TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 76
Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, maart 2001 | Vol. 20, nr. 2, p. 76-82
De cursus ‘Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen’ J.J. Out, J.A. Brienen, A.J. Schneider
Samenvatting Inleiding: Buitenlandse artsen die in Nederland extra onderwijs moeten volgen voordat hun diploma erkend wordt, ondervinden soms ernstige problemen, doordat ze naar Nederlandse begrippen niet adequaat omgaan met patiënten. Vooral taal- en attitudeproblemen liggen hieraan ten grondslag. Daarom is in Rotterdam de cursus Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen ingevoerd. Cursus: De cursus omvat het bijwonen van spreekuren van huisartsen, gesprekken met simulatiepatiënten, bespreking van medische dilemma’s en de man-vrouwverhouding. In alle onderdelen kwam de arts-patiëntrelatie aan de orde. In de afsluitende toets werd beoordeeld of de anamnese bij een simulatiepatiënt in begrijpelijk Nederlands werd afgenomen, waarbij ook de benadering van de patiënt beoordeeld werd. Resultaten: Tien cursisten slaagden in één keer. De overige vier slaagden na één of twee herhalingstoetsen. Reden van afwijzing waren gebrekkige taalvaardigheid en inadequate bejegening van de simulatiepatiënt. Deze aspecten leverden bij alle cursisten problemen op. Evaluatie: De cursisten zijn enthousiast over de cursus. Zij stelden voor in een volgende cursus meer gesprekken met simulatiepatiënten op te nemen en ook aandacht te besteden aan de voorbereiding op de contacten met artsen en verpleegkundigen tijdens de co-assistentschappen. Docenten van de cursus klinische vaardigheden hadden de indruk dat de deelnemers beter voorbereid waren op het klinisch onderwijs dan hun voorgangers. Nieuwe cursus: De volgende cursus is uitgebreid met drie dagdelen met meer gesprekken met simulatiepatiënten en voorbereiding op contacten met artsen en verpleegkundigen tijdens de coassistentschappen. Daarnaast kunnen de cursisten een recent ontwikkelde cursus Medisch Nederlands volgen. (Out JJ, Brienen JA, Schneider AJ. Een cursus ‘Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen’. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2001;20(2):76-82.)
Inleiding
verplichting om 1) de gehele basisartsopleiding te volgen, 2) de co-assistentschappen te lopen, voorafgegaan door enige theoretische blokken, of 3) twee jaar stage te lopen onder supervisie.2 De medische faculteiten hebben vooral te maken met problemen in de groep die de co-assistentschappen moet volgen. Op de meeste faculteiten moeten deze buitenlandse studenten eerst enkele onderdelen uit het derde en/of vierde jaar doen alvorens te worden toegelaten tot ALCO-schap (in Rotterdam Practicum Klinische Vaardigheden) en co-assistentschappen.
In toenemende mate krijgen de medische faculteiten in Nederland de verantwoordelijkheid voor aanvullende opleidingen voor buitenlandse artsen met een diploma dat in Nederland niet wordt erkend.1 Meestal gaat het om asielzoekers, maar het kan ook om buitenlanders gaan die met een Nederlander zijn getrouwd. De mate waarin buitenlandse artsen extra opleiding moeten volgen, wordt in eerste instantie beoordeeld door een commissie van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit kan resulteren in de
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 77
Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen | J.J. Out et al.
praktische kennis van het systeem van de Nederlandse gezondheidszorg waren de belangrijke doelen van deze cursus.
Tijdens de co-assistentschappen blijken zij vaak grote moeite te hebben om goede contacten te leggen met patiënten. Dit komt vooral door taalproblemen, maar ook door andere opvattingen over wat een goede gezondheidszorg inhoudt of over het omgaan met patiënten. In Rotterdam moesten enkele buitenlandse artsen hun co-assistentschappen voortijdig afbreken, omdat de opleiders vonden dat zij zich te bot of autoritair opstelden in hun contacten met patiënten. Ook de contacten met andere co-assistenten, artsen en verpleegkundigen verliepen vaak moeizaam. Om deze problemen aan te pakken is in Rotterdam in het cursusjaar 1998/1999 gestart met een cursus Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen. De buitenlandse artsen moesten deze cursus volgen voordat ze konden worden toegelaten tot de klinische fase. Er werd ook overleg gevoerd met de docent van de cursus Nederlandse taal. Deze cursus was niet verplicht, maar werd door de meeste artsen intensief gevolgd. Doel van het overleg was de cursus minder dan voorheen te richten op schrijven en grammatica, en meer op conversatie en specifiek medische onderwerpen. In dit artikel wordt een beschrijving gegeven van de cursus Attitudevorming en gespreksvoering en wordt ingegaan op de evaluatie van de cursus en de verwerking hiervan in een nieuwe cursusopzet.
Deelnemers Aan de cursus werd deelgenomen door veertien artsen: zeven van hen waren afkomstig uit Irak, twee uit Somalië en de overige vijf waren respectievelijk afkomstig uit Afghanistan, Algerije, Oekraïne, Bulgarije en Vietnam. Hun leeftijd varieerde tussen 28 en 45 jaar.
Opzet en inhoud van de cursus Het cursorisch gedeelte van de cursus bestond uit negen dagdelen en werd gegeven tussen oktober 1998 en februari 1999. De cursus werd grotendeels gegeven door de eerste auteur, maar op sommige onderdelen was er ook een inbreng van de tweede en derde auteur. De cursus werd afgesloten met een toets waarin de cursist een anamnese moest afnemen bij een simulatiepatiënt. Het anamnesegesprek werd beoordeeld door een arts en een psycholoog. Beoordeeld werd of de anamnese in begrijpelijk Nederlands werd afgenomen. Ook de benadering van de patiënt werd beoordeeld. De cursus bestond uit de volgende onderdelen: • Bijwonen van spreekuren van een huisarts met gerichte observatieopdrachten en plenaire nabespreking van deze opdrachten. • Besprekingen van medische dilemma’s waarin culturele en religieuze opvattingen een belangrijke rol kunnen spelen (bijvoorbeeld rond abortus, euthanasie, screening op erfelijke aandoeningen, orgaandonatie). • Bespreking van de man-vrouwverhouding, seksualiteit, homoseksualiteit. • Vergroting van de gespreksvaardigheid in contacten met patiënten.
De cursus Doel van de cursus Met de cursus Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse studenten werd beoogd het functioneren van de buitenlandse artsen tijdens hun co-assistentschappen te verbeteren. Beter contact met patiënten, meer kennis van Nederlandse opvattingen over relevante medisch-ethische problemen en vergroting van de
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 78
Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, maart 2001 | Vol. 20, nr. 2, p. 76-82
Bespreking van medische dilemma’s
Bij alle onderdelen van de cursus werd aandacht besteed aan het arts-patiëntcontact. De opzet van en de ervaringen met de verschillende onderdelen van de cursus worden in het onderstaande besproken.
Deze besprekingen werden steeds door een drietal buitenlandse artsen voorbereid. Opvallend was de inzet en het enthousiasme waarmee dit gebeurde. In de meeste gevallen was er slechts een videoband met materiaal over het te bespreken onderwerp ter beschikking gesteld, maar elk drietal deed veel moeite om via allerlei wegen (bibliotheek, internet, kranten, stichtingen) extra materiaal te verzamelen. Mede hierdoor hadden de besprekingen eerder een informerend dan een meningvormend karakter. Toch was voor het laatste ook wel ruimte, en dan bleek er bij de meeste artsen begrip en ook wel instemming te ontstaan, of reeds aanwezig te zijn, ten aanzien van opvattingen die hun in eerste instantie nogal liberaal voorkwamen, bijvoorbeeld over abortus of euthanasie. Hierbij moet de kanttekening worden geplaatst dat instemming met de gangbare praktijk lang niet altijd een bereidheid inhield om daar persoonlijk aan mee te werken.
De spreekuren bij de huisarts De cursisten moesten drie spreekuren bijwonen van een door henzelf uitgezochte huisarts. Hierbij moesten zij drie observatieopdrachten uitvoeren die betrekking hadden op de klacht en de hulpvraag van de patiënt, het voorschrijven van medicijnen en de machts- en gezagsverhoudingen tussen arts en patiënt. Een belangrijke bevinding bij de opdracht om de klacht en de hulpvraag van de patiënt te observeren was dat de drempel om klachten bij een arts te presenteren in Nederland veel lager is dan in het land van herkomst van de cursisten. Dit gold zowel voor lichamelijke klachten als voor klachten op psychosociaal gebied. Verder viel het de cursisten op hoe gemakkelijk en persoonlijk het contact was van de huisartsen met hun patiënten. Ze waren verbaasd over de grote hoeveelheid informatie die de Nederlandse huisartsen aan hun patiënten verstrekken en de gemakkelijke beschikbaarheid van laboratorium- en andere faciliteiten. De opdracht over het voorschrijven van medicijnen richtte de aandacht van de cursisten op het betrekkelijk restrictieve voorschrijfgedrag van de huisartsen, zeker als het om antibiotica gaat, maar ze waren ook onder de indruk van het grote aantal recepten voor kalmerende en slaapmiddelen. De opdracht om te letten op de machtsen gezagsverhoudingen binnen het consult leverde geen bijzondere gezichtspunten op. De cursisten zagen geen grote verschillen in het beloop van het consult in vergelijking met hun eigen land. In hun ogen wordt dat ook hier in grote mate door de dokter bepaald.
Bespreking van man-vrouwrelaties, seksualiteit, homoseksualiteit Deze bespreking was bedoeld om verschillen tussen de Nederlandse en andere culturen te bespreken betreffende manvrouwrelaties en taboes rond seksualiteit en homoseksualiteit. Ook werden de cursisten erop voorbereid dat in het Practicum Klinische Vaardigheden binnen de groep studenten het lichamelijk onderzoek op elkaar zou worden geoefend. De bespreking werd mede begeleid door een docente gynaecologisch onderzoek die in haar functie al veel ervaring had opgedaan met hoe buitenlandse artsen omgaan met het gynaecologisch onderzoek en met man-vrouwverhoudingen. In gesprekken met simulatiepatiënten werden onder andere de thema’s homoseksualiteit en geslachtsziekte uitgewerkt. Opvallend was
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 79
Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen | J.J. Out et al.
stellen en hadden daarbij een redelijk contact met de simulatiepatiënt. Bij twee cursisten werd de taalvaardigheid als onvoldoende beoordeeld, wat in één geval ook leidde tot ernstige manco’s in de anamnese. Twee andere cursisten werden afgewezen wegens problemen in de relatie met de patiënt. Het ging vooral om een te autoritaire houding, die onder andere bleek uit veelvuldige interrupties, het stellen van vragen in de vorm van een kruisverhoor, een gebrek aan respect voor de mening van de patiënt of het negeren van emotionele uitlatingen. De aspecten waarop deze vier cursisten werden afgewezen, leverden ook bij andere cursisten problemen op. Bij de meesten was de taalvaardigheid gebrekkig, en velen hadden moeite om op een, naar Nederlandse maatstaven, adequate manier te reageren op emoties van de (simulatie)patiënten. Dit bleek vooral als de simulatiepatiënten zich ongerust toonden: de meeste cursisten probeerden dan de patiënt zonder grond en met nietszeggende opmerkingen gerust te stellen. Wat verder opviel was dat er vaak weinig structuur in de anamnese zat en dat er helemaal geen pogingen werden gedaan om aan de patiënt enige structuur duidelijk te maken. In een nabespreking van de toetsresultaten werd aan deze algemene aspecten extra aandacht besteed. De vier cursisten die in eerste instantie waren gezakt, kregen twee maanden later een herkansing. Twee van hen werden opnieuw afgewezen. Zij slaagden bij de volgende herkansing, weer twee maanden later. Vanaf mei 1999 zijn de cursisten ingestroomd in het Practicum Klinische Vaardigheden en vervolgens in de co-assistentschappen. Per groep van tien studenten werden maximaal twee buitenlandse artsen toegelaten. In november 1999 waren elf van de veertien cursisten bezig met hun co-assistentschappen.
dat de cursisten tijdens hun verblijf in Nederland het meest geshockeerd bleken te zijn door de omvang van seksueel misbruik van kinderen en de wijze waarop dit in de media wordt belicht.
Vergroting van de gespreksvaardigheid in contacten met patiënten Dit onderdeel omvatte: • Oefeningen in het vertalen van medisch jargon in gewoon Nederlands. Hiervoor werden onder andere gefingeerde specialistenbrieven gebruikt. • Een gesprek met een bewoner van een verzorgingshuis. Dit gesprek, waarvan een verslag moest worden gemaakt, had tevens ten doel de cursisten kennis te laten maken met deze bijzondere vorm van gezondheidszorg in Nederland. • Gesprekken met simulatiepatiënten met aansluitende feedback. Bij de anamnese konden de cursisten vruchtbaar gebruik maken van een uitgebreide lijst met formuleringen van anamnesevragen in gewoon Nederlands. Deze lijst is speciaal vervaardigd voor gebruik in het onderwijs aan Rotterdamse medische studenten.3
Bespreking van de arts-patiëntrelatie Dit werd niet als apart onderdeel aangeboden, maar de arts-patiëntrelatie kwam aan de orde bij de meeste andere activiteiten. Ervaringen van cursisten tijdens hun stage bij de huisartsen en eerdere ervaringen tijdens hun verblijf in Nederland met artsen werden afgezet tegen de praktijk in hun land van herkomst en aangevuld met informatie van de kant van docenten en simulatiepatiënten.
Resultaten Tien van de veertien cursisten slaagden in één keer voor de toets. Zij waren in staat in een redelijk tempo de geëigende vragen te
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 80
Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, maart 2001 | Vol. 20, nr. 2, p. 76-82
beter voorbereid zijn op de volgende fase dan hun voorgangers, die geen cursus volgden. De cursisten hebben een beter contact en integreren beter met de Nederlandse studenten in hun groep. Daarnaast hebben ze minder moeite met de Nederlandse taal bij het oefenen met simulatiepatiënten, participeren ze onbevangener in het oefenen van het lichamelijk onderzoek op elkaar, en staan ze minder onwennig tegenover de eigenaardigheden van het Nederlandse gezondheidszorgsysteem. Al met al lijken ze beter voorbereid op de co-assistentschappen.
Twee cursisten waren nog niet begonnen wegens persoonlijke omstandigheden en één cursist was nog niet geslaagd voor het Practicum Klinische Vaardigheden. De Nederlandse taal bleek een te groot struikelblok. Deze cursist kreeg aanvullend taalonderwijs.
Evaluatie Er zijn geen objectieve gegevens beschikbaar waaraan het effect van de cursus kan worden afgemeten. Na de toets en op een moment dat de toetsresultaten bekend waren, hebben de cursisten een evaluatieformulier ingevuld. Er werd een beoordeling gevraagd voor de cursus als geheel en voor verschillende onderdelen. De waardering van de buitenlandse artsen was groot. Op een schaal die liep van positief (5) naar negatief (1) was de gemiddelde waardering 4.5. De bespreking van de medische dilemma’s, de gesprekken met simulatiepatiënten en de oefening in het geven van informatie in gewoon Nederlands kregen de hoogste waardering (tussen 4.3 en 4.5). Wat de cursisten het minst waardeerden was dat ze voor de stage bij de huisartsen zelf een huisarts hadden moeten zoeken (3.2). In de mondelinge evaluatie lag de nadruk op het belang van de gesprekken met simulatiepatiënten. Hierdoor hadden de deelnemers een goede indruk gekregen van de manier waarop Nederlandse patiënten praten tegen hun arts, en ook hoe begrijpelijk ze zelf waren voor Nederlandse (simulatie)patiënten. Ze pleitten voor meer van dit soort gesprekken. Als extra onderdeel in een eventuele nieuwe cursus bepleitten de buitenlandse artsen voorbereiding op de contacten met artsen en verpleegkundigen tijdens de co-assistentschappen. Tijdens het overleg dat een cursusdocent regelmatig voert met de docenten die betrokken zijn bij het Practicum Klinische Vaardigheden, bleek dat deze docenten de indruk hebben dat de cursusdeelnemers
Discussie De waarde van de cursus wordt natuurlijk allereerst bepaald door de inhoud. De gesprekken met simulatiepatiënten, de oefeningen in het overdragen van informatie en de praktijkervaringen bij de huisartsen en de bewoners van een verzorgingshuis waren vooral belangrijk voor de verbetering van de gespreksvaardigheid van de cursisten in contact met Nederlandse patiënten. Dat deze gespreksvaardigheid aan het eind van de cursus ook nog werd getoetst, heeft hier ongetwijfeld aan bijgedragen. Bij de andere elementen uit de cursus stond de attitude voorop, en werden de cursisten gestimuleerd om na te denken over de wijze waarop zij in de toekomst zo goed mogelijk zouden kunnen functioneren binnen de Nederlandse gezondheidszorg. Daarnaast zijn ook andere aspecten van belang voor het bereikte resultaat. Het feit dat de buitenlandse artsen voor deze cursus in één groep bij elkaar zijn gebracht, bood hun de mogelijkheid om onderling van gedachten te wisselen en elkaar te steunen. Dat de gedachtewisselingen in veel gevallen noodgedwongen in het Nederlands moesten plaatsvinden, vergrootte de waarde hiervan. Voor de verbetering van de spreekvaardigheid in de
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 81
Attitudevorming en gespreksvoering voor buitenlandse artsen | J.J. Out et al.
Met deze nieuwe cursus wordt geprobeerd buitenlandse artsen nog beter voor te bereiden op de eisen die worden gesteld aan toekomstige beoefenaren van het artsenberoep in Nederland.
Nederlandse taal is ook het overleg met de docent van de cursus Nederlands van belang geweest. Ten slotte zal de positieve atmosfeer die er tijdens de cursus steeds is geweest, en die aan het resultaat heeft bijgedragen, ten dele veroorzaakt zijn doordat de buitenlandse artsen het gevoel hadden dat ze met deze cursus extra aandacht kregen en dat er extra zorg werd besteed aan hun toekomst in Nederland, terwijl ze in het voortraject vaak het gevoel hadden gehad dat ze vooral barrières moesten overwinnen.
Literatuur 1.
2.
3.
Nieuwe cursus De nieuwe cursus voor een volgende groep artsen, die in oktober 1999 is gestart, is in vergelijking met de eerste cursus met drie dagdelen uitgebreid. Hiermee is voldaan aan de suggesties van de eerste groep om meer gesprekken te laten voeren met simulatiepatiënten en ook aandacht te besteden aan de voorbereiding op contacten met artsen en verpleegkundigen tijdens de co-assistentschappen. Ook kan er uitgebreider worden ingegaan op het omgaan met emoties van patiënten en op de manier waarop in Nederland patiënten worden geïnformeerd over levensbedreigende ziekten. Ook ten behoeve van deze nieuwe groep artsen is er nauw overleg met de docent van de cursus Nederlands, maar dit is niet het enige wat wordt gedaan om de taalvaardigheid te vergroten. De Erasmus Universiteit heeft aan de nieuwe groep buitenlandse artsen een nieuwe cursus Medisch Nederlands aangeboden. Deze cursus is ontwikkeld door het James Boswell Instituut aan de Universiteit Utrecht en in oktober 1999 geïntroduceerd.4 5 De cursus bestaat uit meer dan twintig dagdelen en is toegespitst op het begrijpen en zelf hanteren van het vocabulaire van doorsnee Nederlandse patiënten in diverse medische situaties.
4.
5.
Haalboom JRE, Herfs PGP. De inpassing van buitenlandse artsen in het Nederlands medisch curriculum. Het Utrechtse model. Medisch Contact 1998;53:1415-7. Oosterling-Schiereck HE. Vluchteling-arts in Nederland. Een oefening in geduld. Praktijkmanagement 1998;14:135-9. Bonke B. De anamnese. In: Kliniek, attitude en praktijk binnen de patiënt-artsrelatie. Studenten syllabus KAPPA-onderwijs (attitude en gespreksvoering). Geneeskunde, Doctoraaljaar 1989-1999. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam, Faculteit der Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen. p. 31-43. Palenstein Helderman-Susan LHM van, Bekedam LM. Hoe zit het met staan? Een cursus Nederlands voor anderstalige artsen. Houten/ Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum; 2000. Herfs PGP. Verslag van het symposium Spreektaal Medisch Nederlands. Tijdschrift voor Medisch Onderwijs 2000;19(6):225-30.
De auteurs: J.J. Out is psycholoog en universitair docent aan het Instituut voor Medische Psychologie en Psychotherapie van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. J.A. Brienen is huisarts te Delft en universitair docent aan het Instituut Huisartsgeneeskunde van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. A.J. Schneider is gynaecoloog en universitair docent aan het Instituut Verloskunde en Vrouwenziekten van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Correspondentieadres: J.J. Out, Instituut Medische Psychologie en Psychotherapie, Erasmus Universiteit Rotterdam, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam, tel.: 010-4087806/4087807, fax: 010-4089420, e-mail:
[email protected].
Uit de onderwijspraktijk item
TMO nr2_opmaak.qxd 13-02-2001 14:01 Pagina 82
Tijdschrift voor Medisch Onderwijs, maart 2001 | Vol. 20, nr. 2, p. 76-82
Summary Introduction: Many doctors from outside the European Union who want to practise medicine in the Netherlands are required to do the clinical clerkships at a Dutch medical school. These doctors may experience serious difficulties in communicating with patients, mainly due to language and attitudinal problems. In Rotterdam we introduced the course Attitudinal and communication skills to prepare these doctors for the clinical clerkships. Description: The course included observation of consultations in general practice, interviews with simulated patients, discussions about medical-ethical issues and relations between men and women. Doctor-patient relations featured in all parts of the course. The test at the end of the course assessed whether participants showed an adequate command of Dutch in taking a history of a simulated patient. Attitude was also considered in the assessment. Evaluation: The course was highly appreciated. The participants suggested that more simulated patient contacts be included in future courses and they recommended explicit attention for the contacts with doctors and nurses during clinical clerkships. Teachers of the clinical skills course thought that the participants were better prepared for clinical training compared with previous groups. New course: The next course was extended by three days to allow for more simulated patient contacts and preparation for professional contacts as recommended by the participants. The participants can also follow a recently developed course in Medical Dutch. (Out JJ, Brienen JA, Schneider AJ. Development of attitudes and communication skills, a course for refugee doctors at a Dutch Medical School. Dutch Journal of Medical Education 2001;20(2):76-82.)
Uit de onderwijspraktijk item