De groei van moslimpercelen op openbare begraafplaatsen in Europa DR. GERDIEN JONKER (Univ. Münster, Duitsland) * Gent, 3 april 2004
Meneer de Minister, Dames en Heren,
Uit het uitvoerige dossier dat Prof. de Ley mij toestuurde, heb ik begrepen dat U midden in een discussie bent over het hoe en wat van het islamitische begraven in Vlaanderen. Mijn taak is het nu U daarover te informeren hoe deze discussie in andere Europese landen wordt gevoerd. Hopelijk kan ik U daarmee een instrument aan de hand geven, om de eigen discussie te objectiveren. I. Allereerst ga ik de belangrijkste discussiepunten rond het islamitisch begraven in Vlaanderen recapituleren. II. Daarna wil ik in het kort de religieuze wet die het islamitisch godsdienstig leven regelt uitleggen, en wel het deel dat de islamitische rituele plicht betreffend het begraven regelt (Djenaza). III. In mijn vergelijking zal ik me op Duitsland concentreren. Dit land heeft in zijn 16 deelstaten verschillende stappen ondernomen om het islamitische begraven mogelijk te maken. Ter illustratie van bepaalde oplossingen en strijdpunten haal ik ook voorbeelden aan uit Nederland, Frankrijk, Zwitserland en Oostenrijk. IV. Tenslotte wil ik weer naar de huidige discussie in Vlaanderen terugkeren en U enkele vragen stellen. Hopelijk kunnen die in het aansluitende debat worden beantwoord.
I. De huidige stand van zaken in Vlaanderen (1) Op negen openbare begraafplaatsen in Vlaanderen - in de gemeentes van Antwerpen, Beringen, Heusden-Zolder, Kortrijk, Leuven, Maaseik, Mol, Oostende en Turnhout - is in de laatste jaren een zogenaamd moslim-perceel ingericht: dat is een afdeling, die van de andere afdelingen door struiken of een pad is gescheiden, en waarop islamitische doden naast elkaar en met het gezicht richting Mekka gekeerd begraven kunnen worden. De islamitische graven hebben daardoor een andere richting als de overige, niet-islamitische graven, die in de regel met het voeteinde naar het pad wijzen en ze dragen ook een ander karakter. Twee gemeentes –
Gent en Mechelen - staan op het standpunt, dat de islamitische doden tussen de andere, nietislamitische doden dienen te worden begraven. De reden daartoe heeft Prof. De Ley al in zijn bijdrage uiteengezet.(2) Wel voorzien ze, dat een islamitisch graf ook tussen de andere 'gewone' graven dusdanig ingericht kan worden, dat de doden met het gezicht richting Mekka komen te liggen. Drie verdere gemeentes onderzoeken op het ogenblik nog hun mogelijkheden om een plek voor de islamitische doden in te richten, zij het apart, zij het in 'gemengde' percelen. Het relatief hoge aantal komt daardoor tot stand, dat de verantwoording voor het onderhoud van de begraafplaatsen niet bij het centrale bestuur ligt maar bij de gemeenten en iedere gemeente dus voor zichzelf tot een oplossing moet zien te komen. Bovendien hebben alleen de inwoners van de gemeente een recht op een plek op de gemeentelijke begraafplaats. Daardoor schijnt de mogelijkheid van een centrale islamitische begraafplaats voor Vlaanderen weg te vallen. Echter bestaan er wel intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en is er ook de mogelijkheid bepaalde segmenten (bv. columbaria) op intergemeentelijke begraafplaatsen onder te brengen. Met het decreet op de lijkbezorging dat op 1 juli 2004 in werking zal treden, zijn de bepalingen voor het islamitische begraven aanzienlijk verlicht.(3) Het is nu mogelijk geworden, grafconcessies van 50 jaar af te sluiten. Ook het begraven in een lijkwade zonder bekisting is nu toegestaan. Beide bepalingen zijn voor het islamitische begraven uiterst belangrijk. Over het aantal islamitische graven dat intussen in Vlaanderen is gedolven heb ik nauwelijks cijfers kunnen vinden. Leuven, dat sinds 2000 over een perceel beschikt, herbergt tien graven, Heusden-Zolder heeft een perceel voor kinderen ingericht dat ook enkele graven voor enkele volwassenen herbergt. Het gaat in al deze gevallen om percelen die relatief recent zijn ingericht. Antwerpen beschikt over een islamitisch perk dat al meer dan tien jaar oud is (1993). Vermoedelijk is het aantal graven daar in de loop van de tijd iets gestegen. Het lijkt wel zo te zijn, dat het op het ogenblik nog om zeer weinig graven gaat.
II. Djenaza: De rituele wet betreffende het begraven Wat schrijft de islamitische wet moslims inzake het begraven precies voor? De islamitische wet is op het punt van Djenaza heel uitvoerig. Ten eerste zijn er over dit thema zeer vele uitspraken in de Koran te vinden. Dat geeft de richtlijnen een bindend karakter. Ten tweede hebben de grote compilatoren van de islamitische traditie in de 8ste eeuw - die de vaststellingen van de Koran met de handelingen en uitspraken van de profeet verbonden – er nog eens veel aandacht aan besteed. Daardoor zijn ook kleine details in een vroeg stadium vastgelegd. Samen schetsen deze bronnen een uitvoerig beeld van het ritueel. Ik noem U alleen de belangrijkste punten: 1. Volgens de religieuze wet dient de overledene onmiddellijk, het beste nog op de zelfde dag, in de stad of het dorp waar hij of zij is gestorven, op een als islamitisch gekentekend en
afgebakend terrein in de aarde te worden gelegd, en wel zo, dat de dode met het gezicht naar Mekka gekeerd ligt. De doden dienen bovendien te blijven liggen tot "de jongste dag" of tot het lichaam is vergaan. 2. Alvorens een lichaam ter aarde wordt besteld dient het ritueel te worden gewassen. Dan wordt het in doeken gewikkeld – drie voor de sunnitische doden, zeven voor de alevitische doden. Aansluitend spreken de mannen van de gemeenschap gezamenlijk het dodengebed uit. Daartoe stellen ze zich in de vrije natuur in rijen voor de baar op. Aansluitend wordt de baar geschouderd en gezamenlijk naar het graf gedragen. 3. Ook het begraven zelf geldt als een collectieve plicht die de mannen van de gemeenschap vrijwillig behoren uit te voeren. De dode wordt dus niet alleen gezamenlijk naar het graf gedragen. Men zorgt er eveneens voor dat hij correct in het graf wordt neergelegd en het graf aansluitend weer met aarde gevuld wordt. 4. Het verzorgen van het graf telt niet tot islamitische traditie maar het wordt wel gedoogd. De verschillende rechtsscholen binnen de islamitische traditie nemen in deze kwestie uiterst verschillende standpunten in, die alle in hun eigen geografisch gebied gelden. In de scholen bijvoorbeeld, die in Noord-Afrika, Saoudi-Arabie en Indië geldigheid hebben, wordt een kleine, afgeplatte heuvel over het graf opgericht en daarna aan de natuur prijsgegeven. Vooral de Saoudi's keren zich heftig tegen iedere vorm van grafverzorging en contactname met de doden. Anders ziet het er uit in alle territoria die vroeger tot het Osmaanse rijk behoorden. Natuurlijk in de eerste plaats in Turkije zelf, maar ook op de Balkan, in Syrië, Jordanië en Egypte vindt men prachtig aangelegde, goed verzorgde begraafplaatsen met steles en grafstenen, stenen afdekkingen, tombes, crypten en inschriften, met bomen, bloemen en planten en sierranden om de graven. In Turkije behoort de grafcultuur officieel tot het culturele erfgoed. Samenvattend laat zich vaststellen dat de Ibadat, de islamitische rituele wet, in de omgang met de doden zeer precies is. Daarin lijkt de Ibadat in vele punten op de joodse wet, de Halacha. Ik vermeld: - De plicht om in de aarde te begraven (en dus geen crematie toe te laten); - De plicht om voor eeuwige rust te zorgen (en dus de grafrust niet voortijdig te storen); - De plicht om een eigen terrein in te richten (en dus de doden niet zomaar ergens te begraven, maar op een duidelijk afgebakend islamitisch of joods terrein); - De plicht om collectief voor de doden te zorgen (en het begraven dus niet commercieel te bedrijven); - De plicht om zich niet onnodig met het graf bezig te houden (en dus geen dodencultus toe te staan). Voor joden en voor moslims geldt verder, dat de regels voor het begraven geen lege hulzen zijn – regels die men niet meer begrijpt, maar nog volgt omdat ze nu eenmaal voorgeschreven zijn. Integendeel, de regels voor het begraven onderstrepen de belangrijkste geloofsovertuigingen. Ze ondersteunen de samenhorigheid der gemeenschap, de persoonlijke
verantwoording, de rekenschap die eenieder over zijn eigen leven heeft af te leggen, het geloof in een laatste oordeel, het geloof in Gods barmhartigheid, en het geloof in een leven na de dood dat beide elementen – barmhartigheid en oordeel – met elkaar verbindt. Joden en Moslims kennen geen opstanding, dat is een typisch christelijke gedachte. Maar ze kennen wel de verlossing uit het graf door de uiteindelijke hereniging met God. Dat maakt ook de zin uit van de collectieve verantwoording voor de doden en het samen-liggen van de doden op daartoe bestemde joodse of islamitische terreinen. Geen mens wil verstoten worden uit het collectief van de gemeenschap; of anders uitgedrukt, in de taal van het ritueel: op de dag dat God de gelovigen tot zich zal roepen, wil niemand overgeslagen worden. Bij het intreden van de dood komt met andere woorden de kern van de geloofsovertuiging tevoorschijn. Daaraan houdt zich iedere moslim, ook wanneer iemand een leven lang de regels niet gerespecteerd heeft. Alleen daarom al doet men er als buitenstaander - als nietmoslim - goed aan, behoedzaam met deze regels om te springen.
III. Europese discussiepunten: percelen, lijkwaden, ligtijden Hoe ziet nu de praktijk van het islamitisch begraven in Duitsland eruit? Duitsland is een groot land. Het omvat 16 deelstaten die ieder een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wetgeving op de lijkbezorging. In Duitsland wonen bovendien 3 miljoen Moslims, waarvan alleen al in het Ruhrgebied (NRW) één miljoen. In 1965, het jaar dat de toenmalige gastarbeiders grootscheeps naar Duitsland werden gehaald, telde het land 4 islamitische begraafplaatsen. Er bestond één islamitische private begraafplaats in Berlijn, die nog uit 1798 dateerde en indertijd door de Pruisische koning aan het Osmaanse rijk geschonken was. In het midden van de 20ste eeuw waren daar drie islamitische percelen op openbare begraafplaatsen in München, Hamburg en Keulen bijgekomen. Ze golden groepen islamitische oudstrijders, die aan de zijde van de Duitsers hadden gevochten en in Duitsland waren gestrand. De percelen werden kort na de oorlog ingericht. In 1994, 30 jaar nadat de immigratie uit islamitische landen werd ingezet, werden er in heel Duitsland 17 islamitische percelen geteld. De meeste bevinden zich in het Ruhrgebied. Tien jaar later zijn het er al 70 geworden.
Percelen De vanzelfsprekendheid waarmee in Duitsland percelen voor de islamitische doden werden ingericht, gaat terug op de oplossing die tijdens de Reformatie werd gevonden voor de katholieke en evangelische doden. Het kerkenschisma voerde overal in de Duitse landen tot een een kleinschalige opdeling in katholieke en evangelische gebieden. Het grondbezit en de kerken, de landstreken en de gemeentes werden precies tussen de beide confessies verdeeld en
dezelfde verdelingspolitiek gold ook voor begraafplaatsen: hier lagen voortaan de katholieke doden, ginder de protestanten, ieder in een eigen perceel. De oplossing zorgde in de reformatorische kernlanden, Duitsland, Nederland en Engeland, voor vrede. In Zwitserland echter nam men er geen genoegen mee. De scheuring van Zwitserland in twee confessionele gebieden bedreigde niet alleen de kantons maar ook het evenwicht tussen de vier taalgebieden. Men besloot daarom de begraafplaatsen tot integratief terrein te verklaren: in de dood werden alle Zwitsers, of ze nu evangelisch of katholiek waren, weer voor God gelijk verklaard. De islamitische gemeenschappen in Zwitserland zien zich daarom vandaag met het feit geconfronteerd dat er in dit land geen traditie bestaat voor het inrichten van percelen voor andersgelovigen. De steden Zürich, Bern, Genève en Basel, daarom, die over een grote islamitische gemeenschap beschikken, overdenken op dit ogenblik hun eigen geschiedenis. Bern en Genève zijn tot de conclusie gekomen dat de eigen reformatorische oplossing geen consequenties kan hebben voor Moslims en hebben intussen islamitische percelen ingericht. Zürich ziet dat anders en benadrukt het integratieve begraven als mogelijkheid om ook nieuwkomers te integreren. De Zwitserse geschiedenis is niet gelijk aan die van Vlaanderen, waar immers aan het begin van de 20ste eeuw werd gestreden om het recht van vrijzinnigen op gelijke behandeling met katholieken. Toch wordt er in beide Europese landen op dit ogenblik een zelfde discussie gevoerd over de wenselijkheid, alle doden gelijk te behandelen. Daartegen stelt zich de islamitische traditie, die de islamitische gelovigen nadrukkelijk als geloofsgemeenschap behandelt en de details van het begraven aan geloofsovertuigingen koppelt. Tenslotte, de discussie over gemengd begraven versus het inrichten van percelen lijkt een typisch post-protestants fenomeen. In de katholieke kerngebieden Italië, Spanje, Oostenrijk, Wallonië en Frankrijk is ze onbekend. Hier werden van meet af aan carrés musulmans ingericht – soms aan de rand van de katholieke begraafplaatsen, vaker als onderdeel van de openbare begraafplaatsen.
Lijkwaden Tegen het inrichten van islamitische percelen bestaan dus hier en daar in Europa principiële bezwaren, die terug te voeren zijn op de eigen religieuze en post-religieuze geschiedenis. Maar met het begraven zonder kist wordt heel anders omgesprongen. De oude wetgevingen op de lijkbezorging, die aan het begin van de 20ste eeuw nog epidemieën moesten voorkomen, worden op het ogenblik overal in Europa stapsgewijze door nieuwe wetgevingen vervangen, die de trend der tijd volgen en onder andere ook het begraven in lijkwade mogelijk maken. In Nederland was het het al in 1987 mogelijk doden in een lijkwade te begraven en Engeland, Italië en Oostenrijk volgden dit voorbeeld plaatselijk na. Duitsland beweegt op het ogenblik stapsgewijze in dezelfde richting. Hamburg gedoogt het begraven in lijkwade zonder er de wet voor te hebben veranderd; NRW kent sinds 2003 een nieuwe wet op de lijkbezorging, die de lijkwade officieel erkent. Hessen heeft de praxis, islamitische doden in een kist zonder
deksel ter aarde te bestellen. Andere deelstaten bevelen, met een oog op de christelijkorthodoxe traditie, een kist aan, waarvan de bodem kan worden weggeklapt.
Ligtijden Toch zijn de islamitische gemeenschappen in Duitsland nog niet tevreden. De steen des aanstoots is hier de ligtijd. Op alle openbare begraafplaatsen worden de graven na ca. 20 jaar geruimd om plaats te maken voor nieuwe. Op sommige begraafplaatsen is het wel mogelijk om bij het aflopen van de oude concessie een nieuwe pacht af te sluiten. Dat werpt bij het ten grave dragen voor de nabestaanden een speciaal probleem op, namelijk het probleem van de continuïteit. Wie weet namelijk met zekerheid, of er na 25 jaar nog iemand zal zijn, die de pacht kan gaan verlengen? De grote islamitische gemeenschappen in Duitsland zien daarom de beste oplossing in het inrichten van eigen islamitische begraafplaatsen. Private begraafplaatsen zijn in principe mogelijk, maar het onderhoud daarvan kost tevens veel geld. De investering loont zich daarom alleen wanneer er in de nabije toekomst veel graven aangekocht gaan worden. De blik op de statistiek van het islamitisch begraven in Duitsland laat de gemeenschappen nog aarzelen. Op het ogenblik is het nog zo - dat geldt voor heel Europa en zal in Vlaanderen wel niet anders zijn - dat meer dan 90% der islamitische doden naar het thuisland wordt getransporteerd om daar begraven te worden. Dat biedt de nabestaanden drie voordelen: de doden liggen op gegarandeerd islamitische begraafplaatsen; ze kunnen in doeken gewikkeld ter aarde worden besteld, en ze mogen er voor onbepaalde tijd blijven liggen. De praktijk van het lijkentransport biedt echter ook vele nadelen. Voor de nabestaanden is de rouwverwerking moeilijker; de herdenkingsdagen, waarop vaste gebeden aan het graf moeten worden uitgesproken, kan men nu niet zelf uitvoeren; de doden kunnen niet onmiddellijk, zoals de rituele wet het voorschrijft, maar pas na weken ter aarde worden besteld; voor de generaties die in Europa zijn geboren, wordt de keuze van een begraafplaats in het land van de ouders steeds moeilijker, en: de banden met het thuisland worden steeds zwakker. Vanuit het standpunt der islamitische gemeenschappen is hier bovendien de samenhorigheid van de gemeenschap met haar sociale omgeving in het geding. Waar de eigen doden begraven liggen, zo zegt men, daar is men ook thuis. Dat is een eenvoudige waarheid en tegelijk het belangrijkste ogenblik in de geschiedenis van iedere bevolkingsmigratie. Wie ervoor kiest de doden in het nieuwe land te begraven, kiest voor een nieuwe thuis en laat tegelijk de enge bindingen aan het oude varen. Hier is een kernpunt van de integratieve rol van gemeenschappen in het integratieproces te vinden. De beslissing om de doden hier, waar men zich al wel thuis voelt maar nog niet is, te begraven, is echter nog niet gevallen. Het is een emotionele beslissing, waarin de verbondenheid met het thuisland een grote rol speelt, alsook de vraag, hoeveel en welke familieleden er zich nog in het thuisland bevinden. De gemeenschappen kunnen in dit proces alleen een sturende rol spelen.
Voor Europa, in het bijzondere voor de landen van de Europese Unie, die in de laatste 40 jaar een dynamische islamitische bevolkingsgroei hebben doorgemaakt, stelt zich hier de vraag waar het om draait, waarvoor de politiek de richtlijnen moet maken en die in openbare discussies als deze moet worden opgeklaard: namelijk, kunnen we een collectief samenhorigheidsgevoel en een samenlevingspatroon ontwikkelen, die islamitische gemeenschappen mee in de kring trekt? Zijn wij, "oudeuropeërs", vis-à-vis de nieuwe islamitische gemeenschappen bereid samen te leven? Zijn de islamitische gemeenschappen vis-à-vis hun seculaire omgeving bereid te verklaren, dat ze niet meer in een tussenfase (van darûra) verkeren, maar gekomen zijn in een tijd die om permanente oplossingen vraagt? Dat zijn geen vragen voor het individuele geweten, maar het gaat om de nuchtere vaststelling van een langdurig maatschappelijk proces. De topografie van de openbare begraafplaatsen kan daarvoor als paradigma dienen. Wie over islamitisch begraven spreekt, moet ook bereid zijn deze kaart op tafel te leggen.
IV. Vragen Daarmee ben ik terug bij de inrichting van moslimpercelen in Vlaanderen. Negen gemeentes hebben die stap gezet. Gent en Mechelen verdedigen in plaats daarvan de gelijkheid van iedereen. Drie gemeentes plegen op het moment nog overleg. De wet op de lijkbezorging werd intussen dusdanig veranderd dat concessies van 50 jaar en begraven in lijkwaden mogelijk zijn geworden. Dat is voor een kleine Europese landstreek een belangrijke ontwikkeling. Hierbij sluiten nu mijn vragen aan: 1. Om hoeveel graven gaat het op het ogenblik? 2. Wat zijn de prognoses? Hoeveel graven worden er voor de komende tien à twintig jaar ingeschat? 3. Welke koers varen de islamitische gemeenschappen in Vlaanderen? 4. Is voor hen een moslimperceel op elke openbare begraafplaats de beste oplossing? 5. Organiseren zij spaarkassen voor het lijkentransport naar het thuisland? 6. Denken ze na over privé-begraafplaatsen, analoog aan de joodse begraafplaatsen? 7. Bestaan er plannen voor de inrichting van intergemeentelijke moslimbegraafplaatsen? 8. Zijn er nog andere religieuze minderheden, boeddhisten, oosterse en andere orthodoxe kerken die voor zich het recht opeisen, in de dood samen te liggen? 9. Hoe wordt er in het intergemeentelijk samenwerkingsverband over rituele voorschriften geïnformeerd? Welk gewicht wordt daaraan gegeven?
En daarmee geef ik het woord terug. Ik dank U voor Uw aandacht.
_______________________________
NOTEN: (1) Zie het VMC-document, "Moslimbegraafplaatsen in Vlaanderen: een stand van zaken", op deze site. (2) Zie H.De Ley, "Het recht op een menswaardige begrafenis", op deze site. (3) Publicatie B.S.: 10-02-2004. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 16 januari 2004. Decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Zie op deze site. Uiteenzetting gehouden op de Derde Dag van de Gelijkberechtiging, "Islamitische begraafplaatsen in Gent en Oost-Vlaanderen", Gent, 3 april 2004. Voor het programma, zie de webpagina op deze site. Contact:
[email protected] Website: http://www.gerdien-jonker.de/