Notitie
Aan
de heer Pieter Roos (ministerie van I&M), de heer A Deelen (DCMR)
Kopie aan
Datum
Documentnummer
8 december 2014
21877449
Project
Auteur
Dr. J.B. Milan
Onderwerp
eNose pilot Horeca 2014
Oplegnotitie eNose pilot Horeca 2014 Aanleiding Tegen geuroverlast veroorzaakt door horecabedrijven is momenteel moeilijk op te treden. Toezichthouders op de horeca in Rijnmond, maar ook van elders in Nederland, ondervinden moeilijkheden bij de uitvoering van artikel 3.103 van de Activiteitenregeling milieubeheer. Artikel 3.103 heeft als doel geurhinder van horecaondernemers te voorkomen dan wel afdoende te beperken. De grootste belemmering voor het handhaven op geuroverlast is dat artikel 3.103 momenteel onvoldoende handvatten biedt aan handhavers voor de concrete invulling van de begrippen “doelmatig” en “aanvaardbaar hinderniveau”. Om uit deze kwestie te komen worden er meerdere strategieën onderzocht. Zo heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond in de zomer van 2014 een nieuwe horeca-werkprocedure vastgelegd voor een concretere invulling van artikel 3.103 voor het begrip “doelmatig”. Deze werkprocedure is grotendeels gebaseerd op het waarnemen van geur door de handhaver op van tevoren gespecificeerde locaties. Ook wordt gedacht aan het opstellen in 2015 van een specifieke horeca beleidsregel voor de gemeente Rotterdam. Deze beleidsregel dient dan voor verdere invulling van het begrip “aanvaardbaar hinderniveau” van artikel 3.103. Het is de verwachting dat beide, zowel de horeca-werkprocedure en de horeca-beleidsregel, gedeeltelijk gebruik zullen maken van de eNose als indicatief geurinstrument. eNose als indicatief geurinstrument In 2013 heeft de DCMR een pilot uitgevoerd naar de inzet van eNoses bij twee horecagelegenheden in Rotterdam. Geconcludeerd werd dat de eNose gebruikt kan worden als indicatief geurinstrument waarmee een beter beeld van de geursituatie rondom een horecagelegenheid kan worden verkregen. De eNoses bleken namelijk de horecageuren te registreren vlakbij de bron, maar ook verderop bij bewoners die geuroverlast meldden. Met de eNose kon tevens de geurbeleving van bewoners worden onderbouwd c.q. geobjectiveerd. In 2014 heeft de DCMR samen met het ministerie van I&M onderzocht hoe de eNoses nog verder kunnen worden doorontwikkeld (eNose pilot Horeca 2014). De verwachting was dat er een algemene ‘horeca-gevoeligheidscurve’ van de eNoses kan worden opgesteld, op basis waarvan indicatieve uitspraken gedaan kunnen worden over geurconcentraties bij de uitlaat van een horecaonderneming, onafhankelijk van het type horecabedrijf.
Blad 1 van 4
Als deze verwachting uitkomt zal door de DCMR en het ministerie van I&M in 2015 een geurtool worden ontwikkeld. Deze geurtool dient dan voor het lokale bevoegd gezag als hulpmiddel bij de uitvoering van artikel 3.103 van het Activiteitenregeling milieubeheer, om zelf te bepalen bij welke eNose-uitslag sprake is van onaanvaardbare hinder en/of sprake is van een doelmatige ontgeuringsinstallatie. eNose pilot horeca 2014 De eNose pilot Horeca is uitgevoerd in opdracht van de DCMR en het ministerie van I&M. Het onderzoek is uitgevoerd door Comon Invent in samenwerking met de DCMR en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Voor de totstandkoming van dit project is medewerking verleend door tien restaurants in Rijnmond (7), Eindhoven, Amsterdam en Goes. De restaurants, de omwonenden, de bevoegde gezagen van de gemeente Eindhoven, Amsterdam en de provincie Zeeland en de horecatoezichthouders worden hierbij hartelijk bedankt voor hun medewerking. Een korte samenvatting, de eindconclusies en aanbeveling van het rapport zijn hieronder weergegeven. Het rapport zelf is opgenomen in de bijlage. Samenvatting eNose pilot Horeca 2014 De belangrijkste resultaten van de eNose pilot Horeca 2014 zijn: 1. De eNose is goed in staat geuremissies bij de uitlaat van de horecaonderneming te detecteren (er zijn duidelijke productie-ritmen zichtbaar); 2. De eNoses bij de bewoners registeren in de meeste gevallen (67%) effecten van geuremissies van de horecaondernemingen. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie tussen emissie en immissie. Ook zijn er situaties waar het vinden van de relatie complexer is. Voor 3 restaurants konden er geen emissie-immissie relaties vastgesteld worden in verband met externe factoren (bijvoorbeeld de windrichting); 3. Er zijn voor 9 van de 10 restaurants verbanden aangetoond tussen enerzijds de menselijke geurwaarneming van bewoners en/of handhavers en anderzijds de eNose registraties op emissie- en op immissieniveau. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie. Ook zijn er gevallen waar het vinden van de relatie complexer is; Voor het olfactometrisch onderzoek geldt hierbij: 4. Er zijn per restaurant gevoeligheidscurves opgesteld. Hiermee kunnen de eNose signalen worden omgezet naar indicatieve waarden voor de geurconcentraties; 5. Uit de resultaten van de verschillende horecaondernemingen is een soort ‘algemene gevoeligheidscurve van de eNose voor horecageuren’ opgesteld. De bruikbaarheid van deze algemene gevoeligheidscurve vergt nader onderzoek. De berekende geurconcentraties op basis van de mobiele eNose komen in de meeste gevallen redelijk overeen met de gemeten geurconcentraties (de onzekerheidsmarge van de Europese norm EN 13725 voor olfactometrie (factor 2) wordt hierbij als uitgangspunt genomen). Echter, de berekende geurconcentraties op basis van de eNose bij de uitlaat geven te hoge waarden. Het geconstateerde verschil tussen mobiele eNose en eNose bij de uitlaat dient eerst nader te worden onderzocht alvorens een eNose meting aan een uitlaat van een willekeurige horecaonderneming kan worden gebruikt als een indicatieve maat voor de totale geuruitstoot van deze onderneming. Conclusies Uit dit rapport kan geconcludeerd worden dat de eNose gebruikt kan worden als indicatief geurinstrument waarmee een beter beeld van de geursituatie rondom een horecagelegenheid kan worden verkregen. De eNoses blijken de horecageuren te registreren vlakbij de bron, maar ook verderop bij bewoners. Met de eNose kan daarbij de geurbeleving van bewoners worden onderbouwd c.q. geobjectiveerd. Een ander resultaat van dit onderzoek is dat er een algemene ‘horeca-gevoeligheidscurve’ van de eNoses is opgesteld. Hiermee kunnen de eNose signalen worden omgezet naar indicatieve waarden voor de geurconcentraties. De bruikbaarheid van deze algemene curve vergt nog wel
Blad 2 van 2
verder onderzoek. Dit is nodig voordat de eNose ingezet kan gaan worden als geurinstrument waarmee met een eNose meting aan de uitlaat een (indicatieve) maat voor de totale geuruitstoot van een willekeurige horecaonderneming kan worden verkregen. Aanbeveling De aanbeveling is om nog niet te starten met de ontwikkeling van de hierboven genoemde geurtool. Dit rapport biedt goede aanknopingspunten voor verder onderzoek. De opgestelde algemene gevoeligheidscurve is zeker een goede aanzet in de richting van een indicatief geurinstrument voor horecageuren. Verder onderzoek zal bestaan uit het verkrijgen van meer specifieke e-nose data in combinatie met olfactometrische onderzoeken. Dit is nodig om de algemene curve te valideren en daarmee het gebruik te rechtvaardigen. Het zou wenselijk zijn als de DCMR en het ministerie van I&M in 2015 samen hierin optrekken.
Blad 3 van 3
eNose pilot Horeca 2014
16 december 2014 Comon Invent B.V. Postbus 39 2600 AA Delft www.comon-invent.com Auteurs: C. Korsman, J.B. Milan (DCMR) en S.K. Bootsma
VOORWOORD De eNose pilot Horeca is uitgevoerd in opdracht van de DCMR Milieudienst Rijnmond en het ministerie van I&M. Het onderzoek is uitgevoerd door Comon Invent in samenwerking met de DCMR Milieudienst Rijnmond en de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO). Voor de totstandkoming van dit project is medewerking verleend door tien restaurants, gelegen in Rijnmond (7), Eindhoven, Amsterdam en Goes. De restaurants, de omwonenden, de bevoegde gezagen van de gemeente Eindhoven, Amsterdam en de provincie Zeeland en de horecatoezichthouders worden hierbij hartelijk bedankt voor hun medewerking.
2
SAMENVATTING Het doel van eNose pilot Horeca 2014 is te onderzoeken of de eNose verder kan worden doorontwikkeld tot een indicatief geurmeetinstrument voor horeca-inrichtingen welke het bevoegd gezag meer houvast moet geven bij de beoordeling van de geursituatie rondom een horecaonderneming. Gedurende dit project is onderzocht of en hoe de eNose kan worden ingezet als hulpmiddel bij het verkrijgen van adequate informatie over de geuruitstoot van horecaondernemingen alsmede de geurbelasting daarvan in de omgeving. De volgende onderwerpen zijn binnen het kader van dit project behandeld: 1. Onderzocht is of de eNose de geuremissies bij de uitlaat van horecaondernemingen kan registeren; 2. Onderzocht is of de eNose bij bewoners de effecten van de geuremissie van een horecaonderneming kan registeren; 3. Onderzocht is of de eNose signalen zijn te relateren aan de zintuiglijke waarneming van bewoners en toezichthouders; 4. Onderzocht is of de eNose signalen zijn te relateren aan geurconcentraties die bepaald werden m.b.v. olfactometrisch onderzoek. Dit is gebeurd door het opstellen van zogenaamde gevoeligheidscurves. 5. Onderzocht is of uit de verkregen gevoeligheidscurves van verschillende horecaondernemingen een ‘algemene’ gevoeligheidscurve gehaald kan worden. Zo ja, of op basis van deze ‘algemene’ gevoeligheidscurve en op basis van een eNose meting aan de uitlaat van een horecaonderneming, een indicatieve maat voor de totale geuruitstoot van deze horecaonderneming kan worden verkregen. Het project eNose pilot Horeca 2014 bestond uit twee deelprojecten: de DCMR eNose pilot Horeca 2014 en de Landelijke eNose pilot Horeca 2014. De DCMR eNose pilot Horeca 2014 bestond op haar beurt uit zes korte meetcampagnes (twee weken) en een lange eNose meetcampagne (drie maanden). Deze campagnes zijn bij zeven verschillende horecaondernemingen in Rijnmond uitgevoerd. De landelijke eNose pilot Horeca 2014 bestond uit drie meetcampagnes bij drie verschillende horecaondernemingen in de gemeenten Amsterdam, Eindhoven en Goes. De looptijd van deze meetcampagnes was 4 weken. Alle meetcampagnes zijn tussen juni en november 2014 verricht. De volgende informatiebronnen zijn gebruikt voor het onderzoek: 1. Data van de eNoses; 2. Resultaten van olfactometrisch laboratoriumonderzoek; 3. Waarnemingen van bewoners en toezichthouders; De belangrijkste resultaten van dit project zijn: 1.
De eNose is goed in staat geuremissies bij de uitlaat van de horecaonderneming te detecteren (er zijn duidelijke productieritmen zichtbaar);
2.
De eNoses bij de bewoners registeren in de meeste gevallen (67%) effecten van geuremissies van de horecaondernemingen. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie tussen emissie en immissie. Ook zijn er situaties waar het vinden van de relatie complexer is. Voor 3 restaurants konden er
3
geen emissie-immissie relaties worden vastgesteld in verband met externe factoren (bijvoorbeeld windrichting); 3.
Er zijn voor 9 van de 10 restaurants verbanden aangetoond tussen enerzijds de menselijke geurwaarneming van bewoners en/of toezichthouders en anderzijds de eNose registraties op emissie- en op immissieniveau. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie. Ook zijn er gevallen waar het vinden van de relatie complexer is;
Voor het olfactometrisch onderzoek geldt hierbij: 4.
Er zijn per restaurant gevoeligheidscurves opgesteld. Hiermee kunnen de eNose signalen worden omgezet naar indicatieve waarden voor de geurconcentraties.
5.
Uit de resultaten van de verschillende horecaondernemingen is een soort ‘algemene gevoeligheidscurve van de eNose voor horecageuren’ opgesteld. De bruikbaarheid van deze algemene gevoeligheidscurve vergt echter nader onderzoek. De berekende geurconcentraties op basis van de mobiele eNose komen in de meeste gevallen aardig overeen met de gemeten geurconcentraties (de onzekerheidsmarge van de Europese norm EN 13725 voor olfactometrie (factor 2) wordt hierbij als uitgangspunt genomen). Echter de berekende geurconcentraties op basis van de eNose bij de uitlaat geven te hoge waarden. Het geconstateerde verschil tussen mobiele eNose en eNose bij de uitlaat dient eerst nader te worden onderzocht alvorens een eNose meting aan een uitlaat van een willekeurige horecaonderneming kan worden gebruikt als een indicatieve maat voor de totale geuruitstoot van deze onderneming;
ALGEHELE CONCLUSIE De eNose is een interessant hulpmiddel voor het vinden van indicatoren over geuremissies bij de bron, over aanwezigheid van geur in het verspreidingsgebied en voor het onderbouwen dan wel objectiveren van de geurbeleving van bewoners. Voor alle horecagelegenheden is met de eNose een beter beeld gekregen van geursituatie rondom de onderzochte horecaondernemingen. Uit de resultaten van het onderzoek is een algemene gevoeligheidscurve van de eNose voor horecageuren opgesteld. Deze algemene gevoeligheidscurve is de eerste aanzet in de richting van een indicatief geurinstrument voor horecageuren. Verder onderzoek en verdere ontwikkeling is nodig om de techniek te verfijnen en te komen tot een methodiek voor toepassing in de horeca. De verwachting is dat met eNoses wel een handzame methodiek mogelijk is voor het verkrijgen van objectieve informatie over horecageuren, maar dat de interpretatie van de eNose gegevens specialistische kennis blijft vereisen.
4
INHOUDSOPGAVE Voorwoord .............................................................................................................................................2 Samenvatting .........................................................................................................................................3 Algehele Conclusie .................................................................................................................................4 Inhoudsopgave ......................................................................................................................................5 hoofdstuk 1: Introductie campagne 2014 .............................................................................................6 hoofdstuk 2: Methode ...........................................................................................................................8 2.1 eNose ...........................................................................................................................................8 2.2 overzicht van de meetcampagnes ...............................................................................................8 2.3 Referentie-informatie voor de eNose ........................................................................................14 2.4 Olfactometrisch laboratoriumonderzoek ..................................................................................15 2.5 Invoer van geurbeleving door omwonenden.............................................................................16 2.6 Veldonderzoek door medewerkers van DCMR ..........................................................................16 hoofdstuk 3: Resultaten .......................................................................................................................17 3.1 eNose signalen aan de uitlaten ..................................................................................................17 3.2 eNose signalen bij de bewoners: onderzoek naar emissie en immissie relaties .......................21 3.3 Relatie waarnemingen door omwonenden en resultaten eNose ..............................................26 3.4 Relatie waarnemingen door toezichthouders en resultaten eNose ..........................................36 3.5 Relatie olfactorisch laboratoriumonderzoek met eNose data ..................................................41 hoofdstuk 5: Conclusies en aanbevelingen ..........................................................................................46 Bijlagen ................................................................................................................................................47 Bijlage 1: Invulformulier van geurbeleving door omwonenden ..........................................................48 Bijlage 2: Certificaten van EN 13725 ....................................................................................................49
5
HOOFDSTUK 1: INTRODUCTIE CAMPAGNE 2014 De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft in de zomer van 2013 een grootschalig eNose programma succesvol afgerond. Hierin is uitgebreid onderzoek verricht naar toepassingsmogelijkheden van de eNose technologie op het gebied van geur, veiligheid en het luchtmeetnet. Voor het toepassingsgebied geur zijn in het eNose programma onder meer twee gerichte meetcampagnes uitgevoerd bij middelgrote voedingsproducenten. Uit deze meetcampagnes kwam naar voren dat de eNose geschikt is om te worden ingezet als continu monitoringsinstrument en om te onderzoeken of een objectieve relatie gelegd kan worden tussen de ervaren hinder van omwonenden en de emissies van het bedrijf. Gezien de goede bevindingen uit het eNose programma is in de zomer van 2013 in opdracht van de DCMR door het bedrijf Comon-Invent een eNose meetcampagne verricht bij twee horecaondernemingen in Rotterdam. De doelstelling van deze meetcampagne was het onderzoeken of de eNose een instrument kan zijn voor het vergaren van informatie over de uitstoot en verspreiding van geur door horecaondernemingen. Tijdens deze meetcampagne is gedemonstreerd dat men voor beide horecagelegenheden met de eNose een beter beeld krijgt van de hindersituatie. De eNose blijkt namelijk ook hier een goed hulpmiddel te zijn voor het verstrekken van indicatoren over geuremissies bij de bron, aanwezigheid van geur in het verspreidingsgebied en het onderbouwen, c.q. objectiveren van de geurbeleving van bewoners. De uitkomsten van het eNose project 2013 gaven aanknopingspunten voor verder onderzoek Door al deze positieve uitkomsten hebben de DCMR en het ministerie van I&M besloten om een gezamenlijke opdracht te geven voor meer meetcampagnes bij horecaondernemingen (eNose pilot Horeca 2014). Het project eNose pilot Horeca 2014 bestond uit 2 deelprojecten: de DCMR eNose pilot Horeca 2014 en de Landelijke eNose pilot Horeca 2014. De DCMR eNose pilot Horeca 2014 bestond op haar beurt uit 6 korte (2 weken) en 1 lange (3 maanden) eNose meetcampagnes bij 7 verschillende horecaondernemingen in Rijnmond. De landelijke eNose pilot Horeca 2014 bestond uit 3 meetcampagnes bij 3 verschillende horecaondernemingen in de gemeenten Amsterdam, Eindhoven en Goes, elk voor een duur van 4 weken. Het doel van eNose pilot Horeca 2014 is te onderzoeken of de eNose verder kan worden doorontwikkeld tot een indicatief geurmeetinstrument voor horeca-inrichtingen welke het bevoegd gezag meer houvast moet geven bij de beoordeling van de geursituatie rondom een horecaonderneming. De volgende onderwerpen zijn in dit project behandeld: 1. Onderzocht is of de eNose de geuremissies bij de uitlaat van horecaondernemingen kan registeren; 2. Onderzocht is of de eNose bij bewoners de effecten van de geuremissie van een horecaonderneming kan registeren; 3. Onderzocht is of de eNose signalen zijn te relateren aan de zintuiglijke waarneming van bewoners en toezichthouders; 4. Onderzocht is of de eNose signalen zijn te relateren aan geurconcentraties die zijn verkregen uit olfactometrisch onderzoek. Dit is gebeurd door het opstellen van zogenaamde gevoeligheidscurves.
6
5.
Onderzocht is of uit de verkregen gevoeligheidscurves van verschillende horecaondernemingen een ‘algemene’ gevoeligheidscurve kan worden gehaald. Zo ja, of op basis van deze ‘algemene’ gevoeligheidscurve en op basis van een eNose meting aan de uitlaat van een horecaonderneming, een indicatieve maat voor de totale geuruitstoot van deze horecaonderneming kan worden verkregen.
7
HOOFDSTUK 2: METHODE 2.1 ENOSE
De eNose is een compact instrument waarin een aantal gassensoren is verwerkt. De gassensoren reageren op de aanwezigheid van reactieve gassen in de omgevingslucht. De concentratie waarbij de mens geuren signaleert is niet voor alle geurstoffen hetzelfde. Sommige geuren ruiken we in een zeer lage concentratie, terwijl we voor andere geurstoffen een hogere geurdrempel hebben. De eNose is in principe in staat alle geuren te detecteren aangezien het hier om reactieve gassen gaat. Uit laboratoriumonderzoek blijkt tevens dat de gevoeligheid van de eNose voor veel enkelvoudige (geur)stoffen vergelijkbaar is. De eNose signalen zijn echter niet zonder meer te vergelijken met de menselijke reuk. Om te bepalen of een eNose een goede indicatie kan geven of en hoe sterk de geur door mensen in de nabijheid wordt ervaren, is onderzoek nodig naar de relatie tussen eNose signaal en de menselijke geurwaarneming. In een laboratorium kun je bijvoorbeeld de gevoeligheid van de eNose vergelijken met die van een mens door zowel de eNose als een mens bloot te stellen aan nauwkeurig gedoseerde geurconcentraties. Daarnaast kun je eNoses op stellen in het veld. Wanneer mensen, al dan niet met een ‘getrainde neus’, hun zintuiglijke waarneming vastleggen, is het mogelijk om tijd- en plaatsrelaties met de eNose signalen te leggen. Beide methoden om duiding te geven aan de eNose signalen zijn in dit project toegepast. 2.2 OVERZICHT VAN DE MEETCAMPAGNES
Alle 10 horeca-meetcampagnes zijn uitgevoerd conform de NTA 9055. De DCMR eNose pilot Horeca 2014 bestond uit 6 korte campagnes van 2 weken en 1 langere campagne van 3 maanden. De Landelijke eNose pilot Horeca 2014 bestond uit 3 meetcampagnes, elk van een duur van 4 weken. Tijdens deze campagnes zijn 24/7 de data van eNoses met een intervaltijd van 1 minuut geregistreerd en opgeslagen. De eNoses zijn geplaatst rondom de 10 horecagelegenheden, die in dit rapport zijn gecodeerd als restaurant 1 t/m 10. De restaurants zijn gevestigd in Rotterdam, Hellevoetsluis, Wilhelminadorp, Amsterdam en Eindhoven. Voor het project zijn verschillende typen horecagelegenheden geselecteerd die grillen, frituren of bakken in olie of vet. Dit om een groot deel van het geurrelevante spectrum van de horecaondernemingen te omvatten.
Restaurant 1 is een Indonesisch restaurant gevestigd onder een appartementencomplex. De uitlaat komt aan de achterzijde van het pand uit op een hoogte van ongeveer 1,80 meter. Geuremissies kunnen zich in de richting van gevels en balkons van het appartementencomplex verspreiden. De ontgeuringsinstallatie bestaat uit vetvangende filters, 2 voorfilters, 2 grote en 2 kleine zakkenfilters en 32 stuks koolstofpatronen. Een eNose was direct aan de uitlaat gemonteerd (figuur 1a). Een tweede eNose was aan een balkon van een bewoner (figuur 1b) geplaatst. De afstand tussen de uitlaat en het balkon van de bewoner bedroeg ongeveer 4 meter. De eNose meetcampagne vond plaats van 23 juni 2014 tot en met 3 september 2014.
8
Figuur 1 a. eNose voor het uitblaaspunt van bakdampen bij restaurant 1.
Figuur 1b. eNose aan het balkon van een bewoner.
Restaurant 2 is een grillrestaurant gevestigd op een hoek onderaan een appartementencomplex. De uitlaat komt bovendaks uit, maar ligt binnen een straal van 25 meter van het naastgelegen flatgebouw. De ontgeuringsinstallatie is voorzien van 24 koolstofpatronen en van 7 zakkenfilters. Een eNose was direct aan de uitlaat gemonteerd (figuur 2). De eNose meetcampagne vond plaats van 23 juni 2014 tot en met 17 juli 2014. Bij deze campagne was geen eNose bij een bewoner geplaatst. Wel was er een bewoner van een nabijgelegen appartementen complex op circa 60 m vanaf de uitlaat die zijn zintuiglijke waarnemingen heeft gerapporteerd.
Figuur 2. eNose boven de uitlaat van restaurant 2.
9
Restaurant 3 is een grillrestaurant gevestigd onder een appartementencomplex. De uitlaat van de bakdampen bevindt zich aan de achterzijde van het pand, laag bij de grond. De ontgeuringsinstallatie bestaat uit vetvangende filters, een ioneninstallatie, voorfilters, filterzakken en 32 stuks koolstofpatronen. Er was een eNose direct in de uitlaat van de bakdampen geplaatst (figuur 3a). Deze meetcampagne liep van 23 juni 2014 tot en met 17 juli 2014. Tevens heeft er tussen 3 juli 2014 en 8 juli 2014 tijdelijk een eNose bij een bewoner gehangen (figuur 3b). De afstand tussen de uitlaat en het balkon van de bewoner bedroeg ongeveer 6 meter.
Figuur 3a. eNose boven de uitlaat van restaurant 3.
Figuur 3b. eNose op het balkon bij een bewoner.
Restaurant 4 is een Vietnamees restaurant gevestigd onder een appartementencomplex. De uitblaas van bakdampen gaan middels een bovendakse afvoer (figuur 4a) met een doekenfilter naar buiten. Hier werd een eNose direct aan de uitlaat gemonteerd. De tweede eNose was geplaatst op een balkon van een bewoner aan de overzijde van dit restaurant (figuur 4b). De afstand tussen de uitlaat en het balkon van de bewoner bedroeg ongeveer 23 meter. De meetcampagne vond plaats van 30 juni 2014 tot en met 24 juli 2014.
Figuur 4a. Bovendakse afvoer van restaurant 4.
Figuur 4b. Balkon van een bewoner aan de overzijde van restaurant 4.
10
Restaurant 5 is een vrijstaand Grieks Mediterraans restaurant met enkele kantoorruimten boven het pand. De uitlaat bevindt zich op het dak. Als ontgeuringsinstallatie zijn er UV lampen, vetvangende filters en nafilterzakken geïnstalleerd. De UV lampen zijn maar voor een deel in het afzuigsysteem aanwezig. Een eNose was direct bij de uitlaat op het dak geplaatst. De tweede eNose was op het dakterras van een bewoner aan de overzijde van de straat geplaatst. De afstand vanaf de uitlaat tot het balkon van de bewoner was circa 25 meter (figuur 5). De meetcampagne vond plaats van 11 augustus 2014 tot en met 2 september 2014.
Figuur 5. Bovenaanzicht afzuiginstallatie (geel) en eNose locatie bij de bewoner (rood).
Restaurant 6 is een Italiaans restaurant gevestigd op een hoek van een straat met hierboven woon- en werkruimten. De uitblaas bevindt zich op een tussendak van het pand, naast een werkruimte en onder balkons van bovengelegen appartementen (figuur 6a). Geuremissies kunnen zich in de richting van gevels en balkons van de appartementen verspreiden. De ontgeuringsinstallatie bestaat uit vetvangende filters en UV lampen. Een eNose was direct aan de uitlaat van het restaurant geplaatst. De tweede eNose was bij een bewonersbalkon schuin boven de uitlaat (figuur 6b) geplaatst. De meetcampagne vond plaats van 11 augustus 2014 tot en met 2 september 2014. De afstand tussen het balkon van de bewoner en de uitlaat bedroeg ongeveer 3 meter.
11
Figuur 6a. Uitlaat van restaurant 6 op tussendak. Figuur 6b. Balkon van een bewoner schuin boven de uitlaat.
Restaurant 7 is een sushirestaurant gevestigd onder een appartementencomplex. De uitlaat is aan de achterzijde van het pand op een hoogte van ongeveer 2,5 meter (figuur 7). De ontgeuringsinstallatie bestaat uit vetvangende filters, een doekenfilter en twee koolstofpatronen. Een eNose was direct in de uitlaat van het restaurant geplaatst. De andere eNose was gevestigd aan een galerijkant bij een bewoner, op een afstand van ongeveer 9 meter van de uitlaat. Er is gemeten van 11 augustus 2014 tot en met 2 september 2014.
Figuur 7. Uitlaat van restaurant 7. De eNose was achter het rooster geplaatst.
12
Restaurant 8 is een vrijstaand pannenkoekenrestaurant dat tevens enkele vis- en vleesgerechten serveert. Het restaurant heeft geen ontgeuringsinstallatie. Een eNose was direct voor de uitlaat gemonteerd (figuur 8a). De tweede eNose bevond zich bij de buren aan het tuinhek (figuur 8b). De meetcampagne liep van 22 september 2014 tot en met 20 oktober 2014. De afstand tussen de uitlaat en het tuinhek van de bewoner bedraagt ongeveer 24 meter.
Figuur 8a. eNose bij de uitlaat van restaurant 8. Figuur 8b.eNose bij een naaste bewoner aan een tuinhekje (rode cirkel). Pijl geeft de locatie van de eNose bij de uitlaat van het restaurant weer.
Restaurant 9 is een Mediterraan restaurant met een bovendakse afvoer van bakdampen. Er is geen ontgeuringsinstallatie aanwezig. Er is een eNose direct boven de uitlaat gemonteerd (figuur 9a). Een andere eNose is bij een bewoner aan het balkon gemonteerd (figuur 9b); de afstand tussen de uitlaat en het balkon van de bewoner bedraagt ongeveer 56 meter.. Er was een extra eNose met een windvaan een verdieping hoger geplaatst om storingsbronnen uit te kunnen sluiten. De meetcampagne vond plaats tussen 30 september 2014 en 28 oktober 2014.
Figuur 9a. eNose direct boven de uitlaat van restaurant 9.
Figuur 9b.eNose op het balkon bij een bewoner. Rode cirkel geeft de locatie van de uitlaat van restaurant 9 weer.
13
Restaurant 10 is een (ham)burgerrestaurant gevestigd op een straathoek in een toeristengebied. De uitlaat is laag op straatniveau. De ontgeuringsinstallatie bestaat uit ozoninjectie, doekfilters, een elektrostatisch filter en koolstofpatronen. Een eNose was direct in de uitlaat geplaatst. De tweede eNose was gemonteerd aan een lantaarnpaal (figuur 10) vlak voor een winkel met personeel dat geurhinder ondervindt. De afstand tussen de uitlaat en de winkel bedraagt ongeveer 11 meter. De meetcampagne vond plaats van 9 oktober 2014 en 6 november 2014.
Figuur 10. Plaatsing van de 2 eNoses bij restaurant 10. Er staat een eNose in de uitlaat achter het rooster en de andere hangt in een lantaarnpaal (linker rode cirkel) bij een winkeleigenaar.
2.3 REFERENTIE-INFORMATIE VOOR DE ENOSE
De eNose geeft een tijdserie van ruwe data die een indicatie zijn voor veranderingen van de aanwezigheid/concentratie van gasvormige stoffen in de omgevingslucht in de buurt van de eNose. Door vergelijking met andere beschikbare informatie die als referentie voor de geursituatie geldt, worden de ruwe eNose data opgewerkt tot relevante informatie. De referenties in deze campagne waren de geurwaarnemingen van omwonenden en toezichthouders, maar ook monsterneming en olfactometrische analyses ter hoogte van de uitlaten van een aantal restaurants.
14
2.4 OLFACTOMETRISCH LABORATORIUMONDERZOEK
Bij olfactometrisch onderzoek wordt informatie verzameld over de specifieke emissiebronnen. Bepaald is hoe groot de geurconcentratie in de emissie van de bakdampen van zeven van de tien horecaondernemingen is tijdens 3 normale bedrijfsomstandigheden. Deze concentratie wordt gemeten in Europese odour units, ou E/m . Eén Europese odour unit per kubieke meter is de concentratie geurstoffen die door een gemiddeld persoon nog net kan worden waargenomen. De monsterneming en metingen zijn verricht door VITO en zijn uitgevoerd conform de bepalingen uit de Europese norm voor olfactometrie (EN 13725 – Air Quality – Determination of the odour concentration by dynamic olfactometry) en de bepalingen uit de NTA 9065 - Luchtkwaliteit - Geurmetingen Meten en rekenen geur. Meer informatie hierover is te vinden op www.infomil.nl. In plaats van 3 keer 30 minuten is er twee keer 30 minuten met duplo stalen bemonsterd. De bemonstering van de geurstalen gebeurt statisch met behulp van Nalofaanzakken die in bemonsteringstonnen worden geplaatst. Via een teflonleiding wordt de zak verbonden met de te bemonsteren lucht. Vervolgens wordt in de ton een onderdruk gecreëerd waardoor de monsterzak gevuld wordt met geurende lucht. Er wordt steeds gedurende een half uur 60 tot 80 liter van het emissiegas bemonsterd. Tijdens de metingen worden simultaan twee monsternamezakken gevuld, elk met een afzonderlijke aanzuigleiding. Beide aanzuigleidingen zijn aan elkaar bevestigd zodanig dat de bemonstering op dezelfde plaats gebeurt en de monsterzakken gevuld worden met lucht die op hetzelfde punt is aangezogen (figuur 11).
Figuur 11. Situatie tijdens monsterneming. Per bron wordt op dezelfde plek een deel van de uitgeblazen lucht opgevangen in de monsterzakken. Tegelijkertijd wordt dezelfde lucht langs een mobiele eNose in een nalofaanzak geleid.
15
Via een derde aanzuigleiding werd lucht aangezogen die door een nalofaanzak is gevoerd met daarin één of meerdere mobiele eNose(s). Dezelfde lucht waarmee de monsterzakken zijn gevuld, is dus ook aan deze mobiele eNose(s) aangeboden. Binnen 30 uur na de monsterneming is in het laboratorium de geurconcentratie van de luchtmonsters bepaald door middel van olfactometrie. Dit is bepaald door verschillende verdunningen van het luchtmonster aan een geurpanel aan te bieden. Tevens is de eNose geurdrempel van de luchtmonsters op dezelfde wijze bepaald in het laboratorium conform de richtlijnen zoals beschreven in de NTA 9055. Het niveau waarbij het eNose signaal reproduceerbaar kan worden onderscheiden van de achtergrondruis wordt de eNose-geurdrempel genoemd. Conform de richtlijnen uit de NTA 9055 zijn er gevoeligheidscurven opgesteld. De uitslag van de eNose is hierbij bepaald als functie van verschillende aangeboden geurconcentraties. Hiermee kunnen de eNose uitslagen 3 indicatief worden vertaald in Europese geureenheden (ouE/m ).
2.5 INVOER VAN GEURBELEVING DOOR OMWONENDEN
De DCMR heeft enkele bewoners in de omgeving van de restaurants benaderd om hun actuele geurbeleving gedurende de looptijd van het onderzoek zo gedetailleerd mogelijk te registreren. Dit laatste konden zij doen door het invullen van een vooropgezet formulier. Hierop konden zij de datum en tijd invullen, het geurtype omcirkelen, de intensiteit aangeven, de weeromstandigheden vermelden en aangeven of de geur continu of piekend was. De waarnemingen zijn vervolgens verzameld en verwerkt. In bijlage 1 is een leeg voorbeeldformulier toegevoegd.
2.6 VELDONDERZOEK DOOR MEDEWERKERS VAN DCMR
Naast de geurregistratie door omwonenden zijn ook veldwaarneming sessies uitgevoerd door medewerkers van de DCMR. Tijdens de twee weken durende DCMR-meetcampagnes hebben de medewerkers elke avond bij één of meerdere restaurants hun geurwaarneming op een betreffende geurgevoelige locatie geregistreerd middels een online invoermodule. De DCMR medewerker beschikte hierbij tevens over een mobiele eNose. Met de invoermodule zijn de geurintensiteit en het geurtype aan te geven. De waarnemingen worden direct met de juiste waarnemingstijd online geregistreerd. Via deze methode kan er nauwkeurig gekeken worden naar de geurbeleving en het signaal van een (mobiele) eNose. Tijdens de landelijke campagne zijn geen geurwaarnemingen geregistreerd door medewerkers van de DCMR.
16
HOOFDSTUK 3: RESULTATEN 3.1 ENOSE SIGNALEN AAN DE UITLATEN
De gassensoren in de eNose reageren op gasvormige stoffen in de omgevingslucht. Een voordeel van deze eigenschap is dat de elektronische neus reageert op een scala van verschillende gasmengsels. Interpretatie van het ruwe eNose signaal kan echter complex zijn en vergt ervaring. Om de ruwe data op te werken tot nuttige informatie moeten deze data worden gecorreleerd met andere informatiebronnen die als referentie gelden. De ruwe eNose data geven een goede indicatie van het emissiepatroon van alle restaurants. Dit wordt toegelicht aan de hand van de resultaten van de eNoses die vlakbij de uitlaat van de verschillende restaurants stonden. Deze eNoses tonen een duidelijke trend die verband houdt met bedrijfstijden. Tijdens bedrijfsuren is de afzuiging van bakdampen ingeschakeld en stijgen de signalen van de eNose. Zodra de afzuiging wordt uitgeschakeld dalen de signalen. Het dag-nacht ritme is duidelijk zichtbaar; dit is voor alle restaurants weergegeven in figuur 12 (periode 2 weken). In figuur 13 zijn ter “inzoom” illustratie tevens 2 dagen zichtbaar gemaakt voor restaurant 1.
17
18
19
Figuur 12: Ruwe eNose data aan de uitlaat van de restaurants tonen een goede relatie met de bedrijfsactiviteiten. Opmerkingen: a) Het signaal bij restaurant 7 is afwijkend vergeleken met andere bedrijfstijdenritmen. Een verklaring hiervoor is dat, in dit geval i.v.m. de situering van de eNose direct in de uitlaat, het achtergrondsignaal verhoogt door accumulatie van de omgevingslucht na uitschakeling van de ontgeuringsinstallatie. b) Restaurant 8 is een seizoensgebonden restaurant. In de meetperiode had het restaurant een onregelmatige en lage bezetting. Dit is zichtbaar in het wel/niet aanwezig zijn van het eNose signaal en de wisselende hoogte van het eNose signaal.
Figuur 13: Ruwe eNose data uit de uitlaat van bedrijf 1 laat in deze 2 dagen een duidelijk dag- en nachtritme zien.
20
In het algemeen zijn de patronen van de onderzochte restaurants vergelijkbaar, d.w.z de volgorde van de sensoren is groen, gevolgd door oranje/rood en dan blauw. Dit is niet het geval voor restaurant 3 en 10. Het patroon hier is oranje/rood, groen en dan blauw. De hypothese van de oorzaak van dit afwijkend patroon voor restaurant 3 en 10 is de invloed van ozon die wordt gebruikt in de aanwezige ontgeuringsinstallatie. Bijkomend laboratoriumonderzoek door VITO, waarbij ozon stapsgewijs toegevoegd werd aan horeca luchtmonsters, bevestigde deze veronderstelling. Opgemerkt dient te worden dat naast restaurant 3 en 10 ook restaurant 5 en 6 een ontgeuringsinstallatie hadden die gebaseerd is op ozon (middels UV lampen). Echter hier zien we de invloed niet terug in het patroon, wellicht omdat de hoeveelheid ozon in deze gevallen gering is.
3.2 ENOSE SIGNALEN BIJ DE BEWONERS: ONDERZOEK NAAR EMISSIE EN IMMISSIE RELATIES
Onderzocht is of de eNoses bij de bewones de effecten van de emissies van de horecaondernemingen registeren en of er dan duidelijke verbanden kunnen worden gelegd tussen de eNose bij de uitlaat (emissie) en de eNose bij de bewoners (immissie). Na uitgebreide data-analyse zijn er verschillende relaties gevonden tussen emissie- en immissie signalen. De aanwezigheid van relaties is weergegeven in tabel 1.
emissie-immissie
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
ja
nvt
ja
geen
ja
ja
ja
ja
mogelijk
geen
Tabel 1: Relatie tussen emissie en immissie signalen van de eNoses geplaatst bij de uitlaat en bij bewoners van restaurant 1 tot en met 10. Ja staat voor ‘aanwezig’, geen staat voor ‘niet aanwezig’, mogelijk staat voor ‘mogelijk aanwezig’ en nvt staat voor ‘niet van toepassing’ in verband met het ontbreken van een eNose bij de bewoners.
De grafieken in figuur 14 geven voorbeelden van gevonden emissie-immissie relaties bij de verschillende restaurants. Van de 10 onderzochte restaurants is er 1 (restaurant 2) waar er alleen een eNose bij de uitlaat geplaatst was, hier kan dus geen sprake zijn van een emissie-immissie relatie. Voor de overige restaurants kan geconcludeerd worden dat in 6 van de 9 gevallen met de eNose een relatie is gevonden tussen emissie en immissie.
21
22
23
Figuur 14: Relatie tussen de eNose bij de uitlaat van restaurants 1, 3, 5 t/m 8 en de eNose geplaatst bij de desbetreffende omwonende.
24
Er zijn dus duidelijke emissie-immissie relaties vastgesteld bij restaurant 1, 3, 5, 6, 7 en 8. Bij de andere twee relevante restaurants (4 en 10) konden geen goede relaties gelegd worden. Het ontbreken van een emissieimmissie relatie bij restaurant 4 komt mogelijk door de combinatie van relatief lage emissies en de relatief grote afstand tussen de emissiebron en de bewoner. Ook bleek de wind in de meetperiode meestal niet gunstig (niet in de richting van de bewoner) te staan. Voor restaurant 10 is geen goede emissie-immissie relatie gevonden omdat de eNose, die was bevestigd aan een lantaarnpaal nabij restaurant 10, te veel werd beïnvloed door verkeersemissies. Bij restaurant 8 is er slechts 1 emissie-immissie relatie gevonden terwijl voor de andere restaurants (1,3,5,6 en 7) meerdere relaties zijn gevonden. Een verklaring voor het uitblijven van meerdere duidelijke emissie-immissie relaties bij restaurant 8 is dat er buiten het hoogseizoen is gemeten. Het restaurant wordt in de zomer veel drukker bezocht en is tijdens de campagne 1 zelfs week gesloten geweest. De bewoner gaf tevens aan dat de wind vaak niet in zijn richting stond. Restaurant 9 is gelegen in een gebied met diverse horecagelegen. De eNose bij een bewoner nabij restaurant 9 wordt dus door verschillende horecageuren van diverse bronnen beïnvloed. Uit een windroos analyse van de data van eNose blijkt een piek zichtbaar, die wijst in de richting van de gemonitorde onderneming. Dit is een indicatie dat de eNose in het immissiegebied wordt beïnvloed door dit bedrijf. Echter, door de aanwezigheid van vergelijkbare bronnen in dit gebied kan de emissie-immissie relatie voor dit bedrijf niet onomstotelijk worden vastgesteld. Bij een windroos analyse worden de geregistreerde eNose signalen vergeleken met de heersende windrichting op het moment van vastlegging. Door een windroos over enige tijd te maken zijn pieken zichtbaar die naar bronnen wijzen. Het resultaat van de windroosanalyse van de eNose op het balkon van de bewoner in de buurt van restaurant 9, is weergegeven in onderstaande afbeelding (figuur 15). De groene stip in de gele cirkel markeert de plek van de gemonitorde uitlaat van restaurant 9. Het centrum van de windroos grafiek is geplaatst op de locatie van de eNose op het balkon van de bewoner. In de grafiek zijn twee pieken zichtbaar. De ene wijst in de richting van de uitlaat van restaurant 9. Dit is de indicatie van de respons van de eNose op emissies van restaurant 9. De andere piek in de windroosgrafiek wijst naar een of meerdere bronnen in een ander gebied.
Figuur 15: Weergave van de windroosanalyse. De gele cirkel geeft de uitlaat van restaurant 9 aan. De windroos is op dezelfde locatie geplaatst als de eNose op het balkon van een omwonende.
25
3.3 RELATIE WAARNEMINGEN DOOR OMWONENDEN EN RESULTATEN ENOSE
Onderzocht is of de eNoses een duidelijke signaalverandering hebben geregistreerd rondom tijdstippen dat bewoners hun geurwaarnemingen hebben geregistreerd op het invulformulier. Er zijn formulieren uitgedeeld aan (klagende) bewoners. Hierin werd gevraagd om zoveel mogelijk input te geven voor het onderzoek. De terugkoppeling van de verschillende bewoners was verschillend. In tabel 2 staat weergegeven hoeveel waarnemingen er gedaan zijn en hoeveel hiervan bruikbaar waren voor verder onderzoek. Waarnemingen zonder tijdsregistratie zijn niet verder onderzocht op relaties. Er zijn voor restaurant 3 geen bewonerswaarnemingen ontvangen.
1 58 56
Aantal waarnemingen Aantal bruikbare waarnemingen
2 80 80
3 nvt nvt
4 12 9
Restaurant 5 6 20 20 12 20
7 34 30
8 1 1
9 9 9
10 41 41
Tabel 2: Aantal (bruikbare) waarnemingen per restaurant.
Na uitgebreide data-analyse zijn er verschillende relaties gevonden tussen de eNose data en tijdstippen van geregistreerde meldingen. Dit wil zeggen dat wanneer er een melding is gemaakt door een bewoner er op dat tijdstip ook een verhoging is gemeten door de eNoses op emissie (uitlaat eNose) en/of immissie (eNose bij bewoner) niveau. Bij restaurant 2 was geen eNose bij een bewoner geplaatst dus hier kan geen relatie gelegd worden. Wel heeft een bewoner enkele waarnemingen gedaan en hier is wel een relatie gevonden met de eNose data van de uitlaat. Tabel 3 geeft een overzicht van de gevonden bewoner-emissie relaties en bewoner-immissie relaties. In het zwarte kader van tabel 3 staat aangegeven of er emissie- en of immissie relaties zijn gevonden tussen de waarnemingen van bewoners en de eNose data.
Relaties tussen:
1
2
emissie-immissie
ja
Nvt
BW - emissie
ja
ja
BW - immissie
ja
Nvt
1
1
3
4
5
6
7
8
9
10
ja
geen
ja
Ja
ja
ja
mogelijk
geen
Nvt
2
ja
ja
Ja
ja
ja
geen
ja
Nvt
2
geen
ja
Ja
ja
geen
geen
geen
Tabel 3: Relatie tussen emissie, immissie en waarnemingen van bewoners (BW) voor de verschillende restaurants. Ja staat voor ‘aanwezig’, nee staat voor ‘niet aanwezig’ en nvt staat voor ‘niet van toepassing’. Nvt1 = ontbreken van een X- immissie relatie i.v.m. het ontbreken van een eNose bij de bewoner Nvt2= ontbreken van BW-X relaties i.v.m. ontbreken van bewoners informatie
Geconcludeerd wordt dat in 89% van de gevallen een relatie is gevonden tussen emissie van de horeca en waarnemingen van bewoners en dat in 50% van de gevallen een relatie is gevonden tussen de immissie van de horecagerelateerde emissies en de waarnemingen van de bewoners. In onderstaande grafieken worden enkele relaties tussen waarnemingen van bewoners en eNose data getoond.
26
Een bewoner woonachtig schuin boven de uitlaat van restaurant 1 heeft via het invulformulier aangegeven dat er op 2 juli 2014 rond 12:25 een extreem sterke geur is waargenomen. Op dit moment is er een emissie piek geregistreerd bij de uitlaat eNose (figuur 16).
Figuur 16: Ruwe eNose data van uitlaat bij restaurant 1. Rond 12:25 is een notitie gemaakt dat er een extreem sterke geur waargenomen werd.
27
Een bewoner in de buurt van restaurant 2 heeft per dag gedetailleerd bijgehouden wanneer, hoe sterk en voor hoelang men de geur van restaurant 2 kon waarnemen. In figuur 17 is voor één dag, nl. vrijdag 27 juni 2014, de relatie tussen de bewonerswaarnemingen en de eNose waarnemingen aan de uitlaat (= op emissieniveau) weergegeven.
Figuur 17: Ruwe eNose data van de uitlaat bij restaurant 2. De bewoner had aangegeven dat er op 27 juni tot 13:00 geen geur was waargenomen. Vervolgens om 14:45 een sterke geur en van 18:00 tot 22:00 een zeer sterke geur.
28
Op zaterdag 12 juli heeft een bewoner, nabij restaurant 4, aangegeven tussen 16:00 en 16:25 een zeer sterke geur te hebben waargenomen. Deze waarneming – emissie relatie is terug te zien in de eNose data bij de uitlaat van restaurant 4 in figuur 18.
Figuur 18: Ruwe eNose data van de uitlaat bij restaurant 4. De bewoner had aangegeven dat er op 12 juli 2014 tussen 16:00 en 16:25 een zeer sterke geur was waar te nemen.
29
Op 15 augustus 2014 heeft een bewoner woonachtig in de buurt van restaurant 5 aangegeven dat een extreem sterke geur rond 15:00-15:30 is waargenomen. Dit is terug te zien op zowel emissieniveau via de uitlaat data alsmede de data op immissieniveau van de eNose op het balkon (figuur 19).
Figuur 19: Ruwe eNose data van de uitlaat bij restaurant 5 en eNose op het balkon. De bewoner had aangegeven dat er op 15 augustus 2014 tussen 15:00 en 15:30 een zeer sterke geur was waar te nemen.
30
Een bewoner woonachtig boven de uitlaat van restaurant 6 heeft op 17 augustus 2014 rond 16:00 en rond 17:30 een zeer sterke geur waargenomen. Dit is in figuur 20 te zien in de eNose data bij de uitlaat (emissie) van restaurant 6 en de eNose data van het balkon (immissie).
Figuur 20: Ruwe eNose data van uitlaat bij restaurant 6 en eNose op het balkon. Rond 16:00 en 17:30 is een waarneming genoteerd waarbij er sprake was van een zeer sterke geur.
31
Een bewoner heeft op het terras boven de uitlaat van restaurant 7 op 12 augustus 2014 rond 15:45 een duidelijke geur waargenomen. Het signaal bij de uitlaat van restaurant 7 laat een verhoging rond deze tijd zien en een waarneming emissie relatie kan dus gelegd worden. (figuur 21).
Figuur 21: Ruwe eNose data van uitlaat bij restaurant 7. Rond 15:45 is een waarneming genoteerd waarbij er sprake was van een duidelijke geur.
32
Op 21 augustus om 16:00 heeft de bewoner met een eNose nabij restaurant 7 aangegeven om 16:00 een sterke geur te hebben waargenomen. Het signaal bij de bewoner eNose laat een verhoging zien. Figuur 22 laat de immissie relatie zien van de waarneming en het eNose signaal van de bewoner eNose.
Figuur 22: Ruwe eNose data van de eNose bij de de bewoner van Resaurant 7. Om 16:00 is een waarneming genoteerd waarbij er sprake was van een sterke geur.
33
De bewoner woonachtig naast restaurant 8 heeft op 23 september 2014 rond 19:00 aangegeven geuroverlast te hebben ervaren. Dit was echter niet terug te zien in de data van de eNose die in de tuin was opgesteld, maar kan wel gematched worden met het emissie signaal van de eNose aan de uitlaat. (figuur 23).
Figuur 23: Ruwe eNose data van de eNose bij de de uitlaat van Resaurant 8. Rond 19:00 is een waarneming gedaan waarbij er sprake was van hinder.
34
Op 16 oktober 2014 heeft een winkeleigenaresse tegenover restaurant 10 aangegeven op meerdere momenten tussen 16:00 en 18:05 zeer sterke tot extreem sterke geuren te hebben waargenomen. Dit is in figuur 24 te zien in de data van de eNose bij de uitlaat (emissie) van restaurant 10.
Figuur 24: Ruwe eNose data van de eNose bij de uitlaat van restaurant 10. Er zijn op meerdere momenten tussen 16:00 en 18:05 waarnemingen gedaan waarbij er sprake was van een zeer sterkte tot extreem sterke geur.
Uit navraag blijkt dat de installateur van de ontgeuringsinstallatie op 17 oktober onderhoud heeft gepleegd op verzoek van de restauranteigenaar, en dit naar aanleiding van de klachten. Een deel van de ozongenerator bleek niet te functioneren. Het effect van het gepleegde onderhoud is duidelijk zichtbaar in de eNose data: na het onderhoud daalt het meetsignaal van de groene sensor (figuur 25). Na het onderhoud is er ook minder geklaagd.
Figuur 25: Ruwe eNose data van de eNose bij de uitlaat van restaurant 10. Na 17 oktober neemt de groene (s1) sensor af .
35
3.4 RELATIE WAARNEMINGEN DOOR TOEZICHTHOUDERS EN RESULTATEN ENOSE
Tijdens de meetcampagnes bij 7 restaurants in Rijnmond zijn toezichthouders van de DCMR gedurende 2 weken elke avond op pad geweest om bij de verschillende bewoners op het balkon, een waarnemingssessie te doen. Ze hadden een mobiele eNose mee en een mobiel device waarmee ze ter plekke waarnemingen online konden registreren. Deze waarnemingen zijn in de eNose grafieken geplaatst. Op deze manier kan bekeken worden of er relaties te vinden zijn tussen de geregistreerde geurwaarneming van de toezichthouder en het eNose signaal. In het zwarte kader van tabel 4 staat aangegeven of er emissie- en/of immissie relaties zijn gevonden tussen de waarnemingen van toezichthouders en de eNose data. Er zijn verschillende relaties gevonden tussen de eNose data en tijdstippen van geregistreerde meldingen van de toezichthouders.
Relaties tussen:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
emissie-immissie
ja
nvt
ja
geen
ja
Ja
ja
ja
mogelijk
geen
BW - emissie
ja
ja
nvt
ja
ja
Ja
ja
ja
geen
ja
BW - immissie
ja
nvt
nvt
geen
ja
Ja
ja
geen
geen
geen
HW - emissie
ja
ja
ja
ja
geen
Ja
ja
nvt
nvt
nvt
HW - immissie
ja
nvt
ja
geen
geen
geen
geen
nvt
nvt
nvt
HW - mobiele eNose
ja
ja
ja
geen
geen
Ja
ja
nvt
nvt
nvt
Tabel 4: Relatie tussen emissie, immissie en waarnemingen toezichthouders van DCMR (HW) voor de verschillende restaurants. Ja staat voor ‘aanwezig’, nee staat voor ‘niet aanwezig’ en nvt staat voor ‘niet van toepassing’. Notabene BW staat voor bewoner, zie paragraaf 3.3.
In de meeste gevallen is er een relatie gevonden tussen de waarnemingen van de toezichthouder en de emissies aan de uitlaat (86%). Op immissieniveau is dit niet het geval (33%). In de periode waarin de waarnemers aanwezig waren, waren de eNose signalen van de bewoners eNoses relatief laag. Vaak kwamen deze signalen niet boven de 1 tot 1.5 dB uit. Voor de mobiele eNose data worden er weer vaker relaties gevonden (71%). Dat er een verschil is tussen gelegde relatie met de mobiele eNose en de bewoners eNose kan komen doordat de locatie van de mobiele eNose identiek is aan de locatie van de toezichthouder(s) op moment van de waarneming. In zijn totaliteit kan uit tabel 4 gehaald worden dat voor 9 van de 10 restaurants verbanden zijn aangetoond tussen enerzijds de menselijke waarneming van bewoners en/of toezichthouders en anderzijds de eNose registraties op emissie- en op immisie niveau. Hieronder zijn enkele relaties tussen de waarnemingen van de toezichthouder en eNose uitslag in figuren weergegeven.
36
Bij restaurant 1 zijn er emissie en immisie (eNose bewoners en mobiele eNose) relaties gevonden tussen de waarnemingen van de toezichthouders en de eNose data. Figuur 26 geeft een voorbeeld waarbij twee toezichthouders met de mobiele eNose onafhankelijk van elkaar twee keer op hetzelfde moment waarnemingen met dezelfde sterkte hebben geregistreerd.
Figuur 26: Ruwe eNose data van de mobiele eNose in buurt van restaurant 1. Twee toezichthouders hebben onafhankelijk van elkaar aangegeven rond 13:17 een duidelijke geur te hebben waargenomen. Rond 13:14 heeft een van de twee toezichthouders een zwakke geur waargenomen waar de andere een duidelijke geur heeft geregistreerd.
37
Bij restaurant 3 zijn emissie en immissie (eNose bewoners en mobiele eNose) relaties gevonden tussen de waarnemingen van de toezichthouders en de eNose data. De relatie tussen waarnemingen en data van de mobiele eNose op 25 juni is getoond in figuur 27.
Figuur 27: Ruwe eNose data van de mobiele eNose bij bezoek aan een bewoner in de buurt van restaurant 3. Toezichthouders hebben aangegeven een zwakke tot duidelijke geur te hebben waargenomen.
38
Voor restaurant 6 zijn er emissie en immissie (eNose mobiele) relaties gevonden tussen de waarnemingen van de toezichthouders en de eNose data. Figuur 28 geeft een voorbeeld van de relatie tussen de waarnemingen van de toezichthouder en de mobiele eNose op 21 augustsus.
Figuur 28: Ruwe eNose data van de mobiele eNose nabij restaurant4. Beide toezichthouders hebben aangegeven een duidelijke tot zeer sterke geur te hebben waargenomen rond 20:40. Hier zijn de waarnemingen van een van de toezichthouders getoond.
39
Voor restaurant 7 zijn er emissie en immissie (eNose mobiele) relaties gevonden tussen de waarnemingen van de toezichthouders en de eNose data. Figuur 29 geeft een voorbeeld van de relatie tussen de waarnemingen van de toezichthouder en de data van de eNose aan de uitlaat.
Figuur 29: Ruwe eNose data van uitlaat bij restaurant 7. Rond 18:52 is door een toezichthouder een waarneming van duidelijke geur gedaan.Het signaal bij de uitlaat laat een piek op hetzelfde moment zien.
Voor restaurant 8 tot en met 10 zijn er geen waarnemingen door toezichthouders gedaan.
40
3.5 RELATIE OLFACTORISCH LABORATORIUMONDERZOEK MET ENOSE DATA
In deze paragraaf worden de resultaten van het olfactometrisch onderzoek weergegeven. Op 1 juli, 21 augustus, 9 oktober, 16 oktober en 21 oktober 2014 werden geurmonsters genomen aan de emissiepunten van restaurants 1, 2, 3, 4, 6, 9 en 10. Initieel was gepland om bij restaurant 8 i.p.v. bij restaurant 2 geurmonsters te nemen, echter op de geplande meetdag bleek het restaurant nauwelijks klanten te hebben en was men bezig de keuken te sluiten. Er is toen afgezien van monstername. Aangezien restaurant 8 seizoensgebonden keukenactiviteiten vertoonde (zie hoofdstuk 3.1) en vanwege de mislukte geplande meetdag is besloten om in plaats van restaurant 8 monsters te nemen bij restaurant 2. Tijdens iedere bemonstering werden simultaan twee luchtzakken gevuld. Er is 2 keer bemonsterd per restaurant. Van de genomen monsters werd binnen 30 uur na de bemonstering, de geurconcentratie bepaald m.b.v. olfactometrie. Dit gebeurde conform de bepalingen uit de EN 13725. Tabel 5 toont het resultaat van de olfactometrische analyses . Bijkomend wordt in de tabel ook voor ieder restaurant de eNose geurdrempel weergegeven. Deze is bepaald door bij het aanbieden van verschillende verdunningen van het luchtmonster aan de eNose na te gaan vanaf welke geurconcentratie de eNose begint te reageren.
Tabel 5: Geurconcentraties in de emissies van restaurant 1,2,3,4,6,9 en 10. Bij restaurant 1, 3 en 4 zijn er ter bepaling van de eNose geurdrempel geen duplo metingen uitgevoerd.
41
In paragraaf 2.4 is beschreven dat tijdens de monsterneming naast het vullen van de monsterzakken tegelijkertijd ook eenzelfde hoeveelheid lucht door een nalofaanzak is geleid met daarin één of meerdere mobiele eNose(s). Figuur 30 toont het resultaat van een mobiele eNose bij restaurant 6.
Figuur 30: Mobiele eNose signaal tijdens de monsterneming. Dezelfde lucht waarmee de monsterzakken voor olfactometrie zijn gevuld is aangeboden aan deze mobiele eNose.
Na de olfactometrische analyses werd de resterende hoeveelheid van de luchtmonsters gebruikt om de uitslag van de eNose als functie van de aangeboden geurconcentratie voor de onderhavige bedrijfsgeuren te bepalen. Dit gebeurde conform de bepalingen uit de NTA 9055. Hieruit zijn de gevoeligheidscurven van de eNose per restaurant en een “algemene” horecageur gevoeligheidscurve bepaald (figuur 31). Aangezien de groene sensor het meest gevoelig is voor de horecageuren, is gekozen om alleen de gevoeligheidscurve van deze sensor te gebruiken voor het opstellen van de gevoeligheidscurven. Tabel 6 geeft voor elk restaurant en voor de opgestelde algemene gevoeligheidscurve de formules en correlatiecoëfficiënten weer.
42
Figuur 31: Weergave van de algemene gevoeligheidscurve voor horeca geur. Bij het opstellen van de algemene curve zijn duplo’s en data van restaurant 3 en 10 niet mee in rekening gebracht.
Tabel 6: Formules van de gevoeligheidscurve voor de groene sensor per restaurant en de algemene gevoeligheidscurve voor horecageur. . Bij het opstellen van de algemene curve zijn duplo’s en data van restaurant 3 en 10 niet mee in rekening gebracht
Voor onderzoek i.v.m. de herhaalbaarheid zijn de metingen bij restaurant 2, 6, 9 en 10 in duplo uitgevoerd. Uit tabel 6 blijkt dat er sprake is van een goede herhaalbaarheid. De duplometingen zijn niet gebruikt voor het opstellen van de algemene gevoeligheidscurve. Ook zijn de metingen van restaurant 3 en 10 niet mee in rekening gebracht bij het opstellen van de algemene gevoeligheidscurve, en dit omdat voor deze restaurants was vastgesteld dat de aanwezigheid van ozon een invloed heeft op de geregistreerde fingerprints.
43
Met behulp van de gevoeligheidscurves uit tabel 6 is een schatting gemaakt van de geurconcentraties op emissieniveau. Hiervoor is het gemiddelde eNose signaal van de eNose bij de uitlaat op het moment van monstername bepaald. Ook is het gemiddelde eNose signaal bepaald van een mobiele eNose. Deze mobiele eNose was tijdens monstername via een derde aanzuigleiding blootgesteld aan dezelfde lucht waarmee de monsterzakken zijn gevuld. De resultaten zijn getoond in tabel 7.
Tabel 7a) Gemiddelde eNose signaal van de gebruikte mobiele eNose en 7b) gemiddelde eNose signaal van de eNose bij de uitlaat op moment van monstername. Beide met berekende geurconcentraties van de individuele en algemene curve. Als vergelijking is de gemeten geurconcentratie weergegeven.
Hieronder worden de resultaten van het olfactometrisch onderzoek besproken: 1) Menselijke geurdrempel versus eNose drempel 3 Tabel 5 laat zien dat de waarnemingsdrempel van de eNose tussen de 8-23 ouE/m ligt. Deze waarde is hoger dan de waarnemingsdrempel van de mens en komt ongeveer overeen met andere meetcampagnes waarbij naar baken kooklucht is gekeken. Ook toen bleek dat de menselijke reukzin gevoeliger is voor voedselgerelateerde geuren dan de eNose. De menselijke reuk is in de afgelopen miljoenen jaren dusdanig ontwikkeld dat zij voedselgerelateerde geuren in een zeer lage concentratie van de achtergrondconcentratie kan onderscheiden. De eNose is niet in staat om deze type geurstoffen in een heel lage concentratie effectief uit de achtergrondruis te onderscheiden. Echter, de geurdrempel is niet doorgaans de concentratie waarbij geurhinder optreedt. Deze is factoren hoger. 2) Gevoeligheidscurven 2 Op basis van de gevonden correlatiecoëfficiënt (R ) kan er geconcludeerd worden dat er aanvaardbare gevoeligheidscurven per individueel restaurant kunnen worden opgesteld. Ook de algemene gevoeligheidscurve is acceptabel. 3) Bruikbaarheid van de gevoeligheidscurven Uit tabel 7 blijkt dat in het algemeen de berekende geurconcentratie op basis van de data van de mobiele eNose (tijdens monstername) een betere overeenkomst vertoont met de gemeten geurconcentratie dan de berekende geurconcentratie op basis van de eNose bij de uitlaat (tijdens monstername). De berekende geurconcentraties op basis van de eNose bij de uitlaat (tijdens monstername) geven daarbij in het algemeen te hoge waarden. Dit alles 44
geldt zowel voor de individuele gevoeligheidscurve per restaurant als voor de algemene gevoeligheidscurve. Tevens toont tabel 7 dat m.b.v. de algemene gevoeligheidscurve, de berekende geurconcentraties op basis van de mobiele eNose (tijdens monstername) in de meeste gevallen aardig overeen komen met de gemeten geurconcentraties (de onzekerheidsmarge van de Europese norm EN 13725 voor olfactometrie (factor 2) wordt hierbij als uitgangspunt genomen).
45
HOOFDSTUK 5: CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN De resultaten van de horeca campagne kunnen als volgt worden samengevat: 1.
De eNose is goed in staat geuremissies bij de uitlaat van de horecaonderneming te detecteren (er zijn duidelijke productieritmen zichtbaar);
2.
De eNoses bij de bewoners registeren in de meeste gevallen (67%) effecten van geuremissies van de horecaondernemingen. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie tussen emissie en immissie. Ook zijn er situaties waar het vinden van de relatie complexer is. Voor 3 restaurants konden er geen emissie-immissie relaties worden vastgesteld in verband met externe factoren (bijvoorbeeld windrichting);
3.
Er zijn voor 9 van de 10 restaurants verbanden aangetoond tussen enerzijds de menselijke geurwaarneming van bewoners en/of toezichthouders en anderzijds de eNose registraties op emissie- en op immissieniveau. In sommige gevallen was er sprake van een evidente relatie. Ook zijn er gevallen waar het vinden van de relatie complexer is;
Voor het olfactometrisch onderzoek geldt hierbij: 4.
Er zijn per restaurant gevoeligheidscurves opgesteld. Hiermee kunnen de eNose signalen worden omgezet naar indicatieve waarden voor de geurconcentraties.
5.
Uit de meetresultaten van de verschillende horecaondernemingen is een soort ‘algemene gevoeligheidscurve van de eNose voor horecageuren’ opgesteld. De bruikbaarheid van deze algemene gevoeligheidscurve vergt echter nader onderzoek. De berekende geurconcentraties op basis van de mobiele eNose komen in de meeste gevallen aardig overeen met de gemeten geurconcentraties (de onzekerheidsmarge van de Europese norm EN 13725 voor olfactometrie (factor 2) wordt hierbij als uitgangspunt genomen). Echter de berekende geurconcentraties op basis van de eNose bij de uitlaat geven te hoge waarden. Het geconstateerde verschil tussen mobiele eNose en eNose bij de uitlaat dient eerst nader te worden onderzocht alvorens een eNose meeting aan een uitlaat van een willekeurige horecaonderneming kan worden gebruikt als een indicatieve maat voor de totale geuruitstoot van deze onderneming ;
46
BIJLAGEN
47
BIJLAGE 1: INVULFORMULIER VAN GEURBELEVING DOOR OMWONENDEN
48
BIJLAGE 2: CERTIFICATEN VAN EN 13725
49
20140702-01 1/3
ANALYSEVERSLAG OLFACTOMETRIE (VERSLAG 20140702-01) Opdrachtgever: Comon Invent Adres: Burgemeestersrand 198A 2625 NZ Delft Nederland Contactpersoon: Simon Bootsma
Stalen: 8 Nalofaanzakken, bemonsterd bij restaurant 4 en restaurant 3 Datum bemonstering: 1 juli 2014 Datum analyses: 2 juli 2014 Analyse: Bepaling van de geurconcentratie volgens de Europese norm ‘Determination of odour concentration by dynamic olfactometry’ (NBN EN 13725). Karakteristieken olfactometer: -
type: TO9 aanbiedingsmethode: forced choice materialen: inox 316, Teflon verdunningsbereik: 8 - 130 000 verhouding tussen twee opeenvolgende verdunningsstappen: 2 luchtdebiet per beker: 20 l/min panel: geselecteerd volgens de bepalingen uit de Europese norm EN 13725
Labo: De geuranalyses werden uitgevoerd in een ruimte die geconditioneerd was volgens de bepalingen uit EN13725 (paragraaf 6.6) Instrumentele kalibratie : De laatste instrumentele kalibratie werd (conform de bepalingen uit de EN13725) uitgevoerd op 17 juni 2014. Resultaat: De resultaten van de olfactometrische analyses zijn weergegeven in Tabel 1, op p3 van dit analyseverslag. Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20140702-01 2/3
Meetonzekerheid : Volgens de norm EN13725 ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond meetwaarde x in de meest ongunstige aanvaardbare situatie tussen x/2,21 en x*2,21. Op basis van herhalingsmetingen met het referentiegas n-butanol ligt dit betrouwbaarheidsinterval tussen x/1,80 en x*1,80. Dit betrouwbaarheidsinterval werd berekend op basis van actuele waarde van de herhaalbaarheid r die bepaald wordt aan de hand van de resultaten van de laatste 20 paneldrempelbepalingen met n-butanol die voorafgaand aan iedere meetsessie worden uitgevoerd (r = 0,3533). Hierbij wordt aangenomen dat de meetonzekerheid die behaald kan worden voor het referentiegas n-butanol overdraagbaar is op praktijkgeuren.
Datum: 7/7/2014
Ilse Bilsen Projectverantwoordelijke
20140702-01 3/3
Tabel 1: Resultaten olfactometrische analyses
Monstercode 1 2 3 4
Gegevens staal Meetlocatie
uitgang afzuiging restaurant 4 uitgang afzuiging restaurant 4 uitgang afzuiging restaurant 4 uitgang afzuiging restaurant 4
Aanvang monstername 18h10 18h10 18h40 18h40
Staalnr.
14070201 14070207 14070202 14070208
Gegevens analyse VoorAnalyseresultaat verdunning [ouE/m³] -
1218 2299 2170 2580
Eventuele opmerkingen Geurconcentratie staal [ouE/m³] 1218 2299 2170 2580
5
uitgang afzuiging restaurant 3
19h25
14070203
-
1272
1272
6
uitgang afzuiging restaurant 3
19h25
14070209
-
1149
1149
7
uitgang afzuiging restaurant 3
19h45
14070204
-
1933
1933
8
uitgang afzuiging restaurant 3
19h45
14070210
-
967
967
in overleg met de opdrachtgever bemonstering gedurende 20 minuten i.p.v. 30 minuten; dit wegens weinig activiteit in het restaurant in overleg met de opdrachtgever bemonstering gedurende 20 minuten i.p.v. 30 minuten; dit wegens weinig activiteit in het restaurant in overleg met de opdrachtgever bemonstering gedurende 20 minuten i.p.v. 30 minuten; dit wegens weinig activiteit in het restaurant in overleg met de opdrachtgever bemonstering gedurende 20 minuten i.p.v. 30 minuten; dit wegens weinig activiteit in het restaurant
De geurconcentraties worden weergegeven als niet afgeronde waarden, waarbij geen rekening gehouden wordt met de meetonzekerheid. Hierdoor kunnen meer significante cijfers gerapporteerd worden dan in overeenstemming met de meetonzekerheid.
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20140822-01 1/3
ANALYSEVERSLAG OLFACTOMETRIE (VERSLAG 20140822-01) Opdrachtgever: Comon Invent Adres: Burgemeestersrand 198A 2625 NZ Delft Nederland Contactpersoon: Simon Bootsma
Stalen : 8 Nalofaanzakken, bemonsterd bij de restaurant 1 en restaurant 6 Datum bemonstering: 21 augustus 2014 Datum analyses: 22 augustus 2014 Analyse: Bepaling van de geurconcentratie volgens de Europese norm ‘Determination of odour concentration by dynamic olfactometry’ (NBN EN 13725). Karakteristieken olfactometer: -
type: TO9 aanbiedingsmethode: forced choice materialen: inox 316, Teflon verdunningsbereik: 8 - 130 000 verhouding tussen twee opeenvolgende verdunningsstappen: 2 luchtdebiet per beker: 20 l/min panel: geselecteerd volgens de bepalingen uit de Europese norm EN 13725
Labo: De geuranalyses werden uitgevoerd in een ruimte die geconditioneerd was volgens de bepalingen uit EN13725 (paragraaf 6.6) Instrumentele kalibratie : De laatste instrumentele kalibratie werd (conform de bepalingen uit de EN13725) uitgevoerd op 17 juni 2014. Resultaat: De resultaten van de olfactometrische analyses zijn weergegeven in Tabel 1, op p3 van dit analyseverslag. Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20140822-01 2/3
Meetonzekerheid : Volgens de norm EN13725 ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond meetwaarde x in de meest ongunstige aanvaardbare situatie tussen x/2,21 en x*2,21. Op basis van herhalingsmetingen met het referentiegas n-butanol ligt dit betrouwbaarheidsinterval tussen x/1,71 en x*1,71. Dit betrouwbaarheidsinterval werd berekend op basis van actuele waarde van de herhaalbaarheid r die bepaald wordt aan de hand van de resultaten van de laatste 20 paneldrempelbepalingen met n-butanol die voorafgaand aan iedere meetsessie worden uitgevoerd (r = 0,3239). Hierbij wordt aangenomen dat de meetonzekerheid die behaald kan worden voor het referentiegas n-butanol overdraagbaar is op praktijkgeuren.
Datum: 25 augustus 2014
Ilse Bilsen Projectverantwoordelijke
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20140822-01 3/3
Tabel 1: Resultaten olfactometrische analyses
Monstercode 1 2 3 4 5 6 7 8
Gegevens staal Meetlocatie
uitgang afzuiging restaurant 1 uitgang afzuiging restaurant 1 uitgang afzuiging restaurant 1 uitgang afzuiging restaurant 1 uitgang afzuiging restaurant 6 uitgang afzuiging restaurant 6 uitgang afzuiging restaurant 6 uitgang afzuiging restaurant 6
Aanvang monstername 18h27 18h27 19h08 19h08 20h30 20h30 21h01 21h01
Staalnr.
14082201 14082202 14082203 14082204 14082205 14082206 14082207 14082208
Gegevens analyse VoorAnalyseresultaat verdunning [ouE/m³] -
304 384 512 456 456 609 813 861
Eventuele opmerkingen Geurconcentratie staal [ouE/m³] 304 384 512 456 456 609 813 861
De geurconcentraties worden weergegeven als niet afgeronde waarden, waarbij geen rekening gehouden wordt met de meetonzekerheid. Hierdoor kunnen meer significante cijfers gerapporteerd worden dan in overeenstemming met de meetonzekerheid.
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141010-01 1/3
ANALYSEVERSLAG OLFACTOMETRIE (VERSLAG 20141010-01) Opdrachtgever: Comon Invent Adres: Burgemeestersrand 198A 2625 NZ Delft Nederland Contactpersoon: Simon Bootsma
Stalen : 4 Nalofaanzakken, bemonsterd bij restaurant 2 Datum bemonstering: 9 oktober 2014 Datum analyses: 10 oktober 2014 Analyse: Bepaling van de geurconcentratie volgens de Europese norm ‘Determination of odour concentration by dynamic olfactometry’ (NBN EN 13725). Karakteristieken olfactometer: -
type: TO9 aanbiedingsmethode: forced choice materialen: inox 316, Teflon verdunningsbereik: 8 - 130 000 verhouding tussen twee opeenvolgende verdunningsstappen: 2 luchtdebiet per beker: 20 l/min panel: geselecteerd volgens de bepalingen uit de Europese norm EN 13725
Labo: De geuranalyses werden uitgevoerd in een ruimte die geconditioneerd was volgens de bepalingen uit EN13725 (paragraaf 6.6) Instrumentele kalibratie : De laatste instrumentele kalibratie werd (conform de bepalingen uit de EN13725) uitgevoerd op 16 september 2014. Resultaat: De resultaten van de olfactometrische analyses zijn weergegeven in Tabel 1, op p3 van dit analyseverslag. Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141010-01 3/3
Meetonzekerheid : Volgens de norm EN13725 ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond meetwaarde x in de meest ongunstige aanvaardbare situatie tussen x/2,21 en x*2,21. Op basis van herhalingsmetingen met het referentiegas n-butanol ligt dit betrouwbaarheidsinterval tussen x/1,75 en x*1,75. Dit betrouwbaarheidsinterval werd berekend op basis van actuele waarde van de herhaalbaarheid r die bepaald wordt aan de hand van de resultaten van de laatste 20 paneldrempelbepalingen met n-butanol die voorafgaand aan iedere meetsessie worden uitgevoerd (r = 0,3373). Hierbij wordt aangenomen dat de meetonzekerheid die behaald kan worden voor het referentiegas n-butanol overdraagbaar is op praktijkgeuren.
Datum: 23/10/2014
Ilse Bilsen Projectverantwoordelijke
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141010-01 3/3
Tabel 1: Resultaten olfactometrische analyses
Monstercode 1 2 3 4
Gegevens staal Meetlocatie
uitgang afzuiging restaurant 2 uitgang afzuiging restaurant 2 uitgang afzuiging restaurant 2 uitgang afzuiging restaurant 2
Aanvang monstername 18h06 18h06 18h40 18h40
Staalnr.
14101001 14101002 14101003 14101004
Gegevens analyse VoorAnalyseresultaat verdunning [ouE/m³] -
3649 5793 6502 7732
Eventuele opmerkingen Geurconcentratie staal [ouE/m³] 3649 5793 6502 7732
De geurconcentraties worden weergegeven als niet afgeronde waarden, waarbij geen rekening gehouden wordt met de meetonzekerheid. Hierdoor kunnen meer significante cijfers gerapporteerd worden dan in overeenstemming met de meetonzekerheid.
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141017-01 1/3
ANALYSEVERSLAG OLFACTOMETRIE (VERSLAG 20141017-01) Opdrachtgever: Comon Invent Adres: Burgemeestersrand 198A 2625 NZ Delft Nederland Contactpersoon: Simon Bootsma
Stalen : 4 Nalofaanzakken, bemonsterd bij restaurant 10 in Amsterdam Datum bemonstering: 16 oktober 2014 Datum analyses: 17 oktober 2014 Analyse: Bepaling van de geurconcentratie volgens de Europese norm ‘Determination of odour concentration by dynamic olfactometry’ (NBN EN 13725). Karakteristieken olfactometer: -
type: TO9 aanbiedingsmethode: forced choice materialen: inox 316, Teflon verdunningsbereik: 8 - 130 000 verhouding tussen twee opeenvolgende verdunningsstappen: 2 luchtdebiet per beker: 20 l/min panel: geselecteerd volgens de bepalingen uit de Europese norm EN 13725
Labo: De geuranalyses werden uitgevoerd in een ruimte die geconditioneerd was volgens de bepalingen uit EN13725 (paragraaf 6.6) Instrumentele kalibratie : De laatste instrumentele kalibratie werd (conform de bepalingen uit de EN13725) uitgevoerd op 16 september 2014. Resultaat: De resultaten van de olfactometrische analyses zijn weergegeven in Tabel 1, op p3 van dit analyseverslag. Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141017-01 2/3
Meetonzekerheid : Volgens de norm EN13725 ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond meetwaarde x in de meest ongunstige aanvaardbare situatie tussen x/2,21 en x*2,21. Op basis van herhalingsmetingen met het referentiegas n-butanol ligt dit betrouwbaarheidsinterval tussen x/1,76 en x*1,76. Dit betrouwbaarheidsinterval werd berekend op basis van actuele waarde van de herhaalbaarheid r die bepaald wordt aan de hand van de resultaten van de laatste 20 paneldrempelbepalingen met n-butanol die voorafgaand aan iedere meetsessie worden uitgevoerd (r = 0,3397). Hierbij wordt aangenomen dat de meetonzekerheid die behaald kan worden voor het referentiegas n-butanol overdraagbaar is op praktijkgeuren.
Datum: 23/10/2014
Ilse Bilsen Projectverantwoordelijke
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141017-01 3/3
Tabel 1: Resultaten olfactometrische analyses
Monstercode 1 2 3 4
Gegevens staal Meetlocatie
uitgang afzuiging restaurant 10 uitgang afzuiging restaurant 10 uitgang afzuiging restaurant 10 uitgang afzuiging restaurant 10
Aanvang monstername 17h24 17h24 17h55 17h55
Staalnr.
14101701 14101702 14101703 14101704
Gegevens analyse VoorAnalyseresultaat verdunning [ouE/m³] -
4340 3866 4340 4096
Eventuele opmerkingen Geurconcentratie staal [ouE/m³] 4340 3866 4340 4096
De geurconcentraties worden weergegeven als niet afgeronde waarden, waarbij geen rekening gehouden wordt met de meetonzekerheid. Hierdoor kunnen meer significante cijfers gerapporteerd worden dan in overeenstemming met de meetonzekerheid.
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141022-01 1/3
ANALYSEVERSLAG OLFACTOMETRIE (VERSLAG 20141022-01) Opdrachtgever: Comon Invent Adres: Burgemeestersrand 198A 2625 NZ Delft Nederland Contactpersoon: Simon Bootsma
Stalen : 4 Nalofaanzakken, bemonsterd bij restaurant 9 Datum bemonstering: 21 oktober 2014 Datum analyses: 22 oktober 2014 Analyse: Bepaling van de geurconcentratie volgens de Europese norm ‘Determination of odour concentration by dynamic olfactometry’ (NBN EN 13725). Karakteristieken olfactometer: -
type: TO9 aanbiedingsmethode: forced choice materialen: inox 316, Teflon verdunningsbereik: 8 - 130 000 verhouding tussen twee opeenvolgende verdunningsstappen: 2 luchtdebiet per beker: 20 l/min panel: geselecteerd volgens de bepalingen uit de Europese norm EN 13725
Labo: De geuranalyses werden uitgevoerd in een ruimte die geconditioneerd was volgens de bepalingen uit EN13725 (paragraaf 6.6) Instrumentele kalibratie : De laatste instrumentele kalibratie werd (conform de bepalingen uit de EN13725) uitgevoerd op 16 september 2014. Resultaat: De resultaten van de olfactometrische analyses zijn weergegeven in Tabel 1, op p3 van dit analyseverslag. Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141022-01 2/3
Meetonzekerheid : Volgens de norm EN13725 ligt het 95%-betrouwbaarheidsinterval rond meetwaarde x in de meest ongunstige aanvaardbare situatie tussen x/2,21 en x*2,21. Op basis van herhalingsmetingen met het referentiegas n-butanol ligt dit betrouwbaarheidsinterval tussen x/1,76 en x*1,76. Dit betrouwbaarheidsinterval werd berekend op basis van actuele waarde van de herhaalbaarheid r die bepaald wordt aan de hand van de resultaten van de laatste 20 paneldrempelbepalingen met n-butanol die voorafgaand aan iedere meetsessie worden uitgevoerd (r = 0,3416). Hierbij wordt aangenomen dat de meetonzekerheid die behaald kan worden voor het referentiegas n-butanol overdraagbaar is op praktijkgeuren.
Datum: 23/10/2014
Ilse Bilsen Projectverantwoordelijke
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.
20141022-01 3/3
Tabel 1: Resultaten olfactometrische analyses
Monstercode 1 2 3 4
Gegevens staal Meetlocatie
uitgang afzuiging restaurant 9 uitgang afzuiging restaurant 9 uitgang afzuiging restaurant 9 uitgang afzuiging restaurant 9
Aanvang monstername 18h06 18h06 18h37 18h37
Staalnr.
14102201 14102202 14102203 14102204
Gegevens analyse VoorAnalyseresultaat verdunning [ouE/m³] -
3251 2580 3866 4340
Eventuele opmerkingen Geurconcentratie staal [ouE/m³] 3251 2580 3866 4340
De geurconcentraties worden weergegeven als niet afgeronde waarden, waarbij geen rekening gehouden wordt met de meetonzekerheid. Hierdoor kunnen meer significante cijfers gerapporteerd worden dan in overeenstemming met de meetonzekerheid.
Het analyseverslag heeft enkel betrekking op de geanalyseerde stalen. Het analyseverslag mag enkel in zijn geheel worden gereproduceerd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO. Bijkomende informatie over de meetonzekerheid van de resultaten, de data van uitvoering van de analyses en de toegepaste monsterconservering zal op verzoek ter beschikking gesteld worden door de betrokken projectverantwoordelijke(n) van VITO.