FACULTY OF LAW
Study Centre for Consumer Law
De bijzondere kredietvormen
Drs. Johan VANNEROM 29 april 2011
Inhoud
1
Inleiding ....................................................................................................................... 5
2
Harmonisatieniveau Richtlijn 2008/48/EG ................................................................ 7
3
Begripsomschrijving ................................................................................................ 13 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Informatieplichten..................................................................................................... 19 4.1 4.2
5
Financieringshuur .......................................................................................... 19 Kredietopening .............................................................................................. 21 4.2.1 Passende toelichting .......................................................................... 21 4.2.2 Contractuele informatieplicht .............................................................. 22 4.2.3 Niet-toegestane debetstand en overschrijding ................................... 24
Inhoudelijke bepalingen ........................................................................................... 27 5.1
5.2
5.3 6
Verkoop op afbetaling.................................................................................... 13 Financieringshuur .......................................................................................... 14 Lening op afbetaling ...................................................................................... 15 Kredietopening .............................................................................................. 16
Financieringshuur .......................................................................................... 27 5.1.1 Duurtijd ............................................................................................... 27 5.1.2 Zekerheden ........................................................................................ 27 5.1.3 Bewaring en terugname van het gehuurde goed ............................... 27 Kredietopening .............................................................................................. 28 5.2.1 Wijziging van de debetrentevoet en de kosten ................................... 28 5.2.2 Niet-toegestane debetstand en overschrijding ................................... 29 5.2.3 Nulstellingstermijn .............................................................................. 31 Herroepingsrecht ........................................................................................... 31
Besluit ........................................................................................................................ 32
INHOUD | 3
1
Inleiding1
1. Behoud van bijzondere kredietvormen – Indien het van de Europese wetgever had afgehangen, dan was onze bijdrage zeer kort. De Europese wetgever voert immers slechts twee bijzondere kredietvormen in, i.e. de "geoorloofde debetstand op een 2 rekening" en de "overschrijding" . De Belgische wetgever daarentegen behield de "oude" 3 bijzondere kredietvormen zoals de "verkoop op afbetaling", de "financieringshuur", de 4 "lening op afbetaling" en de "kredietopening" . Op het eerste gezicht een merkwaardige keuze, temeer daar Richtlijn 2008/48/EG uitgaat van maximale gerichte harmonisatie. 2. Inhoudsoverzicht – Hoewel u reeds ten overvloede kennis heeft kunnen nemen van het harmonisatiekarakter van Richtlijn 2008/48/EG, wensen wij er in de tweede paragraaf toch kort op in te gaan. In het bijzonder op de vraag of de Belgische wetgever de "oude" bijzondere kredietvormen mocht handhaven. Vervolgens bespreken wij, in de derde paragraaf, de vernieuwde definities van de bijzondere kredietvormen in de WCK. In de vierde paragraaf lichten wij de informatieplichten toe die aan de bijzondere kredietvormen zijn verbonden. Richtlijn 2008/48/EG is in beginsel een informatierichtlijn. Wij merken dan ook dat de voor de wetswijziging van 13 juni 2010 geldende informatieplichten grotendeels zijn afgeschaft. STEENNOT en DE MUYNCK behandelen uitvoerig de algemene informatieplichten vervat in de artikelen 5 tot en met 9, 10 tot en 5 met 13 en 14 WCK . Hierdoor kunnen wij ons in hoofdzaak beperken tot enkele bijzonderheden.
1
De auteur wenst Prof. dr. E. TERRYN te bedanken voor haar waardevolle opmerkingen die hebben bijgedragen tot de redactie van de in deze tekst geformuleerde ideeën.
2
Resp. de artt. 3, d) en 3, e) Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad, Pb.L. 22 mei 2008, afl. 133, 66-92 (hierna verkort weergegeven als "Richtlijn 2008/48/EG").
3
De wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling, BS 26 juli 1957 is het startschot van specifieke bepalingen inzake consumentenkredieten in België; N. HOEKX, "Verkoop en lening op afbetaling" in E. TERRYN (ed.), Handboek Consumentenkrediet, Brugge, die Keure, 2007, 337.
4
Resp. de artt. 1, 9°; 1, 10°; 1, 11° en 1, 12° Wet van 12 juni 1991 op het Consumentenkrediet, BS 9 juli 1991, zoals gewijzigd bij Wet van 13 juni 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, BS 21 juni 2010 (hierna verkort weergegeven als "WCK").
5
Resp. de bepalingen inzake kredietpromotie, de precontractuele informatieplichten en de contractuele informatieplichten; zie eveneens R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "Reclame en precontractuele informatie onder de wet consumentenkrediet anno 2011, http://www.law.ugent.be/fli/wps/pdf/WP2011-12.pdf, 2011, 23p.
INLEIDING | 5
In de vijfde paragraaf gaan wij dieper in op enkele inhoudelijke bepalingen. In deze paragraaf besteden wij o.a. aandacht aan de gevolgen van de uitoefening van het herroepingsrecht door de consument, de duur van de kredietovereenkomst, de sancties bij niet-terugbetaling van een kredietopening, etc. Tot slot overschouwen wij de bijzondere kredietvormen in globo en vatten wij onze bemerkingen nogmaals voor u samen.
6 | INLEIDING
2
Harmonisatieniveau Richtlijn 2008/48/EG
3. Stapsgewijs antwoord – Alvorens aan te vatten met een inhoudelijke bespreking van Hoofdstuk IV WCK wensen wij na te gaan of België haar "oude" bijzondere kredietvormen mocht handhaven. Dit onderzoek start bij een omschrijving van het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG. Vervolgens bepalen we welke beleidsbevoegdheid de lidstaten hebben ten aanzien van de onder Richtlijn 2008/48/EG vallende kredietovereenkomsten. Bij wijze van besluit passen we de bevindingen van deze paragraaf toe en beantwoorden we voornoemde vraag. 4. Afgrenzing geharmoniseerd toepassingsgebied – Het is belangrijk om na te gaan welke kredietovereenkomsten geregeld worden door Richtlijn 2008/48/EG. Hiervoor kijken we naar de artikelen 2 en 3 Richtlijn 2008/48/EG. Artikel 2 Richtlijn 2008/48/EG omschrijft het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG. In artikel 3 Richtlijn 2008/48/EG vinden we de definities van o.a. een kredietovereenkomst, een geoorloofde debetstand op een rekening, etc. terug. Wij zijn evenzeer geïnteresseerd in de uitsluitingen vervat in artikel 2 (2) Richtlijn 2008/48/EG. Overeenkomstig overweging 10 Richtlijn 2008/48/EG staat het de lidstaten immers vrij om geharmoniseerde bepalingen van toepassing te verklaren op kredietovereenkomsten die niet onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG vallen. Overweging 10 Richtlijn 2008/48/EG vermeldt bijvoorbeeld de kredietovereenkomsten die betrekking hebben op bedragen van minder dan 200 EUR of meer dan 75.000 EUR. Voorts valt onze blik op artikel 2, d) Richtlijn 2008/48/EG, dat bepaalt dat de "richtlijn niet van toepassing is op huur- of leasingovereenkomsten die geen verplichting tot aankoop van het huur- of leasingobject noch in de overeenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst inhouden; een dergelijke verplichting wordt geacht te bestaan indien daartoe eenzijdig door de kredietgever wordt besloten". Deze bepaling zullen wij hierna meer in detail bespreken bij de begripsomschrijving van de financieringshuur (cf. infra, randnummer 0). De Europese wetgever heeft dus bepaalde kredietovereenkomsten uitgesloten uit het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG. Voor de geheel uitgesloten kredietovereenkomsten behouden de lidstaten o.i. de beleidsbevoegdheid deze toch, geheel of gedeeltelijk, aan een gelijkaardig regime te onderwerpen in hun nationale consumentenkredietrecht. Voor de gedeeltelijk uitgesloten kredietovereenkomsten past een voorbehoud (cf. infra, randnummer 0). Het laatste woord behoort uiteraard aan het Hof van Justitie. Een prejudiciële vraag omtrent o.a. het toepassingsgebied van Richtlijn 6 2008/48/EG ligt thans voor bij het Hof van Justitie . Waarom is dit i.c. zo belangrijk om weten? Indien een kredietovereenkomst onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG valt – lees: er niet uitdrukkelijk van is
6
Prejudiciële vraag van de Judecătoria Călăraşi (Roemenië) van 21 december 2010 in de zaak C-602/10, SC Volksbank România SA vs Autoritatea Naţională pentru Protecţia Consumatorilor – Comisariatul Judeţean pentru Protecţia Consumatorilor Călăraşi (CJPC).
HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG | 7
uitgesloten –, dan dienen de daarop betrekking hebbende omzettingsbepalingen in het nationale recht getoetst te worden aan Richtlijn 2008/48/EG. Indien een lidstaat ervoor kiest om kredietovereenkomsten, die door Richtlijn 2008/48/EG uitdrukkelijk geheel zijn uitgesloten, in hun nationale recht toch aan eenzelfde bescherming te onderwerpen, dan toetsen we deze nationale bepalingen aan het primair Unierecht, i.c. o.a. aan de vrijheid 7 van diensten (artikel 56 VWEU) . 5. Maximale gerichte harmonisatie – Nu wij bepaald hebben dat Richtlijn 2008/48/EG geen regeling bevat voor alle consumentenkredietovereenkomsten, rijst de vraag of Richtlijn 2008/48/EG de lidstaten de mogelijkheid biedt om strengere bepalingen in te voeren of te handhaven. Het betreft met andere woorden de vraag naar het harmonisatiekarakter van Richtlijn 2008/48/EG. Richtlijn 2008/48/EG heeft een tweevoudige doelstelling. Enerzijds beoogt ze een goed functionerende interne consumentenkredietmarkt te creëren (o.a. overweging 7 Richtlijn 2008/48/EG). Anderzijds dient de consument een zo hoog mogelijk niveau van bescherming te genieten (o.a. overweging 8 Richtlijn 2008/48/EG). De Europese wetgever is van mening dat maximale harmonisatie nodig is om beide doelstellingen te bereiken. De Europese wetgever heeft echter niet alle aspecten van het consumentenkredietrecht geharmoniseerd. Er is met andere woorden sprake van maximale gerichte harmonisatie (artikel 22 (1) Richtlijn 2008/48/EG). Dit houdt in dat Richtlijn 2008/48/EG voor bepaalde aspecten een basisniveau van bescherming van de consument in het leven roept. Lidstaten mogen niet verder gaan – lees strengere bepalingen invoeren of handhaven – dan deze geharmoniseerde bepalingen. De lidstaten behouden echter wel de mogelijkheid om voor de niet geharmoniseerde aspecten (strengere) nationale bepalingen in te voeren of te behouden (overweging 9 Richtlijn 2008/48/EG). 6. Informatierichtlijn – Tegenwoordig uiten auteurs meer en meer kritiek op het verstrekken van informatie als middel van consumentenbescherming. Volgens hen is het 8 verspreiden van informatie aan consumenten niet steeds efficiënt . Toch stellen wij vast
7
Prejudiciële vraag van de Judecătoria Călăraşi (Roemenië) van 21 december 2010 in de zaak C-602/10, SC Volksbank România SA vs Autoritatea Naţională pentru Protecţia Consumatorilor – Comisariatul Judeţean pentru Protecţia Consumatorilor Călăraşi (CJPC), in fine; P.J. SLOT en G. STRAETMANS, "Harmonisatie van wetgeving in de EG", TPR 2003, 741; E. TERRYN, Bedenktijden in het consumentenrecht. Het herroepingsrecht als instrument van consumentenbescherming, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 95-96; F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch Recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 276.
8
Voor kritische opmerkingen bij het informatieparadigma zie o.a. O. BAR -GILL, "The Behavioral Economics of Consumer Contracts" in O. BAR-GILL en R. EPSTEIN, Consumer Contracts: Behavioral Economics vs. Neoclassical Economics. An exchange between Oren Bar-Gill and Richard A. Epstein, http://ssrn.com/abstract=982527, New York University School of Law, 2007, 1-41; G. HOWELLS en T. WILHELMSSON, "EC Consumer Law: Has It Come of Age?", E.L.Rev. 2003, 370-388; I. RAMSAY, "From Truth in Lending to Responsible Lending" in G. HOWELLS, A. JANSSEN en R. SCHULZE (eds.), Information rights and obligations. A challenge for party autonomy and transactional fairness, Hampshire, Ashgate, 2005, 47-65; C. SUNSTEIN (ed.), Behavioral Law and Economics, Cambridge, Cambridge University Press, 2000, 431p.
8 | HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG
dat Richtlijn 2008/48/EG in hoofdzaak een informatierichtlijn is. Een eenvoudige verwijzing naar de artikelen 4, 5-7 en 10-12 en de bijlagen II en III Richtlijn 2008/48/EG bevestigt deze stelling. Richtlijn 2008/48/EG bevat daarentegen nauwelijks bepalingen omtrent de (post)contractuele rechten en plichten van de partijen. Denken wij bijvoorbeeld aan de nationale beleidsbevoegdheid inzake het recht op vervroegde aflossing (art. 16 Richtlijn 2008/48/EG), de beperkte regeling wat betreft de eenzijdige opzeggingsmogelijkheden bij een kredietovereenkomst in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening (cf. o.a. art. 10 (5) g) Richtlijn 2008/48/EG), het ontbreken van verbintenisrechtelijke bepalingen in verband met de beëindiging wegens wanprestatie, etc. Dat Richtlijn 2008/48/EG hoofdzakelijk de informatieplichten maximaal harmoniseert, verklaart ook waarom de Belgische wetgever verschillende bepalingen in hoofdstuk IV "Bijzondere regelen voor bepaalde kredietovereenkomsten" WCK heeft geschrapt. Ze legden immers voornamelijk bijkomende informatieplichten op. 7. Gedeeltelijke toepassing van Richtlijn 2008/48/EG – De Europese wetgever maakte het de lidstaten tot slot nog iets moeilijker door voor bepaalde kredietovereenkomsten slechts enkele bepalingen van toepassing te verklaren. Hiervoor verwijzen wij bijvoorbeeld naar artikel 2 (3) Richtlijn 2008/48/EG, waardoor bepaalde bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG uitsluitend van toepassing zijn op een kredietovereenkomst in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening en terugbetaalbaar op verzoek of binnen een termijn van drie maanden. Nationale wetgevers dienen bij de omzetting van kredietovereenkomsten waarop slechts enkele bepalingen van toepassing zijn, extra voorzichtig te zijn. Eerst en vooral mogen zij niet verder gaan dan deze gedeeltelijke toepassing van Richtlijn 2008/48/EG. Zij mogen dus niet alle bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG op deze kredietovereenkomsten van toepassing verklaren. Voor de aspecten die door Richtlijn 2008/48/EG niet zijn geharmoniseerd, mogen zij wel (strengere) nationale bepalingen handhaven of invoeren voor deze kredietovereenkomsten. Deze redenering valt af te leiden uit overweging 11 9 Richtlijn 2008/48/EG . 8. Wettelijkheid van de "oude" bijzondere kredietvormen – De keuze van de Belgische wetgever om de "oude" bijzondere kredietvormen te handhaven, doet vragen rijzen bij de wettelijkheid ervan. We stellen vast dat België in beginsel bijzondere kredietvormen mag invoeren en/of handhaven en/of een door Richtlijn 2008/48/EG geheel uitgesloten
Voor kritische bedenkingen bij het in Richtlijn 2008/48/EG gehanteerde informatieparadigma: zie F. ALLEWELDT, H.-W. MICKLITZ, P. ROTT, A. MILNE, L. TICHÝ, S KARA, M. OSTERLOH, K. SCHUBERT en M. ACHTEN, Broad economic analysis of the impact of the proposed directive on consumer credit, IP/A/IMCO/ST/2006-20, http://www.europarl.europa.eu/comparl/imco/studies/0704_consumercredit_en.pdf, 2007, 4249. 9
Zie eveneens in die zin: M. DE MUYNCK, "Consumentenkrediet: Richtlijn 2008/48/EG en de Belgische uitdaging", DCCR 2009, afl. 83, 11-13; E. TERRYN en J. VANNEROM, "De nieuwe richtlijn consumentenkrediet en de implicaties voor de Belgische wetgeving" in VRG-Alumni (ed.), Recht in beweging – 16de VRG Alumnidag, Antwerpen, Maklu, 2009, 22-23.
HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG | 9
10
kredietovereenkomst mag onderwerpen aan een gelijkaardige regime . Tenslotte blijft dan de vraag over welke beleidsbevoegdheid België heeft ten aanzien van de "oude" bijzondere kredietvormen. Zoals in randnummer 0 aangekondigd, dringt zich hier een onderscheid op tussen de kredietopening, de verkoop en de lening op afbetaling enerzijds en de financieringshuur anderzijds. De eerste drie vernoemde bijzondere kredietvormen worden immers niet uitdrukkelijk uitgesloten uit het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG (cf. artikel 2 (2) Richtlijn 2008/48/EG). Zij vallen aldus onder de algemene definitie van een "kredietovereenkomst", zoals gedefinieerd door artikel 3, c) Richtlijn 2008/48/EG. De bepalingen in het Belgische recht die betrekking hebben op deze bijzondere kredietvormen, dienen conform te zijn aan de geharmoniseerde bepalingen vervat in Richtlijn 2008/48/EG. België mag m.a.w. geen strengere bepalingen invoeren en/of handhaven voor deze bijzondere kredietvormen, indien ze door Richtlijn 2008/48/EG maximaal geharmoniseerd werden. Dit zal voornamelijk tot gevolg hebben dat België voor de kredietopening, de verkoop en de lening op afbetaling geen bijkomende informatieplichten ten laste van de kredietgever mag opleggen dan deze vervat in 11 Richtlijn 2008/48/EG . De Belgische wetgever heeft zich niet steeds gehouden aan deze omzettingsverplichting. We komen hier later in detail op terug (cf. infra, o.a. randnummers 0, 0 en 0). Vooraleer we de wettelijkheid van de financieringshuur bespreken, moeten we wel een opmerking maken voor wat betreft de kredietopening. Zoals we later zullen zien, vat de Belgische wetgever de kredietopening op als een generiek begrip (cf. infra, randnummer 12 0) . Ze definieert de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding als bijzondere kredietopeningen. Bij onze toets aan Richtlijn 2008/48/EG, dienen we dus de Belgische bepalingen inzake de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding te toetsen aan de bepalingen uit Richtlijn 2008/48/EG die betrekking hebben op deze bijzondere kredietvormen. De Belgische bepalingen die van toepassing zijn op kredietopeningen met uitzondering van de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding (bijvoorbeeld artikel 59, §2 WCK) dienen we te toetsen aan de algemene bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG (cf. infra, randnummer 0). De financieringshuur daarentegen valt uitdrukkelijk buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG (artikel 2 (2), d) Richtlijn 2008/48/EG). Indien België deze bijzondere kredietvorm toch reguleert en wil onderwerpen aan een gelijkaardig regime, dan mag België er niet voor zorgen dat de toegang van kredietgevers uit andere lidstaten van de Europese Unie tot onze consumentenkredietmarkt hierdoor onmogelijk of bemoeilijkt zou worden. We toetsen m.a.w. de bepalingen inzake de financieringshuur niet aan de
10
Zie resp. overweging 7 en 10 Richtlijn 2008/48/EG.
11
F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch Recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 278.
12
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 20-21; R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 2.
10 | HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG
bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG, doch aan het primair Unierecht, in het bijzonder 13 aan de vrijheid van diensten (artikel 56 VWEU) . Zo mag België bijvoorbeeld geen (overdreven) informatieplichten invoeren ten laste van de kredietgevers, indien dit de toegang van kredietgevers uit andere lidstaten van de Europese Unie zou onmogelijk maken of bemoeilijken (cf. infra, randnummer 0). 9. Wenselijkheid van hoofdstuk IV WCK – Los van de ogenschijnlijke wettelijkheid van het handhaven van de "oude" bijzondere kredietvormen, kan men stilstaan bij de wenselijkheid ervan. Men kan zich immers vragen stellen bij de wenselijkheid van het 14 handhaven van hoofdstuk IV WCK . Zoals hierna beter naar voren zal komen, bevordert hoofdstuk IV WCK geenszins de leesbaarheid van de wet. Een consument, doch ook een kredietgever, dient steeds te bladeren van de algemene bepalingen van de wet naar enkele bijkomende bepalingen in hoofdstuk IV WCK die enkel van toepassing zijn op de 15 bijzondere kredietvormen . Deze problemen tonen aan dat de Belgische wetgever misschien beter had geopteerd voor een coherente nieuwe wet. Hij moest hiervoor het politiek akkoord tussen de 16 belangengroepen niet overboord gooien . Hij had het akkoord kunnen verwerken in een nieuwe wet op het consumentenkrediet, voorzover het niet strijdig is met Richtlijn 2008/48/EG. Door halsstarrig vast te houden aan de bestaande WCK heeft hij het 17 zichzelf, de kredietgever en de consument zeer moeilijk gemaakt .
13
Zie ook Memorie van Toelichting van 10 maart 2010 bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 6; D. BLOMMAERT, "Examen transversal des nouvelles dispositions de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation", slides n.a.v. de studienamiddag van het Observatoire du Crédit van 16 juni 2010, 7; S. CLERCKX en M. DELBROUCK, "Réforme de la législation en matière de crédit à la consommation", Bank Fin. 2010, 351.
14
F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch Recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 303.
15
R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 35.
16
Dat was voor VAN LYSEBETTENS één van de argumenten tegen het schrijven van een volledig nieuwe wet op het consumentenkrediet. Zie J. VAN LYSEBETTENS, "Nieuwe bepalingen in de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. De achtergrond van de nieuwe Europese bepalingen en de keuzes die de Belgische wetgever maakte", bijdrage n.a.v. de studienamiddag van het Observatoire du Crédit van 16 juni 2010, 2-3.
17
R. STEENNOT, "Nieuwe wetgeving consumentenkrediet op til", Juristenkrant 2010, nr. 210, 16; E. TERRYN en J. VANNEROM, "De nieuwe richtlijn consumentenkrediet en de implicaties voor de Belgische wetgeving" in VRG-Alumni (ed.), Recht in beweging – 16de VRG Alumnidag, Antwerpen, Maklu, 2009, 47; F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkredieten" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 303.
HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG | 11
Tenslotte en daarmee samenhangend vragen wij ons af of de consument niet nodeloos 18 overspoeld wordt met verschillende begrippen . Een overvloed aan informatie – i.c. de verschillende vormen van kredietovereenkomsten die soms nauw bij elkaar aansluiten – kan er immers toe leiden dat de kans op verwarring en misleiding van de consument 19 20 toeneemt . Zo stelde HOEKX reeds bij de wetswijziging van 24 maart 2003 de 21 handhaving van het onderscheid tussen de verkoop en de lening op afbetaling in vraag .
18
Zie eveneens R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 9.
19
D. DE MEZA, B. IRLENBUSCH en D. REYNIERS, Financial Capability: A Behavioural Economics Perspective, http://www.fsa.gov.uk/pubs/consumer-research/crpr69.pdf, 2008, 49-50; J. LACKO en J. PAPPALARDO, The effect of mortgage broker compensation disclosures on consumers and competition: A controlled experiment, http://www.ftc.gov/os/2004/01/030123mortgagefullrpt.pdf, 2004, 7-8.
20
Wet van 24 maart 2003 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, BS 2 mei 2003.
21
N. HOEKX, "Verkoop en lening op afbetaling" Consumentenkrediet, Brugge, die Keure, 2007, 339.
12 | HARMONISATIENIVEAU RICHTLIJN 2008/48/EG
in
E.
TERRYN
(ed.),
Handboek
3
Begripsomschrijving
10. Definities – In de hiernavolgende onderverdelingen definiëren wij de bijzondere kredietvormen waarop hoofdstuk IV WCK van toepassing is. Indien nodig koppelen wij ook terug naar Richtlijn 2008/48/EG.
3.1
Verkoop op afbetaling
11. Begripsomschrijving – Artikel 1, 9° WCK definieert de verkoop op afbetaling als "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, welke normaal leidt tot de verkrijging van lichamelijke roerende goederen of levering van diensten, verkocht door de kredietgever of de kredietbemiddelaar bedoeld in 3°, c), laatste zin, en waarvan de prijs 22 betaald wordt door middel van periodieke stortingen" . 12. Wijzigingen t.o.v. vroeger – De wijzigingen ten opzichte van het oude artikel 1, 9° WCK betreffen voornamelijk de laatste zinsnede. Vroeger vereiste de wetgever immers dat "de prijs betaald werd in ten minste drie betalingen, door middel van periodieke stortingen waaronder het voorschot niet is begrepen". De Belgische wetgever schrapt, bij 23 de recente wetswijziging, de verplichting tot het betalen van een voorschot . Voorts is het niet langer vereist dat de consument de prijs in minstens drie betalingen terugbetaalt. 13. Verschil met gelieerde kredietovereenkomst – Artikel 3, n) Richtlijn 2008/48/EG definieert de gelieerde kredietovereenkomst als "een kredietovereenkomst waarbij geldt dat: (i) het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst, en (ii) die twee overeenkomsten objectief gezien een commerciële eenheid vormen; een commerciële eenheid wordt geacht te bestaan indien de leverancier of de dienstenaanbieder zelf het krediet van de consument financiert of, in het geval van financiering door een derde, indien de kredietgever bij het voorbereiden of sluiten van de kredietovereenkomst gebruikmaakt van de diensten van de leverancier of dienstenaanbieder, dan wel indien de bepaalde goederen of de levering van een bepaalde dienst uitdrukkelijk wordt vermeld in de kredietovereenkomst". Overweging 10 in fine Richtlijn 2008/48/EG geeft de lidstaten de vrijheid om deze definitie uit te breiden naar kredietovereenkomsten die slechts gedeeltelijk dienen ter financiering van een
22
De kredietbemiddelaar waarnaar dit artikel verwijst is "elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die niet optreedt als kredietgever en die in het raam van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteiten tegen een vergoeding in de vorm van geld of een ander overeengekomen economisch voordeel: [...] c) namens de kredietgever met consumenten kredietovereenkomsten sluit. Wordt hiermee gelijkgesteld de persoon die kredietovereenkomsten aanbiedt of toestaat wanneer deze overeenkomsten het voorwerp uitmaken van een onmiddellijke overdracht of indeplaatsstelling ten gunste van een andere erkende kredietgever aangewezen in de kredietovereenkomst".
23
Memorie van Toelichting van 10 maart 2010 bij het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 9.
BEGRIPSOMSCHRIJVING | 13
overeenkomst voor de levering van goederen of het verrichten van diensten. De 24 Belgische wetgever heeft, helaas, geen gebruik gemaakt van deze beleidsbevoegdheid . Indien men de beide definities, i.e. respectievelijk deze van de verkoop op afbetaling en de gelieerde kredietovereenkomst, vluchtig leest, dan lijken beide nauw met elkaar verbonden te zijn. Niets is echter minder waar. Een eerste verschil ligt in de omschrijving van de exclusiviteitsverhouding. Artikel 3, n) Richtlijn 2008/48/EG schrapte, inzake de gelieerde kredietovereenkomsten, de exclusiviteitsverhouding tussen kredietgever en 25 leverancier, zoals destijds voorgeschreven door artikel 11 (2), b) Richtlijn 87/102/EEG . Artikel 3, n) Richtlijn 2008/48/EG behield wel de exclusiviteitsverhouding tussen kredietgever en de overeenkomst tot het leveren van een bepaald goed of een bepaalde 26 dienst . Bij een verkoop op afbetaling vinden wij daarentegen de exclusiviteitsverhouding 27 tussen kredietgever en leverancier in beginsel wel terug . Een tweede verschil betreft de kwalificatie van beide types van kredietovereenkomst. Een gelieerde kredietovereenkomst is een bijkomende (financierings)overeenkomst die gesloten wordt en bestaat naast de overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst. De gelieerde kredietovereenkomst heeft, overeenkomstig artikel 1, 20° WCK, tot uitsluitend doel de financiering van de onderliggende verkoopovereenkomst. De verkoop op afbetaling daarentegen wordt gedefinieerd als één overeenkomst. Meer bepaald als "een koopovereenkomst waarbij een tijdsbepaling de betaling van de prijs opschort en waarbij met gedeelten die periodiek 28 verschuldigd zijn, zal betaald worden" .
3.2
Financieringshuur
14. Begripsomschrijving – Artikel 1, 10° WCK definieert de financieringshuur als "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij de ene partij zich ertoe verbindt de andere het genot van een lichamelijk roerend goed te verschaffen tegen een bepaalde prijs, die de laatstgenoemde zich verbindt periodiek te betalen en waarin, eveneens expliciet of stilzwijgend, een koopaanbod is vervat. Voor de toepassing van
24
Cf. art. 1, 20°, a) WCK dat bepaalt dat het "het betreffende krediet uitsluitend dient ter financiering van een overeenkomst voor de levering van een bepaald goed of de verrichting van een bepaalde dienst" (eigen onderlijning).
25
Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake het consumentenkrediet, Pb.L. 12 februari 1987, afl. 42, 48-53 (verkort weergegeven als "Richtlijn 87/102/EEG").
26
J. VANNEROM, "De exclusiviteitsverhouding tussen kredietgever en leverancier" (noot onder HvJ 23 april 2009), DCCR 2009, nr. 83, 51-52.
27
E. TERRYN, Bedenktijden in het consumentenrecht. Het herroepingsrecht als instrument van consumentenbescherming, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 375; T. VAN DYCK, "De kredietvormen en het administratief gedeelte in de vernieuwde W.C.K.: Wat wijzigt en wat wijzigt niet?", T.Fin.R. 2004, 725.
28
E. TERRYN, Bedenktijden in het consumentenrecht. Het herroepingsrecht als instrument van consumentenbescherming, Antwerpen-Oxford, Intersentia, 2008, 375; zie eveneens J. VAN DEN BERGH en A. DE CALUWE, Afbetalingsovereenkomsten, APR 1975, 12-14.
14 | BEGRIPSOMSCHRIJVING
deze wet wordt de verhuurder beschouwd als kredietgever, of de kredietbemiddelaar bedoeld in 3°, c), laatste zin". De Belgische wetgever wijst erop dat de financieringshuur als dusdanig niet geregeld is 29 door Richtlijn 2008/48/EG – lees buiten het toepassingsgebied ervan valt . Artikel 2 (2), d) Richtlijn 2008/48/EG bepaalt immers dat "[…]huurovereenkomsten die geen verplichting tot aankoop van het huur- of leasingobject noch in de overeenkomst zelf, noch in een afzonderlijke overeenkomst inhouden; een dergelijke verplichting wordt 30 geacht te bestaan indien daartoe eenzijdig door de kredietgever wordt besloten." buiten het toepassingsbied van Richtlijn 2008/48/EG vallen. De consument heeft, overeenkomstig artikel 47, tweede lid WCK, na het sluiten van de financieringshuur nog 31 de keuze of hij al dan niet ingaat op het koopaanbod . 15. Wijziging t.o.v. vroeger – Enkel de laatste zinsnede van artikel 1, 10° WCK is aangepast bij de recente wetswijziging. Het betreft hier een loutere formele aanpassing, i.e. het afstemmen van dit artikel op het hernieuwde artikel over de kredietbemiddelaar. 16. Geconcretiseerd "kredietbedrag" – Artikel 1, 23° WCK definieert het kredietbedrag als "het plafond of de som van alle bedragen die op grond van een kredietovereenkomst beschikbaar worden gesteld". Artikel 49, §1 WCK specificeert voor de financieringshuur wat men onder het begrip "kredietbedrag" dient te verstaan, i.e. "de contante prijs van het lichamelijk roerend goed, verminderd met het BTW-bedrag, dat in financieringshuur wordt aangeboden". Voorts zijn bijkomende dienstverrichtingen die ter financiering worden aangeboden, verminderd met het BTW-bedrag, begrepen in het kredietbedrag. Voortbouwend op de bijkomende dienstverrichtingen, wijst artikel 49, §1 WCK de kredietgever op het verbod om het sluiten van andere overeenkomsten verplicht te stellen in het raam van de ondertekening van de kredietovereenkomst (cf. artikel 31 WCK). De financieringshuur dient tot slot de prijs van de samenstellende delen van het kredietbedrag te vermelden (artikel 49, §1 in fine WCK).
3.3
Lening op afbetaling
17. Begripsomschrijving – Artikel 1, 11° WCK definieert de lening op afbetaling als "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij geld of een ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van een consument, die zich ertoe verbindt de
29
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 50.
30
Eigen onderlijning.
31
Art. 47, lid 2 WCK: "De Kredietgever verwittigt de consument bij een ter post aangetekende brief dat hij [de consument] de mogelijkheid heeft de koopoptie te lichten een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum" (eigen onderlijning). Zie eveneens P. LETTANY, Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer, 1993, 263-264.
BEGRIPSOMSCHRIJVING | 15
lening terug te betalen door periodieke stortingen". Deze definitie is ongewijzigd gebleven in vergelijking met de oude WCK. 18. Niet gekend onder Richtlijn 2008/48/EG – Dit begrip is niet gekend onder Richtlijn 2008/48/EG. In tegenstelling tot bij het algemenere begrip van de "kredietovereenkomst", vereist de lening op afbetaling dat het krediet (i.c. de lening) door periodieke stortingen 32 wordt terugbetaald . 19. Toegevoegde waarde? – Opnieuw rijst derhalve de vraag naar de wenselijkheid van deze bijzondere kredietvorm. Er zijn immers slechts twee bepalingen die betrekking hebben op de lening op afbetaling. De eerste is de definitie van de lening op afbetaling (artikel 1, 11° WCK). In artikel 11, §4 WCK vermeldt de Belgische wetgever een tweede keer de lening op afbetaling bij een concretisering van het begrip "passende toelichting" in het geval van kredietopeningen aangeboden buiten de onderneming van de kredietgever of op afstand (cf. infra, randnummer 0). De toegevoegde waarde van de bijkomende bepalingen inzake de lening op afbetaling voor de bescherming van de consument is dus zeer gering of misschien zelfs onbestaande.
3.4
Kredietopening
20. Begripsomschrijving – Artikel 1, 12° WCK omschrijft de kredietopening als "elke kredietovereenkomst, ongeacht de benaming of de vorm, waarbij koopkracht, geld of gelijk welk ander betaalmiddel ter beschikking wordt gesteld van de consument, die ervan gebruik kan maken door een of meerdere kredietopnemingen te verrichten onder meer met behulp van een betaalinstrument of op een andere wijze, en die zich ertoe verbindt terug te betalen volgens de overeengekomen voorwaarden". 21. Wijziging t.o.v. vroeger – De enige wijziging ten opzichte van het oude artikel 1, 12° WCK vloeit voort uit een andere recente wetswijziging, i.e. uit artikel 76 van de wet van 10 december 2009 betreffende de betalingsdiensten (hierna verkort weergegeven als 33 "Wet Betalingsdiensten") . Dit artikel verving de woorden "betaal- of legitimatiekaart" in het oude artikel 1, 12° WCK door "betaalinstrument". 22. "Geoorloofde debetstand op een rekening" en "overschrijding" – Bij het zoeken in Richtlijn 2008/48/EG naar bepalingen inzake kredietopeningen viel ons oog op de nieuwe bijzondere kredietovereenkomsten, i.e. de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding. Wij brengen kort de beide definities in herinnering. De geoorloofde debetstand op een rekening is "een uitdrukkelijke kredietovereenkomst waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die het beschikbare tegoed op de rekening van de consument te boven gaan" (artikel 3, d) Richtlijn 2008/48/EG). De overschrijding is "een stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een kredietgever een consument de mogelijkheid biedt bedragen op te nemen die
32
Art. 1, 4° WCK omschrijft de kredietovereenkomst als "elke overeenkomst waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt aan een consument, in de vorm van een uitstel van betaling, van een lening, of van elke andere gelijkaardige betalingsregeling".
33
BS 15 januari 2010.
16 | BEGRIPSOMSCHRIJVING
het beschikbare tegoed op zijn rekening-courant of de overeengekomen geoorloofde debetstand op een rekening van de consument te boven gaan" (artikel 3, e) Richtlijn 2008/48/EG). De in artikel 1, 12° WCK gedefinieerde kredietopening is duidelijk ruimer dan de voormelde nieuwe bijzondere vormen van kredietovereenkomsten. Zo is de kredietopening ook van toepassing indien de kredietovereenkomst de consument louter koopkracht ter beschikking stelt (bijvoorbeeld doordat de consument in een winkel een 34 goed kan kopen zonder hiervoor dadelijk te moeten betalen) . Voorts is de "Belgische" kredietopening niet beperkt tot het ter beschikking stellen van krediet op een rekening, 35 ook het zogenaamde "revolving-krediet" ("revolving credit") valt bijvoorbeeld onder deze 36 definitie . In de voorbereidende werken bij de recente wetswijziging van de WCK vermeldt de Belgische wetgever dan ook duidelijk dat de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding bijzondere vormen van de kredietopening zijn. Het begrip 37 "kredietopening" is volgens hem een generieke term . Het valt te betreuren dat de afdeling Wetgeving van de Raad van State geen opmerking formuleerde bij de aanpassing door de Belgische wetgever aan een geharmoniseerde definitie. De Belgische wetgever definieert de geoorloofde debetstand op een rekening 38 als een "uitdrukkelijke kredietopening [...]" in plaats van "kredietovereenkomst" . De Raad voor het Verbruik verzocht de Belgische wetgever nochtans om de 39 geharmoniseerde definities als dusdanig om te zetten in de WCK .
34
P. LETTANY, Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer, 1993, 272273.
35
Een revolving krediet is een kredietovereenkomst waarbij "1) de mogelijkheid het krediet opnieuw te benutten bestaat naar rato van de terugbetaling van eerder opgenomen voorschotten" en "2) de kredietnemer ertoe gehouden is op geregelde tijdstippen ten minste een bepaald percentage van de opgenomen voorschotten of een vast bedrag terug te betalen". Zie P. LETTANY, Het consumentenkrediet. De Wet van 12 juni 1991, Deurne, Kluwer, 1993, 275-276. Zie eveneens M. PENNINCKX, Financieel lexicon, Brussel, Ced.Samson, 1997, 327 en 329-330.
36
E. VAN DEN HAUTE, "Les ouvertures de crédit" in Consumentenkrediet, Brugge, die Keure, 2007, 369-374.
37
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 20-21; R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 2.
38
De afdeling Wetgeving van de Raad van State verzocht de Belgische wetgever nochtans bijvoorbeeld het begrip "zichtrekening" te schrappen en te vervangen door "rekening" om de terminologie nauw bij artikel 2, d) Richtlijn 2008/48/EG te laten aansluiten (advies nr. 47.240/1 van de Raad van State van 12 november 2009, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 135).
39
Advies nr. 410 van 14 mei 2009 van de Raad voor het Verbruik over de voorstellen tot aanpassing van de wet van 12.06.1991 op het consumentenkrediet om haar in
E. TERRYN (ed.),
Handboek
BEGRIPSOMSCHRIJVING | 17
overeenstemming te brengen met de richtlijn 2008/48 http://statbel.fgov.be/nl/binaries/410_tcm325-69899.pdf, 11.
18 | BEGRIPSOMSCHRIJVING
van
23
april
2008,
4
Informatieplichten
23. Plundering van hoofdstuk IV WCK– In randnummer 0 haalden wij reeds aan dat de meeste bepalingen in Richtlijn 2008/48/EG betrekking hebben op het verstrekken van informatie en het geven van een passende toelichting aan de consument. Het verbaast ons dan ook niet dat het merendeel van de bepalingen uit hoofdstuk IV WCK is 40 geschrapt . De meeste bepalingen uit het oude hoofdstuk IV WCK voerden destijds immers bijkomende informatieplichten in. Aldus schrapte de Belgische wetgever bij de recente wetswijziging de bijkomende informatieplichten in de artikelen: •
40 en 41 inzake de verkoop op afbetaling;
•
48 inzake de financieringshuur;
•
55 en 56 inzake de lening op afbetaling; en
•
57 en 58 inzake de kredietopening.
Vermits de precontractuele en contractuele informatieplichten maximaal geharmoniseerd zijn, mag de nationale wetgever kredietgevers geen bijkomende informatieplichten 41 opleggen . Wat betreft de informatieplichten in reclame behouden de lidstaten een zekere beleidsbevoegdheid. De reclamevoorschriften zijn immers niet in hun totaliteit 42 geharmoniseerd . 24. Opzet van deze paragraaf – Wij melden kort enkele specifieke bepalingen uit hoofdstuk IV WCK in verband met de financieringshuur en de kredietopening.
4.1
Financieringshuur
25. Bijkomende contractuele informatieplichten – Hoofdstuk IV WCK legt bijkomende informatieplichten op aan de kredietgever bij het sluiten van een financieringshuur. Hij
40
Voor een gedetailleerde bespreking van de informatie- en adviesplichten, zie R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "Reclame en precontractuele informatie onder de wet consumentenkrediet anno 2011, http://www.law.ugent.be/fli/wps/pdf/WP2011-12.pdf, 2011, 23p.
41
F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkredieten" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 302.
42
Uit de tekst van het Gewijzigd Voorstel van de Europese Commissie van 2004 kon men wel een allesomvattende regeling inzake reclame afleiden: COM(2004) 747 def. [Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EG], 5-6; Vgl. overweging 18 in fine Richtlijn 2008/48/EG; zie eveneens V. COLAERT en E. TERRYN, "Kredietpromotie" in E. TERRYN (ed.), Handboek Consumentenkrediet, Brugge, Die Keure, 2007, 66-70.
INFORMATIEPLICHTEN | 19
dient de residuele waarden en het bedrag van de zekerheden in de financieringshuur te vermelden. Wij bespreken ze in de volgende randnummers. 26. Residuele waarden – Het kan voorkomen dat de financieringshuur de consument de mogelijkheid biedt om op verschillende ogenblikken de koopoptie te lichten. Indien dit het geval is, dan dient de financieringshuur telkens de overeenstemmende residuele waarden, evenals het totale door de consument te betalen bedrag op het ogenblik dat de optie de eerste en de laatste maal wordt gelicht, te vermelden (artikel 49, §2, eerste lid juncto artikel 49, §3, 1° WCK). Deze bijkomende informatieplichten komen uiteraard bovenop de verplichte vermeldingen die de kredietovereenkomst overeenkomstig artikel 14 WCK dient te bevatten. Indien de residuele waarden bij het sluiten van de kredietovereenkomst niet bepaald kunnen worden, dan vermeldt de financieringshuur de parameters die de consument in staat moeten stellen om de residuele waarden te bepalen op het ogenblik dat hij zijn koopoptie, conform de financieringshuur, wil lichten (artikel 49, §2, tweede lid WCK). De Koning kan de parameters, evenals hun gebruik bepalen. De financieringshuur vermeldt tevens het totale bedrag van de betalingen en de minimale en maximale residuele waarde berekend op basis van deze parameters die de consument zal moeten betalen op het ogenblik dat hij de koopoptie licht (artikel 49, §3, 1° WCK). 27. Bedrag van de zekerheden – Indien men een zekerheid van de consument vraagt, dan dient de financieringshuur informatie te bevatten over de zekerheden. Zo dient de financieringshuur het bedrag van de zekerheid te vermelden. De kredietgever dient in de financieringshuur tevens de verplichting op zich te nemen om de financiële opbrengst van het tot zekerheid gestelde deposito ter beschikking van de consument te stellen. Deze beide informatieplichten vloeien voort uit artikel 49, §3, 2° WCK. 28. Conform het Europees recht – Het opleggen van bijkomende informatieplichten roept vragen op bij de wettelijkheid van deze bepalingen. Hoger, in randnummer 0, hebben wij er immers op gewezen dat Richtlijn 2008/48/EG de informatieplichten in beginsel maximaal harmoniseert. Zou het mogelijk zijn dat de Belgische wetgever te ver gaat met artikel 49, §§ 2 en 3 WCK? Deze vraag dienen we echter niet te beantwoorden aan de hand van Richtlijn 2008/48/EG. Artikel 2 (2), d) Richtlijn 2008/48/EG sluit de financieringshuur immers uit van haar toepassingsgebied (cf. infra, randnummer 0). Dit neemt niet weg dat (bijkomende) informatieplichten ten laste van de kredietgever nog steeds getoetst kunnen worden aan het primair Unierecht (cf. supra, randnummers 0 en 0). De kredietgever dient i.c. de consument o.a. de residuele waarden en de berekeningsmethode mee te delen. Deze informatie heeft betrekking op de wijze van 43 betaling van de financieringshuur . Ook de verplichte informatie omtrent de gevraagde zekerheden is belangrijk om weten voor de consument. Zelfs indien men dus zou argumenteren dat deze bijkomende informatieplichten de toegang van kredietgevers uit andere lidstaten van de Europese Unie tot onze consumentenkredietmarkt zouden bemoeilijken, dan nog lijkt deze "belemmering" van het grensoverschrijdende
43
D. BLOMMAERT en Z. PLETINCKX, "Analyse projet de loi modifiant la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation", onuitg. slides n.a.v. een interne workshop, 11-12.
20 | INFORMATIEPLICHTEN
handelsverkeer ons op het eerste zicht proportioneel en rechtvaardigbaar met het te bereiken doel, i.e. de bescherming van de consument. Aldus is artikel 49, §§2 en 3 o.i. niet strijdig met de vrijheid van diensten (artikel 56 VWEU).
4.2
Kredietopening
4.2.1
Passende toelichting
29. Concretisering passende toelichting – Artikel 11 WCK verplicht de kredietgever, en in voorkomend geval de kredietbemiddelaar, bepaalde precontractuele informatie aan de consument te verstrekken. Om de consument in staat te stellen een oordeel te vellen of een bepaalde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie voldoet, verstrekken de kredietgever en de kredietbemiddelaar, indien nodig, een passende toelichting. De Belgische wetgever heeft deze passende toelichting geconcretiseerd. Indien een kredietopening buiten de onderneming van de kredietgever of op afstand wordt aangeboden, dan heeft de passende toelichting betrekking op "de voor- en nadelen tussen deze kredietsoort en de verkoop - of lening op afbetaling aangegaan voor hetzelfde kredietbedrag, indien deze kredietsoorten worden aangeboden door de kredietgever of de kredietbemiddelaar" (artikel 11, §4 WCK). Voorts bepaalt artikel 11, §4 in fine WCK dat de toelichting betrekking heeft op de: •
aflossing van het kapitaal;
•
aanrekening van interesten;
•
maximale jaarlijkse kostenpercentages;
•
nulstellingstermijn;
•
eisbaarheid van het verschuldigd saldo in geval van eenzijdige opzegging bedoeld in artikel 33ter, §1, tweede lid WCK.
29. Beperkte reguleringsoptie nationale wetgever – Deze specifieke bepaling, die niet als dusdanig in Richtlijn 2008/48/EG voorkomt, vloeit voort uit artikel 5 (6) in fine Richtlijn 2008/48/EG. Overeenkomstig deze bepaling kunnen de lidstaten de wijze waarop en de mate waarin de passende toelichting wordt verleend, bepalen. De passende toelichting kan verschillend zijn afhankelijk van de specifieke omstandigheden waarin de overeenkomst wordt aangeboden – i.c. een aanbod op afstand of buiten de onderneming van de kredietgever –, de persoon aan wie zij wordt aangeboden en het soort krediet dat wordt aangeboden – i.c. een kredietopening. Dit betekent geenszins dat België verder mag gaan dan het opleggen van een verplichting tot het verstrekken van een passende toelichting zoals bepaald in artikel 5 (6)
INFORMATIEPLICHTEN | 21
44
Richtlijn 2008/48/EG . De lidstaten mogen deze zinsnede niet aanwenden om bijkomende informatieplichten op te leggen. Het mag de voorwaarden van i.c. de 45 passende toelichting niet opnieuw in vraag stellen . Overweging 27 Richtlijn 2008/48/EG geeft als voorbeeld het persoonlijk toelichten van de relevante precontractuele informatie en van de voornaamste kenmerken van de voorgestelde producten. De Belgische 46 wetgever zette dit voorbeeld om via artikel 11, §4, tweede lid WCK .
4.2.2
Contractuele informatieplicht
31. Geen aflossingstabel – De kredietgever is niet verplicht om een aflossingstabel af te geven aan iedere contractspartij met een onderscheiden belang. Voor alle andere kredietovereenkomsten van bepaalde duur met aflossing van het kapitaal is de kredietgever dit wel verplicht te geven (artikel 14, §1, tweede lid WCK). 32. Handtekeningsclausule – Overeenkomstig artikel 14, §1, derde lid WCK moet de consument zijn handtekening laten voorafgaan door het kredietbedrag. De handtekeningsclausule bij een kredietopening luidt als volgt: "Gelezen en goedgekeurd voor... euro op krediet.". Tevens dient de consument de precieze plaats en datum van de ondertekening op de kredietovereenkomst te vermelden (artikel 14, §1, derde lid in fine WCK). 33. Rekeningafschriften – Overeenkomstig artikel 59, §1 WCK dient de kredietgever de consument op de hoogte te houden over diens kredietopening door hem regelmatig een rekeningafschrift te bezorgen. De consument ontvangt dit rekeningafschrift op papier of op een andere duurzame drager (cf. artikel 1, 21° WCK). Het rekeningafschrift vermeldt de volgende informatie (artikel 59, §1 WCK): 1. "de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking heeft; 2. de opgenomen bedragen en de datum van opneming; 3. het totaal verschuldigd blijvend bedrag en de datum van het vorige afschrift; 4. het nieuwe totaal verschuldigd blijvend bedrag; 5. de datum en het bedrag van de door de consument verrichte betalingen; 6. de toegepaste debetrentevoet(en); 7. de afzonderlijke bedragen van de eventueel toegepaste kosten;
44
P. ROTT, "Consumer Credit" in H.-W. MICKLITZ, N. REICH en P. ROTT (eds.), Understanding EU Consumer Law, Antwerpen-Oxford-Portland, Intersentia, 2009, 198.
45
Overweging 71 concl. Adv.-Gen. P. MENGOZZI bij HvJ C-429/05, Rampion en Godard.
46
R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 17-18.
22 | INFORMATIEPLICHTEN
8. in voorkomend geval, het te betalen minimumbedrag en intresten". 47
Artikel 59, §1 WCK zet artikel 12 (1) Richtlijn 2008/48/EG om in het Belgische recht. Het valt te betreuren dat de wetgever niet voor een letterlijke overname van de tekst van Richtlijn 2008/48/EG opteerde. Zo voegde hij o.i. onnodig het bijvoeglijk naamwoord "juist" toe aan de zinsnede "de juiste periode waarop het rekeningafschrift betrekking 48 heeft" (artikel 59, §1, 1° WCK) ; en plaatste het begrip "debetrentevoet" ook in het meervoud. Tot slot veranderde hij het door Richtlijn 2008/48/EG gehanteerde begrip "saldo" in "totaal verschuldigd blijvend bedrag". Een begrip dat hij verder niet definieert, behalve dan in de parlementaire voorbereiding. Het "totaal verschuldigd blijvend bedrag" omvat 49 het kapitaal en alle nog verschuldigde intresten en kosten . 34. Bijkomende informatieplicht – Behalve voor de geoorloofde debetstand op een rekening vereist artikel 59, §2 WCK dat voor iedere kredietopening tevens de volgende informatie aan de consument wordt bezorgd: •
"in voorkomend geval, het verschuldigd blijvend saldo van het voorgaand overzicht;
•
in voorkomend geval, de onderscheiden data van de verschuldigde kosten;
•
de datum en het bedrag van de verschuldigde interesten per toegepaste debetrentevoet evenals een aanduiding van de wijze waarop deze interesten worden berekend op het verschuldigd blijvend saldo aan de hand van de debetrentevoet".
Art. 1, 19° WCK definieert het verschuldigd blijvend saldo als "het bedrag in hoofdsom dat moet worden gestort om het kapitaal af te lossen of terug te betalen". Dit begrip is niet gedefinieerd in Richtlijn 2008/48/EG. Artikel 59, §2 WCK bevat bijkomende informatieplichten die reeds in het oude artikel 59 50 WCK terug te vinden waren . Men kan zich echter afvragen of de Belgische wetgever deze bijkomende informatieplichten in artikel 59, §2 WCK mocht handhaven. Indien de Belgische wetgever uitdrukkelijk stelt dat ze enkel gelden voor de kredietopeningen, andere dan de kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening, dan gelden de maximaal geharmoniseerde bepalingen van artikel 10 (2) Richtlijn 2008/48/EG. De kredietopening valt immers onder de algemene definitie van een
47
I.e. de verplichtingen bij kredietovereenkomsten in de vorm van een geoorloofde debetstand op een rekening.
48
Eigen onderlijning.
49
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 51.
50
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 51.
INFORMATIEPLICHTEN | 23
51
kredietovereenkomst in de zin van artikel 3, c) Richtlijn 2008/48/EG . De Belgische wetgever mag aldus geen bijkomende contractuele informatieplichten opleggen dan deze vermeld in artikel 10 Richtlijn 2008/48/EG. Artikel 59, §2 WCK lijkt o.i. strijdig met de bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG.
4.2.3
Niet-toegestane debetstand en overschrijding
35. Niet-toegestane debetstand – Het nieuwe artikel 60bis, §1, derde lid WCK voert een, ten opzichte van Richtlijn 2008/48/EG, bijkomende informatieplicht in ten laste van de kredietgever. Het betreft echter een niet geharmoniseerd aspect van Richtlijn 52 2008/48/EG . Artikel 60bis, §1 WCK is van toepassing op situaties waarin de kredietgever de consument uitdrukkelijk heeft verboden het toegestane kredietbedrag van diens kredietopening te boven te gaan (artikel 60bis, §1, eerste lid WCK). In dat geval brengt de kredietgever de consument "onverwijld" op papier of een andere duurzame drager op de hoogte van: •
"de niet geoorloofde debetstand;
•
het bedrag van de niet geoorloofde debetstand;
•
de eventuele boetes, kosten of verwijlinteresten toepasselijk op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand" (artikel 60bis, §1, derde lid WCK).
36. Overschrijding – Bij een overschrijding aanvaardt de kredietgever stilzwijgend de debetstand van de consument. Teneinde een overmatige schuldenlast te voorkomen dient de kredietgever de consument op de hoogte te brengen op een ogenblik dat de 53 debetstand aanzienlijk wordt . Vandaar dat het nieuwe artikel 60ter WCK, ter omzetting van artikel 18 (2) Richtlijn 2008/48/EG, de kredietgever verplicht de consument op de hoogte te brengen van: •
"de overschrijding;
•
het overschreden bedrag;
•
van de debetrentevoet, de eventuele boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag".
De kredietgever dient de voornoemde informatie "onverwijld" aan de consument te bezorgen van zodra de overschrijding minstens 1.250 EUR bedraagt en langer dan een
51
F. VAN DER HERTEN, "De omzetting in het Belgisch Recht van de nieuwe Europese richtlijn inzake consumentenkrediet" in J. CATTARUZZA, W. KUPERS en I. PEETERS (eds.), Liber Amicorum Achilles Cuypers, Gent, Larcier, 2009, 278.
52
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 52.
53
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 53.
24 | INFORMATIEPLICHTEN
maand aanhoudt (Art. 60ter, eerste lid WCK). De consument ontvangt deze informatie op papier of op een andere duurzame drager. Zolang de kredietgever de consument deze informatie niet heeft verstrekt, mag hij slechts de laatst toegepaste debetrentevoet toepassen, met uitsluiting van iedere boete, vergoeding of verwijlinterest. 37. Kritische vaststellingen bij artikel 60ter WCK – Opnieuw stellen wij vast dat de Belgische wetgever voor bepaalde woorden onnodig afwijkt van artikel 18 (2) Richtlijn 54 2008/48/EG (cf. het "overschreden bedrag" in plaats van het "betreffende bedrag" ; "de eventuele toepasselijke boetes en kosten toepasselijk op het overschreden bedrag" in plaats van "de eventuele toepasselijke boetes, kosten of verwijlinteresten"). Hetgeen ons vooral opvalt, is dat de Belgische wetgever de open norm "aanzienlijke overschrijding" heeft vervangen door een vast bedrag, i.e. 1.250 EUR gedurende langer dan één maand. De ratio legis van de norm van 1.250 EUR is terug te voeren tot het 55 thans geldende gemiddeld maandloon . De Koning kan dit bedrag, indien nodig, aanpassen (artikel 60ter, tweede lid WCK). Nationale wetgevers mogen Europeesrechtelijke open normen echter niet zo maar 56 invullen op basis van hun nationale recht . De Belgische wetgever heeft haar beleidsbevoegdheid hier mogelijks te ruim ingevuld. Het Hof van Justitie zal hierover uiteindelijk als laatste dienen te oordelen. Wij formuleren hier kort de argumenten pro en contra. Enerzijds zou België kunnen verwijzen naar het antwoord van de Europese Commissie op een gelijkaardige vraag. Frankrijk en Polen vroegen de Europese Commissie hoe ze het begrip "onbetekenende kosten" (artikel 2 (2), f) Richtlijn 2008/48/EG) dienden in te vullen in hun nationale recht. De Europese Commissie antwoordde dat lidstaten dit begrip hetzij mogen omzetten in hun nationale recht door een vast bedrag of een percentage te bepalen, hetzij door de open norm te handhaven en een in concreto beoordeling aan de 57 hoven en rechtbanken van de lidstaat over te laten . Sta ons toe een bedenking hierbij te formuleren. De antwoorden van de Europese Commissie zijn niet bindend voor het Hof van Justitie. Het Hof van Justitie spreekt zich nadien autonoom uit over de interpretatie van Richtlijn 2008/48/EG. Dit geeft de Europese Commissie trouwens zelf aan in haar 58 vragen en antwoorden . Anderzijds kan men argumenteren dat een aanzienlijke overschrijding in casus X niet noodzakelijk een aanzienlijke overschrijding in casus Y is. Artikel 60ter, eerste lid WCK verplicht een kredietgever niet een consument te informeren over diens overschrijding
54
Eigen onderlijning.
55
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 52.
56
K. LENAERTS en P. VAN Nuffel, Europees Recht in hoofdlijnen, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2008, 500.
57
DG SANCO, "Questions and answers on Directive 2008/48/EC on Credit Agreements for Consumers", onuitg. 2.
58
DG SANCO, "Questions and answers on Directive 2008/48/EC on Credit Agreements for Consumers", onuitg., 1.
INFORMATIEPLICHTEN | 25
van bijvoorbeeld 1.200 EUR, hoewel die gelet op de concrete financiële achtergrond van 59 de consument aanzienlijk kan zijn . In zijn parlementaire voorbereiding moedigt de Belgische wetgever kredietgevers wel aan om (aanzienlijke en niet-aanzienlijke) overschrijdigen niet langer te dulden. De kredietgever is m.a.w. niet verplicht om de consument beneden de 1.250 EUR op de hoogte te stellen van de overschrijding, doch hij kan dit – volgens onze wetgever – 60 doen . Richtlijn 2008/48/EG heeft tot doel consumenten te beschermen tegen een overmatige schuldenlast (overweging 8 Richtlijn 2008/48/EG). De Europese wetgever gaf dus misschien de (impliciete) voorkeur voor een in concreto beoordeling van de grootte van 61 de overschrijding . De Belgische wetgever had o.i. beter geopteerd voor een open norm, waarbij de rechter in concreto kan oordelen of en wanneer een bepaalde overschrijding aanzienlijk is.
59
Zie eveneens R. STEENNOT en M. DE MUYNCK, "De nieuwe wet consumentenkrediet en de kredietopening: een afdoende bescherming voor de consument?", Working Paper Series Financial Law Institute UGent 2010, http://www.law.ugent.be/fli/wps/index.php, 33, waarbij de auteurs spreken van een "nogal arbitraire drempel".
60
Wetsontwerp van 10 maart 2010 tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2468/001, 53 (eigen onderlijning).
61
Impliciet, want de Europese Commissie voegde zonder veel woorden het begrip "aanzienlijke" toe aan de betrokken bepaling. Zie COM(2004) 747 def. [Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EG], 13.
26 | INFORMATIEPLICHTEN
5
Inhoudelijke bepalingen
5.1
Financieringshuur
5.1.1
Duurtijd
38. Kredietovereenkomst van bepaalde duur – Een financieringshuur dient steeds een kredietovereenkomst van bepaalde duur te zijn. De financieringshuur komt sowieso tot een einde op het ogenblik van de eigendomsoverdracht of van het lichten van de koopoptie (artikel 47, eerste lid WCK). 39. Verwittiging door de kredietgever – De kredietgever dient de consument op de hoogte te brengen wanneer de termijn voor het lichten van de koopoptie op zijn einde loopt, i.e. een maand voor de laatste hiertoe overeengekomen datum. De verwittiging geschiedt bij een ter post aangetekende brief (artikel 47, tweede lid WCK). 40. Niet lichten van de koopoptie – Artikel 47, tweede lid in fine WCK bevat tenslotte een regeling voor het geval waarin de consument de koopoptie niet licht of de eigendomsoverdracht niet doorgaat. In dat geval kunnen de contractspartijen de financieringshuur slechts omzetten in een gemeenrechtelijke huur via het afsluiten van een huurovereenkomst.
5.1.2
Zekerheden
41. Zakelijke zekerheid – De Belgische wetgever heeft ervoor geopteerd om de vorm van zakelijke zekerheid vast te leggen voor de financieringshuur. Artikel 53, eerste lid WCK bepaalt dan ook dat indien de verhuurder de consument om een zakelijke zekerheid vraagt, de consument deze dient te stellen via een deposito tot zekerheid in de vorm van een termijnrekening. De consument opent de voornoemde termijnrekening op zijn naam bij een kredietinstelling. Artikel 53, tweede lid WCK bepaalt voorts dat de interesten op het in deposito gegeven bedrag gekapitaliseerd worden. Indien het misloopt en de consument zijn verplichtingen uit de financieringshuur niet kan nakomen, dan heeft de verhuurder een bijzonder voorrecht op het saldo van de tot zekerheid gegeven termijnrekening (artikel 53, derde lid WCK). Over het saldo kan men niet beschikken dan op grond van een beslissing van de rechter of van een schriftelijk akkoord gesloten na de wanprestatie van de consument of na uitvoering van de overeenkomst. De rechterlijke beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande verzet of hoger beroep en zonder borgtocht noch kantonnement (artikel 53, vierde lid WCK).
5.1.3
Bewaring en terugname van het gehuurde goed
42. Bewaring van het gehuurde goed – Artikel 54 WCK is ongewijzigd gebleven na de recente wetswijziging. Artikel 54, §1 WCK bepaalt dat indien de consument 40% of meer van de prijs bij contante betaling betaald heeft, hij de bewaring van het bezit van het
INHOUDELIJKE BEPALINGEN | 27
gehuurde goed slechts kan eisen indien de contractspartijen dit uitdrukkelijk overeenkomen. Dit uitdrukkelijk akkoord kunnen de contractspartijen slechts sluiten na de totstandkoming van de kredietovereenkomst of bij een beschikking van de rechter. 43. Terugname van het gehuurde goed – Ook artikel 54, §2 WCK is ongewijzigd gebleven. Indien het goed wordt teruggenomen, dan mag dit niet leiden tot een ongerechtvaardigde verrijking.
5.2
Kredietopening
5.2.1
Wijziging van de debetrentevoet en de kosten
44. Wijziging van debetrentevoet – Het oude artikel 60 WCK is opgeheven. Het beginsel bestaat echter nog. De variabiliteit van de debetrentevoet is hernomen in het nieuwe artikel 30 WCK. Overeenkomstig artikel 30, §1 WCK wordt, onverminderd de toepassing van artikel 3, §2, zevende lid WCK, in beginsel elk beding dat ertoe strekt de voorwaarden van de kredietovereenkomst te wijzigen voor niet geschreven gehouden. De Belgische wetgever heeft echter in enkele uitzonderingen op dit beginsel voorzien, i.e. met betrekking tot de veranderlijkheid van de debetrentevoet en de kosten van het opnemen van contanten via een geldautomaat. Indien wij artikel 30 WCK lezen met het oog op de bijzondere kredietvormen en in het bijzonder op de kredietopening, dan dringt zich een onderscheid op tussen enerzijds de kredietopening met hypotheekstelling en kredietopeningen zonder hypotheekstellingen. De kredietopening met hypotheekstelling mag een beding inzake de veranderlijkheid van 62 de debetrentevoet bevatten . Voor dergelijke kredietopeningen dient de kredietgever rekening te houden met de voorwaarden inzake de veranderlijkheid van de rentevoet 63 vervat in artikel 9 WHK . Kredietopeningen zonder hypotheekstellingen kunnen eveneens voorzien in de variabiliteit van de rentevoet. De kredietgever dient de voorwaarden voor de variabiliteit dan in de kredietovereenkomst op te nemen (artikel 14, §2, 8° en 14, §3, 7° WCK). 45. Wijziging kosten verbonden aan geldopname – De kredietopeningen, andere dan deze met hypotheekstelling, kunnen bepalen dat de kredietgever de kosten verbonden aan diensten bestaande uit het opnemen van contanten via een geldautomaat eenzijdig kan wijzigen (artikel 30, §2, tweede lid WCK). Dit is echter enkel toegestaan indien deze kosten niet werden opgenomen in het jaarlijks kostenpercentage. De kredietgever kan voorts tijdens de looptijd van de kredietopening slechts eenmaal gebruik maken van dit eenzijdige wijzigingsrecht. De initieel voorziene kosten mogen tot slot met maximaal 25%
62
R. STEENNOT, "De kredietopening en de nieuwe wet consumentenkrediet", slides n.a.v. de studienamiddag van het Observatoire du Crédit van 16 juni 2010, 10.
63
Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet", BS 19 augustus 1992.
28 | INHOUDELIJKE BEPALINGEN
verhoogd worden. De Koning kan voor deze kosten een berekeningsmethode en een maximum voorzien (artikel 30, §2, tweede lid in fine WCK). Indien de kredietgever gebruik maakt van dit recht, dan heeft de consument het recht om de kredietopening kosteloos op te zeggen binnen een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving van de wijziging. De kredietgever dient tevens de bepalingen inzake kennisgevingen omtrent wijzigingen aan de overeenkomst vervat in artikel 16, §1 Wet Betalingsdiensten na te leven. 46. Wijziging debetrentevoet met meer dan 25% – Artikel 30, §4 WCK bevat tenslotte een bijkomende regeling voor kredietopeningen zonder hypotheekstelling gesloten voor een periode van meer dan één jaar. Indien de wijziging van de debetrentevoet meer dan 25% bedraagt, dan heeft de consument het recht de kredietopening op te zeggen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving. De formele voorwaarden voor deze bijkomende kosteloze opzeggingsmogelijkheid van de consument vinden wij terug in artikel 33ter WCK. De consument stelt de kredietgever op de hoogte van de uitoefening van het opzeggingsrecht bij een ter post aangetekende brief of op een andere door de kredietgever aanvaarde drager.
5.2.2
Niet-toegestane debetstand en overschrijding
47. Niet-toegestane debetstand – De kredietgever schorst in geval van een niettoegestane debetstand de kredietopnemingen. Hij eist tevens "de terugstorting van het bedrag in niet geoorloofde debetstand binnen een termijn van maximaal vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag van de niet geoorloofde debetstand" (artikel 60bis, §1, eerste lid WCK). De kredietgever heeft slechts recht op de uitdrukkelijk overeengekomen en door de WCK geoorloofde verwijlinteresten en kosten. De verwijlinteresten berekent hij op het bedrag van de niet geoorloofde debetstand (artikel 60bis, §1, tweede lid WCK). Indien de consument zijn verplichtingen die voortvloeien uit artikel 60bis, §1 WCK niet nakomt, dan heeft de kredietgever de keuze. Ofwel beëindigt hij, mits inachtneming van de voorwaarden in artikel 29, 3° WCK, de kredietovereenkomst. Ofwel sluit hij via de techniek van de schuldvernieuwing een nieuwe kredietovereenkomst met een verhoogd kredietbedrag (artikel 60bis, §2 WCK). In dit laatste geval dient hij alle bepalingen die van toepassing zijn bij het sluiten van kredietovereenkomsten opnieuw te respecteren (i.e. de precontractuele informatie- en raadgevingsplicht, de contractuele informatieplicht, etc.). Voorzichtigheid is geboden. In 64 beginsel is een herfinanciering weliswaar niet strijdig met de bepalingen van de WCK . De hoven en rechtbanken zijn echter, alleszins onder de oude WCK, bij
64
R. STEENNOT, "Overzicht van rechtspraak. Consumentenbescherming (2003-2007)", TPR 2009, 425-426 en 430-431.
INHOUDELIJKE BEPALINGEN | 29
herfinancieringskredieten vaak strenger in de beoordeling van de naleving van de 65 kredietwaardigheidsbeoordeling door de kredietgever . 48. Overschrijding – Indien de overschrijding na drie maanden niet is aangezuiverd, dan schort de kredietgever de kredietopnemingen op. De kredietgever dient bovendien een keuze te maken. Ofwel beëindigt hij de kredietovereenkomst mits inachtneming van de voorwaarden in artikel 29, eerste lid, 3° WCK. Ofwel sluit hij via de techniek van de schuldvernieuwing een nieuwe kredietovereenkomst met een verhoogd kredietbedrag (artikel 60ter, derde lid WCK). Indien hij kiest voor deze laatste optie, dan dient hij opnieuw alle bepalingen die van toepassing zijn bij het sluiten van kredietovereenkomsten na te leven. Dezelfde voorzichtigheid als in het vorige randnummer is ook hier geboden. Deze bepaling lijkt in overeenstemming te zijn met o.a. de artikelen 8 (2) en 18 (3) Richtlijn 2008/48/EG. Artikel 8 (2) Richtlijn 2008/48/EG verplicht kredietgevers om vóór het toekennen van een aanzienlijke verhoging van het totale kredietbedrag de financiële informatie m.b.t. de consument en diens kredietwaardigheid te actualiseren indien de partijen na het sluiten van de kredietovereenkomst het totale kredietbedrag "wijzigen". Overeenkomstig art. 18 (3) Richtlijn 2008/48/EG behouden de lidstaten de vrijheid om kredietgevers te verplichten de consument een ander kredietproduct aan te bieden indien de duur van de overschrijding significant is. De Belgische wetgever heeft een specifieke tijdsduur van drie maanden ingevoerd in plaats van de open norm – lees "significante" duur – te handhaven. De termijn van drie maanden komt uit de voorbereidende werken van Richtlijn 2008/48/EG. Het Gewijzigd Voorstel van 2004 bepaalde "aanzienlijke overschrijdingen van het totale kredietbedrag gedurende langer dan drie maanden geregulariseerd moeten worden, zo nodig door een 66 nieuwe kredietovereenkomst te sluiten" (eigen onderlijning). De Raad paste de bepaling 67 aan in de zin van het latere artikel 18 (3) Richtlijn 2008/48/EG . De Raad wou "meer speelruimte bieden door de reglementering van deze gevallen aan de nationale 68 wetgeving over te laten" . Wel rijst de vraag waarop die speelruimte slaat. Heeft ze betrekking op de beleidsvrijheid van de lidstaten om kredietgevers al dan niet te verplichten in dergelijke gevallen een ander kredietproduct aan te bieden of zijn de lidstaten eveneens vrij om de Europeesrechtelijke open norm "significante duur" om te zetten in een vaste termijn? We verwijzen opnieuw naar de in randnummer 0 ontwikkelde
65
Zie o.a. Rb. Kortrijk 11 september 1998, T.Vred. 1998, 594; Vred. Kortrijk 6 februari 2008, onuitg.; Vred. Sint-Niklaas 28 maart 2001, DCCR 2001, nr. 51, 170; Vred. Gent 18 december 1997, T.Vred. 1998, 571.
66
COM(2004) 747 def. [Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake consumentenkrediet, tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG en tot wijziging van Richtlijn 93/13/EG], 13.
67
Gemeenschappelijk Standpunt nr. 9948/2/07 van de Raad van 20 september 2007, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/07/st09/st09948-re02.nl07.pdf, 54-55.
68
Motivering door de Raad betreffende het Gewijzigd Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake consumentenkredietovereenkomsten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 20 september 2007, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/07/st09/st09948-re02ad01.nl07.pdf, 13.
30 | INHOUDELIJKE BEPALINGEN
argumenten pro en contra de Belgische omzetting. Gelet op de bescherming van de consument had België beter de open norm behouden.
5.2.3
Nulstellingstermijn
49. Behoud van nulstellingstermijn voor bepaalde kredietopeningen – Artikel 22, §2 WCK behoudt de nulstellingstermijn voor kredietopeningen van onbepaalde duur of met een looptijd van meer dan vijf jaar. De nulstellingstermijn houdt in dat na afloop van een bepaalde termijn de voormelde kredietopening door de consument terugbetaald dient te zijn. De Koning behoudt, net als vroeger, de mogelijkheid om een maximale nulstellingstermijn vast te leggen. 50. Latere inwerkingtreding – In tegenstelling tot de meeste bepalingen van de vernieuwde WCK treedt artikel 22, §2 WCK pas in werking op 1 januari 2013.
5.3
Herroepingsrecht
51. Bepaling gemeenschappelijk aan drie bijzondere kredietvormen – Wij vermelden kort een bijzonderheid voor de verkoop op afbetaling, de financieringshuur en de kredietopening. 52. Teruggave van de lichamelijke roerende goederen – Indien de consument gebruik maakt van zijn herroepingsrecht overeenkomstig artikel 18, §1 WCK, dan dient hij de lichamelijke roerende goederen onmiddellijk terug te geven na het versturen van de kennisgeving. Hij betaalt voorts de aan de kredietgever voor de kredietopnemingsperiode verschuldigde rente (artikel 18, §1, 2° WCK).
INHOUDELIJKE BEPALINGEN | 31
6
Besluit
53. Kijk steeds verder – Toen wij destijds de opdracht kregen om een commentaar te schrijven bij Hoofdstuk IV WCK, vroegen wij ons af of wij zelfs drie pagina's zouden kunnen vullen. Hoofdstuk IV WCK, dat de bepalingen bevat die van toepassing zijn op de bijzondere kredietvormen, was door de recente wetswijziging immers grotendeels leeggeplukt. Verschillende bepalingen waren opgeheven. Op zich was dit niet onlogisch. Vele van deze bepalingen bevatten immers informatieplichten en Richtlijn 2008/48/EG harmoniseerde nu net maximaal deze plichten. Eens temeer stelden wij tijdens het schrijven van deze bijdrage vast dat men geen conclusies mag trekken na een eerste kennismaking. Inderdaad, al gauw rees de vraag of België haar "oude" bijzondere kredietvormen – de verkoop en de lening op afbetaling, de financieringshuur en de kredietopening – wel mocht handhaven gelet op het harmonisatiekarakter van Richtlijn 2008/48/EG. Voorts bleek dat sommige bepalingen uit hoofdstuk IV WCK naar andere hoofdstukken zijn verplaatst en dat de Belgische wetgever sommige open normen uit Richtlijn 2008/48/EG heeft geconcretiseerd. Tot slot dient iedere kredietgever, consument, advocaat, academicus, etc. die een bijzondere kredietvorm sluit, bestudeert… hoofdstuk IV WCK samen te lezen met de algemene bepalingen van de WCK, zoals bijvoorbeeld de bepalingen inzake de precontractuele informatieplichten, het herroepingsrecht, de duur van de overeenkomst, etc. Uit deze bevindingen trekken wij de volgende drie conclusies. 54. Omzetting Richtlijn 2008/48/EG – Hoewel ooit opgevat als een allesomvattende kader voor alle consumentenkredietovereenkomsten, stellen wij thans vast dat Richtlijn 2008/48/EG bepaalde consumentenkredietovereenkomsten uit zijn toepassingsgebied uitsluit. Lidstaten mogen ervoor opteren om kredietovereenkomsten die geheel uit het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/48/EG worden uitgesloten toch aan een gelijkaardig regime te onderwerpen. Zij dienen hierbij wel rekening te houden met het primair Unierecht. Zij mogen de toegang van kredietgevers uit andere lidstaten van de Europese Unie tot hun nationale consumentenkredietmarkt hierdoor niet bemoeilijken of onmogelijk maken. We toetsen dus de bepalingen die België invoert voor de financieringshuur, aan artikel 56 VWEU. We stellen vast dat ze geen belemmering voor het grensoverschrijdende kredietverkeer vormen. Zelfs indien men toch uitgaat van een mogelijke belemmering, dan lijken de betrokken bepalingen ons proportioneel met en rechtvaardigbaar vanuit het onderliggend doel om de consument te beschermen. België heeft daarnaast ook de kredietopening, de verkoop en de lening op afbetaling als kredietvorm gehandhaafd. In beginsel is er geen bezwaar tegen de handhaving ervan. Dit neemt niet weg dat ze aan Richtlijn 2008/48/EG onderworpen zijn. Hoewel deze kredietvormen als dusdanig niet gekend zijn door Richtlijn 2008/48/EG, vallen ze wel onder het algemene begrip van een "kredietovereenkomst", zoals gedefinieerd door artikel 3, c) Richtlijn 2008/48/EG. Dit heeft tot gevolg dat we de betrokken bepalingen dienen te toetsen aan de bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG. Bij kredietopeningen dienen we tevens dubbel voorzichtig te zijn. Richtlijn 2008/48/EG kent immers specifieke bepalingen t.a.v. de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding die België voor deze bijzondere kredietvormen in ieder geval nauwgezet dient om te zetten. We mogen echter niet vergeten de bepalingen die niet gelden voor de geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding, doch enkel voor de andere
32 | BESLUIT
kredietopeningen ook te toetsen aan de algemene geharmoniseerde bepalingen van Richtlijn 2008/48/EG. Hier wringt soms het spreukwoordelijke schoentje. De Belgische wetgever voegde soms extra woorden toe. Tot daaraantoe. Wij zijn echter voorzichtiger wanneer blijkt dat Europeesrechtelijke open normen zoals "aanzienlijk" (artikel 18 (2) Richtlijn 2008/48/EG) worden omgezet in geconcretiseerde, doch voor herziening vatbare, normen – "wanneer een overschrijding minstens 1.250 euro bedraagt […]" – (artikel 60ter, eerste lid WCK). De Belgische wetgever heeft hier de limieten van haar beleidsbevoegdheid opgezocht. Het laatste woord ligt in deze bij het Hof van Justitie. 55. Vijf bijzondere kredietvormen – Het behoud van de "oude" bijzondere kredietvormen heeft geleid tot een explosie van het aantal bijzondere kredietvormen in de WCK. Naast de reeds gekende verkoop op afbetaling, de lening op afbetaling, de financieringshuur en de kredietopening voerde België de "Europese" geoorloofde debetstand op een rekening en de overschrijding in. Deze laatsten zijn specifieke kredietopeningen. Na deze opsomming staat onze teller op vijf. Wij kunnen ons toch vragen stellen bij de opportuniteit van zoveel verschillende bijzondere kredietvormen. Vanuit een commercieel oogpunt biedt deze keuze misschien mooie perspectieven. Het keuzepallet van de kredietgever kan er immers enkel door verrijkt worden. Voor de consument daarentegen komen er nog meer bomen in zijn kredietbos te staan. Gedragseconomische studies tonen aan dat veel keuze niet steeds leidt tot een betere bescherming van de consument en tot concurrentiëlere markten. Temeer daar het belang voor de praktijk van sommige kredietvormen, zoals de verkoop op afbetaling, reeds langer in vraag werd gesteld. 56. Moeilijk leesbaar – Tot slot stellen wij vast dat de WCK en in het bijzonder hoofdstuk IV WCK het grootste concentratievermogen vereist van de lezer. De gemiddelde vooruitziende en geïnformeerde consument dient vaak letterlijk het blad van diens wetboek om te draaien alvorens hij of zij alle bepalingen die van toepassing zijn op de bijzondere kredietvormen heeft doorgrond. Hij of zij mag zich zeker niet troosten met de gedachte van "och, wat een klein hoofdstukje. Dit valt nog mee!". Hoofdstuk IV WCK dienen wij immers steeds samen te lezen met de algemene bepalingen die van toepassing zijn op alle kredietovereenkomsten. Misschien konden de extra bepalingen beter in de andere hoofdstukken verwerkt worden. Hetgeen de Belgische wetgever bijvoorbeeld wel deed bij de concretisering van de verplichting tot het geven van een passende toelichting bij kredietopeningen gesloten buiten de onderneming van de kredietgever of op afstand (artikel 11, §4 WCK).
BESLUIT | 33
FACULTY OF LAW Tiensestraat 41 3000 LEUVEN, BELGIË tel. + 32 16 00 00 00 fax + 32 16 00 00 00 @kuleuven.be www.kuleuven.be