Werkmap voor de
cursist
basiseducatie ER DEMO CR ATIE EN en BURGER ZIN overO Vdemocratie burgerzin
De
Kracht
van
je Stem!
DE EDUCATIEVE DIENST VAN HET VLAAMS PARLEMENT
1 Ik tel mee op het werk
[A] Mag dat?
Rechten en plichten op de werkvloer
Inhoudsopgave 1. De arbeidsovereenkomst ......................................................................................................................................................................................................................................................... p. 5 2. De proeftijd .................................................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 6 3. Arbeidsduur ................................................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 7 4. Loon ........................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ p. 8 5. Ontslag ................................................................................................................................................................................................................................................................................................................ p. 8 6. Werkloos ........................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 9 7. De 5 voorwaarden om een werkloosheidsuitkering te kunnen krijgen .......................................................................................................... p. 10 8. Mag dat? ....................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 11 9. Geldstromen ........................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 12 10. De strijd van de vakbonden ............................................................................................................................................................................................................................................. p. 13 11. De man van de vakbond ....................................................................................................................................................................................................................................................... p. 14 12. Staking . ........................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 15 13. Open of dicht? ...................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 17
1. De arbeidsovereenkomst Een arbeidsovereenkomst is een overeenkomst tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer (een arbeider of bediende) gaat werk verrichten voor die werkgever. De werkgever (de baas) betaalt die werknemer voor dat werk een loon.
arbeidsovereenkomst <<<<<<< loon werknemer
werkgever
werk >>>>>>> Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
5
Soorten arbeidsovereenkomsten: • Een overeenkomst voor arbeiders en een overeenkomst voor bedienden. Iemand die vooral denkwerk doet, heeft een overeenkomst voor bedienden. Iemand die vooral lichamelijk werk doet, heeft een overeenkomst voor arbeiders.
Overeenkomst voor bedienden
Overeenkomst voor arbeiders
• Een arbeidsovereenkomst van bepaalde en onbepaalde duur en voor een bepaald werk: Bij een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur heb je werk voor een bepaalde periode. De begin- en einddatum van het werk staan in de overeenkomst. Bij een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur heb je vast werk. Bij een arbeidsovereenkomst voor een bepaald werk, word je aangenomen om een bepaald werk uit te voeren. Als dat werk klaar is, is je arbeidsovereenkomst afgelopen. Arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur
begin
Arbeidsovereenkomst van bepaalde duur
begindatum
einddatum
Arbeidsovereenkomst voor een bepaald werk
begin werk
einde werk
2. De proeftijd Als iemand begint te werken wordt hij of zij vaak eerst op proef aangenomen. Tijdens die periode kan de werkgever kijken of de werknemer geschikt is voor het werk. Bovendien kan de werknemer ondervinden of het werk hem of haar bevalt. Die proeftijd duurt voor arbeiders minstens 7 en ten hoogste 14 werkdagen. Voor bedienden is dat minstens een maand en ten hoogste 12 maanden.
6
basiseducatie
Ontslag krijgen of nemen is onmogelijk tijdens de minimumproefperiode. De arbeider kan nadien ontslag nemen of krijgen zonder opzeggingstermijn. Voor bedienden geldt een opzeggingstermijn van 7 werkdagen. duur minstens
opzeggingstermijn ten hoogste
1 maand
12 maanden
7 dagen
14 dagen
7 werkdagen
geen
Proeftijd voor bedienden
Proeftijd voor arbeiders
3. Arbeidsduur Je mag niet meer werken dan 8 uur per dag en 38 uren per week. Nachtarbeid is werk verricht tussen 20 uur en 6 uur. Eigenlijk is nachtarbeid verboden, maar er zijn heel wat uitzonderingen. Er mag ’s nachts worden gewerkt in hotels, bakkerijen, apotheken, boerderijen, krantenuitgeverijen, elektriciteitscentrales, bij bewakingsfirma’s, schoonmaakbedrijven, enz. Je kunt vaste of wisselende werkroosters hebben. Bij een vast werkrooster begint en eindigt je werkdag op hetzelfde tijdstip. Bij een wisselend werkrooster krijg je een werkrooster met begin- en einduren voor een bepaalde periode. Je kunt ook in ploegen werken. In sommige bedrijven wordt er 7 dagen op 7 gewerkt. Dus ook in het weekend en ’s nachts. In andere bedrijven wordt er alleen tijdens de werkweek gewerkt en ook niet ’s nachts. Je kunt bijvoorbeeld ’s morgens werken (van 6 tot 14 uur), ’s middags (van 14 tot 22 uur) of ’s nachts (van 22 tot 6 uur). Als je deeltijds werkt, doe je minder uren dan degene die voltijds werkt.
Duid aan met een gekleurde boog: • de ochtendploeg • de middagploeg • de nachtploeg
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
7
4. Loon Er is een minimumloon. Op dat minimumloon heb je recht als je ouder dan 21 bent en voltijds werkt. Het brutoloon is het loon dat je werkgever je betaalt. Het nettoloon is het loon dat je werkelijk in handen krijgt. De loonbelasting en de bijdragen voor de sociale zekerheid zijn er afgetrokken. De sociale zekerheid zorgt voor de kinderbijslagen, de werkloosheidsuitkeringen, de terugbetaling van ziektekosten, de pensioenen, enz.
5. Ontslag Ontslag krijgen: • Ontslag op staande voet: je hebt een zware fout gemaakt (vb. diefstal, dronkenschap op het werk). Er is geen opzeggingstermijn en je ontvangt geen schadevergoeding. Normaal ligt er een periode tussen het indienen van het ontslag en het beëindigen van het werk. • Ontslag door opzegging: er is steeds een opzeggingstermijn. Die hangt af van het aantal maanden/jaren dat je op dat bedrijf hebt gewerkt. Ontslag nemen: • Je ontslagbrief moet aangetekend worden verstuurd naar de werkgever.
8
basiseducatie
• Er ligt een periode tussen het indienen van je ontslag en het moment dat je met het werk kan stoppen: de opzeggingstermijn. De lengte van die termijn hangt af van het aantal maanden/jaren dat je op dat bedrijf gewerkt hebt. • Wie zelf ontslag neemt, verliest voor een bepaalde periode het recht op een werkloosheidsuitkering. ontslagbrief
opzeggingstermijn
Einde van het werk
6. Werkloos Om recht te hebben op een uitkering moet je aan 5 voorwaarden voldoen: • Je moet ingeschreven zijn als werkzoekende bij de VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) • Je moet een bepaalde tijd gewerkt hebben. • Je moet arbeidsgeschikt zijn. • Je moet onvrijwillig werkloos zijn. • Je mag geen inkomen hebben.
Wie werkloos is, geen inkomen heeft en niet in aanmerking komt voor een werkloosheidsuitkering kan een leefloon aanvragen bij het OCMW (het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn).
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
9
7. Vijf voorwaarden om een werkloosheidsuitkering te kunnen krijgen
10
basiseducatie
8. Mag dat? Karel heeft een nieuwe baan gevonden. Hij mocht onmiddellijk beginnen. Hij weet niet voor hoelang. Er is geen arbeidsovereenkomst getekend.
Mag dat ? Dirk werkt bij een bouwbedrijf. Hij metst binnen- en buitenmuren. Hij plaatst isolatiemateriaal. Dirk heeft een overeenkomst voor arbeiders.
Mag dat ? Achmed werkt bij een bouwonderneming. Het is een drukke periode. Hij moet van zijn baas werken van 7 uur ’s morgens tot 18 uur ’s avonds.
Mag dat ? Jessica werkt als typiste op een advocatenkantoor. Haar baas vraagt haar een nachtje door te werken om een dossier af te krijgen.
Mag dat ? Fred heeft een boormachine mee naar huis genomen. Een collega van Fred is dat aan de baas gaan vertellen. Fred wordt op staande voet ontslagen. Hij krijgt geen opzeggingstermijn en geen schadevergoeding.
Mag dat ?
Alicia werkt in een kantoor in Brussel. Ze moet brieven versturen en telefoons beantwoorden. Ze heeft een arbeidsovereenkomst voor bedienden.
Mag dat ? Petra werkt als arbeidster in een textielfabriek. Haar proeftijd is voorbij. Ze vindt het werk niet leuk. Ze neemt ontslag. Morgen komt ze niet meer werken.
Mag dat ? In de arbeidsovereenkomst van Malika staat niets over het loon dat ze gaat ontvangen.
Mag dat ? In de arbeidsovereenkomst van Arno staat dat hij e1312 bruto gaat verdienen. Hij krijgt op het einde van de maand e 881 in handen.
Mag dat ? Judith heeft haar werk opgezegd. Ze wil wat meer tijd maken voor de kinderen. Ze verliest een tijd haar recht op een werkloosheidsuitkering.
Mag dat ?
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
11
9. Geldstromen
g e l d s t r o m e n Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering RIZIV
Trek de ontbrekende pijlen
werknemer
werkgever (de baas)
Rijksdienst voor Sociale Zekerheid RSZ
Rijksdienst Voor Pensioenen RVP
Rijksdienst voor Kinderbijslagen voor Werknemers RKW
rechthebbende (ik)
basiseducatie
Rijksdienst Voor Arbeidsvoorziening RVA
vakbonden hulpkas
ziekenfondsen
12
de staat
10. De strijd van de vakbonden Verkiezingen Binnenkort zijn er verkiezingen in de bedrijven. De werknemers kiezen dan hun afgevaardigden. Ze kunnen stemmen voor de kandidaten van de verschillende vakbonden. Vroeger hadden de arbeiders geen of weinig rechten. Dat veranderde in de 19de eeuw. De arbeiders kwamen op voor hun rechten. Samen stonden ze sterker. Ze richtten vakbonden op. In België kwamen er twee grote vakbonden en één kleinere. De socialisten hebben het ABVV. Die vakbond telde in 2004 1,3 miljoen leden. De christelijke arbeiders hebben het ACV. Zij zijn met 1,7 miljoen. Later kwam er ook een liberale vakbond. Die heeft 220.000 leden. Vakbond
Aantal leden
Éénzijdige communicatie ACV
1.700.000
ABVV
1.300.000
ACLVB
220.000
Eisen De vakbonden verdedigen de rechten van de werknemers. Ze stellen eisen over lonen, werktijden en veilig werk. Ze praten over hun eisen met de overheid en de bazen van bedrijven. De vakbonden bereikten in al die jaren al veel. Soms was daarvoor een zware strijd nodig. Staking Soms mislukken de gesprekken met bazen en de overheid. Dan grijpen vakbonden naar andere middelen. Ze kunnen betogen. Arbeiders kunnen het werk onderbreken. Vakbonden kunnen ook stakingen beginnen. Dat kost bedrijven veel geld. Arbeiders kunnen hun bedrijf bezetten. Dat gebeurt vaak als een bedrijf sluit.
Uit: ‘Wablieft’ van 18 juli 2000
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
13
11. De man van de vakbond
(Uit: ‘Wablieft’ van 18 juli 2000)
De meeste arbeiders van de brouwerij Interbrew in Leuven kennen Benny Trompet. Want Benny is de man van de vakbond ACV. De arbeiders hebben hem verkozen. Hij verdedigt de rechten van de arbeiders in het bedrijf. Ondernemingsraad • Jij zit voor de arbeiders in de ondernemingsraad. Wat doet een dergelijke raad? • In de ‘ondernemingsraad’ praten we met de bazen. We zoeken oplossingen voor problemen. Elke maand krijgen we op de ondernemingsraad ook een groot overzicht van de belangrijke zaken. Dan komen bijvoorbeeld de grote bazen hun uitleg doen. Hoeveel mensen zijn er in dienst? Hoeveel vaste arbeiders en hoeveel tijdelijke? Hoeveel bier wordt er verkocht? Is er bier waar iets mis mee is? We krijgen elk jaar ook de rekeningen te zien. Wat zijn de kosten? Hoeveel winst maakt Interbrew? Comité voor preventie en bescherming op het werk Er zitten ook afgevaardigden in het ‘comité voor preventie en bescherming op het werk’. • Wat gebeurt daar? • Het comité houdt zich bezig met de veiligheid op het werk. We maken bijvoorbeeld elk jaar een plan om gevaren te voorkomen. Het werk aan de machines moet natuurlijk veilig zijn. We hebben een plan over het voorkomen van brand. Vakbondsdelegatie • Je bent ook lid van de vakbondsdelegatie? • In die delegatie zitten 10 arbeiders. Vijf mensen van de vakbond ACV en 5 van het ABVV. De vakbonden duiden die mensen zelf aan. Ze worden niet verkozen. Er zit ook een afgevaardigde van de bazen bij. In de delegatie gaat het over problemen waar we elke dag mee te maken krijgen. We praten er bijvoorbeeld over het arbeidsreglement. Het gaat dan over de werktijden of over de tijden om te eten. Het kan bijvoorbeeld ook over het laden gaan. We praten tot we het eens zijn over een oplossing. De ondernemings- raad moet de belangrijke afspraken wel goedkeuren. • Hoe vaak komt die vakbondsdelegatie samen? • Dat gebeurt toch wel 1 tot 2 keer per week. Verkiezingen In heel België gaan arbeiders en bedienden tussen 8 en 21 mei naar de stembus op hun werk. Ze kiezen hun afgevaardigden.
14
basiseducatie
12. Staking • Hoe verloopt de verkiezing? • We kunnen stemmen van 12.30 uur tot 23.30 uur ‘s nachts. Zo krijgen alle ploegen de kans om te stemmen. Zo’n 80 tot 90 arbeiders op 100 gaan echt stemmen. Ze moeten dan met een potlood een bolletje kleuren. De stembussen voor de arbeiders staan in de kantine.
Einde van de Vlaamse Levi’s Levi’s wil 3 fabrieken in Vlaanderen sluiten. Levi’s maakt jeansbroeken. Volgens de bazen worden er te weinig jeans gekocht. En de lonen van de arbeiders in België zijn te hoog. Levi’s sloot ook al meer dan 10 fabrieken in Amerika. Levi’s heeft fabrieken in Deurne bij Antwerpen en in Wervik en Gits in West-Vlaanderen. Er werken meer dan 1.000 mensen. Als de plannen van Levi’s doorgaan, zijn ze allemaal hun werk kwijt. Tegen die beslissinggingen ze in staking. Duur “Een jeans maken in België kost 3 keer zoveel als in Hongarije”, zegt een baas van Levi’s. “Wij zijn het enige merk dat nog fabrieken heeft in West-Europa.” Nu wil Levi’s hier dus ook weg. Ook een fabriek in Frankrijk gaat dicht. Daar werken 530 mensen. Levi’s maakt nu nog altijd winst in België. Vorig jaar was dat nog 436 miljoen frank. “Maar de verkoop van jeans vermindert snel”, zeggen de bazen. Opleiden Levi’s opende pas een nieuwe fabriek in Turkije. Mensen uit België gingen de arbeiders daar opleiden. Dat gebeurde ook in landen in Oost-Europa. Nu zijn de Belgen zelf hun werk kwijt. De arbeiders in Oost-Europa en Turkije nemen het helemaal over.
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
15
Boos De vakbonden zijn boos. Maar ook de politici zijn zeer boos. De minister van arbeid voelt zich bedrogen. “Levi’s beloofde zijn fabrieken open te houden. Dat zegden ze nog in het begin van dit jaar.” Praten Levi’s spreekt over een ‘voorstel tot sluiting’. Er is nog niets beslist. Een bedrijf mag niet zomaar beslissen een fabriek te sluiten. Die regel kwam er na de sluiting van de fabriek van Renault in Vilvoorde vorig jaar. Daar werden 3.000 mensen werkloos. Staken Staken en praten leidde voorlopig tot niets. De bazen zullen waarschijnlijk de fabrieken toch sluiten. Ze willen de arbeiders wel aan ander werk helpen. Ze kunnen ook een nieuwe opleiding volgen. Veel arbeiders gingen maar tot hun 14 jaar naar school. Levi’s is de enige fabriek waar ze gewerkt hebben. Uit: ‘Wablieft’ van 18 juli 2000
16
basiseducatie
13. Open of dicht Waarom moeten de Levi’s fabrieken in Vlaanderen dicht (volgens de bazen)?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Waarom moeten de Levi’s fabrieken in Vlaanderen open blijven (volgens de arbeiders)?
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
17
[B] Wat zeg je tegen wie?
Communicatieve vaardigheden op de werkvloer
Inhoudsopgave 1. Heb je het wel eens moeilijk met de volgende situatie? ........................................................................................................................................................ p. 18 2. Interview . ..................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 21 3. Wie is een goede metselaar, een goede poetsvrouw…? ....................................................................................................................................................... p. 22 4. Sympathiek of niet? ....................................................................................................................................................................................................................................................................... p.23 5. Wat doe je samen? ......................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 24 6. Dicteer de tekening ...................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 25 7. Beeld de volgende gevoelens uit ............................................................................................................................................................................................................................. p. 27 8. Wat zeg je tegen wie? . .............................................................................................................................................................................................................................................................. p. 29 9. Zijn de volgende uitspraken een mening of een feit? ............................................................................................................................................................... p. 31 10. Waarover hebben die twee arbeiders het, denk je? ...................................................................................................................................................................... p. 32 11. Vijf luistersleutels ............................................................................................................................................................................................................................................................................. p. 33 12. Observatielijst ....................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 34 13. Kritiek geven en krijgen ......................................................................................................................................................................................................................................................... p. 35 14. Reageren ...................................................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 36 15. Meningsverschillen ....................................................................................................................................................................................................................................................................... p. 39
1. Heb je het wel eens moeilijk met de volgende situaties?
18
•
Opdrachten, bevelen krijgen van ‘meerderen’: een ploegbaas, een collega met meer ervaring…
•
Kritiek op je werk krijgen van anderen: je ploegbaas, je collega’s, klanten…
basiseducatie
•
Opmerkingen krijgen van anderen over je uiterlijk (je kleding, haarstijl, tatoeages, huidskleur), over je houding, gedrag, nationaliteit, gevangenisverleden…
•
Uitleg, instructies krijgen over hoe je een bepaald werk moet uitvoeren…
•
Luisteren naar anderen: je baas, je collega’s, klanten…
•
Iets vragen aan anderen: extra uitleg als je iets niet begrepen hebt, een verlofdag, ander gereedschap, hulp bij het uitvoeren van een lastige klus…
•
Uitkomen voor je mening, je gedacht zeggen. Als je vindt dat een opdracht anders moet worden uitgevoerd, als je een bepaalde werksituatie onveilig vindt… zeg je daar dan iets van of zwijg je?
• De pauzes: kijk je ernaar uit of vind je het vervelende momenten? Begin je zelf over van alles en nog wat of luister je naar de gesprekken van anderen?
•
Er worden grappen verteld op het werk. Doe je mee of niet? Er worden grappen uitgehaald op het werk. Doe je mee of blijf je op een afstand?
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
19
•
Je moet onder druk presteren: een werk moet tegen een bepaald uur of een bepaalde datum klaar zijn. Kun je de stress aan?
•
Hoe verloopt het samenwerken met anderen? Zijn er problemen?
Samenwerken met collega’s
+
Samenwerken met jongeren
Samenwerken met ouderen
Samenwerken met mannen
Samenwerken met vrouwen
Samenwerken met ploegbazen
•
Heb je van anderen (je familie, je vriendin, je vriend, je leraars, je collega’s, je ploegbaas…) wel eens iets gehoord over je manier van communiceren? Ben je volgens hen eerder… c c c c c c c
20
basiseducatie
open kalm kan goed luisteren haantje de voorste, leider rustig stil serieus, ernstig
c c c c c c c
gesloten opvliegend, snel kwaad kan niet goed luisteren volgzaam zenuwachtig lawaaierig niet serieus
2. Interview 1. Vertel eens iets over je familie: je man, je vrouw, je kinderen, je ouders, je broers, je zussen… Wie zijn ze? Wat doen ze? Hoe oud zijn ze?
2. Vertel eens iets over je schooltijd. Waar ben je naar school geweest? Welke afdeling heb je gevolgd? Wat heb je geleerd?
3.
Wat voor werk doe je? Hoelang al? Welk werk zou je graag doen?
4.
Wat doe je graag in je vrije tijd?
5.
Welke tv-programma’s zie je graag? Welke films zie je graag? Van welke sporten hou je? Naar welke muziek gaat je voorkeur uit? Heb je hobby’s?
6.
Met welke auto rij je? Van welke auto droom je? Welke kleding draag je graag?
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
21
3. Wie is een goede metselaar, een goede poetsvrouw…? Over welke vaardigheden moet een metselaar, poetsvrouw… beschikken?
22
basiseducatie
4. Sympathiek of niet? Over welke eigenschappen beschikken sympathieke en minder sympathieke collega’s?
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
23
5. Wat doe je samen?
Wat doe je samen?
Met wie?
Is die communicatie gemakkelijk (+), moeilijk (-) en waarom? +
24
basiseducatie
-
Waarom?
6. Dicteer de tekening • Begin met de onderste rechthoek. Beschrijf de positie van die rechthoek. Zeg hoe de tweede rechthoek ligt ten opzichte van de eerste, de derde ten opzichte van de tweede en zo verder tot de achtste rechthoek. • Beantwoord geen vragen. • Toon de tekening niet.
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
25
Dicteer de tekening • Begin met de onderste driehoek. Beschrijf de positie van die driehoek. Zeg hoe de tweede driehoek ligt ten opzichte van de eerste, de derde ten opzichte van de Tweede en zo verder tot de achtste driehoek. • Beantwoord vragen. • Toon de tekening niet.
26
basiseducatie
7. Beeld de volgende gevoelens uit • Zeg niets. • Maak alles duidelijk via houdingen, gebaren, gezichtsuitdrukking… +
1. Je bent verlegen.
2. Je bent woedend.
3. Je verveelt je.
4. Je bent bang.
5. Je bent verdrietig.
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
27
6. Je bent het er niet mee eens.
7. Je bent moe.
8. Je wenst iemand veel sterkte toe.
9. Je bedankt iemand.
10. Je hebt de lotto gewonnen.
28
basiseducatie
8. Wat zeg je tegen wie? • Je krijgt een vervelende opdracht. • Hoe reageer je daarop wanneer die vraag komt van...
Ik zou willen dat
IK
DE GROTE BAAS
Ik zou willen dat
IK
DE PLOEGBAAS
Ik zou willen dat
IK
EEN NIEUWE, JONGERE COLLEGA
Ik zou willen dat
IK
EEN OUDERE COLLEGA MET MEER ERVARING
Ik zou willen dat
IK
EEN KLANT
Ik zou willen dat
IK
JE PARTNER
Ik zou willen dat
IK
EEN VRIEND / VRIENDIN
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
29
Het is donderdag en het einde van een drukke werkdag. Je baas vraagt je vriendelijk of je nog een uurtje wil overwerken.
Situatie 1
Je bent heel erg moe. Je zoontje is ziek en heeft je al een paar korte nachten bezorgd. Bij het ontbijt heb je ruzie gekregen met je partner en dat spookt nog steeds door je hoofd. Wat antwoord je?
Situatie 2
30
basiseducatie
Je bent goed gehumeurd. Het werk is prima verlopen en je hebt een weekendje gepland met je partner zonder de kinderen. Wat antwoord je?
9. Zijn de volgende uitspraken een mening of een feit? Uitspraak 1.
Feit
Mening
Prinses Diana stierf tijdens een auto-ongeval in Parijs.
2. Mensen, die drugs gebruiken, zijn dom. 3. De aarde is rond. 4. Spinnen zijn akelige dieren. 5. De zon komt op in het oosten. 6. Jongens zingen beter dan meisjes. 7. Suiker is zoet. 8. Buitenlanders zijn luier dan Belgen. 9. Een Volkswagen is een betere auto dan een Renault. 10. Van harddrugs kan je sterven. 11. Dieren onderbrengen in een dierentuin is wreed. 12. Mannen zijn sterker dan vrouwen. 13. God is goed. 14. De aarde is de mooiste planeet uit het heelal. 15. Het regent altijd in België. 16. Als een appel uit een boom valt, valt hij naar beneden. 17. De baas weet het beter. 18. Als je veilig wil werken, moet je de voorschriften volgen.
t i e f of g? n i n me
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
31
10. Waarover hebben die twee arbeiders het, denk je? Schrijf hun gesprekje op in de tekstballonnetjes.
32
basiseducatie
11. Vijf luistersleutels
AAN-
-DACHT
1. LUISTERHOUDING
2. OOGCONTACT
-MOEDIGING
3. MMMKNIKKEN
4. UITLEG VRAGEN
-VAARDING
5. RESPECT TONEN
Een cartoon van Zak voor Siemens
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
33
12. Observatiellijst Niet-verbaal gedrag (zonder woorden) Is er oogcontact?
+
Heeft hij een luisterhouding? Welke houding neemt hij aan? Hoe houdt hij zijn handen? Wat doet hij met zijn voeten? Knikt hij? Vraagt hij uitleg? Toont hij respect?
Verbaal gedrag (met woorden) Heeft hij veel of weinig gezegd? Heeft hij vragen gesteld? Heeft hij over zijn gevoelens gesproken? Heeft hij vriendelijk of onvriendelijk gesproken? Heeft hij luid of zacht gesproken?
34
basiseducatie
+
13. Kritiek geven en krijgen Enkele situaties: 1. Als je aan je werk wilt beginnen, merk je dat een stuk gereedschap dat je nodig hebt, stuk is. Je weet dat een collega gisteren met dat gereedschap heeft gewerkt. Die heeft je echter niets gezegd. 2. Je bent in het magazijn gestruikeld. Je hebt daarbij je voet bezeerd. Je collega had een doos in de gang laten staan. 3. Een collega heeft enkele weken terug 20 e van je geleend. Hij heeft dat bedrag nog steeds niet terugbetaald. 4. Een collega heeft je in het bijzijn van anderen uitgelachen met je nieuwe kapsel. 5. Een collega heeft tegen de ploegbaas gezegd dat hij het grootste deel van de klus heeft opgeknapt. In werkelijkheid heb jij het meeste werk gedaan. 6. Elke maand krijg je je loon te laat. 7. Je baas zegt dat je minder moet praten en meer moet werken. 8. Je hebt een collega in het magazijn betrapt op het stelen van materiaal van de firma. 9. Jij steekt een sigaretje op in het atelier waar dat ten strengste verboden is. De ploegbaas komt naar je toe…
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
35
14. Reageren Je staat al drie kwartier in de file op een autosnelweg. In je achteruitkijkspiegel zie je een grote auto die langs de file rijdt op de pechstrook. Die auto is nog 50 meter van je verwijderd. Wat voel je?
Wat doe je? Hoe reageer je?
36
basiseducatie
Niet-weerbaar (hulpeloos)
Weerbaar
Subassertief Éénzijdige commutie
In de aanval Assertief
Agressief
Je kunt niet voor jezelf opkomen.
Je kunt voor jezelf opkomen.
Je komt enkel op voor jezelf
Je hebt te weinig respect voor jezelf.
Je hebt respect voor jezelf én voor de ander.
Je hebt te weinig respect voor de ander.
Je slikt alles in.
Je zegt het op een rustige en respectvolle manier.
Je spuwt het uit.
Niet-verbaal gedrag: • klein stemmetje • ineengedoken • zenuwachtig
Niet-verbaal gedrag • normale stem • gecontroleerd • rustig
Niet-verbaal gedrag • harde stem • wilde gebaren • boos
struisvogel
wijze uil
arend
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
37
Situaties Hoe reageert een agressieve persoon? Hoe reageert een niet-weerbare persoon? 1. Je staat in een winkel in de rij. Het is jouw beurt. Een andere klant steekt je voorbij. Hoe reageer je als je een agressieve persoon bent?
Hoe reageer je als je een niet-weerbare persoon bent?
2. Je werkt met twee aan een klus. Je collega laat jou al het zware werk doen. Hoe reageer je als je een agressieve persoon bent?
Hoe reageer je als je een niet-weerbare persoon bent?
3. Een collega is ziek. De ploegbaas vraagt je hem op je vrije dag te vervangen. Hoe reageer je als je een agressieve persoon bent?
Hoe reageer je als je een niet-weerbare persoon bent?
4. Je bent de jongste. De rotkarweitjes zijn altijd voor jou. Hoe reageer je als je een agressieve persoon bent?
38
Hoe reageer je als je een niet-weerbare persoon bent?
basiseducatie
15. Meningsverschillen Waar mensen zijn, is er wel eens…
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
39
HERKEN JE DIT? RUZIE
+Herken je dat?
1. NIET LUISTEREN 2. HEFTIG REAGEREN: ROEPEN 3. ETIKETTEN PLAKKEN: JIJ DIT, JIJ DAT 4. SLACHTOFFER SPELEN 5. DE ANDER BELACHELIJK MAKEN
Doe je dat zelf soms ook?
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
ja
nee
VIND JE DAAR IETS VAN TERUG IN DEZE SCHEMA’S? Negatieve kritiek Je wordt boos, je roept, je scheldt: ‘jij dit, jij dat…’ Je valt de ander aan als persoon. Je haalt oude koeien uit de gracht. Je luistert niet naar de ander. Je geeft geen oplossing aan. Niet-weerbaar (hulpeloos) - struisvogel
In de aanval - arend
Subassertief
40
Agressief
Je kunt niet voor jezelf opkomen.
Je komt enkel op voor jezelf.
Je hebt te weinig respect voor jezelf.
Je hebt te weinig respect voor de ander.
Je slikt alles in.
Je spuwt het uit.
Niet-verbaal gedrag: • klein stemmetje • ineengedoken • zenuwachtig
Niet-verbaal gedrag: • harde stem • wilde gebaren • boos
basiseducatie
Soort communicatie
Wat is het probleem?
• Je geeft jouw standpunt: ik vind dat • Je komt op voor jezelf. • Je luistert aandachtig. • Je hebt respect voor de ander.
Welke oplossingen kunnen er gegeven worden aan dat meningsverschil?
• Zet alle mogelijke oplossingen op een rijtje.
Welke oplossing is voor jullie beiden de beste?
• Je geeft jouw standpunt: ik vind dat… • Je komt op voor jezelf. • Je luistert aandachtig. • Je hebt respect voor de ander.
Jullie spreken samen af om de gekozen oplossing uit te voeren.
Ik tel mee op het werk
1
leefsfeer
41