP RAMESAR [Author] Perdiep Ramesar 'Ook nu imam Fawaz Jneid uit Den Haag geen moskee meer heeft, volg ik hem nog steeds' 'Ik kwam terecht bij de orthodoxe moskee van imam Achmad Salam in Tilburg-Noord'
publicatie datum: 20130506 sectie: Vandaag titel: ‘Ronselen voor Syrië, dat is mijn djihad’
Nederlandse djihadisten Moslimprediker Izzet Al-Nour legt jongeren in Nederland uit wat een echte moslim te doen staat in Syrië. Maar hij roept niet op tot strijd - niet met zoveel woorden. INTERVIEW | PERDIEP RAMESAR De 37-jarige Izzet Al-Nour heeft sinds het conflict in Syrië hoog opliep geen vaste verblijfplaats meer. 'Broeders en zusters' helpen de Turkse man - geboren in Oost-Turkije dicht bij Syrië - aan appartementen. Hij voelt zich opgejaagd, maar is niet voortvluchtig. Al-Nour lijkt paranoïde; hij denkt dat veiligheidsdiensten hem volgen, omdat hij preekt voor 'vrome' jongeren. Hij wordt gezien als iemand die jongeren ertoe aanzet om in Syrië te strijden. In Nederland wordt dat 'ronselen van djihadisten' genoemd, maar Al-Nour noemt het 'belijden van het ware geloof, de islam'. Hij preekt onder meer in Den Haag en Rotterdam, maar ook in het oosten en noorden van het land. Actief op het internet is hij niet, 'want dat is een plek van verderf'. "Het verspreiden van het geloof behoort tot de taken van een moslim. Dat kan door het bekeren van ongelovigen. Voor velen is dat het creëren van een zo groot mogelijke oemma, de islamitische gemeenschap. Syrië was al jaren overgeleverd aan de alawitische wolven van de familie Assad. Zij zeggen moslim te zijn, maar in werkelijkheid zijn ze verdwaald. Als we de oemma willen uitbreiden, is Syrië een van de landen waar ons een taak wacht. Daarom is het goed dat we gaan strijden tegen de ongelovigen. "Maar ik heb nooit letterlijk gezegd tegen een jongere dat hij nu naar Syrië moet gaan. Ik heb altijd gezegd dat een gelovige er klaar voor moet zijn en dat je er echt voor moet gaan als het zover is. En als iemand echt wil weten hoe in Syrië te komen, dan kan ik ze daarbij helpen, via Duitsland en Turkije naar het grensgebied waar allerlei organisaties toegang tot de strijd verschaffen. Maar dat is niet meer dan het geven van reistips. Zelf ga ik ook niet. Ik heb een andere taak." Wat de prediker zegt, toont de dubbele boodschap waar radicale salafistische voorgangers om bekendstaan: niet zeggen dat iemand moet gaan, maar wel laten weten dat je een goede gelovige bent áls je gaat. Op die samenvatting reageert Al-Nour met een knik en een grijns: "Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. Dat geeft blijk van kennis en geloof." Het adres van het appartementje mag niet bekend worden, alleen de plaats waar dit gesprek plaatsheeft: Capelle aan den IJssel. "Ik ben straks toch weer ergens anders. En, nee, u mag het gesprek niet opnemen, want ik weet niet waar die opname uiteindelijk terechtkomt. Foto's, daar doen echte moslims ook niet aan. We doen niet aan afgoderij. Dan zou het lijken alsof ik mezelf voorop stel en dat is niet zo." In een kleine kring is de naam die hij draagt wel bekend. Maar hij zegt dat dit niet de naam is die op zijn Nederlandse paspoort staat. "Ik werk al jaren onder verschillende namen. Toen ik in Medina in Saoedi-Arabië afstudeerde, nam ik de naam Al-Madinah aan. Nu noem ik mij Al-Nour, naar de salafistische politieke partij in Egypte na de revolutie. Izzet is mijn echte voornaam, daaraan kun je zien dat ik Turk ben."
Tot ongeveer anderhalf jaar geleden gaf Al-Nour lezingen in kleinere moskeeën door heel het land. "De kleine moskeeën hebben geen geld om vaste imams in dienst te nemen en maken gebruik van freelancers, zoals ik. Daar is gemakkelijker tussen te komen." Maar de moskeeën lusten hem niet meer. Hij had het vaak over Syrië en werd steeds radicaler. Ze beschuldigden hem van het aannemen van geld uit Saoedi-Arabië, waardoor hij niet onafhankelijk zou zijn. "Maar bij elke moskee waren er wel jongeren die thuis verder wilden praten. Mijn boodschap trekt ze kennelijk aan. Ik ben open, direct en ben niet zo politiek correct als andere imams. Sindsdien ga ik dus van huis naar huis bij vooral jonge mensen. Dat betekent dat ik moet rondzwerven met mijn boodschap. Dat is mijn djihad. En dat Arabische geld, dat klopt. Ik krijg cash. Ja, een uitkering is niet altijd genoeg om van te leven in Nederland. Meer zeg ik er niet over." Waarom wel naar Syrië en niet naar Mali? De onderzoekers Sergei Boeke en Daan Weggemans van het International Centre for Counter Terrorism in Den Haag beschrijven in een artikel de redenen waarom Europese djihadisten niet naar Mali gaan, maar wel naar Syrië. Een vlucht naar Turkije is goedkoop en eenvoudig, 'EasyJet naar Turkije is de eerste stap naar Easy Jihad'. Via Istanbul bijvoorbeeld kun je met de bus verder reizen naar de grens met Syrië. Mali is lastiger te bereiken. Vluchten gaan alleen naar de hoofdstad Bamako en het is moeilijk om naar het strijdveld in het noorden van Mali te gaan. Ook de media-aandacht is van belang. Syrië krijgt veel meer publiciteit dan Mali. Journalisten zien 'Mali' als een conflict 'achter deuren', gezien de moeilijkheid in het strijdgebied te komen. Verder wordt de Syrische strijd ook wel de YouTube-oorlog genoemd, omdat de sociale media een belangrijke rol spelen. Het Malinese conflict is klein op het internet. Het Syrische conflict wordt gezien als een strijd tussen de 'seculiere' dictator Assad en soennitische moslims. In combinatie met de ernstige beelden en het gevoel als moslim gediscrimineerd te worden, wakkert dat de drang om te gaan helpen aan. In Mali is ingegrepen door het Westen, in Syrië doet de internationale gemeenschap dat niet. Dan doen we het zelf wel, redeneren djihadstrijders. Arabische en Turkse moslims identificeren zich veel meer met Syriërs dan met de volkeren uit de subSahara. Syrië ligt in het hart van het Midden-Oosten en de Arabische wereld. De meeste djihadisten uit Europa zijn van Arabische afkomst.
[Author] Perdiep Ramesar
publicatie datum: 20130518 sectie: De Verdieping titel: Als je wijk verandert in een ‘klein kalifaat’
Een deel van de zogeheten Vergeten Driehoek in de Haagse Schilderswijk ontwikkelt zich tot een heuse enclave van orthodoxe moslims. De vrees bestaat dat jonge moslims zich in die buurt tot djihadisten ontpoppen. PERDIEP RAMESAR 'De Vergeten Driehoek', de naam zegt het al, is een buurt in Den Haag waar zich een ontwikkeling voltrekt waar niemand daarbuiten iets van lijkt mee te krijgen. Een deel van de driehoek, die ooit die naam kreeg omdat die buurt was 'vergeten' bij de stadsvernieuwing, wordt ook wel een 'moslimenclave' genoemd. Het is niet zomaar een buurtje waar alleen veel mensen met een islamitische achtergrond wonen, maar het is een gebied dat bewoond wordt door een relatief grote groep zeer orthodoxe moslims. Bewoners en anderen in de wijk zeggen dat al jaren. De laatste tijd heeft de buurt, waar enkele honderden gezinnen wonen, zelfs nieuwe bijnamen gekregen: De Sharia Driehoek, of ook wel de Punt van het Zwaard. De term sharia (islamitische wetgeving) is niet voor niets gekozen. Heel subtiel, langzaam maar zeker, beginnen de regels in de buurt te veranderen. De norm van de meerderheid gaat steeds meer gelden, in de Driehoek lijkt 'een mini-sharia' te zijn ingevoerd of 'een klein kalifaat' gesticht. Ongeschreven wetten worden er de praktijk, zonder dat de overheid er concreet en zichtbaar iets aan doet. Hoe de normen in de buurt veranderen, is met een paar eenvoudige voorbeelden te duiden. Wilma (45) woont al jaren met haar gezin in het puntje van 'de Vergeten Driehoek'. Ze is 'gezegend' met een zoon en een dochter en dacht dat ze er altijd kon blijven wonen, maar ze begint toch te twijfelen. "Mijn zoon van achttien heeft al een aantal keren de term ongelovige of kafir naar zijn hoofd geworpen gekregen, omdat hij een sigaretje op straat opstak. Mijn dochter heeft het nog zwaarder." Verschillende bewoonsters in de Driehoek vertellen dat ze worden aangesproken op hun kleding. "Mijn dochter moet ik telkens als ze zich aankleedt, waarschuwen dat het niet te opvallend of te bloot is. Rokken boven de knie kunnen niet en jurken met spaghettibandjes zijn uit den boze. Ze heeft geregeld een preek gekregen van gesluierde moslimvrouwen die hun afkeuring uiten. Ze zeggen dat het voor vrouwen van belang is dat ze haar lichaam bedekt, omdat haar lijf alleen bestemd is voor haar aanstaande man", zegt Wilma, wier verhaal niet op zichzelf staat. Meryam (28) draagt een nikab, alleen haar ogen zijn zichtbaar, haar hele lichaam is bedekt, zelfs enkels en handen zijn niet te zien. De Marokkaanse vrouw behoort tot een relatief kleine groep moslima's die zich zo kleedt. Het zou om enkele tientallen in Nederland gaan, maar of dat zo blijft, betwijfelt ze. De groep groeit, ziet ze in haar omgeving. Ze schudt geen handen van mannen, want aanraking is alleen voorbehouden aan haar man, Faheem (32). De Marokkaanse begrijpt de onrust bij Wilma en haar medebewoonsters van de Driehoek niet. "Het gaat om beschaving, netheid en kuisheid. Het zou de buurtbewoonsters sieren als ze mee zouden doen. Inderdaad, de meerderheid bepaalt, maar is dat elders ook niet zo? In de diepste kern van de Bible Belt dragen de meisjes toch ook lange rokken? In Staphorst werkt toch ook niemand op zondag? Jazeker, de meerderheid bepaalt. Daar is deze samenleving, deze zogenaamde democratie,
op gebouwd. Maar, o wee, als ergens een andere of vreemde groep de meerderheid wordt. Dan geldt de regel dat de meerderheid bepaalt opeens niet meer. Juist in deze omgeving met mensen die hetzelfde geloven en denken, voel ik mij thuis. Daarvoor hoef ik dus niet meer naar een Arabisch land. Dat is toch fijn." Al jaren is bekend dat dit deel van de Schilderswijk één van de plekken was waar de leden van de radicale en als terroristische aangemerkte Hofstadgroep bijeenkwamen. In huiskamers bespraken ze de islam en hun strijd tegen de ongelovigen. Velen dachten dat het afgelopen was na de arrestatie van deze jongeren, onder wie Samir A. en Mohammed B, die cineast/columnist Theo van Gogh vermoordde. De buurt werd snel weer vergeten. Sinds de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) eerder dit jaar bekendmaakten dat ongeveer honderd moslimjongeren naar Syrië zijn getrokken om daar als djihadi's te vechten tégen het regime-Assad en vóór een islamitisch kalifaat, is de Vergeten Driehoek weer in het vizier gekomen. In de buurt is de moslimorthodoxie zichtbaar. Daar lopen vrouwen net als Meryam rond in nikab, en dragen mannen - zowel jong als oud - djellaba's, baarden en gebedsmutsen. Jonge meiden, zelfs meisjes met een basisschoolleeftijd, zijn daar te zien met hoofddoekjes en volledig bedekte kledij. En dat allemaal meer dan elders in de Schilderswijk, het aanpalende Transvaalkwartier of het er tegenoverliggende Laakkwartier. In de buurt zijn cafés en cafetaria's te vinden, maar in de Driehoek wordt geen alcohol geschonken, niet gerookt en alleen halal geserveerd. Varkensvlees is verboden. Iedereen moet zich daaraan houden. In buurtcentra, die eigenlijk voor algemeen gebruik zijn en waar bewoners activiteiten kunnen houden, zijn ook geen alcohol en varkensvlees toegestaan. Allemaal ongeschreven wetten die zijn opgelegd door de meerderheid, waar de minderheid vervolgens voor buigt. "Maar daar is toch niets mis mee?" zegt Faheem, de man van nikabdraagster Meryam. "Dat er geen drank wordt geschonken leidt ertoe dat er minder drankmisbruik in de buurt is. Op enkele OostEuropeanen na merk ik daar in de buurt niets van. Rond gebedstijd is een aantal zaken hier ook dicht. De eigenaars bidden zelf, maar houden met de sluiting ook rekening met de andere moslims. Wij, gelovigen, zijn ons dan weer bewust van de plicht om te bidden tot Allah, die via de profeet Mohammed - vrede zij met hem - in de Koran tot ons is gekomen." Hoorbaar is de orthodoxe islam ook. Veel moslims van Marokkaanse afkomst zijn Berbers. Elders in de Schilderswijk spreken ze dan ook hun eigen taal, maar in de Vergeten Driehoek is het Arabisch belangrijker. Die taal en de vroomheid bindt de mensen die uit verschillende islamitische landen komen: Marokko, Somalië, Ethiopië, Egypte, Saoedi-Arabië, de Emiraten en landen als Syrië en Jordanië. Ook zijn er Turken te vinden die het Arabisch enigszins machtig zijn en die de overwegend Marokkaanse moskeeën in de buurt bezoeken. Soort zoekt soort, wordt wel gezegd, en dat is in deze buurt zeker het geval. Rondom de driehoek zijn drie orthodoxe moskeeën gevestigd die als salafistisch, oftewel zeer orthodox, bekend staan: de Fath-moskee in de Wouwermanstraat, de As Soennah-moskee aan de Fruitweg en even verderop de El Ouma-moskee in de Guido Gezellestraat in Spoorwijk. Hoewel de bezoekers uit heel Den Haag komen, wonen de meeste bezoekers van deze strenge moskeeën in de buurt. De ontwikkelingen zien niet-moslims en zelfs gematigde moslims in de buurt met lede ogen aan. Zij voelen zich niet altijd meer thuis in de wijk. De 'islamisering' waar PVV-leider Geert Wilders over spreekt en die hij volgens bewoners 'waarschijnlijk zelf nooit heeft ervaren', is al jaren de dagelijkse praktijk, zeggen de Driehoekers. Ze ondervinden het zelfs aan den lijve, blijkt uit de verhalen, die
bovendien door de orthodoxe moslims worden onderschreven, 'want het is het ware geloof en dat is goed, geloof me'. Bewoonsters Wilma en haar dochter hebben last van de sociale druk in de Driehoek, maar ook grote, sterke mannen ondervinden problemen in de buurt. Zoals de Antilliaan Virgil Escilio (37) die net als anderen in de buurt zijn hond tegenwoordig alleen verderop in de Schilderswijk uitlaat. "Je ziet het, ik ben bijna één meter negentig lang, maar ik voelde mij weggejaagd. Niet omdat ze bang voor honden zijn. Mensen zeggen mij letterlijk: we willen hier geen honden, ze zijn onrein. Die horen niet hier. Een keer is mij zelfs nageroepen: Verdwijn met dat smerige beest, anders komt die in de punt van het zwaard. De politie bellen doe ik niet meer. Jaren geleden vertelde ik ze dit soort dingen wel, maar ze konden niets voor me doen. De meerderheid bepaalt de regels." De Marokkaanse straatjongen Hafiz (23) heeft een strafblad en maakt het leven van een aantal Schilderswijkers nog steeds behoorlijk zuur, maar niet in de Driehoek. "Van huis uit heb ik geleerd dat gelovigen met respect moeten worden behandeld. Ik buig mijn hoofd voor ware gelovigen die zich houden aan de regels van de islam. Die mannen in djellaba's en baardjes dat zijn goede mensen, ze zijn wijs, ze zijn kalm en ze weten waar ze het over hebben." In de Driehoek zijn een paar jeugdbendes actief. Door de aanpak van de politie zijn de jeugdgroepen die eerst als crimineel te boek stonden nu 'slechts' overlastgevend. In de buurt wonen criminelen, van lichte tot zware. Navraag in de buurt leert dat inderdaad vooral de orthodoxe moslims met rust worden gelaten. "Niemand durft de strenggelovige moslims iets te doen. De politie zegt wel dat door hun aanpak de criminaliteit in de buurt is gedaald, maar wij weten maar al te goed waar dat door komt: de vrees voor de toorn van Allah", zeggen buurtbewoners. De meerderheid heeft niet alleen meer grip op zaken als kledingkeus, het uitlaten van honden of criminaliteit. Soms gaat het verder, blijkt uit het relaas van de 34-jarige Wesam. Ook dit verhaal is niet uniek in de Driehoek. "Mijn buren zijn Marokkaans, net als ik, maar heel streng islamitisch. Ik ben zelf ook moslim, maar ik ga niet naar hun moskeeën. Omdat ik moslim ben, gedogen ze mij. Ik hoor daar geregeld geschreeuw in huis. De man die zijn vrouw uitscheldt en de vrouw die hard huilt. Op een gegeven moment belde een andere buurvrouw de politie, omdat het er wel erg heftig aan toe ging. Het duurde niet eens zo lang tot de politie kwam, maar toen de surveillancewagen de straat inreed, stonden allemaal baarden en djellaba's voor onze portiek. Ze keken boos, maar bleven rustig en standvastig. "De politie probeerde naar binnen te gaan om te kijken wat er in dat huis gebeurde, maar de agenten werden kalm gemaand om weg te gaan. We lossen het zelf wel op, zeiden de mannen tegen de agenten. Dit is onze straat, onze buurt en dit is ons probleem. Gelukkig stonden de agenten stevig genoeg in hun schoenen en kwamen ze met verbale overtuigingskracht en hand op hun wapenholster toch binnen. Een paar baarden volgden de politiemannen naar binnen, een paar bleven buiten staan. Inmiddels reed een tweede politiewagen al deze kant uit, tot de agenten weer naar buiten kwamen en vertrokken. "Zonder enig gevolg, hoorde ik later, want de vrouw wenste niets te verklaren en zei dat ze achter haar man bleef staan. De volgende ochtend zag ik haar de kinderen naar school brengen, met een blauw oog en een gezwollen lip. Misschien heeft de komst van de politie haar in zoverre geholpen dat de ruzie stopte, maar wat gebeurt er met deze buurt als de politie straks niet meer naarbinnen durft?" In de Schilderswijk
Trouw was twee maanden lang minstens twee dagen per week in 'de Vergeten Driehoek' in de Haagse Schilderswijk om daar te spreken met tientallen bewoners, oud-bewoners, jongeren, vrijwilligers en professionals van overheidsdiensten en maatschappelijke organisaties. Veel mensen wilden of mochten niet bij hun (volledige) naam worden genoemd, omdat ze bang waren voor represailles van buurtgenoten, of omdat ze anders problemen zouden krijgen op hun werk.
[Author] PERDIEP RAMESAR In huiskamers in deze buurt besprak de Hofstadgroep de strijd tegen de ongelovigen 'Mijn dochter heeft geregeld een preek gekregen van gesluierde moslimvrouwen'
publicatie datum: 20130518 sectie: Vandaag titel: Haagse buurt domein orthodoxe moslims
Korte jurken en roken op straat worden niet geaccepteerd PERDIEP RAMESAR Een deel van de Haagse Schilderswijk ontwikkelt zich tot een enclave van orthodoxe moslims. Er wonen meer orthodoxe moslims bij elkaar dan elders in de stad en zij willen hun regels ook op straat toepassen. Bewoners die niet-moslim zijn, maar ook gematigde moslims, hebben daar last van. Ze zeggen dat ze op straat worden aangesproken op zaken die de orthodoxe meerderheid niet bevallen, zoals het roken op straat en het gebruik van alcohol en varkensvlees. Trouw heeft de afgelopen twee maanden regelmatig het puntje van 'De Vergeten Driehoek' bezocht de buurt die zo wordt genoemd omdat die vroeger was 'vergeten' bij de stadsvernieuwing. Daar staan voornamelijk oudere portiekwoningen, waarin naar schatting 5000 Schilderswijkers wonen. In de buurt staan drie moskeeën die als salafistisch bekend staan. Het puntje van de Driehoek wordt inmiddels ook wel 'De Sharia Driehoek' of zelfs 'de Punt van het Zwaard' genoemd, blijkt uit de gesprekken met tientallen bewoners, oud-bewoners, jongeren, vrijwilligers en professionals van overheidsdiensten en maatschappelijke organisaties. Zij zien al sinds jaren de ontwikkeling van een 'klein kalifaatje' en de invoering van een 'mini-sharia'. Er zijn voorbeelden bekend van politiemensen die bij meldingen in die buurt werden gemaand om weg te gaan, omdat de inwoners 'de problemen zelf wel zouden oplossen'. Gelukkig, zeggen mensen in de buurt, zijn de agenten niet weggegaan, maar ze vrezen voor de dag dat dit een keer wel zal gebeuren. Meisjes worden aangesproken door gesluierde vrouwen die hun afkeuring laten blijken over 'rokken boven de knie' en 'jurken met spaghettibandjes'. Een gesluierde moslimvrouw zegt daarover dat 'vrouwen in de diepste kern van de biblebelt toch ook lange rokken dragen en dat er in Staphorst op zondag toch ook niet wordt gewerkt?'. De meerderheid bepaalt, 'dat is waar deze zogenaamde democratie Nederland op is gebouwd, maar o wee als ergens een andere of vreemde groep de meerderheid wordt', stelt de moslima. In de Driehoek is de criminaliteit de afgelopen tijd gedaald door de aanpak van jeugdbendes door de politie. Maar in de buurt wordt gezegd dat de 'vrees voor de toorn van Allah' ook meespeelt. De invloed van de strenggelovigen zouden een belangrijke rol spelen bij de veiligheid in de buurt, want zelfs geharde straatjongens buigen hun hoofd voor deze 'ware gelovigen'. De gemeente Den Haag is gistermorgen om een reactie gevraagd, maar kon op korte termijn geen 'zorgvuldige en inhoudelijke' reactie geven op dit 'complexe onderwerp'. DE VERDIEPING 6|7 Als je wijk verandert in een 'klein kalifaat'
[Credit] Karin Timmer001
[Author] PERDIEP RAMESAR
blicatie datum: 20130608 sectie: Binnenland titel: ‘Shisha roken is chillaxt, we doen niks fout’
DEN HAAG reportage | Een tevreden waterpijproker... PERDIEP RAMESAR Op een loungebank in een shishabar, een waterpijpcafé, in Den Haag zitten twee Marokkaanse gasten relaxt onderuitgezakt glazig voor zich uit te staren. De jongens van vijftien en zestien zijn zich van geen kwaad bewust als het om de waterpijp gaat. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het shisha-roken slechter is dan het roken van sigaretten, maar dat is hun niet bekend. "Het mag toch gewoon, het is geen blow en geen alcohol. Roken mag toch ook?", zegt Hamid Chetioui, de oudste. Shishabars veroorzaken ook geregeld overlast. In Den Haag, dat 52 waterpijpcafés heeft, zijn er vijf gesloten na geluidsoverlast of geweld- en schietincidenten. Hamid: "We doen hier niets verkeerd. Wat maak je ons nou! We chillen gewoon hier. Als we op straat hangen, vinden jullie het niet goed en als we binnen zitten ook niet. Ik zeg je: wees blij dat we van de straat zijn, want dan zijn we niet zo chillaxt hoor." Chillaxen is een samentrekking van 'chillen' en 'relaxen', woorden die nagenoeg hetzelfde betekenen: rusten, hangen, lekker niets doen. Aanvankelijk klinkt Hamid agressief. Maar hij tempert zijn irritatie waarna na een korte tijd weer een voldane lach op zijn gezicht verschijnt. Hij vertelt dat hij zich ergert aan al het gedoe rondom wat jongeren doen. "Als deze tenten sluiten, is er straks niets meer waar we terecht kunnen", legt hij zijn frustraties uit. "We komen ook discotheken niet zomaar meer binnen. Buurthuizen worden gesloten. Ja, als er niets meer is voor ons, gaan we inderdaad op straat hangen. Met alle gevolgen van dien." Den Haag heeft met 52 shishabars de meeste waterpijpcafés van de vier grote steden. Ze staan in verschillende wijken van Den Haag, waaronder het Transvaalkwartier, de Schilderswijk, het Zeeheldenkwartier en het Regentesse-Valkenboskwartier. Het publiek, voornamelijk Marokka- nen, Turken en soms Antillianen, is jong. Er zitten ook notoire overlastgevers en criminelen tussen, maar zolang ze in de zaak niets verkeerds doen, worden de beruchte jongeren door de eigenaren en barmedewerkers gedoogd. "Daar ligt natuurlijk ook de grens", zegt een medewerker van een shishabar in het Transvaalkwartier. Ook de mindere kanten van de waterpijpcafé's zijn in de Haagse lounges te merken. De overlast die voornamelijk de jongere bezoekers veroorzaken, ontstaat vooral als de klanten een combinatie gebruiken van waterpijp, (soft-)drugs en alcohol, zeggen barmedewerkers in een andere Haagse shisha-lounge. "Soms zit er een criminele strijd of een familievete bij, maar dat heeft niets met shisha te maken. Ook worden hier vast bepaalde deals gesloten, maar daar staan wij én shisha buiten." De Turkse jongeman Kadem Celgür (22) komt vaker in de lounge. "Het is net als in de coffeeshop. Verkeerd volk met verkeerde stuff gaat de mist in. Zolang het publiek in toom is, is er niets aan de hand. Het is de buitenwereld die er problemen mee heeft."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20130701 sectie: Binnenland titel: ‘Wat moet ik? Ander werk is er niet’
UTRECHT Besluit gemeente Utrecht om ramen te sluiten, komt voor prostituees als donderslag bij heldere hemel PERDIEP RAMESAR Sigaretten die op geslachtsdelen worden uitgedrukt, verkrachting met een gasaansteker, benen die worden gebroken, bijna-verdrinking in een emmer koud water terwijl de handen zijn vastgebonden. Allemaal ervaringen van prostituees die op het Zandpad in Utrecht werkten onder het juk van Turkse mensenhandelaren. De verhalen werden bekend bij een strafproces tegen een pooierbende die doet denken aan de beruchte bende van de Turks-Duitse broers Saban en Hasan B. op de Amsterdamse Wallen. Ook vrouwen die nog steeds werken in Utrecht (her)kennen de verhalen, zeggen ze onder gefingeerde namen tegen Trouw. Toen die zogeheten Sneep-zaak in Amsterdam naar buiten kwam, zei iedereen die iets met mensenhandel van doen heeft: "Dit nooit weer!" Toch bleef het al die jaren doorgaan, in Alkmaar, Den Haag, Eindhoven en naar nu blijkt ook in Utrecht. Het aantal ramen werd teruggedrongen in de verschillende steden, maar misstanden werden niet uitgebannen. Door politieoptreden leeggevallen plekken, worden gewoon weer opgevuld door andere bendes. Burgemeester Aleid Wolfsen (PvdA) was het zat. Hij heeft samen met politie, justitie en onder meer de Belastingdienst ruim drie jaar geleden de aanval ingezet tegen misstanden in de twee prostitutiestraten in Utrecht: de bekende woonbotenstraat het Zandpad en de Hardebollenstraat in het centrum. Kennelijk was daar toch iets aan de hand, want alle vergunningen zijn ingetrokken. De laatste en grootste raamexploitant in Utrecht, het bedrijf Wegra van Cees Jobben, kreeg vrijdag te horen dat ook hij eraan moet geloven. Wat hij nog kan doen, is procederen. De ondernemer is verbaasd, hij zegt dat hij er juist alles aan doet om misstanden tegen te gaan. Jobben werd jarenlang beschouwd als een toonbeeld van een goede raamexploitant. Toch vonden de autoriteiten ook bij hem 'betrokkenheid bij mensenhandel, slecht toezicht, verstoring van de openbare orde en slecht levensgedrag'. Ondanks de erkenning van sommige vrouwen dat er in de Utrechtse prostitutiebuurten gruwelijke dingen gebeuren, kwam het voorlopige besluit van de gemeente Utrecht als een donderslag bij heldere hemel. "Want, waar moet ik nu naartoe? Ik heb geen ander werk, dit is wat ik heb in deze crisis", zegt Shari (23) uit Hongarije. "Er zijn voor mij twee mogelijkheden. Of ik moet terug naar mijn land, of ik moet ergens anders achter het raam. Het eerste kan niet, want ik heb nog schulden die ik echt moet afbetalen, ook door de kamerhuur en verblijfskosten in Utrecht." In de hulp die de gemeente aanbiedt, hebben de prostituees niet veel vertrouwen. "De gemeente wil dat we stoppen met werken, maar dat is niet zo gemakkelijk. We moeten ook kunnen leven. De gemeente gaat echt niet voor ons zorgen. Dat moeten we zelf doen", zegt de Wit-Russische Ellen (28). Aleksandra (24) uit Polen begrijpt dat het raam waarachter zij staat dichtgaat. "Er gebeuren hier vreselijke dingen. Ik raak wel mijn werk kwijt, maar nu heb ik een goede reden om te stoppen. Uit de prostitutie stappen is moeilijk. Soms moet de overheid ons een handje helpen."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Uit de prostitutie stappen is moeilijk. Soms moet de overheid een handje helpen.'
publicatie datum: 20131003 sectie: Binnenland titel: ‘Drugsbaas ben ik nog niet, maar wie weet...’
INTERVIEW | Ambitieuze Yassin beklimt criminele ladder PERDIEP RAMESAR Yassin (27) is sinds zijn veertiende lid van een beruchte criminele jeugdbende in Amsterdam-West. Hij woont nog steeds in Slotervaart en klimt steeds hoger op de criminele ladder. De in Nederland geboren Marokkaan wil alleen met zijn voornaam in de krant. Op zijn vijftiende zat hij voor het eerst in jeugddetentie. Hij had een rol in de rellen in zijn wijk in 2007. Zijn neef zat bij de in het onderzoek 'Jeugdgroepen van toen' genoemde 'Willem Drostgroep'. Yassin en zijn 'generatiegenoten' volgden de onderzochte jeugdgroep op. Uit onderzoek blijkt dat een derde van de jeugdgroep waar u deel van uitmaakt zich heeft ontwikkeld tot zware crimineel. Is dat zo? "Ja, dat is waar. Ik denk dat ik daar ook bij hoor. Ik heb een lang strafblad dat begon met kruimeltjes, zoals diefstal, heling, overlast, intimidatie, bedreiging en afpersing. Nu maak ik geld met onzichtbare zaken. Onzichtbaar, omdat die niet gewoon op straat te zien zijn, zoals dat bij mijn vroegere zaakjes was. Toen was ik een van de meesters van de straat. Nu ben ik niet meer op straat, maar ik heb wel mijn jongens die voor me lopen en klusjes voor mij doen." Wat voor klusjes doen zij voor u? "Ze stelen, verkopen, helen, runnen drugs en koerieren stuff voor me. Ik ben hun kapitein, incasseer het geld, verdeel het geld en, wat niet onbelangrijk is: ik blijf dus zoveel mogelijk uit de handen van de politie." Beschouwt u zichzelf als een zware crimineel? "In de ogen van politie en justitie ben ik een zware crimineel. Ik vind mijzelf eerder een zakenman. Ik maak geld, niet meer en niet minder. En niet meer met zaken waar anderen direct last van hebben. Mensen, ook in mijn omgeving, hebben niet eens door dat ik met duistere zaakjes bezig ben. Ik verdien zo meer geld dan met gewoon werk." Wat bent u precies, een dief, een heler, een afperser of een drugsbaas? "Die dingen die u noemt ben ik allemaal geweest. Ik heb gestolen en ingebroken, geïntimideerd en mishandeld. Ook was ik actief op het August Allebéplein in Slotervaart. Ik eiste geld van mensen die daar in de buurt door mijn territorium wilden lopen of fietsen. Ze gingen weg of ze betaalden, anders had-den ze een probleem. Ik heb vaak mijn vuisten moeten gebruiken. Maar ik heb mij opgewerkt via mijn contacten. Ik deal weliswaar, maar een drugsbaas ben ik nog niet. Maar wie weet, ik heb ambitie." Heeft u spijt van wat u mensen heeft aangedaan? "Spijt is lastig, want als je dat hebt, red je het niet in deze business. Maar ik heb het wel erg gevonden voor sommige mensen, vooral bejaarde mensen die niet meer van hun angst of pijn af
kwamen. Kijk, ik heb mijn havo afgerond, heb zelfs een paar jaar op een hogeschool gestudeerd, maar dat bracht mij niets. Ondertussen vond ik geen stageplekken en geen werk. Mijn vrienden in Slotervaart met wie ik heb gereld, heb ik altijd kunnen vertrouwen, zij lieten mij nooit vallen." Hoe is het thuis? "Ik heb een vaste vriendin en twee dochtertjes van twee en vier jaar die ik lekker kan verwennen. Ik ben al lang uit huis. In de perioden dat ik niet in de gevangenis zat - sinds mijn vijftiende zes keer voor telkens minimaal drie maanden - had ik bij mijn ouders geen thuis. Zij moesten me niet. Ik was hun kwelgeest. Ze dachten dat ik vervloekt was. Ik ging weg, zwierf rond tussen familie en vrienden. Nooit heb ik echt een vast thuis gehad, altijd gedoe."
[Author] PERDIEP RAMESAR Ferwerda benadrukt dat deze jongeren misschien wel sneller schieten dan Holleeder
publicatie datum: 20131008 sectie: De Verdieping titel: ‘Ik ben een soort deeltijdvriendin’
PERDIEP RAMESAR Kezmah Cilik (32) heeft bijna alles wat ze wenst. Een goede baan als accountantadministratieconsulent, een koopappartement en een paar Nederlandse vriendinnen. Toch is de Turkse eenzaam. Althans, eenzaam in haar betekenis van het woord. "Voor mij is het vooral de aansluiting die ik niet vind", zegt de lichtgetinte Euraziatische vrouw met halflang krullend haar en reebruine ogen. "Het is niet zo dat ik ben losgeraakt van mijn familie, maar toch is er een kloof. Ik heb ook geen ruzie met ze, maar ze zijn toch anders. Mijn twee zussen en nichten dragen een hoofddoek. Zij zijn van dezelfde generatie, maar veel traditioneler. Voor hen is de Turkse cultuur toch belangrijker dan voor mij. Hoewel niemand mij er ooit echt op heeft aangesproken, voel ik toch een lichte verwijdering, waardoor ik er niet echt meer bij hoor." Dat ze onlangs van Den Haag naar Amersfoort is verhuisd, heeft volgens Cilik niets met haar eenzaamheid te maken. "In Den Haag was het net zo en toen woonde ik zelfs nog dichter bij mijn familie. Nu zie ik ze wel wat minder, dus er is wel een voordeel: ze vragen me minder vaak wanneer ik nou eindelijk eens ga trouwen. Ze willen ook best wel een huwelijk arrangeren, maar of dat nu een oplossing is, vraag ik mij af." Met haar Nederlandse vriendinnen gaat ze uit. Ze zakt niet de hele nacht door, want dat vindt ze niet bij haar passen. Daar komt haar traditionele opvoeding toch om de hoek kijken, 'want sommige zaken kun je niet veranderen, ook al wil je dat zo graag'. "We eten wat, gaan naar de bioscoop, dat soort dingen doen we. Drinken doen de dames met anderen. Ik vind het jammer dat ik niet alles met ze kan doen. Ik stel ze daarin teleur. Uiteindelijk ben ik een soort deeltijdvriendin. Dus ook daar hoor ik niet helemaal bij." Of haar eenzaamheid ooit voorbij zal gaan, weet Cilik niet. "Ik vind nu onvoldoende aansluiting bij mijn familie, evenmin bij mijn vriendinnen en ik heb nog niets gevonden waar ik mij prettig bij voel en ben ook niet echt het type om mij bij een club aan te sluiten. Misschien ben ik wel een heel moeilijk persoon en stel hoge eisen, maar u vraagt me naar mijn gevoel en ja, ik voel me eenzaam. Misschien moet ik wel gewoon trouwen?" Ook jonge Turken zijn eenzaam. Trouw sprak met een vrouw (32) en een man (26): de ene vindt nergens aansluiting, de andere heeft zich van zijn familie vervreemd. 'Ik heb mij vervreemd van mijn familie' Umit Fakri (26) uit Den Haag zegt dat het helemaal zijn eigen schuld is dat hij zich nu alleen voelt. "Ik heb mij vervreemd van mijn familie. Iedereen denkt dat wij Turken zo lekker gezellig bij elkaar klitten en een hechte gemeenschap zijn. Maar dat is niet waar. Misschien ervaren anderen het zo, maar ik in ieder geval niet." De Turkse computerverkoper zegt geen begrip te vinden bij zijn verwanten. "Ik kom uit een ondernemersfamilie. Mijn vader, broers, zussen en ooms hebben allemaal eigen zaken. Ik heb na mijn opleiding drie jaar geleden tegen mijn familie gezegd dat ik geen eigen bedrijf wil. Ik weet wat zo'n onderneming vergt van mensen. Dat wil ik niet."
Maar dat betekende wel meteen een scheuring in de familie Fakri. "Het is niet zo dat we niet meer met elkaar praten. Maar het contact is wel flink verwaterd. Mijn vader heeft mijn standpunt nooit begrepen. Hij heeft het altijd over het succes van zijn ondernemingen en dat ik daar niet aan wil bijdragen." Daarmee vielen alle zekerheden van een hechte familie weg. "Ik stond er alleen voor en kreeg geen steun meer. Als ik een ander besluit had genomen, zou mijn leven er heel anders uitzien. Alles zou eenvoudiger zijn. Bij problemen zou mijn familie er voor mij zijn. Nu moet ik het zelf rooien. Mijn hele vangnet verdween." Doordat hij in die voorgaande jaren volledig steunde op zijn familie had Fakri na 'de vervreemding' geen sociaal netwerk meer. Zijn vriendin met wie hij samenwoont, is zijn enige 'vriend'. "Ik werk en ben thuis met mijn vriendin. Ik houd van haar, maar ik heb niemand anders bij wie ik terecht kan. Op de sportschool train je individueel. Verder heb ik geen lidmaatschappen waar ik nieuwe vrienden zou kunnen ontmoeten." Op de vraag of hij geen vrienden heeft, zegt hij: "Nee, alleen een paar oppervlakkige vriendschappen op school gehad. Maar de rest van de tijd was het familie voor en familie na. Het lijkt wel alsof ik helemaal opnieuw moet beginnen."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Mijn twee zussen en nichten dragen een hoofddoek. Zij zijn veel traditioneler.' 'Bij problemen zou mijn familie er voor me zijn. Mijn hele vangnet verdween.'
publicatie datum: 20131008 sectie: Vandaag titel: Niemand is eenzamer dan Nederlandse Turk
In de beeldvorming doen ze het altijd heel goed, maar die blijkt volgens RIVM onjuist NICO DE FIJTER, PERDIEP RAMESAR Of ze nou twintiger of vijfenzestigplusser zijn: Turken in Nederland zijn bijzonder eenzaam. Bijna zeven op de tien Nederlandse Turken lijden aan eenzaamheid. Bijna een op de vier is zelfs 'ernstig eenzaam'. En dat geldt dus voor alle generaties. Dat blijkt uit cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Die werpen een nieuw licht op de positie van Turken in Nederland. Want in de beeldvorming gaat het met de Turkse Nederlanders doorgaans juist heel goed. Vorige week al meldde het RIVM dat ruim 30 procent van de Nederlanders zich eenzaam voelt. De eenzaamheid onder allochtonen bleek groter: 60 procent van de niet-westerse allochtonen lijdt aan eenzaamheid. Op verzoek van deze krant specificeerde het RIVM die cijfers. Daaruit blijkt: er is geen groep in Nederland zo eenzaam als de Turken. Jonge Turken (tussen de 19 en 35 jaar oud) zijn bovendien net zo eenzaam als de oudere Turken. De allergrootste eenzaamheid doet zich voor onder Turken zonder werk: bijna driekwart van hen noemt zichzelf eenzaam. Autochtone Nederlanders zonder werk voelen zich veel minder eenzaam: 44 procent. "Schokkende cijfers", vindt directeur Ahmet Azdural van het Inspraakorgaan Turken in Nederland (IOT). "Uit integratierapporten weten we al dat Turken zich veel minder thuis voelen in Nederland en vaker last hebben van heimwee", aldus Azdural. "Maar dat de eenzaamheid zo hoog is en onder alle generaties sterk wordt gevoeld, is opvallend." De eenzaamheid onder andere allochtone bevolkingsgroepen is ook groter dan onder autochtonen, maar haalt het niet bij de Turkse eenzaamheid. Marokkanen, Surinamers en Antillianen lijden veel minder. Het RIVM vond de nieuwe gegevens in cijfers die GGD'en onder 370.000 Nederlanders verzamelden. "Iedereen denkt dat wij Turken zo lekker gezellig bij elkaar klitten en een hechte gemeenschap zijn. Maar dat is niet waar", vertelt Umit Fakri (26) uit Den Haag in een interview met deze krant. De jonge Turkse man voelt zich eenzaam. "Ik werk en ben thuis met mijn vriendin. Ik houd van haar, maar ik heb niemand anders bij wie ik terechtkan." Volgens de van oorsprong Turkse sociale wetenschapper en psychotherapeut Murat Can heeft de eenzaamheid van Turken in Nederland te maken met hun 'tijdelijkheidsmentaliteit': "Ze denken nog steeds: we zijn hier tijdelijk. Alsof ze altijd gastarbeider blijven. Waarom zou je investeren in je sociale positie als je nog steeds denkt dat je echte vaderland niet Nederland maar Turkije is? Maar als ze dan in Turkije komen, valt ook dat vies tegen. Want zo prachtig is dat land niet. Ook daar, ontdekken ze dan, horen ze bij een minderheid." De VERDIEPING De eenzame Turk
[Author] NICO DE FIJTER; PERDIEP RAMESAR 'Iedereen denkt dat wij Turken zo lekker gezellig bij elkaar klitten'
publicatie datum: 20131021 sectie: Vandaag titel: ‘Romavrouw zorgt voor groot deel van het geld’
Interview | Roma-prostituee: Ons lichaam is niet belangrijk, de familie wel PERDIEP RAMESAR Een wasbakje, een eenpersoonsbed, rood tl-licht en een raam dat meteen als deur fungeert voor klanten. Spiegels voorkomen dat de Roemeense Roma-prostituee Rulima Goshasov (27) ook maar iets ontgaat. Ze oogt jonger dan ze is, met zoals ze zelf zegt haar 'babyface' en broodmagere 'Lolita'lijf. Ze heeft in haar peeskamertje een kleine trolley staan. Daarin heeft ze haar kleren. "Als Roma weet ik hoe ik met zo weinig mogelijk bagage moet rondreizen. Ook heb ik sinds mijn kinderjaren geleerd om me niet te veel te hechten aan plaatsen. Mijn enige echte thuis is in Roemenië, bij mijn familie", zegt de Roemeense prostituee in goed Engels met een accent. Nederlands spreekt ze een beetje. Goshasov legt graag uit hoe belangrijk haar familie is. Vrijdag publiceerde Trouw een onderzoek van Annemiek Dul van de Universiteit Utrecht en de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie waarin staat dat mensenhandel een gevolg is van interne leefregels en morele codes van Romafamilies. Het is bekend dat veel Romavrouwen in de prostitutie werken. Ze komen met honderden uit Hongarije, Bulgarije en Roemenië. Hoewel ze volgens de definitie in Nederland als slachtoffer van mensenhandel kunnen worden beschouwd, zien ze zichzelf niet zo. De Roemeense Goshasov bevestigt dat verhaal. Ze huurt deze zaterdagavond een kamertje in de Geleenstraat in Den Haag. Maar daar werkt ze niet voor vast. "Een paar keer per week. De rest van de dagen werk ik in Amsterdam, Eindhoven of Groningen. Voordat de ramen in Utrecht sloten, werkte ik ook daar. Ja, het is een nomadenbestaan en het is hard werken, maar dat hoort bij mijn cultuur. Het is niet erg", zegt Goshasov. Ze zegt dat dit haar echte naam is. Haar werknaam zegt ze niet, want dan weet 'iedereen' wie ze is. Op de foto wil ze ook niet, om dezelfde reden. Slapen doet ze 'bij kennissen van de familie'. Meer wil ze daarover niet kwijt. Ze heeft wel contact met hulpverleners, maar die houdt ze achter de hand voor als het echt nodig is. Van de politie moet ze niets hebben. Zij zijn de vijand, want zij 'verstoren' haar leven alleen maar. "Een belangrijke reden voor mij om dit werk te doen is armoede, maar niet iedere arme gaat vrijwillig de prostitutie in. Er moet geld worden verdiend, op welke manier dan ook. Mijn geld gaat naar de familie. Iedereen doet wel wat. Ook veel in de prostitutie. Met dat geld zorgen we voor elkaar. Dan vind ik mijzelf geen slachtoffer." Familie is niet wat in Nederland als zodanig wordt verstaan. Bij Roma gaat het meer om een clan, waarin verschillende families deelnemen met vele gezinnen. De Roemeense vertelt ook wat Dul in haar onderzoek schrijft: "De familie is hiërarchisch ingedeeld. De mannen zijn de baas, ze zijn streng, tegen elkaar, maar vooral tegen de vrouwen". Maar de vrouwen zijn volgens Goshasov 'heel belangrijk'. "Wij zorgen voor een groot deel van het geld. Een flinke groep meisjes werkt in verschillende landen in de sekssector, in Italië, Frankrijk, Duitsland en Nederland. Ons lichaam is niet zo belangrijk. De familie gaat voor."
Haar verdiende geld gaat in contanten naar Roemenië via de 'kennissen' die ook haar huisvesting regelen. "Er zijn jonge mannen die met het geld heen en weer rijden tussen de landen. Ze halen het bij mij op en brengen het weg, naar de familie." Goshasov belandde al op haar zestiende in de prostitutie in Roemenië. "Wij, Roma, hebben strikte regels als het gaat om maagdelijkheid. Als een meisje geen maagd meer is, is dat eigenlijk een schande, maar het heeft ook met geld te maken. Een maagd betekent een grotere bruidsschat. Maar ik verloor mijn maagdelijkheid op mijn vijftiende. Sindsdien kon ik mijn lichaam dat voorheen een tempel was, ook wel als winkel gebruiken. Ik was verloren. Als ik dit werk niet zou doen, zou ik waarschijnlijk worden verstoten. Maar zo heb ik mijn plek binnen de familie kunnen behouden en heb ik ook nog een nuttige rol."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Op mijn vijftiende verloor ik mijn maagdelijkheid, toen kon ik mijn lichaam, dat voorheen een tempel was, wel als winkel gebruiken'
publicatie datum: 20140115 sectie: Vandaag titel: Bendelid houdt radiostilte om straks weer toe te slaan
DEN HAAG INTERVIEW | Jeugdcrimineel ontsnapt aan inval politie: Gelukkig helpen de families als we in de problemen zitten PERDIEP RAMESAR De leden van de criminele jeugdbende in Den Haag Zuidwest hebben maar kort de tijd om hun wonden te likken, nadat de politie gistermorgen elf andere bendeleden arresteerde. Het is voor de jonge criminelen vooral zaak om eerst onder te duiken en dan te hergroeperen. Trouw sprak met één van hen. "Nu moeten we eerst schuilen. Anders worden wij straks ook opgepakt. Ons een tijdje rustig houden en dan langzaam contact met elkaar zoeken om onze groep vrienden weer bij elkaar te krijgen. Jongens gaan naar Marokko om bij familie te logeren. Een aantal gaat in andere steden naar familie of vrienden. Sommigen blijven in Den Haag, maar dan in een andere wijk, en een paar blijven low profile in de buurt. Wat ik ga doen, beslis ik later vandaag", zegt de 22-jarige Chalid. Hij is lid van de criminele jeugdgroep rondom de Beresteinlaan in Den Haag Zuidwest - een van de Haagse 'krachtwijken'. "Gelukkig helpen de families. Het is niet altijd gemakkelijk, maar als we in de problemen zitten, zijn ze er vaak wel. Meestal weten ze waarom we een slaapplek nodig hebben." Dit Marokkaanse bendelid stond bijna een jaar geleden ook in Trouw met een interview over het gebruik van geweld door jeugdbendes. Zijn bende was toen net 'gepromoveerd' van overlastgevend naar crimineel. Toen sprak hij ferme taal: "Mijn vrienden en ik bepalen wat er in onze wijk gebeurt. Als iemand daar tussenkomt, zorgen we ervoor dat diegene dat niet meer doet, desnoods met geweld." Hoewel hij nog steeds achter die uitspraak staat, is hij nu nerveuzer. Hij heeft een paar jointjes bij zich om te kalmeren. Maar ook tijdens het blowen lijkt hij scherp te blijven. Als er een politieauto langsrijdt, duikt hij met zijn hoofd in de grote capuchon met een rand van nepbont. Hij lacht ook minder en fronst bijna continu. Ook deze keer wil hij niet met zijn echte naam en foto in de krant: "Juist nu moet ik oppassen voor de politie en de rest van de groep. We moeten nadenken over wat we na deze slag moeten doen. Een deel gaat een tijdje weg, met de auto, de trein of het vliegtuig, op welke manier dan ook, als we maar onder de radar blijven." De jongens die ver weg gaan, vrezen dat ze op de lijst staan van de politie. De politie sluit meer aanhoudingen niet uit. Naast de elf gearresteerde 'kopstukken' zijn er nog zo'n zestig anderen die in dat netwerk zitten, onder wie Chalid, zegt hij zelf. Onder zijn naam staat een lange lijst van problemen, jeugdzorg, reclassering, jeugddetentie en celstraffen. Als de politie 's morgens om zes uur met de invallen begint, gaan in verschillende woningen in de wijk mobiele telefoons af. Als de bendeleden elkaar niet kunnen waarschuwen, doen gezinsleden, familieleden, buren of sommige ondernemers dat wel, vertelt Chalid. "Ja, iedereen doet mee en helpt mee", verklaart hij de criminele infrastructuur die op zo'n moment hoor- en zichtbaar wordt. "Ook zij profiteren van de buit."
Al in de loop van de ochtend spreken de bendeleden af dat ze hun mobieltjes wegdoen of een andere simkaart nemen 'om afluisteraars, GPS-volgers en andere technieken te dimmen'. Ze houden 'radiostilte' totdat de lucht is geklaard. Het blijft rustig in de wijk totdat de vrienden weer vrijkomen, er nieuwe 'matties' bij komen en ze zich weer de 'baas van de straat' kunnen wanen. Chalid: "We zijn nog lang niet dood." Meer nieuws op Nederland 10
[Author] PERDIEP RAMESAR Haagse politie pakt elf kopstukken op; 60 lopen nog rond 'Een deel gaat een tijdje weg, met de auto, de trein of het vliegtuig' Chalid (22)
publicatie datum: 20140117 sectie: De Verdieping titel: ‘Die jongens denken dat zij heersen op straat’
In Den Haag Zuidwest pakte de politie woensdag elf kopstukken van een criminele bende op die de wijk terroriseerde. Wat is er aan de hand in Zuidwest? PERDIEP RAMESAR Eigenlijk ziet het er in Den Haag Zuidwest helemaal niet zo slecht uit. Er is veel groen, veel ruimte en aardig wat nieuwbouw. Een getto is het zeker niet. Maar door de crisis is de bouw van nieuwe woningen gestagneerd en zelfs stil komen te staan. Zo op het blote oog lijkt de verhouding tussen oud- en nieuwbouw daardoor nog niet in balans te zijn. Toch zetten de gemeente Den Haag en de woningcorporaties, ondanks de problemen met Vestia en het economisch slechte tij, daar stappen. Helaas heeft deze ontwikkeling niet kunnen voorkomen dat het verschil tussen arm en rijk - of beter gezegd minder rijk, modaal of gemiddeld - groot blijft. "De armen onder ons moeten kijken naar de rijkdom van de nieuwbouwbewoners. Ik begrijp heel goed dat dit tot jaloezie leidt. Je ziet de buurt veranderen van een gemeenschap met gelijkgestemden naar een wijk die splijt door hoeveel geld mensen hebben", zegt de Nederlandse oud-machinebankwerker Hendrik Suurhorst (63). Hij woont in een flatje in de Gaarden. Vanaf zijn balkon zag hij de afgelopen tien jaar 'immense' eengezinswoningen uit de grond rijzen. "Mensen veranderen daardoor. De nieuwkomers vinden zichzelf geweldig en de oude bewoners voelen zich steeds kleiner worden. Die tweedeling veroorzaakt problemen." In deze wijk ontwikkelde een groep jongeren zich de afgelopen jaren tot een heus crimineel netwerk. De voornamelijk uit Marokkanen bestaande groep was al in de statistieken bekend als een 'overlastgevende' jeugdbende. Maar vorig jaar 'promoveerde' de Beresteinlaangroep naar een hogere divisie, die van 'criminele' jeugdbende. Woensdagmorgen werden elf Marokkaanse jongens door de politie opgepakt op verdenking van inbraken, intimidatie, mishandeling en overlast. De actie vond plaats na uitgebreid politieonderzoek van een jaar in de wijk. De elf worden door politie en justitie als kopstukken gezien, maar er zijn nog zeker zestig anderen in de groep. Onder hen veel Marokkaanse Nederlanders, maar ook Surinaams-Hindostaanse en Antilliaanse. De groep onderhoudt ook contacten met andere jeugdbendes. Alle leden komen uit het arme deel van Zuidwest en hebben tot vlak voor hun arrestatie nog huisgehouden in de wijk, met name in het gebied rondom de Beresteinlaan. Geschreeuw en bonken Suurhorst hoorde die woensdag geschreeuw en harde bonken, zegt hij. Dat waren de politieteams die om zes uur 's morgens op tien adressen in de Gaarden en de Dreven tegelijkertijd de deuren inramden. "Ik sta vaak vroeg op, maar deze keer werd ik naar mijn zin toch wel iets te vroeg gewekt", zegt hij lachend. "Maar wat moet, dat moet, want het liep de spuigaten uit met die lui. Die vandalen vervuilden en vernielden de boel, ze joegen mensen angst aan, sloegen er ook weleens op en waren op rooftocht in de wijk. Ze dachten dat niemand ze iets konden maken. Maar nu blijkt dat dat toch niet zo is", zegt Suurhorst blij. Den Haag Zuidwest is een deel van het grootste Haagse stadsdeel Escamp, dat bestaat uit de wijken Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust en Vrederust. Deze wijken liggen in het zuidoosten van de
Hofstad, maar de bewoners en de ambtenarij zijn het gebied ooit Zuidwest gaan noemen. Op de kaart van Den Haag ligt het linksonder, op een kompas zou dat dus in het zuidwesten zijn. Maar de Haagse kaart wordt altijd een kwartslag gedraaid, omdat de kust die eigenlijk in het westen ligt altijd aan de bovenaan staat. In de wijken is nog veel naoorlogse sociale woningbouw te vinden. De Beresteinlaan ligt bij Bouwlust en Vrederust. In die wijken liggen nog hele blokken die gesloopt moeten worden en opnieuw opgebouwd. Ook kunnen een aantal voornamelijk vierlaagse flats een likje verf en wat renovatie gebruiken. De oude flats staan tussen de ruim opgezette nieuwbouwwoningen van twee, drie en zelfs vier lagen waar jonge gezinnen wonen met twee inkomens en vaak twee auto's voor de deur. Koren op de molen van jongeren die zelf ook graag profiteren van die luxe, maar dan op een negatieve manier. Ze breken in bij de nieuwe bewoners met geld, intimideren de nieuwe kinderen en ze maken kapot wat nieuw is. Dat is kort samengevat wat bewoners in Zuidwest vertellen over de jeugdbende waar de politie nog verder onderzoek naar doet. 'Inval was een zegen van Allah' De Marokkaanse Farah Shinoui (34) was de overlast van die jongens al een tijdje beu. Ze woont in een nieuwbouwwoning waar al een keer is ingebroken. "We zagen de jongens naar onze huizen kijken. Ze liepen rond en ijsbeerden door de straat. Terwijl ze hier niets te zoeken hadden. Ze woonden hier niet en ze gingen nergens naar binnen. De politie vertelde toen mijn man aangifte deed van de inbraak dat ze waarschijnlijk aan het observeren waren of mensen thuis zijn, hoe laat ze thuis zijn en wat eventueel buit zou kunnen zijn. Voortaan als ik iets geks zie, melden we dat meteen aan de wijkagent", zegt Shinoui. Het was voor haar een keer te laat, maar ze heeft goede ervaringen met de agenten van politiebureau Beresteinlaan. "Meteen nadat ik iets meld, komt er een surveillanceauto langs rijden. Vaak gaat daar kennelijk een waarschuwend effect van uit, want de jongens smeren hem, maar het is ook al voorgekomen dat de politie er een paar in de kraag heeft kunnen vatten. Dus mij hoor je niet klagen over de politie. De invallen waren voor mij een zegen van Allah." Korpschef Gerard Bouman van de nationale politie zei woensdagavond in het tv-programma 'Knevel & Van den Brink' dat het onderzoek doorloopt en dat er zeker meer aanhoudingen zullen worden verricht. "De jongens denken dat zij heersen op straat, maar de politie is de baas op straat, niemand anders", aldus de eerste hoofdcommissaris. Het 22-jarige bendelid Chalid van de Beresteinlaangroep zei woensdag in Trouw dat zijn vrienden en hij onderduiken na de invallen van de politie, desnoods in Marokko bij familie. Hij vertelde dat familie, vrienden en anderen in de wijk deel uitmaken van de criminele infrastructuur en zullen helpen met 'schuilen'. Ook hij is inmiddels niet meer te vinden. Stoere bodyguards Buurtbewoners herkennen dat beeld van een hecht netwerk. De jongens komen bijeen in bepaalde winkeltjes, van supermarktjes tot cafés en slagerijtjes; ook na sluitingstijd. Welke rol deze kleine ondernemers verder spelen in het netwerk is nog niet bekend. "Ze traden ook op als stoere bodyguards voor hun broertjes en zusjes, die dat intimiderende gedrag weer overnamen. Ja, er was wel degelijk een bepaalde infrastructuur te zien", zegt de Surinaams-Hindostaanse boekhouder Henk Sardjoenandan (44). Hij woont in de oudbouw, maar dan wel in een gerenoveerd appartement. "Ik ben gescheiden en woon alleen, dan is dit huisje prima. Maar ik houd veel contact met de buren en dan hoor je en zie je weleens wat. Ik heb ook weleens wat gemeld bij de politie, maar dat is mij door de jongens niet in
dank afgenomen. Op een of andere manier wisten ze dat ik een vernieling in de straat had gemeld. Ach, de wereld is klein. Op straat werd ik door die jongens aangesproken." Eerst wil Sardjoenandan niet in details treden, maar na doorvragen vertelt hij dan toch dat hij werd uitgescholden, bespuugd en bedreigd. Dat heeft hij de politie uit angst niet verteld. "Ik moet hier wel kunnen blijven wonen." Maar nu de 'hotshots' zijn opgepakt en hij merkt dat het inderdaad rustiger is geworden omdat de jongens nauwelijks meer op straat zijn te vinden, overweegt hij alsnog naar het bureau te gaan, 'want kennelijk zijn die er wel goed mee bezig'. Volgens de Haagse politiechef Paul van Musscher en burgemeester Jozias van Aartsen (VVD) werken de gemeente en politie 'schouder-aan-schouder'. In de afgelopen jaren zijn buurtinterventieteams opgezet en die begeleiden wijkagenten bijvoorbeeld bij het opzetten van het project 'Buurt bestuurt' in Bouwlust. Bewoners proberen daarin met de politie de buurt terug te veroveren door samen problemen te signaleren, die te melden en er vervolgens ook echt mee aan de slag gaan. Door al deze initiatieven begint het erop te lijken dat de bewoners langzaam het vertrouwen in de politie en de gemeente beginnen terug te krijgen. Er is veel meer contact en de mensen zien er snel resultaat van. "Dat geeft een goed gevoel en stimuleert om verder te gaan", zegt nieuwbouwbewoner Eric Sandgoed (38). "Ik zit er zelf nog niet bij, maar ik hoor goede verhalen. Zodra er weer een bijeenkomst is, meld ik mij aan." Sandgoed woont in zijn drielaagse nieuwbouwwoning tussen een paar huurflats. Ook hij ziet soms de schuine blikken in zijn richting, maar hij trekt zich er niet zoveel van aan. "Ik weet dat ik hard werk voor dit huis en mijn gezin. Ik begrijp ook dat niet iedereen de mogelijkheden heeft die ik heb gehad. Maar ik zeg er nooit iets van. Ik benader ze, zoals ik het liefst ook wil worden benaderd: met respect, open vizier en vriendelijk. Ik merk dat het werkt. Na verloop van tijd krijg je dat ook terug. We moeten wel met ons allen blijven opletten, zodat die bende hier geen voet meer aan de grond krijgt. Maar, zo slecht is het in Zuidwest allemaal niet." Aantal inwoners 'krachtwijk' loopt terug De 'krachtwijk' Den Haag Zuidwest heeft volgens de laatste cijfers van de gemeente Den Haag 64.816 inwoners. Sinds 2002 is het inwonertal afgenomen. Vergeleken met de gehele gemeente Den Haag (506.366 inwoners) blijft de ontwikkeling van het inwonertal in Den Haag Zuidwest achter. De bevolkingsgroei gaat langzaam. Ruim 23 procent van de bevolking is tot en met negentien jaar jong. Bijna vijftien procent is 65 jaar en ouder en de rest is tussen de twintig en 64 jaar. De gemiddelde leeftijd van de inwoners van Den Haag Zuidwest was 37,8 jaar en was daarmee lager dan de gemiddelde leeftijd van alle Haagse inwoners. Ruim 35 procent van de inwoners van Zuidwest is autochtoon en 64,8 procent allochtoon. De belangrijkste etnische groepen zijn in volgorde van grootte Turks, Marokkaans, Surinaams en Antilliaans. Zuidwest telde begin 2013 33.958 huishoudens, waarvan 51,3 procent alleenstaand, 19,1 procent samenwonend zonder kinderen, 18,3 procent samenwonend met kinderen en 11,3 procent uit een éénoudergezin bestond. Een groot aantal huishoudens hebben een inkomen rond het minimum. Veel maken gebruik van de kortingen via de zogeheten Ooievaarspas. De werkloosheid was in Zuidwest ruim elf procent. Ruim veertig procent van de kinderen heeft een extra leerlinggewicht. De basisscholen krijgen voor deze kinderen extra geld om ze te begeleiden. Voor rond de twintig procent van de leerlingen gold in
2012 een zorgadvies. Bijna veertig procent verlaat de basisschool met een vmbo-advies (uitgezonderd theoretische leerweg) en ruim veertig procent een advies voor vmbo-t, havo of vwo. 'De nieuwkomers in de wijk vinden zichzelf geweldig, de oude bewoners voelen zich steeds kleiner. Dat geeft problemen.' 'Die jongens waren ook stoere bodyguards voor hun broertjes en zusjes, die dat intimiderende gedrag overnamen'
publicatie datum: 20140304 sectie: Vandaag titel: ‘Had ik Fatima maar thuis gehouden, haar zusje wil nu ook’
Vrouwelijke djihadisten Zo'n twintig jonge moslimvrouwen uit Nederland zijn naar Syrië gegaan om zich bij hun strijdende mannen te voegen. Hoe komt een meisje daar terecht, hoe houd je haar tegen, en wat doet dit met de familie in Nederland? Trouw sprak een vader uit de Haagse Schilderswijk. PERDIEP RAMESAR "Fatima was nog zo jong en idealistisch. Zo gelovig en eerlijk. We dachten er niets ergs van. We vonden dat ze haar plicht deed door haar man te volgen en voor hem te zorgen, waar hij ook heen ging. In dit geval Syrië. Nu hebben we spijt." Aan het woord is een emotionele vader. De Marokkaans-Nederlandse familie el-Hadjari is verscheurd. Pater familias Ahmed el-Hadjari (45) is een strenge, zeer orthodoxe moslim. Hij regeert thuis met harde hand, waar hij eerlijk voor uitkomt. Zijn echtgenote en dochter zijn thuis, maar dat is aan niets te merken. Ze tonen zich niet aan een vreemde man. Zijn oudere dochter Fatima (23) zit in Syrië. "Ik had een moment van zwakte door mijn dochter naar haar man in Syrië te laten gaan en niet tegen te houden. Was ik op dat moment maar strenger geweest. Nu wil mijn jongere dochter ook naar die oorlog, naar haar zus. Ik doe alles om haar tegen te houden. Alles." De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) bevestigt dat ongeveer twintig vrouwen hun vriendje of man achterna naar Syrië zijn afgereisd, maar meldt niet wie dat zijn en waar ze precies vandaan komen. Of de Nederlandse vrouwen daar ook de wapens ter hand nemen, is nog onduidelijk. Alleen van djihadistes uit andere Arabische landen zijn beelden met geweren op internet te vinden. Van Fatima is niet bekend of ze is geronseld. Haar vader weet alleen dat ze haar man - die strijdt tegen de regering-Assad en nu ook tegen de zeer extremistische strijdgroep Isis - achterna is gereisd en dat ze via zijn contacten daar bij hem is aangekomen. Fatima's vader Ahmed denkt er het zijne van. "Ik verwacht niet dat mijn dochter daar vecht. Ze is daar met haar man, als die nog leeft. Ik hoor allerlei verhalen over vrouwelijke djihadisten. Op het Arabische internet lees ik daar van alles over. Meisjes zijn daar niet alleen om voor hun echtgenoot te zorgen, maar ook voor die andere strijders, als u begrijpt wat ik bedoel." Deze vader spreekt niet graag over het seksleven van zijn dochter, maar na verloop van tijd begint hij toch te vertellen. "Ik lees en hoor dat de meisjes daar ook het moreel van de strijders op peil houden. Ze sluiten tijdelijke huwelijken met andere vechters om seks met ze te hebben. Na de gemeenschap scheiden ze weer. Ik vrees dat mijn dochter hetzelfde meemaakt en dat mijn jongere dochter ook daarvoor zal worden gebruikt." Dochter Fazila (19) wil haar zus achterna naar 'al Shaam', zoals Syrië in het Arabisch wordt genoemd. Uit angst dat ze ook vertrekt, heeft haar vader haar paspoort opgeborgen. Ook mag ze niet zonder begeleiding over straat. Fazila zit niet meer op school, in de praktijk komt het erop neer dat ze de
hele dag thuis zit. Tegenwoordig meer op haar kamer, omdat ze nauwelijks praat met haar ouders. "Ze is boos, want ze wil gaan, maar dat mag niet", zegt el-Hadjari. Het gezin el-Hadjari gaat naar de bekende salafistische As Soennahmoskee, op loopafstand van 'de Vergeten Driehoek', waar ze in de Haagse Schilderswijk wonen. Dat een deel van hun buurt ook wel de 'Sharia Driehoek' wordt genoemd, daar lacht het hoofd van het gezin om. "We zijn hier nu eenmaal met meer. Onze normen en waarden zijn bovendien goed. Het kan geen kwaad dat anderen die moeten overnemen", is alles wat hij zegt. De woning heeft een slaapkamer voor de ouders, en één voor de nog thuis wonende Fazila, waarin ook het bed stond van Fatima. Een andere kamer is nu een soort rommelkamer. Die was van hun zoon, die getrouwd is en niet meer thuis woont. Verder is er een huiskamer die is verdeeld in twee ruimten: een voor de heren en een kleinere voor de dames. Aan de wanden hangen kleden met Oosterse motieven. Midden aan de grote muur hangt de Arabische tekst van de sjahada, de islamitische geloofsbelijdenis: 'Er is geen andere god dan Allah en Mohammed is zijn profeet'. In het huis hangt geen enkele foto. Sommige zeer orthodoxe moslims doen niet aan afbeeldingen, omdat die tot afgoderij kunnen verleiden. El-Hadjari krijgt tranen in zijn ogen bij de vraag of hij niet toch liever een foto als herinnering zou hebben aan zijn vertrokken dochter. "Ik wil niet dat mijn dochter vereerd wordt, ik wil alleen dat ze terugkomt." Zo denkt hij ook over de afbeeldingen van djihadisten die in de strijd zijn gesneuveld. "Als je deze djihad voert, doe je dat alleen voor Allah en niet voor de rest van de wereld. Maar zolang Fatima nog leeft, wil ik haar weer terug. Ze is daar niet om te vechten voor een kalifaat. Ze is er alleen maar voor haar man. Ze trekken rond van strijdveld naar strijdveld onder slechte omstandigheden." Hij vervolgt zijn verhaal: "Niemand is daar meer te vertrouwen. Ook de soennieten vechten onderling. Ze weet misschien niet wie ze daar tegenover zich krijgt. Ik wil haar vertellen waarom ze niet had moeten gaan. Misschien weet ze dat inmiddels ook wel. Maar wie ben ik nog, nu ze haar man heeft? Zo gaat dat bij ons. Ze heeft afscheid genomen en is niet meer van ons. De laatste keer dat ik haar sprak was anderhalve maand geleden. Daarna niets meer gehoord. Als ze nog leeft. Ik heb spijt." (Om redenen van privacy zijn de namen van de genoemde gezinsleden gewijzigd. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.) Djihadistes volgen meestal hun partner De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) zegt dat er ongeveer twintig vrouwen zijn afgereisd naar de strijdvelden in Syrië. Van de meesten is bekend dat zij hun partners zijn gevolgd, zegt een woordvoerder van de NCTV. Voor deze vrouwen gelden onverkort dezelfde maatregelen die ook gelden voor de djihadisten die daar zijn om te vechten, zoals het stopzetten van uitkeringen en het ongeldig verklaren van paspoorten. In totaal zijn volgens de NCTV ongeveer honderdtwintig djihadisten uit Nederland in Syrië. In Duitsland, meldde Die Welt onlangs, stijgt het aantal vrouwelijke djihadisten. Vanuit dat land zijn naar schatting driehonderd djihadisten vertrokken, onder wie ook minstens twintig vrouwen, aldus de Duitse inlichtingendienst BfV. De Duitse djihadistes gaan volgens de dienst naar Syrië om daar te trouwen met islamistische strijders.
[Author] PERDIEP RAMESAR Het Marokkaans-Nederlandse gezin gaat altijd naar de bekende salafistische As Soennahmoskee bij de Haagse 'Sharia Driehoek'
publicatie datum: 20140315 sectie: Binnenland titel: ‘Hij heeft altijd de pik op ons. Dat knieschot had hij ook bedacht.’
Marokkaanse Nederlanders in de Schilderswijk PERDIEP RAMESAR Het mag duidelijk zijn: in de Schilderswijk in Den Haag is PVV-leider Geert Wilders niet populair. De moslimmeerderheid daar hekelde hem al eerder vanwege zijn anti-islamitische uitspraken. Maar nu gaat Wilders verder: er mogen wel wat minder Marokkanen in Den Haag zijn. De Marokkaanse Nederlander Khalid Benzaour (23), die voor zijn moeder boodschappen doet op de Haagse Markt: "Geert Wilders is gewoon een racist. Hij zegt eigenlijk dat er wel wat minder van mijn soort mensen hier in Nederland mogen zijn. Hij heeft het over Marokkaanse uitkeringstrekkers en criminelen. Wij zijn slecht, vindt hij. Maar neem mij nou. Ik doe een economische hbo-opleiding, werk daarnaast bij een administratiekantoortje. Ik ben geen radicaal, geen crimineel en ik werk en studeer hard voor mijn toekomst. Nee, hij bedoelt types als ik vast niet, maar hij heeft het wel over Marokkanen. Ik ben ook een Marokkaan. Hij raakt mij met zijn opmerkingen. Ik probeer tenminste een bijdrage te leveren. Wat draagt hij bij?" Wilders staat bekend om zijn uitspraken die snel de media halen, maar die betreffen toch alleen de islam? Salima Khaich (19), die op de tram wacht die haar naar haar werk in een verpleeghuis brengt: "Dat is onzin. Die blonde kuif heeft altijd al de pik op ons. Hij wilde ook dat straattuig een knieschot zou krijgen. Hij bedoelde niet de white trash, nee, hij bedoelde ons, Marokkanen. Alsof wij alleen problemen geven. Waarom zijn wij altijd het doelwit? Zodra er iets misgaat, heeft iedereen het over ons. Het lijkt wel alsof wij de enigen zijn op deze aarde. Ze vergeten voor het gemak even de kampers, de hooligans en de skinheads. Ja, daar hoeft Wilders niets over te zeggen. Die stemmen op hem. Hierover heb ik les gehad bij geschiedenis. Hitler begon ook na verkiezingen." Oudere Marokkanen zijn wat milder in hun reacties. Ahmed Saleem (61) in een koffiehuis aan de Hobbemastraat: "Laat maar praten. We willen geen problemen. En, ja, het klopt, er zijn problemen met onze jongeren. Maar wegsturen helpt niet. Wilders vergeet wat voor problemen dat weer gaat veroorzaken. Families zullen verscheurd raken. Mensen zullen nog bozer worden en zich afreageren. We moeten niet reageren op die Wilders. Hoe meer we zeggen, hoe meer aandacht hij krijgt, hoe erger het wordt."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140315 sectie: Binnenland titel: ‘Ik heb toch wel het recht om te zeggen dat ze mijn Den Haag vergallen?’
PVV-aanhangers in Loosduinen PERDIEP RAMESAR PVV-voorman Wilders zei op de Loosduinse Markt in Den Haag dat de burgers van alles minder willen, maar ook minder Marokkanen. Hij zegt dat de Marokkanen er in de statistieken niet goed van af komen, zoals op het gebied van criminaliteit. Dat er vooral problemen zijn met deze groep, leeft ook bij een aantal Loosduiners. "Je hoeft hier alleen maar in de tram te zitten en je ziet al wat voor rotzooi er van die groep komt. Ze zijn luidruchtig, laten hun rotzooi achter, vernielen en intimideren medereizigers. Van die groep hebben we nu eenmaal het meeste overlast, daar kan ik niet omheen", zegt Henk Binsberger (55). Frits Pentz (43) geeft Wilders 'groot gelijk' wat de Marokkaanse Nederlanders betreft. "Marokkaanse Nederlanders? Zij hebben misschien een paspoort, maar ze zijn geen echte Nederlanders. Ze passen zich niet aan aan onze normen en waarden. Ze verzieken deze samenleving alleen." Op de vraag of hij nu niet racistisch is en een hele groep over één kam scheert, zegt hij: "De Nederlanders waren hier eerder, ze nemen mijn stad over op een slechte manier. Ik heb toch wel het recht om te zeggen dat ze mijn Den Haag vergallen?" Na even doorpraten vertelt Pentz wat zijn probleem met Marokkanen is. "Ik heb een aantal jaren een zaakje gehad. Ik ben daar een paar keer overvallen door Marokkanen. Mijn dochter werd voor de zaak lastiggevallen. Ze waren zo brutaal om na de overval, nadat ze hun niets voorstellende straf hadden uitgezeten, gewoon met een brede glimlach terug te komen en me even te komen vertellen dat ik ze er niet onder had gekregen. Ik sidder nog steeds bij de gedachte. Ik besef dat ik andere Marokkanen die het hier goed doen ook beledig, maar dat doet niets af aan wat mij is overkomen. Ik weet het, de goeden kunnen er niets aan doen, maar ik weet wat ik heb doorstaan." Solidariteit met medebewoners is wat Anna Verduinen (36) belangrijk vindt en dat mist ze sinds Den Haag is gaan 'verkleuren'. "Ik heb zelf de komst van allochtonen nauwelijks meegemaakt, maar ik hoor de verhalen van mijn ouders. Het contact met buren is weg. De witten praten met de witten en de zwarten met de zwarten. Zij zijn hier gekomen, zij moeten de stap richting de oude bewoners maken."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140325 sectie: Binnenland titel: ‘Net een wereldstad met al die leiders bij mij om de hoek’
DEN HAAG reportage Vooral politie te zien op straat rondom World Forum PERDIEP RAMESAR Een buitenlandse man met een petje op en een rugtas om stapt uit de bus bij de Haagse Frederik Hendrik- laan. Hij kijkt schichtig om zich heen. Zweetdruppeltjes op zijn gezicht. Binnen een paar tellen zijn twee politieagenten bij hem en vragen hem wat er aan de hand is. De man zegt in goed Nederlands dat hij uit de bus is gestapt, maar waarschijnlijk bij de verkeerde halte en hij weer terug moet. "Maar dan moet u bij de halte aan de overkant staan", zegt de agent. "Oh, ok, dan zal ik dat doen", stamelt de man en steekt over en stapt in de bus terug. In de Frederik Hendriklaan in het Statenkwartier in Den Haag loopt en rijdt veel politie rond. De laan ligt dichtbij het World Forum waar de Nuclear Security Summit plaatsvindt, maar is zelf niet afgesloten. De 'Fred', zoals de laan in de Hofstad wordt genoemd, behoort tot de meest multiculturele straten van de stad, maar dan voornamelijk dankzij goedverdienende expats. Deze medewerkers van internationale organisaties, bedrijven en ambassades begrijpen wel waarom zo'n top goed is voor Den Haag, 'internationale stad van vrede en recht'. "Het is toch fantastisch dat deze stad president Obama te gast heeft, the leader of the free world, en de Chinese leider en andere toppers", zegt de Amerikaanse Helen Redding (42) in het Engels met af en toe een Nederlands woordje ertussendoor. Zij is zes jaar geleden met haar man vanuit Seattle naar Den Haag verhuisd vanwege zijn werk bij een internationaal bedrijf. "In al die landen waar deze wereldleiders vandaan komen, zal Den Haag worden genoemd als plaats van de nucleaire veiligheidstop. Daar mogen de Hollanders trots op zijn." Den Haag kan zich nu scharen in een illuster rijtje: Washington en Seoul, want daar werd deze top eerder gehouden. De straten rondom het Haagse conferentiecentrum zijn haast stil. Er is weinig verkeer. Het meeste verkeer rondom dit gebied komt van het openbaar vervoer, de colonnes van delegaties, de politie en marechaussee. Daartussendoor rijden in de 'Fred' moeders met bakfietsen die hun kinderen van school halen. Wat nog wat lawaai oplevert, is de helikopter die continu boven het gebied cirkelt. Mogelijk zijn mensen thuis gebleven of hebben ze hun auto thuis laten staan. "Dit is mooi. De stad krijgt internationale allure. Dat wil deze stad, toch klagen de mensen", zegt Fransman Bernard Fisseau (38) in het Nederlands met zwaar Frans accent. Hij is jurist bij een internationale organisatie en woont in een van de zijstraten van de 'Fred'. "Een paar straten afsluiten is niets vergeleken met het geld en aanzien dat de stad ermee verdient." Niet alleen buitenlanders zijn trots op deze top in Den Haag. "Waar een klein land groot in kan zijn", zegt Karst de Vries (48). "Ik ben oprecht trots. Ik voel me nu een wereldburger in een wereldstad. Dat zelfs Obama, Ban Ki-moon en Rasmussen naar mijn stad komen om te praten over zo'n groot onderwerp als nucleaire veiligheid. En dan de G7, dat is toch ook geweldig. Gewoon hier bij mij om de hoek", zegt de 'Fred'-bewoner stralend. "En gelukkig schijnt de zon ook nog!"
[Author] PERDIEP RAMESAR 'De stad krijgt zo internationale allure en toch klagen de mensen'
publicatie datum: 20140404 sectie: Vandaag titel: Ook met een diploma nog onbemind
Onvrede binnen de Marokkaanse gemeenschap Door de opmerkingen van Wilders en de overval in Deurne zijn de Marokkanen in Nederland weer volop in het nieuws. Trouw peilde de stemming in hun gemeenschap. Duidelijk is dat de jongeren worstelen met het leven, of ze nu gewapend zijn met een diploma of met een kalasjnikov. PERDIEP RAMESAR De onvrede onder de Marokkaanse jeugd heerst niet alleen in de onderlaag van de achterstandswijken. Uitsluiting, discriminatie en problemen om aansluiting te vinden in de Nederlandse maatschappij treffen zowel criminele jongeren als afgestudeerde jongens die een nette baan willen hebben. Twee verschillende verhalen schetsen een eenduidig beeld: Marokkaanse jongeren hebben het moeilijk, of ze nu gewapend zijn met een diploma of met een kalasjnikov. Abdell Zine (27) bijvoorbeeld. Hij stuurt al bijna een jaar lang vijf tot tien sollicitatiebrieven per maand en hij heeft nog steeds geen baan kunnen vinden. De Marokkaanse Nederlander uit Rotterdam wordt gezien als een 'succes-Marokkaan': hij heeft hard gestudeerd, is nooit in aanraking gekomen met de politie en doet vrijwilligerswerk: hij begeleidt een ex-gedetineerde via Bureau Maatschappelijk Herstel en Rehabilitatie (Bureau MHR). Toch lukt het hem niet om aansluiting te vinden in de Nederlandse maatschappij. Zine dacht dat de wereld aan zijn voeten zou liggen. Hij is vorig jaar afgestudeerd aan de Hogeschool Rotterdam in sociaal-pedagogische hulpverlening. "Ik heb goede cijfers gehaald en goede beoordelingen tijdens mijn stages, maar volgens de werkgevers heb ik te weinig ervaring of pas ik niet in het team. Dat laatste is echt zo'n standaardargument. Ik solliciteer ook naar werk onder mijn niveau, zoals productiewerk, maar ook dat lukt niet." En dan Mahdi (26). Tot zijn eenentwintigste ging het hem goed. Hij was taxichauffeur, verdiende goed totdat een samenwerking om een zaak te openen misging. "Ik verloor al mijn gespaarde geld, raakte in de problemen en kwam in aanraking met de politie." Mahdi - om privacyredenen is zijn naam gefingeerd - is kortgeleden voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Ruim twee jaar geleden werd hij veroordeeld voor zijn 'incassowerk'. "Ik ontvoerde dealers die drugs hadden gestolen van mijn opdrachtgevers, en gebruikte daarbij kalasjnikovs." Eerder was hij al een keer veroordeeld tot anderhalf jaar celstraf wegens het voorbereiden van een gewapende overval op een waardetransport. "Ik was een zware jongen, keihard, omdat ik geen angst ken. Ik beroofde geen oude mevrouwtjes, maar zat echt in het grotere werk dat me een enorme kick gaf." Maar de gevangenis gaf Mahdi uiteindelijk rust. "Ik ben me meer gaan verdiepen in de islam en leerde dat het een barmhartig geloof is dat juist denkt aan de medemens. Toch wordt dat geloof negatief weggezet, door Wilders bijvoorbeeld, ook al wil ik er iets positiefs mee. Ook dat wordt van mij niet geaccepteerd. "Vroeger was ik juist een grote hypocriet. Ik ging wel naar de moskee, maar met een pistool in mijn zak. Ik was bang dat ik voor de moskee zou worden afgeknald. Maar wie wind zaait, zal storm
oogsten. Datzelfde geldt ook voor die overvallers in Deurne. Die jongens weten dat er een risico kleeft aan het overvallen van een juwelier." Zine woont bij zijn zus en heeft geen partner. Huisje-boompje-beestje, dat is wat hij altijd heeft gewenst, maar dat lukt maar niet. "Als ik mijn vrienden vertel over al die afwijzingen bij sollicitaties, zeggen ze dat ze blij zijn dat ze niet hebben doorgestudeerd. In één ding hebben ze gelijk. Zij hebben wel werk en ik niet." Hij ziet en begrijpt de onvrede binnen de Marokkaanse gemeenschap. "Marokkaan is een soort scheldwoord geworden in Nederland, door Wilders en alle publiciteit over overlast en criminaliteit. Ook ik erger mij daaraan. Zelf zou ik niet zo gauw de straat op gaan, maar ik kan me heel goed voorstellen dat het een keer uit de hand loopt. Niet iedereen is bestand tegen zoveel tegenslagen. Ik begrijp hun frustraties zeker wel." Ook Mahdi zou niet de straat op gaan. "Het geeft een verkeerd beeld. Je bevestigt daarmee het beeld dat mensen al van ons hebben: agressief, dom en uit op problemen. We moeten ons leren beheersen. Dat probeer ik ook." Hij wordt begeleid door een 'maatje' van Bureau MHR en dat gaat al maandenlang goed. Maar het blijft moeilijk om weer aan de slag te komen. "Ik doe nu vrijwilligerswerk. Ondertussen volg ik allerlei cursussen: Engels, Duits, elektro. Mijn doel is om treinmachinist te worden. De vraag is natuurlijk wel of ik word aangenomen, want het is niet makkelijk om een Marokkaan te zijn en dan ook nog met een strafblad. "De overheid kan wel onderzoek doen op Mars, maar kan het Marokkanenprobleem niet tackelen. Het lijkt erop dat de overheid het probleem niet wil oplossen. Dat maakt mensen boos en de vraag is dan: waar is de grens van die boosheid?"
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Als ik vertel over alle afwijzingen, zijn vrienden blij dat ze niet hebben doorgestudeerd'
publicatie datum: 20140404 sectie: Vandaag titel: Toenemende spanning onder Marokkaanse jongeren
Deskundigen waarschuwen: Sommigen hebben niets te verliezen en kunnen woede niet kanaliseren PERDIEP RAMESAR Een stortvloed van aangiften tegen Wilders, aanhoudende aandacht in kranten en op radio en tv: het debat over de positie van Marokkanen in Nederland woekert voort. Door de uitspraken van de PVVleider en de dood van twee Marokkaanse overvallers in Deurne is de sluimerende onvrede onder Marokkaanse jongeren zozeer gegroeid dat experts zich ernstig zorgen maken, blijkt uit een rondgang van Trouw. Er is een cocktail van woede, onvrede en gevoelens van machteloosheid. Moet Nederland vrezen voor een eruptie van geweld, of zal het zo'n vaart niet lopen? "'Marokkaan' is een soort scheldwoord geworden in Nederland door Wilders en alle negatieve publiciteit over overlast en criminaliteit", zegt Abdell Zine (27), een van de jongeren die Trouw sprak. Hij heeft goede diploma's, maar komt niet aan de bak. "Zelf zou ik niet zo gauw de straat op gaan, maar ik kan me heel goed voorstellen dat het een keer uit de hand loopt. Niet iedereen is bestand tegen zoveel tegenslagen." Mahdi (26), die werkloos raakte en in de zware criminaliteit belandde, wijst geweld inmiddels af maar bevestigt de onvrede. "Dit maakt mensen boos en de vraag is dan: waar is de grens van die boosheid? Want voor we het weten, loopt het uit de hand." Volgens de Marokkaans-Nederlandse hulpverleenster Karima Daoudi is het de samenloop van omstandigheden die deze groep zo boos maakt. Ze is directeur van het Bureau Maatschappelijk Herstel en Rehabilitatie dat in Den Haag en Utrecht middels 'Forsa!', een methode gericht op maatschappelijk werk en een 'maatjesproject', (ex-)gedetineerden en moeilijke jongeren begeleidt. Die jeugdigen hebben volgens haar psychische en gedragsproblemen, vallen uit op school, komen zo in het straatleven terecht waardoor ze in de criminaliteit belanden. "Deze jongens hebben niets meer te verliezen, waardoor ze hun woede niet kunnen kanaliseren en die op een negatieve manier uiten. Als ze dan ook het gevoel hebben dat de samenleving tegen ze is zoals met Wilders en in Deurne - bestaat de kans dat ze in opstand komen met alle gevolgen vandien." Criminoloog en bestuurskundige Eric Bervoets doet veel onderzoek naar jeugdcriminaliteit en roept al jaren op om alert te zijn op de probleemjeugd in achterstandswijken. "Ik vrees vooral voor de jongeren die nihilistisch worden. Ze rellen om te rellen en achteraf zoeken ze een verklaring voor hun gedrag. Bij die verklaring geven ze altijd de schuld aan anderen: het ligt aan Wilders, het is racisme, het ligt aan Deurne. Nooit ligt het aan henzelf. Omdat ze zo denken, is het ook moeilijk om ze aan te pakken. Ze zijn ongrijpbaar en daarom vrees ik wel voor toenemende ongeregeldheden in de Nederlandse steden, want ze hebben geen duidelijk motief." Volgens Bervoets is de kans dat het in Nederland tot hevige rellen zal komen - zoals de ongeregeldheden in de Franse banlieues van Parijs en de Londense buitenwijken echter niet zo groot: "In Nederland zijn de wijken, de groepen en de problemen nog lang niet zo groot als in die wereldsteden."
PvdA-Kamerlid en stadsdeelvoorzitter tijdens de rellen in Amsterdam-Slotervaart in 2007, Ahmed Marcouch, is daar ook niet bang voor. "Er zijn zeker spanningen, dat ontken ik niet. Maar ik verwacht niet dat de opstand zo georganiseerd zal zijn als in Parijs en Londen. Wat wel van belang is, is dat er genoeg kennis en contact blijft met de etnische gemeenschappen in de wijken, waardoor de politie en de gemeente op tijd en bij voorkeur preventief kunnen reageren op problemen." De half-Nederlandse, half-Marokkaanse jongerenwerker Ibrahim Wijbenga, die in Amsterdam en Eindhoven actief is, wijst op het belang van sociale media. Hij kent de jongeren die in Deurne demonstreerden tegen de vrijlating van het juweliersechtpaar dat de overvallers van Marokkaanse afkomst doodschoot. "Als het in Haren na een oproep voor een feestje zo uit de hand loopt, waarom zou het dan niet mis kunnen gaan in de Haagse Schilderswijk, Utrecht-Kanaleneiland, Rotterdam-Zuid of in Amsterdam-West?" VANDAAG 4|5 Ook met diploma nog onbemind Ahmed Marcouch: Eigen gemeenschap is vaak te vermijdend
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Dit maakt mensen boos en de vraag is dan: waar is de grens van die boosheid?'
publicatie datum: 20140411 sectie: Binnenland titel: Jaren knokken voor succeswijk
Investeren in achterstandswijk Samenwerking tussen gemeente, corporaties en marktpartijen werpt vruchten af in Haags Transvaalkwartier PERDIEP RAMESAR Gedoe tussen de woningcorporaties, gemeente en minister Stef Blok (VVD, wonen) is niet meteen iets wat de gemiddelde bewoner van Transvaalkwartier in Den Haag bekoort. Maar ze beginnen wel te voelen dat ze in een 'succeswijk' wonen, terwijl het een achterstandswijk is. Dat is een resultaat van een samenwerking tussen een woningcorporatie, de gemeente Den Haag en de private partijen Era Bouw en Cyntrus Achmea die er later bij gehaald werden. "Het duurde even, maar dan heb je ook wat", zegt Firdau Cilet (34) van Turkse afkomst. Ze is opgegroeid in Transvaal, maar vertrok uit de wijk toen ze ging trouwen. Ze haalt haar boodschappen in de Kempstraat. In die straat is veel nieuwbouw neergezet, zowel woningen als bedrijven. Het project 'Oriënt' in die straat wordt door experts een 'succesverhaal' genoemd. "We verhuisden naar Wateringse Veld naar een nieuwbouwhuis, maar daar was het ook niet ideaal", zegt Cilet, een van de tweeverdieners in het gezin met drie jonge kinderen. De reden dat ze weggingen was dat ze niet in die 'rotzooi' wilden wonen. "We wilden graag kinderen en die zag ik hier niet buiten spelen. Maar toen de nieuwbouwplannen voor de wijk bekend werden, zijn we meteen gaan informeren." Het echtpaar miste Transvaalkwartier. Hij miste de drukte en vertrouwdheid van de buurt. Zij miste haar familie en de Haagse Markt. De Haagse vinexwijk Wateringse Veld is dan opeens 'erg ver weg'. "Zodra we de veelbelovende plannen voor Transvaalkwartier zagen, hebben we ons meteen ingeschreven voor een koophuis. We wonen er nu weer drie jaar en het gaat goed. Onze kinderen kunnen zelfs achter ons huis buiten spelen." En dat is nu precies wat de Haagse wethouder Marnix Norder (PvdA, stedelijke ontwikkeling) wilde met Transvaal: "Nieuwe bewoners die een huis konden kopen en spullen in de winkels komen kopen. Vertrokken bewoners die zich in Transvaal weer thuis zouden voelen en oude bewoners die weer fatsoenlijk kunnen wonen." Bovendien betekent dit volgens hem ook verbetering van de leefbaarheid. "Het wordt mooier, schoner en leefbaarder. Mensen voelen zich weer verantwoordelijk voor hun buurt en ze kunnen met hun wijk voor de dag komen. Maar dat succes komt niet zomaar. Daar hebben we jaren voor geknokt." Minister Blok wil dat private marktpartijen meer gaan doen in de wijken, ook in achterstandswijken als Transvaalkwartier. Corporaties worden dan aan banden gelegd. "Een slecht plan", vindt Norder dat. "Het is naïef om te denken dat marktpartijen gewoon maar in zo'n wijk investeren. Dat doen zij niet, omdat zij vrezen dat ze geen rendement zullen halen. Ze zijn commercieel, zij willen geld verdienen, dat is wat ze doen. Transvaalkwartier is daar een mooi voorbeeld van. De woningcorporaties en de gemeente hebben eerst vijf, zes jaar lang gewerkt in de wijk, voordat de eerste investeerders zijn ingestapt. Transvaal was een plan van lange adem. Al tien jaar zijn we bezig. Zonder de woningcorporaties kunnen wij als gemeente in zo'n buurt maar weinig voor elkaar krijgen. Samen hebben we stap voor stap de openbare ruimte en de bestaande woningen vernieuwd,
gerenoveerd, gesloopt en opnieuw opgebouwd. Naarmate de jaren vorderden werd Transvaal voor investeerders interessant. Ze begonnen in de wijk te geloven. Net als de bewoners." Corporaties zijn volgens de wethouder noodzakelijk in zo'n samenwerking vanwege hun maatschappelijke verantwoordelijkheid. "Ook hebben ze veel bezit in de wijken en dat wordt minder waard als ze er niet in blijven investeren. Natuurlijk, ik vind ook dat ze geen cruiseschepen mogen bouwen, maar het gaat in Transvaalkwartier om woningen en winkelpanden die juist zo hard nodig zijn voor de verbetering van de wijk. Het plan van de minister is onverstandig, omdat de marktpartijen niet zo gemakkelijk investeren en omdat de woningcorporaties zo'n belangrijke rol hebben. Private partijen zijn van belang vanwege hun investeringen om zo'n wijk verder te vervolmaken." Ramon Kisunsingh (41) woont ook in de nieuwbouw van Transvaal. "Ik woonde hier altijd al met mijn gezin, maar de nieuwbouw had niet veel langer moeten duren, want anders waren we ergens anders naartoe verhuisd. Ons huis was zo slecht, oud en beschimmeld. We konden gelukkig naar de nieuwbouw waar we nu een gezond huis hebben. Wat die overheidsmensen allemaal bediscussiëren stijgt boven mijn pet, maar ik geloof wel dat het hier goed gaat. Alleen de mensen in de oudere woningen klagen nog wel, maar ik ga ervan uit dat er ook iets aan hun woningen zal gebeuren."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'De nieuwbouw kwam net op tijd. Ons huis was oud, heel slecht en beschimmeld.'
publicatie datum: 20140412 sectie: Vandaag titel: Doelloos rondhangen als schimmen in de grote stad
Tientallen 'spookjongeren' zijn nergens meer in beeld omdat zij zich bij de gemeente hebben uitgeschreven PERDIEP RAMESAR Voor Khalel is de brievenbus altijd leeg. Aanvankelijk liep hij nog enthousiast de trap af naar de brievenbus bij de ingang van de flat, misschien zat er nog post voor hem bij. Na verloop van tijd deed hij dat niet meer, want er kwam toch niets meer voor hem. Het ophalen van de post is niet het enige waar hij geen zin meer in heeft. Doelloos hangt hij rond, in zijn bed, op de bank of buiten op straat in een straal van hooguit honderd meter rondom het flatgebouw in Amsterdam-Slotervaart waar hij met zijn ouders, broertje en een zusje woont. De in Nederland geboren Marokkaan Khalel Joulahi (23) is een zogeheten 'spookjongen'. Journaliste Margalith Kleiwegt beschrijft in haar nieuwste boek 'Familie is alles. Onzichtbare ouders tien jaar later' (uitgeverij Atlas Contact) onder meer zulke jongens die zich hebben uitgeschreven bij de gemeente, 'vaak wegens schulden', en die daardoor nergens meer in beeld zijn. Exacte aantallen zijn vanwege dat 'spookburgerschap' niet te geven. Vermoed wordt dat het om tientallen jongeren gaat, meestal allochtoon. Ze leven als het ware als schimmen in de grote stad. Onzichtbaar voor de autoriteiten, onbeschermd, ongediplomeerd, vatbaar voor problemen en criminaliteit en veelal een grote last voor hun familie. Zo ook Joulahi. Zijn ouders weten geen raad met hem: "Ik weet niet wat ik met hem moet. Iedere ochtend schreeuw ik dat hij uit zijn bed moet komen, maar hij vertikt het. Ik zeg hem dat hij op zoek moet naar werk of school, maar dat doet hij niet. Overdag werken mijn man en ik en hebben we geen zicht op hem. Uiteindelijk blijkt elke dag weer dat hij niets heeft gedaan", zegt zijn moeder terwijl ze haar handen in de lucht werpt en Allah om hulp vraagt. "Uit huis zetten kan ik ook niet, want hij blijft onze zoon. Eigenhandig door zijn vader worden meegesleurd ook niet, want hij is inmiddels groter en sterker." Zijn kamer is klein. Alleen een bureautje waar zijn laptop op staat, zijn onopgemaakte bed en een kleine tv. Zijn kleren hangen slordig in een inbouwkast. Tijdens dit gesprek is het rond drie uur 's middags. Joulahi is nog maar net een uurtje uit zijn kamer. "Ik heb toch niets te doen. Wat moet ik anders?", klinkt het lusteloos. "Ik had een paar jaar geleden schulden nadat ik een dure scooter had gekocht, maar kon die niet meer afbetalen. Mijn ouders wilden me wel helpen, maar daar was ik te trots voor. Ik regelde het allemaal zelf wel." Niet dus, want hij kon de ladingen herinneringen en aanmaningen die in de brievenbus vielen niet meer aan. Hij trok bij zijn zus in Amsterdam-Oost in en schreef zich bij zijn ouders uit. Maar de jongere broer die bij zijn zus te gast was 'vergat' zich daar in te schrijven. Na ruim anderhalf jaar kwam hij weer terug bij zijn ouders in Amsterdam-West. Inmiddels hadden zijn ouders na een deurwaardersbezoek zijn 'scooterschuld' afgelost. "Ik schaamde mij daar zo voor dat ik niemand onder ogen durfde te komen. Ik sloot me op in mijn kamer." Met als gevolg dat hij zich niet meer bekommerde om zijn officiële status bij de gemeente. Geen enkele instantie nam contact meer met hem op. Hij werd een spookburger. "Ik heb nergens meer zin in. Ik begrijp dat mensen denken: hij moet een trap onder zijn reet hebben, maar zij begrijpen niet
hoe het is dat ik niets meer heb en niets meer ben. Als ik mij opnieuw inschrijf, krijg ik meer gedoe, want ik heb meer financiële problemen. Nu blijf ik daarvan weg." Vrienden heeft hij nauwelijks. Het zijn vooral straatjongens, 'een beetje dezelfde types' als hij. "Het is zo verleidelijk om crimineel te worden. Maar zover ben ik gelukkig nog niet. Gelukkig zijn mijn ouders er nog voor me en ik denk aan mijn broertje en zusje. Ze irriteren zich aan me. Ik ben een last. Ik weet niet wat ik moet als het allemaal minder wordt", zegt Joulahi terwijl hij glazig voor zich uit staart. Alsof hij precies weet wat dan gaat gebeuren, maar dat vertelt hij niet. Ondertussen blijft zijn brievenbus leeg. LETTER&GEEST Interview met Margalith Kleiwegt
[Author] PERDIEP RAMESAR Onzichtbaar voor de autoriteiten, onbeschermd, ongediplomeerd en vatbaar voor problemen
publicatie datum: 20140425 sectie: Vandaag titel: ‘Zij gaven hun leven voor een mooie toekomst’
Zelfmoordterrorisme Bewondering voor Nederlandse djihadisten, maar ook afkeur. 'Alsof je zo de strijd wint.' PERDIEP RAMESAR Euforie, dat voelen sommige orthodoxe moslimjongeren nadat bekend is geworden dat ook Nederlandse djihadisten zelfmoordaanslagen hebben gepleegd. "Het zijn helden. Wat zij hebben gedaan is de ultieme djihad. Ze hebben bewust hun leven gegeven voor onze arme broeders, zusters en kinderen die dagelijks pijn lijden en elke seconde in angst leven om vermoord te worden door de varkens van Assad of die van de Iraakse regering, die wordt geleid door de duivelse Amerikanen", zegt de in Den Haag geboren Marokkaan Jaliel Ghamza (23). Hij bezoekt de ene keer de bekende As Soennah-moskee en de andere keer de Fath-moskee in Den Haag. Ghamza noemt zichzelf een 'bijna ware moslim', omdat hij de stap naar het slagveld niet heeft durven te maken. Een bomgordel of een rugzak omdoen met een touwtje dat de boel doet ontploffen zou hij 'nog' niet aankunnen. "Zo ver ben ik nog niet. Deze jongens in Irak en Syrië zijn ver in het verwezenlijken van de ideale wereld, het kalifaat, een islamitische natie. Zij zijn ware moslims. Moge Allah hen accepteren in het Hemelse Paradijs." De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) maakte woensdag bekend dat twee Nederlandse moslims zelfmoordaanslagen hebben gepleegd. De ene in Irak namens de extremisten van de Islamitische Staat van Irak en Syrië (Isis) en de andere in Syrië voor de eveneens extremistische Djabhat Al Noesra. Bronnen rondom de AIVD melden dat die in Irak uit het netwerk komt dat in het eerste kwartaal van vorig jaar naar Syrië is vertrokken. Die groep - de eerste aanzienlijke groep die naar Syrië vertrok - komt voornamelijk uit de vier steden Delft, Den Haag, Rotterdam en Zoetermeer en bezochten daar verschillende moskeeën. "Maar de meeste invloed hebben de beelden die via de laptop en televisie bij ons binnenkomen", zegt de Marokkaans-Nederlandse moslim Faisal Ghoulen (21). "We zien dagelijks beelden van de kwetsbaarheid van onze mensen in Syrië. Maar daar kunnen we vanuit Nederland niets aan doen. Ik denk dat het niet onze taak is om daar te gaan vechten." Ghoulen bezoekt de als gematigd te boek staande El Islam-moskee in de Haagse Schilderswijk. "Mijn imam is tegen de djihadgang en daar luister ik naar. Een autoriteit moet zeggen om op djihad te gaan en dat is hij voor mij. Niet die predikers die via het internet hun gif spuwen." Hij doelt op de internetpredikers die van overal in de wereld hun radicale ideeën verspreiden. "Deze mannen weten hoe ze iets moeten brengem zodat hun aanhangers niet door hebben dat het allemaal onzin is." De Turkse Hagenaar Firuz Kergün (19) begrijpt dat moslims zich mengen in de Syrische strijd vanwege het gevoel van kameraadschap, maar hij vindt zelfmoordaanslagen 'een brug te ver'. "Ik vraag me af wat het voor nut heeft dat je jezelf en anderen, waarschijnlijk ook onschuldigen, doodt. Alsof de strijd is gewonnen als je dat doet. Ik geloof daar echt niets van." Die gedachtengang snapt Ibrahim Mouissa (24) niet. "Het doel heiligt de middelen. In dit geval het oppakken van de wapens, maar ook jezelf als wapen te gebruiken. Ik ken de twee zelfmoorddjihadi's
niet, maar ze zijn een voorbeeld voor me. Ik wilde dat ik kon wat zij hebben gedaan. Het doel is de islamitische staat. Zij gaven hun leven voor een mooie toekomst voor de moslims", zegt de Marokkaanse Nederlander uit Zoetermeer. Zoetermeerder Erkan Hüseyin (23), een in Nederland geboren Turk, is feller. "We kunnen niet langs de zijlijn toekijken hoe onze mensen daar worden afgeslacht door die lieden van Assad. Ik heb het nog niet aangedurfd, maar ik heb bewondering, respect en ontzag voor deze echte mannen. De twee djihadisten hebben bewezen waar wij hier in dit kikkerlandje toe in staat zijn. We gaan tot het uiterste. Alles voor de oemma, de islamitische gemeenschap."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140429 sectie: Vandaag titel: Bendelid schuilt in Marokko
Hoe gaat het nu met de Beresteinlaangroep? Na een golf van arrestaties in Den Haag Zuidwest besloten diverse leden van de jeugdbende 'Beresteinlaangroep' onder te duiken. Om uit de greep van de politie te blijven, zijn ze gevlucht naar familie in Marokko. Zo ook de 22-jarige Chalid, die eerder in Trouw aan het woord kwam. PERDIEP RAMESAR Inmiddels is het drie maanden geleden dat de politie met een grootscheepse actie de Beresteinlaangroep grotendeels ontmantelde. De leden die uit de greep van justitie bleven, besloten dat het beter was om te vertrekken. "Om te schuilen", zegt Chalid (22), die naar Marokko vertrok. "De arrestaties sinds januari waren voor veel jongens een reden om hem te smeren. Ook voor mij, want je weet nooit of je op de hitlist van de politie staat." Sinds half januari is een flink aantal leden van de bende die heerste in het gebied rondom de Beresteinlaan door het speciale politieteam van het wijkbureau opgepakt. Ze worden verdacht van inbraken, mishandeling, intimidatie en het veroorzaken van overlast. Chalid ontkwam bij die eerste actie. Precies zoals hij drie maanden geleden in Trouw aankondigde, verdween hij vervolgens - net als enkele van zijn criminele collega's - naar familie in Marokko. Die familie, maar ook vrienden en veel van de wijkbewoners in Den Haag Zuidwest behoren tot de criminele infrastructuur rond de Beresteinlaangroep. Ze profiteren van de buit en helpen derhalve bij het 'schuilen'. Drie maanden na het eerste interview in deze krant meldt Chalid zich opnieuw. Via een openbare telefoon in Marokko zegt hij dat hij tijdens dat eerste gesprek al wist dat hij naar zijn moederland zou gaan. "Ik kon natuurlijk niet alles zeggen, want wie weet volgde de politie mij. Sorry daarvoor!" Chalid wil nog steeds niet met zijn naam in de krant; hij blijft vrezen voor een arrestatie. Of erger: dat zijn 'matties' hem als een snitch (verrader) zullen beschouwen. Dat hij misschien helemaal niet op de lijst van verdachten van de politie staat, wil er bij hem niet in. "We gaan niet zomaar weg. De cops zijn op oorlogspad, dat weten we. Daarom houden we ons liever even rustig." Na de politieactie in januari volgden de gebeurtenissen elkaar snel op. 15 januari stond het eerdere interview in deze krant, op 20 januari was Chalid in Marokko. Hij is met een oudere neef meegereisd, per auto. Met het vliegtuig was te gevaarlijk, zegt hij, vanwege de controles. "Mijn ouders weten waar ik ben. Ook weten ze waarom ik vertrok, net als de rest van de familie. Mijn ouders waren wel boos, maar ik blijf hun zoon, en die zien ze liever ver weg in vrijheid dan dichtbij achter slot en grendel." Meteen na de arrestaties van de eerste elf kopstukken regelden de leden van de jeugdbende de zaken. Op straat en thuis. "Op straat bespraken we wat onze strategie zou zijn. Of we in de wijk zouden blijven, of niet. We waren het er snel over eens dat we zouden vertrekken."
"Niet iedereen is in Marokko. Tussen de vijf en tien jongens, denk ik. We weten niet alles van elkaar. Als je niets weet, kun je ook niets doorvertellen, weet je. Thuis werd de familie op de hoogte gebracht. Natuurlijk alleen de mensen die te vertrouwen zijn en niet te veel roddelen, waar Marokkanen berucht om zijn. En er werd nagedacht over hoe ik onder de radar kon komen." De familie in Marokko werd gebeld en voorbereid op zijn komst, zodat die niet voor een verrassing zou komen te staan. "Toen ik bij mijn familie in Marokko aankwam, werd ik met open armen ontvangen. Natuurlijk had ik geld en cadeaus meegenomen. De eerste dagen na de arrestaties had ik flink wat stress. Maar eenmaal in Marokko had ik rust. Het lijkt wel een vakantie", zegt hij lachend. Op de vraag wanneer hij weer terugkomt naar Nederland en specifiek Den Haag, antwoordt hij ontwijkend: wanneer het weer kan. "Ik word door de familie en de in Nederland achtergebleven vrienden goed op de hoogte gehouden. Steeds als ik van een paar aanhoudingen hoor, weet ik dat ik nog niet moet teruggaan." Over de andere ingerekende bendeleden wil hij weinig kwijt. Maar dat weinige is veelzeggend. "Na de elf zogenaamde kopstukken die in januari zijn aangehouden, zijn alleen kleintjes opgepakt. Laat ik het zo zeggen: er lopen nog genoeg grote jongens rond. En die zijn momenteel niet in de wijk te vinden." INTERVIEW 'De familie ontving me met open armen. Eenmaal hier had ik rust.'
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Mijn ouders waren wel boos, maar ik blijf hun zoon, en die zien ze liever ver weg in vrijheid dan dichtbij achter slot en grendel.' Chalid
publicatie datum: 20140429 sectie: De Verdieping titel: Duindorp bepaalt zelf wie er binnenkomt
Plotseling werd Duindorp nationaal nieuws. In de arme oksel van Scheveningen en Den Haag is overleven al jaren de norm. Niemand bemoeide zich met de hechte gemeenschap. Totdat de nieuwbouw werd gevuld met onwelkome buitenstaanders. REPORTAGE | PERDIEP RAMESAR Wat is er aan de hand in Duindorp? Toen de Haagse wijk een paar weken geleden in het nieuws kwam, was de conclusie snel getrokken. Duindorpers treiteren nieuwe allochtone wijkbewoners weg. Ze gooiden ruiten in, ze bekladden muren met hakenkruizen, er werd gescholden en met eieren gegooid, een vuilniszak ging in de fik. Dat kan niet anders dan racisme zijn. Of is er iets anders aan de hand? Duindorp ligt pal tegen Scheveningen aan. Dat voormalige kustdorp, allang opgegaan in Den Haag, stamt uit de veertiende eeuw. Een deel ervan was sterk in verval geraakt en werd opnieuw opgebouwd tussen 1915 en 1930. Dat nieuwbouwgedeelte met voornamelijk huurwoningen in hofjes werd Duindorp genoemd. Duindorpers hebben altijd moeten vechten voor hun bestaan, tot op heden, en dat heeft de wijk een eigen ziel gegeven. Maar de wijk verandert, en het is de vraag of die ziel blijft voortleven. Aanpassen verplicht "We zijn geen Hagenaars, we zijn geen Hagenezen, we zijn Duindorpers", zegt Erik Kraak (23). Hij ziet eruit zoals veel jonge Duindorpers eruitzien. Hij draagt een vale spijkerbroek, een wit T-shirt erboven en een donkerblauw bomberjack. Op zijn jas prijkt een klein vlaggetje van Nederland. Zijn donkerblonde haar is kort en stekelig door de gel. Kraak is glazenwasser. "Niemand komt hier binnen zonder dat wij het weten, wij bepalen wie hier bij ons hoort en wie niet. Als je hier wil komen, moet je je aan ons aanpassen. Niet meer, niet minder. Niemand zal op ons neerkijken, niemand, nooit niet." De jonge Duindorper verwoordt precies de ziel van de Duindorpers. Lang heeft deze groep de controle kunnen houden over hun eigen plek. Ze hebben zich nooit druk hoeven maken om anderen. Dat houden ze liever zo. Voor de bewoners van Duindorp vormen 'mensen van buiten' een gevaar. Ze vrezen dat ze hun dorp kwijtraken. Duindorp was altijd een hechte, gesloten gemeenschap van arme families die hun brood vooral verdienden in de visserij. Maar met de visserij ging het steeds slechter. Bedrijven gingen over de kop of werkten met steeds minder mensen. De visserij werd gemoderniseerd. Steeds meer werk werd op nieuwere schepen door de techniek overgenomen. De vissers stonden letterlijk en figuurlijk met lege handen. Overleven was wat ze moesten doen en dat deden ze koste wat het kost. Vrienden hoefden ze niet te maken, de Duindorpers hadden elkaar. Niemand bemoeide zich met Duindorp en de Duindorpers bemoeiden zich met niemand. Hun pijn uit het verleden zit diep. De link met Scheveningen bleef wel, maar 'Duindorp is Duindorp'. Darmvuil
"Overleven doen we nog steeds. Ik weet niet beter", vertelt Jan Doorn (68), een man met een rimpelig, verweerd gezicht. "Mijn ouders deden het al, net als mijn grootouders. Geld was er bijna nooit. Eten nog wel, tot de visserij er voor mijn familie mee ophield. Jarenlang heeft mijn familie geleefd op brood. Warm eten deden we maar een enkele keer per week. Mijn familie heeft generaties lang werkloosheid geërfd. Hooguit hier en daar een baantje voor een paar jaar. We zijn wel wat gewend hier. Ik weet niet beter dan dat de schuldigen - en daarmee bedoel ik de reders, de techneuten en de financiers - mensen van buiten zijn. Zij kwamen en pakten ons het werk af. We werden door de plee gespoeld, alsof we darmvuil waren. Dat zouden we ons niet weer laten gebeuren." Toch gebeurde het. Doorn heeft nog in een visserswoninkje gewoond met zijn ouders en zes broers en zussen. Ruimte had hij nooit. Om te ontspannen trok hij naar de duinen die een paar minuten lopen van het huis lagen. "Ik kon rechtuit van huis naar de duinen lopen. Ik woon nog steeds op dezelfde plek, maar nu moet ik via paadjes langs nieuwbouwflats lopen. Geen uitzicht, geen gezicht. Allemaal nieuwe mensen. Vroeger kende ik nog iedereen. Ik ken ze niet meer. Mijn Duindorp is er niet meer. Ze nemen het over. Het zijn weer die mensen van buiten." Nee, daarmee bedoelt de oude Duindorper niet alleen buitenlanders, maar alle 'niet-Duindorpers'. Dat chauvinisme wordt gevoed door populistische politieke partijen. Door de jaren heen waren de extreem-rechtse CP'86 en de Centrum Democraten in Duindorp grote partijen. Partijleiders vonden daar hun trouwe aanhang, en dat lijkt zo te zijn gebleven. Bij de laatste paar verkiezingen kreeg de PVV veel steun in Duindorp. Bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen was de PVV verreweg de grootste, met 34,7 procent van de stemmen, gevolgd door de Politieke Partij Scheveningen (19,3 procent) en de Groep De Mos/Ouderenpartij van ex-PVV'er Richard de Mos (10 procent). Meer dan de helft van de Duindorpers stemde trouwens helemaal niet; heel politiek geëngageerd zijn ze niet. "Wilders heeft gelijk", zegt de stevig gebouwde en kale Hendrik Rog (42). "Er is nauwelijks ruimte meer over voor de Nederlanders. Er is alleen maar gedoe sinds die buitenlanders hier kwamen. Alsof we niet al genoeg problemen hebben. We zien het toch in de Schilderswijk. Altijd gedonder met die lui." Het is geen verrassing dat Rog op de PVV heeft gestemd. Dat moest hij doen, vond hij, maar echt vertrouwen in de politiek heeft hij niet. "Diezelfde politiek heeft ons hier nooit geholpen. Ze hebben ons altijd aan ons lot overgelaten. We moesten het altijd zelf rooien. Niet dat we altijd zaten te wachten op hulp, maar ze begrijpen de Duindorpers niet. Heeft iemand mij ooit gevraagd of ik nieuwe buren wil? Nee, nog nooit. Ze pleurden die lui hier gewoon maar neer. Nee, ze hebben hier niets te zoeken en daar vind ik Wilders in." Maar ook deze 'rasechte' Duindorper zegt niet alleen niets te zien in buitenlandse buren, maar ook in 'al dat andere volk dat hier hun geld komt showen om maar dichtbij het strand te kunnen wonen'. Hij doelt op de bewoners van de jongste nieuwbouwwoningen. "Die komen hier met hun goede baantjes lekker genieten van onze duinen. Ze kijken neer op de echte Duindorpers, omdat die maar sloebers zijn. Nou, weet je wat, zij zijn sloebers. Als het aan ons ligt, flikkeren ze allemaal een eind op met hun centen. Duindorp voor Duindorpers, zeg ik maar." Tokkies Maar uit een reportage van Omroep West bleek onlangs dat Duindorpers het vooral op allochtone bewoners hebben gemunt. "Nou, ja, tegen blank doen we niet zoveel. Ze staan toch dichter bij ons", zegt Rog erover. "Voor zwarten is de drempel hoger. Maar ik weet dat die witjes met geld ook niet allemaal geweldig zijn, hoor. Ik zeg het nog een keer: die lui kijken op ons neer. Want zij zijn geweldig en wij zijn tokkies."
In 2009 werd de jongste nieuwbouw in Duindorp gerealiseerd. Die werd zelfs genomineerd voor de 'Nieuwe Stad Prijs' van de gemeente Den Haag. Een deel van de oude hoven werd afgebroken, er werden nieuwe appartementen gebouwd waarin mensen met meer geld dan de gemiddelde Duindorper kwamen wonen. Tot die tijd woonde in Duindorp vooral de lage arbeidersklasse. Nu kreeg de middenklasse er ook een plek. Zo kan makkelijk een botsing van klassen ontstaan. In Groot-Brittannië schreef de invloedrijke linkse denker Owen Jones er de bestseller 'Chavs' over. Op de millimeter van de stad wordt een klassenstrijd gevoerd, stelt Jones. De arbeidersklasse krijgt een minderwaardigheidscomplex van de midden- en hogere klasse, omdat die op die 'arme aso's' neerkijken in plaats van ze te helpen. 'Chavs' is de Engelse term voor 'tokkies'. In een zigeunertaal betekent het 'kind', maar het staat ook voor 'council house and violent': bewoners van goedkope corporatiewoningen en gewelddadig. Geweld is ook een Duindorper niet vreemd. Traditioneel worden in de wijk conflicten met de vuisten beslecht - een Duindorper moet niet worden uitgedaagd. 'Want we staan ons mannetje', zeggen ze zelf. Ook dat is een onderdeel van hun bestaan. De Duindorper lijkt ermee te willen bevestigen wie hij is en dat hij er is. Maar racisme wordt niet geduld en wegpesten mag niet, dat hebben de gemeente, woningcorporatie Vestia, politie en justitie inmidels duidelijk gemaakt. Duindorpers die zich niets van die waarschuwing aantrekken, riskeren boetes en zelfs huisuitzettingen. Misschien komen er ook strafrechtelijke trajecten. Maar veel Duindorpers hebben het gevoel dat ze als racistisch en fout worden weggezet, terwijl zij zelf zich vooral onbegrepen voelen. Leefklimaat Tegelijkertijd nuanceert het Haagse college van burgemeester en wethouders het beeld dat nu van Duindorp is ontstaan. 'Door de enorme (media-)aandacht die de recente incidenten hebben gekregen, wordt wellicht de indruk gewekt dat racisme en discriminatie in Duindorp heel breed verspreid zijn. Dat is bepaald niet zo', schrijft het college aan de gemeenteraad. 'Tientallen huishoudens met een allochtone achtergrond zijn al een reeks van jaren in de wijk gehuisvest. Belangrijk om vast te stellen is dat het leefklimaat in Duindorp de afgelopen tien jaar sterk vooruit is gegaan. Dat neemt niet weg dat in bepaalde stukjes van de wijk op dit gebied problemen blijven spelen.' Al met al is Duindorp niet heel anders dan andere Haagse achterstandswijken. Racisme speelt mee, ja. Maar ook armoede, een lage sociaal-economische status, de kloof tussen de groeiende middenklasse en de lage arbeidersklasse, wantrouwen jegens alles wat nieuw is en wat de Duindorpers in hun bestaan bedreigt. Het enige verschil is: de Duindorpers zijn overwegend wit.
[Author] PERDIEP RAMESAR [Credit] Foto´s Robin Utrecht 'Warm eten deden we maar af en toe. Mijn familie erfde generaties lang werkloosheid.' 'Maar ik weet dat die witjes met geld ook niet allemaal geweldig zijn; die zien ons als tokkies' 'Niemand zal op ons neerkijken, niemand, nooit niet'
publicatie datum: 20140519 sectie: Vandaag titel: Eritreërs van Italië meteen door naar Nederland
Vluchtelingen: Toen we in Italië aan land kwamen, zijn we nergens officieel geregistreerd PERDIEP RAMESAR Vier donkere mannen staan bij een benzinestation een sigaretje te roken. Verderop staat het donkergrijze busje waarmee ze naar Nederland zijn gekomen. Daarin zitten twee vrouwen. De zes hebben een lange reis gehad met allerlei ontberingen: weinig slaap, geen fatsoenlijke huisvesting en slecht eten. Ze komen uit Eritrea. In gebrekkig Engels zeggen ze dat ze die 'vreselijke ervaring' ervoor over hebben. Hun chauffeur die ze naar Nederland brengt, rekent de diesel af en koopt wat snacks. De bestuurder kennen ze niet. Ze moesten hem blind vertrouwen, zeggen ze. Dat doen ze dan ook, want ze hebben geld betaald om hun land te ontvluchten en hopen in Nederland een 'beter leven' te krijgen. Zo komen volgens staatssecretaris Teeven (VVD, veiligheid en justitie) de laatste tijd wekelijks ongeveer duizend asielzoekers naar Nederland, vooral uit Syrië en Eritrea, het land dat 'Noord-Korea in de Hoorn van Afrika' wordt genoemd. Het scoort op gebied van mensenrechten en persvrijheid bijna vergelijkbaar met het totalitaire Noord-Korea. Hoogstwaarschijnlijk komen de Eritreërs met mensensmokkelaars naar Nederland. De aanwijzingen lijken duidelijk: ze komen in groepen, hebben vergelijkbare vluchtverhalen en hebben ongeveer allemaal hetzelfde geldbedrag op zak. Mensensmokkel - niet te verwarren met mensenhandel betekent dat criminelen voor veel geld mensen van het ene land naar het andere brengen. Nederland zit met ze in de maag. De Koninklijke Marechaussee is zichtbaarder dan normaal aan de zuidgrens van Nederland. Donkerblauwe auto's met mannen en vrouwen in donkerblauwe uniformen kijken om zich heen. Ze zijn op zoek. Op zoek naar die duizend per week. De marechaussees willen weten wie die mensen zijn, waar ze precies vandaan komen en hoe ze in Nederland zijn beland. De vluchtelingen uit Eritrea komen al langer hiernaartoe, maar nu komen ze in groepjes met busjes en via het openbaar vervoer vanuit het zuiden naar Nederland. Op politiek niveau wordt daar ook over gesproken. Landen als Italië laten deze mensen vermoedelijk door zonder ze te registreren. Het verhaal van de mannen bij het pompstation is dat ze door smokkelaars eerst van Eritrea naar Italië zijn gebracht en dat weer anderen hen via Frankrijk en België naar Nederland hebben gereden. "Wij hadden geen idee hoe we hier zouden moeten komen. Nederland is in Eritrea nauwelijks bekend. Alleen misschien van familie die hier woont", zegt een van hen. "Iedereen die vanuit Eritrea naar Europa komt, is hier door mensensmokkelaars. Het gaat in Eritrea heel slecht. We leven daar in angst om vermoord te worden", aldus een ander. Ze weten niet of ze met een journalist mogen praten. In hun land ligt dat lastig, hier misschien ook wel? "Toen we met een boot in Italië aankwamen, waren we heel snel weer onderweg. Nergens zijn we officieel geregistreerd. We konden gewoon doorlopen en in een auto stappen die ons naar Frankrijk reed. Vanaf daar zijn we in een busje gestapt en via België naar hier gebracht. In Frankrijk overnachtten we in een slechte woning met nauwelijks plaats voor ons allen. We wisten niet eens
dat we naar Nederland zouden komen. Hier moeten we ons melden, is ons verteld. Wat er daarna gebeurt, weten we niet."
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Ons is verteld dat we ons in Nederland moeten melden. Wat er daarna gebeurt, weten we niet.'
publicatie datum: 20140822 sectie: Binnenland titel: Dagje walvis ruiken in Scheveningen
Walvis ontleden SCHEVENINGEN REPORTAGE | bliek trotseert 'stinkboel' bij berging aangespoelde blauwe vinvis PERDIEP RAMESAR Alle synoniemen voor het woord 'vies' komen bij het publiek voorbij dat toekijkt bij het ontleden van de blauwe vinvis op het strand van Scheveningen. 'Blubber', 'een zooi', 'derrie', 'smerig', 'echt een stinkboel'. De ontbindende walvis krijgt deze donderdag veel minder positieve reacties dan als die in leven zou worden aanschouwd. "Bij leven is het zo'n wonderlijk, groot beest dat water uit het gat op z'n hoofd spuit. Maar zo is het één grote homp vlees met loshangende rottende huid", zegt de Hagenaar Henk Derksen (64) die komt kijken naar het schouwspel van de onderzoekers van het Leidse museum Naturalis en de Universiteit Utrecht. De onderzoekers snijden de jongvolwassen walvis aan stukken. De vinvis dreef woensdag voor de kust bij Katwijk. Het mannetje van bijna zeventien meter lang - een volwassen dier kan zo'n 25 meter worden - is door vrijwilligers van de KNRM naar het Scheveningse strand gesleept om hem daar over te leveren aan de messen, zagen, scalpels en ander hard en scherp materiaal. Steven van der Mije, coördinator van het walvisteam van Naturalis, leidt de actie om het beest te bergen. "Iedereen zegt dat het zo stinkt, maar dat ruik ik al niet meer. Dat valt allemaal reuze mee", zegt hij. Naturalis heeft als enige toestemming en de vergunningen van het Rijk om walvissen te bergen, te vervoeren en te bewaren. De walvis, of van wat ervan over is, blijft eigendom van het Rijk en wordt geconserveerd in het museum in Leiden. Van der Mije: "Eerst hebben we uitwendig onderzoek gedaan om te kijken naar bijvoorbeeld wonden en littekens. Vervolgens gaan we snijden en zagen om binnen in de vis te kijken. De Utrechtse onderzoekers bekijken het weefsel, de experts van Imares op Texel onderzoeken het vuil en plastic naar bijvoorbeeld vervuiling in de maag en wij halen hem helemaal uit elkaar om later weer te reconstrueren voor onderzoek en het museum. De overgebleven huid en het vlees wordt vernietigd. Het skelet wordt schoongemaakt en naar het museumdepot gebracht." Rik Kast (37) uit Rotterdam heeft weleens walvisvlees geproefd toen hij vorig jaar voor zijn werk in Japan was. "Dat was erg lekker, maar als ik die blubber zo zie, hoef ik het niet meer. Dit is echt ranzig. Maar het is wel een hele happening. Wat een enorm karwei en zoveel mensen zijn er nodig om die klus te klaren. Wat wil je ook met zo'n groot beest." Op de plek waar de walvis ligt, wordt wat zand weggegraven. Daar zorgt Rijkswaterstaat voor, dat ook de hele bergingsactie betaalt. "Kijk, een kleine graafmachine, die heb ik ook thuis. Mama, wat is dat? Een berg?", vraagt Sam (3) aan zijn moeder Jacqueline Oosterdam (38) uit Den Haag. "Nee, schat, dat was een hele grote vis uit de zee. Die is nu dood", antwoordt ze. "Net als opa?", vraagt het zoontje onschuldig. Ja, bevestigt moeder met een glimlach. "Volgende week begin ik weer met werken, toch wel een leuke afsluiter van mijn vakantie zo. Maar het stinkt wel enorm. Niet te
harden", zegt de Marokkaanse Houda Achiour (28). "Het is net een aangereden hond die dagen buiten ligt te rotten. Die geur is zo penetrant, maar dit is nog honderd keer erger."
[Author] PERDIEP RAMESAR [Credit] FOTO FREEK VAN DEN BERGH, NOVUM 'Als ik die blubber zo zie, hoef ik nooit meer walvisvlees'
publicatie datum: 20140823 sectie: Vandaag titel: ‘Geweld mag alleen bij levensgevaar’
PERDIEP RAMESAR Jaliel Fakhrir, 29, Pakistaan jurist Den Haag "Geweld is in heel uitzonderlijke gevallen geoorloofd, heb ik altijd geleerd, althans volgens de islam. Geweld mag alleen als je je niet op een andere manier kan verdedigen, maar dan moeten jij en je dierbaren wel echt in levensgevaar zijn. Dus niet zomaar en in aanvallende zin, zoals die terroristen van IS dat doen. Zij willen overheersen, dus ze overvallen onschuldige mensen met hun gewelddadigheden. Dat hoort niet bij de islam. De verdedigende djihad is heel wat anders dan de aanvallende djihad. Ook is de sharia bedoelt als een rechtssysteem en niet per definitie om andersdenkenden op deze manier te vermoorden."
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140823 sectie: Vandaag titel: ‘Ik schaam me voor deze moordenaars’
PERDIEP RAMESAR "Wat de Islamitische Staat (IS) doet is verschrikkelijk. Ik heb nooit geleerd dat geweld door mijn geloof wordt goedgekeurd. Veel niet-moslims zien nu op televisie dat mensen die beweren dat ze moslim zijn hoofden afhakken en mensen opjagen. Ik schaam me daarvoor. Ik wil mij eigenlijk niet verantwoordelijk voelen voor deze massamoordenaars, maar ik moet wel. Mensen verwachten het van me, zoals mijn Nederlandse collega's. Anders denken ze straks ook dat ik een djihadist ben en dat ik ze ga onthoofden als ik het een keer niet met ze eens ben." Mahmoud El Douri 35, Marokkaan installatietechnicus Den Haag
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140823 sectie: Vandaag titel: ‘Mijn dochter gaat echt niet in zo’n nikaab’
PERDIEP RAMESAR "Mijn ouders komen uit Suriname en ik ben hier geboren. Ik heb echt geen behoefte om naar Irak of Syrië te gaan om daar in een kalifaat te wonen. Wat moet ik daar? Ik heb daar niets. Het Arabisch is niet eens mijn eigen taal. Dat ken ik alleen door de koranlessen, maar ook dat is slechts basis. Mijn leven is hier, of misschien in Suriname, maar niet in een land waar constant oorlog wordt gevoerd en dan ook nog met zoveel geweld, zoals van IS. Ik ben getrouwd en heb twee kleine kinderen. Ik wil echt niet dat mijn dochtertje in zo'n land in een nikaab rondloopt. Nee, hier hoeft dat gelukkig niet. In Suriname ook niet." Fardeen Abdoelhak, 31 Surinaams-Hindostaans automonteur Den Haag
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140913 sectie: Vandaag titel: Haags gezin vertrekt naar Syrië voor djihad
Arrestaties in Huizen zetten meerdere gezinnen aan tot versneld afreizen PERDIEP RAMESAR Een echtpaar met een kind is kort geleden van Den Haag naar Syrië vertrokken. Zij zouden zich inmiddels in Syrië hebben gevestigd, en de man zou zich hebben gemeld bij de extreemdjihadistische Islamitische Staat (IS, voorheen Isis). Of hij wil meedoen aan de gewapende strijd is niet bekend, maar hij wil in ieder geval een bijdrage leveren aan de opbouw van het kalifaat van AlBaghdadi. In Den Haag behoorde de man van dit gezin tot een groep djihadisten die bekend was in de Schilderswijk en het Transvaalkwartier. Deze groep was deel van een djihadistische netwerk dat leden heeft in Den Haag, Rotterdam, Delft, Zoetermeer en Amsterdam. De vader zou volgens bronnen banden hebben met de enkele weken geleden gearresteerde Azeddine C. alias Abou Moussa. Instanties als de Raad voor de Kinderbescherming zouden zijn getipt, en actie hebben ondernomen. Maar het gezin was al vertrokken. De autoriteiten zeggen geen mededelingen te doen over individuele gevallen. Het gezin is in dezelfde periode naar Syrië gegaan als gezinnen uit Amersfoort, uit de omgeving van Utrecht en uit Hilversum. Van dat Hilversumse gezin is nu bekend dat het gaat om een Nederlandse bekeerling, zijn Marokkaans-Nederlandse vrouw en vier jonge kinderen van wie één een zorgindicatie heeft. De arrestaties in Huizen van de twee gezinnen speelden bij het vertrek van die gezinnen vermoedelijk een belangrijke rol. Bij het Haagse gezin zou ook de arrestatie van Abou Moussa een signaal zijn geweest om te vertrekken. Mogelijk om zelf niet opgepakt te worden. Het Haagse gezin was bekend met djihadistisch videomateriaal en het luisterde naar online predikers. Ook zouden nasheeds (islamitische gezangen) en lezingen van de Hilversummer Abou Hafs op YouTube veelvuldig zijn beluisterd door deze uitreizigers. Of deze teksten ervoor hebben gezorgd dat het gezin is geradicaliseerd, is niet bekend. Wel is zeker dat ze verkeerden in kringen die het vertrek naar Syrië of Irak - het kalifaat van IS - als één van hun taken zien, en dat ze Nederland, waar ze zijn opgegroeid, de rug hebben toegekeerd, omdat ze zich hier niet meer thuis voelden.
[Author] PERDIEP RAMESAR
publicatie datum: 20140913 sectie: Vandaag titel: ‘Zolang ze in het kalifaat is, is ze mijn dochter niet’
Haagse Ahmed el-Hadjari verafschuwt de keus van zijn kind voor de djihad PERDIEP RAMESAR "Pas als ik haar weer in mijn armen kan sluiten, geloof ik haar weer. Ze is nu daar, in Syrië in de Islamitische Staat. Ze is weg, ze is gehersenspoeld. Nee, ze is mijn dochter niet. Nu niet." Het is duidelijk te zien dat de strenggelovige Marokkaans-Nederlandse moslim Ahmed el-Hadjari (45) zich sterk probeert te houden. Zijn ogen zijn rood en vochtig. Toch kijkt hij strak voor zich uit als hij zegt dat zijn dochter Fatima niet meer zijn kind is. Ze is vorig jaar haar man achterna gereisd, naar Syrië voor de djihad. In maart dit jaar vertelde hij daarover in Trouw. El-Hadjari had toen zijn dochter anderhalve maand niet gesproken. Hij vroeg zich toen af of ze nog wel leefde. Maar inmiddels heeft hij haar weer gesproken, telefonisch. Ze belt af en toe, met tussenpozen van enkele weken tot een maand. Haar man is een strijder van de extreem-djihadistische Islamitische Staat (IS). Ze is in Syrië dit jaar 24 geworden. Niemand in het gezin heeft haar die dag gesproken. "Ze is nu in Rakka, het Syrische centrum van het kalifaat van Al-Baghdadi. Haar man noemt zich strijder, maar is niet meer dan een bewaker van het territorium. Hij loopt wacht. Tenminste, dat zegt Fatima. Ik spreek hem nooit. Hij vindt dat ik de 'goede zaak' schaad, omdat ik tegen IS ben. Fatima belt ons weinig, in ieder geval alleen wanneer haar man er niet bij is", vertelt El-Hadjari op venijnige toon. Sinds het vorige gesprek lijkt er niets aan de woning van de familie El-Hadjari veranderd. Ze wonen in de Schilderswijk in Den Haag, dicht bij de buurt die door bewoners ook wel de 'Sharia Driehoek' wordt genoemd, vanwege een meerderheid aan orthodoxe moslims. Nog steeds hangen er geen foto's en wel de islamitische geloofsbelijdenis, de sjahada in het Arabisch: 'Er is geen andere God dan Allah en Mohammed is zijn profeet'. Zijn echtgenote en zijn dochter Fazila (19) zijn in huis, maar dat is niet te merken. Een vreemde man komt niet in hun buurt en vice versa. Vanuit hun zeer orthodoxe salafistische islam leven zij hun leven. Aan afbeeldingen doen ze niet, geen video's, geen foto's, ook niet in de krant. De jongste dochter wilde haar zus achterna gaan naar Syrië, maar dat heeft El-Hadjari weten te beletten door eerst haar paspoort op te bergen en vervolgens op haar in te praten. Dat deed hij samen met zijn vrouw en mensen van de moskee. "Gelukkig hebben we dat gedaan, maar het meeste effect hebben de beelden van de afgelopen maanden gehad: de onthoofdingen, het geweld, de oorlog en het ingrijpen van Amerika. Ze ziet IS niet meer als ideaal, maar als een verwrongen, kapotgeschoten droombeeld, wat dat valse kalifaat ook is." Het gezin bezoekt de dichtbij gelegen salafistische moskee As Soennah aan de Haagse Fruitweg. "We zijn niemand tot last en willen ook geen last van anderen. Laat ons met ons geloof", zegt de klassieke salafist die vooral heel vroom is en niet de politieke islam aanhangt. Toen zijn dochter vertrok vond hij dat ze met haar man mee moest, waar hij ook naartoe gaat, maar hij heeft daar spijt van, vertelde hij de eerste keer in deze krant. "Nu ben ik nog een stap verder. Misschien is het verwerking, ik weet het niet. Ik ben nu zo ver dat ik afstand van haar kan nemen. Zolang zij daar is, is zij mijn dochter niet. Ze is iemand anders. Zoals ze
praat, heb ik haar nooit gekend. Ze vertelt over hoe goed het leven daar is. Terwijl ze vroeger altijd zo blij was dat ze in het luxe Nederland was. Fatima heeft daar nauwelijks iets. Eerder vond ze het altijd belachelijk dat we kleren van familie leenden of overnamen. Nu doet ze niets anders. Alles delen ze nu met elkaar. Het is een soort aparte gemeenschap geworden, een kolonie, daar in Rakka. Maar ze vergeet dat ze juist door zich zo af te zonderen van de rest van de wereld en haar familie, de oemma (moslimgemeenschap) geweld aan doet." De sjiitische islam is wat vader El-Hadjari betreft ook geen ware islam, maar hij was vroeger feller tegen dan nu. "Dat ze anders geloven dan wij wil niet zeggen dat ze uitgemoord of verjaagd moeten worden. Fatima woont in een huis waar een sjiitisch gezin heeft geleefd. Ik weet niet of ze zijn gevlucht, doodgeschoten of zelfs onthoofd. Daar woont ze nu, zogenaamd gelukkig te wezen. Terwijl er IS'ers zijn die bepalen wat ze draagt, hoe ze het draagt en van welke stof de djellaba is die ze draagt. En dan zijn er ook nog Nederlandse moslimgezinnen die met kleine kinderen naar Syrië gaan. Ze zijn niet goed bij hun hoofd. Wat moet je met kinderen daar. Het is geen Nederland daar. Daar is nog niets geregeld en het is een open slagveld. Zeker als Amerika straks ook IS in Syrië gaat bombarderen. Dan gaat Rakka zeker plat, en terecht, want dit is niet het kalifaat wat goed is voor de oemma." (Om redenen van privacy zijn de namen van de genoemde gezinsleden gewijzigd. Hun echte namen zijn bij de redactie bekend.)
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Met kleine kinderen naar Syrië? Ze zijn niet goed bij hun hoofd.'
publicatie datum: 20140926 sectie: Vandaag titel: ‘Nederland moet niet meedoen met deze kruistocht tegen de islam’
Strijd tegen IS DEN HAAG Trouw peilde de stemming onder Haagse moslims: angstig, boos of onverschillig PERDIEP RAMESAR Islamitische bewoners van de Haagse buurten Schilderswijk en Transvaalkwartier zijn bang, boos of onverschillig over het Nederlandse bondgenootschap met de Verenigde Staten (en andere landen) in Irak. Vrees voor aanslagen en spanningen in de wijk, haat jegens de Amerikanen met Nederland als brave volger en het idee 'ik heb mijn eigen problemen op te lossen' voeren de boventoon. In de twee Haagse wijken liepen de spanningen afgelopen zomer op tussen sympathisanten van de extreem-djihadistische Islamitische Staat (IS) en mensen die de werkwijze van IS volledig afkeuren. "Dat Nederland aan de oorlog tegen IS meedoet, is begrijpelijk, want wat die extremisten doen is verwerpelijk en niet mijn islam. Maar ik ben bang dat het probleem van de gewapende djihad naar de wijk wordt gehaald", zegt de Marokkaans-Nederlandse Esma Hajiloui (32). De Schilderswijkse onderwijzeres merkt dat bij haar 'tienerneven' de woede groeit. "Mijn kinderen zijn nog te klein, maar deze jongens zijn bijna jongvolwassenen. Zij begrijpen niet wat er gebeurt. Als Israel Gaza bombardeert, doet niemand wat. Als de soennitische minderheid - waartoe ook wij behoren - in Syrië en Irak wordt onderdrukt, grijpt niemand in. Maar zodra de christenen en andere niet-islamitische minderheden worden opgejaagd, schreeuwt iedereen moord en brand. Ik hoop dat mijn neven zich gedragen. Hun ouders, maar ook wij letten erop, de vraag is of dat genoeg is om te voorkomen dat ze hun woede buiten gaan afreageren. Ze zijn jong en denken onvoldoende na over de gevolgen van hun daden." De alevitische moslim Khalid Ergüz (23) uit Transvaal behoort tot de geloofsgroep die door IS als ongelovig wordt beschouwd. Ergüz vindt het verschrikkelijk wat IS doet, maar maakt zich zorgen om zijn wijk. "Ik hoor bij mijn vrienden de boosheid. Ze haten door hun persoonlijke omstandigheden al bijna iedereen die ook maar iets met de Nederlandse overheid te maken heeft, maar nu die zich gaat bemoeien met de strijd, vrees ik dat het ontzag voor bijvoorbeeld de politie helemaal verdwijnt", zegt de Turks-Nederlandse student bedrijfsinformatica. "Er hoeft maar iets te gebeuren en de vlam slaat hier in de pan." De Marokkaans-Nederlandse winkelmedewerker Jamal Saïdi (27) uit de Schilderswijk is duidelijk: "Nederland moet zich niet bemoeien in de strijd in Irak. Amerika voert al jaren een kruistocht tegen de islam. Ze willen dat iedereen gematigd is. Maar er is maar één islam en die is onvernietigbaar: de soennitische islam, waar ik ook in geloof." "De VS gebruiken moslimlanden alleen maar voor olie. Als die er niet is, zijn ze in geen velden of wegen te bekennen. Puur eigenbelang, en Nederland doet er lustig aan mee. De grote baas gaat, dus dit land, het schoothondje, ook. We hoefden niet bang te zijn voor aanslagen, maar nu wel, denk ik. Niet van mij hoor, maar er hoeft maar één persoon te zijn die dit als zijn persoonlijke djihad opvat en de oorlog begint ook in Nederland. Ik vrees dat het dan niet bij die ene persoon blijft die dan hier gaat strijden. Ik kan mijn haat nog binnenhouden."
De luchtaanvallen zijn een aanval op de islam, zegt ook de Iraaks-Nederlandse student islamitische theologie Faisal Mughahadi (25). "De Iraakse regering die daar geplaatst is door de Amerikanen heeft systematisch de soennitische minderheid onderdrukt. Geen haan die ernaar kraaide. Nu de soennieten het heft in handen nemen, grijpt ineens iedereen in. Al die jaren daarvoor is iedereen collectief vergeten. Neem van mij aan: het gaat hier om de islam. Als een christelijke beweging tegen de Iraakse regering in opstand zou komen, zou niemand in actie komen. Sterker, ze zouden zelfs worden gesteund, want Amerika, Nederland, Groot-Brittannië zijn christelijke landen", zegt de soennitische moslim. "Dit is niet alleen olie, of die arme vluchtelingen en minderheden. Dit is een strijd tegen de islam." Niet iedereen maakt zich druk om wat er in het Midden-Oosten gebeurt en de gevolgen voor Nederland. "Ik heb drie opgroeiende kinderen, een baan bij een bedrijf dat gaat reorganiseren en een vrouw die herstelt van kanker", zegt de Marokkaans-Nederlandse administrateur Ahmed Mahdin (41). "Ik heb genoeg aan mijn eigen problemen. Ik vind het erg wat daar gebeurt, maar ik moet hier eerst mijn huishouden zien te runnen. Dat kost al tijd en energie. Ik ben soennitisch, maar IS keur ik af. Maar ik wil er niet te veel aan denken, want anders word ik gek."
[Author] PERDIEP RAMESAR *Credit+ foto’s inge van mill
publicatie datum: 20141008 sectie: Vandaag titel: ‘Eerst IS verslaan, de rest komt later’
Koerden in het nauw REPORTAGE | De Koerden in Nederland volgen de strijd van hun broeders en zusters in Irak en Syrië tegen Islamitische Staat op de voet. Ze zetten letterlijk een voet tussen de deur van de Tweede Kamer om kenbaar te maken: er moet worden ingegrepen. PERDIEP RAMESAR Wanhoop over het leven van hun families en volk, vrees voor de oprukkende extremistische Islamitische Staat (IS) én wantrouwen jegens de Turkse regering. Die gevoelens spelen een rol bij de Koerden die maandagavond demonstreerden bij het gebouw van de Tweede Kamer in Den Haag. Van de circa honderd Koerden die zich daar hadden verzameld, gingen enkele tientallen het parlementsgebouw binnen. Ze bleven rustig in de hal zitten en vertrokken rond twee uur 's nachts om huiswaarts te gaan. Ook in andere Europese landen waren protestacties tegen IS. Bij al die acties was het de Koerden vooral te doen om aandacht. Ze willen regeringen in Europa erop wijzen dat er iets 'verschrikkelijks' aan de gang is bij de Turks-Syrische grens en dat er moet worden ingegrepen. "Het gaat ons om humanitaire hulp, medische zorg en om militaire steun om de djihadisten tegen te houden. Ook in Syrië. Onze mensen lopen daar gevaar", zegt de Turkse Koerd Etahin Sihan (38) uit Den Haag, die bij de onaangekondigde demonstratie was. "Het is echt tijd dat er iets gebeurt. De duistere vlag van IS wappert al op een paar gebouwen in Kobani. Dat is een slecht teken." De Turkse Koerd Hakan Ehmet (41) die vanuit Rotterdam in de Hofstad kwam demonstreren, is emotioneel. "Mijn familie woont dichtbij Kobani. Ze zijn gevlucht naar familie net over de grens. Daar zijn ze nu nog veilig, maar wat als IS de strijd voortzet bij de grens met Turkije? Is mijn familie dan nog wel veilig? Of krijg ik dan ineens het bericht dat ook zij zijn onthoofd of gekruisigd?", zegt hij boos. "Gaat Turkije de Koerden wel beschermen?", vraagt de Turks-Koerdische demonstrant Yilmaz Yildirim (32) uit Amsterdam zich af. "De Turkse regering is geen vriend van de Koerden. Sterker nog, we zijn vijanden. Wij zien Öcalan als onze leider, terwijl Turkije hem vasthoudt. De Turkse regering vertrouwt ons niet." "De vraag is of wij de Turkse leiders kunnen vertrouwen, want ze zijn ons liever kwijt dan rijk. Wie weet vindt Turkije het wel best dat een deel van de Koerdische bevolking wordt weggevaagd door IS, zolang die djihadisten Turkije maar niet binnendringen." De Iraaks-Koerdische Birgül Öhsen (39) is blij met de acties in Irak. Haar familie in Noord-Irak voelt zich nog veilig. Öhsen is bij de demonstratie in Den Haag ter ondersteuning van de Syrische Koerden en de Koerden in Turkije die dicht bij de grens wonen.
"Turkije is natuurlijk bang dat wij straks gaan strijden voor een onafhankelijk Koerdistan. Maar dat speelt bij mij nu helemaal geen rol. Het gaat om mensenlevens en de verschrikkingen die in Syrië plaatshebben. Daar moet iets tegen gebeuren en zo snel mogelijk, want anders loopt het helemaal uit de hand. De Koerdische strijdkrachten kunnen dit nooit alleen af." In Den Haag droegen de demonstranten afbeeldingen van de Koerdische PKK-leider Öcalan. "Ja, we zijn voor een onafhankelijk Koerdistan. Dat streven blijft", zegt Imad Güldük (47) uit Den Haag. "Maar voordat we daarover gaan strijden, moeten we eerst samen met de alliantie IS overwinnen. Dan kunnen we verder praten. We hebben elkaar nodig, nu meer dan ooit."
[Author] PERDIEP RAMESAR [Credit] foto ANP, EPA, AFP
publicatie datum: 20141027 sectie: Binnenland titel: Van de allure van badplaats Scheveningen is weinig over
reportage De boulevard is verbeterd, maar de Pier verrot en hotel Kurhaus is failliet PERDIEP RAMESAR Wat is er aan de hand in Scheveningen? Er lijkt van alles mis te gaan met de badplaats. De Pier is aan het vergaan en wacht op een koper. Het luxueuze hotel Kurhaus wordt failliet verklaard maar wel weer overgenomen door een nieuwe eigenaar. Het hotelpersoneel is ontslagen en moet vandaag opnieuw solliciteren. De gemeente heeft de boulevard verbeterd, waar iedereen over te spreken is, maar na die vernieuwing is alle aandacht verschoven naar het Scheveningse havengebied. "De situatie van de Pier is het symbool geworden van de verloedering van de Scheveningse boulevard", zegt Scheveningen-kenner, journalist en geboren en getogen Scheveninger Danny Verbaan. "De verbeterde boulevard is heel mooi geworden. Strandtenten zijn bijvoorbeeld beter bereikbaar. Maar de badplaats heeft geen trekpleister meer. De Pier is aan het teloorgaan. Het Kurhaus blijft een mooi gebouw om foto's van te maken, maar verder is er niets wat de bezoekers van het strand zou moeten aantrekken." Het verhaal van het Kurhaus is een nieuw hoofdstuk in de achteruitgang van Scheveningen. Het ging al jaren financieel niet meer goed. Het hotel stevende af op een faillissement. En nu is dat moment daar. De Amrath-keten koopt het hotel, maar eerst wordt het failliet verklaard en het personeel ontslagen. Medewerkers zijn bezorgd. Hun baan zijn ze officieel kwijt. "De vraag is hoeveel personeel de nieuwe eigenaar in het hotel wil hebben en hoeveel die wil bezuinigen. Misschien kom ik wel nooit meer terug in het Kurhaus, maar ik zal vandaag solliciteren", zegt een medewerkster in de huishouding. Een ander personeelslid is positiever: "Een hotel heeft personeel nodig om het de gasten naar hun zin te maken. Dat kan niet zomaar met minder mensen. Anders daalt de kwaliteit, raakt het hotel de klasse kwijt en komen de gasten die we hier nodig hebben om draaiende te blijven niet meer." Scheveninger Mart Vrolijk (56) ziet de ontwikkelingen van de Pier en het Kurhaus net als Verbaan als het verlies van Scheveningen. "Mijn plekkie is niet meer wat het geweest is. Helemaal volgebouwd met rotzooi. De Pier gaat kapot, het Kurhaus valt nauwelijks meer op tussen de horecabouwsels. Alleen het strand blijft altijd mooi, want de zee zal nooit verdwijnen." Alleen de Scheveningers weten wat goed is voor Scheveningen, zegt Geesje den Hurk (72). "Al die stadsbestuurders van Den Haag hebben niets met de badplaats. Ze bedenken maar wat, bouwen het vol en na tien jaar komen de nieuwe bestuurders erachter dat het toch niets was en beginnen weer van voren af aan. Maar eerlijk is eerlijk, wij Scheveningers laten het ook allemaal maar gebeuren." Dat er weinig langetermijnvisie achter zit, beaamt expert Verbaan. "Als iemand de parkeergarage in de Zwolsestraat uitloopt, een van de grootste parkeergarages van Nederland, is het eerste wat hij ziet een mobiel urinoir. Dat is toch geen gezicht? En langs de mooi vernieuwde boulevard, al die winkeltjes: het lijkt wel de Haagse markt met al die goedkope kleding voor 10 euro. Niets is er over van de allure van de luxe badplaats Scheveningen. Ook qua evenementen: het jaarlijkse Vuurwerkfestival en af en toe een strandsporttoernooi, meer is er niet. Mensen hoeven niet meer naar Scheveningen te komen. Inderdaad, het strand en de zee, die blijven altijd, maar ik vrees dat dit het enige is."
Kurhaus Het Kurhaus Steigenberger Hotel in Scheveningen heeft vorige week nog uitstel van betaling gekregen, maar wordt toch failliet verklaard. De Amrath-keten neemt het hotel over, maar eerst is door curator het personeel ontslagen dat vandaag weer moet solliciteren. Het hotel gaat Grand Hotel Amrath Kurhaus heten. De hotelkamers waren al dagen niet schoongemaakt, maar er zijn uit allerlei windstreken mensen ingevlogen om de kamers weer op orde te maken. Amrath is van plan om het hotel te verbouwen en weer terug te brengen naar de oude staat , 'bourgondische chique'. Vakbond FNV Horeca reageert fel op de ontslagen en gaat deze week in gesprek met Amrath. De keten heeft inmiddels aangekondigd met minder personeel te willen werken. Dit weekeinde werken er al Amrath-medewerkers in het Kurhaus.
[Author] PERDIEP RAMESAR 'Iemand die de parkeergarage in de Zwolsestraat uitkomt, ziet een urinoir'