De Gondeliers (versie 18-11-08) (The Gondoliers or The King of Barataria) Light opera in tweebedrijven. Muziek: Arthur Sullivan (1842-1900) Teksten: William S. Gilbert (1836-1911) Première: 7 december 1889 te Londen, Savoy Theatre. Vertaling: Gerard Knoppers. Copyright 1988 – Alle rechten voorbehouden.
TEKSTBOEK
Niets van de vertaling mag worden gewijzigd, uitgevoerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, microfilm, fotokopie, stencil, print of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: Muziekuitgeverij Partitura Joop C.G. Fransen Herengracht 64 1015 BP Amsterdam. Telefoon: 020 – 623 94 10 E-mail:
[email protected]
2 Web: www.partitura.nl
3 The Gondoliers or The King of Barataria
De Gondeliers of De koning van Baratarië
Operette (light opera) in twee bedrijven Muziek: Arthur Sullivan (13-05-1842 tot 22-11-1900) Tekst: William S. Gilbert (18-11-1836 tot 29-05-1911) Voor het eerst uitgevoerd in het Savoy Theatre te Londen op 7-12-1889 Vertaling: Gerard Knoppers (copyright 1988; alle rechten voorbehouden) Het stuk speelt in 1750, het eerste bedrijf op de Piazzetta, het tweede in een paleiszaal op het eiland Baratarië. het tweede bedrijf speelt drie maanden na het eerste. Personen: De hertog van Plaza-Toro (Spaanse grande) Luiz (zijn bediende) Don Alhambra del Bolero (grootinquisiteur) Marco Palmieri, gondelier te Venetië Gianetta, zijn bruid Giuseppe Palmieri, gondelier te Venetië Tessa, zijn bruid De hertogin van Plaza-Toro Casilda, haar dochter Antonio, gondelier Francesco, gondelier Giorgio, gondelier Annibale, gondelier Fiametta, contadina1 Vittoria, contadina Giulia, contadina
bariton tenor bas/bariton tenor sopraan bariton mezzosopraan alt sopraan bariton tenor bas spreekrol sopraan mezzosopraan sopraan
Koor: gondeliers, contadine, herauten, pages, volk enz. Orkestbezetting: 2 fluiten, 1 hobo, 2 klarinetten, 2 fagotten, 2 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, pauken en slagwerk, strijkers
1
boerinnetje
4
Ouverture
Entr’acte
Eerste bedrijf:
Tweede bedrijf:
1. Grote koorscène met soli 2. Kwartet 3. Lied Plaza-Toro 4. Recitatief en duet Luiz en Casilda 5. Duet Luiz en Casilda 6. Lied Don Alhambra 7. Recitatief Casilda en Don Alhambra 8. Kwintet 9. Koor en solo Tessa 10. Finale voor koor en soli met lied van Gianetta en kwartet
1. Mannenkoor met soli 2. Lied Giuseppe met koor 3. Lied Marco 4. Grote koorscène met soli 5. Koor en dans (Cachucha) 6. Lied Don Alhambra 7. Kwartet 8. Mannenkoor met soli 9. Lied hertogin 10. Duet Plaza-Toro en hertogin 11. Gavotte (kwintet) 12. Kwintet en finale (soli en koor)
5 KORTE INHOUD Eerste bedrijf Het eerste bedrijf speelt zich af te Venetië, in 1750. Op een plein maken boerenmeisjes boeketten voor Marco en Giuseppe, de twee knapsten van alle gondeliers. Alle meisjes zijn op dit tweetal verliefd; de overige gondeliers maken voorlopig geen kans de meisjes het hof te maken. Marco (tenor) en Giuseppe (bariton) verschijnen: vandaag zullen ze een vrouw kiezen. Omdat de keuze moeilijk is, laten zij het lot beslissen. Gianetta (sopraan) en Tessa (mezzosopraan) blijken de gelukkigen. Iedereen is met deze gang van zaken tevreden. Het hele gezelschap gaat af. De twee huwelijken zullen meteen worden voltrokken. Nu maken we kennis met vier nieuwe figuren, die zojuist uit Spanje naar Venetië zijn gekomen: de hertog en de hertogin van Plaza-Toro, hun dochter Casilda, en hun bediende Luiz. Zij zien er sjofel uit; het is duidelijk dat de hertog in financiële moeilijkheden verkeert. Hopeloos is hun toestand echter niet. De hertog vertelt zijn dochter Casilda dat zij als baby is uitgehuwelijkt aan de toen net zo jeugdige kroonprins van Baratarië; de schatrijke koning van dat eiland is zojuist gestorven; de kroonprins bevindt zich thans in Venetië; het doel van de reis der familie Plaza-Toro was koning en koningin met elkaar te verenigen. Casilda (sopraan) is niet blij met dit bericht. Zij en bediende Luiz (tenor) zijn in het geheim verliefd op elkaar; zodra het ouderpaar hen alleen heeft gelaten, vallen de gelieven elkaar in de armen – voor het laatst: in een droevig duet nemen zij afscheid van elkaar en hun verleden. Hoe is de kroonprins van Baratarië in Venetië terechtgekomen? Dit vernemen wij van iemand die nu zijn entree maakt: Don Alhambra del Bolero, eveneens Spanjaard, van beroep grootinquisiteur. Deze blijkt de kroonprins, toen nog een baby, te hebben ontvoerd, om hem te behoeden voor een ketterse leer die in Baratarië opgang maakte. Hij heeft het kind in het geheim ondergebracht bij een Venetiaanse gondelier, die al een zoontje van dezelfde leeftijd had. Die gondelier, echter, kwam te sterven. Sindsdien weet niemand meer wie van de twee jongens de prins is; beiden zijn gondelier geworden; het gaat hier natuurlijk om niemand anders dan Marco en Giuseppe. Eén van die twee heeft dus zojuist een ongeldig huwelijk gesloten; één van de twee meisjes (Gianetta of Tessa) is nog ongehuwd. Casilda (dochter van de hertog) is wel getrouwd, maar met wie? Wat te doen? Don Alhambra weet een uitweg. De voedster van het ontvoerde prinsje is nog in leven: zij zal haar vroegere pupil zeker kunnen aanwijzen. Luiz wordt naar Spanje gezonden om haar te halen. In een bespiegelend kwintet wordt uiteengezet dat de mens, hoe ingewikkeld het leven soms ook is, maar het beste vrolijk kan blijven. De twee bruidsparen en de bruiloftsgangers verschijnen weer, in uitgelaten stemming. Don Alhambra komt de pret verstoren. Hij deelt de twee bruidegoms mee dat één van hen koning van Baratarië is. Eerst tonen zij zich afkerig van het koningschap: zij zijn de republikeinse beginselen toegedaan. Ze zijn echter ook gevoelig voor de voordelen van zo’n hoge positie en stappen vrij gemakkelijk over hun bezwaren heen. Zij zullen gezamenlijk regeren, tot is uitgemaakt wie van hen de koning is. Gianetta en Tessa stellen voor meteen te vertrekken, maar Don Alhambra gooit roet in het eten: de vrouwen moeten voorlopig thuis blijven – hij verzwijgt natuurlijk dat één van de twee jongemannen als kind getrouwd is met Casilda. Na enige protesten schikt men zich. Men neemt teder afscheid en de mannen gaan scheep naar Baratarië. Tweede bedrijf Het tweede bedrijf speelt zich drie maanden later af, op Baratarië. Aan het hof gaat het vrolijk toe. Alle vrienden van Marco en Giuseppe hebben hoge posities verkregen, en vermaken zich kostelijk. Er heerst een sfeer van gelijkheid en broederschap, overeenkomstig de republikeinse beginselen. Alleen de twee nieuwbakken koningen moeten hard werken. Toch zijn ook zij heel tevreden. Het enige dat nog aan hun geluk ontbreekt, is het gezelschap van Gianetta en Tessa. Zij zijn dan ook heel blij als dezen onverwacht aankomen, vergezeld van een stoet vriendinnen – zij hadden van de eenzaamheid in Venetië genoeg gekregen, en daarom de boot naar Baratarië genomen. Algehele vreugde volgt, die alweer verstoord wordt door Don Alhambra. Deze wijst de koningen eerst op het ongepaste van de republikeinse gelijkheid die aan het hof van Baratarië heerst. Dan brengt hij Casilda ter sprake – pas nu deelt hij mee dat één van de twee koningen met haar getrouwd is. Gianetta en Tessa zijn woedend. Allengs beseffen de vier echter, dat zij dit soort moeilijkheden slechts kunnen oplossen door koel en bedaard te redeneren, wat zij trachten te doen in een fraai, zeer gecompliceerd kwartet.
6 De hertog en de hertogin arriveren, met Casilda. De problemen stapelen zich op. Zeker is dat Casilda koningin wordt. Maar wie wordt de koning, wie is met wie getrouwd, welk meisje blijft eenzaam achter? Dan komt Luiz, de bediende van de Plaza-Toro’s, uit Spanje terug, met de oude voedster van de kroonprins. De dame maakt bekend wie recht heeft op de troon. Het blijkt dat… Ja, wat blijkt er? Dat kan misschien beter een verrassing blijven.1 G.K.
1
De voedster vermoedde destijds kennelijk dat de ontvoerders het slecht voor hadden met het kroonprinsje, en om de hooggeboren kleine te beschermen ging zij over tot een list: zij gaf haar eigen kind mee aan de ontvoerders en behield zelf het prinsje. Zijn naam: Luiz! Niemand trekt de waarheid van dit verhaal in twijfel, Luiz en Casilda worden koning en koningin van Baratarië en de twee ex-koningen gaan terug naar Venetië om zich weer te wijden aan hun schilderachtige beroep om daarmee de kost te verdienen voor hun vrouwen, die bijna koningin waren geworden.
7
The Gondoliers or: The King of Barataria
De gondeliers ofwel De koning van Baratarië
Operette (light opera) in twee bedrijven van Gilbert en Sullivan Vertaling: Gerard Knoppers (copyright 1988; alle rechten voorbehouden) Ouverture
Eerste bedrijf (Het toneel stelt de Piazzetta te Venetië voor. Rechts het Dogenpaleis. Als het doek opgaat, ziet men Fiametta, Giulia, Vittoria, Tessa, Gianetta en andere meisjes; allen binden rozen tot boeketten.) Muziek No. 1A. Koor en soli In voorspel wasvrouwen op en in positie. Vrouwen achter raam op en rest koor op en in positie Meisjes: Vlak voor inzet rode bl.meisjes op rv groepjeRozenrood, idem witte bl.meisjes LV rozen wit! Met sleeppas groepjes overlopen en passerenGij
weet niet, o schone rozen, dat ook gij een taal bezit, in uw kleuren, welgekozen: vlammend rood, onschuldig wit. Er zijn regels(begin wasmachine)die bepalen dat een meisje zeer zou dwalen als zij hardop zou verhalen van de man die zij aanbidt.Meisjes trippelen naar midden tegenover ander groepje Zelfs indien haar hart zou breken, dan nog geeft zij taal noch teken. Doorlopen naar andere kant meisjesRozen, gij moet voor haar spreken: vlammend rood, onschuldig wit. Gij weet niet, gij weet niet, rozen uitdelen aan wasvrouw en doorgeven tot elke wasvrouw roos heefto schone rozen, dat ook gij een taal bezit, in uw kleuren, welgekozen:wasvrouwen vol ontroering met roos naar voren op rij, meisjes geven ruimte
vlammend rood, onschuldig wit. Rozenrood, rozen wit, vlammend rood, onschuldig wit, rozen, zo rood en zo wit, rozen rood, o, rozen, rood en wit! Fiametta:tussen
Voor een tweetal knappe heren
wasvrouwen
Meisjes: Fiametta; Meisjes: Fiametta:
kwam ons aller hart ten val. Wij vereren en begeren deze twee het meest van al. Echter, wij zijn met zo velen, o, dat doet ons veel verdriet. Konden wij maar samen delen, midden tussen wasvrouwen maar, helaas, dat lukt ons niet! Ach, helaas, Helaas!(mannen ook?)wasvrouwen naar beide zijden hen samen delen, ach, helaas! Helaas! Dat lukt ons niet!
8
Meisjes:
Ach, helaas, dat lukt ons niet! Helaas! Gij weet nu, o schone rozen, wasvrouwen doen sleeppas dat ook gij een taal bezit, in uw kleuren, welgekozen: vlammend rood, onschuldig wit. Rozen rood, rozen wit, vlammend rood, onschuldig wit, meisjes pakken rozen af en maken pose rozen, zo rood en zo wit, rozen rood, o rozen rood en wit!
Muziek 1B (Tijdens laatste stuk zingen gaan Antonio, Francesco, Giorgio en overige Gondeliers klaarstaan achter meisjes.) Francesco: op zaal zingen Fiametta: Giulia: Antonio: Meisjes: Antonio: Giorgio: Fiametta: Vittoria: Giulia: Fiametta en Vittoria: Antonio: Allen: Antonio: Allen: Antonio: Allen: Antonio: Allen: Antonio: Allen: Antonio: Allen: Antonio: Allen:
O meisjes, weest gegroet! Verklaar ons het mysterie: voor wie maken jullie hier boeketten in serie? Voor Marco en Giuseppe Palmieri, de allerknapsten van de gondolieri! Zij komen hier om nu hun kans te wagen, en twee van ons ten huwelijk te vragen. Jullie zitten dus in spanning? O, al dagen! Mij dunkt, die heren hebben niet te klagen. Denk ook aan ons geluk, en laat het niet teloorgaan! Wij houden ook van jullie, en willen daarmee doorgaan! Toch laten wij dit knappe tweetal voorgaan. Wij willen allen met hen naar de pastoor gaan. Het is niet anders: de eersten moeten zij zijn. Maar ook daarna zullen veel van ons nog vrij zijn. Daar zal dan vast voor jullie wel wat bij zijn. O zeker! Niemand zal dan zo blij als wij zijn! Ja, want jolige jongens zijn wij! Trala, trala, trala, tralalalala, tralalala, Wij voelen ons vrolijk en vrij! Trala, trala, trala, tralalalala, tralalala, Bij pret en plezier en vermaak en vertier zijn we allemaal van de partij! Tralalalalalalala, tralalala, tralalala, Tralalalalalalala, trala, trala, lala, enz. Tra la! Een boos of onaangenaam woord, Trala, trala, trala, tralalalala, tralalala, Bij ons wordt ’t nimmer gehoord! Trala, trala, trala, tralalalala, tralalala, Aan anderen gunnen we gaarne het hunne, en zorgen die gaan over boord! Trala! Aan anderen gunnen we gaarne het hunne, en zorgen die gaan over boord! Tralalalala enz. enz.
9 Fiametta:
(kijkt in de coulissen) Zie daar, zij komen, meisjes, maak ruim baan! Het uur der keuze, heden breekt het aan!
Muziek 1C (Marco en Giuseppe verschijnen achter op het toneel in een gondel.) Meisjes: O, weest welkom, benvenuti, gondolieri, in ons midden, en staat ons toe u innig te aanbidden, o, weest welkom in ons midden! (Marco en Giuseppe springen aan wal; de Meisjes begroeten hen.) Marco en Giuseppe: Buon’ giorno, signorine! Meisjes: Gondolieri carissimi! Siamo cantadine! Marco en Giuseppe: (buigen) Sevitori umilissimi! Per chi questi fiori, questi fiori bellissimi? Meisjes: Per voi, bei signori, 0, eccellentissimi! (Meisjes geven hun boeketten aan Marco en Giuseppe, die er bijkans onder bezwijken.) Marco en Giuseppe: O ciel’! O ciel’! Meisjes: Buon’ giorno, cavalieri! Marco en Giuseppe: (bescheiden) Siamo gondolieri! (tot Fiametta en Vittoria) Signorina, io t’amo! Meisjes: (bescheiden) Contadine siamo! Alle gondolieri: Signorine! Meisjes: (bescheiden) Cantadine! (Maken een revérence voor Marco en Giuseppe.) Cavalieri! Alle gondolieri: (bescheiden) Gondolieri! Marco en Giuseppe: Poveri gondolieri! Alle gondolieri: Poveri gondolieri! Buon’ giorno, signorine! Meisjes: Gondolieri carissimi! Siamo contadine! Alle gondolieri: Sevitori umilissimi! (4x) Umilissimi! Marco en Giuseppe: Sevitori umilissimi! Per noi questi fiori, questi fiori bellissimi? Meisjes: Per voi, bei signori, o eccellentissimi! Gondolieri: Signorine! Meisjes: (bescheiden) Contadine! (buigend) Cavalieri! Gondolieri: (bescheiden) Gondolieri! Allen: Buon’ giorno, signorine! Buon’ giorno, cavalieri! Marco en Giuseppe:
Dat wij ervan dromen de gondel te bomen op vaarten en stromen is wat men verwacht. Maar meer nog begeren wij meisjes te eren, ja, wij adoreren het schone geslacht.
10
Wij zijn door verlangen al ’s ochtends bevangen, dan gaan wij met zangen terstond naar ze toe. En ’s middags bevaren wij zingend de baren, bij spel van gitaren, nog altijd niet moe. Tralalalala, tralala enz. En gaat dan na tijden de zon van ons scheiden, dan laten wij beiden het zingen nog niet. Langs kaden en boorden weerklinkt op akkoorden met tedere woorden ons avondlijk lied. Marco: Giuseppe: Samen: Marco: Giuseppe: Samen: Marco: Giuseppe: Samen: Marco: Giuseppe: Allen: Meisjes: Gondolieri:
Giuseppe: Marco: Marco en Giuseppe: Allen:
Op zoete akkoorden weerklinkt nog ons avondlijk lied! Weerklinkt nog ons avondlijk lied! Op zoete akkoorden weerklinkt nog ons lied, want wij zijn gondolieri, Veneziani veri. Tralalalala enz. Gondolieri, gondolieri, tralalala enz. Tra la! Nu kiezen wij een bruid! Maar wie is favoriet? Wij komen er niet uit. Wie zoveel schoons beziet, vertrouwt zijn oordeel niet. Men weet niet wie men daarbij dan het meest bemint. Het beste is dus maar, dat het lot nu blind het juiste meisje vindt. Hoera! Maar hoe ontdek je haar die je het meest bemint? Hoe krijg je voor elkaar dat nu het lot je blind aan het juiste meisje bindt? Neem deze doeken van ons aan: bind die voor ons gezicht. En zorg dat wij verstoken zijn van ieder sprankje licht. En draai ons daarna rond tot het ons duizelt in het hoofd. Degeen die wij dan pakken is gelijk met ons verloofd. Hoera! Degeen die zij dan pakken is gelijk met hen verloofd!
11 (De Meisjes blinddoeken Marco en Giuseppe.) Fiametta: Zeg eens eerlijk: zie je licht zo? Marco: Nee, mijn ogen zitten dicht zo! (Duwt stiekem blinddoek omhoog.) Vittoria: Die zit stevig. Houd ‘m om, hoor! Giuseppe: Eerlijk speelt alleen een domoor! (Duwt stiekem blinddoek omhoog.) Fiametta: Waag het niet aldus ons beiden listig om de tuin te leiden! (Duwt blinddoek terug.) Vittoria: Spelers die zich zo misdragen wekken daarmee onbehagen. (Duwt blinddoek terug.) Meisjes: Foei toch, heren! Niet proberen alle regels om te keren! Foei toch, heren, laat dat heren! Gondolieri: Foei! Niet doen! Foei! Niet doen! Allen: Ja, ze blijken toch te kijken, van de regels af te wijken! Ja, ze blijken toch te kijken! Heren, heren, foei toch! Zulk geknoei toch! (Marco en Giuseppe worden rondgedraaid en proberen de Meisjes te pakken.) Meisjes:
Gondolieri:
Allen:
Jonker Jan, de wind gaat waaien, maak je vaardig tot een reisje! Eenmaal, tweemaal, driemaal draaien, pak maar gauw het mooiste meisje! Jonker Jan, de wind gaat waaien, maak je vaardig tot een reisje! Eenmaal, tweemaal, driemaal draaien, pak maar gauw het mooiste meisje! Jonker Jan, de wind gaat waaien. Maak je vaardig tot een reisje!
(Marco pakt Gianetta, Giuseppe pakt Tessa. De twee meisjes trachten te ontsnappen, maar dat lukt hun niet. De twee mannen betasten het gezicht van de meisjes om te raden wie ze gevangen hebben.) Giuseppe: Allen: Marco: Allen: Giuseppe: Tessa: Marco: Gianetta:
Wie is zij die ik bemachtig? Is het Tessa? (Doet blinddoek af.) Ja, waarachtig! Ja, waarachtig! Is mij Gianetta toegevallen? (Doet blinddoek af.) Haar begeer ik boven allen! Haar begeert hij boven allen! (Wendt zich beleefd tot Marco.) Wil je liever haar? Pas op, hoor! Anders krijg je op je kop, hoor! (Wendt zich beleefd tot Giuseppe.) O, ik wil ze allebei wel! Lieve hemel! Wat denkt hij wel?
12 (De twee mannen kussen hun meisje.) Gianetta: Heren, wij verklaren heden dat voor ons geen man zo fier is, zo vol deugd, zo fraai van leden, als een gondelier is. Weet dat het een groot plezier is met u deze band te smeden; dat de grote dag nu hier is, stemt ons zeer tevreden. Tralalalalala, tralalalalalala, Tralalalalalalalalalalalalalala, lala! Tessa: Geen zo goed, zo braaf van zeden, geen die ooit u evenaarde! Geen die steeds als gij met reden hulde en lof vergaarde! O, wanneer wij met elkaar de lange huw’lijksweg betreden, wordt er niemand hier op aarde zoals gij door ons aanbeden! Tralalalalala, tralalalalalala, Tralalalalalalalalalalalalalala, lala! Allen: Tra la lalala la lalala la la! Sopranen: Heren, zij (wij) verklaren heden dat voor hen (ons) geen man zo fier is, zo vol deugd, zo fraai van leden, als een gondelier is. Dat het hun (ons) een groot plezier is met u deze band te smeden stemt een ieder zeer tevreden. Alten, mannen: La, la, la, enz. Allen: La! Tra la la la, tra la la la la la la la! Tra la la la, la la! Aldus heeft het lot geoordeeld, aldus gaat het lot te werk; het heeft allevier bevoordeeld, leidt hen snel nu naar de kerk! Tra la la la la la la la la la la la! (Dansparen vormen zich; allen dansend af, Marco met Gianetta, Giuseppe met Tessa.) Muziek No. 2. Opkomst Hertog, Hertogin, Casilda en Luiz (Fanfare. Bij de treden van de Piazzetta legt een gondel aan, waaruit de Hertog van Plaza-Toro, de Hertogin van Plaza-Toro, hun dochter Casilda en hun bediende Luiz opkomen. Luizheeft een triangel bij zich. Allen dragen waardige, maar oude en verschoten kledij en zakken vol bagage.De reizigers zijn moe en koud en verreist) Onderstaand wordt bijna apatisch gezongen Hertog: Zie, de hertog treedt nu voor, van het Spaanse Plaza-Tor’, Hertogin: - met zijn gade aan zijn zij. Casilda: Ook zijn dochter is erbij. Luiz: Vrolijk huppelen op plaats krijgt stoot van CasildaZijn tamboer kwam met hem mee op de golven van de zee, op de golven van de zee.
13
Alle vier:
Op zij kijkenAls
je immer, immer, immer, immer zeeziek bent, je nimmer, nimmer, nimmer aan de zee gewend, Heen en weer kijkenraak je nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer aan de zee gewend! Andere kant op kijkenraak
Hertog: Hertogin: Casilda: Luiz: Alle vier:
SCENE 1.1 Hertog:
Luiz: Hertogin: Hertog:
Daarom neemt de hertog zich nu voor: nooit gaat hij weer uit Plaza-Tor’, - ook niet met zijn gade aan zijn zij. Ook niet met zijn dochter nog erbij. Zelfs met zijn tamboer gaat hij niet meer mee, op de golven van de zee, op de golven van de zee. Want als je immer, immer, immer zeeziek bent, raak je nimmer, nimmer, nimmer aan de zee gewend, raak je nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer aan de zee gewend, raak je nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer, nimmer aan de zee gewend!Ieder naar plek met spullen behalve Hertog Eindelijk hebben wij onze bestemming bereikt. Ziedaar het Dogenpaleis, alwaar wij de grootinquisiteur zullen aantreffen. Als Castiliaans edelman betreur ik het mijn intocht niet te paard te kunnen houden. Als Castiliaans edelman had ik het waardiger gevonden mij in het zadel door de straten van Venetië te begeven. Daar echter de toestand van het plaveisel, naar ik aanneem ten gevolge van een uitzonderlijk nat voorjaar, het berijden van viervoeters onmogelijk maakt, zal ik mij moeten schikken. Waar is ons gevolg?Geen reactie. Herhaling vraag Vanaf plekHier ben ik, hoogheid. Zou je niet gebruikmaken van het voorrecht te mogen knielen als je Zijne Hoogheid aanspreekt? Ach lieve, dat protocol. (Tot Luiz:) Nu ja, doe toch maar. (Luiz: OK! Sloft ernatoe en buigt)
Casilda: Hertog: Casilda: Hertog:
Luiz: Hertog: Luiz: Hertogin: Hertog: Hertogin: Luiz: Hertog: Hertogin:
Het jongmens schijnt niet goed te begrijpen hoe een lakei zich tegenover een Castiliaans edelman dient te gedragen. Mijn kind, niet zo onaardig tegen ons gevolg. Pap, ik vind de onbeschaamdheid van deze ehhh (Hertogin: Scharretje. Hertog: Schoffel) schooier onverdraaglijk. Als hij zijn plaats niet kent, dan moet die hem maar met de zweep worden bijgebracht. Laat ons hopen dat hij niet opzettelijk tekortschoot. Slap lachje vrouwen Het zou mij – en hem ook – veel pijn veroorzaken als dat het geval was. (Tot Luiz:) Waar zijn de hellebaardiers, wier eervolle taak het had moeten zijn mij op te wachten en te begeleiden bij mijn bezoek aan de grootinquisiteur? (geen reactie . herhaal vraag) Hoogheid, de hellebaardiers zijn baatzuchtige lieden. Zij eisen vooruitbetaling. Wat onaangenaam! Nu ja, laat ons hopen dat de grootinquisiteur bijziende is. En het fanfarekorps dat het voorrecht had mogen hebben ons te escorteren? Ik zie geen fanfarekorps. Hoogheid, het fanfarekorps bestaat uit vulgaire lieden die eerst geld willen zien. Wat verbeelden ze zich wel! Geen ergernis blijft mij bespaard! Maar zij kennen Zijne Hoogheid toch? Dat is het hem juist – zij kennen Zijne Hoogheid. Nu ja, laat ons hopen dat de grootinquisiteur hardhorend is. (Tot Luiz:) Wees zo goed aan te bellen en de grootinquisiteur ervan te verwittigen dat Zijne Hoogheid, de Hertog van Plaza-Toro, Graaf Matadoro, Baron Picadoro Met zijn gevolg -
14 Hertog: Casilda: Hertogin: Hertog: Luiz: Hertog:
Met zijn gevolg – in Venetië is aangekomen, en verzoekt Verlangt Eist En eist in audiëntie te worden ontvangen. Uwe hoogheid heeft maar te bevelen. (Ontroerd) Ik wist het – ik wist het.
(Luiz gaat het Dogenpaleis binnen.) Hertog:
Casilda: Hertogin: snel naar Cas. hand op schouder Hertog: hand op schouder dichtbij
Casilda: Hertog: weer dicht bij Cas staan
En nu, mijn kind …Casilda….eh Lieverd Hertogin:zeg het dan! Hertog: (Hardop tot Casilda:) Welaan dan. Mijn kind, Cas. mee naar voren nemen bereid je voor op een verrassende en vreugdevolle tijding. Het is mij een aangename plicht je een geheim te onthullen dat je tot het gelukkigste meisje in Venetië zal maken. Een geheim? Stap naar voren Een geheim dat wij, om redenen van staat, twintig jaar moesten bewaren. Als zuigeling van amper zes maanden ben je uitgehuwelijkt aan niemand minder dan de toen al even jeugdige zoon en erfgenaam van Zijne Majesteit de onmetelijk rijke koning van Baratarië. Uitgehuwelijkt? Stap naar voren Aan de kroonprins van Baratarië? Met mijn instemming? (Hertog schudt het hoofd.) Dat was dan hoogst ongepast. Kind, een jeugdzonde. Vergeef het hem. Kort na de inzegening werd de koning het geloof zijner vaderen ontrouw en gaf zich over aan een verderfelijke vorm van ketterij. De grootinquisiteur, vastbesloten deze nieuwlichterij geen vaste voet te doen krijgen in Baratarië, liet het onschuldig slapend echtgenootje ontvoeren naar Venetië. Twee weken geleden is de afvallige vorst met heel zijn ketterse hofhouding door opstandelingen gedood, en wij zijn thans hier om je echtgenoot op te sporen en jou, onze dochter, te begroeten als Hare Majesteit, regerend koningin van Baratarië. (Knielt.)
(Luiz is weer opgekomen.) Hertogin: (Triangel) Hertog: Casilda: verbaasd Hertog: iets feller dan cas. ook opbouwen
Casilda: blijven opbouwen. Tegenover pa
Hertogin: Casilda: boos nu tegen ma Hertog:
Majesteit! (Knielt.) Op ogenblikken als dit beseft men hoe bezwaarlijk het is te reizen zonder volledig fanfarekorps. Ik koningin van Baratarië? Iets stelliger en blijven opbouwen Maar wat moet ik aan? We zijn straatarm! Dat is mij niet ontgaan. Zeker, mijn huidige financiële toestand is niet rooskleurig, maar onderschat mijn invloed in de zakenwereld niet! Een maatschappij, genaamd De Hertog van Plaza-Toro BV, is thans in oprichting ten einde mij te exploiteren. Invloedrijke zakenlieden zullen het directoraat vormen en ik zal persoonlijk zitting nemen in de raad van commissarissen. Begrijp ik dat de vader van de koningin van Baratarië eerdaags in staat van faillissement zal verkeren? Het is niet geheel uitgesloten. Cas draait met ruk om naar ma De toestand van zijn financiën zal wellicht aanleiding geven tot zijn liquidatie. Maar wat een schande! Denk toch aan de mensen! Een Spaans edelman als Besloten Vennootschap, dat is nog nooit vertoond! Mijn kind, Cas met ruk naar pa omdraaien de Hertog van Plaza-Toro laat zich door zoiets niet van de wijs brengen. Hij volgt niet, hij leidt! Ooit voerde hij zijn regiment aan, en altijd, maar vooral op de terugtocht, was voorwaarts iedereen kijkt over publiek naar punt zijn devies!
15 Muziek No. 3. Lied van de Hertog van Plaza-Toro (met Hertogin, Luiz, Casilda) Vrouwen als achtergrondkoortje met ritmische heupbeweging en glimlach
Hertog: Gelijk bij vrouwen weglopen
Alle vier: Vrouwen snel aan weerszijden van Hertog
Hertog: Bij vrouwen weglopen
Alle vier: Vrouwen snel aan weerszijden van Hertog
Hertog: Bij vrouwen weglopen
Alle vier:
Zijn mannen liet hij voor zich gaan, wanneer zij moesten strijden. Hij vond dat hij ze achteraan doelmatiger kon leiden. Maar moest zijn leger vluchten, dan bevond hij zich ervoor, o! Zo krachtig en zo machtig, zo reusachtig was die edelman, de held van Plaza-Toro! Hij was de flinkste vent, jaja, van ’t hele regiment, jaja, zo krachtig en zo machtig, zo reusachtig was die edelman, de held van Plaza-Toro! Die ijzervreter van beton keek altijd uit zijn doppen: hij vond, als je niet vluchten kon, dan moest je je verstoppen. Zo tartte hij het doodsgevaar, hij ging er niet vandoor, o! Die hanige, die kranige, die danige geweldenaar, de held van Plaza-Toro! Een vijand die niks ziet, zei hij, die wint de oorlog niet, zei hij, Die hanige, die kranige, die danige geweldenaar, de held van Plaza-Toro! Hij was een zeer geduchte klant, dat voelde je, dat zag je: de redder van zijn vaderland en van zijn eigen hachje. Men prees alom met luider stem zijn dapperheid in koor, o! Men eerde, adoreerde en waardeerde boven allen hem, de held van Plaza-Toro! Snel op rij voor pasjes Hij was door moed en deugd, voorwaar, een voorbeeld voor de jeugd, voorwaard, men eerde, adoreerde en waardeerde
16 boven allen hem, de held van Plaza-Toro! Men eerde, adoreerde en waardeerde boven allen hem, de held van Plaza-Toro! (Hertog en Hertogin af, het Dogenpaleis in. Zodra zij verdwenen zijn, werpen Luiz en Casilda zich in elkaars armen tijdens naspel en gaan door tot lied 4 begint.) Muziek No. 4. Recitatief en duet Casilda en Luiz Casilda en Luiz:
Casilda:
Luiz:
Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Samen:
Luiz: Casilda: Samen: SCENE 1.2 Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda:
O, vreugde! – Nu wij hier alleen zijn, kunnen wij vrij en ongehinderd een heerlijk ogenblik bijeen zijn, in liefde, immer onverminderd! Voorzichtigheid, mijn lief, deed mij besluiten jou wreed te kwetsen en te krenken; maar nu kan ik mij veilig uiten: Mijn hart en ziel wil ik jou schenken! O, teerbeminde, met vals vertoon van haat en hoon verborg ik koel mijn waar gevoel. O, teerbeminde, jouw fel venijn was medicijn: het deed mij goed en smaakte zoet. O, teerbeminde! O, teerbeminde! O, teerbeminde! O, teerbeminde! O, teerbeminde! Met vals vertoon van haat en hoon verborg ik koel mijn waar gevoel. Teerbeminde, O, mijn lief, mijn teerbeminde, beminde! O Luiz, Luiz – wat heb je gezegd? Wat heb ik gedaan? Wat heb ik jou toegestaan te doen? Toch niets waar je ooit spijt van zult krijgen? (Wil haar omhelzen.) (Weert zijn omhelzing af.) O Luiz, het kan niet zijn! Ik heb je voor het laatst gekust. (Hoogstverbaasd) Casilda! Zojuist heb ik, tot mijn verbazing en ongenoegen, vernomen dat men mij als zuigeling heeft uitgehuwelijkt aan de kroonprins van Baratarië. De kroonprins van Baratarië? Die als kind ontvoerd is door de Spaanse inquisitie? Ja, die. Ken je zijn geschiedenis? Dat zou ik denken! Ik heb je toch verteld dat mijn moeder zijn voedster is geweest? Aan haar zorg was hij toevertrouwd voor hij ontvoerd werd. Ach ja, ik herinner het mij. Welnu, men heeft hem gevonden, en mijn vader
17
Luiz: Casilda:
heeft mij hier gebracht om mij met hem te verenigen. Maar je hoeft dat huwelijk niet te erkennen. Je was te jong om te beseffen wat het betekende. O Luiz, eerbiedig mijn principes; pijnig mij niet met ijdele smeekbeden. Niet langer ben ik de jouwe!
18
Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda: Luiz: Casilda:
Maar hoor – het heden en de toekomst, die behoren hem toe! Het verleden, echter, dat blijft van ons: niemand kan ons dat ontnemen. Het is de enige vreugde die ons rest – laat ons die dan genieten! Het is mij niet geheel duidelijk wat je bedoelt. Toch is het heel eenvoudig. Je zegt dat je mij niet meer kunt liefhebben? (Zedig) Ik zeg dat ik je niet meer mag liefhebben. Juist. Maar je zegt niet dat je mij niet liefhad. Geen woorden kunnen uitdrukken hoezeer ik je liefhad – en dat nog geen tien minuten geleden. Precies. O mijn geliefde – ik bedoel – o, mijn onlangs geliefde, mijn pas nog aanbedene, recente schat van mijn hart – zeg mij dat ik, tot zo’n kwartier geleden, alles voor je betekende! (Omhelst haar.) Ik begrijp je. Het is knap bedacht – maar doe toch maar niet. (Maakt zich los.) Kan het kwaad zich in het verleden te verlustigen? Niet in het minst. Maar kan men kussen met terugwerkende kracht? Wellicht niet. Casilda, je was voor mij wat de zon is voor de aarde! En nu is onze liefde, pas nog zo levend, slechts een stille, droeve herinnering. Is alles voorbij, Casilda? Luiz, het is alles voorbij!
Muziek No. 5. Duet Casilda en Luiz Luiz:
Samen:
Casilda:
Samen:
Zij ging voorbij, de vreugde van weleer o, droeve dag! En aan mijn zij zie ik jou nimmermeer o, droeve dag! Wat onverbreekbaar scheen, valt nu uiteen. Al wat het lot ons gaf, neemt het weer af o, droeve dag, o, droeve dag! Hoe treurig, treurig is de afscheidsgroet, als liefde van ons gaat en sterven moet! Hoe treurig, treurig is het lied dat klinkt, als wat het hart begeert ten grave zinkt! Dor als het blad, gevallen van een boom o, droeve dag! waait van ons pad wat rest van onze droom o, droeve dag! Bloem die in volle zon haar bloei begon, wreed door de storm belaagd en weggevaagd! O, droeve dag! Hoe treurig, treurig is de afscheidsgroet, als liefde van ons gaat en sterven moet! Hoe treurig, treurig is het lied dat klinkt, als wat het hart begeert ten grave zinkt! O, droeve dag! O, droeve dag!
19 (De Hertog en de Hertogin komen weer op, uit het Dogenpaleis;in naspel lied 3 hh zij worden gevolgd door Don Alhambra del Bolero, de grootinquisiteur.) SCENE 1.3 Hertog: Mijn kind, sta mij toe deze heer aan je voor te stellen: Zijne Eminentie Don Alhambra del Bolero, grootinquisiteur van Spanje. Het was Zijne Eminentie die destijds het schrandere idee opvatte je echtgenoot te ontvoeren en naar Venetië te brengen. Don Alhambra: Dus dit is de jongedame die zo onverwacht geroepen is een troon te bestijgen? Zo zo zo. Allercharmantst! Sta mij toe. (Maakt aanstalten haar de hand te kussen, haar intussen van top tot teen bekijkend. Zij wendt zich minachtend af.) O, scherpe nageltjes! Hertog: U moet het Hare Majesteit vergeven. De nieuwheid van haar positie is haar een weinig naar het hoofd gestegen. Hertogin: Het heeft mij verwonderd te moeten vernemen dat er omtrent de verblijfplaats van Zijne Majesteit enige onzekerheid zou bestaan. Casilda: (Terzijde) Onzekerheid omtrent zijn verblijfplaats! Zou er nog redding voor ons zijn? Don Alhambra: Onzekerheid? O nee, absoluut niet – geen enkele onzekerheid! Hij is hier in Venetië en beoefent het eenvoudige doch schilderachtige beroep van gondelier. Ik kan u zo zijn adres geven – ik zie hem dagelijks. Nimmer nog in de ganse geschiedenis der mensheid is het voorgekomen dat er omtrent enig feit van welke aard dan ook zult een onwrikbare zekerheid bestond. Luister, ik zal u er alles over vertellen. Muziek No. 6. Lied Don Alhambra (met Hertog, Hertogin en Casilda) Don Alhambra:
H, H’in, L en C: Don Alhambra:
H, H’in, L en C: Don Alhambra:
Ik stal het prinsje en liet het hier verzorgen en behoeden door een brave, eenvoudige gondelier, die had al een zoon van een maand of vier, ik had zo gedacht dat op die manier geen mens iets zou vermoeden. De knaapjes zijn elkaar spontaan als broertjes gaan beschouwen. Daarover kan geen twijfel bestaan, u kunt er voor honderd procent van op aan, voor honderd procent op bouwen! Voor honderd procent op bouwen! Nu leidde die brave gondelier, ondanks zijn karig loontje, een leven van drinken en plezier, en dagelijks ging hij aan de zwier, en vergat onder invloed van wijn en bier wie de prins was en wie zijn zoontje. Zijn geheugen was achteruitgegaan en ging meer en meer verflauwen. Daarover kan geen twijfel bestaan, u kunt er voor honderd procent van op aan, voor honderd procent op bouwen! Voor honderd procent op bouwen! Ik zond op een dag een geheim koerier, die moest maar eens gaan kijken, maar die meldde mij toen dat die gondelier gestorven was aan teveel vertier, hij lag op het kerkhof, dood als een pier,
20
H, H’in, L en C: Don Alhambra:
H, H’in, L en C: SCENE 1.4 Casilda: Don Alhambra:
Luiz: Don Alhambra:
te zamen met andere lijken. Aan drank was hij te gronde gegaan, aan drank en slechte vrouwen. Daarover kan geen twijfel bestaan, u kunt er voor honderd procent van op aan, voor honderd procent op bouwen! Voor honderd procent op bouwen! De knapen waren wakker en fier en daar geen van hen arbeid schuwde, werden zij gondelier alhier, maar stel ik het echt op de juiste manier, dan weet ik niet wie van hen regulier de prins is die met u huwde. Maar één van hen is uw man voortaan, daar kunt u wel op vertrouwen! Ook dááraan kan geen twijfel bestaan, men kan er voor honderd procent van op aan, voor honderd procent op bouwen! Dus als ik het goed begrijp is een van die twee gondeliers mijn man, maar is het onmogelijk te zetten welke. Daarover kan geen twijfel bestaan. Maar wees gerust: de voedster aan wie uw echtgenoot destijds was toevertrouwd, is de moeder van de virtuoze jongeman die zulke verfijnde klanten ontlokt aan dit zoetgevooisde instrument. (Wijst op de trommel.) Die dame zal ongetwijfeld een eind kunnen maken aan alle onzekerheid omtrent de identiteit van Zijne Majesteit. Hemel, hoe kan hij dat weten? Jonge vriend, een grootinquisiteur weet altijd alles. (Tot Casilda:) Zijn moeder is hertrouwd met een welgesteld en algemeen geacht struikrover, die en bloeiende praktijk uitoefent in de bergen rondom Cordoba. Samen met twee afgezanten van mij zal Luiz onmiddellijk op weg gaan om zijn moeder te halen. En mocht na aankomst haar geheugen haar alsnog in de steek laten, dan zal de overredingskracht van mijn martelwerktuigen haar ongetwijfeld helpen die moeilijkheid te overwinnen.
Muziek No. 7. Recitatief Casilda en Don Alhambra Casilda:
Don Alhambra:
Wat moet ik doen? Hoe kan men mij zo kwellen? Blijkbaar ben ik getrouwd – ik heb een man; maar wie hij is, kan niemand mij vertellen. Straks moet ik mee – en wat begin ik dan? Kom kom, kalmeer! U moet zich erin schikken. Zo werkt het lot – men ziet het wel eens meer. Allen zijn wij verstrengeld in zijn strikken: daartegen stelt men zich vergeefs te weer!
Muziek No. 8. Kwintet Hertog, hertogin, Casilda Luiz en Don Alhambra Alle vijf:
Luiz: Hertogin: Alle vijf:
Wie kan het patroon bevroeden waar het leven naar borduurt? Mensen kunnen niet vermoeden hoe het toeval hen bestuurt. Neem daarom de juiste stap: Zoek de krenten in de pap! Neem de enig juiste stap:
21 Zoek de krenten in de pap! Dus niet piekeren en peinzen, liever grinniken en grijnzen, want men kan het niet ontveinzen: heel het leven is een grap, heel het leven is een grap. Laat men zich verdriet besparen, ijdel tobben, loos gezwoeg. Raadsels moet men niet verklaren: zorgen zijn er al genoeg! Hef het glas en zing een lied! Niemand die het ons verbiedt! Hef het glas en zing een lied! Niemand die het ons verbiedt! Laat een ieder dus tevreden zich vermaken en vertreden, want het leven hier beneden heeft pas zin als men geniet ja, het leven hier beneden heeft pas zin als men geniet! Het leven is een grap! Ja, een grote grap! Vul het glas, zing een lief! Niemand die het ons verbiedt! Alles is een grap! (Allen gaan het Dogenpaleis binnen, behalve Luiz, die afgaat in een gondel.) Muziek No. 9. Koor met solo van Tessa (Gondeliers en Meisjes op, gevolgd door Marco, Gianetta, Giuseppe en Tessa.) Solisten als paartjes elkaar aankijken en koor verdeelt over toneel op positie
Koor:
Groet hen verheugd! Wens hun wat heerlijk is, al wat begeerlijk is, voorspoed en vreugd! Groet hen verheugd! Hun zij gegeven in liefde te leven, in voorspoed en vreugd! Wens hun wat heerlijk is, al wat begeerlijk is, voorspoed en vreugd, voorspoed en vreugd!Ontspannen freeze op plek. Lichaam mag niet bewegen
22 Tessa:stapt uit freeze en loopt over toneel heel langzaan en bijna zwevend
Koor:
Koor en Tessa: Tessa:
O, hoe schept het hart behagen in die schoonste aller dagen, als het zich voor immer bindt, aan het hart dat het bemint! Men is vrolijk en tevreden, alle leed is lang geleden, elke zucht die wordt gehoord, komt uit pure vreugde voort. O, die dag doet ons ontvangen: alles waar wij naar verlangen! Elke bloem wordt een roos, elke gans gelijkt een zwaan, al wat lelijk was of boos is vergeten, is vergaan.Naar de wolken kijken, heel rustig bewegen, koor ookbeweging vasthouden Zie, de wolken vluchten heen, ja, de zon drijft ze uiteen. Zie, de wolken vluchten heen, ja, de zon drijft ze uiteen. O, hoe schept het hart behagen in die schoonste aller dagen, als het zich voor immer bindt aan het hart dat het bemint. O, hoe schept het hart behagen in die schoonste aller dagen, als het zich voor immer bindt aan het hart dat het bemint! Twist en tweedracht zijn verdwenen, namen haastiglijk de benen. Wild geraas van jaloezie week voor zoete harmonie. O, die dag doet ons ontvangen alles waar wij naar verlangen! Elke klank wordt een lied, ieder woord een mooi gedicht; zelfs de zon gaf vroeger niet zulk een schoon en helder licht.De zaal inkijken heel beheerstkoor doet beweging mee en blijft zaal inkijken
Koor:
Tessa:
Winterdagen zijn voorbij. Ja. Alle maanden is het mei! Winterdagen zijn voorbij! Alle maanden is het mei! Alle maanden mei, altijd mei, altijd mei! Alle maanden is het mei! Alle maanden mei, alle maanden mei! Ja, de winter is voorgoed voorbij!Tessa neemt startpositie in Voorbij!
Koor: SCENE 1.5 (Aan het eind van het lied verschijnt Don Alhambra, achter op het toneel. Gondeliers en Meisjes deinzen voor hem terug en gaan geleidelijk af, duidelijk geschrokken.
23 Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra:
Goedemorgen. Solisten kijken met ruk naar achteren, koor stuift opzij en blijft aan de kant staan toekijken Naar voren tegen zaal Naar voren
Is dat een begrafenisondernemer? Dat brengt ongeluk. Hm. Op z’n zondags?
24 Giuseppe:
Gianetta en Tessa:
(weer tegen zaal) Het is een begrafenisondernemer. (Tot Don Alhambra:) Ja. Familiefeestje. Geen sterfgeval, hoor. Is er soms iemand jarig? Iedereen bang bevroren op rij vooraan ruimte naast je laten Ja, ik! Naar voren En ik! Naar voren En ik! Naar voren En ik! Naar voren Tussen de spelers door lopen eindigen bij Tessa Merkwaardig. En hoe oud zijn jullie dan wel geworden? Eigenlijk een onbeleefde vraag. Maar vooruit – ongeveer tien minuten. En dan al zo groot? Ik neem aan dat dit een grap is. U mag het wel weten. Wij zijn tien minuten geleden getrouwd. Getrouwd? Jullie zijn getrouwd? Ja hoor, we zijn getrouwd. Alle twee? Alle vier! (Terzijde) Ach heden. Wat een betreurenswaardige complicatie. U vindt het toch niet erg? Opgelucht U had toch niet zelf een oogje op een van ons? Naar Gius.O, Giuseppe, kijk, dat is het! Tegen Don spottend Ach, hij heeft liefdesverdriet. Nee, nee. Zeker niet, helemaal niet. Vol bravour Kom kerel (Slaat hem op de schouder.), we hebben je vandaag niet nodig, en als je nieuwsgierigheid bevredigd is, dan kun je gaan. Zet Gius. Op plaats terug Kerel is niet mijn aanspreektitel; wil je dat onthouden? Weten jullie wel wie ik ben? Bozig Het interesseert ons niet. Wij zijn vrolijke gondeliers, de zonen van Battista Palmieri, die de laatste revolutie heeft geleid. Anderen komen achter hem staan Wij zijn republikein in hart en nieren en geloven dat alle mensen gelijk zijn. Wij verfoeien onderdrukking en verwerpen de monarchie; wij veroordelen alle onderscheid naar rang en stand; wij verachten de rijke en zijn misdadige overvloed. Wij zijn Venetiaanse gondeliers – uw gelijke in alles behalve ons beroep, en daarin zijn we zowel uw meester(hand met draai omhoog)als uw dienaar. (buiging en vasthouden) Ach, hoe buitengewoon betreurenswaardig. Ik wil niet in twijfel trekken dat een van jullie een zoon van Battista Palmieri is, maar de ander is niemand meer of minder dan de enige zoon van de onlangs overleden koning van Baratarië. In 1 keer met ruk omhoog, verontwaardigd Wat! En ik hoop en vertrouw dat het degeen is die mij op mijn schouder sloeg en met kerel aansprak. Een van ons koning! Daas rondlopen Zijn we dan geen broers? Daas rondlopen Koning van Baratarië? Daas rondlopen Hoe is het mogelijk? Daas rondlopen Maar wie van ons is het? Op plek blijven Wat maakt het uit? Aangezien jullie beiden republikein bent en niets van de monarchie moet hebben, doen jullie natuurlijk meteen troonsafstand. Goedemorgen. (Maakt aanstalten heen te gaan.) Nee, niet weggaan! Iedereen houdt Don tegen
Giuseppe:
Om groepje heen naast Don
Don Alhambra: Gianetta: Tessa: Marco: Giuseppe: Don Alhambra: Tessa: Don Alhambra: Tessa: Don Alhambra: Marco: Don Alhambra: Alle vier: Don Alhambra: Gianetta: Tessa: Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra: Giuseppe:
Don Alhambra: Alle vier: Don Alhambra: Guiseppe: Marco: Tessa: Gianetta: Marco: Don Alhambra:
Don Alhambra: Giuseppe:
Nu ja, ik moet natuurlijk wel zeggen dat de ene koning de andere niet is. Als ik zeg dat ik koningen verfoei, dan bedoel ik alleen slechte koningen. Ah, dat maakt enig verschil. Ja toch? Uitstappen naar rechtsmidvoor toneel en verbeelden als schilderij Ik zou me zelfs wel een koning kunnen voorstellen – een soort ideale koning – op wie helemaal niets
25
Marco: Don Alhambra: Marco en Giuseppe: Gianetta en Tessa: Giuseppe:
viel aan te merken. Bij voorbeeld eentje die de belastingen zou afschaffen en alle prijzen zou verlagen, behalve dan van gondels Gaat erbij staan en verbeeldt mee Eentje die allerlei gratis feesten zou geven voor de gondeliers En die vuurwerk zou laten afsteken op het Canal Grande en daarvoor alle gondels zou huren En die van de bruggen geld zou laten uitstrooien voor de gondeliers Zo’n koning zou een zegen zijn voor zijn volk, en als ik koning was, zou ik er zo een zijn. Statig en pose innemen En ik ook. Statig en pose innemen Nu, het doet mij plezier dat jullie bezwaren niet onoverkomelijk zijn. O nee, ze zijn niet onoverkomelijk. Nee hoor, ze zijn niet onoverkomelijk. Gaan bij mannen staan aan weerszijden Bovendien staan wij open voor argumenten. Kijkt meisje in ogen
Marco:
Voor steekhoudende argumenten. kijkt meisje in ogen En die zijn er vast.
Don Alhambra:
Welnu, dan is daarmee de zaak geregeld. En aangezien de bevolking van Baratarië in opstand is gekomen, is het absoluut noodzakelijk dat jullie onmiddellijk het heft in handen nemen. Ik heb het zo geregeld, dat jullie, zolang nog niet vaststaat wie van beiden koning moet worden, gezamenlijk zult regeren, zodat er later geen twijfel kan bestaan over de geldigheid van jullie besluiten. Dus wij gaan samen op de troon? Jullie gaan samen op de troon. (Geeft Marco een arm.) Zo? Zoiets, ja. En mogen we dan onze vrienden meenemen, en hun baantjes aan het hof geven? Welzeker. Dat gaat altijd zo. Ik zwicht voor uw argumenten. Ja. Ze zijn echt steekhoudend. Laten we dan maar meteen vertrekken. We hollen nog even naar huis om wat spullen in te pakken – (Zij willen gaan.) Ho, ho! – dat gaat niet – er mogen geen dames mee. Wat! Nee, nee, geen dames. Nu nog niet. Later misschien. Wie weet. U wilt toch niet zeggen dat wij onze vrouwen hier moeten laten? (Terzijde) Hoe uitermate pijnlijk! (Hardop:) Een poosje maar – een paar maanden. Dat is toch niet zo lang? Maar we zijn net een half uur getrouwd! Ach meneer, u kunt het niet menen! (Is in tranen.)Gianetta troost haar Giuseppe kijkt Don boos aan. Gaat Tessa troosten R-midden
Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe:
Marco: Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra: Marco: Don Alhambra: Giuseppe: Marco: Tessa: Gianetta: Don Alhambra: Alle vier: Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra: Tessa:
Muziek No. 10A. Finale van het eerste bedrijf Gianetta:
Tot Don Gaat het ook u niet aan het hart Marco langzaam naar Gian. En troosten als wij apart van hen met wie wij pas getrouwd zijn moeten blijven? na eerste couplet wisselen paren van positie Ach, maakt het ambt dat u bekleedt u dan zo wreed U weet dat mannen onweerstaanbaar worden aangelokt door charmes die ons vrouwen toebehoren; maar heeft dan niemand u geleerd
26 dat, omgekeerd, een vrouw zich zeker net zo gauw ook laat bekoren?
Don Alhambra:
Ontnam men mij mijn diepstbeminde hartsvriendin, en zag ik haar dan nimmer weer, ik kon het velen; maar neem niet Marco van mij af, bedenk: ik gaf hem gans mijn hart, dat niemand meer hem ooit nog kan ontstelen. O, weet u niet dat liefde, ongemoeid gelaten, steeds het allerschoonste bloeit? Kind, waarom tranen, waarom zo’n verdriet? Langdurig is de scheiding immers niet! De vrouw die ’t prinsje ooit gevoed heeft, laat ik halen; wie van de twee de troon krijgt, dat moet zij bepalen, en na haar uitspraak zult ge spoedig weer bijeen zijn: draag daarom korte tijd blijmoedig het alleen zijn.
Alle vier:
Zingend snel naar voren rij maken met Don in het midden. Als Don achteruit loopt ruimte verdelen tussen 4.
(Don Alhambra af.)
Vanaf 2e Hoera is Don langzaam achteruit gegaan
Gianetta:
Dan is een van ons de koningin, zij woont in een mooi paleis. Ze heeft heel veel geld en natuurlijk bestelt ze haar jurken in Parijs. En een ieder houdt de adem in bij wat ze ook zegt of doet; men zegt: “Daar staat ze! Kijk, daar gaat ze! Wat draagt ze een mooie hoed!” O! Ja! Hoe heerlijk is het leven van een koninklijk persoon! Geen aangenamer leven dan een leven op de troon, op een echte glimmende, glimmende, glimmende, glimmende gouden troon!
Alle vier:
Hoera, dat is een goed idee! Hoera, dat valt ons van u mee! Hoera, dat is naar onze zin! Hoera, daar stemmen wij mee in! Hoera! Hoera! Hoera!
Marco:
Alle vier:
Tessa:
Alle vier:
Giuseppe:
Alle vier:
MUZIEK10B
Ze heeft altijd een welvoorziene dis, champagne en kaviaar; en ze eet bonbons gewoon per ons, en kersen het hele jaar; en wanneer het een keer geen feestdag is, is er niet zoveel verschil o, ja, ik weet dat ze heerlijk eet, en van alles zoveel ze wil! O! ja! Hoe heerlijk is het leven van een koninklijk persoon! Geen aangenamer leven dan een leven op een troon, op een echte glimmende, glimmende, glimmende, glimmende gouden troon! En viert men haar geboortedag, dan is er een défilé: een stoet die urenlang kan duren, en iedereen brengt wat mee. Wat zij die dag ontvangen mag, daar is van alles bij. Ze zegt: “Dank u zeer!” En: “Wat? Nog meer? Is dat allemaal voor mij?” O! ja! Hoe heerlijk is het leven van een koninklijk persoon! Geen aangenamer leven dan een leven op een troon, op een echte glimmende, glimmende, glimmende, glimmende gouden troon! En waar ze komt in stad en land laat iedereen haar erdoor. Men roept en juicht en zwaait en buigt, en overal gaat ze voor. Dan wuift ze minzaam met haar hand, en de mensen staan versteld; men zegt: “Hoe prachtig! Ze is waarachtig nog mooier dan wordt verteld!” O! ja! Hoe heerlijk is het leven van een koninklijk persoon! Geen aangenamer leven dan een leven op een troon! Op een echte glimmende, glimmende, glimmende, glimmende gouden troon! Hoe aangenaam voor zo’n persoon te zitten op een gouden troon, een echte glimmende gouden troon!
28 Koor: komt op in naspel vorig stukje. Gaan rechts schuin staan in punt
Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco: Giuseppe: Koor:
Marco:
Giuseppe:
Marco:
Giuseppe: Marco:
O, vrienden, deel ons mee wat je vrolijkheid de reden is; wellicht dat onverwacht een rijke tante overleden is, zodat voor een van jullie een fortuintje te besteden is? O, zeg ons, zeg ons wat van die uitbundigheid de reden is! Als vorst zijn wij nu verenigd in waardigheid, maar toch vraag ik van u geen slaafse dienst-vaardigheid. Ik be-loof geen ge-woon tiran-niek soeve-rein te zijn, en om ook op de troon nog een goed republi-kein te zijn, ja, om ook op de troon nog een goed republi-kein te zijn. Lukt het hun geen gewoon tiranniek soeverein te zijn, en om ook op een troon nog een goed republikein te zijn? Een ieder die maar mee wil gaan, die krijgt van ons een mooie baan, maar hoog of laag zal niet bestaan, want allen zijn gelijk. De goeverneur, de kanselier, de generaal, de brigadier, de bakker en de kruidenier, zij allen zijn gelijk. Wie knap is, is niet hoger dan een ander die wat minder kan; een ieder is een edelman, want allen zijn gelijk. Van adel wie het land regeert, van adel wie de stal beheert, Van adel wie de thee serveert, want allen zijn gelijk.
29 Giuseppe: Marco: Beiden:
Koor:
En of je nu de kleden klopt, de afwas doet of boontjes dopt, een ieder heeft het ver geschopt, want allen zijn gelijk. Een ieder die maar mee wil gaan, die krijgt van ons een mooie baan, maar hoog of laag zal niet bestaan, nee, hoog of laag zal niet bestaan, want allen zijn gelijk. Halo, halé, wie gaat er mee! Halo, halé, wie gaat er mee! Ga allemaal mee, ga allemaal mee, want allen zijn gelijk! Halo, halé, ja, wij/zij gaan mee! Halo, halé, ja, wij/zij gaan mee! Wij/zij allen gaan mee, (2 x) want allen zijn gelijk.
Vrouwen: Een ieder krijgt een mooie baan, want hoog of laag zal niet bestaan, wie knap is, is niet hoger dan een ander die wat minder kan; van adel wie het land regeert, van adel wie de thee serveert, en ook wanneer je kleedjes klopt, dan heb je het ver geschopt! Allen:
Marco en Giuseppe:
Mannen: Een ieder krijgt een mooie baan, maar hoog of laag zal niet bestaan; van adel wie het land regeert, van adel wie de thee serveert!
Een ieder die maar mee wil gaan, die krijgt van hen een mooie baan, maar hoog of laag zal niet bestaan, nee, hoog of laag zal niet bestaan, want allen zijn gelijk! Bestijgt uw troon als goed republikein! Uw beider kroon zal dan tot zegen zijn! Dan zal uw kroon tot zegen zijn, zegen zijn, zegen zijn! Snel nu aan boord! Mijn koninkrijk verbeidt mij! Verheugd en toch bedroefd ga ik nu heen.
(Tot Gianetta en Tessa:) Mijn onverwachte majesteit verblijdt mij, maar, ach, ongaarne laat ik jou alleen.
30 Gianetta en Tessa:
Gianetta:
(Tot Marco en Giuseppe:) Vrienden, vaarwel! Blijf bij ons in gedachten! Helaas, wij mogen niet met jullie mee. Ons hart zal steeds naar jullie blijven smachten; vergeet dat niet, daarginder overzee! Mijn lief, ga heen, laat mij alleen, maar voor je gaat, geef ik je wel nog even snel een goede raad. Word je bekoord daar in dat oord, wees dan beducht, en komt een dame je te na, sla op de vlucht! Ik wil een man die nooit een and’re vrouw beziet; al is ze oud en braaf getrouwd, ik wil het niet. En is zij schoon, wees voor vertoon van charme blind! En, o, mijn schat, vergeet niet dat je mij bemint! Vergeten mag je, o, mijn schat, je leven hier, je land, je stad, maar als de grote reis begint, denk dan aan haar die immer jou alleen bemint!
Tessa:
Mijn lief, betracht uit alle macht het celibaat; gelijke trouw beloof ik jou die mij verlaat. Het is mijn wens dat jij intens je lot betreurt, dat zo ontijdig jou van mij heeft losgescheurd. En wend je blik des avonds dikwijls naar de maan; ik sla mijn oog dan ook omhoog en zie haar aan. Zo brengt haar licht
31 jou mijn bericht door het heelal, terwijl jouw kus mij dan aldus bereiken zal. En, o, mijn liefste, o, mijn schat, vergeet je land, vergeet je stad, maar als de grote reis begint, denk dan aan haar die jou bemint! Gianetta:
Tessa: Marco: Giuseppe: Alle vier:
Vergeten mag je, o, mijn, schat, je leven hier, je land, je stad, maar als de grote reis begint, denk dan aan O, mijn liefste, o mijn schat, wanneer de grote reis begint, denk dan aan O, mijn liefste, o, mijn schat, wanneer de grote reis begint, denk ik aan O, mijn liefste, o, mijn schat, wanneer de grote reis begint, denk ik aan haar die immer mij/jou alleen bemint! O, mijn liefste! O, mijn schat, wanneer de grote reis begint, denk ik/dan aan haar die mij/jou bemint!
(Tijdens het volgende koor wordt een xebeque – een kleine driemaster – het toneel op getrokken, daar waar de kade zich bevindt.) Koor:
Mannen: Allen:
Marco: Allen: Marco: Giuseppe: Allen: Marco:
Nu aan boord! En ga/Wij gaan naar het nieuwe land, al over de blauwe zee! Men hoort de winden al in het want, zij voeren je/ons met zich mee! (Het schip het toneel op trekkend:) Een twee drie, hup! Een twee drie, hup! Een twee drie, hup! Zet ‘m op! Laat de golven nu rollen, de zeilen zich bollen, we/ze kiezen het ruime sop! Nu aan boord, en ga/wij gaan naar het nieuwe land, de wind die voert hen/ons met zich mee, al over de blauwe zee! De zoetste druiven groeien daar, Wij gaan/zij gaan aan boord! en rozen bloeien daar het hele jaar, heel het jaar! Schone rozen bloeien daar het hele jaar! Aan boord, aan boord! O, hoe wonderschoon is het daar, wonderschoon bloeien daar rozen heel het jaar!
32 Koor: Gianetta: Tessa en Giuseppe: Allen:
De rozen bloeien heel het jaar, bloeien heel het jaar! Wonderschoon bloeien daar rozen heel het jaar! Schone rozen, schone rozen bloeien heel het jaar! Nu aan boord! Wij gaan/Zij gaan naar het nieuwe land, al over de blauwe zee! Nu aan boord! Wij/Zij gaan naar het nieuwe land! Nu aan boord, nu aan boord, nu aan boord, nu aan boord, aan boord!
(Tijdens de laatste regels worden de zeilen gehesen. De mannen gaan aan boord. Marco omhelst Gianetta, Giuseppe omhelst Tessa. De Meisjes wuiven de mannen vaarwel terwijl het doek valt.) EINDE VAN HET EERSTE BEDRIJF. Tweede bedrijf (Paviljoen aan het hof van Baratarië. Marco en Giuseppe, ieder op een troon gezeten en schitterend gekleed, poetsen de kroon en de scepter. Rondom hen de Gondeliers; sommigen van hen zijn gekleed als hoveling, hoogwaardigheidsbekleder enz., anderen als soldaat, bedienden van allerlei rang. Er heerst gezelligheid zonder onderscheid naar rang of stand; men speelt kaart, dobbelt, zit te lezen, doet allerlei gezelschapsspelletjes e.d.) Muziek No. 2.1. Mannenkoor met soli van Marco en Giuseppe Mannen:
Bassen: Tenoren: Allen: Marco en Giuseppe:
Mannen:
O, vrienden, weest verheugd, gij ziet een waar staatkundig wonder aan, nu hij die ’t hoogst gezag geniet gelijk is aan zijn onderdaan! Ons dunkt, dat zo’n regeringsvorm beantwoordt aan de hoogste norm: Een koningschap geheel conform de wensen van de onderdaan, de wensen van de onderdaan! O, vrienden, weest verheugd! Gij ziet een waar staatkundig wonder aan, nu hij die ’t hoogst gezag geniet gelijk is aan zijn onderdaan, gelijk is aan zijn onderdaan! Twee vorsten doen in dienstverband, vol ijver en gedegenheid, de wil alleen van ’t vaderland bij iedere gelegenheid. Geen bezigheid is hun te min, zij geven iedereen zijn zin, dat doen zij niet om grof gewin, maar louter uit genegenheid! Ah! – Zij handelen in dienstverband! Ah! – Uit liefde voor het vaderland! O, vrienden, weest verheugd! Gij ziet een waar staatkundig wonder aan, nu hij die ’t hoogst gezag geniet gelijk is aan zijn onderdaan, gelijk is aan zijn onderdaan, ja, gelijk aan zijn onderdaan!
33 SCENE 2.1 Marco: Allen: Marco: Allen: Giuseppe: Allen: Giuseppe: Giorgio: Giuseppe: Annibale: Giuseppe: Annibale: Marco: Marco en Giuseppe: Annibale: Giorgio: Giuseppe:
Heren, wij zijn u zeer erkentelijk voor uw blijken van aanhankelijkheid. – Ik herhaal: wij zijn u zeer erkentelijk voor uw blijken van aanhankelijkheid. Ja, we horen je wel. Het is ons een grote vreugde alom zo vriendelijk te worden bejegend. Laat maar zitten! Toch is er één puntje dat nog niet geheel tot ons genoegen geregeld is. (Boos) Wat! Schrik niet – het is maar een kleinigheid. Er is afgesproken dat wij als één persoon optreden totdat is uitgemaakt wie van ons de eigenlijke koning is. Precies. Maar, ook al treden wij op als één persoon, in werkelijkheid zijn wij nog steeds twéé personen. Jawel, maar het heeft weinig zin daar nog op in te gaan. Zo luidt nu eenmaal de afspraak en daar moeten we ons aan houden. Wij beschouwen jullie in alle opzichten als één ondeelbaar individu. Ja. Maar houdt dat in dat ook onze eetlust één en ondeelbaar is? Optreden als één persoon, dat is allemaal goed en wel, maar als jullie ons dan ook maar één portie eten geven, dan vind ik dat je de afspraak wel wat erg letterlijk neemt. Hm. De zaak ligt nogal gevoelig. Ik zou mijn oordeel graag willen opschorten. Het is eigenlijk iets waarover het hele hof moet beslissen. Ja, maar wat moeten wij dan intussen? We willen een boterham! Het lijkt mij billijk als wij voorlopig het rantsoen verdubbelen – op de gebruikelijke voorwaarde: Hunne Majesteiten moeten de kosten vergoeden als het hof dit besluit alsnog ongeldig verklaart. Dat lijkt me een goede oplossing. Maar denk eraan: hard werken voor de kost. O ja, natuurlijk. We begrijpen heus wel dat je als koning niet maar de hele dag een beetje kunt gaan zitten niksen. Men spreekt ons aan met Majesteit, we hebben beeldschone kleren mogen kopen, de mensen op straat knikken beleefd als ze ons herkennen, het paleispersoneel is zelden brutaal, en overal mogen we de schitterendste linten doorknippen. Het spreekt vanzelf dat wij in ruil voor deze voorrechten de handen uit de Koninklijke mouwen moeten steken.
Muziek No. 2.2. Lied van Giuseppe Giuseppe:
’s Morgens vroeg om kwart voor zeven roept de wekker ons uit bed. Dan begint het lieve leven, vlug de kroon dus opgezet, en met ijver aan de slag, want het wordt een drukke dag. We beginnen heel gedegen met de vloeren aan te vegen, want zo voeren wij ons koninklijk beleid, en we brengen onze vrienden die fungeren als bedienden op hun bed een kopje thee en een ontbijt. Maar dan is het alweer twintig over acht, dus dan wekken wij de koninklijke wacht. Daarna poetsen we de scepter en de troon, alles netjes en aan kant en lekker schoon. Als dat allemaal weer klaar is, dan komt onze secretaris, en dan hebben we natuurlijk ook de koffie al gezet.
34
Om de stakker te gerieven schrijven wij voor hem de brieven en de officiële stukken in het klad en in het net. Na het middageten ister een bezoek van een minister en die komt ons dan vertellen wat we verder moeten doen. We ontvangen deputaties van met ons bevriende naties, in het handjes schudden zijn we ongeslagen kampioen.
Mannenkoor:
Giuseppe:
O, de mensen denken vaak: ’t is een hele zware taak, maar geloof ons: wij verruilen ons beroep voor geen miljoen. En het schudden van die handen van die lui uit al die landen is zo heerlijk, want we weten: daarin zijn we kampioen. O, de mensen denken vaak: ’t is een hele zware taak, maar geloof hen: zij verruilen hun beroep voor geen miljoen. En het schudden van die handen van die lui uit al die landen is zo heerlijk, want ze weten: daarin zijn ze kampioen. Na de lunch is er het zetten van je naam onder de wetten die zijn aangenomen door het parlement. Of dan komt er een collega ons bezoeken, met zijn eega, en dan zeggen wij: wat leuk dat u er bent. En we openen een spoorlijn of een brug, maar we moeten op een holletje terug, want er is nog een gesprek met de premier, ja, die man regeert zo’n beetje met ons mee. Dikwijls is er een parade, of we schenken chocolade in de hal van het paleis voor het voltallig personeel. En ten slotte decoreren wij verdienstelijke heren, die zich hebben onderscheiden, politiek of cultureel. ’t Is vermoeiend voor ons beiden zo het vaderland te leiden, dus dan zetten wij de koninklijke bezigheden stop. O, het is ons een genoegen zo te sloven en te zwoegen, maar we moeten eens naar bed en voor vandaag zit het er op. O, de mensen denken vaak: ’t is een hele zwaar taak, maar geloof ons: wij genieten van het leven aan de top. Als wij ’s avonds ons ontkleden, zijn wij beiden heel tevreden, want de plicht is weer gedaan en voor vandaag zit het er op.
Mannenkoor:
O, de mensen denken vaak: ’t is een hele zware taak; maar geloof hen: zij genieten van het leven aan de top. Als zij ’s avonds zich ontkleden, zijn zij beiden heel tevreden, want de plicht is weer gedaan en voor vandaag zit het er op!
(Allen af, behalve Marco en Giuseppe.) SCENE 2.2 Giuseppe: Ach ja, we hebben het nog niet zo slecht getroffen. Iedereen is aardig en attent. Ze laten je alles doen, lopen je niet voor de voeten, en nooit zegt er iemand: “Nu wil ík ‘s”. Nee, ze gunnen ons het ene pretje na het andere en ze zijn nooit afgunstig. Marco: Ja, je zou je haast een beetje bezwaard gaan voelen. Alsof je misbruik maakt van hun goedheid. Giuseppe: Wat aardig van ze om ons rantsoen te verdubbelen. Marco: Ja, werkelijk heel royaal. Ach, eigenlijk ontbreekt er nog maar één ding aan ons geluk. Giuseppe: En dat is? Marco: Onze vrouwtjes, die we drie maanden geleden hebben moeten achterlaten. Giuseppe: Ja, het is wel een beetje saai zonder damesgezelschap. We kunnen heel wat ontberen, maar dat niet. Marco: Inderdaad. Muziek No. 2,3 Lied van Marco Marco:
Al het schoons dat ons omringt, wat ons oog met vreugde ziet, wat ons oor zo gaarne hoort, al het fraais dat men bezingt, valt volkomen in het niet bij de vrouw die ons bekoort. Zonder haar bestaat geen blijheid, geen genot kan haar vervangen, ook al smaakt het nog zo zoet; slechts haar tedere nabijheid stilt ons hunkerend verlangen – zij is het allerhoogste, allerschoonste goed! O, treurig was ons aards bestaan, wanneer dat ons zou ontgaan, zou ontgaan – treurig was ons aards bestaan, wanneer dat ons zou ontgaan, zou ontgaan. Ook al zit men hoog ten troon, met een kroon van stralend goud, die een ieders oog verblindt, het is alles loos vertoon, en ons hart blijft kil en koud, als een vrouw ons niet bemint.
36 Diamanten en juwelen, alle schatten hier op aarde, die het lot ons toebedenkt, zij verbleken en vervelen, want de allerhoogste waarde – die heeft alleen het hart dat een vrouw ons schenkt. O, laat je dat toch nooit ontgaan, wees verstandig, neem het aan, neem het aan! Laat je dat toch nooit ontgaan, wees verstandig, neem het aan, neem het aan, neem het aan! Wees verstandig, neem het aan, neem het aan, neem het aan! Muziek No. 2.4. Meisjeskoor, kwartet, duet en koor (Meisjes komen hollend op, Fiametta en Vittoria voorop. Ze worden geestdriftig begroet door alle exgondeliers.) Meisjes:
Fiametta:
Vittoria:
Samen: Meisjes:
Wij zijn over zee gegaan! Iedereen is meegegaan! Met jullie hier bijeen te zijn is beter dan alleen te zijn. Samen hier bijeen te zijn is beter dan alleen te zijn. Wij zijn over zee gegaan, nooit meer gaan wij hier vandaan! Wij zijn over zee gegaan, iedereen ging mee! Ja, over zee, over zee, vele mijlen over zee, en we gaan, en we gaan, nimmer hiervandaan! Ach, we waren alleen, alle nachten en dagen. We konden de eenzaamheid niet meer verdragen. We waren het moe, dus we spraken met stelligheid: we gaan naar ze toe, want we wensen gezelligheid. We gaan naar ze toe, want we wensen gezelligheid! Ja, wij wensen gezelligheid! Toen zijn we over zee gegaan, iedereen ging mee! Ja, over zee, over zee, vele mijlen over zee, en we gaan, en we gaan, nimmer hiervandaan!
(Gianetta en Tessa op. Wij werpen zich in de armen van Marco en Giuseppe.)
37 Giuseppe: Tessa: Gianetta: Marco: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Samen:
Koor:
Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Tessa: Gianetta: Samen:
Koor:
Gianetta en Tessa: Koor:
Tessa! Giuseppe! Marco! Gianetta! Na de zeereis op de baren Hele woeste, hele hoge! En na allerlei gevaren En de aankomst op het droge, zijn we vreselijk nieuwsgierig en we willen alles weten. Is het koningschap plezierig? Krijg je echt zoveel te eten? Is het saai of is het boeiend? Ben je altijd trots en waardig? Is het rustig of vermoeiend? Zijn je onderdanen aardig? Heb je niets meer te begeren sinds de tijd dat jullie hier zijn? Denk je nooit: kon ik maar weer een heel gewone gondelier zijn? O, we blijven je belagen met de vragen die we stellen, als het moet nog vele dagen: gauw vertellen, gauw vertellen! Ja, ze/we blijven je belagen met de vragen die ze/we stellen, als het moet nog vele dagen: gauw vertellen, gauw vertellen! Heers je samen of gescheiden? Ga je elke dag de troon op? Om de beurt of met z’n beiden? En wie mag er dan de kroon op? En die scepter met juwelen, mag ik voelen oftie zwaar is? Heeft een koning veel kastelen, toe vertel eens of dat waar is. Maken jullie nu de wet uit? Moet een ieder jullie dienen? En hoe laat kom je je bed uit? Slaap je door tot over tienen? Schenkt het volk je uit verering bossen bloemen en kadootjes? Smeert een lid van de regering elke morgen jullie broodjes? O, we blijven je belagen met de vragen die we stellen, als het moet nog vele dagen: gauw vertellen, gauw vertellen! Ja, ze/we blijven je belagen met de vragen die ze/we stellen, als het moet nog vele dagen: gauw vertellen, gauw vertellen! Ja, we blijven je belagen met de vragen die we stellen, enz. enz. Ja hoor, zij belagen je met vragen die ze stellen, als het moet nog vele dagen, gauw vertellen, gauw vertellen!
38 Ja, ze blijven je belagen met de vragen die ze stellen, als het moet nog vele dagen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen, gauw vertellen. SCENE 2.3 Marco: Tessa:
Gianetta: Tessa: Giuseppe: Allen: Giuseppe: Tessa:
Dit is waarlijk een allerplezierigste verrassing! Ja, we dachten wel dat jullie het leuk zouden vinden. Kijk, het ging zo. Toen jullie waren vertrokken, hebben we ons vreselijk verveeld, en de dagen kropen voorbij, en jullie schreven ook nooit, dus op een dag zeg ik tegen Gianetta, ik kan er niet meer tegen, die twee arme staatshoofden hebben niemand om hun sokken te stoppen of een knoop aan hun jas te zetten of de was voor ze te doen – tenminste, dat hoop ik – en ik zeg, weet je wat we doen, we doen wat spullen in een koffer en we gaan naar ze toe, en zij zei, dat doen we, en toen hebben we aan de oude Giacopo gevraagd of we zijn boot mochten leven, en dat mochten we doen, en toen zijn we de zee overgestoken, maar dat doen we nooit weer, en – en – nu ja, zodoende zijn we nu hier. Maar zeg eens, wie van jullie is nu de koning? Ja, wie van ons is de koningin? Dat weten we pas als de oude voedster uit Spanje arriveert. Maar wat maakt het uit? Waar het nu om gaat is hoe wij de aanvang van onze wittebroodweken gaan vieren. Heren, staat u ons toe u te trakteren op een luisterrijk banket? Toegestaan! Heb dank. En, dames, voelen jullie iets voor een bal? Een feestmaal én een bal? O, het is teveel!
Muziek No. 2.5. Koor en dans Allen:
Vrouwen:
Mannen: Vrouwen: Allen:
Dans de cachucha, fandango, bolero, drink op z’n Spaans Manzanilla, Montero. Laat ons de wijn overvloedig genieten, om des te meer van de dans te genieten! Onze voeten willen wij verzetten op ’t klakken van de castagnetten: rikketikketikke, tikketikketikke, rakketakketakke, rakketakketakke! Onze voeten willen we verzetten op ’t klakken van de castagnetten: rikketikketikke, rakketakketakke, leve de dans! Het zonnige Spanje verschaft ons de vreugd van de dans bij opwindende klanken, en maakt ons daarbij dan nog extra verheugd door de roes van zijn edele dranken! Lang leve de dans! Dans de cachucha, fandango, bolero, drink op z’n Spaans Manzanilla, Montero. Laat ons de wijn overvloedig genieten, om zo des te meer van de dans te genieten! Het zonnige Spanje verschaft ons de vreugd van de dans bij opwindende klanken, en maakt ons daarbij dan nog extra verheugd, ja, nog extra verheugd, door de roes van zijn edele dranken! (Cachucha)
39 (De dans wordt onderbroken door de onverwachte verschijning van Don Alhambra, die verbijsterd toeziet. Marco en Giuseppe voelen zich kennelijk betrapt. De anderen vluchten, behalve het koksmaatje, dat wordt weggejaagd door Don Alhambra) SCENE 2.3 Don Alhambra: Goedenavond. Gekostumeerd Bal? Giuseppe: Nee hoor. Gewoon een gezellig feestje. Niets bijzonders. Jammer dat u zo laat komt. Don Alhambra: Maar ik zag lakeien dansen, en een stalknecht. Giuseppe: Ja. Dat was Zijne Excellentie de Opperstalknecht. Don Alhambra: En, als ik mij niet vergis, ook een doodgewoon koksmaatje. Giuseppe: O nee. Dat was Zijne Excellentie het Opperkoksmaatje. Don Alhambra: Maar dat soort volk hoort toch thuis in de personeelsverblijven? Giuseppe: Welnee zeg. Wij hebben de personeelsverblijven voor onszelf gereserveerd. Dat zijn de koninklijke vertrekken, waar niemand ons mag storen. Marco: We moeten ons toch ergens kunnen terugtrekken. Don Alhambra: Vergeef mij. Het is mij niet geheel duidelijk wat jullie bedoelen. Giuseppe: Het is heel eenvoudig. Wij hebben de monarchie aangepast aan de republikeinse beginselen. Don Alhambra: Wat! Giuseppe: Alle leden van het hof zijn gelijk in rang, en iedereen staat aan het hoofd van zijn eigen afdeling. Don Alhambra: O, op die manier. Marco: Het lijkt wel of u het niet goed vindt. Don Alhambra: Dat wil ik niet zeggen. Het is alleen niet wat ik verwacht had. Giuseppe: Och, wat spijt me dat. Marco: En mij ook. Giuseppe: Kunnen we trouwens iets aanbieden, na uw reis? Een kop thee met een biscuitje? Don Alhambra: Nee, nee, dank je. Luister nu eens. Aan het hof behoort men onderscheid te maken naar rang en positie. Giuseppe: Meent u dat? Don Alhambra: Maar natuurlijk. Als lid van het Koninklijk Huis kan men bij voorbeeld geen krijgertje gaan spelen met z’n eigen personeel. Marco: Waarom niet? Don Alhambra: Waarom niet? Omdat zoiets een lid van het Koninklijk Huis niet betaamt! Stel je voor dat een lakei “tikkie, jij bent hem!” tegen hem zou zeggen. Alleen een ander lid van het Koninklijk Huis kan “tikkie, jij bent hem!” tegen hem zeggen. Giuseppe: Maar als je die lakei nu eerst in de adelstand verheft? Don Alhambra: Waarde vriend, als je dat deed zou je grote moeilijkheden krijgen met de Hoge Raad van Adel. Luister, ik zal je aan de hand van een voorbeeld tonen tot wat voor toestand zoiets leidt. Muziek No. 2.6. Lied Don Alhambra (met Marco en Giuseppe) Don Alhambra:
Een koning met een goedig hart werd ooit verteerd door diepe smart, door schuldgevoel werd hij benard, hij kende nimmer vreugde. Het feit dat hij zoveel bezat, terwijl een ander minder had, gaf hem de overtuiging dat de maatschappij niet deugde. Hij achtte het bijzonder sneu dat iemand uit een laag milieu in plaats van ordinaire vieux geen whisky dronk uit Schotland.
40 Marco en Giuseppe: Don Alhambra:
Marco en Giuseppe:
Don Alhambra:
Marco en Giuseppe: Don Alhambra:
Marco en Giuseppe:
Don Alhambra:
Marco en Giuseppe: Don Alhambra:
Marco en Giuseppe: Alle drie:
Geen whisky, geen whisky dronk uit Schotland. Hij sprak: ik maak in korte tijd een einde aan dat onderscheid! Als ik dat onrecht niet bestrijd, dan wordt mijn land een rotland! Dat was, voorwaar, een wijs beleid: te vechten tegen onderscheid. Als je het onrecht niet bestrijdt, dan wordt je land een rotland! Toen heeft hij ieder onverveerd tot hoge piet gebombardeerd. Hij dacht: dat is wat men begeert! Gelijkheid was zijn leuze. Dus bood hij elke onderdaan een adellijke titel aan, en ook een goedbetaalde baan, geheel naar eigen keuze. Baronnen zag men overal en graaf werd men voor niemandal, men kon zelfs aan de vaste wal als schout-bij-nacht fungeren! Men kon aan wal als schout-bij-nacht fungeren! En bisschoppen in vol ornaat, en rechters in hun ambtsgewaad, die stonden overal op straat gewichtig te oreren. Die toestand lijkt ons lang niet kwaad, als bisschoppen in vol ornaat met rechters in hun ambtsgewaad op straat staan te oreren. Die koning, die kwam raar te pas, want spoedig bleek zo klaar als glas dat niemand meer gelukkig was met titels en kastelen. Is alles wat ons oog beschouwt uit goud en zilver opgebouwd, dan gaan dat zilver en dat goud al na een week vervelen. Geloof mij: wie het goed bekijkt die weet vooraf wat spoedig blijkt: als iedereen de top bereikt, voelt niemand zich meer iemand. Ja, niemand voelt zich dan nog iemand. Voor ieder blijft er zo gewis frustratie slechts en ergernis, want iedereen die dan iemand is, is eigenlijk nog niemand! U heeft ons overtuigd, gewis! Zo’n toestand geeft maar ergernis: want iedereen die dan iemand is, is eigenlijk nog niemand!
SCENE 2.4 (Gianetta en Tessa komen onopgemerkt op. Zij blijven achter op het toneel nieuwsgierig staan luisteren.) Don Alhambra: Giuseppe:
En nu heb ik een belangrijke mededeling. Zijne Hoogheid de hertog van PlazaToro, Hare Hoogheid de hertogin, en hun beeldschone dochter Casilda – ik herhaal: hun beeldschone dochter Casilda Ja, we horen u wel!
41 Don Alhambra: Marco: Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra:
Marco: Giuseppe: Don Alhambra: Gianetta en Tessa: Don Alhambra: Tessa: Don Alhambra: Gianetta: Tessa: Don Alhambra:
- zij kunnen elk ogenblik hier op Baratarië aankomen. De hertog en de hertogin interesseren ons niet. Nee, maar de dochter – de beeldschone dochter! Nou, nou, nou! Een van jullie boft, hoor – wie het ook moge wezen. Erg begrijpelijk drukt u zich niet uit. O, wel degelijk – ik zal het uitleggen. Vele jaren geleden, toen jullie beiden nog heel klein waren, is één van jullie – wie het ook geweest moge zijn – getrouwd met een klein Spaans meisje dat nu de schoonste aller Spaanse schonen is geworden. Deze schone zal over een half uur hier zijn om met één van jullie – wie het ook moge wezen – verenigd te worden, en ik wens diegene – wie het ook moge zijn – van ganser harte geluk. Getrouwd als baby? Maar we zijn drie maanden geleden getrouwd! Niet allebei – slechts één van beiden. De ander – wie het ook moge wezen – pleegde onbewust bigamie. (Komen naar voren.) Zo, dat is me wat moois! Eh, wie zijn deze jongedames? Wie zij zijn? Hun vrouwen natuurlijk. We zijn net aangekomen. Hun vrouwen! Ach, hoe betreurenswaardig. Ach, wat nu te doen. O, o, o, wat zal Hare Majesteit zeggen. Meent u werkelijk dat één van deze twee staatshoofden al getrouwd was? En dat we geen van beiden koningin worden? Dat is min of meer wat ik duidelijk wil maken.
(Tessa en Gianetta beginnen te huilen.) Giuseppe: Tessa: Marco: Gianetta: Tessa: Don Alhambra: Tessa: Don Alhambra: Giuseppe: Don Alhambra:
(Tot Tessa:) Tessa, m’n lieve, lieve kind Ga weg! Misschien ben jij het wel. (Tot Gianetta:) M’n arme lieve vrouwtje! Raak me niet aan! Wie weet wie jouw lieve vrouwtje wel is! Zeg eens, waarom heeft u ons dit niet verteld voordat zij uit Venetië vertrokken? Als ik dat gedaan had, zou niets ter wereld deze heren ertoe hebben kunnen verleiden twee zulke onweerstaanbaar lieftallige jongedames te verlaten. Daar zit wat in. Ik kan jullie zeggen dat je niet lang in spanning hoeft te zitten, aangezien de oude dame die indertijd het prinsje gezoogd heeft zich thans in de martelkamer bevindt in afwachting van een onderhoud met mij. Het arme mens. Laat haar alstublieft ook niet te lang in spanning zitten. O, kalm aan, dat heeft geen haast. Ze redt zich wel, ze amuseert zich met de leesportefeuille. Maar goed, ik zal haar dan nu maar gaan ondervragen. En mag ik de beide dames er intussen op wijzen dat zij zich voorlopig als ongetrouwd moeten beschouwen en zich daarnaar dienen te gedragen? Goedenavond.
(Don Alhambra af.) Gianetta: Marco: Gianetta: Tessa: Giuseppe:
Tessa:
Nu, het is me een fraaie toestand. Schittereend. Eén van ons is getrouwd met twee vrouwen, maar we weten niet wie het is; en de ander is getrouwd met één van jullie, maar de vraag is met wie. En één van ons is getrouwd met één van jullie en de ander is getrouwd met niemand. Maar wie van jullie is nu getrouwd met wie van ons, en hoe moet dan met die ander? (Is bijna in tranen.) Het is heel eenvoudig. Let op. Twee mannen zijn getrouwd met drie vrouwen. Hoeveel mannen, respectievelijk vrouwen, kan elk der echtgenoten de zijne, respectievelijk de hare, noemen? Als we nu eerst eens het kleinst gemene veelvoud bepalen van O lieve hemel, en ik had altijd al zo’n hekel aan algebra. Beste jongen, ik wens
42
Giuseppe: Marco: Giuseppe: Marco:
geen veelvoud als echtgenoot en zeker geen gemene deler. Het is niet nodig mij een gemene deler te noemen. Ik vind het wel aardig. Hou je d’r buiten, lelijke vierkantswortel! Mensen, zo komen we d’r niet uit. De zaak is ingewikkeld. Alleen met rustig redeneren kunnen wij er klaarheid in brengen.
Muziek No. 2.7. Kwartet (Marco, Gianetta, Giuseppe en Tessa) Alle vier:
Tessa:
Gianetta:
Marco:
Giuseppe:
Marco: Gianetta: Giuseppe: Tessa: Gianetta: Tessa:
Gianetta: Tessa:
In serene contemplatie, in verstandig overleg, in bedaarde calculatie ligt de enig juiste weg. Redeneert men analytisch, consequent en accuraat, dan bereikt men, koel en kritisch, het gewenste resultaat. Enz. enz. Dat ik trouwde met geen ander dan Giuseppe, is een feit. Hij is niet bijzonder schrander, maar ik wil hem toch niet kwijt. Marco’s echtgenote ben ik, ik wil leven aan zijn zij. ’t Is een lieverd, ook al ken ik er die slimmer zijn dan hij. Bij Gianetta wil ik horen, ook al is zij wat naïef, maar dat kan mij wel bekoren, ja, dat vind ik juist wel lief! Wie voor Tessa is bezweken, dat ben ik, zoals bekend. Zij heeft allerlei gebreken, maar daar raak je aan gewend. Die gebreken, ach, daar raak je aan gewend. Maar nu blijkt dat één van ons als kind een ander heeft getrouwd. Zou ik haar ontmoeten, dan liet ik haar boeten, dan kreeg ze het spoedig geweldig benauwd! Wie van ons haar trouwde, kan haar nooit meer kwijt met goed fatsoen. Ik laat haar niet rusten, ze zal ervan lusten! O, reken maar dat ze met mij krijgt te doen! (Tot Tessa:) Stel, zij trouwde met Giuseppe, zodat jij zijn vrouw niet bent; Geloof maar, ik takel dat enge mirakel zo toe dat haar moeder haar niet meer herkent! (Tot Gianetta:) Maar als zij jou nu eens Marco heeft ontroofd? Dan zal ik haar grijpen en stompen en knijpen, ik krab haar de ogen finaal uit haar hoofd! Geloof maar, ik takel dat enge mirakel zo toe dat haar moeder haar niet meer herkent! (2 x) Dat enge mirakel! (3 x) Dat enge, dat enge mirakel!
43 Gianetta:
Marco:
Giuseppe:
Alle vier:
Dan zal ik haar grijpen en stompen en knijpen, ik krab haar de ogen finaal uit haar hoofd! (2 x) Dan zal ik (7 x) haar grijpen! Bij Gianetta wil ik horen, ook al is zij wat naïef, maar dat kan mij wel bekoren, ja, dat vind ik juist wel lief! Wel lief! (8 x) Wie voor Tessa is bezweken, dat ben ik, zoals bekend. Zij heeft allerlei gebreken, die gebreken (2 x) ach, daar raak je op den duur wel aan gewend! Zo bereikt men, koel en kritisch, het gewenste resultaat.
(Allen peinzend af.) Muziek No. 2.8. Mannenkoor (met soli hertog en hertogin) Mannenkoor:
Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Mannenkoor:
SCENE 2.5 Hertog: Casilda: Hertogin: Hertog:
Aanschouw de hooggeboren bruid! (Laat slagwerk knallen en het koper schallen!) O, leg voor haar de loper uit (en sla de grote trom!) Zij eist haar recht op hart en hand (Begroet, trompetter, haar met fraai geschetter!) van de koning van dit heerlijke land! (Fanfares, klink alom!) Zij eist van hem zijn hart en hand! (O, sla de grote trom!) Voor dit eerbetoon in klanken willen wij - u gaarne danken. Ja, ons kind gaat van ons heen. O, zij was reeds schoon als peuter, een bijzonder knappe kleuter, en ook thans is zij - als een bloem in mei! Ook thans is zij - als een bloem in mei! Ook thans is zij - als een bloem in mei! Ja, schoon is zij - als een bloem in mei! Zij eist haar recht op hart en hand (Begroet, trompetter, haar met fraai geschetter!) van de koning van dit heerlijk land! (O, sla de grote trom!) (Tot zijn gevolg:) Wees zo goed Zijne Majesteit ervan te verwittigen dat Zijne Hoogheid de Hertog van Plaza-Toro BV is aangekomen, en verzoekt Verlangt Eist En eist in audiëntie te worden ontvangen. (Gevolg af.) En nu, mijn kind, sta je
44
Casilda: Hertog: Casilda: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin:
op het punt verenigd te worden met de echtgenoot die op zulk een ongewone en romantische wijze tot de jouwe is geworden. Maar welke is het? D’r zijn d’r twee! Het valt niet te ontkennen dat Zijne Majesteit thans nog uit twee personen bestaat. Als echter de omstandigheden aangaande de huwelijksvoltrekking zijn opgehelderd, zal hij zich terstond halveren tot één individu. Ik zal natuurlijk gehoorzaam mijn plicht doen, maar nooit zal ik van dat individu kunnen houden. Mijn kind, zeg dat niet te snel. Wie werkelijk zijn best doet, kan de onwaarschijnlijkste individuen leren liefhebben. Dat is waar, dat weet ik uit eigen ervaring. Lieve, is deze opmerking niet wat aan de onaardige kant? Is zij niet een weinig kwetsend en overbodig? Mijn kind, het viel niet mee, maar ik sprak destijds tot mijzelf: ziedaar een hertog – hém zal ik liefhebben! Al mijn vriendinnen zeiden dat ik het niet zou kunnen, maar het ís me gelukt – en hóé!
Muziek No. 2.9. Lied van de hertogin Hertogin:
Toen je vader met me trouwde was ik angstig en nerveus, want hij grauwde en hij snauwde en hij gromde furieus. Ik was radeloos en panisch, want zijn woede was vulkanisch, maar ik durfde niets te doen, want dan kreeg ik van katoen. O, hij brulde onbedaarlijk, dat het suisde in mijn oren, en hij bulderde vervaarlijk, het was huizenver te horen. Bij zijn donder en zijn dreigen bleef ik zonder morren zwijgen. Attaqueerde hij mij vinnig, ik verweerde mij zachtzinnig. Hem die hoonde en mij griefde, die beloonde ik met liefde, ik beloonde hem met liefde, louter liefde. Maar aldus heb ik hem niet tot meer toegevendheid gestemd, en met al die moeite had ik jouw papa nog niet getemd! (2 x) Maar ik ben me gaan verzetten, ik trotseerde het gevaar, en ik maakte korte metten als een eersteklas huzaar. Het begon bij mij te dagen dat ook ik de broek kon dragen, en al gauw had ik succes, en zo leerde hij zijn les.
45 Hij kwam spoedig tot bedaren, en toen was de strijd gestreden, en we leven nu al jaren heel gelukkig en tevreden, onveranderlijk goedmoedig, voor elkander zacht en goedig, steeds elkaar het beste gevend, altijd aardig en wellevend. Man en vrouw zijn wij waarachtig, steeds getrouw en steeds eendrachtig, steeds getrouw en steeds eendrachtig, steeds eendrachtig! Zo bedwong ik onverschrokken zijn getier en zijn geraas, en op deze wijze werd ik jouw papa toch nog de baas! Zo bedwong ik onverschrokken zijn getier en zijn geraas, ja, op deze wijze werd ik jouw papa toch nog de baas! SCENE 2.6 Casilda: Hertog:
Hertogin: Hertog:
Mijn enige hoop is, dat mijn man alsnog zal weigeren het contract te erkennen wanneer hij ziet van welk bedenkelijk allooi de familie is waarmee hij zich verbindt. Bedenkelijk allooi? Een edelman die onverwacht beschikt over stromen zakgeld – een edelman die hoog genoteerd staat aan de beurs en spoedig zal overgaan tot uitkering van een extra dividend – een edelman die alom geroemd wordt als niet slechts veilige doch tevens hoogstvoordelige belegging – is die van laag allooi? O, schaam je! Beseft Hare Majesteit dat haar vader, sinds hij op de markt is geworpen, een door velen gezocht en gewild object is? Lieve, Harer Majesteits vader was reeds een door velen gezocht en gewild object lang voor hij werd ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
Muziek No. 2.10. Recitatief en duet (Hertog en Hertogin) Hertog:
Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog:
Men roept wel eens, vandaag de dag: “De adel is onnodig! Die lui met al die titels zijn volslagen overbodig!” Maar niemand zegt van mij dat ik verouderd en passé ben: mij gaat het voor de wind sinds ik als hertog een BV ben! Als adellijk heer ben ik druk in de weer en ik laat mij er goed voor betalen. - er goed voor betalen. Ik bied mij te huur voor een dag of een uur, en dan laat ik mij brengen en halen. - ja, brengen en halen. Aan al wat liefdadig is, schenk ik genadig het recht om mijn naam te vermelden. - zijn naam te vermelden. Die naam wekt respect, dus dat heeft wel effect, en dan krijg ik een deel van de gelden.
46 Hertogin:
Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog:
Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin:
Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin: Hertog: Hertogin:
Hertog:
Hertogin:
Hertog:
- een deel van de gelden. In naam van de kerk doe ik allerlei werk voor de wezen en ouden van dagen. - de ouden van dagen. Dat doe ik niet slecht, dus dan heb ik het recht om een flinke beloning te vragen. - Laat háár maar wat vragen! En dikwijls ook gaat er een vaartuig te water; en daarbij dien ik dan als franje. - als deftige franje. Men moet mij dan even een kleinigheid geven en ik gooi die fles met champagne. - zíj gooit de champagne! Ik ben commissaris en krijg een salaris van menige vage vennootschap. - da’s mooi, zo’n vennootschap. Soms doen mijn adviezen ze tonnen verliezen, maar daaraan heb ik dan geen boodschap. - geen enkele boodschap! En kleermakers mogen hun omzet verhogen: ik prijs hun producten uitbundig. - hij prijst ze uitbundig. Dan vraag ik als gage een vast percentage: in rekenen ben ik heel kundig. - hij rekent heel kundig. Niet iedere dame maakt gaarne reclame voor jurken en mantels en hoeden. - voor mantels en hoeden. Ik ga voor de handel op straat aan de wandel, en laat mij de moeite vergoeden. O, ruimschoots vergoeden! Een shampoo, die prijs ik, geestdriftig bewijs ik dat die het geheim van mijn haar is. - ’t geheim van heur haar is. Ik zweer dat een kuur mij mijn jeugdig figuur weer teruggaf, wat niet geheel waar is. - Wat zeker niet waar is! Zo dient men de massa, zo rinkelt de kassa, zo woekert men met zijn talenten. - Met al zijn talenten. Het gaat niet te ver toch, wanneer ook een hertog voorzien wordt van emolumenten? - van emolumenten.
47 Samen:
Hertogin: Hertog: Samen: SCENE2.7 (Marco en Giuseppe op.) Hertog: Marco: Hertog: Giuseppe:
Zo ziet men: er is toch ook heden gewis nog een plaats en een rol voor de adel, - die prachtige adel! Een titel waardeert men, voornaamheid vereert men, dus zitten wij weer in het zadel - weer hoog - in het zadel!
Aha! Hunne Majesteiten! Majesteit! (Buigt zeer plechtig.) De hertog van Plaza-Toro, neem ik aan? Inderdaad. (Marco en Giuseppe willen hem een hand geven, maar de Hertog buigt weer plechtig; zij proberen hem dit na te doen.) Sta mij toe deze jongedame aan u voor te stellen. Zij is - met meisje met wie één van ons getrouwd is?
(Marco en Giuseppe willen haar een hand geven. Casilda, echter, maakt een knix; zij proberen haar die na te doen.) Casilda: Hertog:
Hertogin: Hertog:
Marco en Giuseppe: Hertog: Marco en Giuseppe: Hertog: Marco en Giuseppe: Hertog: Marco en Giuseppe: Hertog: Marco en Giuseppe: Hertog: Marco en Giuseppe: Hertog: Giuseppe: Hertogin: Giuseppe: Hertogin:
Heren, ik ben de gehoorzame dienares van één van u. (Terzijde:) O, Luiz! Thans wil ik enige woorden spreken tot de heer die met mijn dochter getrouwd is. De andere heer mag, zo hij dat wenst, zijn gedachten laten afdwalen, want wat ik wil zeggen, gaat hem niet aan. Meneer! U zult in deze jongedame een rijkdom aan voortreffelijkheden leren kennen die u vergeefs zult zoeken bij alle jongedames die niet het voorrecht genieten mijn dochter te zijn. Het staat niet geheel vast wie van u de heer is tot wie ik mij richt en wie van u de heer is die zijn gedachten mag laten afdwalen; zodra echter daaromtrent klaarheid geschapen is, zal ik tot de eerstgenoemde zeggen: Neem haar tot vrouw – en moge zij u meer geluk schenken dan mijn vrouw mij heeft gegeven. Maar lieve! Ik bedoel: nóg meer geluk. En nu wil ik een kleinigheid ter sprake brengen waarover ik meen mij een weinig ontstemd te mogen betonen. Ik ben hier op officieel bezoek met Hare Hoogheid de Hertogin en Hare Majesteit mijn dochter, maar hoe heeft men mij ontvangen? Stond er een erewacht voor ons klaar? Neen! Nee. Was de stad feestelijk verlicht? Neen! Nee. Werden wij toegezongen door schoolkinderen? Neen! Nee. Weerklonken er saluutschoten? Neen! Nee. Zag ik vlaggen en erebogen? Neen! Nee. Hoorde ik klokken beieren? Nee. Ja. Eén. De deurbel. En die mocht ik zelf luiden. Het is niet genoeg! Het is niet genoeg! Geloof me, het spijt me erg. Maar weet u, ik ben van huis uit gondelier en weet weinig meer van beleefdheid dan dat je je hoofd moet ontbloten als een passagier je een fooi geeft. Best, maar het is niet genoeg. Binnen redelijke grenzen willen we nog wel meer ontbloten. Een paar saluutschoten voor mijn dochter – kon dat er niet eens af?
48 Giuseppe: Marco: Giuseppe: Hertog:
Ik beloof u: zodra wij weten wie van ons beiden het recht heeft ze te doen afvuren, krijgt ze net zoveel saluutschoten als ze maar wil. Maar wat die erewacht en die erebogen aangaat – daar zouden we last mee krijgen. Die stroken niet met de beginselen van ons volk. Men behandelt ons ook met erg weinig eerbied. O, maar dat moet u niet goedkeuren – u moet uw volk onder de duim houden. U moet uw hofhouding doordringen van uw waardigheid – door uw toon – uw houding – uw optreden. Dat is heel nuttig, dat werkt uitstekend. Doe mij maar eens na. U bent de koning, en ik de onderdaan. Probeer maar.
Muziek No. 2.11. Gavotte (Hertog, Hertogin, Casilda, Marco en Giuseppe) Hertog:
Marco en Giuseppe:
Stel, de hand wil ik u kussen, hoe luidt dan het protocol? U speelt waardig, maar intussen ook met minzaamheid uw rol. Wij spelen waardig, maar intussen toch ook minzaam onze rol.
(Marco en Giuseppe doen hun best deze aanwijzingen op te volgen.) Hertog:
Dat is veel te overdreven, nee, zo maakt u het al te dol!
(Zij wijzigen hun houding.) Hertog: Casilda en Hertogin: Marco en Giuseppe:
Hertog:
Marco en Giuseppe:
Dat is nog erger dan zo-even! Waar is uw waardigheid gebleven? Dat is nog erger dan zo-even! Waar is uw waardigheid gebleven? Wij doen het blijkbaar altijd verkeer, want eerst, toen was het te overdreven. Als je het dan opnieuw probeert, is het nog erger dan zo-even! Nemen wij thans de gavotte door: bied uw dame zo de hand. Vang nu aan, maar niet te vlot, hoor! Alles bedaard en elegant. Wij vangen aan, maar niet te vlot, hoor! Alles bedaard en elegant.
(Zij doen hun best de aanwijzingen op te volgen. De Hertog slaat de maat.) Hertog:
Op en neer en op en neer maar, buig en glimlach daarbij charmant.
(Marco en Giuseppe doen dit.) Hertog: Casilda en Hertogin: Marco en Giuseppe:
Zo is het goed! Zo is het goed! Vooruit, probeer maar! Zo danst alleen een echte heer maar! Zo is het goed! Zo is het goed! Vooruit, probeer maar! Zo danst alleen een echte heer maar! Hoe zoet smaakt welverdiende lof! Zo is het goed! Zo is het goed! Dus nog een keer maar! Straks roept een ieder aan het hof: zo danst alleen een echte heer maar!
49 Casilda en Hertogin: Zo is het goed! (2 x) Vooruit, probeer maar! Zo danst alleen een echte heer maar! Zo danst alleen een heer, zo danst, zo danst, alleen een heer maar!
Hertog, Marco en Guiseppe: Ja, zo danst alleen, zo danst alleen een heer, zo danst alleen een heer maar!
(Gavotte. Na de dans gaan de Hertog en de Hertogin af.) SCENE 2.8 Giuseppe: (Tot Marco:) De ouwelui hebben de jongelui alleen gelaten. Dat is nog eens fijngevoelig. Marco: Maar wat moeten we beginnen? Eigenlijk horen we haar uit te leggen hoe de zaken staan. We moeten eerlijk blijven. Giuseppe: Vertel het haar dan. Marco: Nee, ik liever niet – doe jij het maar. Giuseppe: Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. (Tot Casilda:) Eh – mevrouw – ik – wij – ik bedoel Casilda: Heren, ik weet dat ik u aan moeten horen; maar ik acht het juist u te zeggen dat ik, mij er niet van bewust als kind te zijn uitgehuwelijkt, tot over mijn oren verliefd ben geworden op iemand anders. Giuseppe: O, wij ook! Wij zijn ook tot over onze oren verliefd op iemand anders! (Gianetta en Tessa op.) En wel op onze vrouwen! Casilda: Uw vrouwen? Bent u dan getrouwd? Tessa: Wij konden er niets aan doen! Gianetta: Wij wisten nergens van! Beiden: Het noodlot heeft het zo gewild! Casilda: Ach meisjes, ik neem jullie niets kwalijk. Maar wel zal er spoedig een oplossing moeten komen, want anders raken we hopeloos verstrikt. Muziek No. 2.12. Kwintet en Finale van het tweede bedrijf Alle vijf:
Marco en Giuseppe: De drie meisjes: Marco en Giuseppe: De drie meisjes: Alle vijf:
Wie van ons is in staat te zeggen: ik ben met die of die getrouwd? Wie is in staat ons uit te leggen hoe zich twee tot drie verhoudt? Wat moet je doen als je volgens Bartjes drie op de twee niet delen kan? Wij willen liever geen man in partjes, wij willen liever een hele man! Dat is onmogelijk volgens Bartjes! Wij willen liever een hele man! Nee, niet in partjes, wij willen veel liever een héle man! O, wat nu gedaan, wat vang je aan, als je niet verhelen kan, dat drie op de twee, of twee op de drie, getallen zijn die je niet delen kan? O, wat nu gedaan, wat vang je aan, als je je niet verdelen kan!
50 O, wat nu gedaan, wat vang je aan, als je je niet verdelen kan! O, wat nu gedaan, wat vang je aan, als je je niet verdelen kan! Wat vangt men dan aan, waar moet het heen? Je trouwt immers liever ongedeeld met één alleen! (Don Alhambra op, gevolgd door de Hertog, de Hertogin en het gehele koor.) Don Alhambra:
Koor:
Gij die hier zijt verzameld, hoort, o hoort! De voedster van de kroonprins heeft het woord! Wie in dit rijk het hoogste ambt vervult, zijn ware naam worde u thans onthuld! Wie in dit rijk het hoogste ambt vervult, zijn ware naam worde ons thans onthuld!
(Inez, voedster van de prins, wordt door Don Alhambra naar voren geleid.) Tessa: Hertog: Gianetta: Hertogin: Casilda: Don Alhambra: Marco: Giuseppe:
O, deel ons mee Wie krijgt de kroon nu? Wie van de twee Bestijgt de troon nu? Wie trouwde mij? Ja, wie van de heren? O, wie is hij Die zal regeren?
Allen:
O, deel ons mee: Wie van de twee?
Inez:
Het koningskind, dat ik heb mogen voeden, heb ik met list voor roof kunnen behoeden. De schurken kwamen, bedreigden mij het leven; toen heb ik hun mijn eigen zoon gegeven. Ik wendde voor te doen wat men begeerde Ik gaf een kind, maar stiekem het verkeerde. En als mijn zoon hield ik de prins bij mij dus Zijn naam: Luiz! De echte prins is hij dus!
(Algehele verbazing. Luiz, gekroond en in koningsmantel, bestijgt de troon.) Casilda: Luiz:
(Werpt zich in zijn armen.) Luiz! Casilda! (Omhelzing.)
Allen:
Hoe vreemd, hoe ongehoord! Een ieder staat verwonderd! Dit onverwachte woord heeft allen overdonderd!
Gianetta, Tessa, Marco en Giuseppe:
Wij moeten alle vier als koning hem erkennen. Dat doen wij met plezier, al is het even wennen.
51
Luiz: Hertog: Casilda: Hertogin: Allen:
Nu wij week bij elkaar zijn, is ons leed geleden. Wij maken geen bezwaar, wij zijn volmaakt tevreden! Het lot heeft ons bijeengebracht ten leste, leste, leste. Aldus geschiedde onverwacht het beste, beste, beste! Met grote vreugde noem ik jou mijn koning, koning, koning. Zo krijgt men voor geduld en trouw beloning, -loning, -loning. O vorst, gezeten op rood fluweel, slechts voorspoed valle u ten deel! Aanvaard wat thans ons oog aanschouwt: uw schone bruid en een troon van goud!
(Allen knielen. Luiz kroont Casilda.) Allen: De gondel te bomen op vaarten en stromen, is waar zij van dromen, weer net als voorheen! O ja! Niet langer begeren zij vorsten te eren, dus, dames en heren, wij gaan weer uiteen. O ja! Allen:
Marco en Giuseppe: De gondel te bomen op vaarten en stromen, is waar wij van dromen, weer net als voorheen! O ja! Niet langer begeren wij vorsten te eren, dus, dames en heren, wij gaan weer uiteen. O ja! Gegroet nu, cachucha, fandango, bolero, bedankt voor uw vrolijke klanken! Wij moeten ook u, Manzanilla, Montero, voor vrolijke uren bedanken! De gondel te bomen op vaarten en stromen, is waar zij (wij) van dromen, weer net als voorheen! O ja! – Ja! Zij (Wij) zijn gondolieri, gondolieri, gondolieri, weer net als voorheen! Gegroet nu, cachucha, fandango, bolero, bedankt voor uw vrolijke klanken! Wij moeten ook u, Manzanilla, Montero, voor vrolijke uren, voor vrolijke uren bedanken! EINDE (DOEK)
Wie gebruik wil maken van deze vertaling wende zich tot de uitgever: Muziekuitgeverij Partitura, Herengracht 64, 1015 BP Amsterdam; telefoon 020 – 6239410. Web: www.partitura.nl E-mail:
[email protected] Copyright 1988 – alle rechten voorbehouden.