De effectiviteit van de studietoeslag in de Participatiewet om armoede te bestrijden onder studerende jongeren met een functiebeperking
Christelijke Hogeschool Ede Minor Hoezo armoede? Auteurs: A. Both, D. Hendriks, J. van Hartingsveldt, T. van der Kraan & J. Nagel 13 januari 2015
1
Inhoudsopgave Introductie Aanleiding Achtergrondinformatie Probleemstelling Onderzoeksvraag/vragen Belang van het onderzoek Doelstelling
3-4 3 3 3 3 3-4 4
Stakeholderanalyse Doelgroep Specificatie doelgroep Rol van de doelgroep Belang van stakeholders Relatie tussen projectleider en stakeholder
5-6 5 5-6 6 6 6
Huidige situatie Participatiewet Individuele toeslag
7-8 7 7-8
Onderzoeksopzet Onderzoeksmethode Middelen Onderzoeksproces Reflectie op werkwijze en onderzoeksproces
9-10 9 9 9-10 10
Resultaten Deelvraag 1 Deelvraag 2 Algemene resultaten
11-12 11 11-12 12
Conclusies en aanbevelingen Mogelijkheid tot maatwerk Inlichten doelgroep Taken voor onderwijsinstellingen Eventueel vervolgonderzoek
13-14 13 13 13 13-14
Literatuurlijst
15
Bijlagen Bijlage 1: (voor) Literatuuronderzoek Bijlage 2: Onderzoek gemeenten Bijlage 3: Gesprek R. van Leeuwen, zorgcoördinator ROC A12 Bijlage 4: Gesprek Jan Willem Jonker, oud student Bijlage 5: Gesprek H. Timmerman, decaan Christelijke Hogeschool Ede Bijlage 6: Gesprek beleidsmedewerker minimabeleid, gemeente Ede Bijlage 7: Gesprek Evelien Meester, adviseur Stimulansz Bijlage 8: Gesprek Simon Groenedijk, student CHE
16-29 16-18 19-20 21-22 23 24-25 26 27-28 29
2
Introductie Aanleiding Door het invoeren van de Participatiewet op 1 januari 2015 wil de overheid bereiken dat er meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen. De gemeenten gaan de verantwoordelijkheid dragen voor het re-integreren van mensen die nog kunnen werken, maar hierbij wel ondersteuning nodig hebben (Rijksoverheid, 2014). Per 1 januari 2015 worden er geen nieuwe gevallen meer toegelaten tot de Wajong. Studenten die al gebruik maken van de studieregeling blijven dit doen tijdens hun studie. En nieuwe studenten met een functiebeperking vallen onder de nieuwe Participatiewet. Een aantal van de studenten die nu gebruik maken van de studieregeling in de Wajong zullen onder de Participatiewet gaan vallen. Deze wet introduceert een studiemaatregel, namelijk de individuele studietoeslag. Daarmee komt de oude studieregeling te vervallen. De studietoeslag is een periodieke toeslag voor scholieren en studenten die door een ziekte of beperking niet in staat zullen zijn het minimumloon te verdienen. Studerenden met een functiebeperking hebben minder mogelijkheden om naast hun opleiding een bijbaan te hebben. Daardoor moeten deze studenten meer bij lenen waardoor hun positie op de arbeidsmarkt verslechtert. De studietoeslag zou dit 'gat' een beetje moeten opvullen.
Achtergrondinformatie De Participatiewet is de samenvoeging van de bijstandswet (WWB), de Wajong en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Hiermee wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen weer aan het werk gaan en volwaardig mee kunnen doen in de samenleving (SP, 2014). De Wajong is er voor mensen die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handicap hebben gekregen en hulp nodig hebben met het zoeken naar betaald werk of ondersteuning nodig hebben bij het behouden van betaald werk. Jonggehandicapten kunnen een Wajong-uitkering aanvragen wanneer zij denken dat ze niet kunnen werken of niet genoeg verdienen. Vanaf 1 januari 2015 gaat de Wajong deels op in de Participatiewet, vanaf dan kunnen jonggehandicapten alleen een Wajong-uitkering krijgen wanneer ze duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. De groep mensen die hier niet onder gaan vallen kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit de Participatiewet, zodra aan de voorwaarden is voldaan (Rijksoverheid, 2014).
Probleemstelling Op 1 januari is dus de Participatiewet in werking getreden. Onderdeel daarvan is de zgn. studietoeslag. De toeslag kan aangevraagd worden bij de gemeente. Iedere gemeente bepaalt zelf de hoogte van de toeslag. Stichting Stimulansz wil graag weten of de toeslag wel een effectief middel is om studenten te ondersteunen bij het voltooien van hun studie en of de studietoeslag nu juist niet zorgt voor de zgn. ‘armoedeval’, d.w.z. een inkomensterugval na het voltooien van de opleiding. Vraag is ook hoe scholen, bijv. de CHE, deze toeslag onder de aandacht van scholieren of studenten kan brengen. Ten slotte is de vraag van belang of dit middel eigenlijk wel effectief is. (van Deutekom & Roor, 2014)
Onderzoeksvraag/vragen Om antwoord te kunnen krijgen op het bovenstaande probleem is er een hoofdvraag en zijn er twee deelvragen opgesteld. Deze zijn als volgt: Hoofdvraag: Is de studietoeslag in de Participatiewet een effectief middel om armoede te bestrijden onder studerende jongeren met een functiebeperking die hiervoor in aanmerking komen? Deel vraag 1: Wat zijn de ervaringen over de effectiviteit van de studieregeling in de Wajong? Deel vraag 2: Wat is de verwachte effectiviteit van de studietoeslag in de Participatiewet?
3
Belang van het onderzoek In dit onderzoek wordt er onderzocht of deze studietoeslag een preventief middel is om armoede te bestrijden onder studerende jongeren met een functiebeperking. Zoals in de probleemomschrijving is beschreven is het nog maar de vraag of deze studietoeslag een effectief middel is en niet juist zorgt voor de zgn. ‘armoedeval’, d.w.z. een inkomensterugval na het voltooien van de opleiding. Het gaat dus specifiek om de groep studerende jongeren die niet meer tot de Wajong behoren, maar wel mogelijkheden hebben tot studeren en dus in aanmerking kunnen komen voor de studietoeslag. Bovendien is dit onderzoek ook in het belang van de gemeente. Ondanks dat er momenteel geld is om de studietoeslag te kunnen financieren, is in veel gemeenten onduidelijk welke hoogte de toeslag heeft en welke eisen gesteld worden voor het toekennen hiervan. Ervaringen van betrokkenen kunnen gemeenten helpen het geld zorgvuldig te besteden aan diegenen die het echt nodig hebben.
Doelstelling Het doel van het onderzoek is om op basis van ervaringen van betrokkenen een advies te kunnen geven over de mogelijke effectiviteit van de studietoeslag en nader te onderzoeken onderwerpen. Dit onderzoek zal een adviesrapport opleveren dat aangeboden zal worden aan Stichting Stimulansz.
4
Stakeholderanalyse Voor het opzetten van de stakeholderanalyse is er gebruik gemaakt van de checklist volgens Noordhoff. (Gritt, 2011)
Doelgroep Wie beslist over het project? Evelien Meester van Stichting Stimulansz. Wie zijn de gebruikers van het projectresultaat? Stichting Stimulansz.
Wie ondervinden de positieve en negatieve gevolgen van het projectresultaat? Stichting Stimulansz Afhankelijk; - De studenten die in aanmerking komen voor de nieuwe regeling van studiebijdrage. - UWV -
Wie ondervinden de positieve en negatieve gevolgen van de uitvoering van het project? De geïnterviewde decanen De geïnterviewde studenten De geïnterviewde medewerker van gemeente Ede, Anita Haalboom.
Wie zijn voor het project en wie zijn er tegen? De voorstanders zijn Stichting Stimulansz, de decanen van de scholen, de meewerkende studenten die gebruik maken van de Wajong en het UWV. Wij hebben niet gemerkt dat er tegenstanders zijn. Wie voeren het project uit? Studenten van de CHE met de verbredingsminor ‘Hoezo Armoede’, Thamara van der Kraan, Debora Hendriks, Jiska Nagel, Andrea Both en Janita van Hartingsveldt Wie zijn de leveranciers van projectmedewerkers middelen of materiaal en materieel? De decaan van ROC A12 heeft gezorgd dat er een mail gestuurd kon worden naar studenten die mogelijk deel konden nemen aan het onderzoek. De decaan van de CHE heeft een mail rondgestuurd naar alle studenten met een Wajong-uitkering met een oproep om deel te nemen aan het onderzoek.
Specificatie doelgroep Wat weet de doelgroep van het project? Er is opgemerkt dat de decanen en de studenten erg weinig weten over dit onderwerp. De decanen wisten niet dat de Wajong gaat veranderen en men wist al helemaal niet wat deze veranderingen inhielden. Ook de studenten wisten niet wat de veranderingen voor hun inhielden. Men ging zich pas verdiepen nadat de onderzoekers contact met hen opnamen. Welke ervaring heeft de doelgroep met de projectorganisatie of de opdrachtgever? De doelgroep staat op afstand van de opdrachtgever. Dit komt omdat er nog een schakel tussen de studenten/scholieren zit en Stichting Stimulansz en de gemeenten, de klanten van de opdrachtgever. Welke houding heeft de doelgroep met betrekking tot het project? De decanen en de studenten vonden het een interessant onderwerp en gaven aan dat ze er wel meer over wilden weten
5
Welke vertegenwoordigers heeft de doelgroep? Voor jongeren met een Wajong-uitkering is er een belangenvereniging genaamd Tooon. Tooon wil opkomen voor de jongeren en bedrijven enthousiast maken om ze in dienst te nemen (EenVandaag, 2011). Wat is het opleidingsniveau/deskundigheid van de doelgroep Het opleidingsniveau van de studenten in dit onderzoek is MBO en HBO. In gesprek met decanen en studenten met een functiebeperking hebben wij de indruk opgedaan dat er meer studenten met een functiebeperking zijn op het MBO dan op het HBO.
Rol van de doelgroep Denkt mee en levert informatie of deskundigheid op de achtergrond: Stichting Stimulansz, UWV en de decanen van ROC A12 en CHE. Werkt mee aan het project: De studenten die in aanmerking komen voor de studieregeling van de Wajong en/of de nieuwe regeling van de studietoeslag. Beslist of beslist mee: Stichting Stimulansz
Belang van de stakeholders Heeft groot belang of weinig belang bij het projectresultaat: Groot belang: - De studenten die in aanmerking komen voor de nieuwe regeling van de studietoeslag. - Stichting Stimulansz - Gemeente Ede Weinig belang: - UWV - Decanen Ondervindt voordeel of nadeel van het projectresultaat: Voordeel: - De studenten die in aanmerking komen voor de nieuwe regeling van de studietoeslag. - Stichting Stimulansz - Decanen - UWV Heeft veel of weinig invloed op het project Veel: - De studenten die in aanmerking komen voor de nieuwe regeling van de studietoeslag. - UWV - Decanen - Stichting Stimulansz - Gemeente Ede Weinig: Geen van de doelgroepen heeft weinig invloed op het project.
Relatie tussen projectleider en de stakeholders Er is grote of geringe overeenstemming over het projectresultaat? Er is een overeenstemming over het projectresultaat vanuit de minor ‘Hoezo Armoede?’ door Henk van Deutekom met Evelien Meester die Stichting Stimulansz vertegenwoordigt. Er is veel of weinig onderling vertrouwen? Er is veel onderling vertrouwen. Men heeft vertrouwen in het onderzoek en de resultaten daarvan. Echter wordt het onderzoek wel beperkt door de geringe tijd die er is, wat de kwaliteit van het onderzoek beïnvloedt.
6
Huidige situatie Participatiewet Door het invoeren van de Participatiewet op 1 januari 2015 wil de overheid bereiken dat er meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen. De gemeenten gaan de verantwoordelijkheid dragen voor het re-integreren van mensen die nog kunnen werken maar hierbij wel ondersteuning nodig hebben (Rijksoverheid, 2014). Vanaf 1 januari 2015 gaat de Wajong op in de Participatiewet, vanaf dan kunnen jonggehandicapten alleen een Wajong-uitkering krijgen wanneer ze duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. De groep mensen die hier niet voor in aanmerking gaan komen, kunnen een beroep doen bij de gemeente, voor een uitkering uit de Participatiewet (Rijksoverheid, 2014). Wanneer iemand in 2015 nog geen Wajong-uitkering ontvangt gaat het UWV beoordelen of de jongere een mogelijkheid heeft om te kunnen werken. Wanneer er besloten wordt dat de jongere arbeidsongeschikt is en nooit meer kan werken, heeft hij recht op een Wajong-uitkering (Rijksoverheid, 2014). Wanneer een jongere op 1 januari 2015 al een Wajong-uitkering krijgt, dan komt er een herbeoordeling. Tussen 2015 en 2018 gaat het UWV alle dossiers van mensen met een Wajong opnieuw bekijken om vast te stellen of iemand gedeeltelijk kan gaan werken of niet. Hierbij wordt er een splitsing gemaakt in de oude Wajong en de nieuwe Wajong (UWV, 2014). Wanneer het UWV vindt dat iemand gedeeltelijk kan werken maar deze persoon is het hier niet mee eens, wordt er vanaf 2018 gekort op de uitkering. Dan wordt er nog maar 70% van het minimumloon uitbetaald. Blijkt uit het onderzoek dat iemand arbeidsongeschikt is dan blijft de hoogte van de uitkering 75% van het minimumloon (UWV, 2014) (Rijksoverheid, 2014). Oude Wajong: Onder de oude Wajong wordt iedereen verstaan die voor 2010 een Wajong heeft aangevraagd. Bij het opnieuw bekijken van alle gegevens wordt er gebruik gemaakt van zoveel mogelijk gegevens die bij het UWV aanwezig zijn. Wanneer er dan nog informatie mist, is het mogelijk dat er een gesprek plaatsvindt om de informatie aan te vullen (UWV, 2014). Nieuwe Wajong: Onder de nieuwe Wajong wordt iedereen verstaan die een Wajong heeft aangevraagd vanaf 1 januari 2010. Deze groep is al beoordeeld op hun mogelijkheid om te werken (UWV, 2014). De groep mensen met een arbeidsbeperking die per 1 januari 2015 in de bijstand gaan vallen moeten aan het werk. Gemeenten worden hiervoor verantwoordelijk. Door de invoering van de Participatiewet kunnen de gemeenten werkgevers aanmoedigen om banen voor deze doelgroep aan te bieden. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld een gedeelte van het loon mee te betalen. Dit zou dan komen in de vorm van loonkostensubsidie. Hierdoor zou de werknemer zelf het cao-loon of anders het minimumloon ontvangen (Rijksoverheid, 2014).
Individuele studietoeslag De regering schat in dat van de 240.000 Wajongers 140.000 mensen een arbeidsvermogen hebben. Vanaf 1 januari 2015 komen alleen de jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn nog in de Wajong terecht en komt de groep jonggehandicapten die kunnen werken, maar nog geen baan hebben in de bijstand terecht (SP, 2014) De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De individuele studietoeslag is via een amendement van Steven van Weyenberg (D66) als vorm van bijzondere bijstand in de Participatiewet opgenomen. Deze toeslag is bedoeld voor mensen met een arbeidshandicap die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken om te gaan studeren. Voor veel van deze mensen is het moeilijk om een studie te combineren met een bijbaan waardoor ze via de individuele studietoeslag een extra steuntje ontvangen (Schroeten, 2014). Door mensen die niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen, te ondersteunen tijdens hun studie, wordt na het afronden van een studie hun positie op de arbeidsmarkt versterkt. Met een diploma krijgen werkgevers bewijs dat iemand gemotiveerd is en ook mogelijkheden tot werk heeft. De regering geeft aan dat mensen die niet volledig geschikt zijn om te gaan werken moeite hebben te gaan studeren. Er zou een drempel liggen op het gebied van lenen voor een studie, omdat de kans om een betaalde baan na de 7
studie lager is. Door de mogelijkheid aan te bieden voor een individuele studietoeslag wil de gemeente mensen stimuleren om een studie te gaan volgen of naar school te gaan (Gemeente Ede a, 2014). Mensen moeten aan de onderstaande eisen voldoen om een individuele studietoeslag aan te vragen (Gemeente Ede c, 2014): De persoon moet minimaal 18 jaar oud zijn De persoon moet recht hebben op studiefinanciering De persoon heeft geen eigen vermogen Van de persoon moet vastgesteld zijn dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel de mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. Buiten deze punten om moet de persoon in de doelgroep vallen die in aanmerking komt voor de Participatiewet. Wajongers die nu op school zitten of een studie volgen krijgen geen volledige uitkering. Zij vallen onder de studieregeling. Mensen die nu nog aan het studeren zijn of op school zitten krijgen maximaal 25% van het minimum(jeugd)loon als studietoeslag (WMO-Raad, 2014). De studieregeling kwam mee met de nieuwe Wajong die per 1 januari 2010 werd ingevoerd. Jonggehandicapten die zich aanmelden voor een Wajong komen sinds januari 2010 in de werk-, studie- of uitkeringsregeling terecht. Voor de gemeenten zijn vooral de groep die in de werk- en studieregeling komen van belang. Uit deze groep heeft een groot deel nu of in de toekomst arbeidsmogelijkheden. Na de invoering van de Participatiewet zullen zij mogelijk bij de gemeenten aankloppen voor begeleiding en eventueel een uitkering (UWV, 2012). De Nieuwe Wajong – waaronder de studieregeling valt- is ingevoerd na aanleiding van de grote toename van jongeren in de Wajong. Daarnaast wilde het kabinet meer jongeren met een beperking aan het werk krijgen. De verwachting was dat na de invoering van de nieuwe Wajong de instroom met tien procent zou dalen en de uitstroom naar werk met tien procent zou toenemen (Mijs, 2011). De studieregeling is ingevoerd omdat jonggehandicapten minder arbeidsmogelijkheden hebben. Studenten hebben doorgaans een bijbaantje, voor jonggehandicapten is dit vaak geen optie. Ze zijn dan sneller aangewezen op een studielening die terug betaald moet worden. Om dit te voorkomen is er gekozen voor een bedrag van 25% van het minimumloon als inkomensondersteuning voor studerende jongeren (Mijs, 2011). Hierdoor willen ze studeren voor jonggehandicapten stimuleren zodat ze na de studie meer arbeidsmogelijkheden hebben en mee kunnen draaien in de samenleving. Wanneer iemand een Wajong-uitkering ontvangt en gaat studeren heeft hij recht op de studieregeling als de persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming scholieren, maar ook wanneer de ouders van de Wajonger nog recht hebben op kinderbijslag (UWV, 2011). Jongeren die nu onder de studieregeling vallen, houden hier recht op zolang hun opleiding loopt. Hij blijft dus bestaan voor de groep mensen die nu al onder de Wajong valt. Jongeren die na 1 januari 2015 worden ingeschreven vallen onder de Participatiewet. In de Participatiewet is de individuele studietoeslag opgenomen waar een jongere dan een beroep op kan doen. (Gemeenteloket, 2014). De hoogte van de individuele studietoeslag wordt per gemeente bepaald. In de Gemeente Ede is het bedrag gezet op €100,- per maand voor een periode van 12 maanden. De toeslag wordt toegekend voor 12 maanden zolang de persoon voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals die bepaald zijn in de Participatiewet (Gemeente Ede b, 2014). Uit het gesprek met de Gemeente Ede kwam naar voren dat dit bedrag op €100,- per maand is gezet, om te voorkomen dat er een groot verschil aan inkomen ontstaat tussen jongeren die net niet in aanmerking komen voor de individuele studietoeslag maar wel moeite hebben met werken, en tussen jongeren die hier wel voor in aanmerking komen. Voor ons beeld hebben we van een aantal gemeenten de Verordening studietoeslag opgeroepen en gekeken naar de hoogte van de normbedragen voor de studietoeslag. Dat varieert enorm, van eenmalig 38% van de bijstandsnorm (ongeveer € 550,-), tot 25% van het WML (ongeveer € 300,- per maand). Zie bijlage 2. Uit gegevens van het UWV blijkt, dat in 2013 ongeveer 6.500 studenten gebruik maakten van de studieregeling (zie bijlage 1). 8
9
Onderzoeksopzet Onderzoeksmethode Voor de uitvoering van ons onderzoek hebben we gewerkt volgens een kwalitatieve en beschrijvende onderzoeksopzet. Het is een beschrijvend onderzoek omdat we vanuit het gezichtspunt van de betrokkenen belevingen en ervaringen in kaart brengen. De betrokkenen (de onderzoekseenheid) is in dit geval anders dan de doelgroep. De doelgroep zijn studerende jongeren met een functiebeperking. De onderzoekseenheid bestaat uit meerdere individuen (niet alleen jongeren met een functiebeperking). Deze individuen worden respondenten genoemd, omdat zij zichzelf vertegenwoordigen in ons onderzoek. (Baarda, de Goede, & Teunissen, p. 150) De verschillende perspectieven noemen we situatiedefinities. Deze aanpak heeft een open houding van ons gevraagd, omdat het gaat om ervaring en inzichten van de ander. Om deze reden hebben wij gekozen voor een casestudy in de vorm van zowel interviews als literatuuronderzoek. Zoals aangegeven bestaat onze onderzoekseenheid uit meerdere individuen. Deze individuen (beleidsmedewerker minima gemeente Ede; zorgcoördinator ROC; decaan CHE; studenten die gebruik maken van de Wajong) hebben betrekking op de context waarin de studietoeslag wordt toegepast. Door vanuit meerdere invalshoeken gegevens te hebben verzameld, hebben wij een vollediger beeld van de situatie gecreëerd (data-triangulatie).
Middelen Literatuuronderzoek| Alvorens gestart te zijn met het interviewen hebben wij een literatuuronderzoek gedaan. Dit onderzoek heeft ons een beeld gegeven van de ontwikkeling naar en de huidige situatie waarin de studieregeling verkeert. We hebben een aantal vragen opgesteld waar wij antwoord op wilden hebben voor we de interviews af zouden nemen. Met deze voorkennis hebben wij verschillende topiclisten opgesteld, afhankelijk van de rol van de geïnterviewde. Dit is gelukt en het heeft ons opgeleverd dat wij de stand van zaken goed wisten uit te leggen en de diepte in konden gaan met de gesprekken. Interviews| De interviews hebben wij ingezet om erachter te komen wat de betrokkenen weten, denken, voelen en willen betreffende het onderwerp. Wij hebben gekozen voor de vorm van een ‘focused interview’ aan de hand van een topiclist. Het is een wat meer gestructureerde vorm van een interview. De vragen konden zelf worden ingevuld, maar de onderwerpen lagen min of meer vast. Dit heeft ervoor gezorgd dat er ook ruimte was om in te gaan op andere relevante informatie. De interviews hebben wij afgenomen in tweetallen. Afhankelijk van de bereikbaarheid en omgang met privacy is dit face-to-face of telefonisch gebeurd. Toestemming is gevraagd om het gesprek op te nemen en de gegevens schriftelijk te verwerken ten doeleinde van dit onderzoek.
Onderzoeksproces Tijdens het onderzoek hebben wij te maken gehad met verschillende (f)actoren die de voortgang van ons onderzoek hebben belemmerd. De interviews hebben het grootste aandeel in ons onderzoek, omdat vanuit daar de verschillende belevingen in kaart worden gebracht. Degene die wij wilden bereiken voor ons interview hadden niet altijd de tijd en de mogelijkheid om hier aan mee te werken. Door vertraagde communicatie is ons proces ook vertraagd. Ook was de bereikbaarheid van (oud)studerenden met een functiebeperking lastig. Dit contact verliep via de zorgcoördinator van het ROC en de decaan van de CHE in verband met de privacy. Hierin waren wij dus afhankelijk van de snelheid waarop zij dit doorspeelden aan de (oud)studenten en de reactie van de (oud)studenten naar ons toe. Dinsdag 9 december is er een tweetal naar de stakeholdersbijeenkomst van het UWV ‘Wajong Werkt’ geweest. Via deze bijeenkomst hebben wij contact kunnen leggen met een medewerker van het UWV. Via haar zouden wij in contact komen met degene die gaat over studerende Wajongers. Helaas is dit contact gestrand. Meerdere malen is geprobeerd dit te hervatten. Dit is niet gelukt. Bovendien is er een gesprek geweest met de minima beleidsmedewerker van gemeente Ede. Uit dit gesprek hebben wij waardevolle informatie voor ons onderzoek kunnen halen. Dit kunt u teruglezen in het verslag. 10
Via de zorgcoördinator van het ROC hebben wij ook de contactgegevens ontvangen van een medewerker van gemeente Wageningen. Gemeente Wageningen zou het huidige aantal studerende Wajongers in kaart hebben gebracht. Dit contact is enigszins vertraagd door de tussenliggende kerstvakantie (hij was niet meer bereikbaar). Vervolgens is er contact gelegd met de casemanager van Wajongers UWV in Wageningen. Dit contact is helaas niet van de grond gekomen. Halverwege het proces hebben we het doel van ons onderzoek aan moeten passen vanwege de tijdnood. In eerste instantie hadden wij een beschrijving willen geven van de verwachtte effectiviteit van de studietoeslag. Dit hebben wij bijgesteld naar deels verwachting naar aanleiding van de tot nu toe verstrekte gegevens en nader te onderzoeken onderwerpen. Bij de nader te onderzoeken onderwerpen zou Stimulansz een meerwaarde hebben om de voortgang en het inzetten van de studietoeslag te kunnen bevorderen. In de afrondingsfase hebben wij nogmaals contact gehad met Evelien Meester en hebben wij het onderzoek tot dusver aan haar voorgelegd. Zij heeft nog een aantal aanvullingen gegeven en deze hebben wij vervolgens verwerkt.
Reflectie op werkwijze en onderzoeksproces In het begin vonden we het lastig om het onderzoek te kaderen, maar naar verloop van tijd kregen wij hier meer beeld bij. Dit beeld kregen wij door om ons in te lezen in de beschikbare en relevante bronnen. Ook de begeleiding vanuit Henk heeft ons geholpen richting te geven aan ons onderzoek. Al met al hebben wij interessante ontdekkingen opgedaan tijdens dit onderzoek. Ondanks dat ons onderzoek niet waterdicht is, wat betreft getrokken conclusies, geeft het verschillende ingangen tot nader te onderzoeken onderwerpen. Dit heeft een toegevoegde waarde voor Stimulansz, omdat zij dat vooronderzoek niet meer hoeft te verrichten. Wat betreft de werkwijze: in principe hebben wij het onderzoek goed voorbereid, door middel van het plan van aanpak en het daarin opgenomen tijdspad. In het onderzoek zelf hebben we een breed beeld kunnen beschrijven door de verschillende invalshoeken. Mogelijk hadden we de berichten eerder uit kunnen zetten, omdat we naderhand in tijdnood kwamen. Dit had ons wellicht wat meer speelruimte gegeven. Dat neemt niet weg dat we afhankelijk waren van derden om de gegevens van (oud)studenten te krijgen.
11
Resultaten In gesprek met decanen, (oud) studenten, medewerker gemeente minimabeleid en adviseur van Stimulansz hebben we veel informatie weten te verzamelen. Deze informatie bevat een aantal resultaten die van toepassing zijn op de deelvragen die in het onderzoek zijn opgesteld om de uiteindelijke hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Per deelvraag zullen we de resultaten beschrijven.
Deel vraag 1: Wat zijn de ervaringen over de effectiviteit van de studieregeling in de Wajong? Uit gesprek met de studenten die gebruik maken van de studieregeling kwam duidelijk naar voren dat de studieregeling een middel is dat stimuleert om te gaan studeren. Volgens Simon heeft het hem gemotiveerd om te gaan studeren. Hij vertelt dat hij ook genoegen had kunnen nemen met een willekeurige baan, maar hij heeft er voor gekozen om door te studeren. Daarmee hoopt hij een baan te krijgen die hij leuk vindt en waarmee hij genoeg geld kan verdienen om in de toekomst niet meer afhankelijk te hoeven zijn van bijvoorbeeld het UWV. Bovendien benoemen zowel Simon als Joëlle dat de studieregeling een grote druk wegneemt betreft financiële zaken, waardoor zij zich kunnen richten op hun studie. Voor beiden is het niet mogelijk om naast hun studie te werken, waardoor zij afhankelijk zijn van de studieregeling om sowieso hun vaste lasten te kunnen betalen. Het verhaal van Joëlle bevestigt daarnaast het positieve effect van de studieregeling binnen de Wajong, doordat zij gebruik kan maken van taxivervoer wat de mogelijkheid biedt om naar school te kunnen gaan. Dit middel en ook andere middelen ,zoals een job-coach, kunnen gefinancierd worden vanuit de Wajong. Dit leidt tot maatwerk, zodat elke student krijgt wat hij nodig heeft. Dat is opmerkelijk, omdat de decentralisatie van de Wajong/studieregeling nu juist is ingezet omdat gemeenten beter in staat zouden zijn maatwerk te verrichten, maar voor deze nieuwe doelgroep in beginsel niet meer doen dan het verstrekken van een studietoeslag. Een punt dat we vanuit verschillende kanten hebben gehoord is dat er weinig of onvoldoende bekend is over de rechten en plichten omtrent de studietoeslag. De studenten die wij hebben gesproken gaven voornamelijk aan dat het onduidelijk is wat de studieregeling precies inhoudt. Simon vraagt zich bijvoorbeeld af hoeveel hij mag bijverdienen naast zijn studieregeling en Joëlle heeft uitleg over haar uitkering gekregen van haar ambulante begeleiding, waardoor zij begreep hoeveel geld, van wie en waarvoor zij dat ontvangt. Simon noemt hierbij dat het lastig is om door de systemen van het UWV te komen om de juiste personen met de juiste informatie te vinden.
Deelvraag 2: Wat is de verwachte effectiviteit van de studietoeslag in de Participatiewet? Zoals bij deelvraag 1 beschreven, zijn er vanuit het budget beschikbaar via de Wajong meer mogelijkheden om middelen in te zetten ter onderbouwing van de voortgang van de studie. De zorgcoördinator (R. van Leeuwen) geeft hiervoor het voorbeeld van de job-coach, omdat veel leerlingen in het MBO te maken hebben met de werkvloer. Dat speelt in zekere zin ook in toenemende mate binnen het HBO, omdat daarin een transformatie zichtbaar is naar een leer-werkbedrijf. De verschuiving naar de Participatiewet veroorzaakt volgens R. van Leeuwen een lacune m.b.t. de nodige materialen en middelen, omdat deze niet meer vanuit de Wajong gefinancierd worden en de gemeenten dit niet voor hun rekening zullen nemen. Hierdoor is de verwachting dat de student hetzij meer moet lenen, hetzij een groter beroep moet doen op zijn sociale netwerk om studeren mogelijk te kunnen maken. Gezien het HBO waar veel studenten in een onbekende stad op kamers wonen, verwachten wij dat de zelfredzaamheid van de student op de proef wordt gesteld. De verschuiving naar de Participatiewet lijkt voor veel onduidelijkheid te zorgen wat blijkt uit de gesprekken met o.a. de decanen. Er is nog vrijwel geen kennis over de nieuwe studietoeslag, de hoogte van het bedrag en de eisen die hieraan gesteld worden. Is het de taak van de gemeente om decanen e.a. voor te lichten zodat de informatie uiteindelijk bij de studenten terecht komt? 12
Daarentegen spreekt Evelien Meester haar verwachting uit dat er meer studenten gebruik gaan maken van de studietoeslag, omdat de drempel verlaagd is en het aanvragen van een studietoeslag minder stigmatiserend is. Dat wordt onderschreven door de zorgcoördinator van het ROC A 12. Daarbij komt dat het indienen van een aanvraag voor een Wajong-studieregeling, een gecompliceerder proces was, dan het aanvragen van de studietoeslag bij gemeenten zal zijn. Bovendien zal bij veel gemeenten, anders dan bij het UWV een beperktere medische toets plaatsvinden, omdat een volwaardig medisch onderzoek bij bijv. het UWV kostbaar is. Een aanvraag voor een medische beoordeling bij het UWV kost minimaal €700, terwijl de gemeente, waar nu de aanvraag gedaan moet worden, naar verwachting minder kritisch om zal gaan met de indicatoren omdat deze nog niet duidelijk zijn vastgesteld. Simon benoemde dit verschil ook en benoemt ook het aspect dat het minder stigmatiserend is om bij de gemeente een aanvraag te moeten doen dan bij het UWV. Uit gegevens van het UWV blijkt dat ongeveer 6.500 studenten gebruik maakten van de studieregeling. Gelet op de verwachting dat het aantal aanvragen (en toekenningen) zal toenemen, vanwege de lagere aanvraagdrempel en toelatingseisen, zou de volgende financiële raming een indicatie kunnen opleveren van de landelijke budgettaire last: 20% meer aanvragen en toekenningen levert circa 7.800 studenten op die de studietoeslag ontvangen. Bij een gemiddeld normbedrag van € 200,- per maand is dit aan programmakosten alleen al circa 20 miljoen euro per jaar, landelijk1. Evelien Meester zou graag zien dat er maatwerk wat betreft de hoogte van de studietoeslag geleverd zou worden. Zo kan er per student gekeken worden wat er nodig is. De ene student heeft namelijk meer nodig bijv. een blinde student die aangepaste boeken nodig heeft. Haar verwachting is dat de ene beperking meer kosten met zich mee brengt dan de ander. Het is echter de vraag of de regeling in artikel 36b P-wet deze ruimte biedt. Het ontbreekt ons aan regeltechnische kennis en inzicht om op dat punt aanbevelingen te doen. Uit navraag bij de zorgcoördinator van het ROC A12 en de decaan bij de CHE is ons gebleken, dat de inzet van de studietoeslag als pgb met trekkingsrecht voor doeleinden, verband houdende met het opheffen of beperken van een handicap tijdens de studie, een goed alternatief zou zijn van een bedrag ‘om niet’. Daarbij tekent de zorgcoördinator van het ROC aan, dat het de vraag is of mbo-studenten met functiebeperking zelfsturend/redzaam genoeg zijn, om het budget adequaat te besteden. Dat heeft overigens ook nog een leeftijdsaspect. De gemiddelde leeftijd van mbo-studenten is nou eenmaal lager dan die van HBO/WO-studenten. De decaan van de CHE voegt er nog aan toe, dat er extra studiefinanciering beschikbaar is voor langstudeerders die met ziekte e.d. te kampen hebben. Bovendien kunnen er binnen de CHE twee noodfondsen worden aangesproken om studenten die met studievertraging kampen i.v.m. persoonlijke redenen, te ondersteunen. De decaan van het CHE geeft daarnaast nog aan dat een differentiatie in het normbedrag voor de studietoeslag, afhankelijk van de aard van de aandoening, passend zou zijn. Niet elke handicap of beperking is hetzelfde. Ten slotte wijst de decaan er jog op dat het eigenlijk onaanvaardbaar is, dat er onder studenten ongelijke behandeling ontstaat, omdat op school, en dat geldt zeker voor de CHE, nou eenmaal studenten uit alle windrichtingen en woonplaatsen studeren. De student uit de ene gemeente krijgt dan meer/minder dan de student met eenzelfde beperking uit een andere gemeente.
Algemene resultaten Uit het gesprek met de zorgcoördinator is de verwachting naar voren gekomen dat er meer studenten met een functiebeperking op het MBO studeren dan op het HBO. Onze verwachting is dat een HBO-er of WOer meer draagkracht heeft door zijn netwerk dat over het algemeen zal bestaan uit HBO en/of WO opgeleide contacten. Dus meer draagkracht en meer draagvlak dan een MBO-er die over het algemeen uit een netwerk komt met MBO opgeleide contacten. In gesprek met de zorgcoördinator van het ROC A12 is gebleken dat er 264 studenten van de +/- 2500 (ruwe schatting) studenten bekend zijn met een functiebeperking. De decaan van de CHE heeft hier geen
1
Waarbij bedacht moet worden dat de toeslag gebruteerd moet worden met loonheffing etc. omdat het als belastbaar inkomen wordt aangemerkt.
13
aantallen over genoemd. Het aantal studenten met een functiebeperking binnen de circa 4.300 studenten is niet te geven. Daar worden geen centrale data van bijgehouden (is een zaak van de verschillende Academies). De decaan schat wel in, dat het aantal studenten verhoudingsgewijs en absoluut gezien aanmerkelijk lager zal liggen dan op een ROC. Studenten beginnen nou eenmaal aan de studie met het vooruitzicht middels een baan een inkomen boven WML te verdienen. Ook voor studenten met een functiebeperking zal dit doorgaans gelden, hoewel zij onderschrijft dat er studenten zijn die wel per uur WML kunnen verdienen maar per week niet, omdat ze slechts in deeltijd kunnen werken. Die groep zal vermoedelijk groter zijn dan bij de ROC’s.
14
Con.clusies Uit het beperkte onderzoek komt naar voren dat de jongeren die gebruik maken van de studieregeling in de Wajong hier baat bij hebben, omdat het hen motiveert om een opleiding te gaan volgen. Of de studie afgerond kan worden is niet alleen afhankelijk van de financiering, maar ook van de verschillende facetten die een beperking met zich meebrengt. Studenten die nu onder de Participatiewet gaan vallen, gaan in de regel minder financiële ondersteuning ontvangen ten opzichte van studenten die gebruik maken van de studieregeling uit de Wajong. Dit zal meer zelfredzaamheid vragen om zichzelf te faciliteren in het volgen van een opleiding. Zo zal er bijvoorbeeld vaker een beroep gedaan moeten worden op niet betaalde diensten in plaats van een job-coach als de beperking daarom vraagt. Ook het verschil in de hoogte van de toeslag zal van invloed zijn op de mogelijkheden die de student krijgt om te gaan studeren. Er zal hierdoor ongelijkheid worden gecreëerd voor studenten met eenzelfde beperking uit andere gemeenten. Om een antwoord te kunnen geven op onze hoofdvragen, is het belangrijk het volgende vast te stellen: het effect van de studietoeslag is afhankelijk van de hoogte van de toeslag, mate van de beperking en de draagkracht van de student. Voor studenten die een hoge mate van zelfredzaamheid hebben is de studietoeslag, vermoeden wij, een uitkomst, omdat ze nu de mogelijkheid hebben op extra financiële ondersteuning. Uit de gehouden interviews onder studenten komt het beeld naar voren dat het echt bijdraagt aan voortzetting en afronding van de studie. Het zal hen dan ook zeker stimuleren om een opleiding te volgen en af te ronden. Voor studenten die minder zelfredzaam zijn, zal de studietoeslag eerder een beperking vormen dan een uitkomst. Dit heeft enerzijds te maken met de ondersteunende voorzieningen, die op grond van de Wajong kunnen worden verkregen. Degene die eerder in de Wajong terecht zouden zijn gekomen, zouden daar meer gefaciliteerd worden terwijl zij nu hun hulpmiddelen zelf moeten uitzoeken en bekostigen. Anderzijds heeft dat ook te maken met de mate van zelfsturing, die onder jongeren die het MBO volgen en een functionele beperking hebben, doorgaans minder zal zijn. Op basis van dit onderzoek kan er geen vaststaande conclusie getrokken worden of het een effectief middel is om armoede te bestrijden, maar zijn er wel indicaties die daarop wijzen. Wat jammer is, is dat dit jaar er ook studenten zijn die niet afweten van de mogelijkheid om de studietoeslag aan te vragen, terwijl het financiële perspectief wel wordt meegenomen in de overweging om te gaan studeren, en dit als gevolg van de omzetting in het sociaal leenstelsel niet bepaald rooskleurig te noemen is..
Aanbevelingen Mogelijkheid tot maatwerk Uit het onderzoek komt naar voren dat er geen onderscheid wordt gemaakt in de hoogte van de studietoeslag op basis van de mate van beperking. Overigens blijkt dat de ene student meer middelen nodig heeft omdat zijn draagvlak en draagkracht minder hoog is dan bij de ander. Een aanbeveling vanuit dit perspectief is als volgt: De mogelijkheid tot maatwerk onderzoeken. Het wordt dan per persoon/of groep bekeken en berekend, waardoor de financiële ondersteuning effectiever kan zijn. Daarbij aansluitend: de mogelijkheden onderzoeken voor andere financieringsvormen, zoals een pgb met trekkingsrecht, of voorzieningen in natura, zoals een job/studie-coach.
Lijntje naar gemeenten Omdat het moeilijk te verkopen is dat studenten op dezelfde school afwijkende normbedragen ontvangen, bevelen wij aan dat gemeenten in de regio afstemming zoeken over de hoogte van het normbedrag voor de studietoeslag. Het is sowieso handig om een overlegpunt te hebben tussen onderwijssector en gemeenten in de regio over de uitvoering van deze regeling.
Inlichten doelgroep Vanuit verschillende hoeken is gebleken dat er onduidelijkheid heerst over de Participatiewet, met daarin de studietoeslag. Om het effectief te kunnen laten zijn is het belangrijk dat de doelgroep weet waar hij gebruik van maakt en waarmee rekening gehouden moet worden, zoals rechten en plichten. De doelgroep kan op verschillende manieren hiervan op de hoogte gebracht worden. In eerste instantie vinden wij dat het 15
de taak van de gemeente is om de doelgroep meer informatie te leveren. Dit kan door bijvoorbeeld scholen te benaderen, want zij staan dichter bij de doelgroep.
Taken voor onderwijsinstellingen Voor scholen ligt er een uitdaging om in de huidige ontwikkelingen nieuwe studenten tegemoet te komen. Dit kan o.a. door zelf op de hoogte te zijn van wat de huidige ontwikkelingen inhouden en ook zelf zicht te hebben op de doelgroep die het betreft. Ook voor de studenten op de scholen zelf, moet het duidelijk zijn wie hiervoor het aanspreekpunt is.
Eventueel vervolgonderzoek Uit het onderzoek hebben wij belangrijke constateringen kunnen doen en daarnaast heeft het bij ons ook nieuwe vragen op geroepen. Het onderstaande gegeven heeft bij ons de volgende vraag op geroepen. 5% Van de schooluitvallers in het HBO en 9% in het WO geeft aan dat deze gestopt zijn vanwege hun handicap en/of beperking. 82% Van deze schooluitvallers geeft aan dat het fysiek niet meer mogelijk was om de studie af te ronden. Op welke manier zou de studietoeslag hen kunnen helpen om toch hun studie af te kunnen ronden? In deze vervolgvraag, kan er onderzocht worden hoe deze studietoeslag ondersteunend kan zijn bij het vervolgen van een studie en of het bedrag, wat hiervoor beschikbaar wordt gesteld, genoeg is.
16
Bibliografie
D.B. Baarda, M. d. (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff.
Gemeente Ede a. (2014, november 11). Vordering individuele studietoeslag Participatiewet Gemeente voorschotten 2015. Opgeroepen op december 15, 2014, van Ede: https://www.ede.nl/fileadmin/RIS/bijlagen/18419-2b42440f-2d69-4449-981a-6c92fb6f646a.pdf
Gemeente Ede b. (2014). Aanbieding conceptverordening. Opgeroepen op december 14, 2014, van Ede: https://www.ede.nl/fileadmin/RIS/bijlagen/21207-76c2bc77-640d-43ea-be4c-7aa0f9cd7965.pdf
Gemeente Ede c. (2014, december 11). Verordening individuele studietoeslaf Ede 2015. Opgeroepen op januari 11, 2015, van Gemeente Ede: http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Ede/347272/347272_1.html
Gemeenteloket. (2014, augustus). Informatieblad Participatiewet. Opgeroepen op december 15, 2014, van Gemeenteloket: http://www.gemeenteloket.minszw.nl/binaries/content/assets/Participatiewet/2014-0828/infoblad-participatiewet-aug-2014.pdf
Gritt, R. (2011). projectmanagement. Opgeroepen op januari 07, 2015, van Noordhoff: http://www.projectaanpak.noordhoff.nl/sites/7720/_assets/7720d09.pdf
Mijs, A. (2011). Wet werken naar vermogen. Opgeroepen op januari 5, 2015, van arno.uvt.nl: http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=121426
OCW. (2008, september 3). Rijksoverheid. Opgeroepen op januari 5, 2015, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-publicaties/rapporten/2008/09/03/studieuitvalin-het-hoger-onderwijs/studieuitval-in-het-hoger-onderwijs.pdf
Rijksoverheid. (2014). Wat is de overheid van plan met de Participatiewet. Opgeroepen op december 15, 2014, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wajong/vraag-en-antwoord/wat-is-de-overheidvan-plan-met-de-participatiewet.html
Schroeten, N. (2014, juni 18). Vreemde eend binnen de Participatiewet - de individuele studietoeslag. Opgeroepen op december 2015, 2014, van Kluwerschulinck: http://www.kluwerschulinck.nl/opinie/2014/de-individuele-studietoeslag.142945.lynkx
SP. (2014). De Participatiewet, vragen en antwoorden. Opgeroepen op december 15, 2014, van SP. Eemsmond: http://eemsmond.sp.nl/de-participatiewet-vragen-en-antwoorden
UWV. (2013). Feiten en cijfers over Wajong. Opgeroepen op januari 5, 2015, van Divosa: https://www.divosa.nl/sites/default/files/Feiten%20en%20cijfers%20over%20de%20Wajong.pdf
UWV. (2011, februari). Hoe hoog is uw uitkering. Een eigen inkomen met de Wajong.
UWV. (2012). Informatie over de Wajong. Opgeroepen op januari 5, 2015, van rpa.west-brabant.eu: http://rpa.west-brabant.eu/media/pdf/uwv-1e-kwartaal-2013-wajong-informatie.pdf
UWV. (2014). Kerngegevens Wajong - feiten en cijfers. Opgeroepen op januari 5, 2015, van UWV: http://www.uwv.nl/zakelijk/Images/kerngegevens-wajong.pdf
UWV. (2014). Participatiewet: wat verandert er in de Wajong in 2015. Opgeroepen op december 15, 2014, van UWV werken aan perspectief: http://www.uwv.nl/particulieren/overige-onderwerpen/participatiewetwat-verandert-er-in-de-wajong-in-2015/detail/ik-wil-werken-maar-is-er-werk
van Deutekom, H., & Roor, A. (2014). Hoezo Armoede? Een kennismaking met de wereld rondom armoede. Ede: Christelijke Hogeschool Ede.
WMO-Raad. (2014, mei 20). Participatiewet Informatieblad. Opgeroepen op december 15, 2014, van WMORaad denkt met u mee: http://wmoraadveghel.nl/2014/05/592/
17
Bijlagen Bijlage 1 (Voor)literatuuronderzoek Wat houden de verschuivingen van Wajong naar Participatiewet in? De Participatiewet is de samenvoeging van de bijstandswet (WWB), de Wajong en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Hiermee wil het kabinet bereiken dat zoveel mogelijk mensen weer aan het werk komen en volwaardig mee kunnen doen in de samenleving (SP, 2014). De Wajong is er voor mensen die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handicap hebben gekregen en hulp nodig hebben met het zoeken naar betaald werk of ondersteuning nodig hebben bij het behouden van betaald werk. Jonggehandicapten kunnen een Wajong-uitkering aanvragen wanneer zij denken dat ze niet kunnen werken of niet genoeg verdienen. Vanaf 1 januari 2015 gaat de Wajong op in de Participatiewet, vanaf dan kunnen jonggehandicapten alleen een Wajong-uitkering krijgen wanneer ze duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn. De groep mensen die hier niet onder gaan vallen kunnen in aanmerking komen voor een uitkering uit de Participatiewet (Rijksoverheid, 2014). Door het invoeren van de Participatiewet op 1 januari 2015 wil de overheid bereiken dat er meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk komen. De gemeenten gaan de verantwoordelijkheid dragen voor het re-integreren van mensen die nog kunnen werken maar hierbij wel ondersteuning nodig hebben (Rijksoverheid, 2014). Wanneer iemand in 2015 nog geen Wajong-uitkering ontvangt gaat het UWV beoordelen of de jongere een mogelijkheid heeft om te kunnen werken. Wanneer er besloten wordt dat de jongere arbeidsongeschikt is en nooit meer kan werken, heeft hij recht op een Wajong-uitkering (Rijksoverheid, 2014). Wanneer een jongere op 1 januari 2015 al een Wajong-uitkering krijgt, dan komt er een herbeoordeling. Tussen 2015 en 2018 gaat het UWV alle dossiers van mensen met een Wajong opnieuw bekijken om vast te stellen of iemand gedeeltelijk kan gaan werken of niet. Hierbij wordt er een splitsing gemaakt in de oude Wajong en de nieuwe Wajong (UWV, 2014). Oude Wajong: Onder de oude Wajong wordt iedereen verstaan die voor 2010 een Wajong heeft aangevraagd. Bij het opnieuw bekijken van alle gegevens wordt er gebruik gemaakt van zoveel mogelijk gegevens die bij het UWV aanwezig zijn. Wanneer er dan nog informatie mist, is het mogelijk dat er een gesprek plaatsvindt om de informatie aan te vullen (UWV, 2014). Nieuwe Wajong: Onder de nieuwe Wajong wordt iedereen verstaan die een Wajong had aangevraagd vanaf 1 januari 2010. Deze groep is al beoordeeld op hun mogelijkheid om te werken (UWV, 2014). Wanneer het UWV vindt dat iemand gedeeltelijk kan werken, maar deze persoon is het hier niet mee eens, wordt er vanaf 2018 gekort op de uitkering. Dan wordt er nog maar 70% van het minimumloon uitbetaald. Blijkt uit het onderzoek dat iemand arbeidsongeschikt is dan blijft de hoogte van uw uitkering 75% van het minimumloon (UWV, 2014) (Rijksoverheid, 2014). Vanuit de regering wordt verwacht dat van de 240.000 Wajongers 140.000 mensen een arbeidsvermogen hebben. Vanaf 1 januari 2015 komen alleen de jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn nog in de Wajong terecht en komt de groep jonggehandicapten die kunnen werken, maar nog geen baan hebben in de bijstand terecht (SP, 2014) De groep mensen met een arbeidsbeperking die per 1 januari 2015 in de bijstand gaan vallen moeten aan het werk. Gemeenten worden hiervoor verantwoordelijk. Door de invoering van de Participatiewet kunnen de gemeenten werkgevers aanmoedigen om banen voor deze doelgroep aan te bieden. Dit kunnen ze doen door bijvoorbeeld een gedeelte van het loon mee te betalen. Dit zou dan komen in de vorm van 18
loonkostensubsidie. Hierdoor zou de werknemer zelf het cao-loon of anders het minimumloon ontvangen (Rijksoverheid, 2014). Waarom is de studieregeling ingesteld? De studieregeling kwam mee met de nieuwe Wajong die per 1 januari 2010 werd ingevoerd. Jonggehandicapten die zich aanmelden voor een Wajong komen sinds januari 2010 in de werk-, studie- of uitkeringsregeling terecht. Voor de gemeenten zijn vooral de groep die in de werk- en studieregeling komen van belang. Uit deze groep heeft een groot deel nu of in de toekomst arbeidsmogelijkheden. Na de invoering van de Participatiewet zullen zij mogelijk bij de gemeenten aankloppen voor begeleiding en eventueel een uitkering (UWV, 2012). De Nieuwe Wajong – waaronder de studieregeling valt- is ingevoerd na aanleiding van de grote toename van jongeren in de Wajong. Daarnaast wilde het kabinet meer jongeren met een beperking aan het werk krijgen. De verwachting was dat na de invoering van de nieuwe Wajong de instroom met tien procent zou dalen en de uitstroom naar werk met tien procent zou toenemen (Mijs, 2011). De studieregeling is ingevoerd omdat jonggehandicapten minder arbeidsmogelijkheden hebben. Studenten hebben doorgaans een bijbaantje, voor jonggehandicapten is dit vaak geen optie. Ze zijn dan sneller aangewezen op een studielening die terug betaald moet worden. Om dit te voorkomen is er gekozen voor een bedrag van 25% van het minimumloon als inkomensondersteuning voor studerende jongeren (Mijs, 2011). Hierdoor willen ze studeren voor jonggehandicapten stimuleren zodat ze na de studie meer arbeidsmogelijkheden hebben en mee kunnen draaien in de samenleving. Hoe wordt er binnen de studieregeling bepaald wat de hoogte van de bijdrage was en op grond van welke indicatie(s) werd deze toegekend? Wajongers die nu op school zitten of een studie volgen krijgen geen volledige uitkering. Zij vallen onder de ‘studieregeling’. Mensen die nu nog aan het studeren zijn of op school zitten krijgen maximaal 25% van het minimum(jeugd)loon als studietoeslag (WMO-Raad, 2014). Wanneer iemand een Wajong-uitkering ontvangt en gaat studeren heeft hij recht op de studieregeling als de persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming scholieren, maar ook wanneer de ouders van de Wajonger nog recht hebben op kinderbijslag (UWV, 2011). Jongeren die nu onder de studieregeling vallen, houden hier recht op zolang hun opleiding loopt. Hij blijft dus bestaan voor de groep mensen die nu al onder de Wajong vallen. Jongeren die na 1 januari 2015 zijn ingeschreven vallen onder de Participatiewet. In de Participatiewet is individuele studietoeslag opgenomen waar een Wajonger dan aansprak op kan doen (Gemeenteloket, 2014). Waarom is de individuele studietoeslag ingesteld? De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De individuele studietoeslag is via een amendement van Steven van Weyenberg (D66) als vorm van bijzondere bijstand in de Participatiewet opgenomen. Deze toeslag is bedoeld voor mensen met een arbeidshandicap die een extra steuntje in de rug kunnen gebruiken om te gaan studeren. Voor veel van deze mensen is het moeilijk om een studie te combineren met een bijbaan waardoor ze via de individuele studietoeslag een extra steuntje ontvangen (Schroeten, 2014). Door mensen die niet in staat zijn om het minimumloon te verdienen, te ondersteunen tijdens hun studie, wordt na het afronden van een studie hun positie op de arbeidsmarkt versterkt. Met een diploma krijgen werkgevers bewijs dat iemand gemotiveerd is en ook mogelijkheden tot werk heeft. De regering geeft aan dat mensen die niet volledig geschikt zijn om te gaan werken moeite hebben te gaan studeren. Er zou een drempel liggen op het gebied van lenen voor een studie omdat de kans om een betaalde baan na de studie lager is. Door de mogelijkheid aan te bieden op een individuele studietoeslag wil de gemeente mensen stimuleren om een studie te gaan volgen of naar school te gaan (Gemeente Ede a, 2014). Mensen moeten aan de onderstaande eisen voldoen om een individuele studietoeslag aan te vragen (Gemeente Ede a, 2014): De persoon moet minimaal 18 jaar oud zijn De persoon moet recht hebben op studiefinanciering 19
De persoon heeft geen eigen vermogen Van de persoon moet vastgesteld zijn dat hij met een voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel de mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie. De hoogte van de individuele studietoeslag wordt per gemeente bepaald. In de gemeente Ede is het bedrag gezet op €100,- per maand voor een periode van 12 maanden. De toeslag wordt toegekend voor 12 maanden zolang de persoon voldoet aan de voorwaarden voor de individuele studietoeslag zoals bepaald zijn in de Participatiewet (Gemeente Ede b, 2014). Gegevens van vroegtijdig afbreken van studie van studenten met functiebeperking Uit het onderzoek “Studie uitval in het hoger onderwijs’ van het ministerie van OCW komt naar voren dat twaalf procent van de uitvallers beperkt is door een handicap of (chronische) ziekte. Ongeveer acht procent van de studerenden kampt met een handicap of (chronische) ziekte. Hieruit komt naar voren dat studenten met een handicap, (chronische) ziekte of andere beperking meer kans hebben om eerder met hun studie te stoppen dan andere studenten. Uit het onderzoek kwam ook naar voren dat negen procent van de ondervraagden hun beperking noemde als reden om te stoppen met de studie. Er kwam naar voren dat 5 procent van de hbo-uitvallers en negen procent van de wo-uitvallers ook daadwerkelijk is gestopt met de opleiding vanwege een handicap of beperking. De aard van de handicap/functiebeperking is verdeeld. Het grootste percentage (47 procent) herkende zich niet in de lijst met genoemde beperkingen. Daarna scoorde psychische problemen het hoogst met 44 procent. De reden van het stoppen met de studie kwam uiteindelijk neer op dat het voor de studenten fysiek niet mogelijk was op de studie af te ronden (82 procent). Daarnaast kwam de reden naar voren dat de vertraging die de studenten opliepen door hun handicap/beperking hen demotiveerden om door te gaan (39 procent). Verder noemt nog ongeveer een kwart van de studenten (26 procent) als reden dat instelling onvoldoende rekening hield met de handicap/beperking. (OCW, 2008) Gegevens van het aantal, dat gebruik maakte van de studieregeling (evt. met opleidingsniveau) De Wajong heeft tot 2010 een stijging gehad met aanmeldingen, sinds 2010 zijn deze aanvragen gedaald ten opzichte van voorgaande jaren. In 2012 stroomde ongeveer 15300 mensen in de Wajong, tegenover 5000 mensen die uitstroomde. Dit is een daling t.o.v. 2008 toen stroomde 16100 mensen in de Wajong t.o.v. de 4000 mensen die uitstroomde (UWV, 2013). Tot en met 2012 was er een daling te zien in de instroom van de Wajong, terwijl deze in 2013 weer fors omhoog schoot naar 17700 aanmeldingen t.o.v. 5500 mensen die uitstroomden (UWV, 2014). In 2013 stroomde 37 procent van de aanmeldingen voor de nieuwe Wajong door naar de studieregeling. Van de groep die in de studieregeling terecht kwam, lag 89 procent in de leeftijdscategorie van 18 en 19 jaar (UWV, 2014). In 2013 maakten er dus ongeveer 6500 Wajongers gebruik van de studieregeling.
20
Bijlage 2 Onderzoek gemeenten Gemeente
Bedrag per..
Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden2 Brielle3 Coevorden4
Maandelijks, bedrag onbekend 100,- per maand gedurende maximaal 4 jaar 1800,- per 6 maanden
Ede5
100,- per maand 6
Meppel
100,- per maand
Rheden7
10% van het wettelijk minimumloon, eenmalig uitbetaald 38% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Wordt eenmalig uitgekeerd. 10% van het wettelijk minimumloon. Wordt maandelijks uitgekeerd.
SchouwenDuiveland8 Uithoorn9
Voorschoten10
100,- per maand
Wageningen11
25% van het wettelijk minimumloon
Uitleg bedrag
Hoe vaak indicatie per jaar?
-
1x
Student verdient gemiddeld 300,- per maand bij. Uitbetaling per 6 maanden, omdat het anders een belaste verstrekking is. -
2x
Gekeken naar welk bedrag de student zelf bij moet verdienen of lenen van DUO. Maar lager gezet, om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen. -
1x
-
1x
-
1x
Gekeken naar welk bedrag de student zelf bij moet verdienen of lenen van DUO. Maar lager gezet, om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen. Om aansluiting te zoeken bij de eerdere vergoeding die het UWV uitkeerde aan Wajongers.
1x
1x
2x
2x, i.v.m. halfjaarlijks start opleiding en
2
http://www.rsdaov.nl/over-rsd-av/verordeningen-beleidsregels-2015_3968/item/verordening-individuelestudietoeslag-participatiewet-regionale-sociale-dienst-en-kredietbank-alblasserwaardvijfheerenlanden-2015_20.html 3 http://www.brielle.nl/document.php?m=15&fileid=55624&f=a8d3217d2bd25623004c0bc462017978&attachment=0&c =438647 4 http://www.coevorden.nl/uploads/media/Verordening_individuele_studietoeslag_concept.pdf 5 https://www.ede.nl/fileadmin/RIS/bijlagen/21207-084e1380-417d-42b5-86eb-c2f1e9e64df4.pdf 6 file:///C:/Users/080260/Downloads/7c%20Studietoeslag.pdf 7 http://www.rheden.nl/bis/Website_van_de_gemeenteraad/Vergaderingen/2014/Oktober/Raadsvergadering_28_oktob er_2014/Verordening_individuele_studietoeslag_Participatiewet_gemeente_Rheden 8 http://www.schouwen-duiveland.nl/dsresource?objectid=16586&type=org 9 https://www.uithoorn.nl/dsresource?type=pdf&objectid=a19b9170-69a3-43e3-b2ee0877b57216dc&versionid=&subobjectname= 10 http://drimble.nl/lokale-overheid/bekendmaking/1297517/voorschoten-verordening-individuele-studietoeslagvoorschoten-2015-ve.html 11 http://www.wageningen.nl/dsresource?objectid=30721&type=org
21
Werkendam12 Woensdrecht13
Onbekend, wordt alleen verwezen naar een artikel dat niet bestaat Leeftijd 18 t/m 20 jaar: 1200,- per jaar 21 jaar en ouder: 1800,-
-
-Verschil in leeftijden vanwege verschillende bijstandsnormen -Gekeken naar welk bedrag de student zelf bij moet verdienen of lenen van DUO. Maar lager gezet, om studenten met een arbeidshandicap niet te bevoordelen
vroegtijdig stoppen opleiding 2x
1x
Geen van de gemeentes benoemt waar het geld aan besteed moet worden. Overal staat dat dit een inkomensondersteunende maatregel is die niet gerelateerd is aan bepaalde kosten. Opvallend is dat alleen in de gemeente Brielle een inschatting wordt gemaakt van het aantal, dat waarschijnlijk gebruik gaan maken van deze toeslag. Deze toeslag wordt dan ook samengevoegd met andere projecten voor arbeidsbeperkten.
12
http://www.werkendam.nl/bis/Commissie/Inwoners/Vergaderingen/Commissie_Inwoners_2_december_2014/R5987 3_verordening_individuele_studietoeslag_Participatiewet_Werkendam_2015 13
http://www.woensdrecht.nl/document.php?m=1&fileid=85991&f=c4fe533ae07e8292f91f12f4512a2e7b&attachment=1 &c=94291
22
Bijlage 3 Gesprek R. van Leeuwen, Zorgcoördinator ROC A12 Het gesprek heeft plaatsgevonden op vrijdag 10 december om 11.00 met R. van Leeuwen, zorgcoördinator van het ROC A12. Meneer van Leeuwen geeft toestemming om het gesprek op te nemen en te gebruiken ten doeleinde voor dit onderzoek. Taak en/of rolbeschrijving inzake studenten met een functiebeperking: Ik ben zorgcoördinator en ik ben een ondersteuning voor jongeren die een verkeerde studiekeuze gemaakt hebben. Bij ons op school zitten er 264 leerlingen met een functiebeperking. Deze worden onder andere door mij ondersteund. Deze leerlingen worden in kaart gebracht door de ambulante begeleiding. Deze begeleiding wordt gefinancierd door de school. Persoonlijke zaken over bijvoorbeeld thuissituatie worden overgelaten aan derden die al betrokken zijn met deze student. Kennis van actuele stand van zaken wat betreft studietoeslag: Ik ben er nog niet mee bezig geweest. Dit is de eerste aanzet om me te verdiepen in deze nieuwe wet. Zicht op financiële situatie van (oud)studenten in Wajong: Ik heb geen zicht op hun financiële situatie. Studenten kloppen wel eens aan bij ons voor geldzorgen, maar dit staat los van de Wajong. Wij kunnen met studenten een soort contract aangaan van drie jaar zodat ze geld van ons krijgen. In sommige gevallen wordt dit een gift.
Gegevens vroegtijdig afbreken van studie en van gediplomeerden: Tegenwoordig is er een nieuwe voorziening. Als een student afzwakt en zijn motivatie verliest, komt er iemand bij die hem of haar probeert te motiveren. Als het echt niet gaat zijn er nog alternatieve scholen. Op deze scholen wordt er onderwijs op maat gegeven. Daarbij wordt er lesgegeven richting werk, om de student voor te bereiden op werk. Beïnvloedende factoren: Soms zijn de studenten gewoon te beperkt om de studie af te ronden. Het lukt dan gewoon niet. Ze hebben wel een duidelijke planning, maar het lukt hen niet om zich hieraan te houden. In vergelijking met studenten zonder functiebeperking: Hier heb ik geen zicht op nu, maar afgestudeerden van vorig jaar hebben een belronde gehouden. Deze zouden jullie kunnen benaderen.
Ervaring met studieregeling binnen de Wajong: Kunt u een inschatting maken waar het voor wordt/werd gebruikt? Het wordt niet zo zeer voor de studie gebruikt, maar voornamelijk voor job-coaching op stage. Bij BBL is dit makkelijker als bij BOL. Wat was de motivatie van studenten om de studieregeling aan te vragen? De motivatie is niet altijd even groot. Het stigma etiket is erg demotiverend voor de aanvraag van Wajong. Hielp studieregeling bij voltooien studie, zo ja, hoe hielp het dan, zo nee, waarom niet? Dat weet ik zelf niet. Daarvoor zou u bij de job-coach of bij de ambulante begeleider moeten vragen of deze begeleiding functioneel is.
Verwacht effect Zowel van overstap van studieregeling naar studietoeslag: Aan de ene kant denk ik dat deze studiebijdrage stimulerend zal werken, maar aan de andere kant denk ik ook dat er mensen buiten de boot gaan vallen. Daar maak ik me wel zorgen om. Waar gaan deze mensen heen? Deze mensen zijn wel erg kwetsbaar en daarom vind ik dat deze mensen ook goede hulp zouden moeten ontvangen. Er zal veel van hun gevraagd worden qua zelfsturing. Vaak zijn juist deze mensen niet zo zelfsturend. Als bijdrage van studietoeslag: Daar heb ik geen idee van. De tijd zal het uitwijzen. Wat zou effectief kunnen zijn (qua hoogte)? 23
Voor niveau 4 denk ik dat 3000 euro per jaar voldoende moet zijn. Daarvoor krijgen ze ook 1 keer in de week begeleiding. Deze begeleiding wordt door school betaald. Bij de LGF is het zo geregeld. Alternatief voor studietoeslag Ik zou het misschien beter vinden dat het geld wat ze krijgen wordt gelabeld als controle. Op die manier krijg je inzicht op wat er met het geld gedaan wordt.
24
Bijlage 4 Gesprek Jan Willem Jonker, oud-student Op 17 december hebben we een telefonisch gesprek met Jan Willem Jonker. Jan Willem Jonker geeft toestemming om het gesprek te gebruiken ten doeleinde voor dit onderzoek. Jan Willem is twee maanden te vroeg geboren waardoor hij spastisch is en in een rolstoel zit. Hij heeft de mbo-opleiding voor systeembeheerder afgerond en vorig jaar heeft hij op de CHE bedrijfskunde gestudeerd. Na een jaar is hij gestopt met deze studie, omdat hij te weinig studiepunten had en er vanuit school weinig vertrouwen was dat hij deze nog ging halen. Hierdoor voelde Jan Willem zich gedwongen om te stoppen met zijn studie. Vanuit school heeft hij weinig steun en begrip voor zijn beperking ervaren. Momenteel is hij aan het solliciteren. Hij wordt vaak afgewezen vanwege zijn beperking. Hij zegt dat er weinig kennis is onder werkgevers over mogelijkheden voor een werknemer met beperking en al met 2-0 achterstaat als hij solliciteert.
Ervaring met studieregeling binnen de Wajong Tijdens zijn studie kon hij gemakkelijk rondkomen van het geld dat hij kreeg van de overheid. Door de studiefinanciering had hij genoeg geld om van rond te komen en het geld van de studieregeling in de Wajong had hij niet nodig. Hij kreeg ongeveer 900 euro aan uitkering naast zijn studiefinanciering. Indien Jan Willem minder inkomen zou hebben en hij gebruik zou moeten maken van de studieregeling, zegt hij €300 een redelijk bedrag te vinden. Voor hem was het niet mogelijk om naast zijn studie bij te werken, omdat hij alle aandacht voor zijn studie nodig had. Ervaring studeren met een beperking Over zijn tijd op het MBO zegt hij dat er zeker moeilijkheden zijn als student met een functiebeperking en dat deze moeilijkheden vragen om creativiteit. Hij geeft ook aan dat je zelf met een oplossing moet komen. Want mensen weten je mogelijkheden niet en weten dan ook niet hoe je ze kunnen helpen. Belangrijk is dus om een goede klas of een groepje mensen om je heen te hebben, en zelf te weten welke hulp je van hen nodig hebt. Hem hielp het erg om een maatje te hebben met wie hij kon optrekken.
Hij ziet het als zijn rol om zelf open te staan en eerlijk te praten over zijn beperking. Hij wil mensen laten zien hoe hij geholpen moet worden, want mensen weten dat niet uit zichzelf. We stelden Jan Willem de vraag waarom er zo weinig studenten zijn met een beperking. Volgens hem speelt de opvoeding hier een grote rol in. Veel gehandicapten worden heel beschermend opgevoed en worden niet gestimuleerd om te gaan studeren. Veel gehandicapten doen dan ook minder dan ze zouden kunnen. En werken onder hun niveau. Ook een gehandicapte heeft uitdaging nodig en moet ook leren om zichzelf uit te dagen. Mening studietoeslag We hebben Jan Willem ook gevraagd wat hij vindt van de studieregeling en of deze als studietoeslag beschikbaar moet blijven voor studenten met een functiebeperking. Jan Willem vindt deze nieuwe financiële prikkel een makkelijke manier om gehandicapten te ondersteunen bij hun studie. Hij vindt het belangrijk om per geval te kijken naar hun financiële situatie en daar op af te stemmen. Belangrijker dan geld vindt hij het om gehandicapten te stimuleren om actief te blijven en uitdagingen aan te gaan.
25
Bijlage 5 Gesprek H. Timmerman, decaan Christelijke Hogeschool Ede Het gesprek heeft plaatsgevonden op vrijdag 12 december om 11.00 met H. Timmerman, decaan CHE. Mw. Timmerman geeft toestemming om het gesprek op te nemen en te gebruiken ten doeleinde voor dit onderzoek.
Decanen Taak en/of rolbeschrijving inzake studenten met een functiebeperking Mw. Timmerman beschrijft haar taak m.b.t. studenten met een functiebeperking als volgt: 35% van de studenten (in het algemeen) komen bij mij met vragen over financiële zaken. Ik heb zicht op wat er mogelijk is voor een student in bepaalde omstandigheden. Voor studenten die vertraging oplopen (door bijv. ziekte maar ook met name door studenten met een functiebeperking) kan er extra studiefinanciering aangevraagd worden. Samen met de betreffende slb’er bepaal ik of de vertraging daadwerkelijk veroorzaakt wordt door de beperking (in dit geval). Naast deze studiefinanciering bestaat er ook het Noodfonds (intern) en het profileringfonds (externe verplichting), zie https://entree.che.nl/organisatie/collegevanbestuur/studentenstatuut/SitePages/Introductiepagina.aspx. Naast financieel advies kan mw. Timmerman een student ook monitoren wanneer deze dit heeft aangegeven. Kennis van actuele stand van zaken wat betreft studietoeslag Mw. Timmerman had nog geen weet van de studietoeslag voor ik contact met haar had gelegd. Een toevoeging die zij geeft is dat ze binnen de CHE wel de structuur aan het veranderen zijn n.a.v. signalen van studenten dat zij van het kastje naar de muur gestuurd zouden worden. Per opleiding komt er een contactpersoon (slb’er expert) voor vragen en begeleiding van studenten en voor slb’ers zelf. Er komt een coördinator die elke contactpersoon stuurt. Deze structuur wordt met name opgezet voor studenten met een functiebeperking zodat zij studieondersteuning kunnen ontvangen. Daarnaast komt er ook meer zicht op het aantal studerenden met een functiebeperking en het verloop van de studie.
Zicht op financiële situatie van (oud)studenten in Wajong Mw. Timmerman geeft aan hier geen zicht op te hebben. Overigens heeft zij wel de indruk dat het niet moeizaam gaat. Deze indruk baseert zij op haar gesprekken met studenten die gebruik maken van een Wajong. Gegevens vroegtijdig afbreken van studie en van gediplomeerden Bij aanmelding van een student met een functiebeperking gaan zij in gesprek over het perspectief van de studie (in het beroep en in het opleidingsdeel). Zij wegen de realisatie en haalbaarheid van de opleiding af met betrekking tot de beperking. Beïnvloedende factoren De twee meest beïnvloedende factoren volgens mw. Timmerman zijn: De studie blijkt toch niet de interesse te hebben & het niet op een rijtje krijgen (bijv. bij ADHD’ers). Een HBO opleiding vergt zelfsturing en dit kost hen moeite. In vergelijking met studenten zonder functiebeperking Er is hogeschoolbreed geen zicht op de reden van uitval van studenten, dit is tot op heden geregeld per opleiding. Met de contactpersonen per opleiding hopen zij dit in kaart te gaan brengen. Met name de expert slb’er kan dan ook signaleren en gegevens vaststellen. Ervaring met studieregeling binnen de Wajong Kunt u een inschatting maken waar het voor wordt/werd gebruikt? Nee. Wat was de motivatie van studenten om de studieregeling aan te vragen? Hier heeft mw. Timmerman geen zicht. Zij geeft aan dat de financiële kant van de Wajong nauwelijks als gespreksonderwerp op tafel komt. Als dit wel het geval is, is dit in het kader van studiefinanciering.
Hielp studieregeling bij voltooien studie, zo ja, hoe hielp het dan, zo nee, waarom niet? 26
Geen zicht op.
Verwacht effect Zowel van overstap van studieregeling naar studietoeslag Mw. Timmerman is van mening dat de bijdrage in vorm van studietoeslag op zichzelf staand goed kan zijn. Het enige waar zij tegenaan loopt is het verschil in de hoogte van de toeslag in gemeenten. Zij geeft aan zich hier boos over te kunnen maken doordat mensen op de ene plek compleet anders beoordeeld kunnen worden en andere rechten hebben dan op een andere plek. Zij is van mening dat iemand met een beperking op alle mogelijke manieren bijgestaan moet worden om te kunnen functioneren binnen studie en werk. Het effect per student, afhankelijk van de hoogte van de toeslag, kan dus heel verschillend uitpakken. Als bijdrage van studietoeslag Zoals aangegeven is zij van mening dat het bij kan dragen wanneer de hoogte van de toeslag voldoende is. Wat zou effectief kunnen zijn (qua hoogte)? Deze hoogte zal per student verschillen omdat de een meer nodig heeft dan de ander (afhankelijk van handicap). Verschil maken op wat de functiebeperking is en daarop de hoogte van de toeslag bepalen zou een toegevoegde waarde kunnen zijn volgens mw. Timmerman. Een nadeel aan dit labelen is het maatwerk, door wet- en regelgeving geen marge meer voor individuele aspecten. Alternatief voor studietoeslag Een alternatief voor de studietoeslag weet zij niet te benoemen. Wel geeft mw. Timmerman aan dat school moet proberen de student zo goed mogelijk te faciliteren om zijn studie zo goed mogelijk te volgen. Zij ziet voor school geen rol weggelegd om op enige manier verbonden te zijn aan de toeslag omdat zij, als school, dan op de verkeerde stoel zouden gaan zitten. Daarnaast legt zij de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van de student wat betreft de doeleinden van het uitgeven van de toeslag. Zij vindt dat er voldoende geld op tafel voor hen moet komen. Daarnaast vindt zij het oormerken van de studietoeslag(vastgestelde doeleinden toeslag) dan ook geen gepaste optie omdat mensen met een beperking niet verstandelijk beperkt zijn en verantwoordelijkheid moeten dragen voor het inzetten hiervan.
27
Bijlage 6 Gesprek Beleidsmedewerker minimabeleid, gemeente Ede • Mening over maatregel Ik vind de maatregel goed, maar andere doelgroep van de Wajong is de doelgroep van de Participatiewet geworden. De regeling is overgekomen vanuit de Wajong. Afgezet tegen de doelgroep die benoemd wordt vanuit de gemeente, zijn het jongeren die het moeilijk vinden om startkwalificatie te krijgen. Wel vind ik het een beetje oneerlijk voor de mensen met een lager IQ. Deze mensen moeten ook veel tijd investeren, maar krijgen geen uitkering. Ik vind dat ze eigenlijk wel recht hebben op deze regeling. Daarom hebben wij bij gemeente Ede ook het bedrag lager ingezet. Eigenlijk moet het 25% van het minimumloon vanuit de Wajong bedragen. Het is nog wel de vraag of er toename komt. Het kan zomaar zijn dat het bijgesteld wordt vanuit de Rijksoverheid. • Indicatie (om in aanmerking te komen) en verwacht aantal toekenningen Ik denk dat het aantal toekenningen niet hoog is. Niet veel mensen krijgen de uitkering. Er is wel schatting gemaakt van de hoeveelheid, maar deze heb ik nu niet paraat. Er is rekening gehouden met budget. • Wie zijn de betrokkenen en wat zijn hun taken? De beleidsadviseur geeft de kaders aan. De consulent regelt de toekenningen. Via een programma komen de aanvragen aan. De beoordeling vindt plaats in gesprek met de consulent. De jongeren die in aanmerking willen komen moeten bewijs hebben dat ze niet een minimumloon kunnen verdienen. - Welke rol is hierin weggelegd voor aandachtsfunctionaris(sen) binnen de scholen? Of juist welke rol kunnen zij gaan innemen? Ik denk voornamelijk een voorlichtingsrol en deze persoon kan ook een doorverwijzing maken naar gemeenten. Dit kan alleen als men zicht heeft op dat die student geen minimumloon kan gaan verdienen. • Beweegredenen hoogte van de studietoeslag in gemeente Ede Wij willen bij gemeente Ede niet bevoordelen ten opzichte van mensen zonder arbeidshandicap, maar met een laag IQ. • Verwachte effect De verwachting is dat meer arbeidsgehandicapten de startkwalificatie kunnen halen en een hogere opleiding kunnen genieten. Met HBO kan men zelfs parttime gaan werken. Wij willen de kansen verbreden voor de arbeidsgehandicapten. - Zowel van overstap van studieregeling naar studietoeslag Ik denk dat er versobering zal komen. Er zal een herkeuring komen voor de Wajongers of ze over moeten gaan naar de bijstand. Er wordt nu gekeken naar vermogen. De regeling is echt alleen vanaf 18 jaar. - Als bijdrage van studietoeslag Er is momenteel een vrije besteding. Men hoeft geen aantoonbare kosten te maken. - Wat zou een effectief bijdrage kunnen zijn (qua hoogte)? Daar kan ik geen antwoord op geven. - Met welk bedrag zou het zijn stimulans kunnen verliezen? Ik heb geen idee. Het is af te vragen of 100 euro wel een stimulans is. Ik weet ook niet of je het moet zien als een stimulans. We hebben gekeken om toch iets te geven, maar niet de anderen achter te stellen. Als afsluitende opmerking zou ik graag het onderzoek ontvangen!
28
Bijlage 7 Gesprek met Evelien Meester, adviseur Stimulansz Op 12 januari 2015 is er telefonisch contact geweest met Evelien Meester. Het verslag hieronder is een uitwerking van dit gesprek. Evelien Meester geeft toestemming om het gesprek te gebruiken ten doeleinde voor dit onderzoek. Denkt u dat door de nieuwe regeling meer mensen een aanvraag zullen doen voor de individuele studietoeslag? Ik denk dat over het algemeen meer jongeren een aanvraag zullen doen op de individuele studietoeslag. Voor jongeren kan het zijn dat de drempel lager ligt omdat ze niet eerst een aanmelding moeten doen bij het UWV voor een Wajong. Bij het UWV werd je eerst getoetst om te kijken of je in aanmerking komt. Hier gaat veel tijd en geld in zitten (ongeveer €700,- per toets). Gemeente zijn in dat opzicht vaak meer terughoudend en zullen eerder kijken of iemand aan de criteria voldoet om in aanmerking te komen voor de individuele studietoeslag en minder snel zo’n test laten afnemen. Een nadeel is wel dat het UWV veel dichter bij de doelgroep aanwezig was. Het UWV is zelf aanwezig op het speciaal onderwijs, waar een groot deel van de doelgroep vandaan komt. Wanneer leerlingen in het laatste jaar zaten, kwam het UWV met aanmeldingsformulieren langs voor een Wajong. De gemeente daarintegen staat veel verder van de doelgroep af. Daarnaast is het ook nog maar de vraag of de jongeren weten waar ze heen moeten om een aanvraag te doen op de individuele studietoeslag. Wie zijn verantwoordelijk voor de kosten van deze test? Voor de kosten van deze test was eerst het UWV verantwoordelijk. Nu komen de kosten van deze test bij de gemeenten te liggen. De aanvrager van deze test hoeft hier zelf geen geld voor neer te leggen. Dit maakt dat het voor een jongere makkelijker is om zo’n test aan te vragen. Want wanneer de kosten bij de persoon zouden liggen, zou dit ertoe kunnen leiden dat minder mensen hier naar zouden vragen omdat het om een hoop geld gaat. Het bedrag van de individuele studietoeslag verschilt per gemeente. Neem als voorbeeld de CHE, hier komen leerlingen vanuit verschillende gemeente. Wat vindt u van het idee dat deze verschillen zo groot kunnen zijn? Ik vind sommige bedragen sowieso al heel hoog. €300,- vind ik erg veel als aanvulling. Vooral ook als je kijkt dat het bijvoorbeeld in de gemeente Ede €100,- is. Hierdoor kunnen er grote verschillen ontstaan tussen studenten die gebruik maken van de individuele studietoeslag op dezelfde school en dat zou eigenlijk niet mogen. Zelf denk ik dat het beter is om landelijk vast te stellen wat het bedrag wordt van de individuele studietoeslag, want daarmee voorkom je dat hier grote verschillen in ontstaan en dat gebeurd nu wel. Uit het onderzoek komt een duidelijk verschil tussen het MBO en het HBO naar voren. Wat vindt u hiervan? Ergens vind ik het jammer dat hier een verschil in zit. Ik kan me voorstellen dat op het HBO meer van de studenten verwacht wordt omtrent zelf redzaamheid, wanneer het niet lukt ben jij degene die aan de bel moet trekken. Gelijkertijd vraag ik me af of studenten weten bij wie zo voor dit soort zaken moeten zijn. Op het MBO werken ze kleinschaliger, en staan de docenten/decanen dichter bij de leerlingen vergeleken met het HBO. Zitten er gevaren in de individuele studietoeslag? Ik denk dat de individuele studietoeslag een groot gevaar met zich meebrengt. Vooral nu het bedrag van de individuele studietoeslag zo verschilt per gemeente. Tijdens de studie zie ik geen gevaar voor de studenten die gebruik gaan maken van de individuele studietoeslag. Ik denk dat ze goed mee zouden kunnen komen met de rest van de studenten. Maar de studenten die hier gebruik van gaan maken komen na hun studie, wanneer ze niet aan het werk komen, in de bijstand terecht. De bijstand werkt heel anders dan de Wajonguitkering die ze anders zouden hebben gehad. De Wajong-uitkering blijft even hoog en dan maakt het niet uit of je nog thuis woont of met meerdere mensen in een huis. Bij de bijstand werkt dit anders. Wanneer je dan thuis woont bij je ouders, ontvang je ook minder geld vanuit de bijstand maar ook wanneer je met meerdere jongeren in een huis woont. Met hoe meer mensen je in een huis woont, hoe minder geld je vanuit de bijstand ontvangt, en dit werkt niet zo bij de Wajong-uitkering. Hierdoor is de overgang van 29
studeren – naar werk is heel groot. Tijdens het studeren zullen jongeren waarschijnlijk geen armoede ervaren terwijl dit wel het geval kan zijn wanneer ze gestopt of klaar zijn met hun studie. Ik denk dat dit een groot gevaar is waar veel mensen zich nog niet bewust van zijn. Hierdoor heb ik zo mijn twijfels bij de individuele studietoeslag omdat er een grote kans op armoede is. Zelf denk ik dat bijvoorbeeld een rugzakje (zoals op basisscholen en middelbare scholen) meer zou kunnen helpen dan €100,- op de bankrekening. Heeft u nog adviezen omtrent de individuele studietoeslag? Ik denk dat het belangrijk is om na te gaan denken over of geld op de bankrekening echt een verschil uit maakt. Zelf denk ik, zoals al eerder genoemd, dat een rugzakje meer effect zou kunnen hebben. Daarnaast is er voor de studenten die hier gebruik van maken geen voorlichting over waar ze het geld eventueel voor zouden kunnen gebruiken. Het zou ter ondersteuning van het studeren moeten zijn, maar hoe ze dat kunnen besteden is niet bekend. Ik denk dat het voor de gemeenten belangrijk is om contact te gaan leggen met scholen om duidelijk te maken waar scholen terecht kunnen met vragen over dit onderwerp en voor duidelijkheid hoe het precies werkt. Daarnaast is het denk ik belangrijk om de afstand tussen decanen en studenten zo klein mogelijk te houden, hier zit nu nog vaak een grote afstand tussen en weten studenten vaak niet bij wie ze terecht kunnen voor vragen.
30
Bijlage 7 Gesprek Simon Groenedijk, student CHE Op 12 januari 2015 is er telefonisch contact geweest met een student van de CHE. Hij heeft contact met ons opgenomen via mw. Timmermans, decaan CHE. Omdat deze student liever anoniem wil blijven hebben wij hem in dit verslag de naam Simon Groenedijk gegeven. Het onderstaande verslag is een uitwerking van dit gesprek. Simon geeft toestemming om het gesprek te gebruiken ten doeleinde voor dit onderzoek. Simon heeft mw. Timmermans gesproken en zij vertelde dat hij informatie kon geven voor ons onderzoek betreft de Wajong. Simon zit namelijk in de Wajong en studeert aan de CHE. Hij is een aantal jaar geleden een studie begonnen, maar werd gediagnosticeerd met depressiviteit en is zijn studie gestopt en in de therapie gegaan. Het was voor hem niet mogelijk om nog te studeren, omdat dit voor hem te zwaar en te belastend was. De therapie heeft hem veel goeds gedaan en geholpen meer over zichzelf te leren. Inmiddels is hij weer begonnen met zijn studie, maar is het voor hem niet mogelijk om naast zijn studie nog te werken. Simon maakt dus gebruik van de studieregeling en is hier erg blij mee. “Om te kunnen studeren moet ik op kamers, want anders zou ik 5 uur per dag moeten reizen. Dit kost veel energie en tijd en daarom woon ik op kamers. Maar dat kost natuurlijk geld en daarom heb ik de studieregeling als financiële steun hard nodig.” De studieregeling gebruikt Simon om zijn vaste lasten te kunnen betalen. Huur, zorgverzekering, boodschappen etc. Soms houdt Simon iets over en zet hij dit op zijn spaarrekening. Simon vertelt dat het voor hem te zwaar is om naast zijn studie nog te kunnen werken. Hij is er niet trots op en ook wanneer hij zich vergelijkt met andere studenten, weet hij dat het anders zou kunnen, maar het is juist de tijd en energie die hij na school nodig heeft om bij te kunnen komen en te ontspannen. “Ik had er ook voor kunnen kiezen om niet meer verder te studeren en te gaan werken. Het was een optie geweest, maar dan had ik iets gedaan wat ik niet leuk had gevonden en waar ik uiteindelijk minder geld mee zou verdienen dan dat ik na mijn studie ga doen. Ik vind het belangrijk om een studie te volgen die ik leuk vind en waarmee ik straks een zelfstandig leven kan opbouwen.” Simon probeert zo weinig mogelijk afhankelijk te worden van de uitkering en hoopt ook zo snel mogelijk af te kunnen bouwen. Maar tot nu toe neemt de studieregeling de druk weg die Simon anders niet aan zou kunnen. De druk om financiën heeft hij nu niet, waardoor hij zich kan richten op zijn studie. Simon maakt zich geen zorgen om de toekomst. Hij ziet geen beren op de weg als hij denkt aan solliciteren of het nog langer gebruik moeten maken van de bijstand. Waar hij zich wel zorgen om kan maken is het hier en nu. Via de post had hij vernomen dat er veranderingen gaande waren betreft de Wajong en dat er een herberekening zou komen. Meer kan hij er ook niet echt over zeggen. Momenteel speelt hij in een band, waarmee hij wat geld kan verdienen, maar hij heeft geen idee of dit wel mag naast zijn uitkering. “Ik heb al een aantal pogingen gedaan om contact te vinden met mijn contactpersoon van het UWV, maar deze bleek er niet meer te werken. Het is moeilijk om de juiste persoon te vinden in zo’n groot bedrijf, die mijn situatie kent en het antwoord op mijn vragen weet. Ik ben nu dus nog steeds bezig met het uitzoeken of en wat ik mag bijverdienen en onder welke noemer ik dit moet aangeven.” Simon begrijpt dat het lastig is om zoveel mensen die gebruik maken van de bijstand, volledig en direct te kunnen informeren. Maar hij is wel bang voor het moment dat er besloten wordt dat hij geen recht meer heeft op het geld. Daarom probeert hij zo nauwkeurig mogelijk alle wijzigingen altijd aan te geven, maar nu begrijpt hij er nog weinig van met de nieuwe veranderingen. Toch is Simon blij met de financiële ondersteuning en biedt hem dit een kans om uiteindelijk de baan waar hij zich voor interesseert te kunnen realiseren en waarmee hij zichzelf financieel kan onderhouden. “Het is geen prettige tijd geweest en ik was er niet trots op om een aanvraag voor een Wajong-uitkering in te dienen, maar uiteindelijk heeft het mij allemaal gevormd tot wie ik nu ben. Ik zie een hoopvolle toekomst voor me en ik ben blij met de steun die ik nu krijg om die hoopvolle toekomst voor ogen te houden.” 31