RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS Datum uitspraak: 3 oktober 2014 Zaaknummer: RvT VRC 2014-01
1. de heer [klager sub 1], wonende te [woonplaats 1]; 2. de heer [klager sub 2], wonende te [woonplaats 2]; en 3. de heer [klager sub 3], wonende te [woonplaats 3]
KLAGERS
tegen
de heer [betrokkene], voorheen RC, wonende [te woonplaats 4] gemachtigde: de heer mr. A. ter Meulen
BETROKKENE
1.
Verloop van de procedure
1.1
Op 23 april 2012 heeft de Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers (de “Raad”) uitspraak gedaan in verband met de door [klager sub 1], [klager sub 2] en [klager sub 3] (tezamen: “klagers”) tegen [betrokkene], voorheen RC (“betrokkene”) ingediende klacht inzake procedures RvT 2011-001, RvT 2011-002 en RvT 2011-003. [klager sub 1] heeft (mede namens [klager sub 2] en [klager sub 3]) een beroepschrift ingediend tegen de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad van Tucht bij de Raad van Beroep van de Vereniging van Registercontrollers (“Raad van Beroep”). De Raad van Beroep heeft op 11 februari 2014 uitspraak gedaan met kenmerk “RvB VRC 2012-001”.
1
1.2
De Raad van Beroep is van oordeel dat de Raad in redelijkheid tot zijn beslissingen heeft kunnen komen, met dien verstande dat de Raad ook had
moeten
beoordelen
of
betrokkene
in
toereikende
mate
verantwoording heeft afgelegd aan klagers over de aanwending van de bedragen die van bankrekeningen van de [Stichting Derdengelden A] zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam stonden van betrokkene en/of door betrokkene gecontroleerde vennootschappen. Voor dit doel verwijst de Raad van Beroep de zaak terug naar de Raad. In rov. 4.12 van zijn uitspraak formuleert de Raad van Beroep de opdracht aan de Raad als volgt: “Na terugverwijzing dient de Raad van Tucht (alsnog) te beoordelen of [betrokkene] aan de op hem rustende verantwoordingsplicht heeft voldaan, in die zin dat [betrokkene] aan [klager sub 1] c.s. heeft duidelijk gemaakt waar de bedragen die zijn overgeboekt (van de bankrekeningen) van de [Stichting Derdengelden A] naar bankrekeningen die op zijn naam en/of op naam van door hem gecontroleerde vennootschappen stonden, zijn terechtgekomen.” 1.3
De Raad heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over het in rov. 1.2 genoemde en in dat verband kennisgenomen van de volgende in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken: -
de op 14 maart 2014 ingekomen nadere akte van betrokkene, inclusief 10 producties;
-
de op 12 mei 2014 ingekomen nadere antwoordakte van [klager sub 1], inclusief 147 producties, alsmede een aanvulling daarop van 13 mei 2014, inclusief 1 productie; en
-
de op 12 mei 2014 ingekomen nadere antwoordakte (gedateerd 5 mei 2014) van [klager sub 2], inclusief 29 producties.
1.4
[klager sub 3] heeft geen nadere antwoordakte ingediend.
1.5
Vanwege hun onderlinge samenhang zijn de klachten van klagers in een gevoegde, besloten zitting van de Raad op 25 juni 2014 behandeld. Klagers, met uitzondering van [klager sub 3], waren daarbij in persoon aanwezig. Betrokkene was niet in persoon aanwezig bij de mondelinge behandeling van de Raad, maar werd vertegenwoordigd door de heer mr. A. ter Meulen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [klager sub 1] en [klager sub 2], alsmede mr. A. ter Meulen namens betrokkene, hun wederzijdse standpunten toegelicht en geantwoord op de vragen van de Raad.
2
2.
Vaststaande feiten en omstandigheden De Raad gaat, evenals de Raad van Beroep, uit van de vaststaande feiten en omstandigheden die eerder door de Raad zijn vastgesteld in rov. 2.1 t/m 2.7 van zijn uitspraak van 23 april 2012.
3.
Reikwijdte van deze uitspraak
3.1
Blijkens rov. 4.14 van zijn uitspraak heeft de Raad van Beroep in zijn terugverwijzing aan de Raad een beperkte opdracht gegeven. Op grond daarvan dient de nadere beoordeling van de Raad zich te beperken tot de overboekingen van bankrekeningen van [Stichting Derdengelden A]. De Raad dient te handelen conform de instructie van de Raad van Beroep; het is niet aan de Raad om een dergelijke instructie te toetsen. Ter zitting heeft de voorzitter van de Raad aan partijen uitgelegd dat het onderwerp van de zitting om die reden beperkt was, zulks met verwijzing naar de uitspraak van de Raad van Beroep.
3.2
[klager sub 1] heeft in zijn nadere antwoordakte evenwel niet slechts afschriften bijgevoegd van bankrekeningen die op naam staan van [Stichting
Derdengelden
A],
maar
ook
op
naam
van
[Stichting
Derdengelden B]. Gezien de beperkte opdracht van de Raad van Beroep aan de Raad, heeft de Raad geen acht geslagen op stellingen of producties over de wijze waarop betrokkene verantwoording heeft afgelegd over de aanwending van de bedragen op bankrekeningen van andere entiteiten dan [Stichting Derdengelden A]. 3.3
Betrokkene heeft de Raad voorts verzocht zich uit te spreken of de Raad van Beroep buiten zijn boekje is gegaan, omdat de Raad van Beroep volgens betrokkene niet slechts een marginale toetsing, maar een meeromvattende toetsing zou hebben toegepast. Het systeem van hoger beroep brengt mee dat de Raad kan noch mag oordelen over de door de Raad van Beroep toegepaste toetsing, zodat de Raad dit verzoek van betrokkene naast zich neerlegt.
4.
Beoordeling
4.1
Samengevat bestaat het verweer van betrokkene uit drie onderdelen: (i) primair stelt betrokkene dat van hem niet kan worden verwacht dat hij de door de Raad van Beroep gevraagde verantwoording aflegt, (ii) subsidiair stelt betrokkene dat hij reeds afdoende verantwoording heeft afgelegd, en (iii) meer subsidiair stelt betrokkene dat hij niet meer kan aantonen in hoeverre hij op een eerder moment reeds verantwoording
3
heeft afgelegd. Deze drie onderdelen worden hieronder afzonderlijk besproken. Ad (i): van betrokkene zou niet kunnen worden verwacht dat hij de door de Raad van Beroep gevraagde verantwoording aflegt 4.2
Betrokkene dat van hem niet kan worden verwacht dat hij de door de Raad van Beroep gevraagde verantwoording aflegt, omdat betrokkene slechts
consultant
was
en
[klager
sub
1]
en
[klager
sub
3]
verantwoordelijkheid droegen voor de bedrijfsvoering van [A]. Volgens betrokkene was [klager sub 1] verantwoordelijk voor de administratie van de door [Stichting Derdengelden A] ontvangen gelden, waaraan [klager sub 1] (onder meer) uitvoering gaf door middel van een dagelijkse ‘download’ van informatie afkomstig van banken en behoorde de inboeking/verwerking van betalingen en het aanmaken van facturen tot de verantwoordelijkheid van [klager sub 1] en [klager sub 3]. 4.3
De Raad volgt het standpunt van betrokkene in zoverre dat betrokkene geen bestuurder was van [Stichting Derdengelden A], en betrokkene om die reden geen bestuurdersverantwoordelijkheid draagt. Dit doet echter niet af aan de verantwoordelijkheid van betrokkene voor zijn toenmalige handelen in zijn hoedanigheid van registercontroller; in dit verband wijst de Raad ook op zijn eerdere uitspraak in dit dossier (RvT VRC 2011-001/002/-003 d.d. 23 april 2012, rov. 4.7).
4.4
Voorts is de Raad gebleken dat betrokkene een centrale rol vervulde binnen de organisatie van [A] en zich bezighield met de operationele gang van zaken. Illustratief hiervoor is dat betrokkene (in tegenstelling tot het bestuur van [Stichting Derdengelden A]) toegang behield tot bankrekeningen en overige financiële informatie met betrekking tot [Stichting Derdengelden A] en aan [Stichting Derdengelden A] gelieerde entiteiten. Aanvankelijk beschikten klagers (en in ieder geval [klager sub 2]) zelf eveneens over dergelijke informatie door middel van ‘downloads’ van banktransacties en periodieke (papieren) rekeningafschriften, maar vanaf omstreeks 2010 bleven klagers (en in ieder geval [klager sub 2]) daarvan verstoken. Sindsdien hadden zij – in tegenstelling tot betrokkene – geen toegang meer tot de bankrekeningen van [Stichting Derdengelden A] en aan [Stichting Derdengelden A] gelieerde entiteiten en ontvingen zij ook niet langer periodieke (papieren) rekeningafschriften.
4.5
De door de Raad van Beroep gewenste en door betrokkene af te leggen verantwoording
ziet
op
de
aanwending
van
bedragen
die
van
bankrekeningen van [Stichting Derdengelden A] zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam stonden van betrokkene en/of door betrokkene gecontroleerde vennootschappen. Vanwege enerzijds de
4
centrale rol die betrokkene blijkt te hebben gespeeld binnen de organisatie van [A], en anderzijds dat betrokkene zich heeft ingelaten met de (ontoelaatbare) constructie waarin geldstromen werden omgeleid via bankrekeningen die op naam stonden van betrokkene zelf althans door hem gecontroleerde vennootschappen, is de Raad van oordeel dat van betrokkene wel degelijk kan worden verwacht dat hij de door de Raad van Beroep gevraagde verantwoording aflegt. Ad (ii): betrokkene zou al afdoende verantwoording hebben afgelegd 4.6
Slechts onder verwijzing naar de door hem in onderhavige procedure overlegde stukken (zie rov. 1.3) en zonder verdere onderbouwing, stelt betrokkene afdoende verantwoording te hebben afgelegd. De Raad constateert dat het verweer van betrokkene op dezelfde stukken is gebaseerd als in eerste aanleg. Zo zijn de door betrokkene
in
onderhavige procedure als 1 t/m 9 overgelegde producties dezelfde stukken die al in eerste aanleg per e-mails van 29 en 30 december 2011 door betrokkene aan de Raad zijn overgelegd; ook productie 10 is al in een eerder stadium aan de Raad overgelegd. De Raad is daarom gebonden aan het oordeel van de Raad van Beroep (zoals opgenomen in rov. 4.14, laatste zinsnede, van zijn uitspraak) dat “[betrokkene] met zijn mails van 29 en 30 december 2011 en de producties die hij daarbij heeft overgelegd, naar het oordeel van de Raad van Beroep niet (althans niet toereikend) aan zijn hiervoor bedoelde verantwoordingsplicht heeft voldaan.” Aan dit oordeel komt kracht van gewijsde toe. Ad (iii): betrokkene zou niet meer kunnen aantonen in hoeverre hij op een eerder moment reeds verantwoording heeft afgelegd 4.7
Betrokkene stelt niet (meer) te kunnen aantonen in hoeverre hij op een eerder moment reeds verantwoording heeft afgelegd aan [klager sub 3] en [klager sub 2], omdat (i) betrokkene geen toegang meer zou hebben tot zijn e-mails uit die periode, en (ii) de destijds door betrokkene gebruikte laptop niet meer zou werken. Wat daarvan verder ook zij, de Raad
meent
dat
een
en
ander
betrokkene
niet
kan
baten
ter
ondersteuning van zijn betoog dat hij voldoende verantwoording zou hebben afgelegd. Daargelaten dat van een registercontroller mag worden verlangd dat hij zorg draagt voor een adequate ‘back-up’ van in zijn hoedanigheid
van
RC
gevoerde
correspondentie
en
gemaakte
en
verspreide werkproducten, is de Raad van oordeel dat bovengenoemde omstandigheden in onderhavig geval voor rekening en risico van betrokkene behoren te blijven. Dat laatste zou wellicht anders kunnen komen
te
liggen
na
het
verstrijken
van
de
relevante
bewaartermijnen, maar dat is in dit geval niet aan de orde.
5
wettelijke
Slotsom 4.8
Al met al komt de Raad tot de slotsom dat betrokkene onvoldoende verantwoording heeft afgelegd over de gelden die van [Stichting Derdengelden A] zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam stonden
van
betrokkene
en/of
door
betrokkene
gecontroleerde
vennootschappen. Met de Raad van Beroep is de Raad van oordeel dat betrokkene in beginsel al ongevraagd verantwoording had moeten afleggen aan klagers over de aanwending van de gelden die door [Stichting Derdengelden A] werden aangehouden. 4.9
Ten overvloede verdient vermelding dat het de Raad is gebleken dat het bestuur van [Stichting Derdengelden A] (te weten: [klager sub 2] en [klager sub 3]) zijn zeggenschap niet dan wel niet tijdig heeft aangewend om inzicht te verkrijgen in de door betrokkene opgezette constructies van overboekingen.
Van
het
bestuur
van
een
stichting
als [Stichting
Derdengelden A], welke stichting tot taak had om gelden van derden te beheren, mag in het bijzonder worden verwacht dat het ingrijpt zodra het niet langer kan beschikken over eigen bankrekeningen van [Stichting Derdengelden A] en niet langer inzicht heeft in de eigen financiële administratie van [Stichting Derdengelden A]. Ter zitting heeft [klager sub 2] met zoveel woorden erkend dat hij betrokkene niet, althans te laat, heeft gevraagd verantwoording af te leggen over zijn doen en laten. Het is aan de civiele rechter – en niet aan de Raad – om te beoordelen in hoeverre
het
bestuur
van
[Stichting
Derdengelden
A]
deugdelijk
uitvoering heeft gegeven aan zijn bestuurlijke verantwoordelijkheden; de Raad is niet bevoegd, en ziet het ook niet als haar taak, daarover een oordeel uit te spreken. Wel merkt de Raad het niet, althans niet tijdig, ingrijpen van het bestuur van [Stichting Derdengelden A] en aan [Stichting Derdengelden A] gelieerde vennootschappen in dit geval als verzachtende omstandigheid aan voor het onvoldoende en niet tijdig afleggen van verantwoording door betrokkene aan klagers. 5.
Gronden van de beslissing
5.1
De Raad van Beroep heeft in rov. 4.11 van zijn uitspraak reeds te kennen gegeven dat indien de Raad van oordeel is dat betrokkene niet de gevraagde
verantwoording
heeft
afgelegd,
betrokkene
meerdere
beginselen van de VRC Gedragscode heeft geschonden, te weten: 5.1.1
handelen in strijd met artikel 2.2 VRC Gedragscode 2009 (integriteit)
doordat
betrokkene
wordt
geassocieerd
met
communicatie en informatie die een deugdelijke grondslag ontbeert en incompleet is;
6
5.1.2
handelen
in
strijd
met
artikel
2.4
Gedragscode
2009
(deskundigheid en zorgvuldigheid) doordat betrokkene heeft nagelaten om uit eigen beweging tijdig en in voldoende mate verantwoording
aan
klagers
af
te
leggen
over
de
(ontoelaatbare) constructies met geldstromen; 5.1.3
handelen
in
strijd
met
artikel
2.6
Gedragscode
2009
(professioneel gedrag) doordat betrokkene, mede vanwege de schending
van
de
hiervoor
genoemde
beginselen,
heeft
nagelaten zich te onthouden van elk handelen dat het beroep van registercontroller in diskrediet brengt. 5.2
De Raad is van oordeel dat de aanvulling van de klacht van klagers tegen betrokkene in zoverre gegrond is, dat betrokkene de beginselen van integriteit (artikel 2.2 VRC Gedragscode 2009), deskundigheid en zorgvuldigheid (artikel 2.4 VRC Gedragscode 2009) en professioneel gedrag (artikel 2.6 VRC Gedragscode 2009) heeft geschonden door als registercontroller na te laten tijdig en in voldoende mate verantwoording aan klagers af te leggen over de bedragen die van bankrekeningen van [Stichting Derdengelden A] zijn overgeboekt naar bankrekeningen die op naam stonden van betrokkene en/of door betrokkene gecontroleerde vennootschappen.
Het
Derdengelden
en
A]
nalaten aan
van
[Stichting
het
bestuur
Derdengelden
van A]
[Stichting gelieerde
vennootschappen in te grijpen en betrokkene ter verantwoording te roepen merkt de Raad aan als verzachtende omstandigheid voor betrokkene. 5.3
De Raad legt met betrekking tot de aanvulling van de klacht van klagers geen (aanvullende) maatregel aan betrokkene op, mede vanwege de reeds door de Raad aan betrokkene opgelegde maatregel (vgl. RvT VRC 2011-001/-002/-003 d.d. 23 april 2012), alsmede de verzachtende omstandigheid als genoemd in rov. 4.9 hiervoor. De Raad ziet geen aanleiding
om
de
door
hem
eerder
opgelegde
maatregel
jegens
betrokkene te wijzigen, zodat deze onverminderd van kracht blijft. 6.
De beslissing De Raad verklaart de klacht gegrond zonder oplegging van een verdere maatregel.
Aldus beslist door mr. T. van Wijngaarden (voorzitter), mr. M.M. Nelisse (lid-RC), prof. dr. D.M. Swagerman (lid niet-RC), in aanwezigheid van mr. drs. R.R. de Haan (secretaris), en uitgesproken op 3 oktober 2014.
7
[was ondertekend]
[was ondertekend]
_______________________________ voorzitter
_______________________________ secretaris
8
Hoger beroep Tegen deze eindbeslissing van de Raad kan op grond van artikel 10 van het reglement van de Raad van de Vereniging voor Registercontrollers hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep door: a.
de betrokkene; en
b.
het bestuur van de VRC,
maar niet door klagers, omdat de klacht gegrond is verklaard. Het beroepschrift dient - op straffe van nietigheid c.q. niet-ontvankelijkheid binnen dertig (30) dagen na datering van de uitspraak van de Raad te zijn ontvangen door het secretariaat van de Raad van Beroep van het beroepschrift. Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed en ondertekend beroepschrift. Het beroepschrift dient digitaal bij het secretariaat van de Raad van Beroep, tezamen met een afschrift van de beslissing waartegen het beroep is gericht, te worden ingediend.
9