1
De Catechismus van de Katholieke Kerk als instrument van verkondiging in een geseculariseerde context
Vronesteyn, 17 januari 2013 Stijn Van den Bossche
[email protected]
(werktekst pro manuscripto)
0. Eerste omschrijvingen vooraf “De kerk heeft altijd gebruik gemaakt van formuleringen van het geloof waarin in het kort het wezenlijke bijeen staat van wat zij gelooft en beleeft: teksten uit het Nieuwe Testament, geloofsbelijdenissen, liturgische formules, eucharistische gebeden. Later werd het als zinvol beschouwd om ook, in een organische synthese, een meer uitgebreide uiteenzetting te geven van het geloof door middel van catechismussen die in de laatste eeuwen in veel plaatselijke kerken werden samengesteld. Bij twee historische gelegenheden, namelijk bij het Concilie van Trente en in onze tijd, meende men er goed aan te doen een systematische uiteenzetting van het geloof te bieden door een catechismus van algemene aard die uitgangspunt zou zijn voor de catechese van de gehele kerk. Dat heeft Johannes Paulus II willen doen met de publicatie van de Catechismus van de katholieke kerk op 11 oktober 1992. (…) Allereerst wordt de Catechismus van de katholieke kerk besproken en wordt uiteengezet welke rol hij vervult binnen de gezamenlijke catechese van de kerk.” (ADC 119) - een definitie: “De Catechismus van de katholieke kerk is een “uiteenzetting van het geloof van de kerk en van de katholieke leer, bevestigd of verlicht door de heilige Schrift, de apostolische Overlevering en het kerkelijk leergezag”.” (ADC 120 – FD 4a) - “De Catechismus van de katholieke kerk is een daad van het leerambt van de paus, waarmee hij voor onze tijd op gezaghebbende wijze – krachtens zijn apostolische volmacht – de totaliteit van het katholieke geloof samenvat, en dit aan de kerken in de eerste plaats aanbiedt om als uitgangspunt te dienen bij de authentieke uiteenzetting van de geloofsinhoud.” “Ik vraag dus aan de herders van de kerk en aan alle gelovigen (vgl ook CKK 12: voor de bisschoppen, en via hen voor samenstellers catechismussen, priesters, catechisten en alle andere gelovigen) (1) om deze Catechismus in een geest van gemeenschap te ontvangen en (2) hem met volhardende ijver te gebruiken bij de vervulling van hun zending het geloof te verkondigen (3) en op te roepen tot een
2 evangelisch leven. Deze Catechismus is hun gegeven om als een zekere en authentieke referentietekst te dienen ten behoeve van het onderricht van de katholieke leer, en vooral bij het samenstellen van plaatselijke catechismussen. Hij is ook een aanbod aan alle gelovigen die graag meer willen weten over de onuitputtelijke rijkdommen van het heil. Hij wil een steun zijn voor de oecumenische contacten die ingegeven zijn door het heilig verlangen naar eenheid onder alle christenen, doordat hij nauwkeurig de inhoud en de evenwichtige samenhang van het katholieke geloof uiteenzet. De Catechismus van de Katholieke Kerk is tenslotte een aanbod aan iedere mens die ons rekenschap vraagt van de hoop die in ons leeft en die zou willen weten wat de Katholieke Kerk gelooft.” (Fidei depositum, CKK p. 13)
1. In onze geseculariseerde context Een spanning… Enerzijds: de CKK is veel meer dan “een blauwdruk van hoe katholieken denken” – wat hij óók is. Het eerste citaat uit het Concilie, in wat feitelijk de eerste inhoudelijke paragraaf van de CKK is (nr 27), formuleert het antwoord van GS op de vraag: kunnen wij waardig mens zijn gegeven onze sterfelijke conditie? Dat antwoord klinkt als volgt: “De diepste grond van de menselijke waardigheid is gelegen in de roeping van de mens tot gemeenschap met God. Reeds vanaf zijn geboorte wordt de mens uitgenodigd tot een dialoog met God: immers, hij bestaat alleen, doordat hij door God uit liefde is geschapen en door Hem altijd uit liefde in stand wordt gehouden; hij leeft niet volledig volgens de waarheid, als hij die liefde niet vrijwillig erkent en zich niet aan zijn Schepper toevertrouwt.”(GS 19) Ergo: de CKK laat zich niet opsluiten in louter iets voor katholieken. Het christendom beschouwt zichzelf niet als een christelijke hermeneutiek van het menszijn, maar als het enige ware menszijn zelf, met Jezus als eschatos Adam. Deze hoge pretentie mogen wij onszelf nooit ontnemen, en ik onderschrijf ze ten volle: niets is overigens typisch katholieker dan in deze betekenis ‘katholiek’ te willen zijn. Het gaat ons om God en om het menszijn. De spanning: anderzijds… De decaloog komt pas in het derde deel ‘het leven in Christus’: na de leer (I. De geloofsbelijdenis), die we pas echt ontvangen in de sacramenten (II. De viering van het Christusmysterie). De Romeinse Catechismus zei zelfs : “Zonder de doctrine van de sacramenten, die voorafgaat en die ook de leer over de kerk en de rechtvaardiging omvat, lijken de voorschriften van de Decaloog de krachten van de mens te boven te gaan. Maar, gesteund op het geloof en de sacramenten, beschouwt men ze vol vertrouwen en kracht.” CKK 1692 herneemt als volgt: “Het Symbolum van het geloof heeft de grootheid beleden van de weldaden van God voor de mens in het werk van zijn schepping en meer nog door de verlossing en heiligmaking. Wat het geloof belijdt, verlenen de sacramenten: door "de sacramenten waardoor zij zijn wedergeboren" zijn de christenen tot "kinderen van God" (Joh. 1, 12; 1 Joh. 3, 1) geworden en "krijgen zij deel aan Gods eigen wezen" (2 Petr. 1,4). Doordat zij gelovig hun nieuwe waardigheid erkennen, zijn de christenen geroepen voortaan een "leven te leiden dat het evangelie van Christus waardig is" (Fil. 1, 27). Door de sacramenten en het gebed ontvangen zij de genade van Christus en de gaven van zijn Geest, die hen hiertoe in staat stellen.”
3 Daarom opent het derde deel (decaloog) met een citaat van Leo de Grote: “Christen, erken uw waardigheid. Aangezien u nu deel hebt aan de goddelijke natuur, onteer u niet door terug te keren naar de aftakeling van uw vroeger leven. Roep u in herinnering tot welk Hoofd u behoort en van welk Lichaam u lid bent. Herinner u dat u ontrukt bent aan de macht van de duisternis om te worden overgebracht naar het licht en het Koninkrijk van God." (CKK 1691). En daarom start de eerste sectie van Deel III dat heet ‘het leven in Christus’ bij de zaligsprekingen, en gaat pas de tweede sectie over de 10 geboden. Het ADC zegt enigszins vergelijkbaar: De inspiratie van de ‘Catechismus van de katholieke kerk’: trinitair christocentrisme en de verhevenheid van de roeping van de mens 123. De dragende spil van de Catechismus van de katholieke kerk is Jezus Christus, de weg, de waarheid en het leven” (Joh 14,6). De Catechismus van de katholieke kerk, waarin Jezus Christus centraal staat, heeft twee richtpunten: God en de mens. – Het mysterie van de Drie-ene God, en zijn heilsbestel, vormt de inspiratie voor heel de inhoud van de Catechismus van de katholieke kerk en bepaalt er de structuur van. In de Catechismus van de katholieke kerk worden de geloofsbelijdenis, de liturgie, de evangelische moraal, het gebed alle vanuit een trinitaire visie behandeld die de leidraad is van het gehele boek.430 Dankzij dit centrale element krijgen alle delen ervan een diep godsdienstig karakter. – Het mysterie van de menselijk persoon komt in de pagina’s van de Catechismus van de katholieke kerk aan de orde, met name in enige belangrijke hoofdstukken: De mens is bekwaam door God aangesproken te worden, De schepping van de mens, Gods Zoon is mens geworden, De roeping van de mens: het leven in de Geest en ook in andere hoofdstukken.431 Deze leer, beschouwd in het licht van de menselijke natuur van Jezus, de volmaakte mens, laat zien tot welke hoge roeping en tot welk volmaaktheidsideaal ieder mens wordt uitgenodigd. Heel de leer van de Catechismus van de katholieke kerk kan inderdaad worden samengevat in wat het Concilie zegt: “Christus maakt door de Openbaring van het mysterie van de Vader en diens liefde de mens voor zichzelf duidelijk en geeft hem inzicht in zijn zeer hoge roeping.”432 Daarom is CKK toch vooral boek voor gebruik ad intra. Dus de titel verder te interpreren als ‘De CKK als instrument van verkondiging – vooral voor de versterking van ons eigen geloof als christenen en daarom indirect ook bij de missionaire eerste verkondiging en dialoog met de cultuur – in een geseculariseerde wereld. De CKK is geen recept of wapen om de secularisatie te lijf te gaan! En ik denk dat in dat ‘vooral voor de versterking van ons eigen geloof’ ook het schoentje knelt. Vooruitlopend op het vervolg : in een echte christelijke cultuur leek de Kerk geen catechismus nodig te hebben. Toen het geloof vervaagde, ontstond het genre als een bijsturing in de geloofsbeleving. We hebben catechese te zeer gereduceerd tot catechismus, en die catechismus laten vallen toen een ‘bijsturing’ niet langer volstond. Uitdaging is nu hem complexloos te integreren in een bredere
4 catechetische aanpak, voor onszelf en zo ook voor anderen, want ‘hoe catechetischer we zijn, hoe missionairder we zullen zijn’. Vgl. ADC over hoe we van de kerkvaders kunnen leren: “- Tijdens het catechumenaal proces trekt de catechumeen zoals het volk van Israël op weg naar het beloofde land: de eenwording met Christus door het doopsel. De inhoud van de catechese is geordend in overeenstemming met de verschillende stadia in dat proces. In de catechese van de kerkvaders speelde het verhaal van de heilsgeschiedenis een allerbelangrijkste rol. Als de vastentijd een eind gevorderd was, ging men over tot de overhandiging en uitleg van de geloofsbelijdenis en van het Onze Vader, en werd uiteengezet wat dit op moreel gebied inhield. Na de viering van de initiatiesacramenten hielp de mystagogische catechese om ze innerlijk te verwerken en te smaken.” (ADC 129)
2. Als instrument van verkondiging = over de plaats van de CKK in de catechese binnen de kerkgemeenschap “De Catechismus van de katholieke kerk is niet de enige bron voor de catechese; hij staat niet boven het Woord van God maar in dienst daarvan. Toch is hij een bijzonder belangrijke vorm van authentieke uitleg van dit Woord, opdat het evangelie in volle waarheid en zuiverheid verkondigd en overgedragen kan worden.” (ADC 125)
2.1. ‘Catechismus’: historische situering - oudste spoor: Augustinus’ De rudibus catechizandis als eerste systemische catechetische presentatie van het geloof, met daarin hoe de heilsgeschiedenis aan te reiken - ME: eerst libri sententiarum (uitspraken van kervaders x filosofisch-scholastieke commentaren – Petrus Lombardus), daaruit groeien summae theologicae, maar: academisch (Thomas!) - Eerste ABC van het geloof voor eenvoudige mensen: einde middeleeuwen Jean Gerson… (13631429), Opus tripartitum over credo, Pater, Ave Maria, geboden en sacramenten, voor gebruik door pastoors. Naar het einde van de middeleeuwen groeien om allerlei redenen ‘christelijk geloof’ en ‘christenheid’ als cultuur (te) ver uit elkaar. “Geleidelijk was het geloof overgegaan in een vaag-christelijke religiositeit, en al spoedig geeft deze aanleiding tot duistere vormen van bijgeloof, in de herfst van de middeleeuwen.” Het antwoord daarop in reformatie (Luther publiceerde de eerste (moderne) catechismus, ondanks sola scriptura!) en contrareformatie worden de catechismussen (de eerste generaties jezuïeten met als bekendste naam de Nederlander Petrus Canisius, die drie catechismussen publiceerde, dan de catechismus van Trente (1566), bedoeld om de predicatie van pastoors te ondersteunen). Zij zijn bedoeld om het bestaande maar vage geloof via kennis bij te spijkeren. Later werd de catechismus
5 hét instrument van bisschoppen en ordestichters voor de verkondiging: bisschoppen Bellarmino, Carolus Borromeus, Bossuet, Richelieu, ordestichters als Alphonsus van Liguori, Jean-Baptiste de la Salle, … redigeerden er allemaal een. En daarbij kwam steeds meer de vorming van kinderen centraal te staan… De redenen waarom de catechismussen (pas) in de 20ste eeuw in vraag werden gesteld, zijn legio, maar fundamenteel lijkt ons dit: “De impasse ging over veel meer dan enkel maar doctrine. Sinds het einde van het oude catechumenaat was het hele kerkelijke en dus catechetische ‘systeem’ in werking gesteld op een achtergrond, reëel of verondersteld, van een geloof, gedeeld door het geheel van de bevolking, of minstens, onder de vooronderstelling dat de kerk of de kerken een diepgaande impact had(den) op de samenleving. (…) De catechese had als ambitie een erfenis over te dragen waaraan eenieder participeerde zonder echte discussie en waarschijnlijk zonder echte [bedoeld: bewuste, peroonlijke] integratie. (…) Op een dag moest men wel erkennen dat deze christenheid nu echt wel voorbij is. (…) De meerderheid van de bevolking heeft, ook al is ze gedoopt, nauwelijks nog ervaring van een kerkelijk beleefd geloof. Daardoor verloopt de catechese, zelfs in nieuwe jasjes [SVdB: we noemen dit catechismus-onderricht dan lessen of gebruiken een map] en met ‘kritische’ geest, zonder dat ze bij de gecatechiseerden een beroep kan doen op een authentieke ervaring van wat zij geacht wordt op hen over te dragen.” M.a.w. de catechismuscatechese rekent op een ervaring van beleefd geloof die zij doctrineel (of recenter ‘vanuit het leven’) wil oriënteren. Dat vertaalde zich ook in een geleidelijke opsplitsing der taken. Na het concilie van Trente wordt het de taak van de ouders de “christelijke praktijk” aan te leren (ervaring), terwijl de priesters de “gezonde doctrine” moeten onderrichten. Voor dat laatste moet je dan wachten tot het kind de jaren des onderscheids heeft bereikt. Pas eind 19de eeuw worden de ouders ook “de eerste catechisten van hun kind” in de zin dat ‘de evangelisatie van het kind onscheidbaar is van de evangelisatie van zijn milieu’, en nog later ‘partners’ en ‘getuigen’ bij de zoektocht naar God in het leven van de mens. Dit hele systeem bedoelt H. Derroitte met een ‘logica van erfenis’ die hij onderscheidt van een ‘logica van het geloof voorstellen’ (proposer la foi). Hoe nu de catechismus integreren in een logica van het geloof voorstellen (‘in een geseculariseerde context’), op de eerste plaats aan ons zelf (‘als instrument van verkondiging’), want wij zijn kinderen van deze tijd en deze cultuur?
2.2. De CKK als tekst in een context De uitdaging nu : niet de CKK laten vallen, niet hem weer alles laten overnemen, maar hem integreren als één van de talen die in mensenwoorden vertalen, de Taal van God of het Woord Gods waarin God zichzelf aan ons aanbiedt. Cfr 17,3 boven de inleiding: ‘Vader, (…) dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige ware God en Hem die Gij hebt gezonden, Jezus Christus’; slot: commentaar op het Amen van het OV: Aan het slot van het gebed zegt u Amen, wat betekent: ‘zo geschiede’. Daarmee onderstrepen wij wat het gebed inhoudt dat ons door God geleerd is. “Van het gebed van Jezus tot de Vader tot het Amen van het Onze Vader, dat is de weg die de CKK ons laat afleggen.” De RomCat opende niet op deze wijze. Hierin originaliteit: alles gesitueerd van meet af aan in de relatie tot de Vader. Of nog: “In het catechetisch proces dient men steeds de heilige Schrift en de catechismus, als de twee basisdocumenten op het gebied van de leer, bij de hand te hebben. Hoewel ze beide
6 buitengewoon belangrijk zijn, zijn ze echter niet de enige instrumenten: andere meer directe hulpmiddelen zijn onmisbaar.455 Terecht kan men zich dan ook afvragen: moet een officiële catechismus ook pedagogische elementen bevatten òf moet ze alleen maar een samenvatting zijn van de leer, en alleen de bronnen aangeven.” (ADC 132). Noot 455: “Naast catechetische hulpmiddelen zijn er bij de catechese ook andere factoren in het spel: de persoon van de catecheet, de wijze waarop hij de stof overdraagt, de relatie tussen de catecheet en de catechisant, het rekening houden met de mogelijkheden van de catechisant om het gebodene inwendig te verwerken, de sfeer van liefde en geloof in het met elkaar omgaan, de actieve betrokkenheid van de christelijke gemeenschap, enz.”
Een analyse van J.-C. Reichert (volledige tekst in vertaling wordt in juni 2013 gepubliceerd in Collationes) Reichert vangt aan bij het onderscheid geloof als assentiment of ‘zich aanhechten bij’ waarheden/zich aanhechten bij een persoon (overgave, Newman, Grammar of assent) Na overdrijving van het eerste (catechese gereduceerd tot catechismus), in de laatste decennia overdrijving van het andere: aanhechting aan een persoon, maar wie is die persoon en hoe ken je Hem, hoe wordt hij een kennis van je? In deze overdrijving wordt aan alle input indoctrinatie verweten, is er louter onderlinge uitwisseling maar geen ‘anterioriteit-met-autoriteit’. En dat is nu net catechese! “De catechese onderscheidt zich van het delen of het interpersoonlijk getuigenis hierin dat zij precies is ingeschreven in een anterioriteit. De catechese is verantwoordelijk voor het verstaan dat de Kerk heeft van haar geloof. Zij moet dus een georganiseerde taal tot de hare maken die aan haar voorafgaat.” (Reichert, met verwijzing naar Texte national die zegt dat de catechist een ‘oudere’ broer of zus in het geloof is. Hij is “de garant van een trouw aan een lange geschiedenis van het geloof zoals dat in de kerk werd beleefd door de eeuwen.” (TN p53) Welke is die anteriotiteit? De ENE DOCTRINE: Dei verbum: God die relatie met ons wil aangaan, de Godsnaam, enz… (ook in ADC zeer opvallend, telkens weer komt het daarop terug. Het gaat niet om fides quae op zich maar om het samenvallen van fides quae en fides qua= het geloof als relatie. Dat is het levende “Woord van God”. En die doctrine wordt ‘veelstemmig gezongen’ (VerbumDomini 7). En al die stemmen samen (bvb ook de 4 evangelies) creëren ruimte voor ontmoeting met God(s taal = Woord Gods: ‘in den beginne was de taal, en de taal was bij God, en de taal was God.)/en zij heef tonder ons haar tent opgeslagen in Xus = Logos. Dus “Het is opdat de mensen zouden worden ingewijd in de ervaring van de Openbaring, dat dat de catechese de daden en woorden van de Openbaring overdraagt.” (TN p49) En wat is nu de plaats van de catechismus hierin? Deze regelt (uitbreiding van de regula fidei die de geloofsbelijdenissen zijn) de lezing van de Schriften door als “een zekere en authentieke referentietekst te dienen ten behoeve van het onderricht van de
7 katholieke leer”. Daar is het woord doctrine, leer opnieuw: “door de enen verguisd als tegengesteld aan de relatie, zij zien niet dat de christelijke ervaring zich kan uitdrukken in de objectiviteit van een georganiseerde taal/logica. Anderen vertrouwen zich alleen toe aan de letter van de doctrinele uitspraken en gaan daarbij zover dat zij de rechtgeaardheid in twijfel trekken van een geloof dat daarvan niet de zuivere en simpele herhaling is.” De catechismus is de weg die de Kerk heeft willen voorstellen, om het verstaan (de kennis) te onderrichten dat zij heeft van een gelovige ervaring (zij heeft kennis met de Heer) die haar begeestert. Daarnaar verwijst JPII in FD: “De Catechismus van de Katholieke Kerk is tenslotte een aanbod aan iedere mens die ons rekenschap vraagt van de hoop die in ons leeft (dus van het levende geloof als relatie) en die zou willen weten wat de Katholieke Kerk gelooft (de geloofsinhouden met betrekking tot God).” Reichert: “En dat betuigt ook zelfs een snelle lezing van de CKK: zijn organische synthese van het geloof is ten diepste bevloeid, of voorafgegaan door een ‘religieus luisteren’ naar het Woord van God.” Deze organische synthese staat naast andere vruchten van dat religieuze luisteren: liturgisch handelingen, spirituele tradities, of de historische en culturele diversiteit van de figuren van heiligheid. En Reichert besluit met een uitdaging: “Na het model van instructie dat zich baseert op een over te dragen doctrineel exposé, na de periode waarin de persoonlijke betrokkenheid en het getuigenis werden gevaloriseerd, stelt zich vandaag de noodzaak het onderricht van het geloof te verbinden met plaatsen van het geloof, opdat elke mens van goede wil concreet kan zien, aanraken, en bezoeken het verstaan dat de Kerk heeft van een genade die aan haar gebeurt. Wanneer een christelijke gemeenschap verkondigt, viert en handelt als sacramenteel teken van de dialoog waarin God de mensen tot zich wil voeren, zeggen wij dan niet dat zij dan “in zichzelf een levende catechese” is?
3. de Catechismus van de Katholieke Kerk 3.1. Het ADC over de CKK ADC: Aard en doelstelling van de ‘Catechismus van de katholieke kerk’ 121. In het voorwoord geeft de Catechismus van de katholieke kerk zelf aan wat de bedoeling ervan is: “Deze catechismus heeft als doel een organische en samenhangende uiteenzetting te geven van de wezenlijke en fundamentele inhoud van de katholieke leer, zowel op het gebied van het geloof als van de moraal, in het licht van het Tweede Vaticaans Concilie en het geheel van de Overlevering van de kerk”.418 Door middel van de Catechismus van de katholieke kerk heeft het leraarsambt van de kerk aan onze tijd een kerkelijke dienst willen bewijzen. Het heeft deze catechismus erkend als: – “Een krachtig en geschikt middel voor de kerkelijke gemeenschap.”419 Het wil de banden van eenheid versterken door bij de leerlingen van Jezus Christus “de belijdenis te bevorderen van het ene, van de apostelen ontvangen geloof”.420
8 – “Een betrouwbare leidraad bij het geloofsonderricht.”421 De Catechismus van de katholieke kerk biedt een duidelijk antwoord op het gewettigde verlangen van ieder die gedoopt is, te weten wat de kerk ontvangen heeft en wat zij gelooft. Voor de catechese en de andere vormen van de dienst van het Woord is deze catechismus dus een verplicht toetsmiddel. – “Een tekst die een referentie (is) voor de catechismussen of compendia die in de verschillende landen zijn samengesteld”.422 “Deze catechismus is niet bedoeld om de catechismussen te vervangen die op diverse plaatsen zijn samengesteld”423, maar “om het ontwerpen van nieuwe lokale catechismussen aan te moedigen en te ondersteunen, catechismussen die rekening houden met de verschillen in omstandigheden en culturen, maar tevens met zorg de eenheid van het geloof en de trouw aan de katholieke leer bewaren.”424 De aard of het eigene van de document van het leerambt is gelegen in het feit dat het een systematisch samenvatting is van het geloof en daarmee universele betekenis heeft. Op dit punt verschilt het van andere documenten van het leerambt die een dergelijke synthese niet beogen. Het verschilt ook van de plaatselijke catechismussen die, natuurlijk binnen de kerkelijke eenheid, bestemd zijn voor een bepaald deel van het volk van God.
Opbouw van de ‘Catechismus van de katholieke kerk’ 122. Het grondplan van de Catechismus van de katholieke kerk bestaat uit de vier fundamentele aspecten van het christelijk leven: de geloofsbelijdenis, de viering van de liturgie, de evangelische moraal en het gebed. Deze vier hebben dezelfde centrale kern: het christelijk mysterie. Dit is: –
“voorwerp van geloof (eerste gedeelte);
–
het wordt gevierd en meegedeeld in liturgische handelingen (tweede gedeelte);
– het is aanwezig om de kinderen van God te verlichten en te ondersteunen bij hun handelen (derde gedeelte); – het ligt ten grondslag aan ons gebed dat het liefst verwoord wordt met het ‘Onze Vader’, en het vormt het voorwerp van onze smeekbede, onze lofprijzing en onze voorbede (vierde gedeelte).”425 In deze opbouw in vier gedeelten worden de wezenlijke aspecten van het geloof uitgewerkt: –
geloof in de Drie-ene God en Schepper, en in zijn heilsplan;
–
door Hem geheiligd worden in het sacramentele leven;
–
Hem met heel zijn hart liefhebben en de naaste beminnen als zichzelf;
– bidden in het uitzien naar zijn Rijk en naar de ontmoeting met Hem van aangezicht tot aangezicht.
9 De Catechismus van de katholieke kerk verwijst zo naar de diepe eenheid van het christelijk leven. Er is daarin een expliciete onderlinge afhankelijkheid van de ‘lex orandi’, ‘lex credendi’ en ‘lex vivendi’.
3.2. J. Ratzinger, Geloofsoverdracht en bronnen van het geloof (1983) Deze tekst van toenmalig prefect J. Ratzinger1 heeft toentertijd in Parijs veel deining veroorzaakt, bij zoverre dat bij congres ‘La catéchèse et le contenu de la foi’ ISPC 2011 ongeveer iedere spreker er naar verwees, natuurlijk zonder ooit helemaal akkoord te gaan – ook ik niet. Maar minstens blijkbaar: ‘He gave them something to think about’! p. 53: De klassieke pijlers van de christelijke maatschappij zijn ingestort, en de catechese vindt geen steun in de concreet beleefde geloofservaring in een levende Kerk. = exact waar we beland waren met historisch overzicht. Hoe daarmee om te gaan? Praktische theologie heeft zich daar op geworpen, met als “eerste en ernstige vergissing het afschaffen van de catechismus en het hele genre ‘catechismus’ verouderd te verklaren. Natuurlijk is de catechismus als boek pas gebruikelijk geworden in de tijd van de Hervorming; maar de geloofsoverdracht als fundamentele structuur die ontstaan is uit de logica van het geloof, is even oud als het catechumenaat, dat wil zeggen als de kerk zelf. Ze vloeit voort uit de typische aard van haar zending en men kan er dus niet van afzien.’2 Historisch is dit correct als we ‘geloofsoverdracht’ correct verstaan: doorreiken van kerkelijke ‘kennis van de Heer’. Ratzinger ontwikkelt de plaats van de CKK vooral in dialoog met de plaats van de bijbel, en ook met de plaats van de subjectmatige ervaring en het leven zelf in de Godservaring en -kennis. Ratzinger bekritiseert de poging om rechtstreeks bijbels (en vanuit het leven) Christus te benaderen, zonder de ‘omweg’ van de leer. “Dat wordt verklaard door een geloofscrisis, of beter een crisis van het geloof dat de kerk van alle tijden gemeen heeft gehad. Met als resultaat dat de catechese gewoonlijk het dogma wegliet en men het geloof rechtstreeks op basis van de bijbel trachtte op te bouwen. Nu is het dogma per definitie niets anders dan interpretatie van de Schrift, maar die uit het geloof der eeuwen ontstane interpretatie leek niet meer in overeenstemming te kunnen zijn met het verstaan van de teksten waartoe ondertussen de historische methode had geleid [op dit punt is het artikel misschien gedateerd: op vandaag herontdekt de exegese ook andere benaderingen. Maar de ziekte van het dogmaloze ‘de bjibel/het leven zelf’ is er nog steeds!]. Zodat er twee ogenschijnlijk onherleidbare interpretatievormen naast elkaar bestonden: de historische interpretatie en de dogmatische interpretatie. (…) de zekerheid van het dogma [moest] ofwel een voorbijgestreefde fase van een archaïsch denken lijken, ofwel de uitdrukking van de machtswil van zichzelf overlevende instituten.” Zo komt Ratzinger tot het kernpunt van zijn onderwerp: de verhouding tussen catechese, bijbel en dogma. Aanvankelijk reikt een ‘rechtstreeks’ bijbelse benadering een zekere frisheid aan. Maar deze 1
J. Ratzinger, Geloofsoverdracht en bronnen van het geloof, in Kard. G. Danneels e.a., Hoe vandaag het geloof doorgeven?, Unistad, 1984, 51-84. Opgelet: mijns inziens niet overal goed vertaald, ik vergeleek af en toe met het Franse origineel dat men op internet vindt. 2 P53-54
10 blijft niet volstaan. Ratzinger citeert daarvoor de 19de eeuwse theoloog J.A. Möhler: “ ‘Zonder de Schrift zou de eigen vorm van de woorden van Jezus voor ons verborgen blijven, zouden we niet weten hoe de Mensenzoon gesproken heeft, en ik denk dat ik niet graag zou verder leven als ik hem niet meer hoorde.’ Maar Möhler beklemtoont onmiddellijk waarom de Schrift niet kan gescheiden worden van de levende geloofsgemeenschap waarin zij alleen maar ‘de Schrift’ kan zijn, wanneer hij vervolgt: ‘Alleen zouden wij zonder de traditie niet weten wie er sprak noch wat hij aankondigde en de vreugde die van zijn wijze van spreken komt, zou ook vervliegen.’” Vgl : “In die zin, “wanneer sprake is van de overlevering en de Schrift als bron van catechese, dan wil daarmee benadrukt worden dat zij doordrenkt en doordrongen dient te zijn van de gedachte, de geest en de bijbelse en evangelische houdingen die uit een aanhoudend contact met de teksten zelf voortvloeien; maar tegelijk wil hiermee herinnerd worden aan het feit dat catechese des te rijker en vruchtbaarder is, naarmate zij die teksten leest met het verstand en het hart van de kerk”. Bij dit kerkelijk lezen van de Schrift in het licht van de Overlevering speelt de Catechismus van de katholieke kerk een zeer belangrijke rol.” (ADC 127, met citaat uit CTrad 27) “Een exegese die de bijbel niet meer beleeft en begrijpt met het levende organisme van de kerk, wordt archeologie; een museum van dingen die voorbij zijn.” Vooreerst valt de bijbel uiteen in wat nog interessant is en wat niet meer voor vandaag… Een lezersbrief suggereerde in een nieuwe editie al het achterhaalde in kleine lettertjes te zetten…. Maar wie zal dat beoordelen? Er wordt ook teruggegrepen naar de bronnen van de bijbel: de logia, ipv de sacramenten en de 12 aritkelen vh geloof als leessleutel. Het kruis is een incident ipv een zoenoffer, de verrijzenis gaat over de werkelijkheid van Jezus die voortgaat. De historische hypothese krijgt te zeer het laatste woord. “Maar het leven is geen hypothese, en de dood ook niet…” In dit laatste toont zich een tweede vraag, naar de verhouding tussen ervaring en geloof (ik heb geen ‘ervaring’ van verrezen leven hier in de sacramenten en later in ‘de hemel’ (p62-63). Het gaat om een zelfde soort probleem: de ervaring van de Kerk (net als haar lezing van de Schrift) wordt onderworpen aan mijn ervaring. Hier gebeurt een soort omkering van de sacramentele werkelijkheid, waarin de diepste werkelijkheid de mystieke werkelijkheid is, die mij wordt geschonken in het sacrament en die ik subjectief tracht bij te treden in de spiritualiteit. Om de crisis te boven te komen, stelt Ratzinger: “het geloof zelf is anticpatie van wat op het ogenblik onbereikbaar is. Op die manier vindt het een plaats in ons leven en brengt het ons leven ertoe zichzelf te overstijgen.” Dit is natuurlijk een statement naar een historische reductie toe van de schrift en de reductie van elke ervaring tot ‘mijn navel’. In het geloof ontvangt men radicaal nieuwe ervaring, zo leest Ratzinger in 1 Joh 2,20.27: “‘Ook u bent gezalfd door de Heilige, u allen weet dat. (…) Wat uzelf aangaat, de zalving die u van Hem ontvangen hebt (= la connaissance de la foi dans la communion d'esprit avec l'Église) blijft u bij, u hebt geen andere leraar nodig. Alles wat zijn zalving (son onction = la foi christologique de l'Église, don de l'Esprit) u leert, is waar en zonder bedrog. Blijf in Hem zoals zijn zalving u heeft geleerd.’ En dat betekent: het geloof van uw doopsel, de kennis die u is overgedragen door de (sacramentele) zalving, zijn een contact met de werkelijkheid zelf die het sindsdien wint van de theorie.” “Niet het geloof van het doopsel moet zich rechtvaardigen tegenover de theorie, maar de theorie tegenover de werkelijkheid, tegenover de kennis van de waarheid die bij de doopselbelijdenis werd verleend.” (p64) “Welnu, met deze verwijzingen naar de primauteit van het geloof van ons doopsel
11 boven alle didactische en theologische theorieën, zijn we in feite midden in het antwoord aanbeland op de fundamentele vragen van onze uiteenzetting.” Deze idee werkt Ratzinger nu verder uit in zijn bijdrage – want tenslotte verwerven wij deze kennis in het sacrament ons aangereikt, op een discursief niveau niet magisch, maar in een catechetisch initiatieproces, waarin de catechismus of minstens de leer zijn onvervangbare plaats zal blijken te hebben. Sleutel die we reeds eerder aantroffen: verheldering van geloof als relatie en kennis: kennis hebben is relatie hebben én kennen (vgl. een mens kennen/dingen kennen). De Catechismus van Trente vat het totaal van de christelijke kennis die de catechese bedoelt aan te reiken samen met Joh 17,3: “Eeuwig leven! Dat betekent dat ze U, de enige waarachtige God, leren kennen, en ook degene die U gezonden hebt: Jezus Christus.” Dan pas vindt een mens het ware leven, leert hij leven: “geloven, is het leven vinden en verwezenlijken, het ware leven”. (we zitten opnieuw bij het begin van de uiteenzetting). Kennis als geloofskennis verwerven en kennis als relatie, vallen dus uiteindelijk samen als kennis en liefde. En die kennis is persoonlijk, maar altijd tegelijk ook communautair. “Geloof is niet alleen een van aanschijn tot aanschijn met God in Christus”, maar God laat zich (als Ander) zien en aanraken door de menswording: “Ja, het leven is verschenen, wij hebben het gezien, wij getuigen ervan en wij verkondigen het aan u: het leven, het eeuwige, dat bij de Vader was en dat aan ons is verschenen. Wat wij hebben gezien en gehoord, dat verkondigen wij ook aan u, opdat u met ons verbonden bent. En onze verbondenheid is een verbondenheid met de Vader en met zijn Zoon, Jezus Christus.” (1 Joh 1,1-4). “Geloof is dus niet alleen een Ik en een Gij, het is ook een Wij. (…) Om het anders te zeggen: er is geen geloof zonder Kerk. (…) Het geloof is een gemeenschapsdaad waardoor men zich laat integreren in de gemeenschap van de getuigen, en wel zozeer dat wij via hen het onaanraakbare aanraken, het onhoorbare horen, het onzichtbare zien.” Wij geloven niet in de Kerk (credo in ecclesiam), maar in deze bemiddeling van de kerk (credo ecclesiam). De ‘kennis’ die het doopsel schenkt wordt dus bewaarheid in het lidmaatschap van de Kerk. Ratzinger ontwikkelt dan verder hoe de bijbel in de middeleeuwse theologie nooit openbaring wordt genoemd. De Schrift getuigt samen met andere instanties van de Openbaring zelf die altijd het actuele spreken van God in het geweten en doorheen de kerkgemeenschap is. Dat vermindert de betekenis van de bijbel niet, wel integendeel. “Dat betekent dat de bijbel behoort tot een heel net van verwijzingen waardoor de levende God zich in Christus meedeelt door de heilige Geest. Dat betekent dat de bijbel uitdrukking en werktuig is van de gemeenschap dank zij welke het goddelijke ‘Ik’ en het menselijke ‘Gij’ elkaar raken in het Wij van de kerk door bemiddeling van Christus. Ratzinger omschrijft niet de Schrift, maar “God die handelt in Christus” als de bron bij uitstek. “Die bron is op geen enkele andere manier bereikbaar dan in het levende organisme dat hij geschapen heeft en in leven houdt. In dat organisme zijn de boeken van de Schrift en de commentaren van de kerk die het geloof uitleggen geen dode getuigenissen meer van gebeurtenissen die voorbij zijn, maar elementen die een nieuw leven brengen.” Nu ziet men ook hoe het statuut van de CKK vergelijkbaar is met het statuut van de Schrift. En hierin schrijft nu de CKK zich in: “De innerlijke samenhang tussen het Woord en het organisme dat dit draagt, baant de weg naar de catechese.” Haar structuur ontvouwt zich doorheen de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van de Kerk, die corresponderen met de wezenlijke dimensies van het
12 christen zijn: de geloofsbelijdenis, de sacramenten, de decaloog, het gebed des Heren. Daarin vindt men wat een christen dient te geloven (symbolum), te hopen (Onze Vader), te doen (decaloog), en de ruimte waarbinnen hij dit volbrengt (kerk en sacramenten). Ratzinger vergelijkt dit met de middeleeuwse wijze van Schriftlezing: letterlijk (symbolum), allegorisch (symbolisch – kerkelijk – sacramenteel, waardoor deze geschiedenis heilsbetekenis krijgt), moreel (oriënterend voor het handelen) en anagogisch (de geschiedenis is boven het gebeurende uit verhoping en sacrament van het komende). De CKK is niet meer maar ook niet minder dan de “memorisatiecollectie van het geloofsmateriaal dat de vier zojuist genoemde hoofdbestanddelen vertegenwoordigen”. Dit is de ‘tekst’ van ons geloof, of de kennisdimensie (fides quae) van de kennis-als-relatie (fides qua). - Dit betekent niet dat men in de catechese als dusdanig enkel de CKK moet gaan hanteren. Zelfs de Romeinse catechismus vraagt de wijze van ‘onderrichten’ aan te passen aan het onderwerp en het publiek, de volgorde van de vier bestanddelen vrij te hanteren volgens onderwerp en publiek, zij het dat tegelijk gevraagd wordt dat de catechist zelf de Catechismus goed zou beheersen en in meditatie verinnerlijken, en zijn onderricht zo zou ordenen dat de vier bestanddelen aan bod komen. (toepassing: de diocesane en nationale catechismussen waarvoor CKK orienterend wil zijn). De CKK heb je als ‘hogere’ catechist wel altijd bij de hand, niet zo vaak in de hand, en kennen 'par coeur' of 'by heart' in ruimere zin. Eigen vorming! De Rom. Cat. veronderstelt “ongetwijfeld ook reeds het bestaan van een literatuur van de tweede graad” om de catechist te helpen bij de aanpassing aan zijn publiek, zij het zonder dat men alle bijzondere situaties in een eigen programma kan gieten. “Dit onderscheiden van het niveau is in mijn ogen essentieel. De ellende van de nieuwe catechese bestaat ten langen leste hierin dat men een beetje vergeten heeft de ‘tekst’ van het ‘commentaar erop’ te onderscheiden. (…) Ik ben van mening dat het door de Rom cat gemaakte onderscheid tussen de basistekst (de inhoud van het geloof van de kerk) en de gesproken of geschreven teksten van de overdracht ervan, geen vrijblijvende mogelijkheid is: het behoort tot het wezen van de catechese.” De CKK is dus ook niet dé oplossing maar schrijft zich in als één van de talen in de verkondiging!
3.3. Enkele bedenkingen - Iets ruimer schetst het ADC: “De rijke traditie van de kerkvaders en de rijke traditie van de catechismussen stroomt samen in de huidige catechese van de kerk en verrijkt zowel haar opvatting over catechese als de inhoud ervan. Deze tradities herinneren de catechese aan de zeven basiselementen waaruit ze is opgebouwd: de drie fasen in het verhaal van de heilsgeschiedenis – Oude Testament, het leven van Jezus Christus, de geschiedenis van de kerk – en de vier zuilen waarop haar uiteenzetting van het geloof rust – de geloofsbelijdenis, de sacramenten, de tien geboden en het Onze Vader. Deze zeven grondstenen dienen als basis voor het proces van de initiatiecatechese evenzeer als voor het voortgaand proces van christelijke volwassenwording. Met deze stenen kunnen bouwwerken van verschillende vorm of ordening worden opgetrokken die het best passen bij bepaalde culturele situaties en bij hen op wie de catechese gericht is.” (ADC 130)
13 En verderop zelfs ook: “Wat de ordening van de stof betreft geven in feite de verschillende episcopaten catechismussen uit met een verschillende opbouw. Zoals we al zeiden is de Catechismus van de katholieke kerk aangeboden als referentiepunt op het gebied van de leer, maar dat betekent niet dat daarmee een bepaalde vorm van catechismus aan de hele kerk wordt opgelegd. Zo zijn er catechismussen die uitgaan van de heilige Drie-eenheid, andere van de fasen van het heil, van een bijzonder belangrijk bijbels en theologisch thema (het Verbond, het Rijk van God, enzovoorts), of van een aspect van het geloof, weer andere die het liturgisch jaar als leidraad hebben.” - Mag ik in dit jaar waarin we 50j Vat II herdenken als een kritische noot bij de CKK dan toch ook opmerken dat uit deze paragraaf over de vier zuilen bij Ratzinger duidelijk wordt waarom Paulus VI gezegd heeft dat de teksten van Vat II de grote catechismus van de 20ste eeuw/van de moderne tijd zijn” (reden waarom men niet kan spreken van ‘de Cat van Vat II’ vgl. cat. van Trente), minder systematisch maar toch nog mooier dan de CKK? En herkent men in de structuur van het concilie dan ook weer niet deze 4 koninginnestukken van het geloof? Dei Verbum als geloofsbelijdenis, GS als omzetting in het handelen, SC als viering/allegorisch, en – misschien minst duidelijk maar toch - LG over de Kerk als ons meegenomen worden in de gave van de doop doorheen de tijd tot in de voltooiing (anagogie: vooral hfst 5-8)? Ik moet in feite CKK en Vat II niet tegen elkaar uitspelen, maar hun verhouding is wat dit betreft niet altijd helemaal uitgeklaard, en de ene catechismus (CKK) mag ons zeker die andere met nog meer autoriteit (Vat II) niet doen vergeten. Wellicht gaat het vooral om een verschil in genre. De CKK zegt zelf in zijn inleiding: “Deze catechismus heeft als doel een organische en samenhangende uiteenzetting te geven van de wezenlijke en fundamentele inhoud van de katholieke leer, zowel op het gebied van het geloof als van de moraal, in het licht van het Tweede Vaticaans Concilie en het geheel van de Overlevering van de kerk.” (CKK 11 – ADC 121). En reeds in FD: apost. Const. bij de publicatie van de CKK opgesteld ‘ter uitvoering van het Tweede Vaticaans oecumenisch Concilie’.
14
Ten uitgeleide
Ik besluit met een heel mooi voorbeeld waar vele talen samenkomen : een heel mooie mystagogische catechese van het doopsel in Frankrijk 3, ook te gebruiken voor doopvoorbereiding met de ouders: Elk hoofdstuk is onderverdeeld: eerste ontvouwing van het thema (cfr titels hieronder) – ‘leven van het doopsel’: de ermee verbonden doopsymboliek – bijbels op weg – grote geloofsgetuigen (heiligen) – Het geloof van de Kerk (catechismus als óók een dimensie) – bidden in het gezin
Naamgeving : waar kom ik vandaan? Zegeningsgebed over het water: de schoonheid van de schepping Ondervraging (credo): een engagement voor altijd Onderdompeling of begieting: leven met toekomst Het witte kleed: gelukkig zijn in de familie Zalving: hoe kiezen? Overhandiging van het licht van de paaskaars: welke zin geven aan je leven?
En tot slot en bij de oefening die volgt, toch ook de waarschuwing van de Franse Bisschoppelijke Commissie voor catechese en catechumenaat: “Ontvang niet louter één artikel van de CKK, neem de tijd om hem helemaal te ontvangen zoals men een erfenis ontvangt die ons gratis wordt geschonken. En dankzij de CKK, ga de dialoog aan met God, Hij, die in zijn immense goedheid, “in dialoog treedt” (DV21) met ons, zijn vrienden, door de heilige Schriften die hij, door zijn Geest, heeft geïnspireerd.”
3
Commission épiscopale pour la catéchèse et le catéchuménat, En famille avec Dieu, Paris, 2011.