De Digitale Generatie Een blik op de toekomst van de informatiesamenleving via de eerste generatie die is opgegroeid met ICT
Rathenau Instituut Sociaal Cultureel Planbureau Mei 2005
Inhoud Inhoud .................................................................................................................................................................... 2 Inleiding ................................................................................................................................................................. 3 Expertbijeenkomst De Digitale Generatie .......................................................................................................... 4 Vriendenkringen on- en off-line .................................................................................................................... 4 De dwang van het netwerk ............................................................................................................................ 4 Ouderlijk toezicht .......................................................................................................................................... 4 Schokkende beelden ...................................................................................................................................... 5 Internet en identiteitsvorming........................................................................................................................ 5 Leven in je eigen mobiele wereld.................................................................................................................. 6 Afstomping.................................................................................................................................................... 6 Leereffecten................................................................................................................................................... 6 Verschraling van de Nederlandse cultuur...................................................................................................... 6 Onderwijsvernieuwing .................................................................................................................................. 7 Kids en commercie ........................................................................................................................................ 7 Kennisnetwerken en sociale digitale vaardigheden ....................................................................................... 7 Civil Society .................................................................................................................................................. 8 Issues ............................................................................................................................................................. 8 Interne discussie Rathenau Instituut en SCP ..................................................................................................... 9 Bijlage 1: Programma expertbijeenkomst ........................................................................................................ 11 Bijlage 2: Achtergrondnotitie............................................................................................................................. 12 Bijlage 3: Issues ................................................................................................................................................... 18 Bijlage 4: Deelnemerslijst ................................................................................................................................... 21
2
Inleiding Jongeren die na 1980 zijn geboren, vormen de eerste generatie die is opgegroeid met Internet, e-mail computergames en mobiele telefonie. Ze zijn voorlopers en veelgebruikers van ICT en worden daarom ook wel de digitale generatie genoemd. De digitale generatie roept veel vragen op, zowel voor onderzoek als voor beleid. Jongeren kunnen met behulp van ICT steeds meer zelf hun leven bepalen, onafhankelijk van ouders en docenten die steeds minder begrijpen van de virtuele jongerenwereld. Traditionele opvoeders worden steeds meer vervangen door leeftijdsgenoten (peers), bedrijven en andere on line contacten. De gevolgen van hun digitale ontwikkeling beginnen zichtbaar te worden. Dat vraagt om een overzicht en om na te denken over de gevolgen voor de toekomst. Het Rathenau Instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau hebben allebei de digitale generatie opgenomen in hun programma voor 2005-2006. Om die reden is dan ook besloten het thema samen verder uit te werken. Samenwerking biedt betere mogelijkheden om beleidsrelevante kwesties in kaart te brengen, empirisch te toetsen en te agenderen bij relevante ministeries. Voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) zal het gaan over onderwijsvernieuwing en cultuuroverdracht (zo wordt er momenteel een expertisecentrum Jeugd & Media opgezet); het ministerie van Binnenlandse Zaken (BiZa) kan geattendeerd worden op nieuwe vormen van politiek activisme waar jongeren aan deelnemen (smart mobs, weblogs en podcasten) en voor het ministerie van Economische Zaken (EZ) is de digitale generatie de werknemer van de toekomst die kansen biedt voor innovatie van werkprocessen. Een van de eerste gezamenlijke activiteiten van het Rathenau Instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) is het bijeenbrengen van 25 experts in Den Haag op 17 maart 2005. Daarvan volgt hier het verslag.
3
Expertbijeenkomst De Digitale Generatie 17 maart 2005 vond in de C-Toren van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in Den Haag de bijeenkomst De Digitale Generatie plaats. Het betrof een oriënterende bijeenkomst waarmee het Rathenau Instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau overzicht wilden krijgen van de sociale en politieke thema’s rondom de eerste generatie die is opgegroeid met ICT. De bijeenkomst duurde de hele dag en was ingedeeld in vier thema’s: digitale relaties, vermaak, werk en stem (bijlage 1). In dit verslag is deze vierdeling losgelaten en vooral gekeken naar de onderwerpen die door de deelnemers zijn ingebracht.
Vriendenkringen on- en off line Regina van den Eijnden (IVO) stelt dat Instant Messenger op dit moment voor jongeren het meest gebruikte digitale communicatiemiddel is. Jongeren van dertien tot vijftien jaar gebruiken het gemiddeld tien tot vijftien uur per week. Ze communiceren vooral met jongeren die ze ook off line kennen. Het geeft hen de mogelijkheid om thuis door te gaan met de gesprekken van school. Ook blijven zo ‘oude’ relaties, bijvoorbeeld uit de basisschooltijd, in stand. Zoveel mogelijk namen in de persoonlijke lijst wordt gezien als een statussymbool. Doordat jongeren vaak de adressenlijst van anderen overnemen, krijgt Instant Messenger steeds meer het karakter van een anonieme chatbox.
De dwang van het netwerk Jongeren vinden het belangrijk om on line te communiceren. Bij sommigen kan zelfs gesproken worden van compulsief internetgebruik (gedefinieerd als een vorm van controleverlies). Dit komt meer voor bij meisjes dan bij jongens. Sociale druk speelt hier mogelijk een rol. Een belangrijk voordeel van Instant Messenger is dat het geen geld kost. Het staat vaak aan tijdens het huiswerk maken. Twintig procent van de jongeren heeft een computer op zijn kamer. Er is weinig zicht op de effecten op het huiswerk en de schoolprestaties. Er wordt ook steeds vaker aan dating gedaan via het Internet. Van den Eijnden verbaast zich over de vele schaars geklede tienermeisjes op dating sites.
Ouderlijk toezicht Marjolijn Durinck doet vanuit ECP een project over veilig Internet voor kinderen, als onderdeel van het programma KWINT (Kwetsbaarheid op Internet). Ze vertelt dat ouders weinig weten over veilig internetten. Ze weten vaak niet eens wat MSN of Google is of dat ze filters kunnen installeren. Veel ouders zijn onverschillig of denken dat ze controle hebben over hun kinderen omdat ze braaf thuis achter de computer zitten, maar ze hebben geen idee in welke werelden hun kroost digitaal participeert. Durinck: “deze ouders denken: ik begrijp het niet, maar het zal wel”. Ouders zijn vooral bang voor porno, geweld en pedofilie. Nadrukkelijk wordt gewezen op het uitwisselen van wrede beelden, die gemoedsverstorend zijn, maar wel als statussymbool fungeren in jongerengroepen. Een Amerikaans onderzoek van de Kaiser Family Foundation laat zien dat ouders wel regels stellen voor het gebruik van de TV, maar relatief weinig voor het gebruik van de PC. Dit gebeurt vaak uit onwetendheid. Kinderen kloppen niet meer bij hun aan ouders als ze on line problemen hebben. Peter Nikken (Expertisecentrum Jeugd en Media) spreekt van “een geïsoleerd mediabestaan van kinderen”. In Nederland is een aantal initiatieven om de veiligheid van het Internet voor kinderen te vergroten, zoals ‘Veilig Internet voor kinderen’ en ‘Surfen op safe’ van het ministerie van Economische Zaken. Maar kinderen doen er ook zelf alles aan om hun ouders digitaal buiten te sluiten, volgens Lenie Brouwer (VU). Ouders kennen het niet, dat maakt het cool. De ‘comfortzone’ is voor jongeren dus gemakkelijk te bewaken. Op school is er wel toezicht op Internetgebruik. Maar scholen hebben niet of nauwelijks een rol in de sturing van on-line gedrag. ICT op school heeft een andere functie dan thuis. Jan Staman (Rathenau Instituut) concludeert dat leeftijdsgenoten blijkbaar heel belangrijk zijn en vraagt zich af wat daar de betekenis van is. Jos de Haan (SCP) merkt op dat er in plaats van een generatieconflict sprake lijkt te zijn van een generatiestilte.
4
Schokkende beelden De vraag is wat er gevaarlijk is aan surfen zonder toezicht. Jasmijn Snoijink (EPN) stelt dat het beeldmateriaal niet onderschat moet worden. Er zijn echt verschrikkelijke zaken op het Internet te vinden, bijvoorbeeld de onthoofding van een man. De mensen van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) die dergelijk materiaal scannen staan continu onder begeleiding van psychologen om met die beelden om te kunnen gaan. Onder kinderen is er een cultuur ontstaan van tegen elkaar opbieden van gruwelijkheden. Internet werkt ontremmend en jongeren onderschatten dat Internet niet snel vergeet. Een ‘jeugdzonde’ die op het Internet belandt komt daar niet gemakkelijk vanaf. Zo is er een voorbeeld van een meisje dat ergens solliciteerde en geconfronteerd werd met naaktfoto’s van zichzelf, gevonden via Google. Een foutje op je vijftiende lijkt in deze tijd meer impact te hebben dan vroeger. Naast beeldmateriaal kan on line communicatie ook negatieve psychosociale gevolgen hebben. Regina van den Eijnden vertelt dat haar onderzoek een negatief effect laat zien tussen Internetgebruik (vooral MSN) en gevoelens van eenzaamheid en somberheid. Dit speelt vooral bij communicatie met vreemden. Jongeren waar het al niet goed mee gaat, zijn daar extra gevoelig voor en vormen een risicogroep. Het Internet biedt hun blijkbaar weinig soelaas. Joost Raessens (Universiteit Utrecht) vraagt zich af of het allemaal echt zo erg is. Hij verwijst daarbij naar Plato, die een negatief effect van het boek op het geheugen verwachtte. Rob Rapmund stelt dat de jongerencultuur niet volwassen beoordeeld moet worden en dat hypocrisie met betrekking tot geweld niet gewenst is. Pulp Fiction, een film met veel geweld en scheldwoorden, beschouwen velen als kunst. We moeten rekening houden met het geluid van jongeren. Refererend naar een onderzoek onder jongeren stelt Alphons ten Brummelhuis (Stichting ICT op School) dat de jeugd vindt dat er op school streng toezicht is op het gebruik van Internet. Thuis is er volgens hen te weinig toezicht. Jongeren willen de generatie na hen behoeden voor uitwassen van het Internet. Er is dus een wereld van verschil tussen de functie van ICT binnen en buiten de school.
Internet en identiteitsvorming Internet is niet alleen negatief. Het zorgt ook voor intensivering van positieve zaken. Het gaat om de balans. Positieve aspecten die worden genoemd zijn: versterking van sociale relaties, role playing, groepsvorming rond specifieke interesses, opbouw van reputatiesystemen en problemen uitwisselen. Dit komt allemaal voort uit twee essentiële kenmerken van Internet: het is anoniem en het stelt in staat veel mensen te bereiken. Het geeft daarmee jongeren de ruimte om hun identiteit te ontwikkelen, hun positie te bepalen ten opzichte van een ander en verschillende rollen te oefenen. Van den Eijnden vindt het zeer positief dat ICT mogelijkheden biedt voor het verdiepen van relaties, bijvoorbeeld door het uitwisselen van intieme informatie en role playing ten aanzien van bijvoorbeeld seksuele geaardheid. Jeroen Jansz (Universiteit van Amsterdam) geeft aan dat het Internet het uitproberen van verschillende rollen intensiveert. Echte rolwisselingen komen niet veel voor, hoewel dit eind van de jaren negentig door sommigen wel werd verwacht. Het grote positieve effect is volgens Jansz dat Internet het mogelijk maakt om een aantal rollen voorzichtig uit te proberen. Arjan Widlak (Politiek Digitaal) stelt dat Internet het vormen van groepen rondom specifieke kennis gemakkelijk maakt en een meritocratische omgeving biedt. Antropologe Lenie Brouwer (VU) vertelt over de website Jasmina, die voor Marokkaanse jongeren een belangrijke rol speelt bij identiteitvorming en het bepalen van strategische keuzen. De toegankelijkheid van de site en de anonimiteit (“ouders begrijpen het niet”) creëren een ruimte waarbinnen verschillende taboes of gevoelige onderwerpen besproken kunnen worden, zoals het wel of niet dragen van een hoofddoek en uithuwelijken. Over het algemeen wordt gesteld dat we moeten kijken naar de rol van on line betekenisgeving en identiteitsontwikkeling van jongeren waarbij toepassing van een antropologische methode zinvol kan zijn.
5
Leven in je eigen mobiele wereld Tijdens de bijeenkomst werd de digitale generatie vooral besproken vanuit specifieke applicaties: email, Internet, gamen en mobiel bellen. Hoe zien jongeren dat zelf? Kees Froeling (KPN) stelt dat de mobiele telefoon voor jongeren een vanzelfsprekend verlengstuk is van de PC en vice versa. Een nieuw product van KPN – de HipTop 2 – speelt daar op in en combineert gaming, mobiele telefonie en MSN. Froeling noemt de mobiel de afstandsbediening voor het leven van jongeren. ICT toepassingen maken het gemakkelijk om de comfortzone te beschermen en pijnlijke of emotionele momenten uit de weg te gaan. Froeling verwijst naar Maleisië waar scheiden via SMS mogelijk is. Rob Rapmund (Adviesgroep Publiek Domein en Innovatie) vertelt in dit verband het relaas van een lerares die jaren als begeleider meegaat op zomerkamp. Die lerares voelde zich afgelopen zomerkamp volstrekt nutteloos, omdat de kinderen met hun mobiel hun eigen wereld bij zich hadden. Ze waren in control en leefden in een bubble met hun eigen wereld. Het lijkt erop dat off-line on-line is geworden. Rapmund vraagt zich af of we te maken hebben met een ander volk, een nieuwe digitale stam? Jos de Groen (OCW) stelt dat jongeren inderdaad hun eigen wereld creëren, maar dat er wel degelijk grensvlakken bestaan tussen de wereld van jongeren en ouders of docenten. Hij vraagt zich tevens af of je als ouder die wereld moet willen controleren. Brouwer stelt dat de nieuwe generatie een technologische voorsprong heeft. In die zin is er sprake van een nieuwe generatiekloof. Jansz relativeert dit en verwacht dat die kloof tijdelijk is. De nieuwe generatie ouderen zal contact maken met jongeren via de nieuwe media en ICT, denk aan gaming.
Afstomping Terug naar de schadelijke beelden, nu specifiek over gewelddadig materiaal. Als voorbeeld wordt de laatste Elsevier getoond, waarin wordt gesteld dat gamen kinderen gewelddadig maakt. Deze discussie wordt vaak gevoerd in de media, maar wat is de wetenschappelijke stand van zaken? Jansz stelt dat we ons niet blind moeten staren op incidenten zoals op Columbine Highschool en Erfurt, waar gamende jongeren klasgenoten neerschoten. Een meta-analyse van de vele onderzoeken op dit gebied laat een mild positief effect zien tussen blootstelling aan gewelddadige beelden en agressief gedrag. En het effect van geweld in games is kleiner dan geweld op TV. Afstomping van geweld en ruw taalgebruik (zoals bitch en fuck) is wellicht erger. Ook het wereldbeeld dat door verschillende games wordt uitgedragen is verontrustender dan blootstelling aan geweld als zodanig. Ouders zijn zich daar niet bewust van. Een goed voorbeeld is het spel Grand Theft Auto (ook wel GTA San Andreas) dat volgens de rating van PEGI (Pan-European Games Information) gespeeld mag worden vanaf 18 jaar. De cartoonachtige doos trekt echter kleinere kinderen aan. Ook ouders zien vaak niet dat het niet voor hun kinderen bedoeld is.
Leereffecten Tegenover gewelddadig gedrag van een zeer kleine groep, staan positieve leereffecten voor de grote groep gamers. Jansz noemt er drie: signaal detectie (onderscheiden van verschillen), problemen oplossen en sociale effecten bij het samenspelen. Deze effecten treden niet alleen op bij jongeren, maar ook bij ouderen. Zijn hier kansen voor het onderwijs om games toe te passen in nieuwe leermethoden? En zo ja: wat is dan de juiste verhouding tussen visuele en auditieve stimuli? Brummelhuis waarschuwt dat bij het gebruik van games in het onderwijs het gevaar van overbelasting ontstaat door teveel prikkels: tekst, geluid en beeld tegelijk. Hij ziet de leerkracht als centrale schakel tussen de leerling en ICT. De leraar bepaalt welke aanbiedingsvorm de beste is. Raessens vertelt dat het Amerikaanse leger on line games inzetten om soldaten te rekruteren en op te leiden.
Verschraling van de Nederlandse cultuur Sannette Naeyé (Cinekid) ziet naast de genoemde positieve effecten andere lange termijneffecten van een mediagedomineerde cultuur. Ten eerste valt volgens haar door het zappend gebruik van digitale media de vanzelfsprekende ordening voor kinderen vaak weg: bloemen naast de vis, vlees naast de dildo. Het zet enkele elementaire noties van wat het is om mens te zijn onder druk. Ten tweede sluit gaming meisjes uit. Ten derde vreest Naeyé voor een verschraling van de Nederlandse cultuur omdat
6
er weinig tot geen Nederlandse cultuurdragende mediatools of content voor kinderen en jongeren worden gemaakt. Dit terwijl er in Nederland zoveel talent is om jeugdcultuur te produceren, getuige het internationale niveau van kinderfilm, -theater, illustraties, kinderboeken, tv, etc. Dat is duidelijk een onbenutte kans waardoor Nederlandse jongeren zijn uitgeleverd aan de Amerikaanse markt en cultuur. Dit hangt volgens haar samen met het subsidiesysteem dat oudere media tot een publieke zaak verheft (de artistieke film, de publieke omroep, videokunst) en nieuwe mediaproducties niet. Rapmund vraagt zich af of bescherming van de Nederlandse cultuur door het stimuleren van Nederlandstalige games zinloos is omdat we al lang achterlopen.
Onderwijsvernieuwing Hoe kan onderwijs aansluiten bij de digitale generatie? Jos de Groen (OCW) stelt dat in het onderwijs het einde van het industriële tijdperk zichtbaar is: het uniforme pakket kan niet meer, er is behoefte aan flexibilisering. Maar hoe? Innovatie vindt vooral plaats op scholen. Leerlingen doen steeds meer zelf en krijgen flexibele vormen van examen. Hierdoor zijn er grote verschillen tussen scholen. ICT geeft leerlingen de mogelijkheid steeds meer zelf te doen. Maar het blijkt moeilijk jongeren alleen achter de computer te laten zitten. Leerlingen zijn dan niet gemotiveerd en krijgen geen feedback. Een voorbeeld van Jan Adema, docent ICT Academie. Op zijn school werken de leerlingen in Tutorgroepen: groepen van acht tot elf leerlingen krijgen een opdracht, verdelen en coördineren de taken met behulp van ICT en een procesbegeleider. Het uiteindelijke resultaat wordt beoordeeld door een deskundige. Op de ICT Academie werkt dat, maar er zijn ook leerlingen die behoefte hebben aan de meer klassieke onderwijsvorm. Over het algemeen wordt het idee gedeeld dat het onderwijs de boot heeft gemist wat betreft ICT gebruik onder jongeren. Wat kan er verbeteren? Moeten scholen hier eigenlijk wel in meegaan? Het probleem ligt vooral bij de docenten. Sanette Naeyé stelt dat kinderen perfecte ICT-gebruikers zijn en docenten daar te weinig op inspelen. Jeroen Jansz: oudere docenten kunnen niet met ICT omgaan terwijl de jongere docenten zich beperkt voelen in hun mogelijkheden. Maar wat doe je daar aan?
Kids en commercie Als het gaat over mogelijke gevaren van Internet voor kinderen, gaat het vaak over gewelddadig of pornografisch beeldmateriaal. Hoe zien de deelnemers andere gevaren, zoals agressieve marketing voor jongeren en kinderen? Ze bezoeken sites en geven daar veel van hun persoonlijke informatie vrij in ruil voor content, spelletjes en contact. Marktpartijen kunnen dit gebruiken voor marktonderzoek, om jongeren persoonlijk te benaderen en aan zich te binden. De groepen die zich zo aan een aanbieder verbinden worden ook wel branded communities genoemd. Daarbij worden de grenzen van de privacy nogal eens overschreden. Wordt dit door betrokkenen, zoals Veilig internetten, als een gevaar gezien? Peter Nikken van het Expertisecentrum Jeugd en Media vindt dat de overheid ten aanzien van reclame een onevenwichtig beleid voert, door wel specifieke regelingen te hebben voor de oude media (print en tv) en niet voor Internet. Er wordt opgemerkt dat kinderen niet altijd het onderscheid maken tussen reclame, commerciële informatie en andere informatie en vaak vanuit hun naïviteit geen tegenprestatie verwachten voor gratis content of applicaties. Dat maakt kinderen tot makkelijke klanten. Verder wordt gewezen op lock-in effecten: wie eenmaal een provider heeft, wisselt niet snel. Er vindt machtsvorming plaats rond technologieaanbieders, maar de vraag is of kinderen en jongeren daar meer of minder last van hebben dan ouderen. Dit gevaar is overigens tot nu toe geen onderwerp geweest voor organisaties die zich bezig houden met veilig Internetten. Durinck merkt op dat het daar misschien tijd voor is.
Kennisnetwerken en sociale digitale vaardigheden Kees Froeling van KPN ziet organisaties zich steeds meer ontwikkelen tot communities waar zaken bottom-up geregeld worden (Google of Skype). KPN werkt nu ook met zelfstandige monteurs. Deze krijgen niet meer van hun baas te horen wat ze moeten doen, maar zoeken zelf in de database naar klussen die bij hun passen. Zo wordt optimaal gebruik gemaakt van kennis en competenties. Dit
7
proces voltrekt zich nu ook in de thuiszorg. Het heet ketenomkering, een nieuwe manier van werken die mogelijk wordt gemaakt door ICT. De vraag wordt gesteld of ketenomkering werkt en overal op toepasbaar is. En als het werktt, hoe kan het onderwijs jongeren voorbereiden op deze manier van werken? Jansz stelt dat de nieuwe generatie weliswaar handig is met applicaties, maar vraagt zich af of de jongeren straks nog wel goed kunnen samenwerken: afspraken maken en zich daaraan houden. Zullen ze dan vooral sociale vaardigheden moeten leren, zoals teamwork? Ten Brummelhuis vindt dat het onderwijs zich juist moet richten op de sociale competenties die daar voorwaarde voor zijn. Froeling zegt dat werkgevers vooral verwachten dat jongeren een bepaalde mentaliteit meekrijgen van school. Dat is belangrijker dan de computers in de klas. Hier liggen wellicht de kansen voor onderwijsvernieuwing: niet zozeer meer doen met computers, maar eerder werken aan de sociale vaardigheden die over blijven en net zo belangrijk zijn in de kenniseconomie. De aandacht in de discussie over digitale vaardigheden dient te verschuiven van technische naar sociale digitale vaardigheden.
Civil Society Hoe vormen jongeren een mening over de samenleving en op welke manier zijn ze politiek actief? Arjan Widlak van Politiek Digitaal merkt bij hun on line stemwijzer dat jongeren gemakkelijk switchen in ideologie. Kinderen kijken naïever en meer onbevangen naar zaken issues en niet of het past in een ideologie. Omgekeerd richt de politiek zich steeds meer op issues. Verder ziet hij steeds vaker tijdelijke netwerken ontstaan naar aanleiding van een actualiteit. Een voorbeeld hiervan is de hoax: een e-mail bericht dat probeert de lezer zover te krijgen dat hij de inhoud voor waar aanneemt en het bericht doorstuurt. Het nieuwsaanbod democratiseert. Dat geeft meer keuze, maar het wordt wel steeds moeilijk te bepalen wat waar is: meer bronnen met minder kwalitatieve nieuwsgaring.
Issues Aan het eind van de discussie werd elke deelnemer gevraagd issues te formuleren die verdere aandacht verdienen en uitgewerkt dienen te worden. Deze issues zijn opgenomen in bijlage 3.
8
Interne discussie Rathenau Instituut en Sociaal Cultureel Planbureau Eén van de belangrijkste constateringen na deze bijeenkomst is dat jongeren met ICT hun sociale relaties, culturele vorming, politiek bewustzijn en zelfs opvoeding steeds meer zelf vormgeven. De interactie tussen jongeren onderling en met bedrijven neemt toe, die met klassieke opvoeders – ouders en leraren – neemt af. Deze ontwikkeling werd op verschillende manieren benoemd: ketenomkering, decentralisering, onthiërarchisering, meritocratisering, bottum-up empowerment, digitale ruimte om de eigen identiteit te ontwikkelen, breuk in de cultuuroverdracht, generatiestilte, always ‘on’, de digitale comfort zone, in control, digitale bubble. Het gaat allemaal om de notie dat jongeren de inrichting van hun leven steeds meer in eigen hand kunnen nemen en dat ook doen, dankzij ICT. In het bedrijfsleven is deze ontwikkeling al doorgedrongen en wordt de zelforganisatie van werknemers van hogerhand bewust gestimuleerd en ondersteund. Zo draagt het bij aan het doel, efficiëntie en voortbestaan van de betreffende sociale praktijk. Maar ook op andere terreinen zien we een opmars, mogelijk gemaakt en versterkt door ICT (Internet, mobiele telefonie, sociale software). Denk aan het studiehuis, het onderhandelingshuishouden waarin kinderen de dienst uitmaken, de “anders globalisten” die in no time hele steden “gevangen” kunnen nemen of aan een initiatief als “AlmereRulez” waar van onderop nieuws wordt gemaakt. Groot verschil met het bedrijfsleven is dat het proces van onthiërarchiesering op die terreinen niet van bovenaf wordt aangestuurd en vaak zelfs niet eens bewust wordt gezien. Op school, in de opvoeding en op het gebied van de nieuwsvoorziening, heeft het proces van decentralisering daardoor een meer autonoom en radicaal karakter. Zo wordt in toenemende mate van onderop vorm gegeven aan deze sociale praktijken. De top (ouders, docenten of de politiek) lijkt daarbij de aansluiting met de bottom te verliezen. Een term als ‘generatiestilte’ – die tijdens de workshop opkwam en verwijst naar het idee dat jongeren steeds meer op zichzelf en elkaar zijn aangewezen en opvoeders en leraren niet in staat zijn om jongeren de benodigde vaardigheden bij te brengen - verwoordt een dergelijk angstvisioen. De positie en de rol van klassieke gezagsdragers en de mate waarin zij op een verantwoorde manier vorm kunnen geven aan bepaalde sociale praktijken (bijvoorbeeld via het zien en grijpen van kansen en het tegengaan van negatieve gevolgen) staat daarom op het spel. De vraag is dus op welke terreinen deze door ICT bemiddelde ketenomkering of empowerment van onderaf plaatsvindt, in hoeverre die terreinen daarop zijn toegesneden, welke interventies nodig of mogelijk zijn om daarvoor zorg te dragen en wat de (mogelijke) gevolgen zijn als die interventies uitblijven. Hoe verandert ICT sociale relaties en hoe kan daarop ingespeeld worden? Worden alle mogelijkheden gebruikt? Worden er kansen gemist? Hoe ziet de toekomst van de informatiesamenleving eruit, met en zonder bedoelde interventies? Ketenomkering vraagt in elk geval om een andere manier van naar de werkelijkheid kijken, om andere rollen en vaardigheden. In het gezin en het onderwijs, maar ook in de politiek. Het gaat hier niet meer (primair) om infrastructuur, technische vaardigheden of toegang tot de digitale wereld. Nu de techniek er is, is de vraag vooral: wie maken op welke manier gebruik van ICT en wat zijn daarvan de sociaalmaatschappelijke, politieke en economische gevolgen op de langere termijn? Sluit het onderwijs straks nog aan op de arbeidsmarkt? Jongeren maken intensief gebruik van ICT, die hen in staat stelt hun eigen digitale bubble te creëren, beheren en af te bakenen (“de mobiel als afstandsbediening van het leven”). Dit is niet nieuw, maar ICT zorgt wel voor een acceleratie en intensivering. Jongeren scheppen een nieuwe, horizontale, virtuele wereld. Ze bespreken alles wat ze tegenkomen in hun eigen taal en op hun eigen manier. Primaire opvoeders (ouders, docenten) verliezen terrein aan peers en marktpartijen. Docenten snappen weinig van ICT en ouders hebben een schijnidee van controle als hun kinderen thuis achter de pc
9
zitten, omdat ze allang de deur niet meer uit hoeven om in aanraking te komen met al het mooie en lelijke dat de wereld te bieden heeft. Volgens sommigen leiden jongeren in toenemende mate een “geïsoleerd mediabestaan”. Dit raakt aan het thema van cultuuroverdracht. Weliswaar wordt cultureel erfgoed door ICT steeds toegankelijker, maar ook hier is niet zozeer de toegang als wel het gebruik mogelijk een probleem. ICT heeft al sterk bijgedragen aan de empowerment van jongeren. Bij het scheppen van een eigen digitale en horizontale wereld en de vraag hoe deze verbonden te houden met de ‘gewone’ wereld, speelt de kwestie van sociale digitale vaardigheden. Ketenomkering stelt hoge eisen aan de zelfstandigheid en het beoordelingsvermogen van jongeren. Is de digitale generatie met andere woorden eigenlijk wel toegerust voor de bedoelde zelforganisatie? Ook op dit punt komt het aan op bewustwording bij en empowerment van ouders, docenten en politici (oftewel van allen die niet tot de digitale generatie behoren). De boodschap aan de politiek is, kort gezegd, dat er door ICT een nieuwe sociale wereld aan het ontstaan is die zich grotendeels aan de ogen van gezagsdragers ontrekt. Het is van belang zicht te krijgen op deze veranderingen. Het is daarom zaak om via analyse en debat te kijken op welke wijze ICT sociale, culturele, economische en politieke praktijken verandert en van daaruit tot een doordachte toekomstvisie te komen. Ga dus na welke mogelijkheden de onderhavige ontwikkelingen bieden en of er geen kansen gemist worden. Onderzoek welke interventies nodig zijn om te komen waar we willen komen en vooral om het tegengestelde te voorkomen.
10
Bijlage 1: Programma expertbijeenkomst
Datum en tijd: 17 maart, 10.00-17.30. Plaats: SCP / Ministerie VWS, C-Toren zaal 515 Parnassusplein 5, Den Haag Deelnemers: 25 experts van onderzoeksinstellingen, belangenorganisaties, marktpartijen, overheid en projectbureaus.
09.45 - 10.15
Ontvangst
10.15 - 10.30
Inleiding
10.30 - 11.30
Digitale relaties
11.30 - 11.45
Pauze
11.45 - 12.45
Digitaal vermaak
12.45 - 13.30
Lunch
13.30 - 14.30
Digitaal werk
14.30 - 14.45
Pauze
14.45 - 15.45
Digitale stem
15.45 - 16.30
Conclusies
16.30 - 17.30
Borrel
11
Bijlage 2: Achtergrondnotitie Inleiding Het Rathenau Instituut en het Sociaal Cultureel Planbureau verkennen de toekomst van de informatiesamenleving vanuit de hedendaagse jonge ICT gebruiker, de zogenaamde Digitale Generatie. Het gaat hier om jonge mensen die na 1980 geboren zijn. Anno 2005 benaderen de gebruikscijfers voor Internet, e-mail en mobiel bellen onder deze jongeren in Nederland de 100%. Andere Nederlanders zitten nog ver onder dit percentage. Ook de gemiddelde tijd die jongeren met deze media doorbrengen is veel hoger. Tot slot worden nieuwe toepassingen die nog niet in de statistieken verschijnen veel sneller door de jeugd opgepakt, zoals mailen met Instant Messenger, muziek in MP3 formaat en mobiel beelden uitwisselen met MMS. Dit is een generatie van ICT voorlopers en veelgebruikers. Dat is op zich niet zo bijzonder. Wat de digitale generatie echt interessant maakt is dat deze jongeren met ICT zijn opgegroeid. Terwijl hun persoonlijkheid zich nog vormt, spelen ze uren achterheen razendsnelle games, communiceren ze met vele vrienden tegelijk on line en zijn ze altijd en overal mobiel bereikbaar. ICT-gebruik is daarmee voor hen vanzelfsprekend en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van hun manier van leven. De vraag is wat voor cultuurveranderingen hiermee worden ingeluid. Gaan deze mensen anders met elkaar om, wat voor vaardigheden bezitten ze, wat voor normen en waarden hanteren ze daarbij, wat voor nieuwe vormen van economische activiteiten gaan ze ontplooien en hoe gaan politiek bedrijven? En als er duidelijke veranderingen zichtbaar zijn, zijn die dan ook terug te voeren naar hun intensieve ICT-gebruik? Kortom, wat zegt het gedrag van de digitale generatie over de toekomst van de informatiesamenleving? Verschillende organisaties in Nederland houden zich reeds bezig met de digitale generatie. Onderzoekers bestuderen wat jongeren doen als ze on line zijn, mobiel bellen of gamen. Belangengroeperingen trekken samen op om jongeren en kinderen te beschermen tegen agressieve marketing en on line seks en geweld. Marktpartijen doen er alles aan om deze nieuwe generatie consumenten en werknemers aan zich te binden. De politiek is de grote afwezige in dit krachtenspel. Zij bespreekt ICT nu vooral vanuit het oogpunt van concurrentiekracht en veiligheid. Waar het nu aan ontbreekt, is een lange termijn visie op de maatschappelijke gevolgen van het ICT-gebruik onder jongeren en mogelijke implicaties daarvan voor beleid. De tijd is daarom rijp om verschillende inzichten over het doen en laten van de digitale generatie bij elkaar te brengen en te bespreken wat dit alles betekent voor de (nabije) toekomst en welke vragen voor beleid en politiek daardoor worden opgeroepen. Vier terreinen waarop ICT zich duidelijk manifesteert worden tijdens de bijeenkomst besproken en hieronder kort toegelicht: persoonlijke relaties, consumptie, arbeid en publieke opinie.
Discussiethema 1: Digitale relaties Hoe onderhouden jongeren hun persoonlijke relaties door gebruik van ICT en wat zegt dat over vriendschappen in de toekomst? Digitalisering van het persoonlijke leven? Jongeren maken intensief gebruik van Internet en hun mobieltje om groepen vrienden te vormen en bijeen te houden. Face-to-face contact blijft het belangrijkst, maar de ontmoeting kan bijna niet meer plaatsvinden zonder gebruik van ICT om af te spreken en het contact warm te houden. Omgekeerd vindt on line contact van jongeren vooral plaats tussen vrienden die ze ook off-line wel eens zien en niet, zoals vroeger wel eens werd gevreesd, tussen anonieme gebruikers. ICT ondersteunt daarmee de relatie, in plaats van die te ondermijnen. Een onderzoek van Lenhart et al. uit 2001 onder tieners (1217 jaar) liet bijvoorbeeld zien dat 48% vond dat Internet de relaties met hun vrienden had verbeterd.
12
Slechts 10% vond dat Internet tijd weg neemt die ze normaal met vrienden zouden doorbrengen, terwijl 61% het daar niet mee eens was. (Valkenburg 2002:190-2)
Uitdijende grenzen van het persoonlijke netwerk Het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO) heeft jongeren (13-15 jaar) in juni 2004 gevraagd naar hun rangorde van verschillende vormen van communicatie met vrienden. Elkaar echt zien of spreken wordt nauw gevolgd door Instant Messaging. Opvallend in de IVO enquête is de populariteit van Instant Messenger, een e-mail applicatie van Microsoft Network die aangeeft wie er op dat moment on line is. Het staat qua frequentie op gelijke voet met direct contact: beiden 3 a 4 keer per dag. De MSN-adressenlijst van jongeren bevat vaak meer dan 100 adressen. Wanneer zij on line gaan kunnen ze van al die 100 personen zien of ze ook on line zijn. Dit maakt communiceren erg gemakkelijk en aanlokkelijk. Onderzoekster Regina van den Eijnden verklaart de populariteit dan ook vanuit het netwerkeffect van het medium: je vrienden doen het, dus jij ook, anders lig je eruit. De vraag is of eenzelfde netwerkeffect ook geldt voor andere digitale communicatie, zoals mobiel bellen.
Angst voor een digitale generatiekloof Het dagelijks onderhouden van omvangrijke netwerken van vrienden, zowel on- als off-line zal deze generatie jongeren gevormd hebben in de manier waarop ze met elkaar omgaan. Meer dan voorheen kunnen ze gemakkelijk mensen treffen met gelijke interesses en behoeften, ook als die niet fysiek nabij zijn. Dat kan gezien worden als een verrijking. Tegelijkertijd leeft er bij sommige ouders de angst dat ze de grip op deze omgang steeds meer verliezen. Ze zien niet meer met wie hun kinderen omgaan en waar ze het over hebben. Zelfs al zouden de volwassenen meelezen of -luisteren, dan nog zullen ze weinig begrijpen van de gebruikte woorden, afkortingen en codes. Ze zijn daarom bang dat hun kinderen in contact komen met kwaadwillenden, ongewenste omgangsvoren aanleren of on line gepest worden door leeftijdsgenoten. Andere ouders vrezen voor overmatig gebruik. De jongeren zouden verslaafd kunnen raken aan mailen, te veel uitgeven aan mobiel bellen en te weinig bewegen.
De toekomst van de digitale relatie De vraag is wat deze nieuwe manier van omgaan op de lange termijn betekent voor vriendschapsrelaties. Wordt de omgang gefragmenteerd en vluchtig, of juist hechter en duurzamer? Hoe zal de verhouding tussen on- en off-line ontmoetingen zich verder ontwikkelen? Wat voor normen en waarden leren jongeren hieruit ten aanzien van het onderhouden van relaties?
Discussiethema 2: Digitaal vermaak Wat leren jongeren van digitaal consumeren en hoe zal hun relatie met marktpartijen hierdoor veranderen? Controle in een oneindige wereld Toen de digitale generatie werd geboren, verschenen de eerste computerspelletjes in de woonkamers en openbare gelegenheden. Games waren voor velen van deze generatie de eerste introductie tot de digitale wereld en vormden hen tot digitale consumenten. Getraind in oog-handcoördinatie, reactiesnelheid en informatieverwerking, was de stap naar computer en Internet daarna gemakkelijker. Ouders kijken enerzijds met verwondering naar hun kinderen die zich moeiteloos een weg banen door de stroom aan beelden en teksten. Anderzijds groeit de bezorgdheid over de mogelijke effecten van de ongecontroleerde mediastroom. Ondertussen gaat deze training ten koste van ander tijdverdrijf. Boeken lezen bijvoorbeeld daalde voor de groep van 12-15 jaar van 18 minuten per dag in 1990 naar 4 minuten in 2000. (De Haan en Huysmans 2003:89-91) Ook dat leidt tot bezorgdheid: kunnen de kinderen straks nog wel goed lezen en schrijven?
Knellende klantenbinding De populairste websites onder Nederlandse kinderen van 8-13 jaar zijn commercieel en gerelateerd aan televisieprogramma's zoals Fox Kids en Cartoon Network. (Valkenburg, 2002: 165) Deze
13
commerciële sites hebben als voornaamste doel het creëren van een "branded community": een groep terugkerende gebruikers die door langdurig gebruik zich onbewust sterk gaat binden aan het merk. Dit werkt veel beter dan reclame. Temeer de grens tussen reclame en vermaak vervaagd en veel gebruikers zich niet bewust zijn van deze doelstelling. Voor veel sites moeten gebruikers zich registreren en persoonlijke informatie geven, zoals leeftijd, geslacht, adres, e-mail adres. De aanbieders sturen vervolgens surveys, kijken met cookies hoe lang ze op welk deel van de site zijn geweest en delen deze informatie met andere bedrijven. (Valkenburg 2002: 165,6) Is hier sprake van een hechtere, wederkerige relatie tussen verkoper en consument, of lopen kinderen te veel het risico te worden uitgebuit?
Games: tussen geweld en nuttige vaardigheden Bij gaming leeft niet alleen angst voor overdaad, maar ook voor het kopiëren van gewelddadig gedrag. Waren de Space Invaders uit de jaren tachtig nog grappige, abstracte ruimtewezens, vandaag de dag zijn het in Killzone, Lost Boys of Manhunt net-echte mensen die aan stukken worden geschoten. Bij elke nieuwe game is het geweld realistischer en gemener en wordt de vraag gesteld of dergelijk virtueel geweld ook leidt tot werkelijk geweld. Die vraag werd door velen positief beantwoord toen in 1999 de tieners Harris en Klebold op de Columbine Highschool dertien medescholieren doodschoten en vervolgens zichzelf. De schutters waren namelijk verslaafd aan het spel Doom, de bekende Shoot ‘m Up die wordt beleefd vanachter de loop van een geweer. Landen als Groot-Brittannië en de VS hebben momenteel boetes ingesteld voor verkopers die gewelddadige games verkopen aan minderjarigen.
Kindveilige content Ongerustheid over digitaal vermaak gaat in Nederland eerder over Internet en minder over de games. Ouders On line biedt bijvoorbeeld een surfprogramma voor kinderen tot tien jaar: Krowser. Deze browser geeft alleen toegang tot geselecteerde en kindvriendelijke internetpagina's, blokkeert dialoogvensters en reclame en heeft een ingebouwde tijdklok. De Kinderconsument heeft een soortgelijk programma, De Surfsleutel en geeft daarnaast ook trainingen en voorlichtingen aan ouders en leraren over veilig Internetten. En zo zijn er nog meer partijen die zich hiermee bezighouden. Toch blijft ook hier de vraag in hoeverre kinderen beschermd kunnen worden met technische middelen en oudercontrole. De vraag kan zelfs gesteld worden of de discussie over “immorele” content eigenlijk wel nieuw is. Of gebeurt nu hetzelfde als bij de opkomst van de televisie of Rock & Roll destijds?
Discussiethema 3: Digitaal werk Wat heeft de digitale generatie met ICT geleerd en wat zegt dat over de toekomst van onderwijs en kenniswerk? Selectie in een onzichtbaar digitaal leerproces In de jaren negentig was er veel aandacht voor scholen als toegangspoorten van de digitale samenleving. Paars II besteedde meer dan een miljard Euro aan de invoering van ICT op school. De school diende een belangrijke rol te spelen in het aanleren van ICT vaardigheden, want die waren belangrijk voor de toekomstige carrière. Maar wat bleek: de kinderen leerden zelf thuis spelenderwijs met de computer omgaan. Ze waren, zoals het SCP dat noemde “van huis uit digitaal”. (De Haan en Huysmans 2002) De kennis en vaardigheden die deze jongeren daarbij opdoen zijn echter niet zichtbaar in hun curriculum. Wellicht zijn er onder de digitale generatie veel high-potentials onder de drop-outs. Een stiekeme SMS-fan kan later een goede directiesecretaresse blijken. Een opstandige Script Kiddy zou een goede software ontwikkelaar of schadelijke hacker kunnen worden. En wellicht zijn er ook leerlingen die wel goed op school presteerden, maar zich uiteindelijk minder redden omdat zij minder mailden, games speelden en belden. De vraag is hoe onderwijsvernieuwing kan aansluiten bij deze generatie: welke vaardigheden kunnen beter benut worden en welke moeten juist extra ondersteund worden? Digital Playground bijvoorbeeld pleit ervoor “visual literacy” - oftewel het kritisch kunnen omgaan met digitaal beeldmateriaal - onderdeel te maken van het curriculum. Ze doen daarvoor projecten op scholen, waarin ze samen met leerlingen websites, muziek en andere digitale
14
producten maken. Cinekid gaat een on line studio aanbieden aan kinderen, om ze zo spelenderwijs te wapenen voor de hedendaagse beeldcultuur.
Kennisnetwerken De discussie over digitale vaardigheden loopt al een tijdje. Ook het Rathenau Instituut en het SCP hebben aan die discussie bijgedragen. Wat in ieder geval duidelijk werd, was dat de vaardigheden die essentieel zijn voor de informatiesamenleving niet alleen bestaan uit het kunnen besturen van de computer en het verwerken van informatie, maar ook intermenselijke vaardigheden als netwerken. Van Steensel schreef bijvoorbeeld in haar boek De Internetgeneratie (2000) over de netwerkende jongeren: "De Internetgeneratie zal steeds meer zaken regelen en steeds meer activiteiten ondernemen binnen vluchtige netwerken, die georganiseerd zijn op basis van en gemeenschappelijk doel. Deze netwerken zullen zich vormen op basis van het feit dat dat doel voor een individu alleen niet te bereiken is en voor de groep wel. Behalve meewerken aan dat doel hoeft de netwerker geen tegenprestatie te leveren." Sommige bedrijven maken hier al gebruik van, door middel van “Communities of Practice”. Dit zijn netwerken van gelijkgestemde professionals die on en off line ervaring uitwisselen. Deze horizontale kennisuitwisseling, of open innovation, blijkt zeer effectief in de bedrijfsvoering en kan dienen als model voor het nieuwe werken van de Digitale Generatie. (Wenger et al 2002) Een ander voorbeeld van digitale netwerken wordt gegeven door KPN. Die werkt nu samen met de uitzendbranche om i-mode in te voeren bij jonge uitzendkrachten. De jongeren krijgen dan gratis een toestel mee op voorwaarde dat ze hun elektronische agenda goed bijhouden en de intercedente afspraken voor hen kan maken.
Een leven lang leren Nu het digitale leerproces van deze generatie een stuk minder zichtbaar is geweest, rijst de vraag wat we van deze generatie kunnen verwachten als ze aan het werk gaat. Zijn hun vaardigheden nog op waarde te schatten als die niet blijken uit diploma’s? Zijn er ook vaardigheden waar zij juist training ontberen? Kan deze generatie bijvoorbeeld nog goed lezen en schrijven, hoofdrekenen of iets met hun handen maken? Welke “nieuwe” vaardigheden zal het onderwijs en de arbeidsmarkt kunnen benutten en welke “oude” vaardigheden zullen schaars blijken en extra zorg verdienen? Wat kan er verder verwacht worden van de netwerkvaardigheden van de digitale generatie? Zullen ze goed kunnen samenwerken of juist handelen als eenmansbedrijfjes? Kan in de toekomst nog wel gesproken worden van leerlingen en werknemers, of zal de digitale generatie vooral bestaan uit tijdelijke samenwerkingsverbanden van vrijgevochten e-lancers?
Discussiethema 4: De digitale stem Hoe gebruiken jongeren ICT om hun mening te vormen en uit te dragen en wat zegt dit over de toekomst van de publieke opinie? Turbulente issue-politiek Jongeren zijn gewoonlijk minder politiek betrokken dan ouderen. Ook deelname aan het verenigingsleven of andere maatschappelijke activiteiten is beduidend lager. Dat is bij de digitale generatie niet veel anders. Van hen zegt bijvoorbeeld 75% niet geïnteresseerd te zijn in politiek en slechts enkelen zijn actief in het verenigingsleven. (Van Zeijl 2003) Politici weten ondertussen niet wat ze aanmoeten met de digitale generatie. Volgens Van Steensel komt dat voort uit “het onvermogen om een ideologische samenhang in de opvattingen van jongeren te ontdekken. Jongeren zijn niet links, niet rechts, niet anarchistisch, ze zijn niets. Als ze al ‘iets zijn’, dan is dat van korte duur.” (Van Steensel 2000: 63) Ook dat is op zich niets nieuws. Wat wel bijzonder is aan deze generatie is dat zich een nieuwe manier van activisme aftekent: een turbulente issue-politiek waarbij digitale media worden gebruikt voor politieke oriëntatie, publieke meningsvorming en het mobiliseren van netwerken. Wat gaat deze generatie doen als zij straks de politieke arena betreedt en het publieke debat gaat voeren?
15
Je eigen informatie en campagne bij elkaar klikken De digitale generatie heeft in ieder geval meer bronnen om zich te oriënteren dan voorgaande generaties. Waar vroeger de krant of de partij het volk informeerden, geven Internet en e-mailgroepen veelzijdige informatie over wat er aan de hand is in Nederland. Marcel Boogers, onderzoeker bij de Universiteit van Tilburg, ziet in zijn on line enquêtes dat jongeren veel on line shoppen voor hun politieke oriëntatie. “Ze kijken hoe de standpunten van partijen verschillen en klikken zo hun eigen campagne bij elkaar.” Uit zijn onderzoek blijkt ook dat de website Politiek Digitaal vooral bezocht wordt door jongeren. (Boogers en Voerman 2005) Deze site geeft naast actuele informatie veel tools voor de politieke oriëntatie, zoals stemwijzers of de poll “Charming or Alarming” over het uiterlijk van politici. Deze laatste werd overigens een enorm succes: 5,5 miljoen hits in zes weken, waarvan wederom het merendeel jongeren.
Massaal gehaat of geliefd in een mum van tijd Daarnaast geeft ICT mogelijkheden om snel actiegroepen te mobiliseren. Bekend zijn de e-mail petities, waar al snel duizenden namen verzameld kunnen worden om steun te verwerven of een bepaald onrecht te veroordelen. Websites en e-mail nieuwsbrieven roepen op tot acties, demonstraties of stille tochten. De coördinatie daarvan verloopt via mobieltjes. Dergelijke acties lopen ook steeds vaker uit op ware hypes. Een Brits jongetje met kanker krijgt momenteel nog steeds dagelijks duizenden kaartjes met steunbetuigingen, omdat iemand daar zes jaar terug in een e-mail kettingbrief toe had opgeroepen. Een ziekenhuisdirecteur in Oud-Beijerland krijgt nog steeds hate-mail omdat hij tijdens het EK oranje slingers had verboden.
Hoe aan te sluiten bij digitaal engagement? De grote public issues lijken nu meer bottom-up gegenereerd te worden in e-mail groepen, op weblogs en andere digitale media. De digitale generatie is meer bedreven in deze nieuwe media. Ligt hier een kans voor politici, belangengroeperingen en opiniemakers om de nieuwe generatie aan zich te binden? Willen zij hun voelhorens uitzetten naar het jongere deel van de samenleving, dan kunnen ze in ieder geval niet om dit digitale engagement heen.
Tot slot nog wat cijfers… Internet "Bijna alle jongeren on line" kopte de Automatiseringgids in november 2004. Een onderzoek van Interview NSS onder 2400 jongeren (15-24 jaar) wees namelijk uit dat 96% beschikt over Internet. Dat bleek onder de volwassenen overigens een stuk lager: 76% in de groep 25-49 jaar en 52% bij de 50plussers. Verder bleek dat jongeren niet alleen vaker toegang tot Internet hebben, ze zijn ook vaker en langer on line dan anderen. Gemiddeld zijn ze 5,5 dagen per week on line en surfen ze gemiddeld 104 minuten per dag. Voor de rest van de bevolking is dat respectievelijk 4,4 dagen per week en 88 minuten per dag. Onder de nog jongere jeugd ligt het gebruik nog hoger. Volgens een enquête van het IVO (juni 2004) onder jongeren (13-15 jaar) gebruikt 99% wel eens Internet. Het gemiddelde gebruik ligt boven de 2 uur per dag.
Mobiel bellen Jongeren zonder een mobieltje zijn er bijna niet meer. Al in 2001 beschikte volgens het SCP/CBS 95% van de jongeren (12-18 jaar) over een mobiele telefoon. (De Haan en Huysmans 2003:96) Desan Research Solutions becijferde recentelijk dat bij jongeren tussen de 12 en 16 jaar de mobiele telefoon de grootste kostenpost is: gemiddeld tussen de 15 en 16 Euro per maand, ook wel 20 procent van hun maandelijks budget. (anp, 18 maart 2004)
Games Gebruikscijfers voor games zijn lastig te geven omdat er veel verschillende soorten games zijn. Van de jongeren uit de IVO enquête gaf al 72% games te spelen via Internet. Daar komen nog bij de spel CD-
16
ROM's, Gameboy en spelcomputer. De NVPI, brancheorganisatie voor de entertainmentindustrie, geeft een indicatie van de groeiende gamesmarkt. De games industrie heeft vorig jaar in Nederland 162 miljoen Euro omgezet en groeit snel. In 2003 was 28% van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een console om Videogames mee te spelen. In 2002 was dit nog 22%. (Van der Velden 2004) Populairste systeem is Playstation 2, waarvoor in 2003 een miljoen spellen werden verkocht, gevolgd door Xbox (372.000 verkochte spellen) en Gameboy Advanced (301.600 verkochte exemplaren). (Van der Velden 2004)
Bronnen ANP 18 maart 2004: "Mobiele telefoon hoogste prioriteit jongeren" ANP 23 april 2004: "Ouders online start veilige-browseroorlog" Baaijens (2004) "Geen heksenjacht op gewelddadige computerspellen" In Automatiseringgids week nummer 33, 2004 Boogers, M., en Voerman, G. (2005) “Politieke partijen en informatisering: nieuwe relaties tussen kiezers,partijleden en politici” In: Miriam Lips, Victor Bekkers en Arre Zuurmond ICT en openbaar bestuur. Implicaties en uitdagingen van technologische toepassingen voor de overheid Lemma Uitgeverij Eijnden, R. van den et al. (2004) Online-communicatie en het psychosociale welbevinden van jongeren. (Factsheet) IVO, Rotterdam Haan, J. de (2004), “ICT en Samenleving.” In: In het zicht van de toekomst: Sociaal en Cultureel Rapport 2004, SCP, Den Haag Haan, J. de en Huysmans, F. (2002) Van huis uit digitaal. Verwerving van digitale vaardigheden tussen thuismilieu en school. SCP, Den Haag Haan, J. de en Huysmans, F. (2003) "Media en ICT" In: Zeijl, E. et al. (2003) Rapportage Jeugd 2002 SCP, Den Haag Karoly, L. en Panis, C. (2004) The 21st Century at Work. RAND Corporation, Santa Monica Michieli, B. (2004) Kids & Orange. (Presentatie tijdens Congres "Kids en Telecom" Den Haag 22 september 2004) Reuters (19 December 2004) Doctors use video games to hone skills Steensel, K. van (2000) Internetgeneratie. De broncode ontcijferd. Stichting Maatschappij en Onderneming, Den Haag Steyaert, J. (2000) Digitale vaardigheden. Geletterdheid in de informatiesamenleving. Rathenau Instituut, Den Haag Valkenburg, P. (2002) Beeldschermkinderen. Theorieën over kind en media. Boom Uitgeverij, Amsterdam Velden, I. van der, (2004) "God en de duivel in één poppenhuis." In: VPRO Gids, nr. 48 Wenger, E., Mc Dermott, R. & Snyder, W.M, (2002) Cultivating Communities of Practice. A guide to manage knowledge. Harvard Business School Press Zeijl, E., “Politieke en maatschappelijke participatie” In: Zeijl, E. et al. (2003) Rapportage Jeugd 2002 SCP, Den Haag
17
Bijlage 3: Issues Aan het eind van de expertbijeenkomst De Digitale Generatie werd elke deelnemer gevraagd issues te formuleren die verder aandacht verdienen om door het Rathenau Instituut, SCP of andere organisaties verder opgepikt en uitgewerkt dienen te worden. Deze zijn: Jan Adema (ICT Academie) • Regels voor reclame, cookies en spam op Internet om de jonge gebruiker te beschermen. • Het ontwikkelen van een instrument om de diepte van de generatiekloof te meten. Lenie Brouwer (Vrij Universiteit) • Hoe kun je ICT inzetten om schooluitval te voorkomen? • Beoordelingsvermogen trainen, het leren gebruiken van ICT/Internet • Computers kunnen ook gebruikt worden voor dom stampwerk. • Wat is waar en wat niet? Alphons ten Brummelhuis (Stichting ICT op School) • Bijdrage van ICT aan identiteitsontwikkeling: inzicht. • Negatieve participatie van leraren en lerarenopleidingen bij verwerven van inzicht in digitale generatie: ruimte voor professionalisering. Wilfred Dolfsma (Erasmus Universiteit) • Beoordelingsvermogen/bronnenkritiek. Moeten we impulsief gedrag afremmen of richten? Hoeveel waarde kun je hechten aan digitaal stemmen? • Wijzigende sociale mechanismen: in- en uitsluiting, onderlinge correctie. Marjolijn Durinck (ECP) • “Achterstand’ onderwijs en ouders: niet benutten van alle kennis die de kinderen al hebben of zouden kunnen benutten via ICT. Maar dus ook mogelijke negatieve aspecten niet onderkennen. • Aandacht voor commercie en privacy van kinderen Regina van der Eijnden (Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving) • Meer onderzoek naar risicogroepen • Ouders: onderzoek naar Internet gerelateerde opvoeding • Invloed van ICT-gebruik op schoolprestaties. Kees Froeling (KPN) • Stel de vorige generatie (zowel ouders als onderwijsmedewerkers) in staat de toenemende snelheid van ontwikkelingen van de digitale generatie te begrijpen en te adapteren. • Het toepassen van kennis, met name in de sociale context, dient het uitgangspunt te zijn van de onderwijscultuur. Jos de Groen (OCenW) • Het is belangrijk om te praten met de digitale generatie en niet alleen over. Betrek ze er zelf bij. Wiens problemen lossen we op? • Leg generatiebril/filter af. Jos de Haan (SCP) • Nieuwe generatiekloof is eerder een generatiestilte. Rol van de media, taken van opvoeders in gedrang in cultuuroverdracht (taal). • Werken in netwerken, mentaliteitsvorming in het onderwijs.
18
Jeroen Jansz (Universiteit van Amsterdam) • Digitale kloof binnen de digitale generatie in kwalitatieve zin. Access is O.K., use niet. Hoe is dat verdeeld naar opleiding, gender en etniciteit. • Visual literacy/beoordelingsvermogen. • Positieve effecten gamen versus de negatieve. • Ontburgering/kritisch ICT Stephan Massalt (KPN) • Op welke wijze mogen er gerichte commerciële activiteiten richting jongeren plaatsvinden? (Leeftijd, privacy, etc.) • Kunnen we duidelijke criteria formuleren voor de kenniswerkers van morgen en hoe richten we het onderwijs hierop in? Rol bedrijfsleven. Evan van der Most (Digital Playground) • Het enthousiasme van jongeren voor het gamen gebruiken in de vorm van game-based learning. • Jongeren in het Voortgezet Onderwijs trainen in beoordelingsvermogen (media-educatie), docenten moeten daarvoor worden opgeleid. Ineke Nagel (Vrije Universiteit) • Verschillen in beoordelingsvermogen (oorzaken en consequenties) • Is de school niet meer de plek voor jeugdculturen? • Nieuwe generatie: minder effect van de opvoeding van ouders, meer van hun peers. Ouders moeten zich meer bewust zijn als filter op die virtuele wereld. Sanette Naeyé (Cinekid) • Verschaling van de eigen cultuur. Er zijn weinig tot geen cultuurdragende digitale mediatools of content voor kinderen en jongeren. Dit hangt samen met het subsidiesysteem dat oudere media tot een publieke zaak verheft (de artistieke film, de publieke omroep, videokunst als l’art pour l’art) en nieuwe media-producties niet. Zonder adequate publieke funding en zonder business-model voor web-related diensten zal elke dienst onherroepelijk een afgeleide zijn van een ander commercieel product. Daarmee worden de mogelijkheid van nieuwe- mediaproducties als cultureel product, specifiek en eigen aan deze media niet ontwikkeld. Hierdoor is het aanbod hiervan aan jongeren ver onder het peil van de mogelijkheden. De overheid heeft hier een taak: interesseer de media educatie. • Ga bij vragen over ICT en jeugd uit van de leeftijdsspecifieke eigenheid van het kind en hun gender. • Bewaak dat genres zich vermengen (info en fictie) om kinderen te verleiden tot keuzes. Peter Nikken (NIZW, Expertisecentrum Jeugd en Media) • Zorgdragen voor een duidelijk overstijgend overheidsbeleid op het gebied van jeugd en media. Een interdepartementaal zicht op gebruikers (opvoeders en jeugd), aanbieders (traditionele AV, digitale en print media) en overheid. Jasmijn Snoijink (EPN) • Contextgenererend onderwijs. Onderwijs en opvoeders moeten hun kinderen context bieden om de informatie die zij tegenkomen te laten landen. ICT of media-gebruik kan hierbij ondersteunen. • Ketenomkering spreekt enorm aan. Maar met betrekking tot onderwijs zou ik dan ook kijken naar de talenten die kinderen zelf in huis hebben. Zijn ze tekstueel, visueel of auditief georiënteerd? Bied ze op basis daarvan onderwijs op maat. Maaike Welling (OCW) • Digitale kloof is “andere” generatiekloof, dit betekent ook dat de oudere generatie interesse moet tonen in de nieuwe generatie.
19
• •
Leraren moeten net zo afhankelijk worden van ICT als de rest van ons, zo leren ze ermee omgaan. Hier is wel meer geld voor nodig. Er is niet veel gesproken over ICT in de ondersteuning van het lezen. Leven lang leren gefaciliteerd door ICT. Elders/eerder verworven competenties in netwerken en de gevolgen voor relaties met werkgevers en onderwijsinstellingen.
Arjan Widlak (Politiek Digitaal en United Knowledge) • Beoordelingsvermogen: media educatieve tools kunnen daarbij helpen. • Kwaliteit van het nieuws. Kleine nieuwssites hebben een signaalfunctie, maar ook weinig middelen voor onderzoek. • Aandacht voor de fundamenteel andere aard van de ICT toepassingen niet transformeren, maar nadenken over content. • Politieke sector open source. Tools en software op school, niet alleen Google.
20
Bijlage 4: Deelnemerslijst expertmeeting Adema, Jan Brouwer, Lenie Brummelhuis, Alphons ten Damme, Maike van Dijk, Angela van Dolfsma, Wilfred Durinck, marjolijn Eijnden, Regina van den Est, Rinie van Froeling, Kees Groen, Jos de Haan, Jos de Hof, Christian van 't Jansz, Jeroen Krom, Andre Massalt, Stephan Most, Evan van der Naeyé, Sannette Nikken, Peter Raessens, Joost Rapmund, Rob Snoijink, Jasmijn Staman, Jan Welling, Maaike Widlak, Arjan
Docent ICT academie Vrije Universiteit Amsterdam Stichting ICT op school Sociaal Cultureel Planbureau Rathenau Instituut Erasmus Universiteit Rotterdam ECP Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving Rathenau Instituut KPN Ministerie OCenW, dir. ICT Sociaal Cultureel Planbureau Rathenau Instituut Universiteit van Amsterdam Rathenau Instituut KPN Digital Playground Cinekid NIZW, , Expertisecentrum Jeugd en Media Universiteit Utrecht Adviesgroep Publiek Domein en Innovatie EPN Rathenau Instituut Ministerie OCenW Politiek Digitaal, United Knowledge
Interne discussie Rathenau Instituut en SCP Rinie van Est Rathenau Instituut Jos de Haan SCP Christian van ’t Hof Rathenau Instituut André Krom Rathenau Instituut Henriëtte Schatz Rathenau Instituut Jan Staman Rathenau Instituut
21