Tekst: Rob Oostveen
De dierenverhaaltjes
Tekeningen: Yvette Lugthart-Oostveen
Dieren om van te houden
1.
Adje - de aap
11.
Peter - de pony
2.
Porkie - het varkentje
12.
Carmen - de kangoeroe
3.
Nijno - het konijn
13.
Maaike -de merel
4.
Ollie - de olifant
14.
Berrie - de beer
5.
Kakel - de kip
15.
Nellie - het nijlpaard
6.
Zepie - de zeehond
16.
Karel - de kater
7.
Govert - de goudvis
17.
Kwaak - de kikker
8.
Achmed - de kameel
18.
Rob - de raaf
9.
Jef - de giraffe
19.
Evert - de ezel
20.
Leo - de lama
10. Fleur - de vlinder
20 Dierenverhaaltjes om voor te lezen
De gratis verspreiding van dit boekje met dierenverhalen is mede mogelijk gemaakt door Q-plan. www.q-plan.nl
aan kinderen uit groep 1, 2 en 3
U aangeboden door
1 © Rob Oostveen 2014
1. Adje - de aap
Toen de papa van Tim vroeg wat hij voor zijn verjaardag wilde hebben, zei hij meteen: “Een aapje”. “Een aapje?”, vroeg de papa. “Jaah, een echt aapje om mee te spelen”, zei Tim. Daar moest de papa even over nadenken, want een aapje in huis, dat is niet zo makkelijk. Nu is Tim jarig. Daar stopt een grote vrachtwagen voor hun huis. Er komt een hele grote kist uit waar met grote letters TIM op staat. Tim staat voor het raam, ziet het en wordt helemaal wild. Wat voor een groot cadeau zal hij krijgen? De kist wordt in de kamer gezet en Tim hoort “Bonk, bonk, bonk”. Wat kan dat nou zijn? De papa zegt dat hij denkt dat er een olifantje in zit. Maar dat gelooft Tim niet, een olifant is nog veel groter, die past niet in die kist. Tim is helemaal vergeten dat hij een tijdje geleden heeft gevraagd om een aapje. Als de papa de kist open maakt en er het kopje van een klein schattig aapje over de rand van de kist kijkt, wordt Tim helemaal gek, hij springt een gat in de lucht. “Een aapje, een aapje!” roept hij heel hard. Zijn papa staat te lachen, zo blij heeft hij Tim nog nooit gezien. “Mag ik hem Adje noemen?” roept Tim. Zijn papa vindt dat prima.
2
Tim pakt het aapje op en zet het op zijn schoot. Het aapje kijkt rond, waar is hij nu? Een kamer met allemaal leuke spulletjes, met lampen, gordijnen, speelgoed, allemaal dingen waar hij mee kan spelen en ook in kan klimmen. Nou, denkt het aapje, hier kan ik het wel heel leuk gaan hebben. Eerst moet Adje leren eten. De mama van Tim heeft een flesje met melk klaar gemaakt en Tim mag dat aan Adje geven. Dit vindt Adje heel raar, zo’n flesje met een speen, want hij heeft steeds uit de borst van zijn moeder melk gedronken. Adje heeft wel honger, dus probeert hij uit het flesje te drinken. Nou, het fleje is snel leeg en het buikje van Adje weer vol. Dan laat Adje een hele grote boer. Hij schrikt er zelf van, maar Tim moet er erg om lachen. Zo, denkt Adje, nu is het tijd om te spelen. Hij springt van de schoot van Tim en vliegt in de gordijnen. Dat is gaaf. Hij slingert van links naar rechts voor de ramen. De mama van Tim schrikt ervan en roept naar Adje dat hij uit de gordijnen moet komen. Maar Adje luistert niet. Als de mama hem wil pakken springt hij van de gordijnen naar de lamp aan het plafond. Die begint heel erg te slingeren, terwijl Adje gilt van plezier. Hij slingert heel 3
hard en springt uit de lamp zo bovenop de grote kast en stoot daar een vaas om die op de grond valt in wel duizend stukjes. De mama wordt nu echt boos en wil Adje pakken. Dan springt hij op de tafel. Daar staat de suikerpot. Adje steekt zijn vinger in de suikerpot en dan in zijn mond. Oef, wat is die suiker lekker zeg. Hij neemt de pot onder zijn arm en springt weer terug op de kast en gaat daar uit de suikerpot snoepen. De mama van Tim weet niet wat ze moet doen en Tim staat erbij te lachen, want hij vindt het allemaal wel leuk. Als de papa van Tim thuis komt en ziet wat er allemaal gebeurd is, gaat hij meteen naar Adje toe en pakt hem vast.
Als de mama hem wil pakken springt hij van de gordijnen naar de lamp aan het plafond. Die begint heel erg te slingeren, terwijl Adje gilt van plezier. Hij slingert heel hard en springt uit de lamp zo bovenop de grote kast en stoot daar een vaas om die op de grond valt in wel duizend stukjes. De mama wordt nu echt boos en wil Adje pakken. Dan springt hij op de tafel. Daar staat de suikerpot. Adje steekt zijn vinger in de suikerpot en dan in zijn mond. Oef, wat is die suiker lekker zeg. Hij neemt de pot onder zijn arm en springt weer terug op de kast en gaat daar uit de suikerpot snoepen.
Adje kan niet zomaar in de kamer blijven en alles kapot maken. Het is misschien toch maar beter om Adje naar de dierentuin te brengen, want een aap hoort ook eigenlijk niet in huis. Papa belooft aan Tim dat ze heel vaak naar de dierentuin zullen gaan om Adje te bezoeken. Dan kan Tim Adje eten en drinken geven door de tralies van zijn hok. Tim vindt het wel jammer, maar het is wel beter zo.
4
5
2. Porkie - het varkentje
Op een boerderij spelen een heleboel varkentjes in de modder. Dat vinden varkens fijn, al worden ze daar wel heel vies van. Er is ook een klein varkentje dat Porkie heet. Het is een schattig varkentje met een hele leuke krul in zijn staart en een beetje een plat wipneusje, heel raar voor een varkentje, maar wel heel grappig. De andere varkentjes op de boerderij willen altijd met Porkie spelen, want Porkie is heel leuk en maakt de andere varkentjes aan het lachen. Het heeft de laatste dagen veel geregend en er ligt veel modder bij de boerderij. De mama van Porkie wil niet, dat Porkie ook in die modder gaat spelen, want dan wordt hij heel vies en ze heeft net de hele varkensstal schoon gelikt. De vriendjes van Porkie roepen “Porkie, kom je ook met ons spelen?” Porkie wil wel, maar zijn mama zegt meteen: “Nee Porkie, want dan kom je helemaal onder de modder te zitten en dat wil ik niet. Dan moet ik je straks weer helemaal schoon likken en daar heb ik geen tijd voor.” 6
Porkie moet dus binnen blijven van zijn mama en dat vind hij helemaal niet leuk. Porkie denkt, hoe kan ik nou toch met mijn vriendjes gaan spelen en niet vies worden? Toen wist hij het. Hij loopt op de tenen van zijn varkenspootjes naar de schuur achter de boerderij en gaat op zoek naar de varkenslaarsjes van zijn papa. Hij ziet de vier varkenslaarsjes achter een mand staan. Hij doet ze aan, al zijn ze wel een beetje te groot voor hem. Eerst het ene pootje, dan het volgende en met alle vier de laarsjes aan, loopt hij naar buiten. Dat loopt best lastig op die laarsjes die eigenlijk te groot zijn voor Porkie. Zo sjokt Porkie naar zijn vriendjes, die erg moeten lachen om die veel te grote varkenslaarsjes, en gaat met hen in de modder spelen. Gelukkig worden de varkenspootjes van Porkie nu niet vies. Zijn mama ziet hem in de modder spelen en wordt boos. “Porkie,” roept ze, “kom onmiddellijk uit de modder! Ik had toch gezegd dat je dat niet mocht”. “Oh mama,” roept Porkie,”ik heb toch laarsjes aan en mijn pootjes worden nu niet vies.” “Dat kan mij niet schelen, ik wil dat je meteen en heel snel uit die modder en meteen naar binnen komt”, roept zijn mama boos. Porkie is heel verdrietig en denkt, als ik dan toch naar de stal moet komen, dan kan het me allemaal niets meer schelen. Porkie wordt ondeugend en draait zich heel snel om, zodat de laarsjes in de modder blijven plakken. De pootjes van Porkie schieten uit de laarsjes. Porkie valt met een plons in de natte, vieze modder. Nu zit Porkie meteen helemaal onder de modder; oh wat is hij vies. De andere varkentjes moeten er hard om 7
lachen, maar de mama van Porkie helemaal niet. Mama ziet dat Porkie helemaal onder de modder zit en roept meteen boos: “Moet je nu toch eens zien, zie je wel dat je vies wordt door in die modder te spelen!” Porkie roept terug: ”Dat is helemaal jouw schuld, mama, als je me had laten spelen met mijn laarsjes aan, was ik niet uit mijn laarsjes geschoten en niet vies geworden!” Hij jokt wel een beetje, want hij heeft het expres gedaan! De mama vindt eigenlijk wel dat Porkie gelijk heeft en is nu ook niet meer boos op hem. De mama moet Porkie nu wel eerst schoon likken, want met die vieze modderpootjes mag hij niet de schone stal weer in.
8
9
3. Nijno - het konijn
Nijno is een konijn. Geen echt, levend konijn, maar een knuffelkonijn. Nijno is de liefste knuffel van Emma. Emma zit op school en haar beste vriendin is Luna. Luna vindt Nijno ook een leuk konijn en vraagt aan Emma of Nijno een weekendje bij haar mag logeren. Dat vindt Emma wel een leuk idee, maar dan moet Luna wel heel lief zijn voor Nijno en leuke dingen met hem doen. En Emma wil ook, dat Luna een dagboekje van Nijno bij houdt dat weekend. Luna is meteen enthousiast en belooft dat Nijno een geweldig weekend zal hebben. Zo gaat Nijno een weekendje logeren bij Luna. Emma mist Nijno dat weekend wel, want hij is haar liefste knuffel. Als ze maandagochtend weer naar school gaat, komt Luna met Nijno naar haar toe. Emma straalt, als ze Nijno weer ziet. Luna is ook heel opgewekt, want Nijno is een heel leuk logeetje geweest. “Vertel,” zei Emma, “wat hebben jullie dit weekend allemaal met Nijno gedaan.” Dan begint Luna te vertellen. Luna is met Nijno buiten gaan spelen. Hij heeft een kuil gegraven in de tuin en is hij 10
heel vies geworden, helemaal onder het zand. Daarna heeft Luna Nijno uitgekleed om schone kleertjes aan te doen en heeft de mama van Luna de vieze kleertjes gewassen. Dan zegt Nijno tegen Luna, dat hij graag naar de dierentuin wil om zijn familie te zien, zoals Broer Konijn en Nijntje. Op zondag zijn ze met hem naar de dierentuin gegaan. Nijno is daar heel hard gaan lopen om snel bij zijn familie te zijn. Maar hij raakt de weg kwijt en komt dan bij de leeuwen. Daar is hij heel bang van en wil hij snel weer weg. Hij vindt de aapjes wel leuk en geeft hen nootjes. De aapjes snappen niet dat Nijno zo vrij mag rondlopen in de dierentuin, ze dachten dat hij daar ook in een kooi hoort. Nijno wil nog even bij de visjes kijken, want die hebben thuis bij Emma ook wat familie. Hij zal hen de groeten doen.
Na de dierentuin gaan ze lekker eten in een restaurant. Luna mag pannenkoeken uitkiezen en Nijno krijgt een bord vol met worteltjes. Als ze weer thuis zijn en Nijno naar bed moet, wil Luna eerst zijn twee tandjes poetsen. 11
Hij heeft allemaal stukjes wortel tussen zijn tandjes. Nijno vindt dat niet fijn, want dan worden zijn hele mond en ook zijn buikje nat. Hij wil zijn mond niet open doen, maar Luna is streng: “Als je je tandjes nu niet poetst, dan mag je nooit meer komen logeren,” zegt ze tegen Nijno en toen mocht het wel. Daarna is Nijno gaan slapen en is het weekend voorbij. Emma moet erg lachen over wat Luna vertelt, maar ze zegt tegen Luna: “Dat is toch niet allemaal echt gebeurd, dat heb je toch verzonnen?” En nu moet Luna lachen, want ja, een knuffelkonijn kan toch niet al die dingen doen! Ze heeft het logeren van Nijno wel heel leuk gevonden, maar Emma is toch erg blij dat Nijno weer bij haar terug is.
12
13
4. Ollie - de olifant
Ollie is een hele grote olifant, die leeft in de oerwouden van Afrika. Heel ver weg dus. Ollie heeft hele grote flaporen waarmee hij heel hard kan wapperen, wat de andere dieren altijd aan het lachen maakt. Hij heeft ook een hele lange slurf, waarmee hij heel hard kan trompetteren en ook een grote moedervlek op zijn wang. Zo kunnen alle dieren meteen zien dat het Ollie is.
daar ook te eten krijgt, want hij heeft intussen wel behoorlijk honger. Zo gaan ze samen naar de dierentuin. Ollie laat af en toe de mensen wel schrikken als hij met zijn slurf heel hard trompettert. In de dierentuin krijgt Ollie zijn eigen hok met een stuk tuin en kan hij rondlopen en kijken wat er allemaal gebeurt. Hij moet wel steeds erg lachen om al die gekke mensen, die met open mond naar hem staan te kijken. Hebben die dan nog nooit een olifant gezien? Af en toe snuift hij met zijn slurf wat water op en spuit dat dan over de mensen die naar hem staan te kijken. Die lopen dan gillend weg. Ollie vindt dat geweldig.
De dieren hebben altijd veel plezier met Ollie. Maar Ollie wil wel eens wat anders. Hij gaat op reis. Hij loopt dagenlang door het oerwoud naar de zee. Daar ziet hij grote schepen varen en denkt, daar wil ik ook wel eens op mee. Hij mag van een kapitein mee op een hele grote boot. Na een lange reis komen ze aan in de haven in Nederland. Ollie kijkt naar de andere grote boten, de hijskranen en ook de grote gebouwen. Dat heeft hij nog nooit gezien; hij kent alleen maar bomen. Ollie stapt van de boot, hij is nu in Nederland. Er komt een meneer naar Ollie en die zegt: ”Wat ben jij een mooie olifant. Waar kom jij vandaan?” Ollie zegt: “Ik kom uit Afrika en wil een reis maken en andere dingen zien.” “Nou”, zegt de man, “ik ben oppasser in de dierentuin. Wil je niet met mij mee? Ik denk dat je het wel leuk zult vinden om daar een tijdje te logeren. Wij hebben daar ook heel lekker eten, dan hoef je niet meer zelf iedere dag eten te zoeken.” Ollie denkt daar even over na en vindt het wel fijn als hij ergens kan slapen en 14
Maar Ollie wil ook wel eens wat anders. Hij vraagt de oppasser of hij niet met hem ergens naar toe kan gaan, dan kan Ollie eens wat meer van Nederland zien. Nu heeft de oppasser een ander plannetje. Het is carnaval in de stad en hij wil samen met Ollie in de optocht 15
meelopen. Dus moet Ollie zich verkleden. Hij kan natuurlijk niet als een zebra of een aap verkleed worden. De oppasser heeft een idee. Ollie wordt als brandweerman verkleed. Ollie gaat op de grote kar zitten, die is omgebouwd als brandweerwagen, samen met een grote teil met water. Je kunt wel raden wat er nu gebeurt. Eerst trompettert Ollie heel hard, zodat de mensen die naar de optocht staan te kijken heel erg schrikken, en dan spuit Ollie ze nat met het water uit zijn slurf. Ollie heeft, samen met de oppasser, heel veel lol. Dit is toch allemaal veel leuker dan in het oerwoud. Aan het einde van de dag gaan Ollie en de oppasser weer terug naar de dierentuin. Onderweg moeten ze nog heel erg lachen om al die natte mensen en om wat ze die dag allemaal hebben meegemaakt. Ollie vindt het geweldig, en wil nooit meer terug naar Afrika.
16
17
5. Kakel - de kip
Kakel is de mooiste kip in het kippenhok van boer Kees. Ze heeft mooie bruine veren met rode strepen en een hele mooie snavel, ook een beetje rood. In het kippenhok zitten wel vijftig kippen. Ze lopen daar de hele dag rond en pikken de graankorrels en de groenten van de grond om hun buikjes te vullen. En dat is nodig, want ze moeten iedere morgen een ei leggen en met een lege maag gaat dat niet. Kakel is de bazin van alle kippen. Als Kakel luid kakelt, dan luisteren alle kippen naar haar. Als de boer met nieuw eten naar het hok komt, dan waarschuwt Kakel de andere kippen en stuiven ze met z’n allen naar de rand van het hok waar boer Kees het eten neer gooit. Als het tijd is om te gaan slapen, dan roept Kakel de andere kippen en gaan ze allemaal samen op stok. ‘s Morgens vroeg is Kakel als eerste wakker en maakt dan alle andere kippen wakker, zodat ze op tijd hun ei kunnen leggen. Maar vandaag heeft Kakel zich verslapen en heeft hij de andere kippen niet op tijd wakker kunnen maken. Dat is een groot probleem. Want nu hebben de kippen nog geen ei gelegd. Als boer Kees komt om de eieren op te rapen, ziet hij dat er helemaal geen eieren liggen. De boer wordt boos en roept: "Kakel, wat is er aan de hand, waarom zijn er geen eieren?”
18
Kakel denkt, als ik eerlijk zeg dat ik te laat wakker ben geworden, dan wordt de boer nog bozer. Wat zal ik nu zeggen? Dan bedenkt Kakel een leugentje en hij zegt tegen boer Kees: “Boer, we hadden een erg onrustige nacht, omdat de varkens zo erg snurkten tijdens hun slaap. Daarom hebben we te lang geslapen. Maar morgen proberen we weer op tijd te zijn en weer eieren te leggen.” “Maar wat moet ik de mensen dan zeggen als die straks eieren komen kopen?” Boer Kees blijft boos en zegt: “Voor straf krijgen jullie vandaag niets te eten.” Kakel is nu ook boos op de boer en denkt: wat nu? De volgende dag leggen de kippen wel eieren, maar ze verstoppen deze door erop te blijven zitten. De boer moet maar eens weten dat ze het helemaal niet leuk vinden dat ze geen eten krijgen. Ze blijven bovenop hun eieren zitten tot de boer hen weer genoeg te eten geeft. Als de boer ziet dat er weer geen eieren zijn, wordt hij nog bozer. “Nu krijgen jullie vandaag ook weer niets te eten, ik zal jullie leren,” roept hij met een rood hoofd. Maar Kakel geeft er niets om. Er liggen nog wel wat restjes in het kippenhok en een beetje minder eten was ook niet erg. Na een paar dagen gebeurt er iets heel bijzonders. Doordat de kippen al die tijd op hun eieren zijn blijven 19
zitten, zijn ze eigenlijk aan het broeden. En als je op een ei gaat broeden, dan komen er kuikentjes uit. En zo gaat het. De eerste kuikentjes komen uit de eieren en beginnen rond te lopen. Als de boer de volgende morgen komt kijken of er eieren zijn, ziet hij al die kuikentjes lopen en dan snapt hij wat de kippen hebben gedaan. Eigenlijk is hij wel blij met de kuikentjes, want dat worden straks grote kippen die ook weer eieren leggen en die kan hij dan weer verkopen. Boer Kees is nu niet meer boos en komt weer eten brengen. Kakel is ook blij, want nu hebben zij kuikentjes en dat wordt een gezellige boel in het kippenhok.
20
21
6. Zepie - de zeehond Zepie is een jonge zeehond, die samen met zijn vader en moeder in de grote zee zwemt. Zeehonden wonen in de zee en eten veel vis. Zepie is nog heel klein en zijn papa en mama vangen de visjes voor Zepie en die eet hij dan op. Als Zepie veel vis eet wordt hij snel groot. Zo zwemmen papa, mama en Zepie in de grote zee op en neer, op zoek naar vissen. Op een dag begint het heel hard te waaien en te stormen. Er komen hele hoge golven op de zee. Voor Zepie wordt het heel moeilijk om bij zijn papa en mama te blijven. Zepie wordt al snel moe. Hij is nog niet sterk genoeg om door die hoge golven te zwemmen. Na een paar uur is Zepie zo moe, dat hij zijn papa en mama kwijt raakt. Hij is nu helemaal alleen op de zee tussen die hoge golven. Na een tijdje voelt hij zand onder zijn buik. Dat is vreemd, nu ligt Zepie ineens op het strand. Een zeehond heeft geen pootjes, dus Zepie kan nu nergens meer heen en ligt daar maar alleen op het strand. Hij is erg verdrietig, want hij is zijn papa en mama kwijt en heeft niets te eten. Dan hoort hij stemmen van mensen. Zepie begint te schreeuwen en de mensen komen naar hem toe. Ze zien dat hij is aangespoeld op het strand en gaan hem snel helpen. Hij wordt in een teil met zeewater gelegd.
22
De mensen brengen hem naar een huis met een groot zwembad. In dat zwembad zwemmen ook andere zeehonden. Zepie kan nu samen met de andere zeehonden weer zwemmen. De mensen brengen een emmer vol met vis naar het zwembad en gooien die naar de zeehonden. Nu kan Zepie ook weer eten. Hij is erg blij dat ze voor hem zorgen, maar is ook verdrietig dat hij zijn papa en mama kwijt is. Van de andere zeehonden hoort hij, dat zij ook hun ouders kwijt zijn, maar dat zij op een dag, als ze groot genoeg zijn, weer naar de zee mogen en hun ouders weer kunnen zoeken. Zepie wordt al snel goede vrienden met de andere zeehonden. Ze spelen de hele dag met elkaar. Ze kunnen met hun neus een bal omhoog gooien en ook weer opvangen. Ook kunnen ze vanuit het water omhoog springen en met een grote plons er weer in vallen. Zepie is een kleine boef die steeds rare streken wil uithalen. Als een andere zeehond de bal naar Zepie gooit, dan gooit Zepie de bal niet terug, maar houdt hem onder zijn buik in het water. Als de andere zeehonden proberen zo hoog mogelijk t springen, dan zorgt Zepie ervoor dat hij vlak bij de oppasser met een grote plons in het water komt, zodat de oppasser helemaal nat wordt.
23
Omdat Zepie veel te eten krijgt en heel goed heeft leren zwemmen, is hij op een dag sterk genoeg om weer naar de zee te gaan. Hij kan nu voor zichzelf zorgen en in zee zwemmen en zelf vissen vangen. Zo wordt Zepie in een grote bak van het zwembad naar de zee gedragen en in de zee los gelaten. Hij zwemt en springt, zo blij is hij. Hij gaat in de zee op zoek naar zijn papa en mama. Hij zwemt heel ver en steeds probeert hij te roepen, zodat hij wordt herkend. Een paar dagen later hoort hij een andere zeehond naar hem roepen. Hij zwemt op het geluid af en ziet twee andere zeehonden. Als ze bij elkaar komen, ziet Zepie meteen dat het zijn papa en mama zijn. Ze zijn allemaal ontzettend blij, geven elkaar kusjes met hun natte neuzen en springen van plezier hoog op uit het water. Nu zwemmen ze met zijn drietjes door de zee en gaan ze vissen vangen en spelen ze de hele dag.
24
25
7. Govert - de goudvis Govert is een kleine, felgekleurde goudvis die bij Sam in de vissenkom zwemt. Govert is alleen, er zitten geen andere vissen in de kom, hij heeft dus helemaal geen vriendjes. Govert is heel schattig en komt altijd naar de rand van de kom zwemmen als Sam met zijn vinger tegen de kom tikt. ’s Morgens strooit Sam vissenvoer op het water. Dan zwemt hij snel naar boven en hapt de korreltjes snel op. Als het eten op is, dan is er verder weinig meer te doen voor Govert. Voor Govert is het toch wel een heel saai leven, zo de hele dag rondjes zwemmen in de vissenkom. Hij wordt er soms duizelig van. Maar wat moet hij dan doen? Hij wil wel eens wat anders. Govert denkt lang na wat hij kan doen om zijn leven een beetje leuker en spannender te maken. Govert wil wel eens iets geks doen, eens helemaal uit zijn dak gaan. En ineens weet hij wat hij gaat doen.Op een dag, als Sam weer bij de kom staat en op het glas tikt, komt Govert aan zwemmen en gaat met zijn staart wild op en neer. Zo blij is hij dat hij Sam weer ziet. Hij denkt, ik zal Sam eens verrassen. Govert neemt een slokje water in zijn mond, zwemt naar boven en spuit het water in het gezicht van Sam. Sam schrikt wel, maar moet dan heel hard lachen. Wat is die Govert toch een gekke goudvis. Even later denkt Govert aan een andere grap.
26
Hij gaat rondjes zwemmen, begint met zijn staart te zwiepen, harder en nog harder en dan ineens springt Govert uit de vissenkom. Hij valt op de tafel en blijft met zijn staart kwispelen, net als een hond. Sam schrikt er van en pakt Govert snel op en legt hem op zijn hand. Govert blijft met zijn staart kwispelen en met zijn mond doet hij net of hij kusjes maakt. Sam vindt dat heel grappig. Dan doet Sam Govert weer terug in het water. Daar zwemt Govert naar de rand van de kom en blijft maar kusjes maken met zijn mond. Sam geeft de kom dan ook een kusje op de plek waar Govert zit. Van plezier zwemt Govert heel snel een paar rondjes en blijf maar naar Sam kijken.
27
De volgende dag, als Sam thuis komt uit school, gaat hij naar Govert kijken. Als Govert Sam weer ziet, wordt hij weer heel blij en begint hij weer wild met zijn staart te kwispelen. Sam weet wat er nu gaat gebeuren en pakt snel een ring. Als Govert weer uit de kom springt, houdt Sam de ring ervoor en springt Govert zo door de ring. Het is een kunstje als in het circus. Sam moet hard lachen en legt Govert op zijn hand en aait hem over zijn vinnen. Dan doet Sam Govert weer terug in de kom, waar Govert weer opgewonden enkele rondjes zwemt en kusjes komt geven vlak voor Sam’s gezicht. En Sam geeft weer een kusje terug op de kom. Zo gaat dat voortaan iedere dag. De ene keer springt Govert door de ring, een andere keer springt hij in een klein bakje met water, waardoor de hele tafel nat wordt van de spetters, of hij komt met een klap weer op de tafel terecht. Govert vindt het geweldig, hij vindt het nu niet meer saai in zijn vissenkom. Iedere dag als Sam uit school komt, doen ze van die gekke spelletjes. Sam gaat Govert steeds meer kunstjes leren. Govert lijkt nu wel een echte circus goudvis.
28
29
8. Achmed - de kameel In de grote woestijn in Afrika, met heel veel zand en heel weinig water, leeft een echte, hele speciale kameel, eentje met drie bulten op zijn rug. De kameel wordt door zijn baasje Achmed genoemd. Achmed moet in die woestijn heel hard werken. Omdat hij drie bulten heeft, kunnen er twee mensen op zijn rug tussen die bulten zitten. En dat is heel zwaar voor Achmed. Op een dag komen er mensen kijken, die op vakantie zijn. Als ze Achmed zien willen zij wel op zijn rug een eindje rijden. Na het ritje zijn ze zo enthousiast, dat zij aan het baasje van Achmed vragen of zij Achmed niet mogen meenemen. Het baasje wil daar natuurlijk wel geld voor hebben. Dat is goed, en zo wordt Achmed verkocht. De toeristen nemen Achmed mee naar Nederland. De man is directeur van een dierentuin en die vindt het zo apart, dat Achmed drie bulten heeft, dat hij hem aan alle bezoekers van de dierentuin wil laten zien. En zo wordt Achmed de grote attractie van de dierentuin. Achmed ziet de hele dag mensen voor het hek die naar hem komen kijken. Dat gaat Achmed al snel vervelen. De directeur ziet, dat Achmed niet gelukkig is en vraagt wat hij dan wil. Hij wil mensen blij maken en met ze gaan rijden. Dan krijgt de directeur een geweldig idee.
30
De volgende dag neemt hij Achmed mee naar de stad, waar op dat moment een kermis is. Hij loopt met Achmed naar de draaimolen en vraagt aan de baas van de draaimolen of Achmed in de molen mag staan, zodat de kinderen op zijn rug kunnen meerijden. De draaimolen baas vindt dat een geweldig idee, en zo staat Achmed tussen de auto’s, brandweerwagens en de houten paarden te wachten tot er kinderen op zijn rug gaan zitten. En ja hoor, daar komen de eerste kinderen al aan. Ze worden door hun papa op de rug van Achmed gezet en de draaimolen begint te draaien. Dan schudt Achmed met zijn bulten en de kinderen schrikken zich een hoedje. Achmed schudt nog een keer en dan gillen de kinderen van plezier. Dit hebben ze nog nooit meegemaakt, een levende kameel met drie bulten die hen door elkaar schudt. Andere kinderen langs de draaimolen zien dit en willen nu ook allemaal een keer op de rug van Achmed zitten. 31
Zo wordt het een drukke dag voor Achmed en voor de draaimolen, want heel veel kinderen rijden op zijn rug mee en gillen van plezier als Achmed met zijn bulten schudt. Zo wordt Achmed de leukste attractie op de kermis en heeft hij zelf een dag, die hij nooit zal vergeten. Alle kinderen spreken erover en daarna willen ze ook allemaal naar de dierentuin om Achmed weer te zien. Het is de leukste dierentuin van het hele land geworden.
32
33
9. Jef - de Giraffe Jef is een giraffe die woont in de dierentuin. Giraffen hebben een lange nek, omdat zij de blaadjes van de bomen moeten kunnen plukken, dat is hun eten. Maar Jef heeft wel een hele lange nek, langer dan die van de andere giraffen. Jef kan dan ook de blaadjes van hele hoge bomen eten en ook heel ver weg kijken. Hij kan ook zien wat er in de andere hokken in de dierentuin allemaal gebeurt. Als Jef ’s morgens uit het hok komt om buiten te gaan wandelen, dan stoot hij bijna altijd zijn kop. Au, roept hij dan heel hard, en de aapjes in het hok ernaast moeten er altijd om lachen. Die domme Jef die iedere dag weer zijn kop stoot. Omdat Jef zo’n lange nek heeft en heel hoog boven alles uit steekt, heeft hij ook veel last van de wind. Daardoor krijgt Jef een stijve nek. Daar heeft Jef veel last van. Als Inger in de dierentuin naar Jef komt kijken, vindt ze het niet leuk dat Jef steeds zo’n stijve nek heeft. Daar wil ze wat aan doen. Inger gaat naar huis en gaat een sjaal voor Jef breien.
Intussen wordt Jef een beetje verliefd. Hij houdt heel veel van 34
Gerda, de vrouwtjes giraffe. Maar Gerda is wel wat kleiner dan Jef en dat maakt het moeilijk als ze elkaar willen knuffelen en een kusje willen geven. Jef kan zijn stijve nek niet genoeg buigen om Gerda een knuffel te geven. Dus moeten ze iets slims bedenken. Daarom klimt Gerda steeds op een hele grote steen als Jef haar een beetje wil knuffelen. Dat gaat niet altijd goed. Want als het geregend heeft, dan kan Gerda niet op de steen klimmen, want dan glijdt ze steeds uit. Allemaal niet zo leuk dus. Inger heeft intussen een lange sjaal gebreid en wil weten of de sjaal lang genoeg is voor Jef. Ze gaat weer naar de dierentuin om te passen. Maar oh jee, de sjaal is nog lang niet lang genoeg. De nek van Jef is ook wel héél lang. Dus gaat Inger weer naar huis en gaat ze weer verder met breien. Haar vingers gaan wel een beetje pijn doen van al dat breien, maar dat vindt ze niet erg. Ze wil dat Jef niet langer een stijve nek krijgt van de wind en de kou. Maar de wol is bijna op en de sjaal is nog niet lang genoeg. Dus moet de mama van Inger naar de winkel om nieuwe bolletjes wol te halen. En Inger breit maar door. Intussen blijven Jef en Gerda elkaar erg leuk vinden en knuffelen en kussen ze elkaar. De aapjes uit het hok ernaast komen altijd over de schutting kijken en klappen dan in hun handen en roepen “Oef, oef, oef” als Jef en Gerda elkaar een kusje geven. Inger is de hele tijd maar doorgegaan met breien. Na een paar weken wil Inger met de sjaal weer naar de dierentuin. De sjaal is nu zo lang geworden, dat ze hem niet meer zelf kan dragen. Ze nemen de kinderwagen, 35
waar Inger in gelegen heeft toen ze zelf nog klein was, en stoppen daar de sjaal in. Het was net een hele hoge berg wol. In de dierentuin gaan ze meteen naar de giraffen. Daar staat Jef te kijken en die weet niet wat hij ziet als Inger de sjaal uit de kinderwagen pakt. Eerst moet de papa van Inger een grote ladder halen en tegen Jef aan zetten, want anders kan Inger de sjaal niet om de nek van Jef doen. Als Jef de sjaal om heeft, met allemaal vrolijke kleuren, komen de aapjes weer kijken en klappen luid in hun handen, dit vinden ze heel mooi.
Door de sjaal van Inger heeft Jef nooit geen last meer van de kou en heeft Jef ook geen stijve nek meer. Hij kan nu veel makkelijker met Gerda knuffelen. En zo blijven Jef en Gerda nog heel lang verliefd op elkaar.
36
37
10. Fleur - de vlinder Het wordt weer lente. Door de zon wordt het weer lekker warm en de blaadjes komen aan de bomen. Ook gaan de bloemen weer bloeien. Tussen de bloemetjes kruipt een rups. Een rups met veel haartjes en een grappig gezichtje. Het rupsje zoekt een lekker plekje om te rusten. Tussen de blaadjes van een boompje nestelt hij zich in. Dan gaat er iets heel moois gebeuren. Eerst maakt het rupsje een cocon en daarna komt er heel langzaam een hele mooie vlinder uit. Zo gaat dat altijd, vlinders komen uit een cocon van het rupsje. Deze vlinder is heel mooi en heet Fleur. Fleur begint meteen met haar vleugels te fladderen en vliegt vanuit de boom en de blaadjes de blauwe lucht in. Ze fladdert heerlijk in de rondte, ze is blij. De zon schijnt, de bloemetjes bloeien en Fleur kan alles mooi vanuit de lucht zien.
Niels volgt Fleur met zijn netje en als Fleur even op een bloem gaat zitten om uit te rusten van het vliegen, dan vangt Niels haar met zijn netje. Hij stopt Fleur in een grote glazen pot, prikt wat gaatjes in de deksel en doet er een paar bloemetjes bij. Fleur fladdert wild rond in de pot, want ze vindt het helemaal niet fijn dat ze niet meer vrij kan rondvliegen. Niels vindt haar zo mooi, hij wil er de hele dag naar kijken. Maar Niels moet naar school. Daar vertelt de juffrouw over de lente, de bloemetjes en de bijen en de vlinders die nu zo mooi rondvliegen. De bijen en de vlinders zorgen ervoor dat er volgend jaar ook weer bloemetjes kunnen bloeien. Zonder de bijen en de vlinders ziet de wereld er maar saai uit, want dan zijn er geen bloemen.
Ze ziet ook Niels daar beneden rondlopen. Niels is een leuk jongentje van 6 jaar. Hij is gek op bloemetjes, bijtjes en vlinders. Dan ziet hij Fleur vliegen. Oh, wat is die vlinder mooi! Niels gaat naar binnen en haalt een netje. Hij wil die vlinder vangen en in een potje doen. Dan kan hij de vlinder heel goed zien en genieten van de mooie kleuren.
Als Niels uit school komt en weer thuis is, gaat hij meteen in de pot kijken hoe het met Fleur gaat. Hij staat met grote ogen te kijken naar de mooie kleuren van Fleur. Ze heeft een donkerrode rand om haar vleugels, daarbinnen zitten geel, en groen en blauwe strepen en in het midden een roze vlek. Zoveel mooie kleuren heeft Niels nog nooit gezien. Niels denkt aan het verhaal van de juffrouw op school en krijgt toch wel spijt dat hij Fleur heeft gevangen en in een potje heeft gedaan.
38
39
Hij neemt het potje mee naar buiten, haalt de deksel eraf en fluistert zacht naar Fleur: “Sorry dat ik je gevangen heb. Ik vond je zo mooi, maar ik weet dat jij het niet fijn vindt in een potje en dat jij ervoor moet zorgen dat de bloemetjes weer kunnen bloeien”. Fleur kijkt nog eens goed naar Niels en vliegt dan weg, de grote blauwe lucht in. Ze gaat in de tuin van Niels op een mooie bloem zitten en kijkt nog eens naar Niels. Dan vliegt ze weg. Maar nog iedere dag als Niels buiten speelt, ziet hij Fleur vliegen. Ze vliegt heel druk van de ene bloem naar de andere. Niels is blij dat hij haar weer heeft vrij gelaten. Fleur is nu erg gelukkig. En steeds als Fleur door hun tuin vliegt, denkt Niels dat ze naar hem kijkt en ook een beetje naar hem lacht. Niels voelt zich erg gelukkig, en Fleur ook.
40
41
11. Peter - de pony In een weiland vlak bij het dorp loopt een kleine pony. Zijn naam is Peter. Hij is heel mooi, heeft lange manen, een lange start en een witte vlek op zijn neus. Peter is van Noor. Noor zorgt heel goed voor Peter. Iedere dag krijgt Peter een wortel, vers hooi en schoon water van Noor. Bijna iedere dag gaat Noor op de rug van Peter zitten en rijden ze een paar rondjes door de wei. Soms loopt Peter wat harder en gilt Noor het uit van plezier. Ze vindt het heerlijk om op Peter te rijden.
springt en huppelt door de kamer. Ze vliegt naar buiten en gaat heel snel naar Peter en roept: “Peter, Peter, we mogen met de koning meerijden!” Peter begrijpt het niet helemaal, maar hij ziet wel hoe blij Noor is. Een paar weken later is het zover. Dan is de optocht met de Gouden Koets. Noor wil haar prinsessen jurk aan en een kroontje op. De manen van Peter krijgen een hele mooie vlecht en ook zijn staart. Het zadel van Peter heeft Noor heel mooi goud geverfd. Wat zien ze er samen toch mooi uit zo. Nu vertrekken ze naar de optocht. Eerst gaan ze naar het paleis van de koning en worden daar door een lakei ontvangen. Die is heel verbaasd, zo mooi zien Noor en Peter eruit. “Jij bent bijna
Maar Noor heeft een wens. Noor wil als prinses op Peter mee rijden in de optocht van de koning en de koningin. Die rijden ieder jaar een rondje in de Gouden Koets en dat vindt Noor ontzettend leuk. In die optocht wil ze ook wel eens mee rijden, maar dan wel op Peter. Dus stuurt Noor een brief naar de koning en vertelt daarin wat haar wens is. Op een dag krijgt ze een brief met gouden letters en een hele grote postzegel. Op de brief staat: “Aan Noor en Peter.” Noor staat helemaal te trillen van opwinding. Is dit dan een brief van de koning? Ze loopt heel snel naar haar moeder, die heel verbaasd is en de brief snel open maakt. In de brief staat: “Beste Noor, wat leuk dat jij met Peter samen met mij en de koningin in de optocht met de Gouden Koets wilt meerijden. Ik vind dat een geweldig idee en hoop jou snel met Peter te zien in onze optocht.” Onder de brief staat in sierlijke letters “Jouw koning”. Noor is helemaal verrukt, ze 42
net zo mooi als de koningen,” zegt de lakei tegen Noor. Noor straalt van trots. De lakei neemt hen mee naar de stallen van de koning, want daar begint de optocht. Daar ziet Noor de Gouden Koets staan. Oh, wat is die mooi en hij glimt ook zo mooi, het doet bijna pijn deed aan de ogen. “Hallo Noor,” hoort ze iemand achter haar zeggen. 43
Ze kijkt om en daar staat de koning. Noor krijgt helemaal rode wangen. “Wat zie jij er mooi uit, je bent net een echte prinses met die jurk en dat kroontje en wat is Peter een leuke pony,” zegt de koning. “Ga jij maar voor de Gouden Koets rijden.” Noor is helemaal opgewonden en blij. Zo begint de optocht, eerst de muziek, dan Noor op Peter en daarachter de koning en de koningin in de Gouden Koets. Langs de weg staan heel veel mensen naar de optocht te kijken en als ze Noor en Peter zien wordt er heel hard voor ze geklapt. Noor geniet ontzettend, maar het gaat allemaal zo snel voorbij. De volgende dag vertelt Noor op school wat ze heeft meegemaakt en hoe trots ze is. De kinderen in haar klas zijn best wel een beetje jaloers op Noor, want ze hadden zelf best ook wel op een pony voor de Gouden Koets willen rijden. Er wordt op school nog vaak gepraat over deze dag en over Noor en Peter. En Noor droomt er nog iedere nacht van, zo geweldig heeft ze het gevonden bij de koning en de koningin en de Gouden Koets.
44
45
12. Carmen - de kangoeroe De buurman van Pepijn heeft een kangoeroe in zijn tuin, haar naam is Carmen. Rond de tuin staat een hoog hek, zodat Carmen niet over het hek kan springen. Pepijn is 3 jaar en is vaak in hun eigen tuin aan het spelen. Dan gaat hij ook naar het hek en kijkt dan naar Carmen. Het is wel erg raar, dat iemand een kangoeroe in zijn tuin heeft. Pepijn vindt Carmen een raar dier. Ze kan niet echt lopen, ze springt van de ene plek naar de andere. Pepijn wil wel met Carmen spelen, maar dat is moeilijk, met dat hoge hek ertussen. Pepijn gooit een bal over het hek en Carmen pakt de bal en stopt die in haar buik. Nou ja, buik, het was een soort zak die op haar buik zit. Die zak heet eigenlijk: buidel. Als een kangoeroe een kleine kangoeroe krijgt, dan kan die veilig in die buidel zitten als de moeder van de ene plek naar de andere springt. Maar Carmen stopt die bal in haar buidel en springt naar de andere kant van de tuin. Pepijn vindt dat grappig en gooit dan een emmertje over het hek. Carmen komt en stopt het emmertje ook in haar buidel. Pepijn vindt het heel grappig en hij lacht de hele tijd en roept “Carmen is gek, Carmen is gek!” Carmen vindt het wel vreemd, zo’n jongetje achter het hek dat allemaal spullen naar haar gooit. Zij vindt Pepijn eigenlijk wel raar, maar ook wel leuk.
46
Carmen denkt, ik wil wel eens met Pepijn spelen. Hij is altijd zo lief tegen mij. Dan krijgt Carmen een idee. Zij gaat een stukje naar achteren, springt een paar keer op en neer en dan maakt zij een grote sprong en gaat zo over het hek bij Pepijn. Pepijn schrikt wel even, maar vindt het meteen prachtig en gaat naar Carmen toe. Carmen likt over het gezichtje van Pepijn en vindt hem heel lief. Pepijn denkt: zou ik ook in die buidel passen? Hij kijkt Carmen aan en klimt dan in de buidel. Hij kan nog net over de rand van de buidel kijken. Carmen vindt het grappig en begint door de tuin te springen. Pepijn giert het uit van de pret. Dan wordt Carmen ondeugend en springt uit de tuin van Pepijn op de stoep langs het huis en springt verder door de straat. Met grote sprongen gaat Carmen met Pepijn naar het grote grasveld, waar allemaal kinderen aan het spelen zijn. Als Carmen daar met Pepijn in zijn buidel aan komt, schrikken de kinderen eerst. Wat moet die kangoeroe hier op het veld? Dan zien ze Pepijn met zijn hoofdje net boven de buidel uit steken en zien hem lachen. Dat is wel heel erg grappig. Pepijn geniet van deze vreemde tocht met Carmen. Carmen springt op het veld heen en weer en de kinderen lopen er gillend achteraan. Dat hoort ook de buurman van Pepijn. Die komt naar buiten en ziet Carmen met Pepijn op het veld rondspringen. Dat is niet de bedoeling. Als Carmen niet uit kijkt, kan zij zo onder een auto komen, want Carmen heeft nooit geleerd goed op te letten als zij over de straat springt. 47
De buurman vindt het wel grappig wat Carmen met Pepijn doet, maar haalt Carmen weer terug naar zijn eigen tuin. Daar haalt de buurman Pepijn uit de buidel en ook de bal en het emmertje. De buurman zegt dat ze dat nooit meer moeten doen, omdat het heel gevaarlijk is. Als Carmen zo hoog springt, dan kan Pepijn er ook uit vallen en zich heel erg pijn doen. Als Pepijn in hun eigen tuin speelt, gaat hij steeds naar het hoge hek en dan komt Carmen ook aan de andere kant naar hem toe. Pepijn aait Carmen en zegt, dat hij hun avontuur erg leuk heeft gevonden en het nooit zal vergeten.
48
49
13. Maaike - de merel Maaike is een leuke merel met bruine veren; ze kan ook best mooi fluiten. Maaike vliegt altijd door de lucht, soms heel hoog maar ook wel eens vlak over de huizen. Maaike kan alles zien wat er beneden haar gebeurt. Ze ziet de kindjes spelen, de moeders de was op hangen, ze ziet de vaders het gras maaien, de kindjes de auto wassen en nog veel meer. Maaike gaat af en toe in een boom zitten en kijkt dan of er iets te eten is. Ze kijkt dan naar stukjes brood, die de kinderen op de grond gegooid hebben en gaat die dan opeten. Maaike is ook wel eens ondeugend. Dan vliegt ze door de lucht en laat ze wel eens een poepje vallen. Meestal valt dat op het gras of op een stoep, maar soms laat Maaike het poepje expres op een auto vallen of op het hoofd van een kindje. Hè bah, dat is vies! Dan moet het kindje snel naar huis om haar hoofd weer goed te wassen. Als Maaike dat ziet, dan moet ze er wel om lachen. Jaja, een beetje ondeugend is ze soms wel. Maaike kan ook heel lief zijn. Ze ziet op een keer Lieve in de tuin spelen. Lieve heeft een ballon en vindt dat heel leuk. Maar ineens laat Lieve de ballon los en die gaat heel hoog de lucht in. Lieve schreeuwt en huilt, ze is haar ballon kwijt.
50
De moeder van Lieve komt snel naar buiten, maar de ballon is al heel hoog in de lucht. Lieve is heel verdrietig. Maaike ziet dat en denkt, daar moet ik iets aan doen. Dan vliegt Maaike heel snel naar de ballon toe en pakt het touwtje van de ballon in haar snavel. Dan vliegt Maaike naar beneden naar Lieve toe en houdt het touwtje vlak bij Lieve’s hand. Lieve pakt de ballon vast en kan weer lachen. Dat was wel heel lief van Maaike. Als het mooi weer wordt, gaat Maaike op zoek naar een nestje, want ze wil eitjes leggen en kleine merels krijgen. Ze gaat een nestje bouwen, achter in de tuin van Lieve, want dat vindt ze wel een leuke plek. Samen met een mannetjes merel bouwt ze het nestje. Ze zoeken takjes, kleine stukjes touw en andere dingetjes. Lieve heeft dat gezien en gaat snel wat stukjes wol zoeken en andere draadjes en ook kleine takjes en gooit die op de grond, zodat Maaike die kan pakken. Maaike ziet dat Lieve dat doet en weet ook nog dat zij de ballon naar Lieve terug gebracht heeft. Zo helpen Lieve en Maaike elkaar. 51
Als het nestje klaar is, kan Maaike eitjes gaan leggen. Ze gaat op de eitjes zitten, dagenlang en na een paar weken komen de kleine mereltjes uit de eitjes. Lieve hoort de kleine merels piepen en denkt, ik zal eens wat lekker voer klaar leggen voor ze. Met wat zaadjes en stukjes ei verwent zij Maaike en de kleine merels. Na een tijdje zijn de kleine merels groot genoeg om zelf uit het nestje te komen en ook te gaan vliegen. Maaike helpt ze een beetje en Lieve zorgt ervoor, dat er geen andere beesten, zoals een poes, in de buurt komen. Nu kunnen de kleine merels zelf veilig leren vliegen. Aan het einde van de dag kunnen ze al goed vliegen en gaan ze rondjes vliegen in de buurt. Maaike en haar kleine merels blijven in de buurt van Lieve wonen, want ze zijn goede vrienden van elkaar geworden en Lieve zorgt er steeds voor dat er lekker voer voor de merels is.
52
53
14. Berrie - de beer Mark is gek op dieren. Hij had altijd al een hond, een kat, een schildpad en vogeltjes willen hebben. Maar zijn papa vindt dat geen goed idee, zoveel dieren in huis en alle rommel die je dan hebt met etensresten en poep. Nee, dat vindt Mark’s papa maar niks. Maar vandaag ziet Mark op de TV, dat er een klein beertje is geboren in de dierentuin en dat daar eigenlijk geen plaats meer voor hem is. Dus vraagt Mark aan zijn papa, of hij dan één dier mag hebben. Wel slim van Mark. De papa van Mark denkt daar even over na en vindt het dan goed. Dus zegt Mark, dat hij de beer uit de dierentuin wil hebben. Daar schrikt zijn vader heel erg van. Maar ja, hij heeft gezegd dat één dier mocht, en beloofd is beloofd. Dus gaan ze naar de dierentuin. De beer is een ijsbeer met een hele mooie witte vacht en Mark noemt hem Berrie, Berrie de Beer. Berrie is nog klein en moet een paar keer per dag melk uit een fles drinken. Mark zorgt goed voor Berrie en Berrie vindt Mark daarom ook heel lief en wil meteen met Mark spelen. Zo worden Mark en Berrie hele goede vrienden. Berrie is heel braaf en Mark gaat vaak met hem wandelen. Dan krijgt Berrie een riem om en houdt Mark hem zo vast. De mensen in de stad staan wel heel raar te kijken als Mark met Berrie aan het wandelen is. Sommige mensen lopen gillend weg, ze zijn wel een
54
beetje bang voor Berrie. Maar dat is nergens voor nodig, Berrie is heel lief. Op een dag als het heel mooi weer is denkt Mark, Berrie is een ijsbeer, dus zal hij wel zin hebben in een ijsje. Mark koopt een hele grote softijs in de winkel en gaat samen met Berrie op een bankje zitten om het ijsje op te eten. Berrie heeft nog nooit een ijsje gezien en weet niet hoe je het moet eten. Dat wordt een heleboel geklieder. Berrie zit helemaal onder het ijs. Dat is heel vies en dat plakt allemaal. Mark denkt, als ik met die plakkende Berrie thuis kom, dan mag ik vast nooit meer met hem gaan wandelen. Het is ook heel dom van Mark om te denken dat ijsberen zo heten omdat ze ijsjes eten! Dan bedenkt Mark, dat er op het grote plein een fontein is, daar kan hij Berrie vast wel schoon maken. Als Berrie het water in de fontein ziet, wil hij er meteen in springen, want ijsberen spelen niet alleen op ijs, ze zwemmen ook in water. En hup, daar plonst Berrie al in de vijver, met zo’n grote plons, dat heel veel mensen rond de vijver helemaal nat worden. Omdat Mark de riem niet los laat, wordt hij door Berrie ook in de vijver getrokken en gaat hij helemaal kopje onder. Oei, oei, dat zal zijn papa niet leuk vinden. De mensen om de vijver staan allemaal te roepen en te gillen, omdat ze zo nat zijn geworden. Berrie heeft het 55
helemaal naar zijn zin en staat wild in de vijver te spartelen, zodat nog meer mensen nat worden. Hij trekt Berrie uit de vijver en gaat snel met hem naar huis. Berrie wil eerst zijn vacht nog droog maken. Dus begint hij heel hard met zijn lijf te schudden, zodat er een heleboel spetters afvliegen en er nog meer mensen nat worden. Mark vindt het eigenlijk ook wel heel grappig dat zoveel mensen door Berrie heel nat geworden zijn, maar hij wil snel naar huis. Hij hoopt maar dat zijn papa het niet zal merken. Mark weet nu wel, dat hij nooit meer een ijsje met Berrie zal gaan eten.
56
57
15. Nellie - het Nijlpaard
Nellie is een Nijlpaard. Ze is heel erg dik, maar dat zijn alle nijlpaarden. Ze eten ook heel veel. Nellie is vandaag 10 jaar in de dierentuin en dat wil de oppasser vieren. Nellie mag kiezen: een feestje met de andere dieren of samen in de stad iets gaan eten. Nellie kiest voor eten in de stad. Dus gaan de oppasser en Nellie samen naar de stad. Ze lopen de hele weg, want Nellie past niet in een auto of in een bus. Het is best ver lopen naar de stad. Zie eens al die mensen die met open mond staan te kijken als Nellie langs loopt. Want het is niet zo maar lopen, ze schommelt met haar dikke buik van links naar rechts en haar poten stampen heel hard op de straat. “Kijk, daar in de verte, daar is een McDonalds, zullen we daar gaan eten?”, vraagt de oppasser aan Nellie. Nellie vindt het prima en dus gaan ze naar de Mac. Dat is wel niet zo gezond, maar voor één keertje op haar verjaardag mag het wel. Ze lopen de Mac binnen. Nellie stoot met haar dikke billen tegen de deur en die knalt tegen de muur aan. Dat maakt veel herrie en alle mensen schrikken. Ze kijken hun ogen uit als ze zo’n groot nijlpaard zien binnen komen. Nellie loopt naar de balie om bij de juffrouw wat te bestellen. Nellie mag zelf zeggen waar ze zin in heeft. Maar oei, dat is niet zo slim van de oppasser, want Nellie kan heel veel eten en na het lopen heeft ze ook nog 58
eens extra honger. Dus begint Nellie te bestellen: “Doen mij maar, eens even denken, ja, 10 hamburgers, 5 grote friet, 10 salades, 5 kindermenu’s, 5 grote Coca-Cola, 10 ijsjes en doe ook nog maar 10 broodjes met kroket. De juffrouw schrikt zich een hoedje. Zo’n grote bestelling had ze nog nooit gehad. “Ga maar vast zitten aan een tafeltje, dan kom ik de bestelling straks wel brengen,” zegt ze. Dan zoekt de oppasser een hele grote tafel uit, want anders kan het eten er niet allemaal op. Nellie wil op het stoeltje gaan zitten, maar met een luide knal zakt ze daar doorheen. Dat kan toch ook niet, zo’n dik nijlpaard op een stoeltje. Een tijd later, want het was wel een hele grote bestelling, komen vier juffrouwen de bestelling brengen. Die wordt voor Nellie neergezet en die begint meteen te eten. Ze maakt daarbij hele vieze geluiden en krijgt dan ook een tik tegen de billen van de oppasser. “Wel netjes eten hier,” zegt de oppasser, ”anders gaan we meteen weer weg.” Nellie eet met grote happen eerst de hamburgers, dan de frietjes en zo eet ze het allemaal op. Met die grote mond van haar kan ze hele grote happen nemen. 59
De oppasser schaamt zich wel een beetje voor Nellie, want ze hapt alles heel snel weg met die grote mond van haar. De oppasser is blij als Nellie het allemaal op heeft. Hij pakt nog even een hele stapel servetjes om Nellie’s mond schoon te poetsen en dan gaan ze weer terug naar de dierentuin. Onderweg schommelt de volle buik van Nellie nog harder en stampt ze nog harder op de stenen van de straat. Als ze weer terug zijn in de dierentuin denkt de oppasser: zo is het mooi geweest. Dat doe ik nooit meer. Zoveel eten, dat kost veel geld en Nellie past eigenlijk helemaal niet in een restaurant. Maar ja, Nellie had er wel heel erg van genoten en dat mocht best voor een keertje.
60
61
16. Karel - de kater Karel is een grote kater. Hij heeft een rode vacht en is ook heel sterk. Karel is heel bijzonder, want hij kan ook alleen op zijn twee achterste poten lopen. Een echte kunstenaar dus. Karel woont bij Thomas. Daar ligt hij vaak heel lui in de vensterbank en kijkt naar buiten. Karel verveelt zich heel erg. Hij wil wel eens een avontuurtje beleven. Karel vraagt aan Thomas of ze niet samen eens een keer ergens naar toe kunnen en iets leuks kunnen gaan doen. Dat wil Thomas ook wel. Hij pakt de riem en doet die om de nek van Karel. Dan wil Karel ook zijn eigen kater-schoenen aan, een soort kleine sneakers. Zo gaan ze naar buiten een stuk wandelen. De mensen kijken er raar van op, een rode kater met sneakers die op twee poten loopt. Hij lijkt wel van het circus. Thomas krijgt een idee. “Wat zou je ervan vinden als we naar De Efteling gaan,” vraagt hij Karel. Karel weet niet wat een Efteling is, maar hij wil wel eens wat anders, dus vindt Karel het prima. Dan gaan Thomas en Karel met de bus naar De Efteling. Als Thomas betaald heeft voor de kaartjes, lopen ze verder. Oh, wat is het druk in De Efteling, zoveel mensen met zoveel kinderen. Allemaal kijken ze heel raar naar Karel, ze denken dat hij in De Efteling woont. Thomas gaat met Karel naar het treintje. Karel staat achter het stuur en kijkt verbaasd om zich heen. Wat is er een boel te zien hier.
62
Na het treintje gaan Thomas en Karel in het bootje en gaan ze de sprookjesgrot in. Daar wordt een liedje gezongen en Karel probeert mee te miauwen, maar dat lijkt nergens op. Thomas zegt tegen Karel dat hij stil moet zijn en moet luisteren. Als ze weer verder lopen horen ze iemand zeggen: “Papier hier, papier hier.” Karel kijkt om zich heen en denkt dat er iemand in een grote prullenbak zit. Hij springt in de prullenbak om te kijken wie het is. Maar dan valt hij op een heleboel viezigheid, allemaal papier dat plakt. Thomas schrikt ervan en denkt, hoe kan ik Karel hier nu weer uit krijgen. Een meneer die in De Efteling werkt heeft een groot schepnet en weet Karel uit de papierbak te halen. Karel is wel geschrokken, maar doet heel stoer en loopt met zijn kop omhoog op twee voeten verder. Alle kinderen kijken Karel na. Karel begint dat wel leuk te vinden, zoveel aandacht. Dus bedenkt hij wat hij nu weer voor streek zal uithalen om de kinderen te laten lachen. Hij gaat heel stoer op het huisje van Hans en Groetje staan en alle kinderen komen snel aangelopen om een foto van hem te maken. Dan kruipt hij naar boven en springt op het vliegende tapijt. De kinderen gieren het uit en maken weer een heleboel foto’s van Karel.
63
Maar de baas van De Efteling vindt dat niet leuk en zegt tegen Thomas dat het afgelopen moet zijn met die streken, anders worden ze weggestuurd. Dus roept Thomas naar Karel dat hij zich moet gedragen, of anders! Ze gaan samen nog in de achtbaan. Oeps, dat vindt Karel toch wel heel eng. Hij miauwt de hele rit en staat te draaien op zijn poten als ze weer beneden zijn. Nu is het weer tijd voor Thomas en Karel om met de bus naar huis te gaan. Karel zou wel willen blijven, want hier is genoeg te doen en hij krijgt heel veel aandacht van alle kinderen en dat vindt Karel heel leuk, maar Thomas vindt dat niet. Dus moet Karel mee met Thomas. Toch loopt Karel nog heel stoer op twee poten naast Thomas en zwaait met zijn andere poten naar de kinderen langs de kant. Thomas zegt weer tegen Karel dat hij gewoon moet doen, hij is de koning niet! Ze stappen in de bus en gaan naar huis. Karel heeft genoten en droomt voortaan iedere dag van zijn optreden in De Efteling.
64
65
17. Kwaak - de kikker In de tuin bij Max is een vijver met kleine visjes en veel planten. Tussen die planten zit ook Kwaak, de kikker. Hij heet zo, omdat hij de hele dag zit te kwaken, zoals alle kikkers dat doen. Alleen maakt Kwaak een heel hard geluid, hij maakt meer herrie dan andere kikkers. Maar het ergste is, dat Kwaak ’s morgens altijd heel vroeg wakker is en dan meteen begint te kwaken. Daardoor wordt Max vaak al heel vroeg wakker gekwaakt door Kwaak en dat vindt hij niet leuk. Max kan nooit eens lekker uitslapen. Als Max op een dag in de vijver kijkt, dan ziet hij een heleboel kikkervisjes zwemmen. Kwaak heeft dus kleine kikkertjes gekregen. Max schrikt ervan, hij denkt dat als die kikkervisjes straks echte kikkers zijn geworden, en ze allemaal gaan kwaken, hij helemaal niet meer kan slapen. Dus wat nu te doen, denkt Max. Max gaat naar de schuur en haalt daar een netje om visjes mee te vangen en pakt ook een emmer en doet daar water in. Max gaat alle kikkervisjes vangen en brengt die dan naar de sloot buiten het dorp. Als hij aan het vissen is en de kikkervisjes bijna allemaal heeft gevangen, ziet hij ook Kwaak zitten en vangt hem ook. Max doet Kwaak ook in de emmer, maar Kwaak springt er meteen weer uit. Dan vangt Max Kwaak weer en stopt hem opnieuw in de emmer. En weer springt Kwaak eruit. Nou, denkt Max, dan breng ik de kikkervisjes maar weg, dan kom jij er zelf wel achteraan. 66
Max loopt met de emmer naar de sloot en ziet dat Kwaak er achteraan springt, die wil bij zijn kindjes blijven. Max gooit de kikkervisjes in de sloot en ziet dat Kwaak er achteraan springt. Dan gaat Max weer naar huis. De volgende morgen kan Max lekker uitslapen, want hij hoort Kwaak niet. Max vindt dat lekker en is blij dat Kwaak nu weg is. Een paar dagen later wordt Max ineens vroeg wakker. Wat is dat? Wat hoort hij daar? Dat lijken wel een heleboel kikkers die heel luid kwaken. Hoe kan dat nou? Max stapt uit bed en gaat naar de vijver. Daar ziet hij heel veel kleine kikkers die heel hard zitten te kwaken. Daar zit Kwaak ook bij en hij kijkt Max ondeugend aan. Kwaak heeft al zijn kindjes meegenomen vanuit de sloot naar de vijver in de tuin om Max te plagen. Max wordt wel een beetje boos op Kwaak. Hij zegt tegen Kwaak dat als ze niet ophouden met iedere ochtend hem wakker te kwaken, hij ze zal vangen en ver weg naar de grote rivier zal brengen, dan kunnen ze nooit meer hier terug komen. Kwaak begrijpt wel dat Max het niet leuk vindt dat ze iedere morgen zo vroeg al zo hard kwaken. Maar zo gaat dat nu eenmaal bij kikkers, daar kunnen ze niks aan 67
doen. Dus Kwaak kijkt nog eens goed naar Max, kwaakt een keer heel hard en gaat dan met al zijn kikkerkindjes weer terug naar de sloot om daar verder te blijven wonen. Dat is ook veel fijner voor Kwaak en zijn kikkerkindjes, want daar hebben ze veel meer ruimte om te springen, te zwemmen en te spelen. Max is ook heel blij, want nu wordt hij niet meer zo vroeg wakker gekwaakt.
68
69
18. Rob - de Raaf Rob is een echte raaf. Hij vindt alles wat blinkt en glinstert erg mooi, zoals kraaltjes, kettingen, spiegeltjes, ringen, muntjes en nog veel meer. Als hij iets ziet dat blinkt, dan wil hij het eigenlijk best graag meenemen. Een raaf is een beetje een dief, hij pikt de blinkende dingen vaak mee. Fenne is 6 jaar en is gek op mooie kettingen. Ze maakt ze zelf met een heleboel kraaltjes die ze in een grote doos bewaart. Op een mooie dag zit Fenne buiten in de tuin aan de tafel een hele mooie nieuwe ketting te maken. Ze is er erg trots op en haar mama vindt de ketting ook heel mooi. Fenne wil de ketting om doen en dan in de spiegel kijken hoe mooi hij haar staat. Daarom gaat Fenne naar binnen om een spiegel te halen. Als ze weer naar buiten komt met de spiegel, dan ziet ze nog net Rob de raaf weg vliegen met haar ketting in zijn bek. Fenne gilt heel hard en begint meteen te huilen. Daar gaat die lelijke raaf er met haar mooie ketting vandoor. De mama van Fenne komt snel naar buiten gelopen en hoort van Fenne wat er is gebeurd. Dan kijkt de mama naar boven en ziet de raaf met de ketting wegvliegen. “Nou Fenne,” zegt de mama, “Kom op, dan maken we samen weer een nieuwe ketting.” Maar Fenne blijft verdrietig, ze had zo’n mooie ketting gemaakt. Ze wil die ketting terug en blijft huilen.
70
Intussen heeft Rob de raaf de ketting in zijn nestje gelegd bij heel veel andere spulletjes, die hij ook van mensen heeft meegenomen. Die liggen daar in de zon allemaal te blinken. Dat vindt Rob erg mooi. Rob kijkt rond en denkt, waar zal ik nu weer eens gaan zoeken naar blinkende spullen? Hij vliegt weer verder en komt dan boven de tuin van Fenne. Hij kijkt naar beneden en ziet Fenne huilen en heel verdrietig zijn. Rob denkt, dat had ik nu ook weer niet bedoeld. Hij krijgt er spijt van dat hij de mooie ketting van Fenne heeft meegenomen. Dan vliegt Rob weer terug naar zijn nestje en pakt de ketting van Fenne in zijn bek en vliegt terug naar de tuin van Fenne. Daar ziet Fenne Rob aan komen vliegen en ze wil heel boos op hem worden, als ze ziet dat hij haar ketting in zijn bek heeft. Rob laat de ketting in de tuin vallen en Fenne rent er naartoe en is weer blij dat ze hem terug heeft. Als Rob ziet hoe blij Fenne nu weer is, dan vliegt hij snel naar zijn nestje en pakt een andere ketting die hij van iemand meegenomen heeft. Hij vliegt met die ketting naar de tuin van Fenne en laat die er ook in vallen. Fenne kijkt heel verbaasd, want waar komt die ketting 71
dan vandaan? Rob begrijpt nu, dat hij eigenlijk een kwaaie raaf is, die mensen ongelukkig maakt door spulletjes van hen mee te nemen. Hij wil het eigenlijk allemaal weer goed maken, maar hij weet niet welke spulletjes hij van wie heeft meegenomen. Dan denkt hij, als ik ze nu allemaal naar Fenne breng, dan weet zij misschien wel van wie ze zijn en kan zij ze terug geven. Zo vliegt Rob steeds op en neer en brengt een heleboel blinkende spulletjes naar de tuin van Fenne. Die snapt er helemaal niets van, maar de mama van Fenne zegt dat zij wel gaat kijken welke mensen spulletjes missen en brengt ze dan naar die mensen toe. Zo krijgt iedereen toch weer zijn spulletjes terug en weet Rob de raaf dat hij heel stout is geweest en geen spullen meer mag weghalen.
72
73
19. Evert - de ezel Evert is een ezel die woont in de kinderboerderij. Daar woont hij samen met schaapjes, geiten, kippen, konijntjes en eenden. Maar Evert is een hele eigenwijze ezel. Hij trekt zich niets aan van de andere dieren en doet altijd wat hij zelf wil. Als de andere dieren samen gaan wandelen, dan blijft Evert alleen staan. Als de andere dieren met elkaar gaan spelen, dan loopt Evert weg. Dat is natuurlijk heel dom, want dan vinden de andere dieren je niet leuk en gaan jou dan plagen. Dat gebeurt ook met Evert. Evert wil vandaag weer eens niet met de andere dieren samen een stukje lopen. Daarom springt de grote haan op de rug van Evert en begint hem met zijn snavel in zijn rug te pikken. Evert vindt dat niet fijn en gooit zijn achterpoten in de lucht, maar de haan blijft zitten en pikt hem weer. Als de haan van de rug van Evert af springt, vliegt de eend omhoog en laat een poepje op de neus van Evert vallen. Evert springt nu wild op en neer en balkt heel luid “iah,
74
iah”. De andere dieren staan erbij te lachen, want dit is Evert zijn eigen schuld. Dan springt een konijn op de rug van Evert en gaat met zijn voorste pootjes heel snel krabben in de nek van Evert, net zoals hij doet als hij een holletje in de grond maakt. Evert wordt er gek van, want dat kriebelt heel erg in zijn nek. Er zitten ook veel vliegen bij de kinderboerderij, want die eten van de poep van de dieren. De vliegen zien ook dat Evert een eigenwijze ezel is en gaan hem nu ook plagen. Ze vliegen om hem heen, vliegen zijn neusgat in en uit, gaan op zijn ogen zitten en ook in zijn oren. Evert wordt helemaal wild. Hij springt alle kanten op en balkt nu nog harder “iah, iah”. Evert loopt nu naar de plek, waar de mensen allemaal groente, fruit en schillen hebben neergegooid, want hij heeft honger gekregen. Maar de geiten en de schapen lopen er ook naar toe en veel sneller. Die eten vlug alles op wat er ligt en als Evert er is, dan is er geen eten meer voor hem over. Zijn buik knort nu nog harder van de honger.
De kinderen, die bij de kinderboerderij spelen, komen allemaal naar Evert kijken. Wat is er met hem aan de hand? Ze zien hem springen en horen hem balken en krijgen wel een beetje medelijden met hem. Waarom plagen die andere dieren Evert zo erg? De moeders van de kinderen vertellen dan, dat Evert de ezel heel eigenwijs is en altijd net iets anders wil doen dan de andere dieren. Hij doet altijd zijn eigen zin en de andere dieren willen juist met elkaar leuke dingen doen. Evert 75
heeft daarom geen vriendjes en wordt hij door de andere dieren geplaagd.
Het duurt even voordat Evert eindelijk begrijpt, dat hij eens wat meer met de andere dieren samen moet doen, dat dat veel leuker en gezelliger is. Maar omdat Evert zo’n eigenwijze ezel is, duurt het erg lang voordat Evert dat doet. Maar nu snapt hij het wel. Hij vraagt de andere dieren of ze samen met hem een eindje gaan wandelen. De andere dieren kijken elkaar aan en denken, zo, nu begrijpt Evert het. En dan gaan ze samen wandelen en ook spelen en over stenen springen en in het water van de vijver spartelen. Evert begint het ook leuk te vinden en snapt nu waarom hij zo dom was om steeds zijn eigen zin te doen. Evert doet nu met de andere dieren mee en hij geniet nu zelf ook veel meer van de kinderboerderij.
76
77
20. Leo - de lama In het weiland achter de tuin van het huis van Willem, lopen een paar lama’s. Die zijn van de buurman van Willem. Lama’s zijn rare beesten. Ze hebben een dikke vacht, net als schapen, een lange nek en ze kijken heel verwaand. Maar het gekste is, dat ze steeds spugen. Zo’n flinke klodder spuug komt dan met grote snelheid uit hun mond. Die moet je niet in je gezicht krijgen, dat is niet fijn. Willem is goede vriendjes met de lama’s en speciaal met Leo. Dat is de grootste lama die in het weiland loopt. Hij heeft een dikke, bruine vacht. Willem mag wel eens op zijn rug zitten en dan rennen ze samen door het weiland. Willem heeft een plannetje. Hij mag op het verjaardagsfeestje van Eva komen. Dat is een tuinfeestje en ze moeten allemaal verkleed komen. Willem wil Leo meenemen en de andere kinderen op het feestje verrassen. Willem zoekt op hun zolder naar een masker om dat op het hoofd van Leo te zetten. Hij vindt het masker van een leeuw. Zelf is Willem verkleed als een ridder, met een zwaard. Willem zet het leeuwenmasker op het hoofd van Leo. Dat ziet er gevaarlijk uit! Ook bindt hij een leeuwenstaart aan de staart van Leo. Willem gaat op Leo zitten en zo lopen ze door het hek het weiland uit, op weg naar het kinderfeestje.
Als ze bij het huis van Eva aankomen, loopt Leo met Willem op zijn rug achterom naar de tuin. Willem zwaait met zijn ridderzwaard en roept: “Ten aanval, ten aanval.” Alle kinderen kijken heel vreemd op als ze daar die leeuw met zijn bruine vacht, lange staart en hoge poten zien aankomen met Willem er bovenop. “Dat is toch helemaal geen leeuw,” roept een van de kinderen. Willem knijpt Leo in zijn nek en die spuugt meteen zo’n dikke klodder in het gezicht van dat kind. Die schrikt en gilt heel hard. De andere kinderen, die het zien, moeten allemaal heel hard lachen. “Het is wel een leeuw,” zegt Willem, maar de kinderen geloven er niets van. Willem rijdt een rondje op Leo en roept steeds: “Ten aanval”, zoals ook echte ridders dat doen. Eva en de kinderen op het feestje vinden het helemaal te gek. Een van de kinderen wil de leeuwenstaart van Leo aftrekken. Dan draait Leo zich om en spuugt zo’n vette klodder in het gezicht van dat jongetje. Alle kinderen lachen, maar het jongetje loopt snel naar binnen om zijn gezicht schoon te poetsen. Eva is verkleed als prinses in een mooie roze jurk en een kroontje op. Willem vraagt aan Eva of zij als prinses bij de ridder op Leo wil komen
78
79
zitten en een rondje wil rijden. Dat lijkt Eva wel leuk en zo rijden ze samen door de tuin. Alle kinderen krijgen limonade, taart en snoepjes. Leo ziet dat en drinkt ook limonade uit een van de glazen. Het is oranje limonade. Als hij ziet, dat een jongetje een taartje op de grond gooit, dan spuugt Leo hem in zijn gezicht. Maar nu is de spuug helemaal oranje en is het jongetje nu ook oranje. Eva valt bijna van de rug van Leo van het lachen. Alle kinderen hebben heel veel plezier op het feestje, maar het leukste van alles vinden ze toch Willem op dat gekke beest. Als het feestje voorbij is, lopen Willem en Leo weer naar huis. Willem zet Leo weer in het weiland en haalt het leeuwenmasker van het hoofd van Leo en pakt ook de leeuwenstaart weer. Nu is Leo weer een gewone lama. Willem gaat naar huis en moet de hele avond nog lachen om wat er op het feestje allemaal is gebeurd.
80
81
Word gratis lid
Alleen via Q-plan zoveel extra korting
Altijd extra korting Extra = ook bovenop acties, aanbiedingen en uitverkoop Bespaar zo honderden euro’s per jaar Op al uw online uitgaven Bij honderden bekende webshops Waaronder ook veel shops met kinderartikelen Het hele jaar door beschikbaar Om je gratis aan te melden klik hier of ga naar www.q-plan.nl en dan: Klik op “Nu lid worden” Vul eerst deze code in: VJC4794 Meld je vervolgens aan
82
83