DE BIJDRAGE VAN MODERNE DANS PERFORMANCES AAN EEN ERVARING VAN EENHEID EN SAAMHORIGHEID BACHELORTHESIS TILBURG UNIVERSITY JUNI 2014
STUDENTE: MAAIKE ZEEGERS ANR: 891251 STUDIE: ALGEMENE CULTUURWETENSCHAPPEN PROFIEL: ONDERNEMEN FACULTEIT: GEESTESWETENSCHAPPEN ONDERWIJSINSTELLING: TILBURG UIVERSITY WETENSCHAPPELIJK BEGELEIDER: M. HOONDERT STAGE BEGELEIDER: M. VAN SANTEN
Inhoudsopgave: 1. Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Probleemstelling 2.2.1. Doelstelling 2.2.2 Vraagstelling 2.3 Relevantie 2.3.1 Wetenschappelijke relevantie 2.3.2 Maatschappelijke relevantie 2. Literair kader 2.1 Moderne dans 2.1.1 Moderne dans als nieuwe stroming 2.1.2 Kenmerkende aspecten van moderne dans 2.1.3 Belangrijke personen voor de moderne dans 2.2 Ervaring van eenheid en saamhorigheid 2.2.1. Eenheid en saamhorigheid 2.2.2 De benodigde aspecten om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te bereiken 2.3 De samenleving van nu 2.3.1 Netwerksamenleving 2.3.2 Voor- en nadelen van een netwerksamenleving 2.3.3 De netwerksamenleving in combinatie met eenheid en saamhorigheid 3. Methodologische verantwoording 3.1 Onderzoeksstrategie 3.2 Casusselectie 3.3 Onderzoeksmethoden en instrumenten 3.3.1. Literatuur onderzoek 3.3.2. Interviews 4. Onderzoeksresultaten 4.1 Aubade aan de Kade 4.2 Licht op (,) die fiets! 4.3 Benefietavond Casa de la Alegría 4.4 Algemene conclusie DiA performances 5. Handleiding 6. Conclusie 7. Discussie 8. Literatuurlijst
HOOFDSTUK 1. INLEIDING Deze thesis behandelt het onderzoeksproces dat nagaat hoe een moderne dansperformance bijdraagt aan een ervaring van eenheid en saamhorigheid. De inleiding zal achtergrond informatie aanbieden en de onderzoeksvragen introduceren. Allereerst geef ik de aanleiding voor het onderzoek weer. Vervolgens zal de probleemstelling behandeld worden. De doelstelling wordt duidelijk gemaakt en de centrale vraag met bijbehorende deelvragen worden geïntroduceerd. Ten slotte bespreek ik de relevantie van het onderzoek.
1.1 Aanleiding In deze thesis staan de begrippen eenheid en saamhorigheid centraal. De behoefte aan eenheid en saamhorigheid vergroot naarmate de samenleving steeds meer gedomineerd wordt door de technologie en de individualisering en fragmentarisering alsmaar toeneemt. Het wordt steeds belangrijker dat men zich als individu profileert in plaats van als lid van een bepaalde gemeenschap. Toch is de behoefte aan eenheid en saamhorigheid een basisbehoefte van de mens en is men regelmatig op zoek naar manieren om deze behoefte te bevredigen. De veranderende samenleving zorgt ervoor dat men actief op zoek moet naar deze manieren. Velen weten niet precies waar en hoe zij hun behoefte aan eenheid en saamhorigheid kunnen bevredigen. Dit onderzoek komt mede tot stand om aan te tonen hoe een ervaring van eenheid en saamhorigheid bij een moderne dansperformance tot stand komt. Een moderne dans performance biedt op deze manier mensen een gelegenheid om hun behoefte te bevredigen.
Het creëren van een ervaring van eenheid en saamhorigheid is geïntegreerd in de doelstellingen van Dance in Art (DiA). Een van de doelstellingen is het ontwikkelen van een platform waar verschillende cultuurvormen met elkaar gecombineerd worden en mensen vanuit verschillende disciplines samenkomen. DiA wil mensen en cultuurvormen laten samenwerken om elkaar te versterken in plaats van met elkaar te concurreren. Een andere doelstelling is de cultuursector in Haarlem te ontwikkelen en de waardering voor de kunsten te vergroten. Dit doen zij door een uniek en breed programma aan te bieden. In beide doelstelling komt naar voren dat zij het belangrijk vinden om mensen samen te brengen en er zo voor te zorgen dat het beste uit elkaar wordt gehaald.
1.2 Probleemstelling Veel mensen zijn op zoek naar een bepaalde ervaring, een bepaald gevoel, maar weten niet precies wat. De kans is groot dat wat zij zoeken de ervaring van eenheid en saamhorigheid is. Een van de mensen die de mogelijkheid hebben anderen een gelegenheid aan te bieden waar zij hun behoefte aan eenheid en saamhorigheid kunnen bevredigen zijn dansondernemers. Het is mogelijk dat dansondernemers wel de wens hebben een ervaring van eenheid en saamhorigheid te creëren, maar niet goed weten hoe zij dit aan moeten pakken. Daarom wordt er in dit onderzoek bestudeerd hoe dansondernemers op praktische wijze aspecten toe kunnen voegen aan een performance, bepaalde aspecten kunnen uitvergroten of bepaalde aspecten aan kunnen passen om tot een dergelijke ervaring te komen. Onderstaand treft u de doelstelling, de centrale vraag en de bijbehorende deelvragen.
1.2.1 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is: Het in kaart brengen van de kenmerken die het ontstaan van een ervaring van eenheid en saamhorigheid tijdens een performance stimuleren. Hoe men deze kenmerken kan toepassen tijdens een performance wordt aangegeven via praktische tools. Het toepassen van deze praktische tools zal leiden tot het bevredigen van de behoefte aan een ervaring van eenheid en saamhorigheid van de toeschouwers en zal een meerwaarde toevoegen aan de performance.
1.2.2 Vraagstelling Om het bovenstaande doel te bereiken moet een antwoord worden gevonden op de hoofdvraag en de bijbehorende deelvragen.
Hoofdvraag ‘Hoe dragen moderne dans performances bij aan ervaringen van eenheid en saamhorigheid binnen een netwerksamenleving?’
Deelvragen De antwoorden op de deelvragen zullen samen leiden tot het antwoord op de hoofdvraag.
1. Wat is de moderne dans en wat zijn de kenmerken van deze stroming? 2. Wat betekenen de termen eenheid en saamhorigheid en hoe ontstaan zij? 3. Wat is een netwerksamenleving en welke kenmerken heeft hij? 4. Hoe ontstaat een ervaring van eenheid en saamhorigheid tijdens DiA performances? 5. Welke kenmerken moet een performance volgens toeschouwers van DiA performances in zich hebben om tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid te komen? 6. Hoe kan de ervaring van eenheid en saamhorigheid versterkt worden?
1.3 Relevantie Dit onderzoek is op twee niveaus van belang. Allereerst is er de wetenschappelijke relevantie van het onderzoek. Hier wordt beschreven hoe het onderzoek bijdraagt aan het leveren van meer kennis over een bepaald onderwerp (Van Thiel, 2007). Ten tweede is er de maatschappelijke relevantie van het onderzoek. Hier wordt beschreven hoe het onderzoek een bijdrage levert aan een oplossing van actuele maatschappelijke- en beleidsvraagstukken (Van Thiel, 2007).
1.3.1 Wetenschappelijke relevantie Dit onderzoek kan een bijdrage leveren aan het wetenschappelijk debat over dans en meer kennis toevoegen aan het receptieonderzoek. Receptieonderzoek focust zich voornamelijk op de relatie tussen performance en publiek. Er wordt vaak gekeken naar eventuele gevolgen of effecten die het kijken naar een performance heeft op zijn publiek (Schoenmakers, 1991). Het onderzoek is interessant voor mensen die zich op welke manier dan ook met dans bezighouden. De relevantie van dans performances in de huidige samenleving komt naar voren en zal daarmee een van de vele redenen kunnen aanleveren waarom moderne dans performances nooit geheel zullen verdwijnen uit de samenleving. Het uiteindelijke product wat resulteert uit het onderzoek, de handleiding, is het meest van toepassing op artistiek leiders en dansondernemers. Zij zijn degenen die de tools van de handleiding daadwerkelijk in praktijk kunnen uitvoeren.
1.3.2. Maatschappelijke relevantie Het in praktijk brengen van deze tools brengt ons bij de maatschappelijke relevantie van het onderzoek. Op zowel macro als microniveau kan het uitvoeren van de tools mensen de
mogelijkheid geven om hun behoefte aan eenheid en saamhorigheid te bevredigen. De mogelijkheden die een performance in zich heeft worden optimaal benut en de toeschouwers hebben de mogelijkheid een ervaring van eenheid en saamhorigheid te voelen waar zij naar op zoek zijn zonder hier direct naar te vragen.
Het vraagstuk wat in mijn onderzoek centraal staat is actueel en relevant, omdat er regelmatig aandacht aan wordt geschonken in de media en in de politiek. Een voorbeeld hiervan is de toespraak die Beau van Erven Dorens gaf voorafgaand aan het spektakel ‘de Passion 2014’. Hij zei het volgende: ‘In een tijd waar we ware verbinding wordt vervangen door Twitter en Facebook … Juist in deze tijd en juist in deze stad zou Jezus zich thuis gevoeld hebben, want hij, Jezus, verkondigde ware verbinding en gerechtigheid te brengen voor iedereen op aarde (EO, 2014)’. Een ander voorbeeld waar verbintenis en eenheid naar voren kwam is de thematisering van Bevrijdingspop 2014. Het thema was namelijk ‘Vrijheid verbindt ons’. Een vraag die steeds weer aan bod kwam was: ‘Wat verbindt ons als mensen?’ In aanloop naar en op het festival gingen zij op zoek naar deze verbinding. Op vele manieren kwamen zij erachter dat verbinding de rode draad is, niet alleen tijdens het festival maar ook in het dagelijks leven.
HOOFDSTUK 2. LITERAIR KADER In dit hoofdstuk bespreek ik de theoretische achtergrond van het onderzoek. Het onderzoek richt zich op performances van moderne dans en daarom richt ik me in de eerste paragraaf specifiek op de moderne dans. Hierin komt de definitie, de kenmerken van de stroming en de personen die een belangrijke rol hebben gespeeld in het ontstaan en de ontwikkeling van de moderne dans naar voren. In de tweede paragraaf ligt de focus op de termen eenheid en saamhorigheid. In deze paragraaf komt naar voren wat de termen precies inhouden en welke aspecten aan de grondslag liggen voor het ontstaan van een ervaring van eenheid en saamhorigheid. Ten slotte bespreek ik de samenleving van nu. De samenleving van nu wordt gedefinieerd als een netwerksamenleving. De definitie van deze term wordt in deze paragraaf uitgelegd en in verband gebracht met de ervaring van eenheid en saamhorigheid.
2.1 Moderne dans In deze paragraaf richt ik me op het definiëren van de moderne dans. Om een duidelijk beeld van moderne dans te krijgen, is het volgens mij belangrijk om voorafgaand de term dans uit te lichten. Daarna verschuift de focus specifiek naar de moderne dans en stel ik de kenmerkende aspecten van deze stroming aan de orde. Vervolgens bespreek ik de personen die een grote invloed hebben gehad bij het ontstaan en de ontwikkeling van de moderne dans. Ik sluit af met de gebeurtenissen die de moderne dans hebben gevormd zoals hij nu is.
2.1.1 Moderne dans als nieuwe stroming Om moderne dans te begrijpen, moet men eerst weten wat dans inhoudt. Ieder individu heeft vaak een ander beeld bij de term. Het differentiëren van het denkbeeld kan komen door bijvoorbeeld de persoonlijke ervaring met dans, affiniteit met dans, het groot aantal verschillende stijlen van dans en de circulatie van bestaande vooroordelen over dans. Dans wordt door Luuk Utrecht (1995), hoogleraar Dans aan de Universiteit Utrecht, als volgt beschreven: ‘Dans is een in tijd en ruimte geordende beweging die doel op zichzelf is; als realisering van een lichamelijke dansimpuls, waarvoor lichamelijke energie is gemobiliseerd en die berust op een lichamelijk gevoel van maat, ritme en tempo; voortkomend uit een primair emotionele, psychische dansimpuls.’
Een belangrijk onderdeel van deze definitie is de notie dat dans meer is dan de actuele gebeurtenissen die direct door een toeschouwer worden waargenomen. Dans is ten opzichte van andere bewegingsvormen een doel op zichzelf. Dit is belangrijk om op te merken, omdat het uitsluit dat bewegingen van levenloze voorwerpen (en van bepaalde levende wezens) gezien worden als dans. De toevoeging dat dans een doel op zich is, zorgt ervoor dat dans wordt gezien als een typisch menselijke activiteit. Dieren kunnen ook een soort dans uitvoeren, maar deze bewegingen zijn geen doel op zichzelf, maar dienen als communicatiemiddel (Utrecht, 1995).
Er zijn vele vormen van dans. Ieder met zijn eigen regels, kwaliteiten en beperkingen. Men kan dans volgens Luuk Utrecht (1995) onderverdelen in vier categorieën. De eerste categorie is dans als expressiemiddel. In deze dans gaat het erom dat de danser in het stuk tot uitdrukking brengt
hoe de danser de buitenwereld ervaart. De tweede categorie is de gemeenschapsdans. In deze categorie dient dans als middel om de verbondenheid van de dansers als van het publiek te versterken en te bevestigen. Een groepsidentiteit wordt door de dansers uitgedragen en de dans draagt een bepaalde traditie over. Deze traditie met zijn bijbehorende normen en waarden wordt in stand gehouden en men verwerkt de emoties waar velen in een bepaalde tijd mee te maken hebben (Blancqaert, 2004). De derde categorie is de educatiedans. Deze dans draait om dansgerelateerde expressie in een educatieve context. Hiermee wordt bedoeld dat de dans pedagogische of therapeutische doeleinden nastreeft. De vierde en laatste categorie is de theaterdans. Moderne dans hoort thuis in de laatste categorie. De vorige drie categorieën hebben alle drie een band met iets wat buiten de dans ligt. Dit is bij theaterdans niet het geval. Het gaat bij theaterdans om professionele dansers die aan het werk zijn voor een publiek dat zich open wil stellen voor de dans. De dans vindt plaats in een artistieke context. De theaterdans is het beginpunt van waaruit de moderne dans is ontstaan. Het traditionele ballet beheerste eeuwenlang de westerse theaterdans. Als reactie op deze monopolypositie ontstond de moderne dans tussen 1900 en 1930 en werd de niet-academische variant van de theaterdans. Met niet-academische variant wordt bedoeld dat de moderne dans zich los maakte van alle regels en gebruiken die aan het traditionele ballet verbonden waren en creëerde op deze manier nieuwe mogelijkheden voor de dans. Moderne dans verschilt op diverse punten van het academische ballet, waaronder de stijl, de techniek en de thematiek (Utrecht, 1995).
De ontwikkeling van specifieke vormen van de moderne dans was vaak nauw verbonden met een bepaalde persoon. Dit brengt met zich mee dat er een grote verscheidenheid aan moderne dansvormen bestaat en deze kunnen erg verschillen van elkaar. Het kenmerk wat al deze vormen met elkaar verbindt is dat de moderne danskunstenaars braken met de academische ballettechniek. Opvallend is dat de moderne dans min of meer gelijktijdig opkwam in Europa en in de Verenigde Staten, terwijl de ontwikkelingen gebaseerd waren op specifieke individuen (Utrecht, 1995).
2.1.2 Kenmerkende aspecten van moderne dans Zoals eerder aan de orde is gekomen is het belangrijkste kenmerk van de moderne dans dat zij zich losmaakte van de traditie van het academische ballet. Dit breken met de traditie heeft tot het
ontstaan van de overige kenmerken geleid. Het eerste kenmerk is dat de doelgroep een andere vorm heeft aangenomen. De doelgroep van het traditionele ballet was de economische burgerelite en de choreografie werd dan ook in opdracht van hen gemaakt. De doelgroep van moderne dans is de culturele, intellectuele en artistieke elite, omdat zij erg inspeelt op de emotie en het intellect (Utrecht, 1995).
Het tweede kenmerk is dat de vrouw niet meer alleen uitvoerend danseres was, zoals bij het academische ballet. De vrouw groeide uit tot een zelfstandig choreografe. Zij kon eigen werk vertolken en op deze manier wordt bijna de gehele stroming gedragen door vrouwen. Ook de manier waarop de voorstelling werd uitgevoerd veranderde. De voorstelling hoefde niet meer noodzakelijk uitgevoerd te worden door een groep dansers. Deze kon nu ook solistisch worden uitgevoerd (Utrecht, 1995).
Het derde kenmerk is de typische sfeer van de performances. Dans hoefde in tegenstelling tot het academische ballet niet meer noodzakelijk mooi te zijn. De dans werd serieus en mocht ook de duistere kanten onthullen. Dit houdt in dat de dans ook pijnlijk mocht zijn, taboes kon breken en men kreeg de mogelijkheid om te laten zien wat niemand anders durfde te zeggen. Men was erg gewend geraakt aan de mooie balletstukken over bijvoorbeeld sprookjes dat deze omwenteling voor veel mensen als een bom insloeg. In een moderne dansperformance kon men doordat zij kon laten zien wat ze maar wilde, eigentijdse thema’s aankaarten. Het was voor het eerst in de geschiedenis van de danskunst dat men zich niet op het verleden richtte, maar op het nu. Men maakte bijvoorbeeld stukken rondom het thema van de oorlog, het leven op aarde of innerlijke conflicten. De thema’s werden op abstract symbolische wijze uitgewerkt. Ze waren vaak moeilijk te begrijpen voor het publiek en men kon er niet snel aan wennen (Utrecht, 1995).
Moderne dans brak echter niet alleen met de traditie van het academische ballet. Zij rebelleerde ook tegen de vaudeville. De vaudeville is een muziektheater met liederen, dat ontstond op basis van het Franse improvisatietoneel. Vaudeville bestond uit komieken, zangers, buiksprekers, dansers, muzikanten, acrobaten, dierentemmers en anderen die in staat waren het publiek voor drie minuten te vermaken. Het publiek bestond voornamelijk uit arbeiders, de gewone mensen. Vanaf 1880 tot 1920 bestond vaudeville uit meer dan 25.000 artiesten en verspreidde zich naar
andere landen. Zo groeide de vaudeville uit tot een populaire manier van amusement in de Verenigde Staten. Zij brachten grote namen over vanuit Europa en boden hen podia op plaatsen als Broadway en Las Vegas. Ondanks de populariteit van de stijl werd er toch vaak op neergekeken door zijn wat ordinaire karakter. De moderne danskunstenaars keerden zich tegen de vaudeville, omdat zij meer serieus genomen wilde worden als artiest dan enkel als entertainer (Pei-San Brown, 2011).
In onderstaande tabel worden de overige kenmerken van zowel het academisch ballet en de moderne dans vermeld en tegenover elkaar gezet.
Academisch Ballet
Moderne Dans
Academisch dansvocabulaire
Vocabulaire ontwikkeld vanuit individu
Harmonieuze esthetiek. De bewegingen zijn
Niet-harmonieuze esthetiek. De bewegingen zijn
rond en vloeiend.
gebroken en hoekig.
In opdracht van anderen gemaakt.
In opdracht van danser/choreograaf zelf. Vaak in eigen studio gecreëerd.
Grootse balletten met meerdere aktes.
Kleine werken die vaak kort van duur zijn. Vaak solistisch uitgevoerde stukken.
Dansen onder begeleiding van
Absolute muziek van eigentijdse componisten.
programmatische orkestmuziek. Verhalende sprookjesballetten.
Niet verhalend, maar symbolisch met een eigentijds realisme.
Amusement op hoog artistiek niveau
Diepgravende intellectuele Kunst met hoofdletter
Bedenkers/makers zijn mannen, uitvoerende
Maker en vertolker zijn vaak dezelfde. Vrouw is
zijn veelal vrouwen.
niet alleen uitvoerende, maar ook choreografe.
Nadruk op dansvirtuositeit
Nadruk op expressie van beweging of gebaar
Figuur 1. Kenmerken academisch ballet en moderne dans.
2.1.3 Belangrijke personen voor de moderne dans Het ontstaan van de moderne dans kan worden terug geleid naar 1891. In dit jaar begon Loïe Fuller, Amerikaanse pionier van de moderne dans, met de effecten van gasverlichting op haar
zijden kostuums te experimenteren. Ze ontwikkelde een natuurlijke manier van bewegen en improvisatietechnieken die werden gebruikt bij haar revolutionaire lichtapparatuur en doorschijnende zijden kostuums. Zij werd echter niet de grondlegger van de moderne dans, omdat zij zich vooral focuste op de visuele effecten en minder op de dans zelf en zijn thema of het uitdrukken van emoties (Pei-San Brown, 2011).
Isadora Duncan wordt gezien als de grondlegger van de Amerikaanse moderne dans en was opvallend genoeg autodidact. Ze presenteerde haar eerste voorstelling in 1898 en kwam in 1900 naar Europa, waar ze het grootste gedeelte van haar leven spendeerde en de grootste waardering ontving. Isadora Duncan bracht revolutionaire veranderingen met zich mee (Pei-San Brown, 2011). Ze verwierp het korset, de tutu en andere kledingstukken van het conventionele ballet en droeg tunieken die het lichaam ruimte gaven en de beweging onthulde. Ze zag dans niet als amusementsvorm, maar als kunst met een hogere morele bedoeling. Haar focus lag vooral op de essentie van een beweging. In 1904 zette Isadora Duncan haar eigen dansschool op iets buiten Berlijn en vanuit hier ontwikkelde ze haar theorieën over danseducatie en bracht ze een dansgezelschap samen (Utrecht, 1995).
Ruth St. Denis werd al vanaf jonge leeftijd aangespoord om op te treden. Haar samenwerking met David Belasco, affiniteit met de oosterse spiritualiteit en beeldtaal en het reizen door Europa zijn belangrijke invloeden geweest. Ze noemde haar dans ‘translations’. Dit waren ethisch geïnspireerde bewegingen die moderne danspassen bevatte en zij werden vooral beroemd vanwege hun theatrale karakter. Haar dans werd geïnspireerd door Oosterse culturen en mythologieën waaronder die van Egypte en India. In 1906 vond Ruth St. Denis de essentie van haar dansstijl. De basis van haar dansstijl is het steeds terugkomen van bewegingen die wellust, mystiek en erotiek symboliseerde. Ruth St. Denis bouwde een indrukwekkende carrière op als solist en in 1914 werd Ted Shawn op zowel professioneel als persoonlijk vlak haar partner. Een jaar later openden zij samen Denishawn, een dansschool en tegelijkertijd een gezelschap. Denishawn groeide uit tot een plaats van waaruit de volgende generatie moderne dansers zich ontwikkelden, waaronder Martha Graham, Doris Humphrey en Charles Weidman. In 1933 richtte Ted Shawn zijn eigen dansgroep op die enkel uit mannen bestond (Pei-San Brown, 2011).
Rond 1920 heerste in Amerika een bepaalde passie voor een interpretatieve vorm van dans. De roem van Isadora Duncan en de tournees van Denishawn zorgde ervoor dat het publiek geïntroduceerd werd aan het nieuwe concept van een serieuze vorm van theaterdans. De moderne dans is te verdelen in drie generaties. De eerste generatie bestond onder andere uit Martha Graham, Mary Wigman en Doris Humphrey. Martha Graham ontwikkelde in 1930 een nieuw systeem van bewegingen die zij ‘contraction and release’ noemde. De beweging was gebaseerd op haar eigen interpretatie van het principe van ‘tension and relaxation’ die lange tijd de boventoon voerde binnen de dans. Het principe is ontwikkeld door Francois Delsarte. Hij verwierp de kunstmatigheid van de conventie en probeerde een ‘echte’ relatie te ontdekken tussen beweging en betekenis. Dit deed hij door het gewone gedrag van de mens te observeren. Het bewegingsprincipe is gebaseerd op ontspanning, gecontroleerde en gelimiteerde spanning, eenvoudige balans en de natuurlijke ademhaling. De interpretatie van Martha Graham en haar wijze van spiercontrole zorgde ervoor dat de dansen en dansers van Graham een harde, hoekige uitstraling hadden. De methode was vernieuwend en tegenovergesteld aan de zachte, tekstuele bewegingen van Isadora Duncan en Ruth St. Denis (Pei-San Brown, 2011). Martha Graham was mede beïnvloedt door Mary Wigman, een hooggewaardeerde moderne danseres en choreografe in Europa. Ze haalde veel inspiratie uit andere culturen. Ze gebruikte in haar performances bijvoorbeeld instrumenten als bellen en drums uit Azië of Afrika en onder invloed van nietwesterse motieven waren haar kostuums vaak simpel, gemaakt met donkere, stroeve materialen en maakte ze regelmatig gebruik van maskers. Ze werd bekend om de percussie die sterk contrasteerde met haar gebruik van stilte. Net zoals Martha Graham ontwikkelde ook Doris Humphrey een eigen methode, genaamd ‘fall and recovery’. Haar werk werd gekenmerkt door een feilloos gevoel voor vorm en haar grote interesse voor grootschalige abstracte werken. Ze was naast een geweldige choreografe ook nog een theoreticus. In haar boek The Art of Making Dances (1959) beschreef ze haar theorieën over het maken van danscomposities (Utrecht, 1995).
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog hadden de pioniers van de moderne dans ervoor gezorgd dat er een nieuwe generatie getalenteerde dansers was ontstaan die erop uit waren een eigen manier van dans te creëren. De moderne dans had ondertussen een erkende plaats binnen de danswereld, waardoor zij niet meer hoefde te vechten voor een plaats. Toch waren zij zich ervan bewust dat zij met dezelfde serieuze blik aan de slag moesten gaan als hun voorgangers.
Deze tweede generatie moderne dansers bestond onder andere uit Erick Hawkins, Katherine Dunham, Anna Halprin en Twyla Tharp (Pei-San Brown, 2011).
De moderne dans van vandaag de dag is meer verfijnd, zowel technisch als technologisch gezien, in vergelijking met de oprichters van de stroming. De lijn tussen ballet en moderne dans wordt tegenwoordig steeds minder sterk getrokken. De moderne dans van nu is veel meer een mengeling van dansstijlen geworden. Dit is terug te zien bij onder andere choreografen Mark Morris, Ohad Naharin en Shen Wei (Pei-San Brown, 2011).
2.2 Ervaring van eenheid en saamhorigheid In deze paragraaf worden de termen eenheid en saamhorigheid gedefinieerd. Vervolgens wordt gekeken hoe eenheid en saamhorigheid ontstaan of wel welke aspecten er nodig zijn om ze te bereiken. Deze aspecten samen geven een veronderstelling welke kenmerken een moderne dans performances moet bevatten om tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid te komen.
2.2.1 Eenheid en saamhorigheid Eenheid en saamhorigheid zijn begrippen die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. De termen bevatten bepaalde kenmerken. Allereerst is het belangrijk om te realiseren dat iets een eenheid is, het ontstaat door ergens te zijn. Eenheid en saamhorigheid staan voor een actieve wederkerigheid, het samen komen van verschillen. De verschillen tussen mensen kunnen verkleint worden, maar de diversiteit tussen mensen kan ook vergroot worden. Ten tweede is het belangrijk om te beseffen dat er een abstracte en een concrete vorm van eenheid en saamhorigheid bestaan. De abstracte vorm is de illusie die mensen kunnen hebben van een ervaring eenheid en saamhorigheid. Deze abstracte vorm kan in de gedachte van de mens de concrete vorm vervangen. Dit brengt met zich mee dat de concrete vorm uit de gedachte verdwijnt en dat men niet meer op zoek is naar het bevredigen van de behoefte aan eenheid en saamhorigheid in zijn concrete vorm, maar genoegen neemt met de abstracte vorm. De concrete vorm van eenheid en saamhorigheid is de wederkerige, integratieve en interactieve vorm van eenheid en saamhorigheid die zicht- en voelbaar is (Wu, 1998).
Er bestaat geen consensus over hoe deze concrete vorm van eenheid en saamhorigheid er precies uitziet. De invulling van de termen wordt door ieder individu zelf gedaan en iedereen geeft een eigen betekenis aan de termen (Wu, 1998). Er bestaat wel consensus over bepaalde elementen die eenheid en saamhorigheid karakteriseren. Ten eerste dat eenheid men het gevoel geeft een te zijn met diegenen in zijn directe omgeving. Ten tweede staat saamhorigheid in verband met het gevoel dat iedereen bij elkaar hoort en bij elkaar wil horen. Het een zijn met degene in je directe omgeving en het gevoel hebben bij elkaar te horen ontstaat vaak doordat men een geschiedenis deelt en een sterke band heeft met een bepaalde plaats. Een eenheid waarin saamhorigheid heerst, kan resulteren in een ingebeelde gemeenschap. De plaats is een belangrijk gegeven, omdat hier de gelaagdheid van sociale, culturele, historische, economische, natuurlijke en persoonlijke associaties naar voren komen. Als de plaats en ingebeelde gemeenschap weerspiegeld worden, roept dit associaties op bij de mensen en zorgt de performance voor een krachtig besef van deze saamhorigheid (Sandell, 2002).
De weg naar eenheid en saamhorigheid gaat op verschillende manieren. Bijvoorbeeld via taal (Foucault), communicatieve redenen (Habermas), vertellingen (Chuang Tzu), pedagogie die het beste uit mensen naar voren brengt (Confucius) en/ of bewegende projecten (Satre, MerleauPonty). De manieren hebben met elkaar gemeen dat het treffen van mensen centraal staat (Wu, 1998). Een nabijheid van ontmoeten en spreken is een voorwaarde voor eenheid en saamhorigheid. Sociale groepen hebben instituties tot hun beschikking die de saamhorigheid bevorderen, dit kan een café zijn, een theaterzaal of simpelweg een eettafel. Bij min of meer rituele gelegenheden, en in de traditionele plekken, converseren mensen met elkaar. Hetzij mondeling of door non-verbale communicatie. Het gesprek wat plaatsvindt, is een product van het beschaafde leven en saamhorigheid is hier een essentieel onderdeel van (Pask, 1980). De basis van een ervaring van eenheid en saamhorigheid zijn de relaties tussen mensen. Het belang hiervan wordt in het dagelijks leven vaak onderschat. Mensen horen bij verschillende groepen en deze zijn continu aan verandering onderhevig. Deze groepen kan men onderverdelen in primaire en secundaire groepen. De kleine, intieme en hechte groepen worden gecategoriseerd als primaire groepen. De grotere, georganiseerde en meer formele groepen vallen onder de noemer van secundaire groepen. De secundaire groepen zijn
vaak minder lang van duur en zijn minder emotioneel betrokken als de primaire groepen. Bij een performance bestaat er een tijdelijke secundaire groep die tijdelijk op een emotioneel niveau een bijzondere ervaring delen met elkaar (Wu, 1998).
Cultuurvormen hebben de unieke functie en mogelijkheid om sterk ingebed te worden in de samenleving. De dans wordt ook steeds bekender en sterker ingebed in Nederland. Zo komen er steeds meer programma’s op televisie die gerelateerd zijn aan dans, bijvoorbeeld competities, films en documentaires. Ook zijn er steeds meer dansopleidingen, steeds meer mensen die zelf dansen en opvallend is dat er steeds meer jongens gaan dansen. Toch bestaat er altijd een kloof tussen de niet-dansers en de dansers, de choreograaf en de dansers, mensen zonder affiniteit met dans en mensen met affiniteit met dans en mensen die het zien als populaire cultuur en mensen die het zien als hoge kunst. De vraag is hoe er toch een notie van eenheid en saamhorigheid gecreëerd kan worden door dans. Hoe kan een dansperformance ervoor zorgen dat er een tijdelijke we ontstaat. Hoe voorkom je het dat er een zij-tegen-wij dynamiek ontstaat. Een ding dat duidelijk is dat de afstand tussen de verschillen van de mensen overbrugd moet worden. Hoe kleiner de afstand, hoe beter de algemene samenwerking loopt en hoe beter het eindresultaat is. Men moet er wel rekening mee houden dat de doelstelling van een moderne dans performance niet is om eenheid te creëren voor altijd of mensen tot een gemeenschap te vormen. Moderne dans erkent de verschillen, maar zorgt ervoor dat de individuen op een moment in ruimte en tijd samenkomen (Sandell, 2002).
2.2.2 De benodigde aspecten om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te bereiken Om tot een ervaring van eenheid en saamhorig te komen moet de performance een aantal kenmerken bevatten. Het is niet noodzakelijk dat een performance alle kenmerken bevat, maar hoe meer van de volgende kenmerken het bevat, hoe hoger de ervaring van eenheid en saamhorigheid zal zijn.
Allereerst is het belangrijk dat de ruimte van de performance neutraal is voor iedereen. Een geschikte locatie is bijvoorbeeld een openbare ruimte. Men zal zich hier eerder op zijn gemak voelen en het gevoel hebben dat zij welkom zijn. Wanneer men al eerder deze locatie heeft bezocht, zal men zich meer vertrouwd voelen en meer op zijn plek. Volgens Bourriad (2002) en
Rancière (2007) heeft de kunst een bepaalde sociale kracht die ervoor zorgt dat zij een expressieve ruimte kan creëren waar de regels en voorwaarden van de sociale realiteit hervormd worden. In deze expressieve ruimtes kunnen mensen op een creatieve manier ideeën en ervaringen met elkaar delen. Om deze creativiteit te stimuleren spelen het uiterlijk, de sfeer en andere karakteristieken van een expressieve ruimte een belangrijke rol (Trienekens & Postma, 2010). Wanneer men merkt dat er veel tijd, precisie en enthousiasme in heeft gezeten om tot de juiste ruimte te komen en men de ruimte erg prettig ervaart zal het mensen samenbrengen. Het zal hen ook motiveren om actief mee te werken en zich veilig voelen om te participeren (Van Klaveren, 2012).
Ten tweede zal het hebben van een gezamenlijk doel de ervaring versterken. Deze ervaring krijgt nog een extra impuls als dit doel ook daadwerkelijk bereikt wordt. Niet enkel moet men een gezamenlijk doel voor ogen hebben, voor beide partijen moet ook de reden waarom zij bij elkaar komen duidelijk zijn. Wanneer deze twee aspecten voor beide partijen gelijk en duidelijk zijn, weet men wat er verwacht kan worden van de ander en weet de ander wat hij waar moet maken (Van Klaveren, 2012). Het uitspreken van wensen zorgt er ook voor dat men dichter bij elkaar komt. Men begrijpt elkaar en ieders achterliggende redenen beter, waardoor het wederzijdse respect toeneemt. Men ligt op één lijn aan het begin van de performance, wat de sfeer voorafgaand aan de performance ten goede doet.
Een ervaring van eenheid en saamhorigheid kan ten derde alleen plaatsvinden in een gedeeld moment. Tijdens het gedeelde moment worden verschillen tussen persoonlijke achtergronden, gewoontes en gebruiken, etnische achtergronden en wereldbeelden naar de achtergrond geschoven. Dit tijdelijke gevoel van eenheid en saamhorigheid zal echter wegvallen wanneer de activiteit eindigt en daarmee het gedeelde moment. Deze gedeelde ervaring kan alleen leiden tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid als er sprake is van wederzijds respect. Men moet kunnen vertrouwen op elkaars respect, gastvrijheid en goede wil. Dit wederzijdse respect is een voorwaarde, omdat men op deze manier open staat voor de gedachtes, ervaringen en meningen van een ander. Na dit gedeelde moment komen de verschillen tussen de verschillende individuen weer naar boven en wordt de onderscheiding tussen ‘ons’ en ‘zij’ weer duidelijk. Tijdens het gedeelde moment blijft men wel zeker zichzelf. Mensen zijn altijd toegestaan om anders te zijn
en ze moeten zichzelf blijven om een eigen ervaring van eenheid en saamhorigheid te voelen. Het maakt tijdens dit moment niet uit of zij bij ‘ons’ of ‘hen’ horen, maar zij moeten wel zichzelf blijven. Uiteindelijk is het samenkomen van verschillende ervaringen en mensen hetgeen wat de performance een extra waarde geeft (Van Klaveren, 2012).
Naast de kenmerken die ervoor zorgen dat er een ervaring van eenheid en saamhorigheid ontstaat, zijn er ook kenmerken die ervoor zorgen dat een dergelijke ervaring niet zal ontstaan. Deze kenmerken zijn vaak persoonsgebonden eigenschappen en zijn daardoor veranderlijk. Zo werkt een disinteresse altijd demotiverend. Mensen zonder interesse zullen in eerste instantie minder snel een dergelijke performance bezoeken. Wanneer zij dit wel doen, zal men minder snel participeren in de creatieve ruimte en minder snel een ervaring van eenheid en saamhorigheid ervaren. Dit komt bijvoorbeeld omdat zij niet het gevoel hebben dat zij deel uit maken met de rest of simpelweg verveelt zijn (Van Klaveren, 2012).
Een andere eigenschap die de ervaring in de weg staat is het hebben van een te groot ego. Men moet elkaar de ruimte kunnen geven om te groeien en elkaar gelijk behandelen. Wanneer men een te groot ego heeft, wil men vaak boven de rest staan en benadeeld daarmee de rest. Men is in dit geval erg veel bezig met zichzelf en niet met de performances en zijn omgeving. Wanneer iemand zich beter voelt dan de rest zal ervoor zorgen dat hij niet de ervaring heeft deel uit te maken van een groter geheel en daarom een ervaring van eenheid en saamhorigheid niet zal voelen (Van Klaveren, 2012).
Het vastklampen aan verwachtingen is een eigenschap met negatieve gevolgen, omdat men hierdoor niet openstaat voor nieuwe ontwikkelingen en veranderingen. Het belemmert het creatieve proces en wanneer er niet aan de verwachtingen worden voldaan, zal het de sfeer negatief beïnvloeden. Ook zal het hoge verwachtingspatroon spanningen opleveren en een gespannen sfeer kan ervoor zorgen dat men zich niet op zijn gemak voelt en de ervaring van eenheid niet binnenkomt. Het enthousiasme van de anderen zal verminderen. Een ervaring van eenheid en saamhorigheid kan ook in een negatieve manier ontstaan (iedereen is negatief en komen daardoor samen), maar dit is niet de bedoeling van de performance (Van Klaveren, 2012).
Een uitnodigende ruimte, een gezamenlijk doel en interesse, een gedeeld moment en wederzijds respect zijn de belangrijkste kenmerken om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te creëren. Mensen zullen door deze kenmerken bij elkaar gebracht worden en de performance zal in een positieve, creatieve sfeer plaatsvinden. Dit zorgt ervoor dat men de performance op een positieve manier ervaart en men in de netwerksamenleving die draait om individualisering en fragmentarisering toch een moment van eenheid kan vinden (Wu, 1998).
2.3 De samenleving van nu In deze paragraaf wordt de samenleving van nu geschetst. Deze samenleving wordt ook wel een netwerksamenleving genoemd en deze zal in deze paragraaf gedefinieerd worden.. Vervolgens wordt de netwerksamenleving in verband gebracht met de ervaring van eenheid en saamhorigheid.
2.3.1 Netwerksamenleving De samenleving is nooit statisch en zal dit nooit worden. De samenleving en daarmee zijn bevolking neemt elke keer weer een andere vorm aan door diverse oorzaken. De samenleving is ondertussen ontwikkeld van een welvaartsstaat via een transactiestaat naar een netwerksamenleving. Er kwam een moment waarop de welvaartstaat zowel op financieel als op organisatorisch vlak niet meer te handhaven was. Door middel van marktconforme oplossingen werden er bestuurlijke vernieuwingen aangebracht (Van Gestel, De Beer & Van der Meer, 2009). Eind jaren tachtig privatiseerde de overheid veel (semi-)publieke taken en kondigde zo de transactiestaat aan (Wolfson, 2005). Het ontstaan van de transactiestaat nam met zich mee dat het bedrijfsleven een maatschappelijke verantwoordelijkheid kreeg. Publieke taken werden voortaan uitgevoerd door de samenleving en deze taken vonden op transparante en bedrijfsmatige wijze plaatst (SER/WRR, 2007).
Figuur 2. De verschillende samenlevingen (Kievit, 2013) Het bovenstaande figuur illustreert de ontwikkeling van de samenleving. Hierin wordt naar voren gebracht dat de netwerksamenleving een lage graad van institutionalisering heeft en een grote mate van individualiteit. Binnen deze samenleving kan niet meer uit worden gegaan van de ‘burgerlijke’ inwoners van een natie. De netwerksamenleving heeft een kosmopolitisch gedachtegoed. Dit betekent dat er een diversiteit van culturen aanwezig is. Naast de individualisering is de fragmentarisering een belangrijk concept voor de netwerksamenleving. Deze fragmentarisering heeft zijn ontstaat te danken aan de globalisering van de markten, de migratiestromen en de ontwikkelingen in de wereld van de ICT en internet. Dit alles zal leiden tot een vermindering van invloed door de overheid. Het traditionele maatschappelijke middenveld worden vervangen door nieuwe gemeenschappen en netwerken. Netwerken zijn volgens Kievit (2013) ketens van mensen en organisaties die communiceren met elkaar op grond van een wederzijds vertrouwen. Wanneer de belangen van de verschillende betrokkenen gekoppeld worden ontstaan er nieuwe mogelijkheden. Deze mogelijkheden kunnen alleen optimaal worden benut als er sprake is van een gemeenschappelijke taal of code. Deze taal of code maakt economisch verkeer mogelijk. Het netwerk dient als voorwaarde om belangen te koppelen. Dit betekent niet dat de netwerkrelatie onmiddellijk en identificeerbaar is. Deze relatie is altijd diffuus en onzeker.
De netwerksamenleving wordt ook wel samenleving 3.0 genoemd. Wat hiermee bedoeld wordt kan pas duidelijk worden wanneer gedefinieerd wordt wat samenleving 1.0 en 2.0 inhouden. Samenleving 1.0 is de traditionele samenleving, die gedomineerd wordt door een
eenrichtingsverkeer van institutie naar individuen. Het is een statisch systeem waarin disciplinair wordt gehandeld. Informatie wordt overgedragen van hoog naar laag in plaats van dat het gedeeld wordt tussen gelijken. Samenleving 2.0 is de samenleving waarin er een tweerichtingsverkeer bestaat tussen de instituties en de individuen, maar waar nog steeds een duidelijk onderscheidt wordt gemaakt tussen hoog en laag. In samenleving 1.0 en 2.0 is controle erg belangrijk en men streeft dit na. Samenleving 3.0 is in tegenstelling tot samenleving 1.0 juist een dynamisch systeem, waar interactie centraal staat. Het is multidisciplinair en draait om het delen van informatie, wat steeds eenvoudiger en sneller gebeurt door de digitalisering. Samenleving 3.0 laat de controle steeds meer los en men kijkt met een kritische blik naar de samenleving. De instituties worden in een samenleving 3.0 vervangen door netwerken die zijn taken en verantwoordelijkheden hebben overgenomen. Het belang van deze netwerken speelt een grote rol in de organisatie van de samenleving en daarom kan men de samenleving ook definiëren als netwerksamenleving zoals Kievit doet. De technologie en de vorming van netwerken zorgen ervoor dat het individu de mogelijkheid heeft invloed uit te oefenen op de organisatie van de samenleving. Samenleving 3.0 draait om een voortdurende interactie en voortdurende stroom van informatie. Het individu ontvangt niet alleen informatie, maar heeft ook de mogelijkheid om de informatie aan te bieden aan anderen (Van Driel, 2012).
Figuur 3. Veranderende samenleving, naar model van Marco Derksen (2012, in Kanters)
2.3.2 Voor- en nadelen van een netwerksamenleving De netwerksamenleving wordt zoals eerder vermeld gedomineerd door individualisering en fragmentarisering. De individualisering van de samenleving kan op twee manieren vorm nemen, een positieve en een meer negatieve. De eerste vorm die de individualisering aan kan nemen is de toename van individuele keuzevrijheid. Deze toename is te danken aan een welvaartsgroei, secularisatie en het toenemen van mobiliteit van mensen. Mensen worden niet meer gedomineerd door traditionele gemeenschappen, maar maakt nu zelfstandig zijn keuzes. Er wordt dan ook gesproken van ‘de verzelfstandiging van mensen ten opzichte van elkaar’ (Schnabel, 2004). De pluriformiteit van de samenleving wordt steeds groter, omdat de mens zich steeds meer als individu profileert en zich daardoor steeds zelfstandiger gedraagt. De tweede vorm die individualisering van de samenleving aan kan nemen is de maatschappelijke verbrokkeling die veroorzaakt wordt door de individualisering. Individualisering is bij deze vorm niet een reden voor een groeiende zelfstandigheid in de goede zin, maar geldt hier als atomisering. Met atomisering wordt de uitholling van cohesie en gemeenschapszin bedoeld (Putnam, 2000). De individualisering van een samenleving kan dus zowel goede gevolgen hebben (vergrote zelfstandigheid van de mensen) als negatieve gevolgen (atomisering).
De positieve aspecten van een netwerksamenleving zijn dat men anders gaat denken over de samenleving. Men gaat nadenken over hoe zij de samenleving wil inrichten, hoe men de organisatie van de samenleving het liefste ziet en hoe men uiteindelijk de samenleving zo kan vormen dat zij het beste uit ieder mens brengt. Een netwerksamenleving zorgt ervoor dat mensen kritischer gaan kijken naar hun eigen situatie en hoe zij deze willen verbeteren. In de traditionele samenleving konden zij relatief gezien veel minder directe invloed uitoefenen op hun huidige situatie dan in een netwerksamenleving. Deze kritische blik zorgt er ook voor dat men tradities en gewoontes gaat heroverwegen en gaat kijken of er ook andere manieren zijn om tot betere resultaten te komen voor de inwoners van de samenleving. Men kan tot alternatieven komen en de samenleving en daarmee de manier waarop mensen leven transformeren naar iets met meer potentie (Van Driel, 2012). De participatie van de mensen in de samenleving is vele malen groter geworden met de komst van de netwerksamenleving. Het handelen van de mensen is meer gericht op betekenisvolle en collectieve ambitie en men richt zich op het realiseren van oprechte dialogen. Het dominante mechanisme in een netwerksamenleving is participatie van de burgers.
Met voorwaarde dat deze participatie plaats vindt op basis van gelijkwaardigheid en dat men wederzijds respect voor de ander toont (Castells, 2000).
De negatieve aspecten van een netwerksamenleving is de complexiteit van de samenleving. Allereerst zijn de netwerken moeilijk aan te sturen en hebben zij vaak geen duidelijke leider. Hierdoor worden zij vaak ongrijpbaar voor buitenstaanders. Ten tweede is het voor personen die niet bij één of meerdere netwerken zijn aangesloten moeilijk om tot een bepaalde transactie te komen. Als het hen wel lukt zonder het gebruik van netwerken, zullen zij een hogere prijs betalen in het maatschappelijk verkeer. Ten derde is de netwerksamenleving erg afhankelijk van de techniek. De ICT en alles wat ermee verbonden is, is een complex systeem dat zich voortdurend vernieuwd en steeds complexere vormen aanneemt. Door de toename aan complexiteit ontstaan er steeds meer potentiële problemen. Men kan namelijk niet alles in de gaten houden en de kans dat men het overzicht verliest wordt steeds groter (Castells, 1996).
Een netwerksamenleving zou dus een ideale samenleving kunnen zijn waarin iedereen zijn eigen weg kan gaan, eigen mogelijkheden kan creëren en zelfstandig zijn leven invult. De netwerksamenleving kan echter ook een samenleving zijn waar verbrokkeling en complexiteit centraal staat.
2.3.3 De netwerksamenleving in combinatie met eenheid en saamhorigheid Zoals eerder is aangegeven wordt een netwerksamenleving gedomineerd door individualiteit en fragmentarisering. De netwerken die ontstaan creëren toch een bepaalde vorm van solidariteit en sociale cohesie. Een netwerk is echter een voortdurend wisselende groep individuen en zorgt daarvoor dat er geen statische groep bestaat waar men zich aan kan hechten. Men kan bij meerdere netwerken horen en men kan wisselen tussen netwerken. De netwerksamenleving geeft men de mogelijkheid zelf keuzes te maken en dus zelf te beslissen bij welk netwerk zij horen en willen horen. Zij hoeven geen genoegen te nemen met een netwerk waar zij liever niet bij horen, maar kunnen door kritisch te kijken voor zichzelf overwegen waar ze willen zijn in het leven. Wanneer het netwerk niet bestaat waar zij zich in willen begeven, hebben zij de mogelijkheid zelf een netwerk te creëren. Het zoeken naar een vorm van eenheid en saamhorigheid gebeurd door het wisselen van netwerken en het vinden van een netwerk men zich thuis voelt ook al is dit
maar voor tijdelijk. In een netwerk kunnen vele verschillende persoonlijkheden samenkomen met andere interesses, wereldbeelden en aanpakken. Waar traditionele gemeenschappen gebaseerd waren op religies, overtuigingen of achtergrond hoeven deze aspecten een netwerk niet te domineren. Een andere manier om een tijdelijke vorm van eenheid en saamhorigheid te ervaren is door middel van cultuurvormen. Mensen met dezelfde interesses, passie komen samen en mengen zich op deze manier met gelijkgestemden. Men wil nog steeds individueel sterk zijn, maar tijdelijk willen zij het gevoel hebben dat ze ergens bij horen. Men kan gebruik maken van netwerken voor transacties, maar zich niet deel voelen van het geheel wat bij de kunst wel gebeurd.
HOOFDSTUK 3. METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING In dit hoofdstuk licht ik de onderzoeksmethoden toe, met andere woorden de manier waarop de data is verzameld. Het type van het onderzoek, de onderzoekspopulatie, de onderzoeksmethode en instrumenten staan in dit hoofdstuk centraal.
3.1 Onderzoeksstrategie De onderzoeksvorm van deze thesis is een casestudy, een onderzoek van enkele situaties. In dit geval de moderne dans performances van Dance in Art die in 2013 zijn opgevoerd. Deze onderzoeksvorm wordt meestal gebruikt wanneer een eerste inzicht verkregen moet worden in het effect van een bepaalde interventie.
De gebruikelijke methode voor een casestudy is een combinatie van interviews, documentenanalyse en observatie. Het is een praktijkgerichte onderzoeksstrategie. Dit houdt in dat de data te verzamelen is in de nabijheid van de te onderzoeken situatie. Door deze nabijheid zijn de gegevens kwalitatief sterk en diep ('t Hart, Boeije & Hox, 2009). Er is gekozen voor drie situaties, omdat DiA pas recentelijk is gestart en daarom nog geen groot repertoire heeft. Er zijn geen projecten ter vergelijking in dezelfde context, omdat elke performance uniek is. De casestudy is dus ook erg contextgebonden en daarom is de externe validiteit geringer in tegenstelling tot de interne validiteit. Dit wil zeggen dat de data niet te generaliseren is, maar er wel een veronderstelling gemaakt kan worden. Er wordt een model gemaakt waar een moderne dans performance aan moet voldoen om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te bereiken.
Een casestudy heeft verschillende doelen. Het hoofddoel is de kennis over een bepaald effect te vergroten. In dit geval het vergroten van de kennis over het effect van moderne dans performances op de ervaring van eenheid en saamhorigheid en andersom. Daarnaast zijn er nog bijdoelen te benoemen. Allereerst het onderzoeken van een algemeen fenomeen of proces. In dit geval het ontstaan van een ervaring van eenheid en saamhorigheid. Ten tweede het verkennen van de effectiviteit voordat je de interventie grootschalig toepast. In dit geval is dat het verkennen of de combinatie van cultuurvormen de ervaring vergroot of niet. Dit is bepalend voor de manier waarop DiA het combineren van de cultuurvormen inzet, zo kunnen zij er bijvoorbeeld voor kiezen alleen in het proces van de voorstelling cultuurvormen te combineren en niet in de uiteindelijke voorstelling. Ook kunnen zij wanneer de combinatie van cultuurvormen niet leidt tot een vergroting van de ervaring, het uiteindelijke model gebruiken om bij de volgende voorstelling deze ervaring wel te laten ontstaan. Het derde bijdoel is het verkrijgen van informatie op detailniveau. In dit geval wordt niet onderzocht of performances over het algemeen resulteren in een ervaring van eenheid en saamhorigheid, maar specifiek of performances van moderne dans en nog specifieker performances van DiA een dergelijke ervaring creëren.
3.2 Casusselectie Het onderzoek wordt in opdracht van DiA uitgevoerd en dit bepaalt voor een groot gedeelte hoe de casus eruit ziet. De casussen zijn de drie performances van DiA die opgevoerd zijn in 2013. De populatie bestaat dan ook uit de toeschouwers van deze performances. De drie performances zijn: het pop-up event Aubade aan de Kade, het event Licht op (,) die fiets! en de benefietavond voor Casa de la Alegría. Deze performances worden toegelicht in het hoofdstuk waarin de onderzoeksresultaten aan bod komen. Het unieke aan deze populatie is dat zij erg divers is en toch veel overeenkomsten met elkaar deelt. Zo kan het publiek erg variëren in leeftijdsklassen of achtergronden en tegelijkertijd dezelfde interesse en passie hebben ten aanzien van de performance. Voor het onderzoek is het belangrijk om duidelijk te maken in welke context het onderzoek wordt uitgevoerd en in welke context de performances zijn gecreëerd en uitgevoerd. Daarom zal ik eerst toelichten wat DiA doet en waar zij voor staan.
Dance in Art Dance in Art (DiA) is een centrum voor dans-, kunst- en performancetraining. In september 2013 heeft DiA de deuren van de studio geopend aan het Energieplein te Haarlem. DiA heeft een unieke atmosfeer waarbij de interactie tussen verschillende cultuurvormen wordt gestimuleerd. Een doelstelling van DiA is om het beste in de dansers naar boven te halen door middel van technische lessen, persoonlijke aandacht, performance-ervaring en auditietraining. Dit alles om netafgestudeerde dansers te ondersteunen bij het opzetten van een professionele carrière. DiA werkt daarom voornamelijk met afgestudeerde dansers. Het is een organisatie met een internationaal karakter. De dansers komen uit allerlei delen van de wereld, zoals Amerika, Italië, Griekenland, Australië en Nieuw Zeeland. Zij vormen samen een groep met uiteenlopende culturele en artistieke achtergronden. Het samenwerken met internationale dansers zorgt voor inspiratie, nieuwe creativiteit en biedt veel mogelijkheden voor de ontwikkeling van de Haarlemse cultuursector. Een tweede doelstelling is de waardering voor de kunsten te vergroten binnen de Nederlandse samenleving, te beginnen bij de inwoners van Haarlem.
3.3 Onderzoeksmethode en instrumenten De data van het onderzoek heb ik verzameld door middel van literatuuronderzoek en het afnemen van interviews. Het literatuuronderzoek zorgt voor een goede basis om het onderzoek mee te starten en zorgt ervoor dat er een hypothese ontstaat. Deze wordt getest in de specifieke situaties. Er is gekozen voor interviews, omdat op deze manier betrouwbare informatie vergaard kan worden. Er bestaat de mogelijkheid om door te vragen waardoor de interviews verder de diepte in kunnen gaan en de vragen tijdens het interview zullen minder snel verkeerd worden begrepen. Er bestaat de mogelijkheid tot correctie. De effecten van de performance op de doelgroep zijn directer te onderzoeken. De interviews zullen vooral aantonen waar de voorstelling aan moet voldoen om een ervaring te laten ontstaan, welke gevolgen dit met zich meebrengt voor de toeschouwers en hoe de ervaring van eenheid en saamhorigheid versterkt kan worden of juist afgezwakt wordt.
3.3.1. Literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek heeft vooral plaatsgevonden in zowel de beginfase als in de eindfase van het onderzoek. In de beginfase is het belang van literatuuronderzoek groot, omdat op deze
manier de context van het onderzoek duidelijk is gevormd. Daarnaast verzamelde ik de benodigde kennis om gerichte en relevante interviews af te nemen. Het literatuuronderzoek bestaat zowel uit artikelen, boeken als filmfragmenten. Bij het verzamelen van bronnen heb ik goed gelet op de eigenschappen van de bron, de context en de kwaliteit om de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen.
De literatuur heeft antwoord gegeven op de volgende deelvragen: 1. Wat is de moderne dans en wat zijn de kenmerken van deze stroming? 2. Wat betekenen de termen eenheid en saamhorigheid? 3. Hoe ontstaat een ervaring van eenheid en saamhorigheid? 4. Wat is een netwerksamenleving en welke kenmerken heeft hij? Op basis van de in de literatuur gevonden veronderstellingen is een model geconstrueerd waar een moderne dans performance aan moet voldoen om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te laten ontstaan.
3.3.2. Interviews Vervolgens wordt door middel van de interviews nagegaan of dit model in de praktijk wordt ondersteund en hoe met model specifiek zijn vorm aan neemt bij moderne dans performances en DiA. De interviews zullen aantonen welke factoren voor het publiek doorslaggevend zijn voor het ervaren van eenheid en saamhorigheid. In de interviews wordt speciaal aandacht gegeven aan het unieke concept van DiA.
Het streven is om vijftien interviews af te nemen onder de toeschouwers van vorige performances. Deze populatie is te klein om representatief te zijn, maar kan toch een indicatie geven hoe een ervaring van eenheid en saamhorigheid ontstaat bij een moderne dans performance. Er is bewust besloten om een interview af te nemen en geen vragenlijst, omdat men op deze manier de mogelijkheid heeft om door te vragen op de gegeven antwoorden. De resultaten van de interviews worden verwerkt in letterlijke interviewverslagen. Deze zijn uitgeschreven met behulp van geluidsopnames.
De interviews geven een antwoord op de volgende vragen: 1. Hoe ontstaat een ervaring van eenheid en saamhorigheid tijdens DiA performances? 2. Welke kenmerken moet een performance in zich hebben om tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid te komen? 3. Hoe kan de ervaring van eenheid en saamhorigheid versterkt worden? Op basis van beide vormen van gegevensverzameling (het literatuuronderzoek en de interviews) is het totale proces gereconstrueerd. Het model dat na het literatuuronderzoek is geconstrueerd is door de interviews verfijnd.
In dit hoofdstuk zijn de gebruikte onderzoeksinstrumenten beschreven en verantwoord. Nu is het tijd om de resultaten van de interviews bekend te maken en het uiteindelijke product.
HOOFDSTUK 4. ONDERZOEKSRESULTATEN In dit hoofdstuk komen de onderzoeksresultaten van het publieksonderzoek (de interviews) aan bod. Het doel van het publieksonderzoek is het indiceren van de kenmerken van een moderne dans performance die een ervaring van eenheid en saamhorigheid mogelijk maken. Door het interviewen van mensen die vorige performances van DiA hebben aanschouwd, heb ik een indicatie kunnen maken van deze eigenschappen. Duidelijk wordt dat elke performance sterk verschilt van de ander en dat elke performance op zijn eigen manier voor een dergelijke ervaring zorgt. De gegevens verhouden zich tot algemene begrippen die bij elke performance terugkomen. Op deze manier kunnen de performances met elkaar vergeleken worden. Deze algemene begrippen dienen uiteindelijk als de basis kenmerken van een performance om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te bewerkstelligen.
Dit hoofdstuk is ingedeeld aan de hand van de drie verschillende performances die DiA in het jaar 2013 heeft opgevoerd. Allereerst komt het pop-up event Aubade aan de Kade aan bod. Ten tweede het event Licht op (,) die fiets! Ten derde de benefietavond voor Casa de la Alegría. Aan de hand van observaties, ervaringen, opvattingen en meningen van toeschouwers wordt verklaard hoe bij elke performance de ervaring van eenheid en saamhorigheid is ontstaan. Ten slotte wordt het hoofdstuk afgesloten met een algemene conclusie.
4.1 Aubade aan de Kade Aubade aan de Kade was een pop-up evenement op 22 september 2013 aan de Oerkapkade te Haarlem. Het evenement was opgezet om aandacht te vragen voor het stuk grond genaamd Figee aan Zee en de ontwikkelingen die het doormaakt. Tijdens het evenement werd een dance-act van Dance in Art omlijst door muziek. Deze act werd aangevuld door een singer-songwriter, de sketching maniacs en DJ’s. Het publiek kon de acts bekijken vanuit hun eigen bootjes op het Spaarne of vanaf de kade op het tegenoverliggende Nieuwe Energieterrein.
Tijdens de interviews kwamen bepaalde aspecten van de performance steeds weer naar voren. Allereerst de toegankelijkheid en openheid van de performance. De performance was laagdrempelig, in de zin dat iedereen de performance kan en mag bezoeken. Nieuwsgierigheid van toevallige voorbijgangers werd eenvoudig omgezet in het vrijwillig bezoeken van de performance.
Daarnaast benadrukten de bezoekers de vrijheid en openheid die zij beleefde tussen de toeschouwers tijdens de performance. Men was vrij om te gaan en staan waar zij wilden en de toeschouwers stonden open voor interactie wat tot interessante gesprekken heeft geleid. De toeschouwers hadden de mogelijkheid een actieve rol aan te nemen door in gesprek te gaan met de sketching maniacs (jongens die ideeën van mensen visualiseren in cartoons) en met de andere toeschouwers. Door de organisatoren zijn er gelegenheden gecreëerd die de interactie stimuleren en dit werd gewaardeerd door de toeschouwers.
Wat belangrijk is om op te merken is het feit dat de toeschouwers de ervaring van eenheid en saamhorigheid niet voelden in relatie tot de performance, maar alleen bij het publiek. Dit was te danken aan de afstand die bestond tussen de toeschouwers en de performance. De toeschouwers konden vanaf de waterkade en vanaf bootjes op het water naar de performance kijken. Het publiek werd door het water gescheiden van de performance. Deze bijzondere positionering maakte de performance nog indrukwekkender en maakte het publiek meer één gezamenlijke groep. Het publiek bestond uit toeschouwers vanuit diverse disciplines en zij hadden verschillende interesses en belangen. Toch deelden zij het feit dat zij allemaal open staan voor nieuwe ervaringen en geïnteresseerd in kunst en cultuur.
4.2 Licht op (,) die fiets! Licht op (,) die fiets! was een event gehouden op 25 oktober 2013 en werd mogelijk gemaakt door de samenwerking van: ONE-OFF, de Haarlemse Fietsersbond, de landelijke Fietsersbond, Avalanche Film, Dance in Art, ‘t Mannetje, P. van Trigt Metaalbewerking, Muzikanten en Bartworks. De voorstelling vond plaats in het centrum van Haarlem op de Grote Markt. Cultuurvormen als dans, muziek, beeldende kunst en film werden gecombineerd tot een geheel. Het project diende ter ondersteuning van de landelijke campagne voor het gebruiken van lampjes op de fiets naarmate de wintertijd naderde en diende daarnaast als mogelijkheid om Haarlem als stad van kunst en cultuur te profileren.
Wat vooral naar voren kwam tijdens de interviews over deze performance is dat de plaatselijkheid van de performance een grote invloed had bij de ervaring van eenheid en saamhorigheid. De toeschouwers hadden een bepaalde connectie met de andere toeschouwers. Ofwel via school, werk, hobby’s of anderen waren onderdeel van hun vriendenkring of familie. Hiernaast hadden zij soms ook een connectie met de uitvoerende artiesten of de organisatie. Deze connectie was vaak de reden van het bezoek en vergroot het ons-kent-ons gevoel bij het event wat al snel leidde tot een ervaring van saamhorigheid en saamhorigheid.
Daarnaast is de uniekheid van de performance door de toeschouwers sterk benadrukt. De bijzonderheid van een performance is volgens hen van belang voor de ervaring. In dit geval werd een standaard vrijdagavond voor de inwoners van Haarlem ineens een avond met een onverwachte performance die zij gratis konden aanschouwen. De performance werd als bijzonder ervaren door de locatie (midden in het centrum van Haarlem op de grote markt), de speciale muziek, de lichteffecten en het grote scherm wat hun aandacht trok. Licht op (,) die fiets! was een van de eerste voorstellingen van DiA en mensen kenden het concept en het programma van DiA dus nog niet of nog niet goed. Zij werden aangenaam verrast door het innoverende en bijzondere concept.
De plek van de performance was centraal en voor iedereen toegankelijk. Dit bracht een open sfeer met zich mee. Toeschouwers hadden het gevoel dat iedereen er mocht zijn en dat iedereen
geaccepteerd werd binnen het publiek. De open sfeer en de mogelijkheid van iedereen om deel te nemen aan het publiek creëerde een ontspannen sfeer. Men werd niet gedwongen om de performance te aanschouwen, maar wilde vrijwillig de performance aanschouwen.
4.3 Benefietavond voor Stichting Casa de la Alegría Stichting Casa de la Alegría is een stichting in Cochabamba, Bolivia. Letterlijk vertaald betekent de stichting het Huis van de Vrolijkheid. De stichting stimuleert en faciliteert kinderen en jongeren om trots te worden. Om dit te verwezenlijken bieden zij workshops aan waarin zij werken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van deze kinderen en jongeren. De stichting helpt hen zelfredzaam, onafhankelijk en zelfverzekerder te worden en besteed daarom veel aandacht aan traumaverwerking, seksuele voorlichting, het maken van plezier, het opbouwen van vertrouwen en leert hen om te gaan met agressie. Vrijdagavond 1 november 2013 heeft Coro Cantoro in de Dance in Art studio Spaanstalige liederen ten gehore gebracht, zijn er verschillende dansen opgevoerd en vond er een sieradenverkoop en een kledingveiling plaats.
De toeschouwers benadrukte tijdens de interviews vooral de gezellige en open sfeer die in de DiA studio hing. Iedereen kon zijn eigen ding doen en zichzelf zijn. Men voelde zich op hun gemak en voelde zich thuis in de studio. De toeschouwers hadden tussen de verschillende acts door de gelegenheid om rond te lopen in de studio, een drankje te nuttigen en met andere toeschouwers te kletsen. Het enthousiasme werd onder de toeschouwers gedeeld. De toeschouwers werden vrij gelaten en hierdoor ontstond een open en losse sfeer. Deze sfeer wordt volgens de toeschouwers mede gecreëerd door de stijl van de performance. De moderne dans zette een ontspannen, losse sfeer neer tijdens de performance wat oversloeg op de stemming van de toeschouwers.
Toeschouwers gaven aan dat de uitschieters tijdens de benefietavond zorgden voor een stimulans van de ervaring van eenheid en saamhorigheid. De uitschieters wilde men delen met anderen en er met elkaar over praten. Het feit dat iedereen de kans kreeg om uitschieters van mooie dingen te zien en de gelegenheid kregen deze te delen tussen de acts door vergrootte de ervaring van eenheid en saamhorigheid.
Daarnaast is volgens de toeschouwers de toegankelijkheid van de benefietavond een aspect wat de ervaring van eenheid en saamhorigheid ten goede deed. Iedereen die de benefietavond wilde bezoeken, was welkom in de studio. Door het diverse programma en het feit dat moderne dans een groot publiek aanspreekt werd het bezoeken van de benefietavond voor veel mensen aantrekkelijk gemaakt. Het doel van de avond, het steunen van de stichting, is een doel waar veel mensen hun steentje voor bij wilden dragen. Iedereen kon een andere reden hebben om het goede doel te steunen, maar uiteindelijk wilden zij allemaal hetzelfde wat hen verbindt met elkaar. Het hebben van een gezamenlijk doel was volgens de toeschouwers de voornaamste reden dat er geen groepjes ontstonden binnen het publiek.
4.4 Algemene conclusie DiA performances De kenmerken die door de toeschouwers naar voren zijn gebracht als bepalende factoren voor een ervaring van eenheid en saamhorigheid tijdens een performance kunnen vertaald worden naar algemene begrippen. Bij elke performance komen drie begrippen naar voren die kenmerkend waren voor deze performance, maar ook van toepassing zijn bij de andere performances. Bij de performance ‘Aubade aan de Kade’ stonden de begrippen gastvrijheid, indeling en bijzonderheid centraal. Bij de performance ‘Licht op (,) die fiets!’ stonden de begrippen ons-kent-ons gevoel, toegankelijkheid en een open karakter centraal. Bij de benefietavond ‘Casa de la Alegría’ stonden de begrippen gelijkgestemdheid, uitstraling en de kenmerkende stijl centraal. Deze begrippen vormden samen de basis naar een ervaring van eenheid en saamhorigheid. Wanneer deze begrippen van toepassing zijn op een performance is de kans erg groot dat er een ervaring van eenheid en saamhorigheid ontstaat. Er bestaat echter geen garantie dat dit gebeurd.
HOOFDSTUK 5. DE HANDLEIDING Aan de hand van de nodige literatuurstudie en de afgenomen interviews heb ik een handleiding gemaakt voor dansondernemers. De handleiding biedt praktische tools aan om een ervaring van eenheid en saamhorigheid te creëren tijdens een moderne dans performance. Het doel ervan is dat de toeschouwers bevredigd worden in hun behoefte aan eenheid en saamhorigheid en er een extra waarde toegevoegd wordt aan de performance zodat deze nog positiever wordt ervaren. De
handleiding is ingedeeld in drie categorieën. In elke categorie komt naar voren welke elementen een performance in zich moet hebben en moet stimuleren om tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid te komen.
De eerste categorie is het publiek. De ervaring van eenheid en saamhorigheid vindt bij de toeschouwers plaats en dus binnen het publiek. De toeschouwers maken of breken de ervaring en zij bepalen in welke mate de ervaring ontstaat. Zij bepalen of de ervaring die door de performance wordt neergezet versterkt of afgezwakt wordt. Vragen die in deze categorie aan bod komen zijn onder andere: Hoe speelt het publiek hier een rol in? Welke factoren zijn doorslaggevend voor het publiek om een ervaring te creëren? Hoe kan een organisator het publiek zo beïnvloeden of controleren om hen te stimuleren tot een dergelijke ervaring?
De tweede categorie is de ruimte. Dansperformances hebben een speciale relatie met de ruimte waarin ze performen. Het is namelijk niet het geval dat elke ruimte geschikt is voor dans en daarom is er een speciale voorbereiding nodig. De ruimte van de performance bepaalt de positionering van de toeschouwer ten opzichte van de performance en hoe de performance op de toeschouwer over komt. Vragen die in deze categorie aan bod komen zijn onder andere: Hoe kan de ruimte zo ingezet worden dat het beste uit de performance gehaald wordt? Hoe moet de toeschouwer gepositioneerd zijn tegenover de performance zodat de stap naar eenheid en saamhorigheid kleiner wordt? Hoe komt een ruimte op de toeschouwer over en wanneer wordt een ruimte als prettig ervaren?
De derde categorie is de performance. Uiteindelijk gaat het de toeschouwers om de performance en zal de kwaliteit en beleving doorslaggevend zijn voor een ervaring van eenheid en saamhorigheid. De toeschouwers bezoeken in hun vrije tijd een performance en willen vooral vermaakt worden en genieten van een goede performance. De ervaring van eenheid en saamhorigheid is vaak een bijkomstigheid, maar zorgt er wel voor dat de performance een meerwaarde krijgt. Vragen die in deze categorie aan bod komen zijn onder andere: Welke elementen moet de performance in zich opnemen of gebruiken om tot een ervaring van eenheid en saamhorigheid te komen? Hoe bepaalt de stijl van de dans de mate van deze ervaring? Hoe stabiliseert de performance een connectie tussen het uitgevoerde en de toeschouwer?
De handleiding is apart toegevoegd aan dit verslag apart.
HOOFDSTUK 6. CONCLUSIE Voordat ik praktische tools in een handleiding kan aanbieden, moest ik eerst antwoord geven op de hoofdvraag: ‘Hoe dragen performances van moderne dans bij aan ervaringen van eenheid en saamhorigheid binnen een netwerksamenleving?’
Uit het onderzoek kwam naar voren dat een moderne dans performance bijdraagt aan een ervaring van eenheid en saamhorigheid door mensen een gelegenheid te bieden om tijdelijk te ontsnappen uit het dagelijks leven en samen met anderen iets bijzonders mee te maken. Performances bieden een mogelijkheid aan om de menselijke behoefte aan eenheid en saamhorigheid te bevredigen en de moderne dans is een stijl die zich hier uitstekend voor leent. Een performance kan bijdrage aan een ervaring van eenheid en saamhorigheid via drie wegen. De eerste weg naar eenheid en saamhorigheid is het publiek te sturen en te vormen zodat de stap naar eenheid en saamhorigheid zo klein mogelijk is. Het publiek heeft uiteindelijk zelf het verloop van de ervaring in handen. De samenstelling van het publiek, de stemming van de toeschouwers en zijn open houding spelen een belangrijke rol in het creëren van een dergelijke ervaring of niet. De tweede weg naar een ervaring van eenheid en saamhorigheid is de ruimte zo inzetten dat er een bepaalde sfeer en stemming gecreëerd wordt die de aanzet naar de ervaring vergroot. De omgeving van de performance, binnen de klassieke vier muren of daarbuiten, bepaalt voor een grote gedeelte de sfeer die er hangt en bepaalt of men zich open stelt voor een ervaring van eenheid en saamhorigheid of niet. De derde weg naar een ervaring van eenheid en saamhorigheid is de sfeer van de performance zo over te laten slaan op het publiek dat zij de indruk krijgen samen iets unieks mee mogen maken. De performance creëert door zijn karakter en stijl een bepaalde ervaring en voorwaarden voor de ervaring van eenheid en saamhorigheid. Het is de performance die uiteindelijk het publiek samenbrengt en de ruimte invulling geeft.
Uit de interviews kwam steeds weer naar voren dat een performance vooral bijdraagt aan een ervaring van eenheid en saamhorigheid wanneer de sfeer als ‘gezellig’ getypeerd wordt, men een
bepaalde connectie heeft met ofwel betrokkenen, de stijl of de organisatie en wanneer de performance hen raakt en verrast. De ideale situatie voor het creëren van een ervaring van eenheid en saamhorigheid bij een moderne dansperformance ontstaat wanneer alle drie de wegen elkaar kruisen en met elkaar in balans zijn. De ideale situatie is niet precies te omschrijven, omdat de ervaring van eenheid en saamhorigheid erg persoonlijk en daarmee erg subjectief is. Men kan nooit garanderen dat de ervaring plaats zal vinden en het is vaak het geval dat enkelen de ervaring wel meemaakte tijdens de performance en anderen niet. Het is aan de organisatoren om de toeschouwers de middelen aan te bieden voor het bereiken van een ervaring van eenheid en saamhorigheid, zodat de toeschouwer deze kan gebruiken wanneer hij / zij hier behoefte aan heeft.
De ervaring van eenheid en saamhorigheid ontstaat alleen wanneer de betrokken partijen zich openstellen voor nieuwe ervaringen en anderen. Met betrokken partijen worden zowel de organisatoren, de medewerkers, de artiesten als de toeschouwers bedoeld. Transparantie is hierbij het sleutelwoord. Een vorm van transparantie tussen alle aanwezige partijen, transparantie van de ruimte en transparantie in de performance zullen er samen voor zorgen dat men het gevoel heeft een geheel te vormen en saamhorigheid te ervaren. De toeschouwers komen niet voor deze ervaring, maar voor de performance. Toch geeft deze ervaring de performance een toevoegende waarde en gaat men vaker met een tevreden gevoel naar huis. Wanneer de ervaring van eenheid en saamhorigheid op een optimale manier verloopt, dan waant de toeschouwer zich als het ware in een grote huiskamer waarin met familie naar een voorstelling gekeken wordt.
HOOFDSTUK 7. DISCUSSIE In dit hoofdstuk wordt gereflecteerd op het onderzoek en zijn resultaten. Vragen die hierbij aan bod komen zijn onder andere: Hoe verliep het onderzoek? Wat zijn de zwakheden van het onderzoek? Zijn er punten die van invloed zijn op de geldigheid van de analyse? De antwoorden op deze vragen een indicatie geven waar men in verder onderzoek op moet letten. Daarnaast geef ik aan hoe dit onderwerp verder onderzocht kan worden, voor een beter en dieper inzicht.
Terugkijkend naar afgelopen semester kan ik opmerken dat het allemaal erg snel is gegaan. Ik kan me nog goed herinneren dat ik in december naar Haarlem reisde voor een sollicitatiegesprek.
Voor ik het wist was ik elke maandag onderweg naar Haarlem en kon het echte werk beginnen. In de afgelopen maanden kunnen er enkele beperkingen met betrekking tot het proces worden opgemerkt. Ten eerste was het tijdsbestek te kort om het onderzoek uit te voeren hoe ik het het liefste had gedaan. Zo had ik graag naast enkel de toeschouwers van vorige performances ook dansers, choreografen, artistieke leiders willen interviewen. Het onderzoek is nu vanuit één perspectief benaderd en het zou heel interessant zijn om te zien hoe anderen kijken naar de ervaring van eenheid en saamhorigheid bij een moderne dansperformance. Daarnaast leek het me erg interessant om toeschouwers van andere moderne dansstukken te interviewen en hun ervaringen te vergelijken met de ervaringen van de toeschouwers van DiA performances. Vervolgens had ik graag tijdens de performance ‘Duizend Impressies’ willen observeren hoe ik die context de ervaring van eenheid en saamhorigheid werd gecreëerd. Tijdens de première heb ik de situatie wel geobserveerd, maar ik had niet meer het tijdsbestek om deze te analyseren en toe te voegen aan het onderzoek.
De tweede beperking was het feit dat ik nog niet veel ervaring had met het afnemen van interviews. Het was daarom soms nog een beetje zoeken hoe ik de meeste en de beste informatie uit de interviews kon halen. Een deel van het interview bestond uit het aangeven op een schaal van een tot tien hoe belangrijk de toeschouwer een aspect van de performance vond. Sommigen vonden dit moeilijk aan te geven en anderen juist weer eenvoudig en vonden het moeilijker om hun keuze nader te verklaren. Het was voor mij soms moeilijk om dan om te schakelen naar een manier van vragen stellen die ervoor zorgden dat zij eenvoudig de vraag konden beantwoorden en mij alle informatie konden geven die zij in zich hadden. Ik kreeg veel hulp respondenten zelf wat me erg geholpen heeft. Zij gaven vaak zelf aan op welke manier zij graag wilden dat ik de vragen stelde en voegde vaak vanuit eigen initiatief informatie toe zonder dat ik daar direct om vroeg. De meeste respondenten waren erg open over hun persoonlijke ervaringen, waren niet bang hun opvattingen met me te delen en plaatsten de performance in een bepaalde context wat mij erg hielp bij het verzamelen van kwalitatief goede gegevens.
Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om het onderzoek opnieuw uit te voeren bij DiA, maar dan over enkele jaren. DiA is gestart in september 2013 en de performances die zijn behandeld waren dus hun eerste performances. Over een paar jaar zal DiA meer ervaring hebben
met het opzetten van performances, meer kennis hebben over hun publiek en meer ontwikkeld zijn. Daarnaast kan men onderzoek doen naar het ontstaan van een ervaring van eenheid en saamhorigheid bij andere vormen van performances of andere stijlen van dans. Ook is het interessant om te onderzoeken hoe de ervaring van eenheid en saamhorigheid door kinderen en de oudere generatie wordt beleeft. Het is ook interessant om tijdens een performance mensen aan te spreken en hen te vragen naar de beleving. De doelgroep van de handleiding kan beter onderzocht worden met een apart onderzoek. Ook kan de doelgroep en het publiek van DiA verder onderzocht worden. Het onderzoek kan door het combineren van kwalitatief en kwantitatief onderzoek een dieper en beter onderzoek uitvoeren.
HOOFDSTUK 8. LITERATUURLIJST
Blancqaert, B. (2004). Danseducatie. Danskrant, 2-6.
Bourriaud, N. (2002) Relational aesthetics. Paris: Les presses du reel. (originele uitgave in het Frans, 1998)
Brown, P. (2011). The history of modern dance.
Castells, M. (1996). The rise of the network society. Malden/ Oxford: Blackwell Publ. 1996.
Castells, M. (2000). The rise of the network society. Tweede editie. London: Wiley/Blackwell.
Driel, van H. (2012). Samenleven 3.0, Veranderen en denken, ook in het kunstonderwijs. Utrecht: HKU
EO (2014). The passion 2014. Verkregen via www.eo.nl/evenementen/thepassion/
't Hart, H., Boeije, H. & Hox, J. (2009), Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Lemma, 2009
Kanters, G. (2012) Spiegeltje, Spiegeltje in de hand (Master thesis Tilburg University, Nederland)
Kievit,H. (2013). Van welvaartsstaat via transactiestaat naar netwerksamenleving.
Pask, G. (1980). The Limits of Togetherness. System Research Ltd., Woodville House, UK
Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone: the collapse and revival of american community.
Ranciere, J. (2007). Het esthetische denken. Amsterdam: Valiz.
Sandell, R. (2002). Museums, Society, Inequality (Museum meanings). London / New York: Routledge Taylor & Francis Group. Schnabel, P. (2004). Individualisering in wisselend ‘perspectief’. In: Individualisering en sociale integratie. Den Haag Schoenmakers, H. (1991). ‘Emoties om niets : empirisch-theoretische analyses van beleving van theatrale uitingen’. In R.Verhoeff., H.B.G. Ganzeboom (eds.), Cultuur en publiek. Amsterdam: SISWO, pp 69-104.
SER/WRR (2007). Naar een nieuwe sociale investeringsagenda. De toekomst van de Nederlandse Verzorgingsstaat. Den Haag.
Stichting Bevrijdingspop (2014). Thema 2014: Vrijheid verbindt ons. Verkregen via: http://bevrijdingspop.nl/artiesten/thema/
Trienekens, S. & Postma, D.W. (2010). Verbinden door te ontwrichten. Boekman. 82: 22-29.
Utrecht, L. (1995). Van Hofballet tot postmoderne-dans. Zuthpen: Walburg Pers
Van Gestel, N., Beer de, P. & Meer van der, M. (2009). Het hervormingsmoeras van de verzorgingsstaat: veranderingen in de organisatie van de sociale zekerheid. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Van Klaveren, R. (2012). Artistic participatory as a vehicle. Van Thiel, S. (2007). Bestuurkundig onderzoek. Een methodologische inleiding. Coutinho Wolfson, D.J. (2005). Transactie als bestuurlijke vernieuwing; op zoek naar samenhang in beleid en uitvoering. Den Haag/Amsterdam: WRR/Amsterdam University Press Wu, K. (1998). On the ‘logic’ of togetherness: a cultural hermeneutic. In: Philosophy of history and culture, vol. 20.